direct naar inhoud van 3.3 Provinciaal beleid
Plan: Buitengebied Hardenberg, Biogasinstallatie Duitslandweg Hardenberg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00114-VG01

3.3 Provinciaal beleid

De Provinciale Staten hebben zowel de Omgevingsvisie als de Omgevingsverordening vastgesteld. Samen vormen deze documenten het provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel. De provincie heeft in de Omgevingsvisie Overijssel aangegeven in te zetten op een innovatieve en duurzame energievoorziening waarbij in 2020 een aandeel van 20 procent duurzame energie is gerealiseerd en in 2017 een reductie van 30 procent van de CO2-uitstoot ten opzichte van 1990.

De provinciale doelstelling voor duurzame energie zal voor ongeveer 50% worden behaald door bio-energie. Bio-energie is CO2-neutraal. Met bio-energie wil Overijssel 1.140 kiloton CO2-reductie realiseren. Dat kan bereikt worden door 50 tot 100 bio-energie-installaties in de provincie.

In de Omgevingsvisie is gesteld dat vergisting van biomassa dichtbij de productiebedrijven zelf plaats moet vinden. Ook wordt er ruimte gegeven aan grootschalige (mest)vergisting bij grotere veehouderijen omwille van voorgestane schaalvergroting en verbreding mits het hierbij gaat om de verwerking van mest van het eigen bedrijf of mest van samenwerkingsverbanden van lokale bedrijven. De provincie heeft een plan van aanpak ten aanzien van bio-energie-installaties opgesteld.

Plan van aanpak versnelling bio-energie-installaties

In Overijssel zullen naast biomassagestookte verwarmingsinstallaties en vergassingsinstallaties vooral vergistingsinstallaties gestimuleerd worden. Dit heeft allereerst als reden de aard en hoeveelheid aan biomassa die in Overijssel aanwezig is. Maar ook speelt mee dat de technologie van vergisting beproefd is en snel ingezet kan worden. De belangrijkste doelen voor de provincie zijn:

  • het aantal nieuwe initiatieven in Overijssel versneld te laten groeien door een bijdrage te leveren aan het faciliteren van bio-energie-installaties;
  • voorwaarden te scheppen voor de ruimtelijke inpassing van bio-energie-installaties conform het beleid van de Omgevingsvisie Overijssel;
  • de kennis helpen te vergroten bij de initiatiefnemers wat betreft de milieuwetgeving en de wettelijke procedures.

Het resultaat vóór 1januari 2011 moet zijn dat er 20 tot 25 vergistingsinstallaties in Overijssel gebouwd worden dan wel gepland zijn met een totaal vermogen van circa 35 MWe. In dit plan zijn instrumenten en beleidslijnen opgenomen, die vervolgens nader uitgewerkt, onderzocht en uitgevoerd zijn of zullen worden. Dit moet uiteindelijk leiden tot een enorme versnelling van de komst van de vergistingsinstallaties.

Om bio-energie-installaties snel van de grond te krijgen, wordt het Plan van aanpak "Versnelling bio-energie-installaties" versneld uitgevoerd. Pijlers van dit plan zijn bijvoorbeeld:

  • lobby voor onder meer toereikende landelijke subsidie en regelgeving;
  • extra financiële ondersteuning door de provincie;
  • het opstellen van een Kansenkaart. Op deze digitale kaart kunnen locaties waar biomassa beschikbaar is, met locaties gekoppeld worden waar warmtebehoefte is en/of waar biogas ingebracht kan worden in het aardgasnet. Met behulp van deze kaart kunnen de meest gunstige vestigingslocaties voor bio-energie-installaties gevonden worden.

Kort samengevat ondersteunt de provincie Overijssel de vestiging van bio-energie-installaties op drie verschillende type locaties:

  • kleine vergisters - als nevenactiviteit - bij de agrarische bedrijven in het buitengebied;
  • grootschalige vergisting op agrarische bouwlocaties, als het om mest van het eigen bedrijf of lokale samenwerkingsverbanden gaat, vanwege schaalvergroting en daar waar het kan;
  • grote industriële vergisters die vooral voor energieproductie bestemd zijn en zich primair vestigen op bedrijventerreinen, zoals agroproductieparken of dicht bij een afvalverwerker of zuiveringsinstallatie.

Voor een goede ruimtelijke inpassing moeten de richtlijnen en voorwaarden uit de Omgevingsvisie en Verordening worden gevolgd.

Geurbeleid Provincie Overijssel

De provincie Overijssel stelt in haar geurbeleid een geurimmissieconcentratie van 1,5 OuE /m3 als bovenwaarde en 0,5 OuE /m3 als richtwaarde. Per definitie geldt: 1 OuE /m3 = 2 ge/m3. In voorliggende situatie liggen de dichtstbijzijnde woningen in een landelijke (agrarische) omgeving, waar in bepaalde perioden van het jaar een hogere achtergrondconcentratie van geur aanwezig is. Voor verspreid liggende woningen in een agrarische omgeving kunnen waarden hoger dan 1,5 OuE /m3 aanvaardbaar worden geacht (tot 3 OuE /m3). Het beleid van de provincie Overijssel is er allereerst op gericht om de geurbelasting terug te brengen door het nemen van BBT-maatregelen.

Generieke beleidskeuzes

Allereerst wordt bepaald of een beoogde ontwikkeling past binnen de generieke beleidskeuzes. Zo dienen gemeenten in het kader van woningbouw- en bedrijventerreinontwikkeling afspraken te maken met buurgemeenten. Andere generieke beleidskeuzes betreffen onder andere reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, landbouwontwikkelingsgebieden voor de intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones.

Ten aanzien van de generieke beleidskeuzes kan het volgende worden opgemerkt:

  • Waterveiligheid: de beoogde ontwikkelingen zijn mogelijk vanuit het omgevingsaspect waterveiligheid.
  • Externe veiligheid: de beoogde ontwikkelingen zijn mogelijk vanuit het omgevingsaspect externe veiligheid. De Duitslandweg maakt onderdeel uit van het provinciaal routenetwerk gevaarlijke stoffen.
  • Grondwaterbeschermingsgebied: het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied.
  • Landbouwontwikkelingsgebieden: het plangebied ligt niet in een landbouwontwikkelingsgebieden. Het plangebied is aangeduid als: ''mixlandschap met landbouw, natuur, water en wonen als goede buren'' en ''schoonheid van de moderne landbouw''.
  • Het plangebied is niet gelegen in of nabij gebieden die zijn aangeduid als Nationaal Landschap of Nationaal Park. Tevens zijn beide gebieden niet gelegen in of nabij weidevogelbeheer- en ganzengebieden.
  • Het plangebied is niet gelegen binnen de EHS of Natura 2000-gebieden.

Gebiedskenmerken

De provincie wil ruimtelijke kwaliteit benaderen via de gebiedskenmerkencatalogus. In de catalogus gaan ze uit van een viertal lagen, de zogenaamde lagenbenadering:

  • De natuurlijke laag: in deze laag heerst de logica van de ondergrond en het watersysteem en hoe abiotische en biotische processen daarop inwerken. Het plangebied valt binnen het zandgebied "dekzandvlakte". De afwisseling van opgewaaide ruggen en uitgesleten beekdalen en de daarbij horende hoogteverschillen kenmerken de dekzandvlaktes van Overijssel. Opvallend is de overwegend oost-west georienteerde richting van ruggen en dalen.
  • De laag van het agrarisch cultuurlandschap: in deze laag gaat het om het ten nutte maken van het landschap ten behoeve van agrarische productie. Het plangebied valt binnen het ''jonge heide- en broekontginningslandschap''. Veel heidegebieden en nattere delen van het landschap zijn ontgonnen en/of vergaand ontwaterd. Daarmee is een nieuw landschap ontstaan. De dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende grote ruimtematen bepalen in deze gebieden het beeld.
  • De stedelijke laag: in deze laag draait het om sociale en fysieke dynamiek en diversiteit van de steden, dorpen en landstadjes en het verbindende netwerk er tussen van wegen, paden, spoorwegen en kanalen. Het plangebied valt buiten de stedelijke laag.
  • Lust- en leisurelaag: in deze laag komen natuurlijke, functionele en sociale processen bij elkaar. Dit is de laag die gaat over beleving (onder andere recreatie) en identiteit (cultuurhistorie). Het plangebied valt buiten de lust- en leisurelaag.

Ontwikkelingsperspectief

In het plangebied komen twee ontwikkelingsperspectieven voor. Een brede strook langs de Duitslandweg wordt aangeduid als ''mixlandschap met landbouw, natuur, water en wonen als goede buren''. In deze gebieden is ruimte voor landbouw, landschapsontwikkeling, natuur, cultuurhistorie, vrije tijd, wonen en overige bedrijvigheid. Het overige, grootste gedeelte van het plangebied is in de Omgevingsvisie aangeduid als ''schoonheid van de moderne landbouw''. In deze gebieden is ruimte voor schaalvergroting en verbreding. De kwaliteitsambitie is om de diverse landschappen herkenbaar te houden ten opzichte van elkaar en verschillen en contrasten binnen deze landschappen te accentueren. De uitdaging is om de vaak grote gebouwen zo te lokaliseren en vorm te geven dat ze de ruimtelijke en de milieukwaliteit versterken.

Het plangebied ligt op een overgang tussen het bedrijventerrein van Hardenberg en de groene ruimte. Voor nieuwe ontwikkelingen schrijft de provincie dat locaties als regel logisch aan dienen te sluiten bij bestaand stedelijk gebied, dit met het oog op efficiënt ruimtegebruik, het tegengaan van versnippering en ter beperking van de afstand tot voorzieningen en tussen woon- en werkgebieden. De uitbreiding sluit aan op het bestaande bedrijfsterrein.

Kwaliteitsimpuls Groene omgeving

De provincie wil ontwikkelingen in de groene omgeving laten samengaan met een impuls in kwaliteit.

Daarvoor dient het instrument "Kwaliteitsimpuls Groene omgeving". Ontwikkelingen in de groene omgeving worden als volgt benaderd door de provincie:

  • Ruimte bieden voor sociaal-economische ontwikkeling als deze vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik verantwoord is, past in het ontwikkelingsperspectief ter plaatse en volgens de Catalogus Gebiedskenmerken wordt uitgevoerd.
  • Aan de geboden ontwikkelruimte worden voorwaarden gesteld om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te kunnen realiseren. Het gaat daarbij in ieder geval om een goede ruimtelijke inpassing van de ontwikkeling.
  • Bij grootschalige ontwikkelingen (nieuw of uitbreiding van bestaand) wordt naast een investering in de ontwikkeling zelf tegelijkertijd geïnvesteerd in de omgevingskwaliteit. Op deze manier wordt aantasting van de omgevingskwaliteit voorkomen of gecompenseerd. Uit een ruimtelijke onderbouwing moet blijken dat er voldoende wordt gecompenseerd.

In Bijlage 6 Onderbouwing Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving is een uitgebreide onderbouwing ten aanzien van de Kwaliteitsimpuls opgenomen.

Ruimtelijke kwaliteitswinst

Het is duidelijk dat voorliggend bestemmingsplan een ontwikkeling in de groene ruimte mogelijk maakt. De beoogde ontwikkeling dient gepaard te gaan met een ruimtelijke kwaliteitswinst. Vanwege de ligging nabij het buitengebied zal het plangebied hierbij in landschappelijk opzicht aansluiting moeten vinden. Dit wordt gedaan door de uitbreiding landschappelijk in te passen. De maatregelen die genomen worden om ruimtelijke kwaliteitswinst te garanderen en het advies dat hiervoor is uitgebracht is uitgebreid beschreven in Hoofdstuk 2.

Conclusie

Het plan voor de co-vergistingsinstallatie in de gemeente Hardenberg past binnen de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel.