direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Rechtbank Almelo
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.00130-BP31

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het huidige gerechtsgebouw aan de Egbert Gorterstraat 5 voldoet niet meer aan de hedendaagse eisen van het Rijksvastgoedbedrijf, zoals duurzaamheid, beveiliging, bedrijfsvoering enz. In 2016 werd besloten om de Justitiële Informatiedienst (Justid), die zocht naar een andere locatie in Almelo, in hetzelfde pand te huisvesten als de rechtbank, aan de Egbert Gorterstraat. Om het huidige pand geschikt te maken voor de rechtbank én Justid zouden hoge verbouwingskosten moeten worden gemaakt om deze te laten voldoen aan de huidige en toekomstige eisen. Uit een kosten-batenanalyse blijkt dat nieuwbouw exclusief voor de rechtbank een gunstiger alternatief is.

De nieuwbouw komt op de plek naast het huidige pand aan de Egbert Gorterstraat. Op deze manier blijft de rechtbank in de buurt van een ov-knoppunt (trein en bus), daarnaast is op basis van het huidige bestemmingsplan, zie paragraaf 1.3, op de nieuwe locatie een gerechtsgebouw toegestaan.

Voor de nieuwe locatie is een massastudie uitgevoerd. Deze massastudie is vergeleken met de bouwhoogte die is toegestaan in het geldende bestemmingsplan. Met deze vergelijking is geconstateerd dat de huidige bouwhoogte niet toereikend is en dat de beoogde bouwhoogte strijdig is met het geldende bestemmingsplan. Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken, is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld.

1.2 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Rechtbank Almelo", met identificatienummer NL.IMRO.0141.00130-BP31 bestaat, naast deze toelichting, uit de volgende stukken:

  • 1. regels;
  • 2. verbeelding.

De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende plan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangegeven. In de regels zijn bepalingen en voorwaarden opgenomen die noodzakelijk worden geacht voor een juiste ontwikkeling en beheer van het plangebied.

De toelichting is niet juridisch bindend, maar is niettemin een belangrijk document bij het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het plan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.3 Ligging van het plangebied

Het plangebied is gelegen in het centrum van Almelo, aan de noordoostzijde van het treinstation Almelo, aan de kruising van de Egbert Gorterstraat en Stationsstraat. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00130-BP31_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.4 Huidige planologische situatie

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Centrum'. Dit plan is vastgesteld op 17 september 2013. De gronden zijn ter plaatse voorzien van de bestemming 'Dienstverlening'.

Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor dienstverlening. In het bestemmingsplan is dit gedefinieerd als: het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, onder te verdelen in maatschappelijke, openbare, persoonlijke en zakelijke dienstverlening. Een rechtbank wordt beschouwd als openbare dienstverlening en is dus binnen deze bestemming toegestaan.

Binnen het bouwvlak mogen gebouwen worden gebouwd met een variërende maximale bouwhoogte van 5 meter, 10 meter en 15 meter.

Voor het noord- en oostelijke deel van het plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting middelhoog' van toepassing. Deze gronden zijn mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden. Voor de gronden binnen dit gebied geldt, dat bij graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 5.000 m2 of dieper dan 0,5 meter onder maaiveld een archeologisch onderzoek nodig is.

In figuur 1.2 is een fragment van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan opgenomen. De begrenzing van het plangebied is aangeduid met oranje omlijning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00130-BP31_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Centrum'

Paraplubestemmingsplannen

Parapluherziening parkeren

Voor de gehele gemeente Almelo is een paraplubestemmingsplan 'Parapluherziening parkeren' op 5 juni 2018 vastgesteld. In dit parapluplan is een parkeerregeling voor de gemeente Almelo opgenomen. Deze regeling is als een paraplu over de geldende bestemmingsplannen gelegd.

Parapluherziening wonen

Voor de gehele gemeente Almelo is op 23 maart 2020 het paraplubestemmingsplan  'Parapluherziening Wonen' vastgesteld. In dit parapluplan is voor de functie wonen het verbod op woningsplitsen en kamerverhuur voor de gehele gemeente Almelo opgenomen. Deze regeling is als een paraplu over de geldende bestemmingsplannen gelegd. Met de beoogde ontwikkeling worden geen woningen mogelijk gemaakt, deze regeling is dan ook niet relevant voor dit bestemmingsplan.

1.5 Leeswijzer

De plantoelichting geeft een toelichting op het bestemmingsplan, maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan. De plantoelichting bevat achtereenvolgens de volgende hoofdstukken:

In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de onderdelen waaruit dit bestemmingsplan bestaat, de ligging en begrenzing van het plangebied en de huidige bestemmingsplannen die nu gelden. Hieruit blijkt het kader waarbinnen dit bestemmingsplan is opgesteld. In het tweede hoofdstuk wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven. Dit wordt aangevuld met het beleid dat, voor zover van toepassing, geldt voor de beoogde ontwikkeling (hoofdstuk 3). In hoofdstuk 4 wordt de milieusituatie behandeld. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In hoofdstuk 6 worden algemene uitgangspunten voor het bestemmingsplan beschreven. In hoofdstuk 7 staat hoe deze uitgangspunten zijn vertaald in de juridisch bindende plantekst en verbeelding. In hoofdstuk 8 staat de financiële verantwoording van het plan en hoofdstuk 9 beschrijft het proces en de resultaten omtrent de procedure.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Huidige situatie

Omgeving

Het plangebied ligt aan de noordoostzijde van treinstation Almelo. De Egbert Gorterstraat, waaraan het plangebied is gelegen, is een (grote) verkeersader voor het centrumgebied van Almelo. Het Stationsplein en de Egbert Gorterstraat maken deel uit van de centrumring van Almelo. De verkeersstroom langs het plangebied is dan ook groot.

Aan deze straten en in de directe omgeving zijn meerdere dienstverlenende bedrijven aanwezig, zoals aan de overzijde van de Egbert Gorterstraat het gemeentehuis van Almelo, de huidige rechtbank aan de noordoostzijde van het plangebied en de Belastingdienst aan de noordwestzijde. Het trein- en busstation zijn aan de andere zijde van het stationsplein en de Stationsstraat gevestigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00130-BP31_0003.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto huidige ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00130-BP31_0004.png"

Figuur 2.2 Aanzicht gemeentehuis Almelo

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00130-BP31_0005.png"

Figuur 2.3 Aanzicht huidige gerechtsgebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00130-BP31_0006.png"

Figuur 2.4 Aanzicht gebouw Belastingdienst

Huidige situatie plangebied

Het plangebied bestaat uit een gebouwenensemble van drie verschillende gebouwen, met daarachter een groot parkeerterrein. In het noordelijke deel van het plangebied staat een deel van het huidige gerechtsgebouw (zittingszaal E). Ten zuiden van dit gebouw is de uitgang voor gehechtentransport ten behoeve van de rechtbank. Dit deel van het gerechtsgebouw en deze uitgang worden onderdeel van het nieuwe het nieuwe gebouw. In figuur 2.3 wordt dit deel weergegeven.

De twee andere gebouwen, die in het plangebied zijn gelegen, staan leeg en werden gebruikt voor verschillende (dienstverlenende) bedrijven. De gebouwen hebben de gebouwen geen monumentale status.

Op basis van de verschillende bouwhoogte en het bouwvlak is er op basis van het huidige bestemmingsplan circa 19.000 m² aan bedrijfsvloeroppervlakte (bvo) mogelijk.

Hoofdstuk 3 Planuitgangspunten

3.1 Randvoorwaarden

In het gebied staan enkele gebouwen. Deze gebouwen hebben geen monumentale status. Vooruitlopend op dit plan is onderzocht of er mogelijkheden zijn om de bestaande gebouwen te behouden en/of te integreren in de nieuwbouw. Echter is gebleken dat dit niet haalbaar was. Daarom wordt uitgegaan van volledige nieuwbouw. Het bouwplan en het ontwerp hiervan wordt pas verder uitgewerkt zodra dit bestemmingsplan in vastgesteld. Om toch enige handvatten te kunnen geven zijn er uitgangspunten opgesteld. Op basis van onderstaande uitgangspunten, de welstandsnota (zie paragraaf 4.4) en de vastgelegde planregels wordt het (bouw)plan verder uitgewerkt.

Het ontwerp en de exacte invulling van het gebied is nog onbekend. Voor de nieuwe rechtbank is berekend dat tussen de 12.000 m² en 19.000 m² bedrijfsvloeroppervlakte nodig is. Op basis van deze behoefte, de huidige bebouwingsstructuur en hoogte zijn door de gemeente Almelo en het Rijksvastgoedbedrijf uitgangspunten geformuleerd:

  • Bebouwingshoogte ter plaatse van de gebouwen van de Belastingdienst: Aan deze zijde wordt de bouwhoogte uitgelijnd met de plinthoogte/ parkeerlagen van de gebouwen van de Belastingdienst. Conform de meetrapportage is de hoogte bovenzijde betonrand 7200+peil. Uitgaande van twee volwaardige bouwlagen en dakisolatie, is aan deze zijde een minimale bouwhoogte van 7,5 meter noodzakelijk.
  • Basis bouwhoogte met mogelijkheid hoger accent aan Gorterstraat: De dakrand van de gebouwen van de Belastingdienst is 22 meter boven maaiveld, Dat komt neer op 6 lagen van 3,60 meter. Uitgaande van 6 bouwlagen van 3,6 meter blijft er bij een bouwhoogte van 22 meter een dakrand van 40 cm over. Dat is onvoldoende voor de doorvalbeveiliging en eventuele techniek en zonnepanelen komen dan in het zicht. Met een maximale bouwhoogte van 25 meter, kunnen er 6 lagen worden gerealiseerd en de dakrand op voldoende hoogte worden gebracht met een mooie afronding. Daarnaast zorgt deze volwaardige dakrand voor een goede afscherming van installaties op het dak.
  • Rooilijnen: Om ervoor te zorgen dat het nieuwe gebouw (stedenbouwkundig) aansluit op de omgeving, zijn de rooilijnen van de aangrenzende gebouwen lijdend. Aan de Stationsstraat zijde zal het nieuwe gebouw op de rooilijn van het gebouw van de belastingdienst worden gepositioneerd. Ditzelfde geldt voor de zijde aan de Egbert Gortestraat, hier wordt het nieuwe gebouw op de rooilijn van de huidige rechtbank worden gepositioneerd. Voor de hoek, Stationsstraat - Egbert Gorterstraat, gelden deze rooilijnen niet. Hier bestaat de mogelijkheid het gebouw achter de rooilijn te positioneren, zodat er een terugliggende entree en/of brede stoep kan worden gerealiseerd.
  • De hoek, Stationsstraat - Egbert Gorterstraat: Hier wordt ruimte geboden voor een hoogteaccent. Dit  hoogteaccent  (max. 30 meter) moet  functioneren  als  een  verbijzondering,  en  niet  als  een  verstoring.  Met  de basishoogte van 25 meter en aan de randen een bouwhoogte van 7,5 meter ontstaat er een op bouw in bouwhoogte.
  • Zichtbaarheid entree Belastingdienst: Met het ontwerp moet rekening worden gehouden met de zichtbaarheid van de entree van de Belastingdienst aan de Stationsstraat. In het voorliggende bestemmingsplan wordt dit geborgd door de bouwhoogte van maximaal 7,5 meter toe te staan en een tussenliggende afstand tussen beide gebouwen, ook met een hoogte van 7,5 meter.
  • Welstandsnota leidend: Voor het ontwerp van het gebouw is de welstandsnota leidend. Voor de aanbestedingsprocedure die wordt opgesteld voor de realisatie van het nieuwe gerechtsgebouw, wordt een ambitiedocument in samenspraak met de gemeente, de stadbouwmeester en het Rijksvastgoedbedrijf opgesteld. In dit ambitiedocument staan richtlijnen waaraan het ontwerp van het nieuwe gerechtsgebouw moet voldoen. Op basis van de welstandsnota en het ambitiedocument wordt het bouwplan getoetst door de door de stadsbouwmeester en stedenbouwkundige van de gemeente.
  • Inritten verkeer: In het kader van veiligheid krijgt het nieuwe gerechtsgebouw twee in/ uitritten. De hoofdinrit komt aan de stationsstraat zijden. Aan de Egbert Gorterstraat zijde komt ter plaatste van de huidige in-/uitrit, van de huidige rechtbank, een tweede inrit en uitrit.
  • Water: Tijdens de aanbesteding wordt onder beoordeeld hoe omgegaan wordt met water en de klimaatbestendigheid van het ontwerp van het gebouw en de inrichting van het terrein. Tevens dient er een noodoverloop van de waterberging op eigen terrein (=20 mm) te worden gerealiseerd. Deze noodverloop kan worden aangesloten op de regenwaterafvoer die onder het fietspad langs de Egbert Gorterstraat is gelegen.

Op basis van voornoemde stedenbouwkundige uitgangspunten is in het voorliggende bestemmingsplan op de verbeelding een bouwvlak met bouwhoogtes vastgelegd. Deze nieuwe regeling maakt, uitgaande van een bouwlaaghoogte van 3,6 meter, in theorie circa 28.000 m² bedrijfsvloeroppervlakte mogelijk. Het is echter de bedoeling dat binnen de gegeven randvoorwaarden bebouwing mag worden gerealiseerd. Vanwege de hoogte van de plafonds, zoals de zittingszalen en de ontvangstruimte heeft het nieuwe gebouw een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 19.000 m². Dit is in de planregels van dit bestemmingsplan geborgd. Ter verduidelijking zijn de beoogde bouwhoogtes in onderstaand figuur 3.1 weergegeven. Dit figuur is ook opgenomen in bijlage 1 bij de toelichting

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00130-BP31_0007.png"

Figuur 3.1 Maximale bouwhoogte.

3.2 Duurzaamheid

Het Rijksvastgoedbedrijf heeft haar eigen duurzaamheidsambities die ook gelden voor het nieuwe gerechtsgebouw:

'In 2050 zijn onze gebouwen aardgasvrij, en worden ze verwarmd en verlicht door “groene” bronnen, zoals zonne-energie en windenergie. Onuitputtelijk, niet schadelijk voor het milieu, schoon en duurzaam. Een deel van het vastgoed zal zelfs meer energie leveren dan verbruiken. In de parkeergarages staan elektrische auto’s. Onze kantoren zijn natuurlijk “smart”: ICT-gestuurd en in dienst van de gebruikers. Ook (ver)bouwen en beheren wij ons vastgoed circulair – bijna zonder gebruik van primaire grondstoffen.

Om deze ambitie te halen, is het aspect duurzaamheid en klimaatbestendigheid één van de beoordelingscriteria van de aanbestedingsprocedure.

  • Hittestresst
    • 1. Werknemers ondervinden tijdens langdurige hitte geen hinder binnen in het gebouw (thermisch binnenklimaat is op orde);
    • 2. Met bouwkundige maatregelen, slim en schaduwrijk ontwerpen wordt installatiearm op duurzame wijze voorkomen dat hoge temperaturen optreden in verblijfsruimten binnen en buiten.
  • Verdroging van groen en natuur
    • 1. Verlies van groen door droogteschade tijdens langdurige droogte wordt voorkomen (bijvoorbeeld door bewatering, keuze in type groen);
    • 2. Bij de keuze voor het type groen in buitenruimte wordt rekening gehouden met de groeiomstandigheden in relatie tot het veranderende klimaat (droogtebestendig groen).
  • Waterkwaliteit
    • 1. De ontwikkeling leidt niet tot een verslechtering van de waterkwaliteit van aanwezig oppervlaktewater (bijvoorbeeld door warmtelozingen door WKO's of de toepassing van uitloogbare materialen).
  • Wateroverlast
    • 1. Schade aan gebouwen en voorzieningen bij hevige neerslag wordt voorkomen. Uitgangspunt is een neerslaggebeurtenis met een herhalingstijd van 1/100 jaar.
      Dit is volgens de huidige statistieken een bui van 70 mm/uur;
    • 2. Een groot deel van de neerslag (50 mm) van een korte hevige bui (1/100 jaar, 70 mm in 1 uur) op privaat terrein wordt op dit terrein opgevangen en vertraagd afgevoerd;
    • 3. Bij de aanleg van waterberging wordt rekening gehouden met multifunctioneel ruimtegebruik (groen, groenblauw dak, waterplein).

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het voor het plangebied relevante vigerende ruimtelijke beleidskader.

4.2 Rijksbeleid

4.2.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen0 en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 3. ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  • 4. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • 5. steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  • 6. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  • 1. De Omgevingsagenda.
    Voor Oost-Nederland wordt een omgevingsagenda opgesteld. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
  • 2. De NOVI-gebieden.
    Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

Conclusie

Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen Rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI.

4.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro)

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer ruimtelijke plannen die nieuwe stedelijke functies mogelijk maken, de treden van deze ladder doorlopen moeten worden. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.

Onderhavige ontwikkeling wordt niet gezien als nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals beschreven in het Bro. Onderhavige ontwikkeling vindt plaats in het stedelijk gebied van Almelo, daarnaast is de functie op basis van het huidige bestemmingsplan reeds toegestaan en zoals in paragraaf 2.1 en 3.1 beschreven, heeft de huidige planologische situatie een bruto-vloeroppervlak circa 19.000 m². Met dit bestemmingsplan wordt geborgd dat het bruto-vloeroppervlak niet mee bedraagt dan 12.000 m², daarmee is er een afname in bruto vloeroppervlak. Een Laddertoets is niet noodzakelijk.

4.3 Provinciaal beleid en regionaalbeleid

4.3.1 Omgevingsvisie en -verordening Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel betreft een integrale visie. De drie grote thema's van de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid, sociale kwaliteit en ruimtelijke kwaliteit. Deze thema's zijn in de Omgevingsverordening in definities verankerd. De definitie van duurzaamheid luidt: 'duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien'. Duurzaamheid vraagt om een integrale aanpak en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele belangen. De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: 'datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt wat voor mens, plant en dier belangrijk is'. Ruimtelijke kwaliteit is een optelsom van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Het thema sociale kwaliteit gaat over het welzijn of 'goed voelen' van de mens. Zaken die daarbij een belangrijke rol spelen zijn gezondheid, vitaliteit, arbeidsparticipatie, sociale uitsluiting en armoede. Binnen het thema sociale kwaliteit zijn vier categorieën van menselijke behoeften die samenhangen met de inrichting of vormgeving van onze leefomgeving: de behoefte aan geborgenheid en veiligheid, de behoefte aan contact en communicatie, de behoefte aan informatie en variatie en tenslotte de behoefte aan duidelijkheid en herkenning. De provincie heeft een hoofdambitie, zorgen voor een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met daarbij een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Dit is uitgewerkt in 9 centrale beleidsambities in 3 categorieën, namelijk welzijn, welvaart en natuur.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (geconsolideerd vanaf 2017)

Om de opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities van de provincie waar te maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie verschillende niveaus (zie onderstaande afbeelding). Aan de hand van deze drie niveaus kan worden bepaald of er een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is. De volgende niveaus komen aan de orde:

  • 1. generieke beleidskeuzes;
  • 2. ontwikkelingsperspectieven;
  • 3. gebiedskenmerken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00130-BP31_0008.png"

Figuur 4.1 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (bron: Omgevingsvisie Overijssel 2017)

  • 1. Generieke beleidskeuzes

Het gaat hier om algemene keuzes die bepalen of ontwikkelingen nodig, dan wel mogelijk zijn. Voor onder andere voorzieningen in het stedelijk gebied hanteert de provincie de SER-ladder. Dit betekent dat voor ontwikkelingen eerst bestaande bebouwing of herstructurering wordt benut, voordat er uitbreiding plaatsvindt (zie paragraaf 4.2).

  • 2. Ontwikkelingsperspectieven

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene en stedelijke omgeving. Met deze perspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie vormgegeven. Het beleid hiervoor is vastgelegd in artikel 2.1.5 van de Omgevingsverordening. In dit artikel is bepaald dat gemotiveerd moet worden dat een voorziene ontwikkeling past binnen de vastgestelde ontwikkelingsperspectieven.

Voor het perceel geldt het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken' wat zich richt op herstructurering en transformatie om het gebied vitaal en aantrekkelijk te houden en de diversiteit aan milieus te versterken.

  • 3. Gebiedskenmerken

De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Hierbij zijn de gebiedskenmerken van provinciaal belang het uitgangspunt. Hierna wordt een korte samenvatting gegeven van de in het plangebied voorkomende gebiedskenmerken volgens de lagenbenadering:

Natuurlijke laag (Dekzandvlakte en ruggen)

Het plangebied is gelegen in de natuurlijke laag 'Dekzandvlakte en ruggen'. De ambitie bij ontwikkelingen is om de hoogteverschillen en het watersysteem beter zichtbaar en beleefbaar te maken. De (strekkings-)richting van het landschap is hierbij uitgangspunt.

Stedelijke laag (Historische centra binnensteden)

Het plangebied is gelegen in de stedelijke laag aangewezen als 'Historische centra binnensteden'. Ruimtelijk kenmerkend zijn de compacte bebouwingsstructuur en veel individuele karakterverschillen op korte afstand. Veel historische centra en binnensteden herbergen bijzondere condities zoals een waterfront of stationsgebied en staan symbool voor de identiteit en eigenheid van de steden en stadjes. Functioneel worden deze gebieden gekenmerkt door een mix van functies waarvan de concentratie van voorzieningen op gebied van detailhandel, horeca, cultuur, onderwijs, gezondheidszorg et cetera een belangrijk deel vormt. Als ontwikkelingen plaatsvinden in historische centra en binnensteden, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de mix van functies, het historisch gegroeide patroon van wegen en openbare ruimten en de leefbaarheid. Grote bouwopgaven worden ingepast met respect voor de historie, het individuele karakter van de bebouwing en de leefbaarheid, in relatie tot de problematiek van verkeer en parkeren.

Laag van de beleving

Niet van toepassing

Thematische beleidskeuzes

Binnen de thematische beleidskeuze 'Woonomgeving' is het plangebied gelegen binnen 'Bestaande woonmilieus binnen de stedelijke netwerken'. Netwerkstad Twente bestaat uit Enschede, Hengelo, Almelo, Borne en Oldenzaal. Het beleid binnen de stedelijke netwerken is met name gericht op concentratie van de (boven)regionale woningbehoefte.

Conclusie beoogde ontwikkeling

De beoogde ontwikkelingen passen goed in het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken' aangezien sprake is van herontwikkeling van een eerder bebouwde terreinen. De herontwikkelingen vormen geen belemmering voor overige functies in de omgeving. Het stedenbouwkundig ontwerp wordt afgestemd op de bestaande omgeving.

Omgevingsverordening

De uitgangspunten uit de Omgevingsvisie zijn vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen in de Omgevingsvisie Overijssel. De volgende regels zijn op het bestemmingsplan van toepassing:

  • Overijsselse Ladder voor duurzame verstedelijking (titel 2.1 principe van concentratie en zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik);
  • concentratie van (boven)regionale voorzieningen in stedelijke netwerken (artikel 2.1.2 principe van concentratie);

Conclusie beoogde ontwikkeling

Het plan is in overeenstemming met de regels uit de verordening. Het betreft de toevoeging/ behouden van een (boven)regionale voorzieningen. Voor de ladderonderbouwing wordt verwezen naar paragraaf 4.2.

4.3.2 Kantorenvisie Netwerkstad Twente

De Netwerkstad Twente is een samenwerkingsverband tussen de gemeenten Enschede, Hengelo, Almelo, Oldenzaal en Borne. Gezamenlijk is er in 2012 een kantorenvisie opgesteld met beleidsafspraken. Per stad wordt de nieuwbouw van kantoren geconcentreerd op twee typen kantorenlocaties, namelijk centrum/stationslocaties en stadsrandlocaties. Hiertoe behoort ook het centrum/stationsgebied van Almelo. Daarnaast wordt renovatie en vervangende nieuwbouw op prioritaire locaties gestimuleerd, boven nieuwbouw. Ook wordt gestimuleerd dat bij de bouw aan zodanige bouwkundige eisen wordt voldaan dat de levensduur van een pand vergroot wordt dan wel dat kantoorpanden snel en goedkoop tot een andere functie kunnen worden getransformeerd.

In de kantorenvisie zijn afspraken gemaakt ten aanzien van zowel de ontwikkeling van plancapaciteit als de aanpak van leegstand. Ten aanzien van het centrumgebied en de kantoren die hier zijn gevestigd, zijn de navolgende conclusies en beleidsafspraken relevant:

Per stad wordt de nieuwbouw van kantoren geconcentreerd op twee typen kantoorlocaties, namelijk centrum/stationlocaties en stadsrandlocaties. Concreet betekent dit voor Almelo de volgende locaties:

  • Almelo station/centrum
  • Almelo Zuid entree

Gemeenten nemen buiten deze prioritaire locaties geen nieuwe kantoorplannen meer in voorbereiding. Binnen de prioritaire locaties is ruimte voor dynamiek. Uitgangspunt is geen nieuwe plancapaciteit (m²) toe te voegen aan de reeds bestaande plancapaciteit. Het accent moet liggen op het stimuleren van vervangende nieuwbouw en het opvullen van de reeds beschikbare plancapaciteit op bestaande (centrum)stationslocaties en stadsrandlocaties. Daarnaast zijn er in de visie nog afspraken benoemd ten aanzien van de fasering van plancapaciteit, accent op renovatie en vervangende nieuwbouw en het bestrijden van leegstand.

Conclusie beoogde ontwikkeling

Het plan is in overeenstemming met de kantorenvisie. Het plan betreft vervangende nieuwbouw van een (langdurig) leegstand gebouw in het station/ centrumgebied van Almelo. Met het plan wordt gebruik gemaakt van bestaande plancapaciteit (19.000 m²). Om te voorkomen dat aan het gebied geen extra oppervlakte aan kantoren wordt toegevoegd is het maximum oppervlak geborgd in de planregels.

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Omgevingsvisie Almelo 2020-2040

De omgevingsvisie Almelo is op 29 september 2020 door de gemeenteraad van Almelo vastgesteld. De Omgevingsvisie is een richtinggevend koersdocument binnen de nieuwe Omgevingswet die vanaf 2022 inwerking zal treden. De Omgevingsvisie geldt voor het hele grondgebied van de gemeente Almelo. In de omgevingsvisie wordt gewerkt met overkoepelende thema's namelijk:

  • We doen het samen;
  • De basis onder ons bestaan;
  • Blauwgroen netwerk;
  • Alle (vaar-, spoor-, snel- en digitale) wegen leiden naar Almelo
  • Voorrang voor de fiets, ruimte voor de auto
  • Dorpen, stad en ommeland zijn ons podium en decor
  • Samen gezond en verzorgd
  • Wendbare woningen
  • Veilig als voorwaarde

Omdat het grondgebied van de gemeente Almelo erg verschillend is, wordt in de omgevingsvisie gewerkt met vier gebieden:

  • het buitengebied,
  • de bedrijventerreinen,
  • de wijken & dorpen, en
  • de binnenstad.

Onderhavig plangebied valt in het gebied Binnenstad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00130-BP31_0009.png"

Figuur 4.2 Gebieden kaart omgevingsvisie (bron: omgevingsvisie Almelo)

Binnenstad

De binnenstad van Almelo is aan het veranderen. Op een kleiner oppervlak is steeds meer te beleven en we omarmen deze ontwikkeling. Hierbij is van groot belang dat elk project raak is; duurzaam gebouwd of gerenoveerd.

Binnen het thema Binnenstad spelen drie subthema's:

  • Er is altijd wat te doen:

De binnenstad is een levendige plek, waar vaak wat te doen is. Het is de ideale locatie voor tal van markten, voorstellingen en evenementen op het gebied van sport, muziek, gastronomie, kunst en cultuur. Deels grootschalig en terugkerend, maar ook vaak genoeg klein, spontaan en vernieuwend. Dit grote aanbod vermaak en gezelligheid draagt bij aan de charme van wonen in de binnenstad.

  • Minder auto's, meer water en groen

Een binnenstad moet goed bereikbaar zijn voor alle vormen van verkeer. Vanuit gezondheid en duurzaamheid geeft de gemeente de voorkeur aan fietsen, lopen en het openbaar vervoer. Maar voor een flink deel van het publiek zijn dat geen reële opties. Toch wil de gemeente mensen verleiden om een duurzame vorm van vervoer te kiezen. Zowel de binnenstadbezoekers als de leveranciers van winkels en horeca.

  • De binnenstad sluit niemand buiten:

Een bezoek aan de binnenstad is altijd leuk, voor iedereen. De lucht is schoon, het water kabbelt en de straten zijn vrij van auto’s. Kinderen kunnen naar hartenlust rennen en klimmen. Jongeren kunnen de tijd vergeten aan het water. Wie minder fit of slecht ter been is, heeft genoeg plekken om even uit te rusten. Bekenden groeten elkaar en maken een praatje. De stad is schoon, heel en veilig.

Conclusie beoogde ontwikkeling

Onderhavige ontwikkeling past binnen de thema's en ambities die in de omgevingsvisie voor de Binnenstad zijn vastgelegd. De beoogde functie past bij de voorzieningen die horen bij de binnenstad. Door de ligging, vlak bij het treinstation en busstation, en het niet stimuleren van autogebruik draagt het plan bij de ambitie van minder auto's in de binnenstad.

4.4.2 Uitvoeringsagenda Stadsontwikkeling

De gemeente Almelo heeft een Omgevingsvisie vastgesteld, zie hiervoor paragraaf 4.4.1 als richtinggevend perspectief voor de leefomgeving. De ambities in de Omgevingsvisie geven richting aan de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de stad. Met de Omgevingsvisie als basis heeft Almelo behoefte aan een gerichte uitvoeringsagenda voor stadsontwikkeling.

Deze uitvoeringsagenda bevat een sturingsmethodiek om vanuit de opgaven voor de leefomgeving keuzes te maken voor wijk-, gebieds- en locatieontwikkeling.

Het stationsgebied van Almelo, waar het plangebied onderdeel vanuit maakt, is een belangrijke entree voor de stad. Het stationsgebied vraagt om een kwaliteitsimpuls. Deze is in gang gezet met de herontwikkeling en herbestemming van diverse locaties en panden.Onderhavige ontwikkeling, de realisatie van een nieuwe rechtbank is op genomen als een locatie waar een kwaliteitsimpuls plaatsvindt.

De ontwikkeling past daarmee binnen de uitgangspunten van de uitvoeringsagenda Stadsontwikkeling.

4.4.3 Hoogbouwvisie

Op 11 juli 2006 is de Hoogbouwvisie en het hoogbouwbeleid vastgesteld. In het Hoogbouwbeleid wordt het kader en het proces aangegeven waarbinnen hoogbouwprojecten binnen hoogbouwzones kunnen worden gerealiseerd. Volgens het hoogbouwbeleid van Almelo is sprake van hoogbouw bij gebouwen vanaf 9 verdiepingen of een bouwhoogte vanaf 25 meter.

Dit bestemmingsplan maakt hoogbouw van 30 meter mogelijk. Deze bouwhoogte kwalificeert als hoogbouw en vormt in vergelijking tot de bouwhoogten in de omgeving een passend accent, zonder overheersend te zijn.

Het plangebied is gelegen in hoogbouwzone 1 'Modern, dynamisch centrum'. Dit gebied wordt globaal begrensd door de Wierdensestraat, het denkbeeldig tot in de binnenstad doorgetrokken Overijssels kanaal en het westelijk stationsgebied. Dit gebied kenmerkt zich door de aanwezigheid van een grote concentratie van wonen en werken in grootschalige gebouwen zoals de Javatoren, de rechtbank, de belastingdienst, het Twenthecentrum en het ROC. Deze functies dragen in belangrijke mate bij aan vitaliteit van de stad. Hoogbouw in dit gebied kan de vitaliteit vergroten en daarmee een belangrijke bijdrage leveren aan het imago van de stad.

Hoogbouw moet het karakter en de identiteit van dit gebied verder versterken. Hierbij moet worden gedacht aan bebouwing van hoogwaardige architectuur met functies in de voet die daadwerkelijk iets toevoegen aan de dynamiek en de levendigheid in het gebied, hetzij door interessante functies, hetzij door vormgeving zoals reusachtige serre 's die avonds licht uitstralen.

Onderhavige ontwikkeling sluit aan bij dit beleid. Met de beoogde ontwikkeling wordt hoogwaardige architectuur beoogd. Om dit te behalen zoals beschreven in paragraaf 3.1 een ambitiedocument in samenspraak met de gemeente, de stadbouwmeester en het Rijksvastgoedbedrijf opgesteld. In dit ambitiedocument staan richtlijnen waaraan het ontwerp van het nieuwe gerechtsgebouw moet voldoen. Op basis van de welstandsnota en het ambitiedocument wordt het bouwplan getoetst door de welstandscommissie.

4.4.4 Parkeerbeleid Almelo

Bestemmingsplan 'Parapluherziening parkeren'

Op grond van artikel 4.1 van het bestemmingsplan 'Parapluherziening parkeren' kan een aanvraag om omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit pas worden verleend als bij de aanvraag om een

omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw en/of gronden in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij gelden de parkeernormen, zoals vastgelegd in de vastgestelde beleidsnota Parkeerbeleidsplan

Op grond van artikel 4.3 van het bestemmingsplan 'Parapluherziening parkeren' kan (binnenplans) worden afgeweken van artikel 4.1 van dit bestemmingsplan. Het uitgangspunt is dat de parkeercapaciteit zoveel mogelijk op eigen terrein realiseert moet worden (inclusief bezoekersplaatsen).

Binnen de gemeente Almelo wordt ten aanzien van parkeren de 'herschreven Beleidsregel Parkeernormen Almelo' (hierna: de beleidsregel) gehanteerd. Deze beleidsregel is vastgesteld op in werking getreden op 2 maar 2021. Met de beleidsregels wordt voorzien in een nadere uitwerking van het vastgestelde parkeerbeleid 'Parkeren Optimaliseren 2013 – 2018' door parkeernormen bij verschillende ruimtelijke ontwikkelingen te benoemen.

In de beleidsregel is opgenomen dat voor de parkeernormering gebruik wordt gemaakt voor de op dat moment geldende CROW publicatie voor de parkeerkencijfers. Voor toepassing van de parkeernormen voor de gemeente Almelo wordt uitgegaan van stedelijkheidsgraad 3, dat staat voor ‘matig stedelijk’.

In de beleidsregel is een luchtfoto opgenomen, waarin de begrenzing van het centrumgebied is aangegeven. Dit bestemmingsplan ligt binnen deze begrenzing en valt daarmee binnen het centrum (gebied). In dit gebied geldt de minimum parkeernorm omdat dit aansluit bij het beleid van een auto luwe binnenstad.

In het bestemmingsplan “Parapluherziening parkeren” staat het streven om initiatiefnemers 'parkeren op eigen terrein' te laten realiseren (inclusief bezoekersplaatsen). In specifieke gevallen kan een uitzondering gemaakt worden. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden of er kan op een andere wijze in de nodige parkeerruimte worden voorzien. Voorbeelden van bijzondere omstandigheden zijn:

  • 1. Realiseren op eigen terrein is niet mogelijk.
  • 2. Realiseren op eigen terrein is niet wenselijk.

In paragraaf 5.2 wordt het plan getoetst op het aspect parkeren.

4.4.5 Welstandsnota

Op basis van de welstandsnota van de gemeente Almelo valt het plangebied in het welstandsgebied Binnenstad

Voor de binnenstad worden de volgende gebiedstypologieën onderscheiden:

  • Historische binnenstad;
  • Nieuw (commercieel) stadscentrum;
  • Oudere stadsbuurten rond het centrum;
  • Linten;
  • Woonbuurten met planmatige bebouwing;
  • Stadse villa’s;
  • Open gebied in de stad en dorp;
  • Vrijstaande complexen en megastores.

Het plangebied is gelegen in de typologie 'Nieuw studiecentrum'. De bebouwing in dit gebied vertoont een grote diversiteit aan bouwvormen, architectuurstijlen en materialen. Ook de functies zijn divers. Wat hen bindt is dat ze een hedendaagse verschijningsvorm hebben met een stedelijke uitstraling. Soms werd een gebouw ingepast in de historische context, in andere gevallen moest een gebouw zich juist onderscheiden of zelfs contrasteren. De situering en de relatie van het gebouw met de openbare ruimte is belangrijk.

In de welstandsnota wordt onderscheid gemaakt in twee welstandsbeoordeling niveaus, namelijk ‘regulier’ en ‘bijzonder. Welstandsregime Bijzonder geldt voor:

  • Bebouwing langs het kanaal en rond de havenkom en Marktplein, incl. zogenaamde oostwand;
  • Alle monumenten en beschermd stadsgezicht.

Voor de overige gebieden geldt welstandsregime regulier. Voor het plangebied geldt dus een regulier welstandsregime.

Op welstandsniveau Regulier wordt getoetst of een bouwwerk passend is op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving. Omdat het ontwerp nog niet bekend is. Het bouwplan wordt tijdens de bouwaanvraag beoordeeld door de welstandscommissie.

 

Hoofdstuk 5 Milieu-aspecten

5.1 Vormvrije mer-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is indien (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2);

  • de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer;
  • een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat;
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

De beoogde ontwikkeling betreft de herontwikkeling in het bestaand stedelijk gebied van Almelo. In de huidige bestemmingsplan is het mogelijk het gehele gebied te bebouwen met een bedrijfsvloeroppervlak van circa 19.000 m². De nieuwe situatie biedt ruimte voor een bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 19.000 m². Daarmee is er geen toename aan bedrijfsvloeroppervlakte. Dit betekent dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is toegevoegd in bijlage 9. Op basis dit docuement neemt het bevoegd gezag een m.e.r.-beoordelingsbeslissing waarin wordt aangegeven of een volledige m.e.r.-procedure doorlopen dient te worden.

5.2 Verkeer en parkeren

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

Het plan voorziet in de realisatie van een rechtbank. Dit kan een verkeerstoename tot gevolg hebben. Deze verkeerstoename is bepaald op basis van kencijfers van het CROW zoals opgenomen in publicatie 381 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (2018).

Uitgangspunt is een ligging in het centrum. Tevens geldt voor de gemeente Almelo de stedelijkheidsgraad 'matig stedelijk'. De kencijfers van het CROW geven een bepaalde bandbreedte. Gezien het gemiddeld autobezit binnen de gemeente Almelo in vergelijking met gemeenten met eenzelfde stedelijkheidsgraad kan worden uitgegaan van het gemiddelde van de gestelde bandbreedte. Een rechtbank is niet opgenomen in de kencijfers van het CROW, daarom wordt uitgegaan van de kencijfers voor een kantoor (zonder baliefunctie).

Op basis van deze gegevens geldt een verkeersgeneratie van 5 mvt/etmaal per 100 m2 bruto vloeroppervlak op een gemiddelde weekdag, hiervan is 5% bezoekers. Zoals in paragraaf 2.1 en 3.1 beschreven, heeft de huidige planologische situatie een bedrijfsvloeroppervlakte circa 19.000 m². Met dit bestemmingsplan wordt geborgd dat het bedrijfsvloeroppervlakte niet mee bedraagt dan 19.000 m² daarmee is er planologisch geen toename in bedrijfsvloeroppervlakte. Dit komt neer op 950 verkeersbewegingen per etmaal. Van deze 950 mvt/ etmaal zijn 47,5 bezoekers.

Het project heeft wel invloed op de verkeersintensiteit in de omgeving.Op basis van de situatie van de huidige rechtbank, zijn van de volgende te verwachten (auto)verkeersbewegingen:

  • Bezoekers 47,5 mvt/etmaal
  • Personeel per auto 40 (80 mvt/etmaal)
  • Dienstvervoer DV&O en Parketpolitie gemiddeld 10 ritten per dag (20 mvt/etmaal)
  • Dienstauto's 7 ritten per dag (14 mvt/etmaal)

Het plangebied is goed ontsloten voor autoverkeer goed. Het plangebied wordt via de Egbert Gorterstraat-Brugstraat in noordelijke en oostelijke richting, naar de N36 en de N349 ontsloten en in zuidelijke en westelijke richting via Stationsplein en Burg. Raveslootsingel naar de A1 en de A35.

De ontsluiting van het plangebied op de omgeving vindt als volgt plaats:

  • Aan de Stationsstraat komt een reguliere ingang voor het parkeren van personeel, gevangentransport en andere logistieke activiteiten. Deze ingang komt naast de (parkeer)ingang van de belastingdienst.
  • Een tweede ontsluiting wordt gerealiseerd aan de Egbert Gorterstraat tegenover (de uitrit) Twentheplein.

Voor de beoogde ontwikkeling wordt mogelijk het straat profiel/ openbare ruimte van de Egbert Gortestraat en Stationsstraat aangepast. De eventuele nieuwe inrichting wordt afgestemd op basis van het nieuwe ontwerp van de rechtbank en in overleg met de gemeentelijke adviseurs.

Parkeren

De Staat heeft in het kader van mobiliteitsmanagement bewust gekozen voor het plangebied vanwege de ligging aan het trein en busstation van Almelo. Hierdoor is het plangebied goed bereikbaar. Gemiddeld gezien gaat de Rechtbank uit, op basis van de situatie van de huidige rechtbank, van de volgende te verwachten verkeersbewegingen:

Personeel per fiets 70

Personeel per auto 40

Personeel per OV 100

Dienstvervoer DV&O en Parketpolitie gemiddeld 10 ritten per dag

Dienstauto's 7 ritten per dag

Gemiddeld gezien gaat de Rechtbank uit van 150 bezoekers verspreid over de gehele dag. Van deze 150 bezoekers wordt er bij een piekbelasting op dinsdag en donderdag om 08.30 uur en 12.30 uur gerekend met 20 auto's.

Op basis van bovenstaande gemiddelde aantallen zal de Staat voorzien in het volgende:

  • 78 parkeerplaatsen auto
  • 100 plaatsen fietsenstalling

5.3 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Onderzoek en conclusie

Voor de beoogde ontwikkeling is een nader bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 2.

De aanleiding tot het uitvoeren van het nader bodemonderzoek is de voorgenomen herontwikkeling van de locatie. Tijdens het voorgaande bodemonderzoek zijn sterk verhoogde gehalten aan zink en lood aangetroffen in de grond. Tevens is sprake van een restverontreiniging met olieproduct tegen de zuidwestelijke gevel van het pand Egbert Gorterstraat 3.

Voorafgaand aan onderhavig nader bodemonderzoek is het vooronderzoek geactualiseerd in verband met de voorgenomen planontwikkeling op de onderzoekslocatie. Hieruit is geconcludeerd dat de omgevingsrapportage van de gemeente Almelo meer en beter te ontsluiten gegevens bevat, ten opzichte van het eerdere vooronderzoek uit 2018. Deze aanvullende gegevens zijn gescreend. Uit deze screening blijken de volgende relevante rapportages.

  • 1. Nader bodemonderzoek rondom de verwijderde ondergrondse benzinetank langs de Stationsstraat te Almelo, Tebodin B.V., kenmerk 331599, d.d. april 1993;
  • 2. Evaluatie sanering bodemverontreiniging Stationsstraat te Almelo, Royal Ten Cate N.V. te Almelo, KWA Bedrijfsadviseurs B.V., kenmerk 2204490DR01.doc, d.d. 22 mei 2003;
  • 3. Briefrapport gegevens monitoring Stationsstraat te Almelo, KWA Bedrijfsadviseurs B.V., kenmerk 996027/3108870DB01/AL/amv, d.d. 22 november 2011;
  • 4. Bodemonderzoek stationsomgeving in Almelo BOD-1987, Envita, kenmerk 202808-10/R01, d.d. 8 januari 2013;

Op basis van bovenstaande rapportages kan voor de huidige onderzoekslocatie worden geconcludeerd dat er sprake is van:

  • Een diffuse verontreiniging met zware metalen, welke in het verleden ter plaatse van het gehele stationsgebied, alsmede ter plaatse van het hedendaagse gerechtsgebouw is aangetroffen in een puinhoudende (ophoog)laag.
  • Een restverontreiniging met olieproduct onder het gebouw ter plaatse van de Egbert Gorterstraat 3. Het betreft hierbij een verontreiniging welke na sanering van de grond en het grondwater is achtergebleven ter plaatse van de fundering van het pand.

Het aanvullend vooronderzoek heeft geleid tot de volgende onderzoeksaspecten voor het nader onderzoek:

  • Onderzoek naar de omvang van de verontreiniging van de bodem van de onderzoekslocatie met zware metalen.
  • Gezien het voornemen tot afvoer van substantiële volumes grond in verband met aanleg kelder wordt de grond aanvullend op PFAS onderzocht.
  • Actualisatie met betrekking tot de aanwezigheid van een verontreiniging met olieproduct, ter plaatse van het zuidwestelijke deel van de onderzoekslocatie.

Conclusie aanvullende bodemonderzoek

Over de gehele onderzoekslocatie zijn, vanaf het maaiveld tot circa 1,5 m-mv overwegend bijmengingen met baksteen, kolengruis en puin aangetroffen. Daarnaast zijn op het maaiveld of in de opgeboorde grond zintuiglijk geen asbestverdachte materialen aangetroffen.

Tijdens het nader bodemonderzoek zijn afperkende boringen gezet rondom de drie boorpunten waar in het verkennend bodemonderzoek sterk verhoogde gehalten zijn aangetroffen. Er is op één plek opnieuw een sterk verhoogde gehalte aangetoond (boorpunt 105). Bij de overige boringen zijn maximaal matig tot licht verhoogde gehalten aangetroffen.

Gezien de ontbrekende eenduidige relatie tussen bijmenging en verhoogde gehalten in de bodem wordt de verontreiniging beschouwd als en diffuse heterogene verontreiniging, als gevolg van de bijmenging, waar lokaal spots in kunnen voorkomen in gehalten boven de interventiewaarden. De verontreiniging wordt desondanks beschouwd als een niet-ernstig geval.

Ter plaatse van de zuidwestelijke hoek van de onderzoekslocatie, waar geverifieerd is of een verontreiniging met olie aanwezig is, is een zwak tot matige olie-waterreactie en een zwakke benzinegeur aangetroffen.

In de grond zijn rond de verontreiniging met minerale olie geen verhoogde gehalten aangetoond.

In het ondiepe grondwater ter plaatse van peilbuis 114 is een sterke verontreiniging aan naftaleen, PAK, xylenen en minerale olie aangetroffen. Het betreft hier een restverontreiniging welke na eerder uitgevoerde sanering is overgebleven. In de overige peilbuizen rondom deze verontreiniging (ook onder het pand) zijn geen verhoogde concentraties aangetoond. De aanwezige verontreiniging is zowel in grond als in grondwater zeer beperkt van omvang. Het gaat hierbij om een restverontreiniging, welke is achtergebleven na een eerder uitgevoerde sanering.

De bovengrond van de onderzoekslocatie is zijn tevens onderzocht op PFAS. Hieruit blijkt dat alle drie grondmengmonsters van de bovengrond van de onderzoekslocatie voldoen aan klasse Landbouw/Natuur. Indicatief vormen de PFAS-gehalten geen belemmering voor de afzet van de grond.

5.4 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Regelgeving en beleid

Op grond van de Erfgoedwet, het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (artikel 3.6.1 lid 1) en het beleid van de gemeente Almelo dient er in ruimtelijke plannen rekening gehouden te worden met archeologische en cultuurhistorische waarden. In de toelichting van een bestemmingsplan dient een beschrijving opgenomen te worden van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Er moet een inventarisatie gemaakt worden van alle cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied, dus niet alleen van archeologische waarden. Daarnaast moet worden aangegeven welke conclusies daaraan verbonden kunnen worden en op welke wijze deze waarden geborgd worden in het bestemmingsplan. In deze paragraaf wordt ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden.

De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'. Het deel van de Erfgoedwet dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Onderzoek

Op de archeologische waardenkaart van de gemeente zijn meerdere archeologische verwachtingszones te onderscheiden. Uit de archeologische waardenkaart van de gemeente Almelo blijkt dat het westelijke deel een lage archeologische verwachting en oostelijke deel een middelhoge archeologische verwachting.

Op basis van deze verwachtingswaarde is archeologisch onderzoek noodzakelijk indien er bodemingrepen worden gedaan dieper dan 50 cm en meer dan 5.000 m². De bodemingrepen beslaan een oppervlak groter dan 5.000 m2 en dieper dan 50 cm. Daarom is voor de beoogde ontwikkeling een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 3.

Uit dit onderzoek blijkt dat het plangebied een lage archeologische verwachting heeft. Op grond hiervan zijn ten aanzien van de herontwikkeling geen aanvullende maatregelen noodzakelijk voor wat betreft het behoud van archeologische waarden.
Wel geldt als er tijdens de graafwerkzaamheden toch zaken aan het licht komen, deze op grond van de Erfgoedwet artikel 5.10 bij de gemeente dienen te worden gemeld.

Cultuurhistorie

Toetsingskader

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

Historische ontwikkeling van het plangebied

In het plangebied zelf is geen (beschermde) cultuurhistorie aanwezig. Het treinstation van Almelo dat naast het plangebied ligt is wel aangewezen als monument.

Conclusie

Op basis van de gemeentelijke archeologische waardenkaart kan worden geconcludeerd dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. Daarnaast zijn er geen gemeentelijke of rijksmonumenten in of in de directe omgeving van het plangebied aanwezig. Hierdoor kan worden geconcludeerd dat de archeologische en cultuurhistorische waarden de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staan.

5.5 Ecologie

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard;
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied bevindt zich niet in beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft het Wierdense veld en ligt op een afstand van circa 8 kilometer. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op circa 4 kilometer afstand.

Vanwege de stedelijke ligging en de afstand tot natuurgebieden zijn directe negatieve effecten zoals areaalverlies en versnippering op voorhand uitgesloten. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling en de afstand tot natuurgebieden kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. Vermesting en verzuring als gevolg van stikstofdepositie zijn echter niet op voorhand uit te sluiten.

Stikstofdepositie

Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 met betrekking tot het Programma Aanpak Stikstof wordt bij vrijwel ieder plan stilgestaan bij de mogelijke stikstofemissie en het effect daarvan op Natura 2000-gebieden.

Om te berekenen hoe hoog de stikstofdepositie op Natura 2000-gebied zal zijn, is voor de realisatie- en de gebruiksfase een AERIUS berekening uitgevoerd. Uit de resultaten van de aanlegfase (bijlage 4) en de gebruikfase (bijlage 5) blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring zijn derhalve niet aan de orde. Voor dit plan geldt geen vergunningplicht op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb).

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden worden vastgesteld aan de hand van een quickscan en een veldonderzoek (zie bijlage 6). Uit het verkennende natuuronderzoek blijkt dat de bebouwing in het plangebied potentieel geschikt is als verblijfplaats voor vleermuizen, steenmarter, huismus en gierzwaluw. Daarom is voor de beoogde ontwikkeling een aanvullend onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 7 bij de toelichting.

Vleermuizen

  • In de bebouwing in het onderzoeksgebied is één paar-, zomer- en (mogelijk) winterverblijf van een mannetje gewone dwergvleermuis aanwezig. Er zijn geen verblijfplaatsen van andere vleermuissoorten aangetroffen en ook geen kraamkolonies. Voor de voorgenomen herontwikkeling is een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming voor de gewone dwergvleermuis noodzakelijk, omdat hierdoor een paar-, zomer- en (mogelijk) winterverblijf van een mannetje gewone dwergvleermuis wordt aangetast.
  • In het plangebied is geen essentieel foerageergebied van vleermuizen aanwezig. Er zijn ook geen vliegroutes van vleermuizen vastgesteld.

Huismus

  • In het onderzoeksgebied zijn geen nestplaatsen van de huismus aanwezig en het onderzoeksgebied fungeert niet als essentieel leefgebied voor de soort. Voor de voorgenomen herontwikkeling is geen ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming voor de huismus noodzakelijk.

Gierzwaluw

  • In het onderzoeksgebied zijn geen nestplaatsen van de huismus aanwezig en het onderzoeksgebied fungeert niet als essentieel leefgebied voor de soort. Voor de voorgenomen herontwikkeling is geen ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming voor de huismus noodzakelijk.

Steenmarter

  • In het onderzoeksgebied zijn geen rust- of voortplantingsplaatsen van de steenmarter aanwezig en het onderzoeksgebied fungeert niet als essentieel leefgebied voor de soort. Voor de voorgenomen herontwikkeling is geen ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming voor de steenmarter noodzakelijk.

Conclusie

Voor de voorgenomen herontwikkeling is een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming voor de gewone dwergvleermuis noodzakelijk. Deze ontheffing is op 16 juni 2021 aangevraagd bij de provincie Overijssel.

5.6 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde.

Gemeentelijk beleid

Bij het opstellen van de externe veiligheidsparagraaf is uitgegaan van de huidige wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Door de gemeente Almelo is in maart 2014 het externe veiligheidsbeleid 2015-2018 vastgesteld. Dit beleid is op 19 november 2019 verlengd tot en met 2021. Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt rekening gehouden met de uitgangspunten uit dit veiligheidsbeleid en is er in de planregels de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - spoor' opgenomen.

In dit kader is in artikel 8, van onderhavige bestemmingsplan, opgenomen dat gronden met deze gebiedsaanduiding nieuwe objecten en het gebruik van bestaande objecten ten behoeve van niet-zelfredzame en beperkt zelfredzame personen wordt tegengegaan. De bouw van beperkt kwestbare objecten is dan ook alleen mogelijk als via een risicoanalyse externe veiligheid is aangetoond dat er hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen, danwel maatregelen zijn getroffen ter bescherming van de niet zelfredzame en berperkt zelfredzame personen. Een rechtbank is als zodanig niet aan te merken als een beperkt kwetsbaar object, behoudens de personen die in hechtenis zijn en hierdoor niet vrij in beweging zijn. Bij de omgevingsvergunning zal hier expliciet aandacht worden geschonken door het uitvoeren van een risicoanalyse externe veiligheid.

Onderzoek

De spoorlijn Almelo - Hengelo ligt op 50 meter ten zuiden van het plangebied. Over de spoorlijn vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.

Over de spoorlijn vindt vervoer plaats van gevaarlijke stoffen. Het invloedsgebied bedraagt meer dan 4 kilometer als gevolg van het vervoer van stofcategorie D4, toxische stoffen. Het maatgevende invloedsgebied voor het groepsrisico bedraagt 460 meter.

De locatie ligt op een afstand van 50 meter. Dit bestemmingsplan veranderd uitsluitend de bouwhoogte binnen het gebied. De beoogde functie is reeds toegestaan. Het gebouw komt ook niet dicht op de spoorlijn te staan. Een berekening van het groepsrisico kan daarom achterwege blijven.

In het kader van het Bevt dient wel het groepsrisico te worden verantwoord en dient te worden ingegaan op de aspecten bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. In dit kader heeft de omgevingsdienst Twente een verantwoording groepsrisico opgesteld, deze verantwoording is opgenomen in bijlage 8.

Voor onderhavige situatie is gekeken naar de consequenties voor het groepsrisico.

  • Gezien de (beperkte) wijziging die de ruimtelijke ontwikkeling met zich mee brengt in aantallen personen binnen het invloedsgebied van de risicobron en/of:
  • het feit dat de ontwikkeling plaatsvindt buiten de 200 meter zone van het doorgaand spoor of de 100 letaliteit afstand van aardgasleidingen,

Is de Gemeente Almelo van mening dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling geen onevenredige risico's voor de omgeving met zich mee brengen.

De Veiligheidsregio Twente heeft in dit kader advies uitgebracht

De Veiligheidsregio adviseert:

  • Borg dat de mechanische ventilatie in het gebouw handmatig en centraal afgeschakeld kan worden;
  • Zorg dat de gebruiker bekend is met de externe veiligheidsrisico's en borg de mogelijke handelingsperspectieven in het organisatieplan, rekening houdend met de celfunctie;
  • Borg dat de vluchtroutes vanuit de gebouwen van het spoortracé af leiden en het gebouw bescherming biedt;
  • Borg een goede doorstroming ter hoogte van de Egbert Gorterstraat / Stationsstraat voor Hulpdienstvoertuigen;
  • Borg de optimalisering van de primaire bluswatervoorziening aan de zijde van de Stationsstraat.

Geadviseerd wordt om deze punten over te nemen en te borgen.

Zoals beschreven in hoofdstuk 3, wordt het bouwplan en het ontwerp van de rechtbank pas verder uitgewerkt zodra dit bestemmingsplan in vastgesteld. In dit ontwerp zal rekening gehouden worden met vluchtwegen, van het spoor af en bouwtechnische maatregelen. Het definitieve bouwplan wordt met de vergunningaanvraag voorgelegd aan de veiligheidsregio/ brandweer.

5.7 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

5.8 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (=1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

De beoogde ontwikkeling betreft het realiseren van een gerechtsgebouw dit leidt tot een toename van verkeer van 161 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde zoals opgenomen in paragraaf 5.2). Hierbij wordt uitgegaan van een aandeel vrachtverkeer van 1 % (laden en lossen). Middels de NIBM-tool is berekend of de toename niet in betekenende mate is.

Tabel 5.1 NIBM-tool

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00130-BP31_0010.png"

Uit de NIBM-tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 0,24 µg/m³ en van fijn stof van 0,05 µg/m³ (zie tabel 5.1). De fijn stof toename blijft onder de 1,2 µg/m³, de grens van 1,2 voor N02 wordt overschreden.

Uit de nibm-tool blijkt dat niet zondermeer gesteld kan worden dat de realisatie van de rechtbank niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Om de effecten van de rechtbank op de luchtkwaliteit te bepalen is onderzocht wat de concentraties luchtverontreinigende stoffen langs de dichtstbijzijnde weg bedroegen. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Nachtegalstraat, ten westen van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool 2021 blijkt dat in 2021 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2021; 13,5 µg/m³ voor NO2, 15,9 µg/m³ voor PM10 en 8 µg/m³ voor PM2,5.

De jaargemiddelde waarden voor stikstof zijn dermate laag dat een zeer lichte toename van 0,12 µg/m³ stikstof acceptabel is. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 lag op 6 dagen. De concentratie N02 zal toenemen tot 13,62 µg/m³ (13,5+ 0,12), de bijdrage van het plan leidt derhalve niet tot overschrijding van de grenswaarden zoals opgenomen in tabel 5.1. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.9 Bedrijven en milieuhinder

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling een belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen te kunnen maken, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden.

Onderzoek

In de omgeving van het plangebied zijn woningen en andere functies gelegen als horeca en winkels. De richtafstanden gelden daarom ten opzichte van het omgevingstype 'gemengd gebied'. Het plangebied krijgt met dit bestemmingsplan de bestemming 'dienstverlening'. Deze gronden zijn bestemd voor een rechtbank. Dit type bedrijf valt in milieucategorie 1, waarbij richtafstanden worden gehanteerd voor geur, stof en geluid. Voor deze aspecten gelden richtafstanden van 0 meter in 'gemengd gebied'.

De dichtstbijzijnde woningen liggen aan de andere zijde van het spoor op 130 meter. Andere woningen in de omgeving liggen op een grotere afstand. Met de beoogde ontwikkeling wordt er ruim voldaan aan de richtafstanden zoals opgenomen in de VNG. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

 

5.10 Trilling

In Nederland bestaat geen wetgeving voor het voorkomen van hinder of schade door trillingen. Dit betekent niet dat bij het opstellen van ruimtelijke plannen het aspect trillingen geen aandachtspunt is. Voor de normstelling wat betreft trillingen wordt de SBR-richtlijn 'Meet- en beoordelingsrichtlijnen voor trillingen' deel B 'hinder voor personen in gebouwen' aangehouden. Deze richtlijn sluit grotendeels aan bij internationale richtlijnen. Om deze metingen te kunnen uitvoeren, moet echter het gebouw al gerealiseerd zijn. Om vooraf een inschatting te maken wat betreft de kans op trillingshinder wordt de 'Handreiking Nieuwbouw en Spoortrillingen' gehanteerd.

De locatie is gelegen ten noorden van het treinstation Almelo. Op de spoorlijn rijden reizigerstreinen (intercitytreinen) en goederentreinen. De afstand van de spoorlijn tot het beoogde gerechtsgebouw bedraagt minimaal 50 meter. In de handreiking wordt binnen een zone van 100 meter tot een spoorweg aangeraden om een aandachtszone vast te leggen in het bestemmingsplan.

In Artikel 8 Algemene bouwregels 8 is een bepaling opgenomen dat er slechts mag worden gebouwd nadat is vastgesteld dat er maatregelen genomen zijn tegen trillingshinder, die ervoor zorgen dat Vmax niet hoger uitkomt dan de voelbaarheidsgrens van 0,1. Het gaat hierbij om gebouwen waarin gevoelige functies (waar mensen langdurig verblijven) gevestigd kunnen worden.

Hoofdstuk 6 Waterparagraaf

6.1 Waterbeheer en watertoets

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen en de gemeente Almelo, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met beide waterbeheerders over de voorgestane ontwikkeling.

6.2 Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterprogramma
  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Partiële herziening omgevingsvisie voor kaderrichtlijn water en richtlijn overstromingsrisico's

Gemeentelijk

  • Programma Water en Riolering –De verbindende kracht van water (2022-2026)
  • Waterplan Almelo (2002)
  • Almelose Klimaatadaptatiestrategie 2021-2025

Waterschapsbeleid

Waterschap Vechtstromen verzorgt sinds 1 januari 2014 het waterbeheer in Twente, Noordoost Overijssel en Zuidoost Drenthe. Vechtstromen is ontstaan door de fusie van de waterschappen Velt en Vecht en Regge en Dinkel. Op het gebied is het waterbeheerplan 2016-2021 van toepassing.

Het waterschap is verantwoordelijk voor een optimaal waterbeheer en voor de instandhouding van het voor Twente karakteristieke bekensysteem. Dat betekent dat ervoor gezorgd wordt dat het oppervlakte- en grondwater kwalitatief en kwantitatief aansluit bij het maatschappelijk gebruik van de grond. Het waterbeheerplan 2016-2021 beschrijft hoe het waterschap de doelstellingen wil realiseren.

Door klimaatverandering komen extreme buien vaker voor, met als gevolg grotere risico's op wateroverslast. Daarmee ligt een opgave om in de toekomst extreme situaties die vaker gaan voorkomen het hoofd te kunnen bieden. Daarom zijn maatregelen niet alleen nodig in het watersysteem en in de ruimtelijke ordening maar wil het waterschap ook werken aan een groter bewustzijn bij inwoners over de risico's op wateroverlast.

KlimaatActieve Stad (KAS)

Als Klimaat Actieve Stad Stedenband Twente, kortweg KAS, hebben de gemeenten Almelo, Enschede en Hengelo, waterschap Vechtstromen en provincie Overijssel de krachten gebundeld. De rode draden uit de ‘Klimaatagenda: weerbaar, welvarend en groen’ zijn als uitgangspunten genomen.

De gemeente Almelo streeft een grondwaterstand na, die geen structurele overlast veroorzaakt bij bewoners en bedrijven. Nieuwe ontwikkelingen, zowel openbaar als particulier, moeten zodanig worden ontworpen en ingericht dat de toekomstige bewoners/gebruikers geen hinder ondervinden van (te) hoge grondwaterstanden. Het oplossen van grondwaterproblemen achteraf kost een veelvoud van maatregelen tijdens de bouwfase. De grondwateroverlast wordt bestreden (en bij nieuwbouw voorkomen) volgens de voorkeursstrategie:

  • ophogen;
  • aanleggen extra oppervlaktewater;
  • aanleggen grondwatertechnische maatregelen.

Pas als ophogen of extra oppervlaktewater in een deelgebied niet realistisch is, komen grondwatertechnische maatregelen zoals drainages, in beeld. Bij nieuwbouw worden in principe geen grondwatertechnische maatregelen aangelegd. Voor de ontwatering gelden de volgende criteria:

  • wegen minimaal 0,80 m boven de GHG;
  • openbaar groen minimaal 0,50 m boven de GHG;
  • vloerpeilen minimaal 1,00 m boven de GHG.

Programma Water en Riolering –De verbindende kracht van water (2022-2026)

Met de invoering van de Omgevingswet vervalt de verplichting van het opstellen van een (verbreed) Gemeentelijk RioleringsPlan(vGRP). In plaats daarvan kunnen gemeenten een (vrijwillig) Programma opstellen. Met dit Programma Water en Riolering sorteren we voor op komst van de Omgevingswet. In het Programma Water en Riolering –De verbindende kracht van water (2022-2026) worden de ambities en doelstellingen zoals verwoord in de Almelose Omgevingsvisie en de Klimaatadaptatiestrategie(AKAS) uitgewerkt tot maatregelen.

Met het programma wordt voorgesorteerd op een meer integrale aanpak en maken we gerichter keuzes om nog doelmatiger en efficiënter te kunnen werken. Hiermee houden we ons watersysteem ondanks extra kosten en de uitdagingen die klimaatverandering met zich meebrengt haalbaar en betaalbaar. Met ons watersysteem streven we daarom naar het integreren van de vier waterstromen:

  • stedelijk afvalwater
  • hemelwater (regenwater)
  • grondwater
  • oppervlaktewater

Deze watertaken corresponderen met de drie zorgplichten van de gemeente. Oppervlaktewater zien we als integraal onderdeel van het stedelijk water. De gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater zijn momenteel opgenomen in de Wet Milieubeheer en de Waterwet. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is dit opgenomen in artikel 2.16 Ow (lid1a). De maatregelen voor de komende planperiode zijn bepaald door de huidige situatie te toetsen aan de normen die volgen uit de doelstellingen. Maatregelen betreffen onderzoeks-, borgings-en fysieke maatregelen en zijn gericht op het meer datagedreven, gebiedsgericht en samen met de stad inrichten, onderhouden en vervangen van het watersysteem. Datagedreven, gebiedsgericht en samen met de stad vormen dan ook de drie pijlers van onze werkwijze.

Waterplan Almelo

Het Waterplan is in 2002 vastgesteld en beschrijft de samenhangende visie op het integrale watersysteem en de waterketen in de omgeving. Het plan zet in op het verbeteren van milieukwaliteit, het vergroten van belevingswaarde en het scheiden van waterstromen in waterketen en watersysteem.

6.3 Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied is gelegen in het centrum van Almelo en bestaat uit een drietal gebouwen met daar achter een parkeerterrein.

Klimaateffecten

De huidige situatie is kwetsbaar voor klimaateffecten. Bij een bui van 70 mm in 1 uur tijd (kans van ongeveer eens in de 100 jaar voor het klimaat in 2050) komt er water op straat te staan.

Waterkwantiteit

In de nabijheid van het plangebied is een watergang aanwezig die is opgenomen op de legger. Op een afstand van 70 m van het plangebied het Overijssels kanaal aanwezig. Het kanaal mogelijk gevolgen op het grondwater in het plangebied.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

In de omgeving van het plangebied zijn geen KRW-waterlichamen gelegen.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied ligt niet in of nabij een waterkering of beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel.

6.4 Toekomstige situatie

Algemeen

Wanneer binnen het plan het verhard oppervlak met meer dan 1.500 m2 toeneemt, dienen hiervoor compenserende maatregelen te worden genomen. Waterschap Vechtstromen hanteert hierbij de 10% vuistregel. Op basis van het gemeentelijke beleid geldt voor nieuwe ontwikkelingen een bergingseis van 20 mm op eigen terrein ten opzichte van het nieuwe verharde oppervlak.

Waterkwaliteit

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. De toekomstige waterhuishouding moet een duurzaam karakter krijgen door schone en vuile waterstromen gescheiden te houden. Voor de afhandeling van hemelwater moet worden aangesloten bij de voorkeursvolgorde hergebruik, infiltreren, retenderen/afvoer naar oppervlaktewater of retenderen/afvoeren naar riolering.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling vindt niet plaats binnen of nabij een waterkering en heeft derhalve geen invloed op de veiligheid.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Toetsing

Het is belangrijk dat bij toekomstige ontwikkelingen wateroverlast wordt voorkomen. Bij het ontwerp en de inrichting van nieuwe ontwikkelingen moet daarom rekening worden gehouden met de mogelijkheid om in noodgevallen. De straat en de overige openbare ruimte benutten als tijdelijke berging. Hiervoor moet de infrastructuur waterbewust en klimaatbestendig worden ingericht. Hierbij kan worden gedacht aan niet te lage vloerpeilen, het toepassen van trottoirbanden langs de wegen en het afvoeren van alle dakoppervlak naar de voorzijde van het perceel.

Zoals beschreven in hoofdstuk 3 wordt het ontwerp van de beoogde bebouwing na vaststelling van dit bestemmingsplan verder uitgewerkt. Eén van de beoordelingscriteria van de aanbestedingsprocedure is het onderdeel duurzaamheid, zie hiervoor paragraaf 3.2, hieronder valt ook het aspect klimaatbestendigheid en dus water.

De footprint van de nieuwbouw is nog niet bekend. Echter in de huidige situatie is het gehele plangebied verhard met bebouwing of parkeerterrein. Hierdoor is toename in verharding uit te sluiten en is compensatie op basis van het beleid niet direct noodzakelijk. In het kader van klimaatbestendigheid is dit wel wenselijk. Het is belangrijk dat bij toekomstige ontwikkelingen wateroverlast wordt voorkomen. Tijdens de aanbesteding wordt onder andere beoordeeld hoe omgegaan wordt met water en de klimaatbestendigheid van het ontwerp van het gebouw en de inrichting van het terrein.

 

Tevens dient er een noodoverloop van de waterberging op eigen terrein (=20 mm) te worden gerealiseerd. Deze noodverloop kan worden aangesloten op de regenwaterafvoer die onder het fietspad langs de Egbert Gorterstraat is gelegen.

Bij het ontwerp en de inrichting van nieuwe ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de mogelijkheid om in noodgevallen de straat en de overige openbare ruimte te benutten als tijdelijke berging.

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

Hoofdstuk 7 Juridisch bestuurlijke aspecten

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.

7.1 Inleiding

Het bestemmingsplan 'Rechtbank Almelo' bestaat uit een verbeelding (plankaart), planregels en deze plantoelichting. De verbeelding en planregels vormen tezamen het juridische deel van het bestemmingsplan. Deze vormen het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van gronden en bebouwing. In de regels worden de mogelijkheden in artikelen vastgelegd. Op de verbeelding worden de bestemmingen, bouw- en gebruiksmogelijkheden aangeduid. Het bestemmingsplan is opgesteld in aansluiting op het vigerende bestemmingsplan 'Centrum' en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012.

In dit hoofdstuk zal de juridische systematiek van het bestemmingsplan worden toegelicht. Ook wordt een beschrijving per artikel en een toelichting op de algemene bepalingen en de overgangs- en slotbepalingen gegeven.

7.2 Juridische systematiek

Dit bestemmingsplan maakt de vestiging van een supermarkt mogelijk in aansluiting op het bestaande winkelcentrum De Gors in de wijk Windmolenhoek. De bouwmogelijkheden zijn afgestemd op het beoogde ontwerp voor de supermarkt.

De regels bestaan uit vier hoofdstukken waarop in de volgende paragrafen wordt ingegaan:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.

7.3 Verantwoording van de planregels

Inleidende regels

Begrippen

In het eerste artikel zijn de noodzakelijke begripsbepalingen opgenomen die worden gebruikt in de regels. het bevat definities om misverstanden te voorkomen.

Wijze van meten

Het tweede artikel regelt hoe er gemeten moet worden.

Dienstverlening

Gronden met de bestemming Dienstverlening (de rechtbank) zijn bestemd voor dienstverlening. De hoofdbebouwing mag enkel opgericht worden binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. In de regels en verbeelding zijn bepalingen opgenomen omtrent de hoogten voor zowel de hoofdbebouwing als de bijbehorende bouwwerken. Ook zijn bepalingen opgenomen voor de maximaal toegestane bedrijfsvloeroppervlak.

Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Door middel van dit artikel wordt voorkomen dat grond, die betrokken is geweest bij het toestaan van ene bouwplan, bij de beoordeling van een later bouwplan wederom betrokken is.

Algemene gebruiksregels

Hierin is specifiek vermeld welk gebruik als strijdig wordt gezien.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is een aantal regels opgenomen om het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Kleine afwijkingen van de in de regels opgenomen, dan wel op de verbeelding aangegeven maten kunnen volgens dit artikel mogelijk worden gemaakt met een binnenplanse omgevingsvergunning.

Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

Het overgangsrecht bevat een regeling voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het plan, maar dat strijdig is met de regels van dit bestemmingsplan. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. De redactie van het artikel is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan aangehaald kan worden (titel van het bestemmingsplan). De redactie van het artikel is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

Voorliggend plan betreft een bedrijfsmatig initiatief. De kosten van dit plan komen voor rekening van de initiatiefnemer. Voor zover de gemeente kosten maakt, zullen deze kosten door leges worden gedekt. Bovendien zijn afspraken over kostenverhaal vastgelegd in een anterieure overeenkomst. Verder wordt met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst gesloten. Hiermee komen eventuele planschadeclaims voor rekening van de initiatiefnemer.

Omdat het verhaal van exploitatiekosten en planschade is verzekerd door gesloten anterieure overeenkomsten met de initiatiefnemer, is het vaststellen van een exploitatieplan niet nodig.

Het plan wordt als economisch uitvoerbaar beschouwd.

Hoofdstuk 9 Procedure

9.1 Inspraak- en vooroverlegprocedure

Op basis van het concept-ontwerp bestemmingsplan is het wettelijk vooroverleg, zoals vastgelegd in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening,met de provincie en Waterschap gevoerd. De ontvangen adviezen in het kader van het vooroverleg zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.

Het ontwerpbestemmingsplan 'Rechtbank Almelo' heeft gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.