direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Chw bestemmingsplan Meppel - Nieuwveense Landen 2020
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0119.BPNVL2020-BPC1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Dit is het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte voor de uitbreidingswijk Nieuwveense Landen in Meppel. Voor dit gebied is op 23 februari 2012 het bestemmingsplan Meppel - Nieuwveense Landen vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in een planologische regeling voor de uitbreidingswijk Nieuwveense Landen aan de noordwestzijde van de stad Meppel. Voor deelplan 1 van Nieuwveense Landen is een bestemmingsplan vastgesteld op 19 oktober 2017. Deze eerste fase is inmiddels bijna geheel gerealiseerd. Voor de verdere ontwikkeling van de wijk is een herziening van de vigerende bestemmingsplannen voor dit gebied nodig. Een groot deel van het plangebied is nog voorzien van een agrarische bestemming met wijzigingsbevoegdheden naar wonen. Voor de volledigheid en de leesbaarheid wordt ook deelplan 1 meegenomen in de planvorming.

In de verdere uitwerking van het plan wil de gemeente Meppel de duurzaamheid ambities verder opschroeven. De ambitie is om in de vervolgfasen alle benodigde energie voor de bebouwing, de inrichting en het beheer van het gebied duurzaam genereren in het plangebied van Nieuwveense Landen.Nieuwe woningen moeten tegenwoordig aardgasvrij worden gebouwd, dit is wettelijk vastgesteld. De gemeente Meppel wil initiatiefnemers uitdagen meer te doen dan dat wettelijk is bepaald.

In plaats van een bestemmingsplan is dit plan een 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte', formeel Crisis- en Herstelwet (Chw) bestemmingsplan genoemd. Hiermee wordt het juridisch - planologisch regime geactualiseerd en met toepassing van de verbrede reikwijdte alvast vooruitgelopen op de Omgevingswet. Belangrijk aspect van het Chw bestemmingsplan is dat het redelijk globaal van opzet is. De hoofdstructuur met de wegen en de groen- en waterstructuur ligt vast, net als de ligging van de woonvlekken. Binnen de woonvlekken is een zekere flexibiliteit, zodat de invulling kan worden afgestemd op de wensen vanuit de markt.

Het 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte' geeft meer mogelijkheden, zoals de naam al verklapt. Waar een bestemmingsplan normaal gesproken alleen regels over de ruimtelijke ordening mag bevatten, mag een Chw bestemmingsplan meer bevatten, namelijk regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. Dit begrip omvat alles wat de kwaliteit van de fysieke leefomgeving bepaalt. Dus ook aspecten als welstand, landschap, milieu, duurzaamheid, veiligheid, gezondheid en cultureel erfgoed.

Met een Chw bestemmingsplan kan beter worden ingespeeld op ontwikkelingen die zich voordoen in Nieuwveense Landen. Hiermee wordt ingespeeld op een grote aanpassing van de huidige wet- en regelgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening en milieu, de Omgevingswet. Daarmee ligt er straks een plan dat ook na de inwerkingtreding van de Omgevingswet nog actueel is en dat past in het gedachtegoed van de wet.

Voor de goede orde wordt nog wel opgemerkt dat een Chw bestemmingsplan nog geen omgevingsplan is, zoals de Omgevingswet uiteindelijk voor ogen heeft. Een omgevingsplan is namelijk een plan voor de hele gemeente, waarin alle regels voor de fysieke leefomgeving vanaf de basis opnieuw zijn opgezet. Het voorliggende plan biedt zoals gezegd wel de basis om de mogelijkheden van een omgevingsplan nu al te verkennen.

1.2 Plangebied Chw bestemmingsplan

Het plangebied van dit Chw bestemmingsplan omvat de uitbreidingswijk Nieuwveense Landen. Het bestemmingsplan "Meppel - Nieuwveense Landen Deelplan 1" in 2017 is vastgesteld, wordt eveneens onderdeel van dit Chw bestemmingsplan.

 

Globaal wordt het gebied begrensd door:

  • De provinciale weg N375.
  • De provinciale weg N371.
  • Het buitengebied van Meppel.
  • De provinciale grens tussen Overijssel en Drenthe.

In de twintigste tranche van het Besluit Uitvoering Crisis- en Herstelwet is de woonwijk Nieuwveense Landen aangewezen als experiment. In figuur 1.1 is de globale ligging van het plangebied weergegeven. Figuur 1.2 is een luchtfoto van Meppel met daarin de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.BPNVL2020-BPC1_0001.jpg"

Figuur 1.1. Globale ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.BPNVL2020-BPC1_0002.jpg"

Figuur 1.2 Ligging plangebied met luchtfoto

1.3 Welke plannen en overige regels worden in dit plan opgenomen

Met dit Chw bestemmingsplan worden (delen van) de volgende bestemmingsplannen vervangen:

  • paraplubestemmingsplan Parkeren, vastgesteld op 15 november 2018;
  • bestemmingsplan Meppel - Nieuwveense Landen Deelplan 1, vastgesteld op 19 oktober 2017;
  • bestemmingsplan Meppel - Watertorenbuurt, vastgesteld 25 april 2013;
  • bestemmingsplan Meppel - Nieuwveense Landen, vastgesteld op 23 februari 2012;
  • bestemmingsplan Buitengebied Meppel 1995, vastgesteld op 6 juni 1996, goedgekeurd op 14 januari 1997;
  • bestemmingsplan Buitengebied Nijeveen: vastgesteld op 23 augustus 1990; goedgekeurd op 5 augustus 1991.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.BPNVL2020-BPC1_0003.jpg"

Figuur 1.3 Ligging plangebied met vigerende plannen

1.4 Wat kunt u lezen in deze toelichting?

In Hoofdstuk 2 wordt uitgelegd wat de experimenten bestemmingsplan met verbrede reikwijdte en ontwikkelingsgebied inhouden. De opgave voor Nieuwveense landen komt in Hoofdstuk 3 aan de orde. De huidige situatie, de koers en de beschrijving van de juridische regeling van de zeven verschillende deelgebieden staan beschreven in Hoofdstuk 4. In Hoofdstuk 5 staat het relevante beleidskader van Rijk, provincie Drenthe en de gemeente Meppel. Ook wordt in dit hoofdstuk ingegaan op het waterbeleid. In Hoofdstuk 6 staan de relevante milieu- en omgevingsaspecten beschreven. In Hoofdstuk 7 wordt het juridisch systeem beschreven met een toelichting op de gekozen bestemmingen. Hoofdstuk 8 bevat de beschrijving van de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid en het kostenverhaal.

Hoofdstuk 2 Experiment bestemmingsplan met verbrede reikwijdte en ontwikkelingsgebied

2.1 Wat houdt het experiment bestemmingsplan met verbrede reikwijdte in?

2.1.1 Verbrede reikwijdte

Voor Nieuwveense Landen mag een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte worden vastgesteld. Maar wat houdt dat eigenlijk in?

De uitbreidingswijk Nieuwveense Landen is onder de naam Woonwijk Meppel - Nieuwveense Landen op grond van artikel 2.4 lid 1 van de Crisis- en herstelwet en artikel 7c van het Besluit Uitvoering Crisis- en herstelwet in de 20e tranche aangewezen als innovatief experiment met een bredere reikwijdte van bestemmingsplannen. Met deze pilotstatus mag worden afgeweken van diverse (ruimtelijk relevante) bepalingen uit wet- en regelgeving. Daarmee krijgen deze bestemmingsplannen alvast voor een deel het karakter van een omgevingsplan. Zo kan worden geëxperimenteerd op de in de toekomstige Omgevingswet beoogde verbreding van het bestemmingsplan tot een omgevingsplan. Met artikel 7c wordt aan deze plannen een wettelijke grondslag gegeven. Een overzicht van de bepalingen waarvan mag worden afgeweken en de wijze waarop van deze mogelijkheden gebruik wordt gemaakt met het Chw bestemmingsplan is opgenomen in de tabel in bijlage 21.

Voor Nieuwveense Landen betekent dit dat dit Chw bestemmingsplan globaal is afgestemd op het stedenbouwkundig plan. De fasering is in dit Chw bestemmingsplan vastgelegd met een open norm, er moet sprake zijn van een gefaseerde ontwikkeling, maar wanneer precies is opgenomen in de Beleidsregel Wonen. Hoe er mag worden gebouwd en waar is vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan voor Nieuwveense Landen. Het beeldkwaliteitplan voor woongebied Broeklanden 2+5 is opgenomen in bijlage 7. De focus van dit Chw bestemmingsplan ligt met name op de ambitie duurzaamheid. Hoe dit wordt gefaciliteerd staat beschreven in hoofdstuk 4.

2.1.2 Beleidsregels

Een mogelijkheid die de Crisis- en Herstelwet biedt is het werken met open normen die nader worden ingevuld door beleidsregels. Een voorbeeld van een open norm is voldoende parkeergelegenheid. De inmiddels vastgestelde beleidsregel hiervoor geeft aan de hand van parkeernormen aan hoe bepaald is wat 'voldoende' is.

Deze beleidsregels kunnen door de raad of het college worden vastgesteld. Als het gaat om een beleidsregel voor welstand kan alleen de raad deze vaststellen. Aan de vaststelling van een beleidsregel gaat geen verplichte voorbereidingsprocedure vooraf.

Voor het plangebied worden beleidsregels voor de waterhuishouding en wonen (fasering, woningbouwprogramma en natuurinclusief bouwen) opgesteld. De beleidsregels bieden flexibiliteit, maar ook specifieke regels per woongebied in de uitbreidingswijk Nieuwveense Landen.

2.1.3 Digitalisering

Bij het digitaal vormgeven van een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kan onder voorwaarden worden afgeweken van de digitale aspecten zoals vastgelegd in de RO Standaarden 2012. De voorwaarde is dat het bestemmingsplan wel elektronisch op een algemeen toegankelijke wijze beschikbaar wordt gesteld en blijft, op een door de raad te bepalen internetadres. De landelijke voorziening Ruimtelijkeplannen.nl bevat een verwijzing naar dit internetadres.

Geonovum heeft naar aanleiding hiervan een werkafspraak gepubliceerd die betrekking heeft op de ontsluiting van de informatie van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte via Ruimtelijkeplannen.nl. Hierbij wordt uitgegaan van 2 opties.

  • 1. Uitvoering met behulp van een contour op Ruimtelijkeplannen.nl. De gemeente stelt een contour met daaraan gekoppeld pdf bestanden van verbeelding, toelichting en regels beschikbaar die via de website www.ruimtelijkeplannen.nl raadpleegbaar is. Op een andere weblocatie stelt de gemeente het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte op een algemeen toegankelijke wijze beschikbaar.
  • 2. Uitvoering met behulp van een interactief raadpleegbaar plan op Ruimtelijkeplannen.nl. De gemeente Meppel stelt het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte beschikbaar als authentiek plan waarvan de volledige inhoud via de website www.ruimtelijkeplannen.nl interactief raadpleegbaar is.

Voor het Chw bestemmingsplan Meppel - Nieuwveense Landen 2020 is het uitgangspunt om het plan in ieder geval interactief raadpleegbaar te hebben via de website www.ruimtelijkeplannen.nl en op de gemeentelijke viewer. Hiermee wordt de continuïteit van ontsluiting van het plan ook na de inwerkingtreding van de Omgevingswet gewaarborgd.

2.2 Uitstel planschade tot vergunningverlening

Onder het huidige recht is een bepaling van een bestemmingsplan een oorzaak voor planschade. Dit betekent dat om planschade kan worden verzocht, nadat het bestemmingsplan in werking is getreden. Bij de bepaling van de hoogte van de planschade wordt uitgegaan van de maximale invulling van de planologische mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. In het geval van een Chw bestemmingsplan, dat voor bepaalde locaties nog ruimte en flexibiliteit biedt aan nu nog onbekende initiatieven, is het gat tussen wat maximaal mogelijk is en wat daadwerkelijk wordt gerealiseerd wat groter dan bij een regulier bestemmingsplan. Hierdoor zal het begroten en het vooraf verzekeren van de planschade bij nog onbekende initiatiefnemers erg complex zijn. Bovendien kan de schade op basis van de maximale invulling van het Chw bestemmingsplan hoger uitvallen dan de schade die daadwerkelijk ontstaat door gerealiseerde initiatieven.

Met dit Chw bestemmingsplan wordt daarom gebruik gemaakt van de mogelijkheden uit artikel 7w Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, het experiment met planschade. Dit experiment sluit aan bij de systematiek voor planschade (nadeelcompensatie) uit de Omgevingswet. Deze systematiek houdt in dat een verzoek om vergoeding van schade kan worden ingediend nadat een omgevingsvergunning voor bouwen is verleend of - bij dit experiment - wanneer een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit (onder de Omgevingswet de omgevingsplanactiviteit) wordt verleend. Het huidige recht benoemt de omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit niet als schadeveroorzakend besluit, waardoor het moment van aanvragen en bepalen van planschade niet naar de omgevingsvergunning verschoven kan worden. Het toevoegen van dit project aan artikel 7w BuChw is noodzakelijk om het Chw bestemmingsplan vast te kunnen stellen.

Met deze toevoeging wordt dus de omgevingsvergunning het schadeveroorzakend besluit in plaats van het Chw bestemmingsplan. Dit betekent dat de gemeente niet op voorhand met mogelijke initiatiefnemers een planschadeverhaalovereenkomst hoeft te sluiten, maar dat dit kan op het moment dat een initiatiefnemer zich aandient met een concreet plan. Bovendien wordt de hoogte van de uit te keren planschade gebaseerd op het specifieke initiatief waarvoor een omgevingsvergunning wordt verleend.

Bovendien zorgt de regeling uit artikel 7w BuChw ervoor dat een aanvrager om tegemoetkoming in planschade niet tegengeworpen kan krijgen dat een initiatief voorzienbaar is geworpen in de periode tussen vaststelling van het Chw bestemmingsplan en de verlening van een omgevingsvergunning voor een concreet initiatief. Het recht op planschade blijft voor die benadeelde burgers behouden, waardoor een mogelijk waardedrukkend effect op woningen of andere onroerend goed van burgers nabij een initiatief ten gevolge van nog niet benutte mogelijkheden uit een Chw bestemmingsplan met deze regeling in ieder geval enigszins beperkt wordt.

2.3 Nieuwe rol gemeenteraad en college

Met de invoering van de Omgevingswet worden procedures vereenvoudigd en de proceduretijden ingrijpend verkort. Om dit mogelijk te kunnen maken is het noodzakelijk om het besluitvormingsproces te optimaliseren. De Omgevingswet maakt dit mogelijk door het college, in veel meer gevallen dan nu, aan te wijzen als bevoegd gezag. Daar waar dit niet zo is biedt de wet de mogelijkheid aan de gemeenteraad om middels een delegatieregeling de bevoegdheid te delegeren aan het college.

In het Chw bestemmingsplan Meppel - Nieuwveense Landen wordt met toepassing van de Crisis- en herstelwet alvast geëxperimenteerd met een aantal mogelijkheden die de Omgevingswet zal bieden. Eén van de instrumenten die voor de woonwijk Nieuwveense Landen kan worden gebruikt is de delegatiebevoegdheid waarmee de gemeenteraad haar bevoegdheid, om het bestemmingsplan op onderdelen (voor bepaalde deelgebieden en/of thema's) te wijzigen, kan delegeren aan het college.


Het delegatiebesluit hoeft niet geïntegreerd te worden in het Chw bestemmingsplan zelf. Er is bij vaststelling geen delegatiebesluit genomen, maar kan ook op een later moment nog plaatsvinden, mocht daar bij de uitvoering behoefte aan bestaan.

Hoofdstuk 3 Opgave Nieuwveense Landen

3.1 Inleiding

Het Stedenbouwkundig plan Nieuwveense Landen is door de raad van de gemeente Meppel vastgesteld in juni 2011. Het heeft onder andere gediend als ruimtelijke onderbouwing voor het bestemmingsplan Nieuwveense Landen. Door verschillende andere ontwikkelingen sloot het stedenbouwkundig plan niet meer aan op de feitelijke situatie en op 20 februari 2014 heeft de gemeenteraad besloten de ontwikkeling van Nieuwveense Landen te flexibiliseren. Wat heeft geleid tot de notitie 'Uitgangspunten Actualisatie Nieuwveense Landen' vastgesteld door de gemeenteraad op 20 april 2017. Deze uitgangspunten hebben tot een actualisatie van het daarvoor geldende stedenbouwkundig plan geleid. De actualisatie van het stedenbouwkundig plan is opgenomen in bijlage 3.

De actualisatie van het stedenbouwkundig plan Nieuwveense Landen had als doel de ontwikkelingsrichting van Nieuwveense Landen vraaggericht en marktconform te faciliteren. Er is geen sprake van een nieuw stedenbouwkundig plan. Het nieuwe stedenbouwkundige plan wijkt wel af van het eerdere stedenbouwkundige plan. Het stedenbouwkundig plan is beschreven in paragraaf 3.4 en bijgevoegd als bijlage 3 van de toelichting.

Voor de ontwikkeling van de wijk was een herziening van de vigerende bestemmingsplannen voor dit gebied nodig. Het opstellen van een nieuw bestemmingsplan vraagt om een gestructureerde aanpak. Daarom is in 2019 een nieuwe Nota van Uitgangspunten opgesteld (bijlage 2) en vastgesteld door de gemeente raad.

3.2 Huidige situatie

Nieuwveense Landen ligt in het open landelijk gebied ten noorden van Meppel: tussen de kernen Nijeveen en de stad Meppel. Het huidige ruimtegebruik van het plangebied bestaat voornamelijk uit smalle langgerekte percelen grasland. De belangrijkste functie in het gebied is landbouw. De landbouw is overwegend grondgebonden veehouderij en in mindere mate akkerbouw.

In het plangebied zijn drie boerderijen gelegen waarvan één nog een agrarische functie heeft. Daarnaast bevindt zich een bebouwingsconcentratie aan de Nijeveenseweg. De verschillende huizen en boerderijen worden ontsloten door plattelandswegen. Het hele plangebied wordt door de N375 gescheiden van Meppel en alleen verbonden door de Nieuwe Nijeveenseweg en de Meppelerweg bij de rotonde Watertoren.

Op dit moment is deelplan 1 deels al gerealiseerd. Hiervoor is in 2017 een actueel bestemmingsplan vastgesteld. Het westelijk deel van dit deelgebied is in ontwikkeling. In figuur 3.1 is dit te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.BPNVL2020-BPC1_0004.png"

Figuur 3.1 Luchtfoto Huidige situatie

3.3 Gebiedsambitie en -opgave

Nieuwveense Landen wordt ontwikkeld als een gasloze en minimaal energieneutrale woonwijk. In het kader van verduurzaming gelden de landelijke normen, wel heeft de gemeente Meppel de ambitie om meer te doen dan wettelijk is vastgelegd. Daarom wil de gemeente Meppel initiatiefnemers en ontwikkelaars uitdagen meer te doen dan landelijk is bepaald. Zodat Nieuwveense Landen uiteindelijk zelfs energieleverend wordt.


De bouw van energiezuinige woningen is de basis om dat te bereiken. Dat betekent goede isolatie, een laagtemperatuur-verwarming en energiezuinige ventilatie. Voor het verwarmen (en koelen) van de woningen wordt uitgegaan van een individuele all-electric voorzieningen met behulp van bodem- of luchtwarmtepompen. Of door nieuwe duurzame technieken die de aankomende jaren volop worden ontwikkeld.


Deze ambitie kan niet alleen worden gerealiseerd op woning/kavelniveau. Met de huidige stand van de techniek is het technische en financieel-economisch niet haalbaar om energieneutraliteit te bereiken met uitsluitend maatregelen op woningniveau. In het Stedenbouwkundig plan is gesteld dat voor een energieneutraal/energieleverend Nieuwveense Landen aanvullend één of meerdere zonneparken nodig zijn.


In het stedenbouwkundig plan zijn ambities opgenomen. Deze zijn niet allemaal in het Chw bestemmingsplan Chw bestemmingsplan Meppel - Nieuwveense Landen 2020 overgenomen. Duurzaam bouwen bijvoorbeeld kan nu eenmaal niet worden afgedwongen, anders dan de eisen die het Bouwbesluit 2012 aan bouwwerken stelt. In het Chw bestemmingsplan kunnen hiervoor geen strengere regels worden opgenomen. Wel biedt het experiment verbrede reikwijdte meer mogelijkheden dan een traditioneel bestemmingsplan. Op basis van de Nota van Uitgangspunten zijn de harde planregels en de kwalitatieve en kwantitatieve randvoorwaarden voor de ontwikkeling van het gebied bepaald. De Nota van Uitgangspunten is opgenomen als bijlage 2 bij deze toelichting.

3.4 Stedenbouwkundige opzet

Door verschillende ontwikkelingen sloot het stedenbouwkundig plan uit 2011 niet meer aan op de feitelijke situatie en de vraag vanuit de markt. Daarom heeft de gemeenteraad op 20 februari 2014 besloten de ontwikkeling van Nieuwveense Landen te flexibiliseren. De actualisatie van het stedenbouwkundig plan Nieuwveense Landen had als doel de ontwikkelingsrichting van Nieuwveense Landen vraaggericht en marktconform te faciliteren. Het uitgangspunt blijft dat de wijk een eigen, typisch Meppeler identiteit krijgt waarbij eigenwijs, eigentijds en duurzaam de kernwoorden zijn.

Het stedenbouwkundig plan (2017) gaat uit van een gebiedsindeling in een westelijk en oostelijk plangebied met daarin verschillende woonmilieus (bijlage 3). De stedenbouwkundige uitgangspunten voor deze woonmilieus zijn met dit Chw bestemmingsplan globaal vastgelegd.

Het plangebied ligt tussen de Nijeveense Grift in het oosten en de Bremenbergplas in het westen en is onderdeel van het landschap ten zuiden van Kolderveen. Dit veenweidegebied is ontstaan op een zandlandschap wat zich uitstrekt van de Havelterberg in het oosten tot Vollenhove in het westen.

Het stedenbouwkundig plan kent een ruimtelijke hoofdopzet van structuren en gebieden. De historische structuur van historische invalswegen en de waterstructuur vormt de ruggengraat van het gebied. Binnen het raamwerk zijn verschillende gebieden te onderscheiden. Deze gebieden hebben elk een eigen karakter, gerelateerd aan de ligging en historische context van het gebied. In het gebied zijn en worden ook moderne structuren geïntroduceerd, die hun eigen uitstraling kennen, los van de historische context. Daar waar structuren elkaar kruisen, ontstaat een bijzondere plek, een knooppunt. Deze ruimtelijke hoofdopzet is terug te zien in de hieronder weergegeven stedenbouwkundig plan. De ruimtelijke aspecten, waaronder de stedenbouwkundige opzet, zijn verder uitgewerkt in hoofdstuk 4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.BPNVL2020-BPC1_0005.png"

Figuur 3.2. Stedenbouwkundige opzet (Bron: Stedenbouwkundig plan Nieuwveense landen, Buro Maan)

3.5 Gebiedsindeling

Het plangebied is ingedeeld in zeven deelgebieden en wordt ontwikkeld in zes fasen. De verschillende fasen kunnen de deelgebieden overlappen. In figuur 3.3 is de fasering weergegeven. De verschillende deelgebieden worden per fase gerealiseerd.

Fase 1.1, is een combinatie van de deelgebieden Centrumwonen en Broeklanden. Deze wijk is nagenoeg gerealiseerd en is voorzien van een actueel bestemmingplan. Dit bestemmingsplan is overgenomen in het Chw bestemmingplan.

Voor de deelgebieden Agrarisch gebied en Parkzone geldt in principe een conserverende regeling vergelijkbaar met de planologische regeling uit de hiervoor geldende bestemmingsplannen. Wel is in de parkzone juist ruimte voor de duurzame opwek van zonne-energie. Ook is de omvang van de parkzone iets verkleind, omdat er na onderzoek is gebleken dat er meer mogelijkheden zijn voor woningbouw binnen de geluidzone van industrieterrein Oevers.

Voor de overige gebieden is per deelgebied aangegeven welke functies zijn toegestaan en wat de kwaliteiten en waarden zijn die worden nagestreefd in het deelgebied. Per deelgebied is een functietoedeling opgenomen passend bij het bestaande en gewenste karakter van dat gebied. Voor een aantal gebieden houdt dat in dat er in beginsel veel nieuwe functies mogelijk worden gemaakt en daarbij is ook duidelijk aangeven welke functies in ieder geval niet gewenst zijn in het betreffende deelgebied. Er zijn ook deelgebieden waar minder ontwikkelingen zullen plaatsvinden en waar minder nieuwe functies worden toegestaan. Daar wordt ingezet op een meer conserverende regeling. Het regime verschilt dus per deelgebied. Ontwikkelingen worden per deelgebied getoetst aan het Chw bestemmingsplan.

In de volgende figuur is een overzicht opgenomen van de fasering in realisatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.BPNVL2020-BPC1_0006.jpeg"

Figuur 3.3 Fasering Nieuwveense Landen

Hoe de fasering precies wordt vormgegeven kan nog wijzigen. Hiervoor is namelijk een beleidsregel door het college vastgesteld. Mocht er reden zijn om de woningbouw anders te faseren, dan kan de beleidsregel door het college worden aangepast.

3.6 Functies in Nieuwveense Landen

Wonen

In het plangebied zijn drie boerderijen gelegen waarvan één nog een agrarische functie heeft. Daarnaast bevindt zich een bebouwingsconcentratie aan de Nijeveenseweg. De verschillende huizen en boerderijen worden ontsloten door plattelandswegen. Het hele plangebied wordt door de N375 gescheiden van de bestaande stad en alleen verbonden door de Nieuwe Nijeveenseweg en de Meppelerweg bij de rotonde Watertoren.

Het Chw bestemmingsplan Meppel - Nieuwveense Landen 2020 is een experiment waarmee de gemeente Meppel alvast vooruitloopt op de Omgevingswet. Deze bijzondere status betekent dat het bestemmingsplan anders is van opzet en inhoud. Door middel van een flexibel plan wordt ingespeeld op de vraaggerichte en marktconforme ontwikkelingsrichting van de woonwijk Nieuwveense Landen voor de komende 20 jaar.

In hoofdstuk 4 worden per deelgebied de verschillende woonmilieus en de gewenste stedenbouwkundige kwaliteit beschreven.

 

Duurzaamheid

Met dit Chw bestemmingsplan heeft de gemeente Meppel de ambitie om de duurzaamheidsconditie op het gebied van energievoorzieningen op te schroeven. Het uitgangspunt is 'aangenaam duurzaam'. Dit is een concept waarin de toekomstige bewoners centraal staan en voor de meest effectieve inzet van (innovatieve) energiemaatregelen wordt gekozen. De ambitie is om uiteindelijk een energieleverende woonwijk te realiseren, als de wijk volledig is opgeleverd.

Met de huidige stand van de techniek en de beschikbare ruimte op daken is het financieel economisch niet (altijd) haalbaar om op kavelniveau volledig energieneutraal te zijn. Ook de reeds bestaande woningen zijn niet energieneutraal. In een energieneutrale wijk wordt ook de energie die nodig is voor openbare verlichting en rioolgemalen duurzaam opgewekt. Daarom worden binnen het plangebied op verschillende locaties extra zonnepanelen aangelegd. Voor een minimaal energieneutrale eindsituatie in Nieuwveense Landen (2040) is circa 6 hectare aan zonnepanelen nodig. Uitgangspunt is om deze in clusters van ten hoogste 2 hectare aan te leggen. 2 hectare is een korrelgrootte die landschappelijk goed is in te passen in de bestaande en toekomstige landschapsstructuren. Daarnaast zijn zonneparken van 2 hectare goed inpasbaar in het elektriciteitsnet. De zonneparken zullen gefaseerd worden ontwikkeld. De planregels van dit plan bieden hiervoor ruimte. Die ruimte is vooral beschikbaar in de parkrandzone (zie, paragraaf 4.9). Om de ruimtelijke kwaliteit te borgen in de parkrandzone en het gebied landschappelijk goed in te passen is voor dit gebied een landschappelijke inpassing opgesteld. Deze rapportage is opgenomen in bijlage 5 Rapportage Energielandschap Nieuwveense Landen .

Het Chw bestemmingsplan kan de duurzame aspecten niet allemaal afdwingen, maar wel faciliteren. Er is ruimte voor de aanleg van de zonneparken met per park maximaal 2 hectare in de parkrandzone en kleinschalige duurzame energieopwekking bij, op en/of aan woningen.

Natuurinclusief bouwen

In de komende jaren zal er veel worden bijgebouwd. Om een gezonde, aantrekkelijke en toekomstbestendige leefomgeving voor mens en dier te maken, moet de natuur een volwaardige plaats krijgen bij het ontwerpen van nieuwbouw en de openbare ruimte.

Met dit Chw bestemmingsplan worden randvoorwaarden opgenomen om natuurinclusief te bouwen. Dit zorgt voor meer biodiversiteit binnen de wijk en versterkt het leefklimaat. Door meer groen en natuurmaatregelen op te nemen wordt de wijk beter bestand tegen hittestress, hoosbuien of droogte. Groene daken en gevels zorgen namelijk voor verkoeling tijdens warme periodes, daarnaast kunnen de groene daken als waterbuffer dienen voor regenwater.

Om natuurinclusief te bouwen te bevorderen is in dit Chw bestemmingsplan een juridische verplichting opgenomen. Deze verplichting is gekoppeld aan een puntensysteem dat onderdeel is van de beleidregel Wonen. Uitgangspunt is dat alleen mag worden gebouwd als een minimaal aantal punten voor het treffen en in stand houden van verschillende soorten maatregelen worden gehaald. De punten op de checklist dragen bij aan een groene en klimaatbestendige omgeving.

Infrastructuren

Autoverkeer

Om te voorzien in de ontsluiting van de wijk worden twee nieuwe ontsluitingswegen in oostelijke en westelijke richting gerealiseerd. Deze ontsluiting hangt samen met de aanleg van een fietstunnel bij de Watertoren. In bijlage 16 zijn de impressies van de nieuwe verkeersstructuur opgenomen. Hieronder wordt per onderdeel beschreven hoe de verkeersstructuur wordt beoogd.

Westelijke ontsluiting

De westelijke ontsluitingsweg sluit aan op de bestaande rotondes bij de Handelsweg / N375 en bij de Nieuwe Nijeveenseweg aan de noordkant van Nieuwveense Landen. Ook wordt de volgende woonbuurt 'Broeklanden 2+5' aan de noordkant via deze weg ontsloten. De Bremenbergweg wordt tot de aansluiting met de westelijke ontsluitingsweg verbreed en voorzien van verlichting.

Oostelijke ontsluiting

De oostelijke ontsluitingsweg sluit aan op de bestaande rotonde bij de Nieuwe Nijeveenseweg en op de Steenwijkerstraatweg (N371) via een T-splitsing. De Nijeveensebuurt wordt via deze weg vanaf de noordkant ontsloten voor autoverkeer. Op termijn wordt de T-splitsing omgebouwd naar een rotonde. Dit is naar verwachting nodig op het moment dat de woonbuurten tussen de Nijeveensebuurt en de oostelijke ontsluitingsweg tot ontwikkeling komen.

Fietstunnel en rotonde watertoren

Door middel van een nieuwe rotonde bij de watertoren wordt ruimte gemaakt voor een fiets- en voetgangerstunnel. Op deze wijze ontstaat een veilige en rechtstreekse langzaamverkeersroute van en naar de binnenstad van Meppel. Fietsers richting Nieuwveense Landen en Nijeveen gaan over een nieuw fietspad op de plek van de huidige Nieuwe Nijeveenseweg.

Autoverkeer wordt omgeleid via de nieuwe wijkontsluitingswegen. Bypasses bij de nieuwe rotondes zorgen ervoor dat het doorgaand verkeer makkelijker kan doorrijden en de bereikbaarheid van Meppel sterk verbetert. De ontsluiting van de Watertoren en het nabijgelegen loonbedrijf (in de richting van de Bremenbergweg) vraagt nog om een nadere uitwerking.

Door de aanleg van de fietstunnel komt de huidige carpoolplaats te vervallen. Onderzocht wordt of het wenselijk is deze terug te brengen op een andere nabijgelegen locatie.

Verkeersgeneratie autoverkeer

Om te bepalen of de wijk ontsloten kan worden volgens de geplande infrastructuur is de verkeersgeneratie van het plangebied onderzocht. Dit onderzoek is bijgevoegd als bijlage 17. Vervolgens is op basis van het verkeersgeneratie onderzocht of de geplande infrastructuur geschikt is voor de ontsluiting van de nieuwe wijk (fase 2). Dit onderzoek is bijgevoegd als bijlage 18.

In het verkeersgeneratie onderzoek is de totale verkeersgeneratie van de nieuwe wijk na volledige realisatie bepaald. De voorgenomen ontsluitingsstructuur met een gebiedsontsluitingsweg (1x2 rijstroken) kan deze verkeersgeneratie op etmaalniveau voldoen aan de afwikkeling. Daarnaast is onderzocht of de (nieuwe rotonden) kruispunten de verkeersintensiteit aan kunnen en of er geen knelpunten ontstaan tijdens piekdrukte. Uit het onderzoek (bijlage 18) blijkt dat de verwachte verkeersgeneratie ook tijdens piekdrukte geen problemen veroorzaken

Fiets- en wandelroutes

Nu het eerste deelplan van Nieuwveense Landen gereed is, is er een toename geconstateerd van het aantal fietsers en voetgangers op de (fiets)route via de Nieuwe Nijeveenseweg en de Steenwijkerstraatweg te Meppel. De gemeente Meppel wil Nieuwveense Landen in de nabije toekomst aansluiten op de omgeving met comfortabele, snelle en veilige fiets- en wandelroutes.

De fietsers en voetgangers steken in de huidige situatie de provinciale weg N375 over via de rotonde bij de watertoren. Vanwege de ambities met betrekking tot fietsroutes plus de verdere toename van het aantal overstekende fietsers en voetgangers richting onder andere de binnenstad van Meppel wordt in samenwerking met de provincie Drenthe deze gelijkvloerse kruising vervangen door een ongelijkvloerse kruising onder de N375 voor voetgangers en fietsers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.BPNVL2020-BPC1_0007.png"

Figuur 3.4 Infrastructuren

De hoofdontsluitingsstructuur is vastgelegd via de bestemming 'Verkeer' Het gaat hier om de wijkontsluiting. De buurtonsluitingswegen zijn als verkeersfunctie binnen de verschillende bestemmingen 'Woongebied' opgenomen. De fiets- en wandelpaden zijn in principe in alle bestemmingen mogelijk gemaakt. Daar waar ze deel uitmaken van de hoofdinfrastructuur, zijn ze in de bestemming 'Verkeer' of Verkeer - Verblijfsgebied opgenomen.

Groen en Water

In Nieuwveense Landen wordt een robuuste waterhuishouding gerealiseerd die rekening houdt met de verwachte klimaatverandering. De groen-blauwe structuur die wordt aangelegd in Nieuwveense Landen zorgt er niet alleen voor dat het watersysteem extreme buien kan verwerken, het draagt tevens bij aan het voorkomen van hittestress en verdroging. Meer hittegolven en perioden van droogte zijn andere consequenties van klimaatverandering.

Om te borgen dat robuuste waterhuishouding gerealiseerd wordt, en rekening gehouden wordt met klimaatverandering zijn beleidsregels opgesteld. Deze beleidsregels zijn separaat vastgesteld door het college en zijn extra regels, die als invulling van de planregels van dit Chw bestemmingsplan gelden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.BPNVL2020-BPC1_0008.png"

Figuur 3.5 Groen en water structuren

Hoofdstuk 4 Deelgebieden Nieuwveense Landen

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de deelgebieden van Nieuwveense Landen beschreven. Er wordt ingegaan op de bestaande situatie, de functies, ruimtelijke karakteristiek en kwaliteiten, de cultuurhistorische waarden en de koers per deelgebied.

In zijn algemeenheid zal er per deelgebied sprake zijn van een globale woonbestemming (Woongebied). De regels in deze bestemming leggen geen hele strikte voorwaarden aan de nieuw te bouwen woningen. De regeling zal zijn gebaseerd op de regeling uit het voorheen geldende plan, maar wordt flexibeler gemaakt door onder andere ruime marges in de bouwregels en geen situeringseisen vast te leggen. Hierdoor kan beter worden ingespeeld op vragen uit de markt en uitvoering worden gegeven aan toekomstige bouwplannen. Wel dient rekening te worden gehouden met de beeldkwaliteitseisen.

Aangezien water en waterberging een steeds belangrijker thema is, is in overleg met het waterschap per deelgebied vastgelegd hoeveel procent van het water opgevangen moet worden in het deelgebied. Doordat elke deelgebied anders wordt ingericht is bewust gekozen om waterberging per deelgebied te regelen en niet voor het gehele plangebied dezelfde regeling.

4.2 Agrarisch gebied

Het nieuwe stedenbouwkundige plan wijkt af van het eerdere stedenbouwkundige plan waarmee in het geldende bestemmingsplan 'Meppel - Nieuwveense Landen' rekening was gehouden. Een deel van het gebied, met name in het noordoosten en een deel in het noordwesten, wordt niet meer ontwikkeld voor woningbouw. Dit gebied blijft bestemd voor agrarisch gebruik. Deze gebieden zijn wel meegenomen in dit Chw bestemmingsplan, om ook voor die gebieden een actueel bestemmingsplan vast te stellen.

4.3 Compensatiebos

In het woonmilieu 'Parkwonen' zie paragraaf 4.7, wordt een 'compensatiebos' aangelegd. Dit bos van circa 2 hectare dient ter vervanging van de bomen die gekapt zijn en de bomen die zullen afsterven door de veranderende waterstanden bij de aanpassing van de Wold Aa. De vormgeving en de soortenkeuze van het nieuwe bos sluit aan bij de landschappelijke kenmerken van het gebied.

Regeling in het Chw bestemmingsplan

Voor het compensatiebos is in de bestemming 'Groen' een aanduiding 'Bos' opgenomen. Binnen deze aanduiding 'Bos' is een regeling opgenomen waarbij de aanleg van 2 hectare bos is geborgd.

4.4 Boshoven

Het woonmilieu 'Boshoven' is een opzichzelfstaande ontspannen groene buurt die opgaat in het compensatiebos en het omliggende weidelandschap. Bestaande bosschages, singels en woningen met hun erfbeplanting vormen de aanleiding om het bos en de nieuwe buurt in het landschap over te gaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.BPNVL2020-BPC1_0009.jpg"

Figuur 4.1 Uitsnede Boshoven (oranje stippellijn)

Regeling in het Chw bestemmingsplan

Er is een globale woonbestemming 'Woongebied - Boshoven' opgenomen. De regels in deze bestemming leggen geen hele strikte voorwaarden aan de nieuw te bouwen woningen. De bouwmogelijkheden worden daarnaast ruimer in bijvoorbeeld de mogelijkheden voor het plaatsen van hoofd- en bijgebouwen. Wat er mag worden gebouwd en waar, is vastgelegd in het beeldkwaliteitplan. In het beeldkwaliteitsplan zijn de criteria opgenomen waaraan de woningen in het woongebied Boshoven moeten voldoen. In de uitwerking van de plannen wordt hier rekening mee gehouden. De Hoofdstructuur van de woonclusters zijn vastgelegd op de verbeelding. De hoofdwaterstructuur is vastgelegd in de bestemming 'Water'.

4.5 Broeklanden

De Broeklanden vormen een ontspannen groen woonmilieu tussen het deelgebied 'Centrumwonen' en het natuur- en recreatiegebied rond de Bremenbergplas. Hierdoor heeft het zuidelijke deel van Broeklanden meer relatie met de Parkzone en Centrumwonen en het noordelijke deel van Broeklanden meer relatie met het weidelandschap ten noorden van Nieuwveense Landen.

In de noordelijke deel wordt het bestaande slotenpatroon zoveel mogelijk gehandhaafd. De randsloot vormt de scheiding tussen Nieuwveense Landen en het noordelijk gelegen weidegebied. Vanaf de Randsloot steken verschillende sloten de wijk in tot aan de hoofdwatergang. Hiertussen liggen verschillende onregelmatig gevormde 'eilanden' waar de woningen een tuin aan het water hebben.

De vormgeving van het zuidelijke deel is afgeleid van het patroon van optrekkende kavels die in de regio veel voorkomen. De bebouwing van de zuidelijke Broeklanden vormt een duidelijke rooilijn naar de westelijke ontsluitingsweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.BPNVL2020-BPC1_0010.png"

Figuur 4.2 Uitsnede Broeklanden (oranje stippellijn)

Broeklanden 2 -5

Voor Broeklanden 2 en Broeklanden 5 zijn ten tijden van het opstellen van dit CHW bestemmingsplan ontwikkelaars bezig met de invulling van het gebied. Daarom is voor de invulling van dit gebied een separaat beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan is opgenomen in bijlage 6. Het gebied Broeklanden 2 en Broeklanden 5 is in figuur 4.3 weergegeven. De uitgangspunten uit het stedenbouwkundig plan (bijlage 7) die gelden voor dit gebied zijn meegenomen in dit beeldkwaliteitsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.BPNVL2020-BPC1_0011.png"

Figuur 4 .3 Uitsnede Broeklanden 2 en 5 (oranje stippellijn)

Regeling in het Chw bestemmingsplan

Er is sprake van een globale woonbestemming (Broeklanden). De regels in deze bestemming leggen geen hele strikte voorwaarden aan de nieuw te bouwen woningen. De bouwmogelijkheden worden daarnaast ruimer in bijvoorbeeld de mogelijkheden voor het plaatsen van hoofd- en bijgebouwen. In het beeldkwaliteitsplan zijn de criteria opgenomen waaraan de woningen in het woongebied Broeklanden moeten voldoen. In de uitwerking van de plannen wordt hier rekening mee gehouden. Naast het beeldkwaliteitsplan dat is opgesteld voor Nieuwveense landen, is voor Broeklanden 2 en 5 een specifiek beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan is opgenomen in bijlage 6.Hierin zijn de criteria opgenomen waaraan de woningen in het woongebied Broeklanden 2 en 5 moeten voldoen.

De hoofdstructuur van de woonclusters vastgelegd in die zin dat de hoofdwater- en groenstructuren zijn voorzien van de bestemming 'Groen' of 'Water'. De ontsluitingswegen van het gebied zijn bestemd als 'Verkeer'.

4.6 Centrumwonen

De bestaande Nijeveensebuurt vormt de kern van een intiem dorps woonmilieu met een menging van woningtypes en aanvullende functies. Het woonmilieu Centrumwonen integreert de nieuwe en de bestaande buurt. Een belangrijke kwaliteit van oostelijk deel van de Centrumbuurt is de ligging aan de Nijeveense Grift en de hoofdwatergang. De beide waterstructuren worden herkenbaar vormgegeven.

Aan de oostzijde wordt achter die tuinen een openbaar toegankelijke groene plek gemaakt, bijvoorbeeld een boomgaard, die ook het historisch sluiscomplex aan de Steenwijkerstraatweg beter bereikbaar maakt. Aan de westzijde wordt de achterzijde van de Nijeveense buurt afgeschermd door een watergang met begroeide oevers.

In het hart van de wijk zijn gronden gereserveerd voor voorzieningen zoals een school, een kinderopvang en zorgfuncties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.BPNVL2020-BPC1_0012.jpg"

Figuur 4.4 Uitsnede Centrumwonen (oranje stippellijn)

Regeling in het Chw bestemmingsplan

De regeling voor het gerealiseerde deel is gebaseerd op de regeling uit het voorheen geldende plan, 'Meppel - Nieuwveense Landen Deelplan 1', maar is flexibeler gemaakt door onder andere ruime marges in de bouwregels en geen situeringseisen vast te leggen. Hierdoor kan beter worden ingespeeld op vragen uit de markt en uitvoering worden gegeven aan toekomstige bouwplannen. Wel dient rekening te worden gehouden met de beeldkwaliteitseisen.

Voor het nog te realiseren deel is eveneens sprake van een globale woonbestemming (Woongebied - Centrumwonen). Binnen de bestemming kunnen verschillende functies gemakkelijker uitgewisseld worden. In het beeldkwaliteitsplan zijn de criteria opgenomen waaraan de woningen in het woongebied Centrumwonen moeten voldoen. In de uitwerking van de plannen wordt hiermee rekening gehouden. Het beeldkwaliteitplan wordt separaat van het Chw bestemmingsplan vastgesteld. De criteria voor dit woongebied zijn beschreven in hoofdstuk 2 van het beeldkwaliteitsplan.

Planologisch wordt er ruimte geboden voor een voorzieningencluster waarin wordt voorzien in de mogelijkheden voor zorgvoorzieningen in de vorm van een gastenhuis en dagopvang, een brede school en een leerwerkcentrum en eventueel leisuregerelateerde functies. Deze locaties zijn opgenomen met een gemengde of maatschappelijke bestemming.

4.7 Parkwonen

Het woonmilieu Parkwonen vormt de overgang van de Centrumwonen naar de oostelijke Parkwonen. Het woonmilieu bestaat uit meerdere kleine herkenbare buurtjes die in maat en omvang verschillen. De buurtjes dragen samen met het water en het groen bij aan de vormgeving van het park en bepalen de sfeer van de parkachtige ruimte.

De overgang naar de openbare ruimte is zo direct mogelijk en vormt een belangrijke ontwerpopgave.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.BPNVL2020-BPC1_0013.jpg"

Figuur 4.5 Uitsnede Parkwonen (oranje stippellijn)

Regeling in het Chw bestemmingsplan

Er is sprake van een globale woonbestemming (Woongebied - Parkwonen). De regels in deze bestemming leggen geen hele strikte voorwaarden aan de nieuw te bouwen woningen. De bouwmogelijkheden worden daarnaast ruimer in bijvoorbeeld de mogelijkheden voor het plaatsen van hoofd- en bijgebouwen. In het beeldkwaliteitsplan zijn de criteria opgenomen waaraan de woningen in het woongebied Parkwonen moeten voldoen. In de uitwerking van de plannen wordt hier rekening mee gehouden. Het beeldkwaliteitplan wordt separaat van het Chw bestemmingsplan vastgesteld.

De hoofdstructuur van de woonclusters is vastgelegd in die zin dat de te behouden sloten en dergelijke een 'Groen' of 'Water' bestemming hebben gekregen.

4.8 Waterwonen

Aan de noordzijde van de Bremenbergplas ligt het woongebied Waterwonen. Dit woonmilieu staat niet op zichzelf maar is onderdeel van een watermilieu waarvan ook recreatie, natuurontwikkeling en voorzieningen deel uitmaken. Een natuurlijke bufferzone ten westen van het woonmilieu beschermt de natuurwaarden van het weidegebied.

Het onderliggende slotenpatroon is uitgangspunt bij de vormgeving van de buurt en het strakke patroon van de kavelsloten wordt hierbij losgelaten. Het water krijgt veel ruimte en de wooneilanden komen vrij in een waterrijke omgeving te liggen. De woningen kunnen op afstand of dichtbij het water met steigers en vlonders gebouwd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.BPNVL2020-BPC1_0014.jpg"

Figuur 4.6 Uitsnede Waterwonen (oranje stippellijn)

Regeling in het Chw bestemmingsplan

Er is sprake van een globale woonbestemming (Woongebied - Waterwonen) waarin de functies wonen en water volop de ruimte krijgen. De regels in deze bestemming leggen geen hele strikte voorwaarden aan de nieuw te bouwen woningen. De bouwmogelijkheden worden daarnaast ruimer in bijvoorbeeld de mogelijkheden voor het plaatsen van hoofd- en bijgebouwen.

In het beeldkwaliteitsplan zijn de criteria opgenomen waaraan de woningen in het woongebied Waterwonen moeten voldoen. In de uitwerking van de plannen wordt hier rekening mee gehouden. Het beeldkwaliteitplan wordt separaat van het Chw bestemmingsplan vastgesteld.

4.9 Parkzone

Het beeld en de identiteit van de wijk wordt in belangrijke mate bepaald door de Parkzone langs de N375 en Steenwijkerstraatweg.

In het westelijk deel van de Parkzone is het bestaande kavel- en slotenpatroon de ruimtelijke drager voor functies zoals speel- en trapvelden, en vormen van voedselproductie, zoals pluktuinen en gezamenlijke buurttuinen, maar bijvoorbeeld ook een hondenlosloopterrein. Deze functies zijn afgestemd op de behoeften van de wijk. Bij de Bremenbergplas wordt de parkzone extensief ingericht met broekbosjes, rietvelden, plassen en kolken en is er veel ruimte voor natuur en ecologie.

In dit gebied wordt veel ruimte geboden voor het opwekken van energie en het bergen van water. Om de ruimtelijke kwaliteit te borgen en het gebied landschappelijk goed in te passen is voor dit gebied een landschappelijke inpassing opgesteld. Deze rapportage is opgenomen in bijlage 5 Rapportage Energielandschap Nieuwveense Landen .

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.BPNVL2020-BPC1_0015.jpg"

Figuur 4.7 Uitsnede Parkzonde (oranje stippellijn)

Regeling in het Chw bestemmingsplan

De groen- en waterstructuur die buiten de woonmilieus valt is globaal vastgelegd met een ruime groenbestemming. In deze bestemmingen wordt onder andere ruimte geboden voor water, groen en natuur.

Voor het borgen van een goede waterhuishouding is het van belang dat de hoofdwatergangen zullen worden vastgelegd met de bestemming 'Water'. Verder zal per deelgebied de watercompensatie moeten worden geborgd

Initiatieven die niet zonder meer binnen de bestemming Groen mogelijk zijn (bijvoorbeeld recreatie of zonneparken) kunnen worden toegestaan met een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit.

Voor het borgen van een goede landschappelijke inpassing is een regeling opgenomen waarmee de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in bijlage 5 wordt geborgd.

Hoofdstuk 5 Beleidskader

5.1 Ruimtelijk rijksbeleid

Binnen het rijksbeleid zijn de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, de Ladder voor duurzame verstedelijking en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening van belang.

5.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 in werking getreden. De Structuurvisie infrastructuur en ruimte 2040 (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Deze 13 nationale belangen zijn:

  • Rijksvaarwegen
  • Mainportontwikkeling Rotterdam
  • Kustfundament
  • Grote rivieren
  • Waddenzee en waddengebied
  • Defensie
  • Hoofdwegen en hoofdspoorwegen
  • Elektriciteitsvoorziening
  • Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen
  • Natuurnetwerk Nederland
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde

De visie is via regels verankerd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. De rijksregels hebben hun vertaling gekregen in de provinciale verordeningen. Voor zover relevant voor het plangebied van dit Chw bestemmingsplan zijn de planregels hierop afgestemd.

5.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren is in het Besluit ruimtelijke ordening de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6 lid 2). Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor een stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied moet worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd.

In de algemene bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 1.1.1 lid 1 onder h) is de volgende definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied: “bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur”.

Voor dit Chw bestemmingsplan is de beoogde ontwikkeling getoetst aan de ladder voor duurzame ontwikkeling. Dit rapport is opgenomen als bijlage 8 bij de toelichting. Uit deze toets blijkt, uitgaande van de jaarlijkse oplevering van 166 woningen en de toenemende druk op de woningmarkt, dat er behoefte is aan een bouwprogramma van minimaal 160 woningen per jaar.

Motivering locatiekeuze

Het is niet mogelijk om de gehele woningbehoefte in Meppel binnenstedelijk te realiseren. Dit is in de woonvisie gemotiveerd. Daarom is al in 2009 gekozen voor uitbreiding en is de uitbreidingslocatie Nieuwveense Landen in 2012 vastgelegd in een bestemmingsplan. De 1e fase is zo goed als afgerond. Gelet op de woningbehoefte is nieuwe harde plancapaciteit noodzakelijk.

Geconcludeerd kan worden dat sprake is van een zorgvuldig ruimtegebruik waarbij het bestaande stedelijk gebied wordt omgevormd, zodat sprake is van een meer toekomstbestendige, duurzame invulling.

5.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid schept in veel gevallen een beleidskader, dat door de gemeenten verder uitgewerkt wordt. Daarnaast blijft algemeen provinciaal beleid een toetsingskader, in dit geval de Omgevingsvisie Drenthe 2018 en de Provinciale omgevingsverordening Drenthe.

5.2.1 Omgevingsvisie Drenthe 2018

Op 3 oktober 2018 is de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de komende periode. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

De provincie maakt zich sterk voor bovenregionale afstemming over herontwikkeling en uitbreiding van bedrijfslocaties, gevoed door een reële, marktconforme inschatting van de toekomstige vraag. De provincie zet zich in voor de herstructurering en kwaliteitsverbetering van verouderde bedrijventerreinen. Hierbij is regionale afstemming over regionale werklocaties van belang, om onderlinge concurrentie tussen gemeenten en overaanbod te voorkomen. Er worden drie afstemmingsregio’s onderscheiden: Groningen-Assen, Zuidoost Drenthe (Dutch Tech Zone, voorheen Vierkant voor Werk: Emmen, Coevorden en Hoogeveen) en Meppel-Zwolle.

De voor landbouw aangewezen gebieden zijn economisch gezien voor de provincie van groot belang. Voor de landbouw wordt gestreefd naar een robuust systeem. De landbouw bieden wij maximale speelruimte in de gebieden die op kaart als landbouwgebied zijn aangeduid.

Wonen

Meppel heeft een belangrijke regiofunctie. Het verzorgingsgebied beslaat meer dan 100.000 inwoners met diverse, bovenlokale voorzieningen, zoals een ziekenhuis, voortgezet onderwijs, een haven, het station en een schouwburg. Meppel is een zelfstandige stad binnen de Regio Zwolle en vormt zo de verbinding tussen Noord- en Midden-Nederland.

De woningbouwopgave in Drenthe krijgt tot 2030 te maken met een daling van circa 1.100 huishoudens. Daarnaast bestaat er onder de huidige huishoudens, ongeveer 2500, een vraag naar nieuwe woningen. Hoewel het aantal huishoudens afneemt, blijven mensen in nieuwe woningen willen wonen (vervangingsvraag). Op lange termijn (2040) verwachten we een geschatte daling van 5.000 huishoudens. De geschatte vervangingsvraag in 2040 bedraagt ook ongeveer 5.000 woningen.

Kernkwaliteiten

Voor het plangebied zijn de volgende kernkwaliteiten van toepassing. De kernkwaliteiten zijn verder inhoudelijk uitgewerkt in de visie, waarbij per kernkwaliteit algemeen en specifiek beleid is opgenomen.

  • 'landschap'; wegdorpen van de laagveenontginningen

Het beleid richt zich op het behoud en de versterking van het open karakter en de smalle verkavelingsstructuur.

  • 'aardkundige waarden'; generiek beschermingsniveau: respecteren

Het beleid richt zich hierbij op het bewaren van de lokale aardkundige kenmerken voor de toekomst. De gemeente bekijkt per plangebied of er sprake is van kenmerkende waarden en beschermen deze waar nodig via het bestemmingsplan.

  • 'archeologie'; Verwachte archeologische waarden, beekdal:

Het beleid schrijft voor dat alle behoudenswaardige vindplaatsen die op de Archeologische Monumentenkaart van Drenthe (AMK) en nieuw ontdekte (behoudenswaardige) vindplaatsen niet ongezien verdwijnen. Bij nieuwe ontwikkelingen is onderzoek naar waarden vaak nodig. Eventueel moet het bestemmingsplan een beschermende regeling bieden. In het plangebied zijn dubbelbestemmingen voor archeologie opgenomen.

  • 'cultuurhistorie'; respecteren.

Het beleidsuitgangspunt respecteren geldt voor de hele cultuurhistorische hoofdstructuur. Bij ontwikkelingen wordt ingezet op het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst.

  • 'milieukwaliteit'

Deze aspecten zijn uitgewerkt in Hoofdstuk 6.

De waterlopen in het plangebied maken deel uit van het robuuste watersysteem (beekdalen).

Het plangebied valt voor een deel binnen de geluidzone van het door de provincie aangewezen geluidgezoneerd bedrijventerrein Oevers. Specifiek beleid is hierbij echter niet gegeven, de gemeente is de beheerder van de geluidzone.

5.2.2 Provinciale omgevingsverordening Drenthe

In de Provinciale omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe de Omgevingsvisie Drenthe (deels) door naar een verordening, voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De Omgevingsvisie als structuurvisie bindt alleen de provincie zelf. Binnen de verordening komt aan gemeenten een belangrijke rol toe. Inhoudelijke bepalingen zijn veelal als verantwoordingsplicht ingericht en niet normstellend. Aan gemeenten komt ruimte toe om inhoudelijk - tot op zekere hoogte - een eigen invulling te geven, mits deugdelijk onderbouwd.

Zoals in de vorige paragraaf aangegeven is voor een deel van het plangebied de aanduiding "Beekdal" van toepassing.

Verder zijn voor het plangebied van toepassing de aanduiding 'geluidsgezoneerd bedrijventerrein' en 'geluidszonering bedrijventerrein'. Hier wordt nader op ingegaan in paragraaf 6.3.

De Provinciale Omgevingsverordening geeft met uitzondering van bovengenoemde aanduidingen geen specifieke randvoorwaarden voor het plangebied van dit bestemmingsplan.

5.3 Gemeentelijk beleid

In deze paragraaf wordt nader ingegaan op het gemeentelijk beleid dat voor de ontwikkeling in het plangebied van belang is. Daarbij gaat het onder meer om algemeen beleid, bijvoorbeeld de Structuurvisie 2030 en de Kadernotitie Zo doen we groen

5.3.1 Structuurvisie 2030

De op 7 november 2013 vastgestelde Structuurvisie 2030 is een lange termijnplan (tot 2030) dat aangeeft welke ruimtelijke, sociaal-maatschappelijke en economische ontwikkelingen de komende jaren gewenst zijn. Meppel werkt de komende jaren aan duurzame verbindingen. Verbindingen in de brede regio, verbindingen met omliggende gemeenten en verbindingen met de eigen inwoners. Meppel wil de leefbaarheid in de wijken blijven garanderen door bereikbare zorg en voorzieningen in de wijken goed te organiseren.

Voor de toekomstvisie gebruikt Meppel enkele leidende principes. Bij toekomstige ontwikkelingen gaat Meppel uit van zijn eigen identiteit, die wezenlijk bijdraagt aan het welzijn en de welvaart van de inwoners. Die identiteit is terug te vinden in de fysieke omgeving, in het gebruik van de ruimte, maar ook in de sociale structuur. De gemeente Meppel is trots op zijn cultuurhistorie die je in stedelijk en landelijk gebied overal terugziet. De uitstraling van historisch Meppel met diversiteit aan bouwhoogtes en -volumes moet in stand blijven. Meppel is rijk bedeeld met beekdalen, vaarten, oevers, parken en natuurzones die als groene zones de stad in steken. Toekomstige ontwikkelingen mogen geen afbreuk doen aan de kwaliteit van groen en water in Meppel. De Structuurvisie is doorspekt met duurzame ambities. Meppel wil een duurzame stad worden 'die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarbij de behoeften van toekomstige generaties in gevaar te brengen'.

In de toekomstvisie voor Meppel staat deze ambitie centraal: "Meppel ontwikkelt zich verder naar een groene, duurzame woon- en werkstad die kleinschalig is en toch stadse allure heeft; Meppel wordt nog meer een bedrijvige spin in het web van regionale weg-, spoor- en waterverbindingen. De komende jaren ligt de nadruk op kwaliteit, op behouden en versterken van de Meppeler identiteit, de positie in de regio en de verbindingen. Dit doen we samen met bewoners, bedrijven, organisaties en de regio".

De vier hoofdlijnen zijn:

  • 1. Meppel behoudt en versterkt de unieke kwaliteiten van de historische binnenstad.
  • 2. Als woonstad voorziet Meppel in zowel de regionale als de lokale woningbehoefte. Meppel zet in op hoogwaardige woonmilieus met een menselijke maat, met als doel een sociaal duurzame stad met kleinschalige leefbare wijken, buurtschappen en dorpen. Voorzieningen voor de eerste levensbehoefte zijn zoveel mogelijk in de wijk aanwezig.
  • 3. Meppel investeert samen met lokale en regionale partners in duurzame lokale en regionale werkgelegenheid. Meppel biedt ruimte voor bestaande en nieuwe werkgebieden en economische groeisectoren. Meppel streeft naar een goede koppeling tussen onderwijs en arbeidsmarkt.
  • 4. Meppel, 'stad van verbindingen', investeert in de bereikbaarheid en de gastvrijheid van de stad en de dorpen. Meppel accommodeert mogelijkheden voor dag- en verblijfsrecreatie en verbetert de recreatieve kwaliteit. Meppel maakt gebruik van de kansen die de plek in de regio biedt, en gaat zorgvuldig om met de kwetsbare omgeving

Iedere hoofdlijn resulteert in een aantal (gebieds)opgaven. Aan de hand van de kaart van Meppel zijn de opgaven weergegeven. Het plangebied is op de Hoofdlijnenkaart weergegeven als zijnde 'Wonen Toekomstig'.

Wonen toekomstig

In de toekomstvisie voor Meppel staat voor Nieuwveense landen de volgende ontwikkelstrategie beschreven:

"Nieuwveense Landen is een grote uitleglocatie aan de noordkant van Meppel. Door de economische crisis wordt rekening gehouden met een lager bouwtempo dan verwacht. De markt is van een aanbiedersmarkt naar een vragersmarkt gegaan. De provinciale bevolkings- en woningbouwprognoses zijn naar beneden bijgesteld. Hierdoor is het noodzakelijk de ontwikkelingen in de markt te kunnen volgen. Tot 2030 worden er circa 1800 woningen gebouwd. We passen daarom een flexibelere ontwikkelstrategie toe. Door het verwachte lagere bouwtempo zal de wijk langer op de commerciële voorzieningen in Meppel aangewezen zijn. In afwijking van het oorspronkelijke plan wordt daarom een directere route tussen de wijk en de stad gerealiseerd. Daarmee wordt het mogelijk de wijk zowel in oostelijke als westelijke richting te ontwikkelen. De gemeente streeft naar een meer marktgerichte manier van ontwikkelen, van regisseren naar faciliteren."

Dit betreft de ontwikkeling die met het voorliggende bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt.

Conclusie

Het ontwikkelen van de woonwijk Nieuwveense Landen is opgenomen in het beleid en voldoet aan de uitgangspunten van de hoofdlijnennotitie.

5.3.2 Kadernotitie Zo doen we groen

De Kadernotitie Zo doen we Groen! geeft de richting aan voor groen, natuur, landschap en water binnen de gemeente Meppel. De Kadernotitie heeft een scope van 2015 tot 2030. Dit biedt houvast voor de inrichting en het beheer van de eigen groene openbare ruimte. Ook wordt aangegeven hoe de gemeente wil omgaan met de maatschappelijke verantwoordelijkheid voor biodiversiteit en het landschap. Bij 'Zo doen we Groen!' wordt ingezet op de aspecten ruimte, cultuurhistorie, gebruik en ecologie. Deze waarden kan de gemeente met het beleid beïnvloeden. De overige aspecten (economie, gezondheid en milieuomstandigheden) liften hierin mee.

De waarden ruimte, cultuurhistorie, gebruik en ecologie op stads- of gemeentelijk niveau zijn in beeld gebracht. Daar waar veel waarden samenkomen, wordt gesproken over de groene hoofdstructuur. Deze bestaat uit de parken en de groenblauwe structuur langs beken en kanalen, maar ook het buitengebied. Groen speelt hier de hoofdrol in de (openbare) ruimte. Dit groen verdient bescherming en gerichte inzet van de overheid. In het stedelijk gebied is dat de gemeente, in het buitengebied kan dat ook de provincie zijn. Groen met vooral een waarde voor de wijk of buurt wordt groene nevenstructuur genoemd. Hier kan worden volstaan met algemene doelen, die ruimte laten voor eigen inzet van bewoners en bedrijven.

De ambitie voor Zo doen we Groen! is als volgt aangegeven:

Drie keer Groener!

  • Mooier en aantrekkelijker, een toename van esthetische waarde.
  • Nuttiger en bruikbaarder, een toename van de gebruikswaarde.
  • Gezonder en vitaler, een toename van de toekomstwaarde.

De gemeente wil kunnen sturen op de realisatie van de ambitie Drie keer Groener. Daarom worden de onderstaande vier overkoepelende doelen voor de periode 2015-2020 geformuleerd:

  • Een betere inrichtings- en beeldkwaliteit van ons groen, bomen en stadswater en de beleving hiervan.
  • Een sterkere identiteit en toegenomen gebruikswaarde van de groenblauwe structuur, parken en het landschap.
  • Toename van de natuurwaarde in de stad en het landschap.
  • Meer bewoners en bedrijven leveren een bijdrage aan de ambitie Drie keer Groener.

De gemeente heeft een generieke ambitie voor groen, die geldt voor al het groen in onze gemeente. Naast deze generieke ambitie worden er specifieke ambities beschreven voor de groenblauwe structuur, parken, groen in de woon- en werkgebieden en het buitengebied.

In dit Chw bestemmingsplan zijn de groene- blauwe hoofdstructuren vastgelegd. In Nieuwveense landen bestaat dit voornamelijk uit het gebied genaamd 'Parkzone' langs de N375 en Steenwijkerstraatweg, Bremenbergplas en de hoofdwatergang in het noordelijke deel van het plangebied. Ten westen van de Bremenbergplas komt een (onbebouwde) 'bufferzone', die de overgang vormt naar buitengebied.

5.3.3 Parkeerbeleid

In de Nota Parkeernormen wordt het parkeerbeleid van de gemeente Meppel beschreven ten aanzien van het parkeren in Meppel in het algemeen en als beleidsinstrumentarium. De gemeente Meppel wil de kwaliteit van de binnenstad vergroten en de bereikbaarheid voor auto, fiets en openbaar vervoer te garanderen of verder te verbeteren. Onderdeel hiervan is het creëren van een prettige parkeersituatie.

De nota richt zich vooral op het parkeren in de binnenstad en een zone daar direct om heen. Daarnaast geeft het beleid ook aanwijzingen voor het parkeren buiten dat gebied. Het is in alle gevallen van belang bij een nieuwe ontwikkeling voldoende parkeergelegenheid te realiseren. Het beleid geeft aan dat voor (het gebied rond) het plangebied andere normen gelden dan voor de binnenstad en de zone daar direct om heen.

5.3.4 Beleidsvisie externe veiligheid

Op 15 januari 2009 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Externe Veiligheid Gemeente Meppel vastgesteld. Deze is geactualiseerd, waarbij de geactualiseerde versie is vastgesteld op 5 februari 2015. Het doel van de beleidsvisie is om een duidelijk kader te geven voor het omgaan met risico's en externe veiligheid. De visie geeft aan waar ontwikkelingen mogelijk zijn en onder welke voorwaarden. De visie behandelt externe veiligheid rond inrichtingen, transportroutes en buisleidingen. In Hoofdstuk 6 wordt meer concreet ingegaan op het aspect externe veiligheid in het plangebied.

Woonwijken

De visie richt zich op verschillende gebiedstypes. De (toekomstige) woonwijk Nieuwveense landen valt onder gebiedstype Woonwijken. Het beleid is gericht op het bieden van een zo veilig mogelijke woonomgeving. Dit betekent dat in woonwijken geen bedrijven toegelaten worden die een extern veiligheidsrisico veroorzaken. Daarmee wordt in dit bestemmingsplan rekening gehouden.


Transportzones spoor, weg en water

Over Meppeler grondgebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd per schip, per spoor en over de weg. De volgende transportroutes hebben een directe doorwerking op het plangebied, namelijk:

  • transport over de N375 (de Bremerbergweg);
  • transport over de A32.

Voor de A32 gaat met het Besluit externe veiligheid transportroutes worden naast de al vastgelegde veiligheidszones ook het plasbrandaandachtsgebied (PAG) vastgelegd. Dit is een zone van 30 meter aan weerszijden van de weg. Deze loopt niet over het plangebied heen en heeft hierop geen invloed. Nieuwe transportroutes voor gevaarlijke stoffen mogen niet mogelijk worden gemaakt. Hieraan is in het plangebied geen behoefte, dit is daarom ook niet van toepassing.

In het huidige beleid van de gemeente zijn geen specifieke routes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door en langs de gemeente Meppel aangegeven. Het uitgangspunt is de bestaande situatie. Zoals aangegeven is het vervoer van gevaarlijke stoffen over de snelweg A32 en de provinciale weg N375 van belang voor het plangebied. Rond deze routes is sprake van risicocontouren, waarover meer is opgenomen in paragraaf 6.5. Het transport van gevaarlijke stoffen over de genoemde wegen wordt niet expliciet in dit bestemmingsplan geregeld. De wet- en regelgeving regelt hiervoor voldoende.

5.3.5 Beleidsregel bij procedure hogere waarden wet geluidhinder

De Wet geluidhinder biedt bestuursorganen de mogelijkheid om voor geluidgevoelige objecten die binnen het invloedsgebied van zoneringsplichtige bronnen liggen, hogere waarden dan de voorkeursgrenswaarde vast te stellen. Aan deze bevoegdheid wordt in de Wet geluidhinder en het uitvoeringsbesluit, weinig voorwaarden gesteld. De gemeente Meppel heeft in 2007 aanvullende voorwaarden voor het vaststellen van deze hogere grenswaarden neergelegd in de gemeentelijke beleidsregel 'Beleidsregel bij procedure hogere waarden Wet geluidhinder'. In deze beleidsregel is bepaald dat voor industrielawaai slechts een hogere grenswaarde wordt vastgesteld als:

  • als het referentieniveau van het achtergrondgeluid ook hoog is;
  • als de woningen noodzakelijk zijn in verband met grondgebondenheid of bedrijfsgebondenheid;
  • als de woningen in een dorps- of stadsvernieuwingsplan zijn opgenomen;
  • als de geluidbelasting door het industrieterrein op ten minste één gevel lager of gelijk is aan 50 dB(A);
  • als de woningen ter vervanging van bestaande bebouwing zijn geprojecteerd.

Voor wegverkeerslawaai binnen de bebouwde kom zijn de volgende ontheffingsgronden vastgesteld:

  • als de woningen in een dorps- of stadsvernieuwingsplan zijn opgenomen;
  • als deze een afscherming gaan bewerkstelligen voor andere woningen;
  • als de woningen noodzakelijk zijn in verband met grondgebondenheid of bedrijfsgebondenheid;
  • als deze een open ruimte tussen bestaande bebouwing innemen;
  • als deze bestaande bebouwing vervangen;
  • als sprake is van een nieuwe weg die een noodzakelijke verkeers- en vervoersfunctie zal verrichten;
  • als sprake is van een nieuwe weg die een zodanige verzamelfunctie vervult dat elders de geluidbelasting aanmerkelijk afneemt.
5.3.6 Beleid archeologie

Het archeologisch beleid van de gemeente Meppel is verwoord in de archeologische beleidskaart.

In Nieuwveense Landen zijn de volgende waarden aanwezig:

  • Voor gedeelte geldt een lage archeologische verwachting (lichtgroen). Het gaat hier om lager gelegen, natte delen. Voor deze locatie geldt een onderzoeksgrens van 10 hectare. Dit houdt in dat voor deze delen geen bezwaren zijn tegen eventuele bodemingrepen.
  • een middelhoge archeologische verwachting (lichtoranje). Deze verwachting is gebaseerd op het feit dat het ligt in een gebied met zandgrond. Het vastgestelde beleid voor dit deel is dat bij ingrepen groter dan 1.000 m² en dieper dan 30 cm archeologisch onderzoek verplicht is. Dit bestaat in eerste instantie uit een bureauonderzoek gevolgd door een veldonderzoek. Bij lineaire elementen tot 5 m breed is dit een archeologische begeleiding van de werkzaamheden.
  • een middelhoge archeologische verwachting (lichtpaars) Deze verwachting is gebaseerd op het feit dat het ligt in een gebied met veengrond. Het vastgestelde beleid voor dit deel is dat bij ingrepen groter dan 1.000 m² en dieper dan 30 cm archeologisch onderzoek verplicht is. Dit bestaat in eerste instantie uit een bureauonderzoek gevolgd door een veldonderzoek. Bij lineaire elementen tot 5 m breed is dit een archeologische begeleiding van de werkzaamheden.

Waar nodig zijn in dit Chw bestemmingsplan dubbelbestemmingen opgenomen voor de genoemde gebieden met archeologische verwachtingswaarde. Het onderscheid tussen de bestemmingen wordt gevormd door de drempel voor de onderzoeksplicht zoals hiervoor genoemd. Het aan de bestemmingen gekoppelde onderzoek, is niet voor ieder gebied gelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.BPNVL2020-BPC1_0016.jpg"

Figuur 5.1: Fragment archeologische beleidskaart

Onderzoek en conclusie

Voor het bestemmingsplan Meppel - Nieuwveense Landen dat in 2012 is vastgesteld is een archeologisch karterend booronderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 11. Het onderzoeksgebied bestrijkt het grootste gedeelde van het plangebied. Alleen het gebied dat in dit Chw bestemmingsplan is aangewezen als Woongebied - Waterwonen is in dit onderzoek niet meegenomen. Voor dit gebied zijn de dubbelbestemmingen opgenomen voor de genoemde gebieden met archeologische verwachtingswaarde.

Voor de gronden die zijn onderzocht in dit karterend booronderzoek geldende volgende resultaten:

  • In het onderzoeksgebied is in het verleden huisvuil als bemesting toegepast. Met het huisvuil zijn sintels, baksteenfragmenten, scherven nieuwetijds aardewerk, glas en fragmenten van aarden pijpen op het land terechtgekomen. Door de grondbewerking is dit tot onder in de bouwvoor getransporteerd.
  • Bij veel boringen is in de boorkern houtskool aanwezig. Houtskool betreft een zogenaamde 'secundaire archeologische indicator' omdat het ook door natuurlijke processen kan ontstaan (zoals bosbranden). Als er naast houtskool geen andere archeologische indicatoren worden aangetroffen en het betreft relatief kleine stukjes houtskool, dan wordt dit als 'natuurlijk voorkomend' beschouwd.
  • In de boringen 186 en 232 (zie bijlage 1, locatie M en C) zijn in de boorkernen fragmenten grijsbakkend aardewerk aanwezig die uit de late middeleeuwen dateren. Op deze locaties moet rekening gehouden worden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische sporen uit de late middeleeuwen. De sporen houden mogelijk verband met de ontginning van het gebied.
  • In de boringen 248 en 283 (zie bijlage 1, locatie C) is in de boorkernen verbrand bot aanwezig. Dit kan duiden op menselijke activiteiten, waarbij het botmateriaal met vuur in aanraking is gekomen.
  • In boring 413 (zie bijlage 1, binnen locatie I) is in de boorkern een fragment van een vuurstenen kling/ afslag aanwezig, wat kan duiden op de fabricage van vuursteen.
  • Voor het gebied rond boring 413, waar het vuursteenfragment is aangetroffen, wordt vervolgonderzoek aanbevolen. Omdat het om een mogelijke steentijdvindplaats met een beperkte oppervlakte gaat, kan door het graven van een relatief kleine 'proefsleuf' rond deze boring nagegaan worden of er echt sprake is van een vuursteenvindplaats of dat het om een toevalsvondst gaat.
  • In boring 338 is een grote hoeveelheid houtskool aangetroffen. Hoewel andere indicatoren hier ontbreken, wordt vanwege de grote hoeveelheid houtskool ook voor deze locatie een kleine 'proefsleuf' aanbevolen, om na te gaan of hier echt sprake is van een vindplaats of dat het houtskool een natuurlijke oorsprong heeft.
  • Op de locaties (boringen 186, 232) waar grijsbakkend laat middeleeuws aardewerk is aangetroffen en op de locaties waar verbrand bot (boringen 248, 283) is aangetroffen, wordt vervolgonderzoek aanbevolen in de vorm van een proefsleuf, waarbij wordt nagegaan of het hier om aangevoerd materiaal, toevalstreffers of een daadwerkelijke vindplaats gaat.

Voor het overige deel van het onderzoeksgebied wordt geen vervolgonderzoek aanbevolen. Daarom zijn deze gebieden vrijgegeven. Mocht men hier onverhoopt alsnog op archeologische resten stuiten, dan dient de bevoegde overheid, gemeente Meppel en de provinciaal archeoloog van Drenthe, hiervan direct op de hoogte gesteld te worden.

5.3.7 Cultuurhistorische inventarisatie en waardestelling

De Cultuurhistorische inventarisatie en waardestelling Meppel Uitbreidingswijken & Buitengebied is op 28 januari 2016 vastgesteld. De cultuurhistorische analyse is bedoeld om een beter begrip van de ruimtelijke essenties van verschillende plekken in de gemeente Meppel te kweken bij de bewoners ervan. Het geeft daarom een inventarisatie en waardering van de cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteiten van het landelijk gebied met de dorpen Nijeveen, Kolderveen en Rogat, en de uitbreidingswijken van de gemeente Meppel.

Onder cultuurhistorische waarden van een gebied worden verstaan: de zichtbare en onzichtbare (bovengrondse én ondergrondse) historische objecten en structuren, die bepalend zijn voor de afleesbaarheid van de geschiedenis en/of een waardevolle bijdrage leveren aan het karakter en de identiteit van een gebied. Monumenten als kerken en historische boerderijen vertegenwoordigen evidente cultuurhistorische waarden, maar ook de historische ‘morfologie’, dat wil zeggen de historische vorm van een nederzetting of een landelijk gebied en díe historische elementen die de vorm bepalen, zijn van groot belang voor het in kaart brengen van het totaal aan cultuurhistorische waarden van een gebied. Deze cultuurhistorische analyse heeft zich vooral ten doel gesteld om cultuurhistorie én de ruimtelijke kwaliteiten en potenties van de uitbreidingswijken en van het landelijke gebied van Meppel in samenhang met elkaar te onderzoeken, om zodoende ook gestalte te geven aan de op rijksniveau gewenste ‘planologische monumentenzorg’. Dat wil zeggen dat cultuurhistorie en monumentenzorg niet een geïsoleerd bestaan leiden naast ruimtelijke ordening, stedenbouw en welstand, maar dat ruimtelijke ordening en het sturen op ruimtelijke kwaliteit van de gebouwde omgeving en het landelijke gebied geïntegreerd plaatsvindt met cultuurhistorie en monumentenzorg. Niet het redden van enkele historische plekken en gebouwen te midden van een sterk transformerend en moderniserend landschap is het uitgangspunt, maar de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen laten inspireren en gebruik laten maken van de geschiedenis van de plek en de karakteristiek van het historische cultuurlandschap.

Concreet gesteld is het daarom de hoofddoelstelling van deze analyse om de cultuurhistorische én de historisch-ruimtelijke karakteristieken van de uitbreidingswijken en het landelijk gebied naar boven te halen, teneinde hiermee ruimtelijke ontwikkelingen zó te kunnen sturen dat er rekening gehouden wordt met de historisch-ruimtelijke en cultuurhistorische waarden van de verschillende gebieden, en deze waarden ook een inspiratie te laten vormen voor nieuwe ontwikkelingen, ontwerpen en ingrepen.

De herkenbaarheid van het landschap in het plangebied wordt bepaald door de volgende landschappelijke waarden, waaraan de ontstaansgeschiedenis van het landschap valt af te lezen:

  • grootschalige openheid, zeer lage bebouwingsgraad;
  • graslandkarakter;
  • slagenverkaveling met bijbehorende dichte slotenpatroon en begeleidende singels;
  • griften;
  • erfbeplanting (verdichte linten).

De kenmerkende landschapsrichting, noordnoordwest-zuidzuidoost, wordt zoveel mogelijk gehandhaafd en deels geaccentueerd. De historische landschapspatronen worden zoveel mogelijk gehandhaafd en ingepast. De cultuurhistorisch waardevolle gebouwde elementen en patronen worden gehandhaafd en er komt voldoende afstand tussen de nieuwe wijk en de waardevolle objecten en patronen. Door zichtlijnen naar de watertoren en de kerktorens van Kolderveen en Nijeveen in het ontwerp voor de woonwijk op te nemen, kan de relatie met de omgeving worden versterkt.

Monumenten

Er is 1 provinciaal monument in het plangebied:

  • de Watertoren.

Bij de watertoren wordt het ensemble van de monumentale watertoren (provinciaal monument), de Nijeveense grift en het sluiscomplex als waardevol beschouwd,

De aanwijzing tot monument brengt met zich mee dat behoud van de monumentale kwaliteit hier voorop staat. In het gebied staan ook een aantal gemeentelijke en provinciale monumentale bomen. Ook hiervoor staat behoud van de kenmerken van deze bomen voorop. De aanwijzing tot monument houdt tevens in dat de bescherming hiervan voldoende geborgd is. Een aanvullende regeling in het Chw bestemmingsplan is niet nodig.

Provinciale Kernkwaliteit Cultuurhistorie

De provincie Drenthe heeft in de omgevingsvisie en verordening, gebieden aangewezen die van cultuurhistorisch belang zijn. Deze gebieden zijn in de provinciale omgevingsverordening weergegeven op kaart D6 (zie figuur 5.1). De aanwezige waterstructuren in de vorm van griften en Drentse hoofdvaart en de Steenwijkerstraatweg zijn onderdeel van de cultuurhistorische hoofdstructuur Drenthe. De Steenwijkerstraatweg loopt langs het plangebied. Met onderhavige ontwikkeling wordt deze cultuurhistorische hoofdstructuur niet aangetast. Een aanvullende regeling in het Chw bestemmingsplan is niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.BPNVL2020-BPC1_0017.png"

Figuur 5.2 Kernkwaliteit Cultuurhistorie (bron provincie Drenthe)

5.4 Waterbeleid

5.4.1 Europees beleid

De Kaderrichtlijn water (KRW) is een Europese richtlijn gericht op de verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De KRW is sinds december 2000 Europees van kracht en maakt het mogelijk om waterverontreiniging van oppervlaktewater en grondwater internationaal aan te pakken. De kaderrichtlijn is geen vrijblijvende richtlijn, ze vormt een Europese verplichting, waar de waterbeheerder (Rijk, waterschappen, provincies en gemeenten) niet omheen kan. De belangrijkste doelstellingen van de KRW zijn:

  • van water afhankelijke ecosystemen in stand te houden en te verbeteren;
  • de beschikbaarheid van water veilig te stellen en het duurzaam gebruik te bevorderen;
  • het aquatisch milieu in stand te houden en te verbeteren door het voorkomen van verontreiniging;
  • de gevolgen van overstroming en droogte te beperken.
5.4.2 Rijksbeleid

Het Rijksbeleid ten aanzien van water is neergelegd in het nationaal waterplan (2009). Het Nationaal Waterplan (NWP) is het rijksplan voor het waterbeleid voor de periode 2009-2015. Het NWP beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

Om dit te bereiken moet zoveel mogelijk worden uitgegaan van een watersysteembenadering en integraal waterbeheer. Het NWP bouwt voort op de nota Waterbeheer 21e eeuw. Hierin wordt gesteld dat aan het watersysteem meer aandacht moet worden gegeven om de natuurlijke veerkracht te benutten. Het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie “vasthouden - bergen - afvoeren” staat hierbij centraal. Van belang is dat overtollig water zoveel mogelijk wordt vastgehouden in de "haarvaten" van het bestemmingsplangebied. Wanneer dit ontoereikend is moet worden gezocht naar bergingsmogelijkheden. Pas in laatste instantie is afvoer van overtollig water naar benedenstroomse gebieden aan de orde.

5.4.3 Regionaal beleid

Het waterbeleid op regionaal niveau is vastgelegd in het Waterbeheerplan 2016-2021 van het Waterschap Drents Overijsselse Delta. Waterschappen hebben wettelijk vastgelegde taken namelijk: zorgen voor een goede bescherming tegen hoog water, voor een goed functionerend regionaal watersysteem en voor het zuiveren van afvalwater. In dit waterbeheerplan wordt beschreven hoe het waterschap dit in de periode 2016-2021 gaat doen.

In het Waterbeheerplan is het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor de primaire taakgebieden:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.

Door klimaatverandering neemt het risico op overstromingen toe. Het gaat er om het overstromingsrisico tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. Zorgvuldige ruimtelijke planning (locatiekeuze en inrichting) kan slachtoffers en schade bij eventuele overstromingen beperken. De kans op en de gevolgen van een overstroming gaan meer dan voorheen een rol spelen bij afwegingen die in de ruimtelijke planning worden gemaakt. Het waterschap zal bij nieuwbouw en herstructurering de gemeente en ontwikkelaars adviseren over de manier waarop bij de inrichting van het stedelijke gebied het beste rekening kan worden gehouden met de gevolgen van een overstroming.

Om het risico op overstroming te beperken mogen er geen activiteiten of ruimtelijke ontwikkelingen op of bij een waterkering plaatsvinden die ten koste gaan van het functioneren van de waterkering (ook niet voor toekomstige maatregelen voor dijkversterking). Voor de instandhouding van waterkeringen en kunstwerken worden beschermingszones (A en B) en een 'profiel van vrije ruimte' gehanteerd. Binnen deze zones gelden beperkingen voor het uitvoeren van werkzaamheden en ruimtelijke ontwikkelingen. Hiermee worden de keringen beschermd tegen activiteiten die de keringen kunnen verzwakken. Als er geen sprake is van een onaanvaardbare toename van het risico kunnen initiatiefnemers een vergunning aanvragen, waarin de voorwaarden voor activiteiten of ruimtelijke ontwikkelingen worden vastgelegd.

Hoofdstuk 6 Gezonde en veilige fysieke leefomgeving en goede omgevingskwaliteit

6.1 Algemeen

Dit hoofdstuk bevat een toelichting op de wijze waarop in het bestemmingsplan de relevante omgevingsaspecten zijn meegewogen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende milieu- en aanverwante omgevingsaspecten. Dit betreft aspecten als geluid, geur, externe veiligheid, bodem, water, luchtkwaliteit, ecologie, kabels en leidingen.

Voor het vigerende bestemmingsplan 'Meppel - Nieuwveense Landen' dat is vastgesteld op 23 februari 2012 door de gemeenteraad, zijn diverse onderzoeken uitgevoerd en een milieueffectrapport (MER, 2009) opgesteld (zie bijlage 9). Ter voorbereiding op dit Chw bestemmingsplan is een memo opgesteld ten behoeve van het actualisatie onderzoeken. Deze memo is als bijlage 12 bijgevoegd aan de toelichting. In de volgende paragrafen wordt op de resultaten uit deze memo en de specifieke milieu- en omgevingsaspecten ingegaan.

6.2 Milieueffectbeoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderbouwing

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van maximaal 1960 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

Voor het nieuwe Chw bestemmingsplan moet een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing genomen worden door het bevoegd gezag voordat het plan als ontwerp ter inzage gaat. Het gaat om een beoordeling of een m.e.r. nodig is, vooral aan de hand van expert-judgement op basis van de criteria van de m.e.r.-richtlijn: de kenmerken van het project, de kenmerken van de plaats en de kenmerken van het potentiële effect. Belangrijk is dat de diverse deelplannen met elkaar in samenhang - cumulatief - moeten worden bekeken. In het plangebied zijn met name de onderstaande mer-beoordelingsplichtige activiteiten van belang:

Activiteiten   Drempelwaarden  
D11.2 De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.   In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
2. een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of
3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.  

Stedelijk ontwikkelingsproject (D11.2)

De drempelwaarde van 100 hectare en 2.000 woningen wordt niet overschreden. Daarom wordt voor dit Chw bestemmingsplan een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd. Deze vormvrije m.e.r. -beoordeling is als bijlage 10 bijgevoegd aan de toelichting

Op basis van dit rapport kan het bevoegd gezag zich in voldoende mate er van vergewissen dat het plan Nieuwveenselanden 2020 niet leidt tot significante effecten op de omgeving en besluiten dat het voor dit plan geen mer rapport hoeft te worden opgesteld.

Bij besluit 9 juni 2020 is vastgesteld dat geen MER nodig is. Ook is daar de aanmeldingsnotitie voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Mitigerende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.

6.3 Milieuzonering

Dit Chw bestemmingsplan maakt geen nieuwe bedrijven mogelijk. Daarom wordt in deze toelichtingen alleen getoetst op de effecten voor omliggende bedrijven.

Bedrijven buiten het plangebied

In de omgeving van het plangebied bevinden zich diverse veehouderijen. Voor deze grondgebonden veehouderijen geldt een afstandseis van 100 meter ten opzichte van geurgevoelige objecten (waaronder woningen). De afstand tussen de veehouderijen (emissiepunten) en de woonbestemmingen bedraagt in alle gevallen meer dan 100 meter. De bedrijven worden door de realisatie van de woningen dan ook niet in hun bedrijfsvoering beperkt.

Geluidzone industrielawaai

Ten zuiden van het plangebied bevinden zich de industrieterreinen Oevers (inclusief Steenwijkerstraat-weg/Oude Vaart), Noord I en Noord II, deze industrieterreinen zijn gezoneerd. Deze geluidzone wordt aangepast aan de nieuwe richtlijnen en voor zover deze binnen het plangebied ligt, vastgelegd door middel van de aanduiding 'geluidzone - industrie'. Er wordt een aantal nieuwe woningen en andere geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt binnen de geluidzone. Hiervoor worden hogere waarden vastgesteld, zie ook paragraaf 6.4 Geluid. Verder is sprake van een groene inrichting met de mogelijkheid voor de realisering van zonneparken.

Ter plaatse van de woningen zal sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

6.4 Geluid

6.4.1 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder hebben alle wegen een wettelijke geluidzone met uitzondering van woonerven en wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. Uitgangspunt binnen een zone is de geluidbelasting op een aanvaardbaar niveau te houden. Voor dat aanvaardbare niveau geeft de wet normen. De voorkeursgrenswaarde bij ontwikkelingen bedraagt 48 dB.

Actueel akoestisch onderzoek (wegverkeerslawaai)

In 2009 is er onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd. Hierin zijn verschillende aspecten onderzocht, namelijk de geluidbelasting van bestaande wegen op zowel nieuwe als bestaande woningen en de geluidbelasting van nieuwe wegen op zowel nieuwe als bestaande woningen. Dit onderzoek was gebaseerd op de nieuwe ontsluitingsstructuur en de extra verkeersgeneratie van 3.000 woningen. Uitkomst was dat als op de nieuwe ontsluitingsweg(en) en op de N375 ter hoogte van het plangebied geluidreducerend asfalt wordt toegepast, er geen sprake is van overschrijding van de voorkeurgrenswaarde. Dit onderzoek, zie bijlage 13, is opnieuw uitgevoerd op basis van de actuele plannen voor Nieuwveense Landen (inclusief oostelijke en westelijke ontsluitingsweg en verplaatsing van de rotonde bij de Watertoren) en het nieuwe verkeersmodel. De volgende onderdelen zijn onderzocht:

  • Hebben de nieuwe uitgangspunten t.a.v. de ontsluitingsstructuur en de lagere verkeersgeneratie van het totale plangebied invloed op de uitkomsten van het onderzoek: zijn de genoemde bronmaatregelen bijvoorbeeld nog steeds nodig?
  • Heeft de actuele, verwachte autonome ontwikkeling van het verkeer invloed op de uitkomsten van het onderzoek?
  • Welke geluidbelasting wordt verwacht bij en vanwege de nu in het Chw bestemmingsplan op te nemen nieuwe woningen?

Beoordeling

Uit de actualisatie van het akoestisch onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

  • de nieuwe woningen vallen in enkele woongebieden binnen de 48 dB contour van nieuwe en/of bestaande wegen. Er wordt hier niet voldaan aan de normen van de Wgh. Voor deze situaties is het vaststellen van hogere waarden nodig.
  • de bestaande woningen vallen niet binnen de 48 dB contour van nieuwe wegen. Er wordt voldaan aan de normen van de Wgh.
  • de wijziging van de rotonde N375/WOW en de realisatie van de rotonde N375/N371 zijn geen reconstructies in de zin van de Wgh.
  • de wijziging van de rotonde N375/ Steenwijkerstraatweg en de realisatie van de rotonde N371/OOW zijn reconstructies in de zin van de Wgh. Door het toepassen van geluidreducerend asfalt en/of het plaatsen van een geluidscherm wordt het reconstructie effect opgeheven. Het laten vaststellen van hogere waarden is dan niet meer nodig. De gemeente is voornemens de voorgestelde asfalt- en/of schermmaatregelen te realiseren om de geluidtoename te reduceren tot lager dan 2 dB.
  • de ontwikkeling van Nieuwveense Landen en de wijziging van de verkeersstructuur heeft op de N371 een verkeerstoename van meer dan 40% tot gevolg. Het gevolg is een geluidtoename van 2 dB of meer op de bestaande woningen langs deze weg. Met de benodigde maatregelen die worden voorgesteld in het akoestisch rapport zijn geen hogere waarden nodig.

Benodigde hogere waarden

Op basis van de resultaten zijn in het Chw bestemmingsplan Nieuwveense Landen de benodigde hogere waarden vastgesteld, zoals opgenomen in tabel 6.1. van het akoestisch onderzoek (bijlage 13).

6.4.2 Industrielawaai

Toetsingskader

Een geluidzone wordt vastgesteld rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die "in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken" zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Dergelijke bedrijven worden in de volksmond ook wel "grote lawaaimakers" genoemd. In dat kader is in het verleden voor een groot deel van het plangebied als industrieterrein een geluidszone vastgesteld (zie figuur). Op grond van de wet behoort het gebied tussen het industrieterrein zelf en de buitengrens van de zone tot de geluidszone. Het industrieterrein zelf maakt dus geen deel uit van de geluidzone. Buiten een geluidszone mag de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Voor woningen op het gezoneerde industrieterrein zelf gelden geen geluidsnormen.

Het Chw bestemmingsplan is het juridisch instrument om de begrenzing van een gezoneerd industrieterrein en de begrenzing van de geluidzone aan te passen. Buiten een aangepaste geluidszone mag de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende (aangepaste) industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen.

Grenswaarden voor nieuwe gevoelige functies

Binnen de geluidzone zijn nieuwe woonbestemmingen en andere geluidsgevoelige bestemmingen slechts aanvaardbaar indien de geluidsbelasting aan de gevel aan de wettelijke grenswaarden voldoet. Voor nieuwe geluidsgevoelige functies binnen de geluidzone, zoals woningen, geldt een wettelijke voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). In bepaalde gevallen is hierbij de vaststelling van een hogere waarde tot 55 dB(A) mogelijk, en in enkele gevallen zelfs tot 60 dB(A) (uiterste grenswaarde). De gemeente kan als bevoegd gezag de betreffende hogere grenswaarden vaststellen indien blijkt dat maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ondervinden van stedenbouwkundige, landschappelijke of financiële aard.

Huidige situatie

Industrieterrein Oevers

In de hiervoor vigerende plannen maakt een deel van het plangebied deel uit van het gezoneerde industrieterrein Oevers, waar grote lawaaimakers zijn toegestaan. Zie de volgende figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.BPNVL2020-BPC1_0018.png"

Rondom het industrieterrein is een geluidzone ex artikel 53 van de Wet geluidhinder (Wgh) vastgesteld. Buiten de geluidzone mag de geluidbelasting ten gevolge van het industrielawaai niet hoger zijn dan 50 dB(A). Daarbinnen is een hogere grenswaarde toegestaan tot in elk geval 55 dB(A).

Aanpassing begrenzing gezoneerd industrieterrein en geluidzone Oevers

In het kader van het Chw bestemmingsplan Meppel - Transformatiegebied Noordpoort is de omvang van het gezoneerde industrieterrein aangepast en in samenhang daarmee ook de geluidzone verkleind. Dit is in het volgende figuur aangegeven (nieuwe begrenzing gezoneerd industrieterrein en nieuwe begrenzing geluidzone). Voor Nieuwveense Landen betekent dit een behoorlijke verkleining van de geluidzone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.BPNVL2020-BPC1_0019.png"

De realisatie van nieuwe woningen binnen de geluidzone rond Oevers

Het Chw bestemmingsplan Meppel - Nieuwveense Landen 2020 maakt het mogelijk dat er binnen de zones rond het gezoneerde industrieterrein Oevers en de omliggende wegen, woningen worden gerealiseerd. Niettemin blijft het mogelijk dat er woningen met een hogere geluidbelasting door het gezoneerde wegverkeer en/of industrielawaai optreedt dan de betreffende voorkeursgrenswaarde. Daarbij geldt van rechtswege de voorwaarde dat de geluidbelasting door het gezoneerde industrieterrein lager is dan 55 dB(A) als etmaalwaarde. De extra mogelijkheden voor woningbouw in de geluidzone is onderzocht door de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD). Het onderzoek is opgenomen als Bijlage 14. Op basis van dit rapport is ten opzichte van het stedenbouwkundig plan uit 2017 ook woningbouw mogelijk in het gebied dat valt binnen de geluidzone (Parkzone). Daarnaast is onderzocht of op de percelen aan de Bremenbergweg 2 en 4 woon-werkkavels kunnen worden gerealiseerd. Dat is mogelijk als hiervoor hogere waarden worden vastgesteld. De bedrijven op industrieterrein Oevers worden door de nieuwe woningen in de geluidzone niet belemmerd in hun ontwikkelingsmogelijkheden. Alle nieuwe woningen zijn gelegen achter de bestaande bedrijfswoningen aan de Bremenbergweg. De hogere waarden voor de nieuwe woningen zijn in dit Chw bestemmingsplan vastgesteld.

6.4.3 Gecumuleerde geluidbelasting

Door de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe is een berekening gemaakt van de gecumuleerde geluidbelasting door alle geluidbronnen, die op het Chw bestemmingsplan Meppel - Nieuwveense Landen 2020 van invloed zijn. In deze berekening is de geluidbelasting door het zoneringsplichtige industrielawaai, niet zoneringsplichtige industrielawaai, het zoneringsplichtige wegverkeer en het niet zoneringsplichtige wegverkeer inbegrepen. Het onderzoek naar de gecumuleerde geluidsbelasting is opgenomen als bijlage 15 onderzoek RUD.

Uit dit onderzoek blijkt dat ter plaatse van de bestaande woningen aan de Bremenbergweg 2 en 4 gelet op het specifieke gebruik van deze woningen van een aanvaardbaar geluidniveau kan worden gesproken.

Voor de nieuw binnen het plangebied te projecteren woningen (woongebied fase 1.2, deel C) wordt een hogere waarde van 51 à 52 dB(A) vanwege het gezoneerde industrieterrein Oevers vastgesteld en maximaal 53 dB (geluidbelasting 58 dB exclusief aftrek) vanwege het wegverkeerslawaai veroorzaakt door de omliggende wegen. Dit leidt tot een gecumuleerde geluidbelasting van 59 dB. Daarmee kan de gecumuleerde geluidbelasting ter plaatse van de nieuw te projecteren woningen als matig worden aangemerkt. Hiermee kan worden gesproken van een acceptabel akoestisch woon- en leefklimaat.

Voor de overige nieuw binnen het plangebied te projecteren woningen (woongebied fase 2, deel B en C) wordt een hogere waarde vastgesteld van maximaal 53 dB (geluidbelasting ten hoogste 58 dB exclusief aftrek) vanwege het wegverkeerslawaai veroorzaakt door de omliggende wegen. Dit leidt tot een gecumuleerde geluidbelasting van 60 à 61 dB. Daarmee kan de gecumuleerde geluidbelasting ter plaatse van de nieuw te projecteren woningen als matig tot tamelijk slecht worden aangemerkt. Aangezien voor de betreffende wegen afzonderlijk aan de maximale hogere grenswaarde wordt voldaan, kan worden gesproken van een acceptabel akoestisch woon- en leefklimaat.

6.4.4 Hogere grenswaarden nieuwe woningen

Zoals in het voorgaande is aangegeven, zal ter hoogte van de nieuw binnen het plangebied te realiseren woningen ook sprake zijn van een hogere geluidbelasting door het gezoneerde het industrieterrein Oevers en de omliggende zoneringsplichtige wegen dan de toepasselijke voorkeursgrenswaarden. Voor deze woningen worden daarom eveneens hogere grenswaarden vastgesteld. Daarvoor zijn op de verbeelding zones opgenomen deelgebieden aangewezen, waarvoor de op de verbeelding en in de regels weergegeven hogere grenswaarden worden vastgesteld. Zoals in het voorgaande is aangegeven, bedraagt de gecumuleerde geluidbelasting binnen de hiervoor weergegeven deelgebieden ten hoogste 63 dB. Deze gecumuleerde geluidbelasting sluit goed aan op de akoestische kwaliteit van de woon- en leefomgeving die in een gemengd woon en werkgebied mag worden verwacht.

Het Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet maakt het mogelijk om hogere waarden in het Chw bestemmingsplan vast te stellen. Hiervoor hoeft geen hogere waardenprocedure op grond van de Wet geluidhinder te worden doorlopen. Met het Chw bestemmingsplan Meppel - Nieuwveense Landen worden voor de gebieden op de verbeelding hogere grenswaarden vastgesteld. Deze hogere grenswaarden zijn van toepassing op de binnen deze deelgebieden te realiseren geluidgevoelige gebouwen. De hogere waarden voor nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten zijn opgenomen in Hoofdstuk 4 van de regels.

6.5 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Op grond van deze benadering worden grenzen gesteld aan de risico's, waarbij wordt gelet op de kwetsbaarheid van de omgeving. Daarbij worden twee verschillende normen gehanteerd: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 per jaar als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkte kwetsbare objecten geldt deze norm als streefwaarde. Ten aanzien van het GR geldt er geen grenswaarde, maar een oriënterende waarde.

Externe veiligheid

Uit de onderzoeksresultaten uit het MER blijkt dat er binnen het plangebied of in de omgeving daarvan geen risicovolle inrichtingen of buisleidingen zijn gelegen die een belemmering vormen voor de realisatie van de woningen. Wel kan de verhoging van de personendichtheid in het gebied leiden tot een verhoging van het groepsrisico met betrekking tot de externe veiligheid rond het transport van gevaarlijke stoffen over de provinciale weg de N375. Dit is berekend (QRA) in 2009 voor een ontwikkeling van 3.000 woningen, het groepsrisico bleef daarbij ruim onder de oriëntatiewaarde. Nu de personendichtheid door het realiseren van minder woningen afneemt, is er geen aanleiding deze berekening opnieuw uit te voeren.

6.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur “NIBM”) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten als deze niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Een project komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de ministeriële regeling NIBM 'Niet in betekenende mate bijdragen' zijn (onder andere) de volgende plannen vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwplannen met minder dan 1.500 woningen;
  • kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
  • plannen die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 ìg/m3.

Beoordeling

In het MER (prognosejaar 2030) en in 2011 (prognosejaar 2022) is onderzoek naar luchtkwaliteit uitgevoerd. Hierin is getoetst aan de grenswaarden voor PM10 en NOx. Gebleken is dat ruimschoots aan de normen wordt voldaan en dat de planbijdrage beperkt is. Inmiddels zijn ook grenswaarden voor PM2,5 van kracht geworden.

Op basis van het onderzoek voor het MER kan worden geconcludeerd dat ook voor de nieuwe situatie ruimschoots aan de grenswaarden zal worden voldaan, aangezien de rekenmethoden niet zijn gewijzigd, de achtergrondwaarden en emissies van verkeer naar de toekomst toe steeds lager worden door het schoner worden van het wagenpark én er een vaste verhouding blijkt te zijn tussen de immissies voor PM10 en PM2,5. Het effect van het Chw bestemmingsplan voor de worst-case situatie is vastgesteld (2020: het jaar dat het Chw bestemmingsplan wordt vastgesteld inclusief volledige planontwikkeling), inclusief toetsing aan de grenswaarden voor PM2,5.

6.7 Bodem

Toetsingskader

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) en de Woningwet (Ww) stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft.

De Wbb regelt zaken rond bodembescherming en bodemsanering. Vertrekpunt van de Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie. De wettelijke doelstelling is functiegericht saneren. De wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  • het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  • het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  • het wegnemen van actuele risico's.


Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. Het is niet nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

 

Onderbouwing

In de MER van 2009 (bijlage 9) is een bijlage opgenomen met een overzicht van de tot nu toe uitgevoerde bodemonderzoeken in het plangebied. Er zijn sinds 2009/2012 geen ontwikkelingen in het plangebied geweest die tot een andere conclusie zouden leiden. Voor dit Chw bestemmingsplan is dan ook geen nieuw bodemonderzoek nodig.

6.8 Water

Toetsingskader

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Drents Overijsselse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit Chw-bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf.

Onderbouwing

In 2009 is ten behoeve van het MER een hydrologische onderzoek uitgevoerd. In 2010 is een aanvullend grondwateronderzoek uitgevoerd en een bergingsberekening van het bestemmingsplangebied op basis van het Stedenbouwkundige plan (2011). In 2019 en 2020 is de waterhuishoudkundige situatie opnieuw tegen het licht gehouden omdat het stedenbouwkundig ontwerp en de fasering is aangepast. De nieuwe inzichten zijn met het waterschap uitvoerig besproken. Op basis van de overleggen met het waterschap en de reeds uitgevoerde onderzoeken, is een nieuwe waterstructuur ontwikkeld. De beschrijving hiervan is opgenomen in bijlage 1.

Binnen het Chw-plan is de hoofdwaterstructuur opgenomen op de verbeelding en in de regels. In de eindsituatie van het te ontwikkelen gebied is daarmee voldoende watercompensatie gerealiseerd voor het gehele plangebied. Omdat de ontwikkelingen over een lange periode worden uitgevoerd waarbij niet de gehele hoofdwaterstructuur kan worden aangelegd, ontstaat er in enkele deelgebieden een knelpunt in de waterhuishouding. Separaat aan het Chw bestemmingsplan is door het college van burgemeester en wethouders een Beleidsregel Water vastgesteld. De beleidsregel water geeft uitleg hoe de watercompensatie geregeld dient te worden per fase. Voor de uitvoering van de ontwikkeling zal middels een hydrologische berekeningen per deelgebied gekeken worden wanneer er voldoende compensatie is gerealiseerd en wanneer gestart kan worden met de realisatie van de volgende fase.

6.9 Natuur

Toetsingskader en beleid

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent twee soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden.
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden 

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. Bij de voorbereiding van het Chw bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Onderbouwing: toetsing en uitgangspunten Chw bestemmingsplan

Gebiedsbescherming

Het plangebied kent vanuit oogpunt van gebiedsbescherming geen bijzondere status. Het Natura 2000 gebied Wieden/Weerribben ligt op 1,4 kilometer afstand van het plangebied, even ten westen van de stad. Niettemin zijn er wel potentiële effecten die moeten worden onderzocht, te weten stikstofdepositie en recreatieve druk (vanwege de vrijetijdseconomie). Dit heeft plaatsgevonden in een voortoets. Deze is uitgevoerd en als bijlage bij het Chw bestemmingsplan gevoegd, Bijlage 20 Voortoets Wnb Nieuwveense landen. Op basis van Voortoets en de daarin opgenomen stikstofberekening wordt daarom geconcludeerd dat geen significante effecten zullen optreden als gevolg van het plan Nieuwveense landen. Een passende beoordeling is daarom niet nodig. vanwege de interne saldering met het bestaande agrarische grondgebruik is wel een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming benodigd. De aanvraag voor deze vergunning is ingediend bij de Provincie Drenthe. De aanvraag ziet op zowel de aanleg- als gebruiksfase van Nieuwveense Landen.

Soortbescherming

In december 2017 heeft een ecologische beoordeling plaatsgevonden. Op basis van die beoordeling is in 2018 een aanvullend onderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit aanvullende onderzoek zijn als bijlage 19 toegevoegd aan deze toelichting.

Uit het aanvullende veldonderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • In het onderzoeksgebied zijn geen wettelijk beschermde vissen (Grote modderkruiper), ongewervelden (Gestreepte waterroofkever, Platte schijfhoren), Poelkikker, jaarrond beschermde nestplaatsen en Waterspitsmuis vastgesteld. De plannen veroorzaken ten aanzien van voornoemde soorten en soortgroepen geen conflict met de Wet natuurbescherming.
  • Langs de Nijeveense weg is een bomenrij vastgesteld die functioneert als vliegroute van vleermuizen. Indien deze bomenrij wordt verwijderd, of deze wordt op een zodanige wijze onderbroken of verlicht dat de functionaliteit van deze vliegroute verloren gaat, is er een overtreding van de Wet natuurbescherming en dient er een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming te worden aangevraagd. Om knelpunten met de Wet natuurbescherming te voorkomen en de biodiversiteit in het gebied te waarborgen, wordt geadviseerd om de bomenrij te behouden en te integreren in de planvorming.

Op basis van bovenstaande conclusies kan worden geconcludeerd dat het voornemen in het kader van soortbescherming niet in strijd is met de Wet natuurbescherming.

6.10 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn twee planologisch relevante leidingen gelegen. Het betreft een rioolpers- en een watertransportleiding. Deze kabels en leidingen zijn in het vigerende bestemmingsplan beschermd door middel van een dubbelbestemming. In dit plan wordt deze dubbelbestemming en bescherming overgenomen.

6.11 Laagvliegroute Defensie over plangebied

Toetsingskader

Boven Nederland zijn laagvliegroutes aangegeven ten behoeve van Defensie. Deze laagvliegroutes zijn inmiddels overgenomen in het Barro. De minimumvlieghoogte op de laagvliegroute voor jachtvliegtuigen en transportvliegtuigen bedraagt 75 meter.

Onderbouwing

Laagvliegroute 10a loopt van Drachten, via Meppel, naar Deventer. Deze route loopt over het plangebied. Het gebruik van de route is met ingang van oktober 2002 opgeschort. Na beoordeling van de evaluatie van het laagvliegen wordt de knoop definitief doorgehakt.

Onder de laagvliegroute mag niet hoger gebouwd worden dan 40 meter. In het Chw bestemmingsplan wordt geen bebouwing van een dergelijke hoogte mogelijk gemaakt. Er gelden geen normen voor de vestiging van (nieuwe) geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen, onder laagvliegroutes.

6.12 Duurzaamheid

Toetsingskader en strategie

De eerste fase van Nieuwveense Landen is inmiddels gerealiseerd. Nu het vervolg van de inrichting voorligt wordt duurzaamheidscondities verder opschroeven. Uitgangspunt hierbij is het concept 'Aangenaam duurzaam'. Dit is een concept waarin de toekomstige bewoners centraal staan en voor de meest effectieve inzet van (innovatieve) energiemaatregelen gekozen wordt. Dit moet uiteindelijk leiden tot een energieleverende woonwijk als de wijk volledig is opgeleverd.

In het beleid is aangegeven dat de bouw van energiezuinige woningen de basis is om dat te bereiken. Dat betekent goede isolatie, een laagtemperatuur-verwarming en energiezuinige ventilatie. Voor het verwarmen (en koelen) van de woningen wordt uitgegaan van individuele all-electric voorzieningen met behulp van bodem- of luchtwarmtepompen. Het staat ontwikkelaars vrij om te kiezen voor een energetisch minimaal gelijkwaardig alternatief met een individueel of een kleinschalig collectief systeem.

Met de huidige stand van de techniek en de beschikbare ruimte op daken is het financieel economisch niet (altijd) haalbaar om op kavelniveau volledig energieneutraal te zijn. Ook de reeds bestaande woningen zijn niet energieneutraal. De inschatting is dat aanvullend circa 8.000 zonnepanelen nodig zijn om alle woningen in Nieuwveense Landen volledig energieneutraal te krijgen. In een energieneutrale wijk wordt ook de energie die nodig is voor openbare verlichting en rioolgemalen duurzaam opgewekt. Hiervoor zijn circa 550 zonnepanelen nodig. Het bestemmingsplan biedt hiervoor de ruimte. Die ruimte is vooral beschikbaar in de parkrandzone (zie paragraaf 4.4).

Voor een minimaal energieneutrale eindsituatie in Nieuwveense Landen (2040) is circa 6 hectare aan zonnepanelen nodig. Uitgangspunt is om deze in clusters van ten hoogste 2 hectare aan te leggen. 2 hectare is een omvang die goed past bij de schaal en omvang van Nieuwveense Landen. Het is een korrelgrootte die landschappelijk goed is in te passen in de bestaande en toekomstige landschapsstructuren. Daarnaast zijn zonneparken van 2 hectare goed inpasbaar in het elektriciteitsnet. Daarmee is een positieve business case haalbaar en zijn de maatschappelijke kosten beperkt. De zonneparken zullen gefaseerd worden ontwikkeld.

Het Chw bestemmingsplan kan de duurzame aspecten niet afdwingen, maar wel faciliteren. Er is ruimte voor de aanleg van de zonneparken met per park maximaal 2 hectare in de parkrandzone en kleinschalige duurzame energieopwekking bij, op en/of aan woningen. Deze moet goed landschappelijk worden ingepast, dat is in de regels geborgd.

Regeling in het Chw bestemmingsplan

Duurzaamheid is een aspect dat ook met een Chw bestemmingsplan niet volledig kan worden afgedwongen. Dit komt doordat het hier aspecten betreft die niet allemaal betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. Er is ook een sociale en economische component. Ook kunnen niet direct technische voorzieningen worden voorgeschreven. Wel wordt aangegeven dat gestreefd wordt naar CO2 neutrale woningen.

Hoofdstuk 7 Juridisch systeem

7.1 Inleiding

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012) bindende afspraken waarmee, bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi. In de voorafgaande hoofdstukken zijn de planuitgangspunten voor het op te stellen Chw bestemmingsplan weergegeven. Deze uitgangspunten zijn (juridisch) vertaald naar het Chw bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt de doorvertaling van de plantoelichting naar planregels met de verbeelding verwoord.

Voor Nieuwveense landen is sprake van een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte in het kader van artikel 7c van het Besluit Uitvoering Crisis- en Herstelwet, de formele naam hiervoor is Chw bestemmingsplan. Door de pilotstatus kan worden afgeweken van de standaarden. In Hoofdstuk 2 is hier nader op ingegaan. Er is zoveel mogelijk aangesloten op de RO-standaarden 2012, op onderdelen is hiervan afgeweken. Qua opzet van de verbeelding is ervoor gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten op de geldende standaarden. Qua opzet van de regels en de analoge verbeelding is gekozen voor een indeling per deelgebied. De voorheen geldende planologische regeling is als basis gebruikt.

7.2 Systematiek regels

De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is de manier waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2) bepaald. De inhoudelijke opzet van deze regels wordt deels voorgeschreven in de SVBP2012.
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Hierbij is een landelijk een hiërarchie afgesproken, waarbij eerst de enkelbestemmingen (alfabetisch) aan de orde komen en vervolgens de dubbelbestemmingen (ook alfabetisch). Per bestemming geven de bestemmingsomschrijving en de (specifieke) gebruiksregels aanwijzingen voor het gebruik. De bouwregels geven per bestemming aanwijzingen voor het bouwen van gebouwen, bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde. Eventueel zijn hierbij flexibiliteitsbepalingen - mogelijkheden voor afwijken met een omgevingsvergunning en/of wijzigingsbevoegdheden - opgenomen. Daarnaast kan het voorkomen dat een bestemming voorzien is van een omgevingsvergunningstelsel. Dit bepaalt bijvoorbeeld welke werken en/of werkzaamheden alleen mogelijk zijn na verlening van een omgevingsvergunning. Vaak zijn de flexibiliteitsbepalingen en het omgevingsvergunningstelsel gekoppeld aan randvoorwaarden en/of eisen waaraan voldaan moet worden.
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Deze gelden in principe voor het hele plangebied. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels en algemene afwijkingsregels.
  • In Hoofdstuk 4 Hogere grenswaarden Wet geluidhinder zijn de hogere waarden opgenomen die worden vastgesteld voor bestaande en nieuwe woningen. Het gaat hier om wegverkeer- en industrielawaai.
  • Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Hoewel het hier in feite algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen. De inhoudelijke opzet van deze regels wordt deels voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening en de geldende SVBP.

7.3 Verbeelding

Voor de vormgeving van de verbeelding geldt een aantal uitgangspunten. Zo worden de kaarten in kleur opgezet, waarbij de kleuren worden ondersteund met een letteraanduiding. De kleuren en letters zijn afgestemd op de kleur en letteraanduiding in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012).

Ten behoeve van de gebruiksvriendelijkheid en digitale raadpleegbaarheid wordt waar mogelijk informatie op de verbeelding gezet (bouwvlakken, goot-/bouwhoogten, eventueel bebouwingspercentages).

7.4 Planregels

7.4.1 Inhoud en opzet

Het Chw bestemmingsplan Meppel - Nieuwveense Landen 2020 bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting (met bijbehorende bijlagen). De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het Chw bestemmingsplan. Beide plandelen worden in onderlinge samenhang bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt een belangrijk onderdeel en de onderbouwing van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

Door de gemeente Meppel is een handboek opgesteld. Dit handboek vormt de basis voor de inhoudelijke opzet van de regels en verbeelding van dit bestemmingsplan. Met dien verstande dat de uitgangspunten van de (voorheen) geldende bestemmingsplannen zo veel mogelijk gehandhaafd zijn. Dit komt de vergelijkbaarheid ten goede met de regelgeving in de omgeving van het voorliggende plangebied

7.4.2 Hoofdstuk 1 Begrippen en wijze van meten

In het eerste hoofdstuk zijn de begrippen en wijze van meten opgenomen die nodig zijn voor een goede uitleg van de regels. Een aantal begrippen is overgenomen uit de SVBP 2012, het overgrote deel uit het Handboek Bestemmingsplannen van de gemeente Meppel en een aantal nieuwe die voortvloeien uit de regels voor het Chw bestemmingsplan of specifieke beleidsuitgangspunten voor Nieuwveense landen.

7.4.3 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk sluit aan op de systematiek gebruikelijk in bestemmingsplannen. Alle gronden binnen het plangebied zijn voorzien van een bestemming. Het gaat om regels voor het bouwen en gebruiken van de gronden. De volgende basisbestemmingen zijn opgenomen:

Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond

De gronden met de bestemming 'Agrarisch- Cultuurgrond' zijn bestemd voor de uitoefening van agrarische bedrijfsdoeleinden (onbebouwd). Binnen deze bestemming zijn uitsluiten bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Het gaat hier voornamelijk om weiland. Volkstuinen zijn ook toegestaan.

Artikel 4 Bedrijf

Binnen de bestemming 'Bedrijf' zijn de gronden bestemd voor bestaande bedrijven tot maximaal milieucategorie 2. Bestaande bedrijven uit een hogere categorie zijn specifiek aangeduid. Ook zijn de aanwezige bedrijfswoningen aangeduid.

Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het aangegeven bouwvlak tot maximaal het aangegeven bebouwingspercentage. Door middel van een aanduiding is de maximale bouwhoogte van bedrijfsgebouwen vastgelegd.

Voor de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken geldt dat het gezamenlijk oppervlak niet meer mag bedragen dan 250 m². De bedrijfswoning mag een maximale goothoogte van 4,5 meter en een maximale bouwhoogte van 12 meter.

Artikel 5 Gemengd - 1

De gronden met de bestemming 'Gemengd - 1' zijn bestemd voor detailhandel, zakelijke dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, lichte bedrijvigheid, kantoren en daarbij behorende restauratieve voorzieningen. Voorts zijn de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, tuinen en erven toegestaan. Ter plaatse van aangeduide gronden gelden hogere waarden voor geluidgevoelige functies.

Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het aangegeven bouwvlak, rekening houdend met de daarin aangeduide maximaal goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage.

Artikel 6 Gemengd - 2

Het gaat hier om de percelen aan de Bremenbergweg 2a en 4 in de Parkzone. Deze percelen hebben in het hiervoor geldende bestemmingsplan een Maatschappelijke bestemming. In de praktijk blijkt hieraan geen behoefte en zijn de mogelijkheden onderzocht voor bijvoorbeeld woon-werkkavels. Het is niet de bedoeling dat hier alleen woningen worden gerealiseerd, het wonen moet in combinatie met één van de andere functies zijn. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor wonen en/of werken, maatschappelijke voorzieningen, alsmede dienstverlening wordt ter plaatse ook mogelijk gemaakt. Het aantal woningen dat mag worden gebouwd is per bestemmingsvlak aangegeven.

Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het aangegeven bouwvlak, rekening houdend met de daarin aangeduide maximaal goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage.

Artikel 7 Gemengd - Voorzieningen

De gronden met de bestemming 'Gemengd - Voorzieningen' zijn bestemd voor (kleinschalige) horeca, maatschappelijk voorzieningen en een zorgcentrum. Daarnaast wordt er ook ruimte geboden voor wonen.

Voor de bouwwerken geldt dat moet worden voldaan aan redelijke eisen van welstand. Voor de verschillende gebieden zijn verschillende (beeldkwaliteit)eisen opgesteld. Deze eisen worden opgenomen in het Beeldkwaliteitplan voor Nieuwveense Landen.

De regels in deze bestemming stellen geen strikte voorwaarden aan de nieuw te bouwen woningen. Hierdoor kan beter worden ingespeeld op vragen uit de markt en uitvoering worden gegeven aan de bouwplannen. Dit geldt voor de functionele en de bouwmogelijkheden. Binnen de bestemming kunnen verschillende functies gemakkelijker uitgewisseld worden.

In de beleidsregels Wonen zijn randvoorwaarden opgenomen om natuurinclusief te bouwen. Deze verplichting is gekoppeld aan een puntensysteem. Uitgangspunt is dat alleen mag worden gebouwd als een minimaal aantal punten voor het treffen en in stand houden van verschillende soorten maatregelen worden gehaald.

Artikel 8 Groen

De bestemming 'Groen' is gelegd op de belangrijkste groenvoorzieningen binnen het plangebied. Het betreft het groen wat als hoofdstructuur is benoemd in de Kadernotitie 'Zo doen we groen'. Daarnaast is het deel van de daarin aangewezen nevenstructuur wat een wijkfunctie heeft, ook als 'Groen' bestemd. Relatief kleine groenstrookjes die veelal erven van functies van de openbare ruimte afschermen, zijn in beginsel in de bestemmingen 'Verkeer' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' opgenomen.

Binnen de bestemming 'Groen' zijn groenvoorzieningen, parken en plantsoenen toegestaan. Ook is de functie bedoeld voor parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, voet- en fietspaden alsmede nutsvoorzieningen.

Binnen de bestemming is een aanduiding ' bos' opgenomen. Binnen dat gebied moet het compensatiebos worden aangelegd. In de specifieke gebruiksregels is de aanleg van minimaal 2 hectare bos geborgd.

Artikel 9 Groen - Park

De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor parkachtige groenvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, speelterreinen en de opwekking en opslag van zonne-energie. Fiets- en wandelpaden zullen in dit gebied veel voorkomen.

Voor de gronden binnen deze bestemming geldt dat bij het inpassen van zonnevelden moet worden voldaan aan een goede landschappelijke inpassing conform de eisen zoals opgenomen in bijlage 5 Rapportage Energielandschap Nieuwveense Landen .

Artikel 10 Natuur

Deze bestemming is van toepassing op de Zandwinplas alsmede de inrichting ervan als natuurontwikkeling gebied. De gronden zijn bestemd voor het behoud en herstel van de natuurlijke en landschappelijke waarden, water/ waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen, bos en dagrecreatieve doeleinden.

Om de bebouwing binnen deze bestemming te beperken en om de natuur te beschermen zijn binnen deze bestemming uitsluitend gebouwen ten behoeve van dagrecreatieve doeleinden toegestaan. Gebouwen ten behoeve van horeca is alleen als ondergeschikte functie aan de dagrecreatieve doeleinden mogelijk.

Artikel 11 Tuin

De gronden met de bestemming 'Tuin' zijn bestemd voor tuinen. Deze bestemming is uitsluitend opgenomen voor de bestaande woningen aan de Nijeveenseweg. Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde (als erf- en terreinafscheidingen) toegestaan.

Artikel 12 Verkeer 

Voor de paden en wegen in het plangebied gelden diverse verkeersbestemmingen. De bestemming 'Verkeer' is in beginsel gebruikt voor wegen met een hoofd-ontsluitingsfunctie. Vanzelfsprekend zijn de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals (al dan niet ondergrondse) parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, nutsvoorzieningen en water toegestaan. Daarnaast zijn deze gronden bestemd voor (kleinschalig) dagrecreatieve voorzieningen en kleinschalige duurzame energiewinning, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede voor kunstwerken.

Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan. De bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 15 meter bedragen. Voor alle overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 6 meter.

Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied

Deze bestemming is van toepassing op alle wegen in het plangebied die voornamelijk een verblijfsfunctie hebben. Het gaat dan met name om woonstraten, woonerven en hofjes. De gronden zijn in hoofdzaak bestemd voor parkeren, wegen, pleinen en fiets- en voetpaden, maar ook groenvoorzieningen. Daarnaast zijn deze gronden bestemd voor, nutsvoorzieningen, dagrecreatieve voorzieningen, kleinschalige duurzame energiewinning en water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede voor kunstwerken.

Op de gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' mogen in beginsel uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. De bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 15 meter bedragen. Voor alle overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 6 meter.

Artikel 14 Water

Deze bestemming is specifiek gelegd op het belangrijkste oppervlaktewater binnen het plangebied. De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water, waterberging, waterhuishouding en waterlopen, met de daarbij behorende groen-, speel- en kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, alsmede voor kunstwerken.

Op de gronden met de bestemming 'Water' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Daarvoor geldt een maximale bouwhoogte van 6 meter.

Artikel 15 Wonen

De gronden met de bestemming 'Wonen' betreffen de in het plangebied reeds aanwezige woonhuizen aan de Nijeveenseweg. De regels in deze bestemming leggen daarom niet hele strikte voorwaarden aan de nieuw te bouwen woningen. De regeling is gebaseerd op de regeling uit het voorheen geldende plan.

Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd. Bijbehorende bouwwerken zijn zowel binnen als buiten de bouwvlakken toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'garage' zijn tevens garageboxen, ten behoeve van de woonfunctie toegestaan. Daarnaast zijn de bij deze bestemming gebruikelijke voorzieningen als tuinen en erven opgenomen.

Artikel 16 Woongebied

Deze bestemming is opgenomen voor het al ontwikkelde woongebied Nieuwveense landen (deelplan 1). De regeling is gebaseerd op de regeling uit het voorheen geldende plan.

Artikelen 17, 18,19, 20 en 21 Bestemming Woongebied per deelgebied

De verschillende woongebieden, zoals beschreven in hoofdstuk 4, zien ieder voorzien van een eigen woonbestemming.

De regels in deze bestemming stellen geen strikte voorwaarden aan de nieuw te bouwen woningen. Hierdoor kan beter worden ingespeeld op vragen uit de markt en uitvoering worden gegeven aan de bouwplannen. Dit geldt voor de functionele en de bouwmogelijkheden. Binnen de bestemming kunnen verschillende functies gemakkelijker uitgewisseld worden.

De bouwmogelijkheden worden daarnaast ruimer in bijvoorbeeld de mogelijkheden voor het plaatsen van hoofd- en bijgebouwen.

De bouwhoogte van een hoofdgebouw is maximaal 11 meter. Indien er gestapeld wordt gebouwd is een bouwhoogte van 13 meter toegestaan.

De aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen. Ondergeschikt aan de functie wonen zijn aan huis verbonden beroepen toegestaan, evenals de daarbij behorende tuinen, (achter)paden, verhardingen en bebouwing. Voor de bouwwerken in de verschillende woongebied geldt dat moet worden voldaan aan redelijke eisen van welstand. Per woongebied zijn verschillende (beeldkwaliteit)eisen opgesteld. Deze eisen worden opgenomen in het Beeldkwaliteitplan voor Nieuwveense Landen.

In de beleidsregels Wonen zijn randvoorwaarden opgenomen om natuurinclusief te bouwen. Deze verplichting is gekoppeld aan een puntensysteem. Uitgangspunt is dat alleen mag worden gebouwd als een minimaal aantal punten voor het treffen en in stand houden van verschillende soorten maatregelen worden gehaald.

De verschillende woongebieden worden gefaseerd ontwikkeld. De volgorde en wijze van fasering, alsmede de wijze waarop met de waterhuishouding moet worden omgegaan is geborgd door middel van twee beleidsregels namelijk, de beleidsregels Water en Wonen.

Artikel 22 Leiding - Riool

Deze dubbelbestemming is toegekend aan gronden met een voor het plan van belang zijnde rioolpersleiding.

Artikel 23 Leiding - Water

Deze dubbelbestemming is toegekend aan gronden met een voor het plan van belang zijnde watertransportleiding.

Artikel 24 Waarde - Archeologie 2 en 3

Deze dubbelbestemmingen zijn toegekend aan de gronden met archeologische verwachtingswaarden. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Ter bescherming van de archeologische waarden is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor nader aangegeven werken en werkzaamheden.

Voor de gronden binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geldt, dat een afwijking bij een omgevingsvergunning alleen nodig is indien de te verrichten (bouw)werkzaamheden een oppervlak beslaan van meer dan 500 m2 en dieper reiken dan 30 centimeter beneden maaiveld (zie ook paragraaf 5.3.6). Deze afwijking bij een omgevingsvergunning kan pas worden verleend, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat het bouwen dan wel het verrichten van werkzaamheden geen aantasting van de archeologische waarden van de gronden met zich mee brengt. Voor de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' gelden dezelfde regels, maar dan met een oppervlakte van 1.000 m2.

Artikel 26 Waarde - Ecologie

Deze dubbelbestemming is toegekend aan gronden voor het ontwikkelen, instandhouden van ecologische waarden en natuurverbindingen. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Ter bescherming van de ecologische waarden is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor nader aangegeven werken en werkzaamheden.

7.4.4 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld algemene afwijkingen en het overgangsrecht. Over het algemeen gaat het om min of meer standaardregels. Deze worden hier verder niet toegelicht. Enkele specifieke regels komen wel aan bod. De algemene regels gelden bovenop de regels van de onderliggende bestemmingen.

Het aan het plangebied grenzende industrieterrein is deel van een geluidgezoneerd terrein. De geluidzone is in dit bestemmingsplan aangeduid voor zover deze in het plangebied ligt. Binnen de geluidzone wordt de bouw van geluidsgevoelige bebouwing niet toegestaan als er geen hogere grenswaarde is vastgesteld, zodat de bedrijvigheid niet beperkt wordt.

De Nieuwe Nijeveenseweg is in het voorheen geldende bestemmingsplan wegbestemd en daarmee onder het overgangsrecht komen te vallen. Het opnieuw onder het overgangsrecht brengen van bestaand legaal gebruik is slechts onder bijzondere omstandigheden aanvaardbaar. Hiervoor is vereist dat zicht bestaat op beëindiging van het legale gebruik binnen de planperiode. Dit is het geval. De gemeente is eigenaar van de weg en is daarmee zelf bij machte dit gebruik te beëindigen. De Nieuwe Nijeveenseweg zal binnen de planperiode van dit bestemmingsplan verdwijnen, zoals in de oorspronkelijke plannen al is aangegeven. Het moment van verdwijnen is afhankelijk van de ontwikkelsnelheid van Nieuwveense Landen. Een andere relevante omstandigheid is dat het voorgaande bestemmingsplan is vastgesteld in 2012, waardoor de 10 jaarstermijn niet volledig is gebruikt.

7.4.5 Hoofdstuk 11 Hogere waarden

Artikel 7c lid 9 van het Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet biedt de mogelijkheid om een besluit tot het vaststellen van hogere grenswaarden voor industrie- en/of wegverkeerslawaai op te nemen in het Chw bestemmingsplan in plaats van het nemen van aparte hogere waardenbesluiten.

Waar ter hoogte van deze bestaande of geprojecteerde woningen een geluidbelasting optreedt van meer dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB en maximaal 63 dB, wordt met het Chw bestemmingsplan een hogere grenswaarde vastgesteld. Voor de gebieden waar mogelijkheden zijn voor nieuwe woningen, maar waar op voorhand nog niet bekend is of en waar die woningen worden gerealiseerd zijn deelgebieden op de verbeelding weergegeven, dit betreft de gebiedsaanduidingen 'overige zone - deelgebied 53, 58 en 63 dB'.

7.4.6 Hoofdstuk 13 Overgangs- en slotregels

Het overgangsrecht en de naam van het Chw bestemmingsplan zijn opgenomen in dit hoofdstuk.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Wettelijke verplichting voor het opstellen van een exploitatieplan

Artikel 6.12 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: 'Wro') bepaalt dat de gemeenteraad, als er sprake is van één of meerdere aangewezen bouwplannen, verplicht is een exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van grondexploitatie niet anderszins is verzekerd;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c 4°, respectievelijk 5° Wro noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, respectievelijk b, c of d Wro noodzakelijk is.

Binnen het plangebied zijn percelen in eigendom bij verschillende particuliere eigenaren waarmee de gemeente geen anterieure overeenkomst van grondexploitatie heeft gesloten. In het Chw bestemmingsplan worden voor die gronden bouwplannen mogelijk gemaakt die in het geldende bestemmingsplan niet mogelijk zijn en op dat moment dient kostenverhaal plaats te vinden bij de afgifte van een omgevingsvergunning. In feite ontstaat daardoor de plicht voor de gemeente om gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan tevens een exploitatieplan vast te stellen. Om het Chw bestemmingsplan direct na vaststelling rechtskracht te kunnen geven dient de procedure voor de vaststelling van het exploitatieplan gelijk op te lopen met de vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan vanaf het moment dat het ontwerpbestemmingsplan ter visie wordt gelegd.

8.2 Doorschuiven van de wettelijke verplichting voor het opstellen van een exploitatieplan

Om te kunnen anticiperen (en te experimenteren) met de mogelijkheden van de Omgevingswet is op basis van artikel 7c, lid 10, van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet de mogelijkheid voor de gemeente gecreëerd om het opstellen van een exploitatieplan uit te stellen tot het moment van het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor het kostenverhaal niet anderszins verzekerd is. Dit betekent dat er bij de vaststelling van het Chw bestemmingsplan geen exploitatieplan behoeft te zijn. Dat moment mag worden uitgesteld/doorgeschoven naar het moment van de afgifte van de eerste omgevingsvergunning, indien er op het moment van aanvraag omgevingsvergunning geen anterieure overeenkomst is gesloten met de betreffende grondeigenaar.

Voor het Chw bestemmingsplan Meppel - Nieuwveense Landen 2020 wordt gebruik gemaakt van deze 'doorschuif-faciliteit'.

8.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het opstellen van een Chw bestemmingsplan voor het vraagt om een gestructureerde aanpak. Globaal bestaat het proces uit zestal stappen.

8.3.1 Nota van uitgangspunten

Voorafgaand aan het opstellen van het bestemmingsplan is een nota van uitgangspunten opgesteld. Deze nota had tot doel een duidelijk kader te scheppen voor het nieuwe bestemmingsplan. Deze nota is vastgesteld in het college en ter kennisgeving aangeboden aan de gemeenteraad. Het plangebied is ingedeeld in deelgebieden en per deelgebied zijn de vertrekpunten nader uitgewerkt om te komen tot een afwegingskader voor het nieuwe Chw bestemmingsplan Nieuwveense landen. De nota biedt inzicht in de planning van de werkzaamheden en de totale doorlooptijd van het proces. De vastgestelde nota van uitgangspunten is het eindresultaat van deze fase.

8.3.2 Concept Chw bestemmingsplan

De Nota van uitgangspunten is vertaald naar een concept bestemmingsplan. Over de uitgangspunten voor water is een aantal keer overleg gevoerd met het waterschap Drent Overijsselse Delta. Over de oostelijke en westelijke ontsluitingsweg en de rotonde en fietstunnel bij de watertoren is diverse keren gesproken met de provincie Drenthe.

8.3.3 Ontwerp Chw bestemmingsplan

Na het besluit van het college van B&W om in te stemmen met het ontwerp Chw bestemmingsplan is het plan op grond van afdeling 3.4 (uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht ter inzage gelegd.

Het ontwerp Chw bestemmingsplan heeft vanaf 18 juni tot en met 29 juli 2020 ter inzage gelegen. Een ieder is daarbij in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het plan in te dienen. Binnen de termijn (en ook daarbuiten) zijn 14 zienswijzen binnengekomen.

8.3.4 Vastgesteld Chw bestemmingsplan

De ingekomen zienswijzen zijn samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie. De reactienota is opgenomen als Bijlage 22. Deze zienswijzen leiden, samen met ambtshalve aanpassingen, tot het vast te stellen bestemmingsplan. Na het besluit van de raad om in te stemmen met de wijzigingen en de vaststelling van het Chw bestemmingsplan wordt het plan opnieuw gedurende zes weken ter inzage gelegd. Het Chw bestemmingsplan is op 17 december 2020 door de gemeenteraad vastgesteld.

8.3.5 Beroep

Tijdens de terinzagelegging van het vastgestelde Chw bestemmingsplan kan beroep worden ingesteld door belanghebbenden. Belangrijke voorwaarde hierbij is dat appellanten moeten aantonen dat zij ook al een zienswijze hadden ingediend. Deze eis geldt niet voor delen van het Chw bestemmingsplan die nog gewijzigd zijn vastgesteld. Na afloop van de termijn treedt het bestemmingsplan in werking. Als er geen beroep wordt ingesteld is het Chw bestemmingsplan onherroepelijk. Wordt er wel beroep ingesteld dan treedt het Chw bestemmingsplan wel in werking, maar is deze nog niet onherroepelijk. Als er een voorlopige voorziening wordt aangevraagd treedt het bestemmingsplan pas in werking nadat uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter.

8.4 Handhaving

Met dit Chw bestemmingsplan wordt beoogd een voor de burgers duidelijk en herkenbaar beleid voor de fysieke leefomgeving te formuleren. Bij het opstarten van een handhavingstraject zal altijd nog een check plaatsvinden of in het concrete geval toch een legalisatie van de activiteit mogelijk is, maar de verwachting is dat dit in de meeste gevallen niet aan de orde zal zijn. Dit betekent dat in de meeste gevallen sprake is van de beginselplicht tot handhaving.

Het uitgangspunt is dat er handhavend wordt opgetreden wanneer de regels van het omgevingsplan niet worden nageleefd. Het achterwege laten van handhaving kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. Het Chw bestemmingsplan in combinatie met een goede handhaving van de vastgestelde regels beschermen de kwaliteiten van Nieuwveense Landen en geven ook veel beter sturing aan ontwikkelingen.