direct naar inhoud van Regels
Plan: Chw bestemmingsplan Meppel - Nieuwveense Landen 2020
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0119.BPNVL2020-BPC1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het Chw bestemmingsplan Meppel - Nieuwveense Landen 2020 met identificatienummer NL.IMRO.0119.BPNVL2020-BPC1 van de gemeente Meppel;

1.2 Chw bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan-huis-gebonden bedrijf:

het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de woonfunctie blijft behouden en waarvan de activiteiten behoren tot categorie 1 van de bij dit Chw bestemmingsplan behorende bijlage 3;

1.4 aan-huis-gebonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.8 archeologisch deskundige:

de gemeentelijke (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie;

1.9 archeologische waarde:

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.10 archeologisch waardevol gebied:

een gebied met daaraan toegekende archeologische waarde vanwege kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.12 bebouwingspercentage:

een verbeelde of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.13 bed & breakfast:

een aan huis verbonden bedrijf, dat met behoud van de woonfunctie door ten minste de hoofdbewoner in een woning wordt uitgeoefend en die voorziet in het verstrekken van nachtverblijf voor maximaal 4 personen in korte tijd, waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten ondergeschikt is;

1.14 bedrijf:

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen;

1.15 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;

1.16 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.17 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, die in acht genomen moet worden

1.18 bestaand (in relatie tot bebouwing):

een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.19 bestaand (in relatie tot gebruik):

het legale gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.20 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.23 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.24 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.25 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.27 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.28 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.29 cultuurhistorische waarde:
  • a. het cultuurpatroon van een gebied, dat kenmerkend is voor het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van de gronden gemaakt heeft, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de kavelindeling, de waterhuishouding, het bodemreliëf, de beplanting en de bebouwing;
  • b. de aan een bouwwerk eigen zijnde waarde in verband met de herkenbaarheid van de in het verleden ontstane elementen van het bouwwerk in relatie tot de geschiedkundige ontwikkeling van het gebied; architectonische waarden worden hieronder mede begrepen;
1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.32 energieneutraal:

de situatie waarbij het energiegebruik van een gebouw een Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) van nul of lager heeft;

1.33 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt;

1.34 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.35 geluidgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.36 geluidgevoelige objecten:

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.37 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.38 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.39 hoofdgebouw:

een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.40 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel kunnen vormen, alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van logies;

1.41 horecabedrijf categorie 1:

een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit - restaurant, snackbar, snack - kiosk, tearoom, traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

1.42 horecabedrijf categorie 2:

een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of naar aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesverstrekking of een zalencentrum;

1.43 huishouden:

de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning;

1.44 jongeren ontmoetingsplaats:

een openbare voorziening waar jongeren bij elkaar kunnen komen of elkaar kunnen ontmoeten, met een zitgelegenheid en beschutting tegen regen en wind;

1.45 kamerverhuur:

het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning.

1.46 kantoor:

Een ruimte of bij elkaar horende ruimten die bestemd is/zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden en/of dienstverlening;

1.47 kleinschalige duurzame energiewinning:

energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, aard- en omgevingswarmte;

1.48 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.49 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen, een grenswaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.50 logies:

het bedrijfsmatig verschaffen van nachtverblijf aan personen die kortdurend nachtverblijf houden en waarbij er sprake is van een pensionhouder dan wel een aanspreekpunt bij calamiteiten;

1.51 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, zorginstellingen, kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, cultuur, religie, sport, onderwijs, wonen voor zover passend bij de maatschappelijke bestemming (bijzondere woondoeleinden), openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren;

1.52 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.53 opslag:

het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.54 overkapping:

een bijbehorend bouwwerk, geen gebouw zijnde, al dan niet aangebouwd aan een ander bouwwerk en bestaande uit een lichte constructie, die van boven geheel of gedeeltelijk is afgesloten c.q. afgedekt;

1.55 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van afgewerkte maaiveld ter plaatse van het te bouwen bouwwerk;
  • c. voor het bouwen van een bouwwerk in, op of over het water: het gemiddelde waterpeil;
1.56 perceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.57 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.58 risicovolle inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico, dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.59 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig), waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam-)prostitutiebedrijf (waaronder begrepen een seksclub), een privéhuis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop als dan niet in combinatie met elkaar;

1.60 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage 1 onderdeel uitmaakt van deze planregels;

1.61 Staat van bedrijfsactiviteiten Gemengd:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage 2 onderdeel uitmaakt van deze planregels;

1.62 verkoopvloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten;

1.63 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.64 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.65 vuurwerkbedrijf:

inrichtingen waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;

1.66 wonen:

permanente huisvesting van één of meerdere personen in een woning;

1.67 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een bijzondere woonvorm of kamerverhuur / logies, tenzij er sprake is van een hoofdbewoner en daarnaast sprake is van kamerverhuur/logies voor niet meer dan vier personen;

1.68 zakelijke dienstverlening:

het verlenen van diensten in een kantoorachtige omgeving op administratief, financieel en juridisch gebied, alsmede op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie, de verhuur en handel in onroerend goed, architecten-, onderzoeks-, marketing-, uitzend- en beveiligingsbureaus en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening;

1.69 zijdelingse perceelsgrens:

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 dakkapel en goothoogte:

bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten;

2.5 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Cultuurgrond' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijfsdoeleinden, uitgezonderd intensieve veehouderijen;
  • b. volkstuinen;
  • c. dagrecreatieve doeleinden;
  • d. de tijdelijke opslag van grond;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. kleinschalige duurzame energiewinning:
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op of in de voor 'Agrarisch - Cultuurgrond' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • de bouwhoogte mag ten hoogste 5 meter bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Opslag van grond

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt niet gerekend de tijdelijke opslag van grond die in het plangebied is vrijgekomen.

3.4.2 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest;
  • b. het aanplanten van bomen ten behoeve van de houtteelt.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van rijwiel-, voet- en ruiterpaden;
  • b. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van recreatief medegebruik;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 250 m²;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
  • e. het dempen of graven van sloten.
3.5.2 Uitzondering op verbod

Het in lid 3.5.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie uitwisseling ondergrondse netwerken.
3.5.3 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een vergunning horen burgemeester en wethouders de betreffende leidingbeheerder(s).

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven tot en met categorie 2 van de van deze regels deel uitmakende bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf', tevens een agrarisch loonbedrijf;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', tevens een asbestsaneringsbedrijf;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens het wonen in één bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. restauratieve voorzieningen ten dienste van de bestemming;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. wegen en paden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. vaarwegen en andere waterlopen;
  • l. kleinschalige duurzame energiewinning:

met de daarbij behorende:

  • m. erven en terreinen;
  • n. bouwwerken.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op of in de tot 'Bedrijf' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde functies;
  • b. een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand van een gebouw tot de bouwperceelgrens mag niet minder dan 5 meter bedragen;
  • c. de onderlinge afstand tussen vrijstaande gebouwen mag niet minder dan 5 meter bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte ten hoogste de aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage ten hoogste het aangegeven percentage bedragen;
  • f. de dakhelling mag ten hoogste 60° bedragen.
4.2.3 Bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag ten hoogste 250 m² bedragen;
  • b. de goot- respectievelijk bouwhoogte van een bedrijfswoning mag ten hoogste 4,5 respectievelijk 12 meter bedragen;
  • c. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 meter bedragen en van een carport niet minder dan 1 meter;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 3,3 meter bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning;
  • e. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 60° bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 5 meter bedragen.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een (vrijstaande) overkapping mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik of het laten gebruiken van bedrijfsgebouwen voor bewoning;
  • b. de opslag van goederen met een stapelhoogte van meer dan 4 meter op onbebouwde gronden;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijven anders dan genoemd in lid 4.1;
  • e. detailhandel, tenzij in de vorm van aan de bedrijfsactiviteiten gelieerde detailhandelsactiviteiten.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.3 sub d in die zin dat bedrijven worden toegestaan die niet voorkomen in bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2, mits het bedrijf qua aard en invloed op de omgeving gelijk gesteld kan worden met de toegelaten bedrijven.

4.4.2 Afwegingskader

De in lid 4.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Gemengd - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zakelijke dienstverlening zonder baliefunctie;
  • b. maatschappelijke voorzieningen;
  • c. bedrijven tot en met categorie 2 van de van deze regels deel uitmakende bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten Gemengd;
  • d. één bedrijfswoning per bedrijf;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', tevens de bescherming en instandhouding van de cultuurhistorische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. aan huis verbonden beroepen;
  • g. kleinschalige duurzame energiewinning:

met de daarbij behorende:

  • h. tuinen en verhardingen;
  • i. (achter)paden;
  • j. bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op of in de tot ' Gemengd - 1 ' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde functies;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag een gebouw uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte ten hoogste de aangegeven goothoogte bedragen, tenzij de bestaande goothoogte groter is, in welk geval de bestaande hoogte als maximum geldt;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte groter is, in welk geval de bestaande hoogte als maximum geldt;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%) mag het bebouwingspercentage ten hoogste het aangegeven percentage bedragen;
  • e. de afstand van een gebouw tot de bouwperceelgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 meter bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de buitenopslag van goederen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijven anders dan genoemd in lid 5.1;
  • d. detailhandel, tenzij in de vorm van aan de bedrijfsactiviteiten gelieerde detailhandelsactiviteiten.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 sub c in die zin dat bedrijven worden toegestaan die niet voorkomen in bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten Gemengd onder de categorieën 1 en 2, mits het bedrijf qua aard en invloed op de omgeving gelijk gesteld kan worden met de toegelaten bedrijven.

5.5.2 Afwegingskader

De in lid 5.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden.
5.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
5.6.1 Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' geldt dat het zonder omgevingsvergunning verboden is gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen.

5.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 5.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip inwerkingtreding van het plan.
5.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden.

Artikel 6 Gemengd - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. dienstverlening zonder baliefunctie;
  • c. bedrijven tot en met categorie 2 van de van deze regels deel uitmakende bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten Gemengd;
  • d. wonen, uitsluitend in combinatie met één van de hiervoor genoemde functies;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. detailhandel en restauratieve voorzieningen ten behoeve van de bestemming;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. wegen en paden;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. kleinschalige duurzame energiewinning:

met de daarbij behorende:

  • m. tuinen en terreinen;
  • n. bebouwing.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op of in de tot 'Gemengd - 2' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde functie;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte ten hoogste de aangegeven goothoogte bedragen, tenzij de bestaande goothoogte groter is, in welk geval de bestaande hoogte als maximum geldt;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte groter is, in welk geval de bestaande hoogte als maximum geldt;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%) mag het bebouwingspercentage ten hoogste het aangegeven percentage bedragen;
  • e. de afstand van een gebouw tot de bouwperceelgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde mogen worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. (hoek)erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits over niet meer dan de halve gevelbreedte en mits de (verlengde) grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter worden overschreden.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op het achtererfgebied worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand tot de voorgevel minimaal 3 meter bedraagt;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat overkappingen op het gehele achtererfgebied mogen worden gebouwd;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 1 meter, tenzij op de perceelgrens wordt gebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte mag ten hoogste 70 m2 bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het achtererfgebied mag worden bebouwd. Indien de bestaande oppervlakte groter is geldt dat als maximum;
  • e. de goothoogte mag ten hoogste 3,3 meter bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bovenkant van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • f. de dakhelling mag ten hoogste 60° bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van overkappingen, mag ten hoogste 5 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een (aangebouwde) overkapping mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • i. erkers en ingangspartijen van aangrenzende bestemmingen mogen tot een breedte van ten hoogste 60% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw en tot een diepte van ten hoogste 1,5 meter en een bouwhoogte van ten hoogste de eerste verdiepingsvloer.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 meter bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.2 sub e ten behoeve van het verkleinen van de afstand van een gebouw tot de bouwperceelgrens tot 0 meter.

6.4.2 Voorwaarden

De in lid 6.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik of het laten gebruiken van gebouwen voor meer woningen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • b. de buitenopslag van goederen;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijven anders dan genoemd in lid 6.1;
  • e. detailhandel, tenzij in de vorm van aan de bedrijfsactiviteiten gelieerde detailhandelsactiviteiten.
6.5.2 Hogere grenswaarden wegverkeer

Met het vaststellen van het voorliggende Chw bestemmingsplan worden, gebruikmakend van artikel 7c, lid 9 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, op de bestemmingsvlakken met de volgende adressen hogere grenswaarden ingevolge artikel 3.2 van het Besluit geluidhinder vastgesteld:

Woningen   Hogere grenswaarde [Letmaal]  
Bremenbergweg 2 (3 extra woningen)   61 dB  
Bremenbergweg 4 (1 extra woning)   62 dB  
6.5.3 Hogere grenswaarden industrielawaai

Met het vaststellen van het voorliggende bestemmingsplan met verbrede reikwijdte wordt, gebruikmakend van artikel 7c lid 9 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, op de bestemmingsvlakken met de volgende adressen hogere grenswaarden ingevolge artikel 59, lid 1 van de Wet geluidhinder vastgesteld ten gevolge van het gezoneerde industrieterrein:

Woningen   Hogere grenswaarde [Letmaal]  
Bremenbergweg 2 (3 extra woningen)   56 dB(A)  
Bremenbergweg 4 (1 extra woning)   56 dB(A)  
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.5 sub d in die zin dat bedrijven worden toegestaan die niet voorkomen in bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten Gemengd onder de categorieën 1 en 2, mits het bedrijf qua aard en invloed op de omgeving gelijk gesteld kan worden met de toegelaten bedrijven.

6.6.2 Afwegingskader

De in lid 6.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Gemengd - Voorzieningen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Voorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. horeca categorie 1 tot ten hoogste een gezamenlijke horecavloeroppervlakte van 100 m²;
  • c. zorgwoningen met de daarbijbehorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling';
  • d. wonen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. aan huis verbonden beroepen, tot ten hoogste 30% van het vloeroppervlak tot een maximum van 45 m2;

met de daarbij behorende:

  • f. wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. kleinschalige duurzame energiewinning:
  • m. dagrecreatieve voorzieningen;
  • n. kunstwerken;
  • o. tuinen en verhardingen;
  • p. (achter)paden;
  • q. bouwwerken.
7.2 Ambities en uitgangspunten
7.2.1 Kwaliteiten

Het woonmilieu Centrumwonen integreert de nieuwe en de bestaande buurt. Vooral aan de noordoostzijde van het bestaande lint is nieuwe bebouwing passend om het lint sterker te maken. Een belangrijke kwaliteit van met name het oostelijk deel van de Centrumbuurt is de ligging aan de Nijeveense Grift en de hoofdwatergang.

7.2.2 Koers

Om de identiteit van de buurt te versterken wordt centraal in de woonwijk ruimte gereserveerd voor (maatschappelijke) voorzieningen, zoals een school, kinderopvang, zorgfuncties of een kleinschalige horecavoorziening;

Bij de woningbouwontwikkeling wordt gestreefd naar aardgasloze en energieneutrale woningen. De verdergaande ambitie is dat de woonwijk energieleverend wordt.

De te bouwen woningtypes zullen conform het geldende woonbeleid worden gerealiseerd, waarbij de fasering zal plaatsvinden conform de fasering die is opgenomen in artikel 28 lid 28.1.

7.2.3 Stedenbouwkundige randvoorwaarden

Het uiterlijk van vergunningplichtige bouwwerken moet voldoen aan redelijke eisen van welstand. Wat hieronder per woongebied wordt verstaan is opgenomen in het Beeldkwaliteitplan voor Nieuwveense Landen.

7.3 Bouwregels
7.3.1 Algemeen

Op of in de tot ' Gemengd - Voorzieningen ' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde functies;
  • b. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
7.3.2 Hoofdgebouwen ten behoeve van voorzieningen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van voorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 7 meter;
  • b. de dakhelling van een hoofdgebouw mag ten hoogste 60° bedragen.
7.3.3 Hoofdgebouwen ten behoeve van het wonen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van het wonen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend worden gebouwd als natuurinclusief wordt gebouwd. Of hiervan sprake is wordt beoordeeld aan de hand van de 'Beleidsregel Wonen Nieuwveense Landen';
  • b. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 11 meter;
  • c. de afstand van een hoofdgebouw tot de weg zal ten minste 3 meter bedragen;
  • d. de afstand van een hoofdgebouw dan wel een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • e. de dakhelling van een hoofdgebouw mag ten hoogste 60° bedragen.
7.3.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op het achtererfgebied worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand tot de voorgevel minimaal 3 meter bedraagt;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat overkappingen op het gehele achtererfgebied mogen worden gebouwd;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 1 meter, tenzij op de perceelgrens wordt gebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte mag ten hoogste 70 m2 bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het achtererfgebied mag worden bebouwd;
  • e. de goothoogte mag ten hoogste 3,3 meter bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bovenkant van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • f. de dakhelling mag ten hoogste 60° bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van overkappingen, mag ten hoogste 5 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een (aangebouwde) overkapping mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • i. erkers en ingangspartijen van aangrenzende bestemmingen mogen tot een breedte van ten hoogste 60% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw en tot een diepte van ten hoogste 1,5 meter en een bouwhoogte van ten hoogste de eerste verdiepingsvloer.
7.3.5 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een gebouw mag ten hoogste 50 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 3,00 m bedragen.
7.3.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel of achter een naar de weg toe gekeerde zijgevel of het verlengde daarvan mag ten hoogste 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een (vrijstaande) overkapping mag ten hoogste 3,3 meter bedragen, of ten hoogste de bovenkant van de vloer van de eerste verdieping indien deze hoger is;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
7.4 Randvoorwaarden milieu- en omgevingsaspecten

De volgende randvoorwaarden gelden voor het woongebied:

  • a. een buitenruimte van een kinderverblijf of school is gelegen op een afstand van ten minste 30 meter van geluidgevoelige objecten, tenzij deze niet meer dan 1,5 uur overdag wordt gebruikt;
  • b. het gebruik als terras voor gasten van horeca in de nachtperiode is verboden;
  • c. versterkt en onversterkt muziekgeluid in de buitenruimte van horecabedrijven in de nachtperiode is niet toegestaan.
7.5 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.6 Afwijken van de bouwregels
7.6.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 7.3.3 sub c ten behoeve van het verkleinen van de afstand van een hoofdgebouw tot de weg;
  • b. lid 7.3.3 sub d ten behoeve van het verkleinen van de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens;
  • c. lid 7.3.3 sub e ten behoeve van een verhoging van de dakhelling;
  • d. lid 7.3.4 sub a voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken tot aan (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • e. lid 7.3.4 sub i voor het bouwen van erkers en ingangspartijen waarbij de breedte tot ten hoogste 75% van de breedte van de woningen wordt vergroot. De diepte mag ten hoogste 50% van de resterende voorgevel bedragen met een maximum van 1,5 meter.
7.6.2 Toepasbaarheid

De in lid 7.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden.
7.7 Specifieke gebruiksregels
7.7.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor doeleinden van bewoning, tenzij het mantelzorg betreft;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor woningbouw in strijd met het gemeentelijk woonbeleid.
7.7.2 Beleidsregels woningbouw

Of er sprake is van het voldoen aan het gemeentelijk woonbeleid, zoals bedoeld in lid 7.7.1 sub b wordt beoordeeld aan de hand van de 'Beleidsregel Wonen Nieuwveense Landen'.

7.8 Afwijken van de gebruiksregels
7.8.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.1 voor het kunnen toestaan van een aan-huis-verbonden bedrijf, onder de voorwaarden dat:

  • a. de bedrijfsmatige activiteit alleen door de bewoner wordt uitgevoerd;
  • b. de oppervlakte maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 45 m2;
  • c. al het parkeren ten behoeve van het wonen in combinatie met de bedrijfsmatige activiteit op eigen terrein plaatsvindt;
  • d. er geen detailhandel plaatsvindt of uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf;
  • e. de activiteit behoort tot categorie 1 van de van deze regels deel uitmakende bijlage 3.
7.8.2 Toepasbaarheid

De in lid 7.8.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegepast, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. parken en plantsoenen;
  • d. dagrecreatieve, sport- en maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse de bestemming 'gemengd';
  • e. bos, ter plaatse van de aanduiding 'bos';
  • f. ontsluitingswegen, ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';

met daaraan ondergeschikt:

  • g. speelvoorzieningen;
  • h. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. voet- en fietspaden;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. kleinschalige duurzame energiewinning:
  • l. tuinen;

met de daarbij behorende:

  • m. bebouwing.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op of in de tot 'Groen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen,
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen en palen en masten.
8.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een gebouw mag ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a, b en c mogen ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' gebouwen ten behoeve van dagrecreatieve, sport- en maatschappelijke voorzieningen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag ten hoogste 1.000 m² bedragen;
    • 2. de goothoogte van een gebouw mag ten hoogste 3,50 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 6,00 m bedragen.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 10 meter bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik of het laten gebruiken van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bos' voor minder dan 2 hectare aaneengesloten bosgebied.

Artikel 9 Groen - Park

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Park' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. parken en plantsoenen;
  • d. de opwekking en opslag van zonne-energie;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. speelvoorzieningen;
  • f. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. voet- en fietspaden;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. tuinen;

met de daarbij behorende:

  • j. bebouwing.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op of in de tot 'Groen - Park' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, waaronder de opwekking en opslag van zonne-energie;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen en palen en masten.
9.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, waaronder de opwekking en opslag van zonne-energie, worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een gebouw mag ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 3,00 m bedragen.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de opwekking en opslag van zonne-energie mag ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 10 meter bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik of het laten gebruiken van gronden voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de opwekking van zonne-energie:
    • 1. over een aaneengesloten gebied met een oppervlakte van meer dan 20.000 m²;
    • 2. over een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 60.000 m²;
    • 3. zonder dat per aaneengesloten gebied binnen één jaar na gereedmelding van de bouwwerken sprake is van realisatie en instandhouding van een goede landschappelijke inpassing conform de in Bijlage 5 van de toelichting gestelde eisen.

Artikel 10 Natuur

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud en het herstel van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • b. winning van zand, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zandwinning';
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. bos;
  • f. dagrecreatieve doeleinden;
  • g. horeca categorie 1 en/of 2 voorzover ondergeschikt aan en ten dienste van de dagrecreatieve doeleinden tot ten hoogste een gezamenlijke horecavloeroppervlakte van 300 m²;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. kleinschalige duurzame energiewinning:

met de daarbij behorende:

  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op of in de voor 'Natuur' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in lid 10.1 sub f en g genoemde functies;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen.
10.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag ten hoogste 500 m² bedragen;
  • b. de goothoogte van een gebouw mag ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 6,00 m bedragen.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • de bouwhoogte mag ten hoogste 3 meter bedragen.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Opslag van grond

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt niet gerekend de tijdelijke opslag van grond die in het plangebied is vrijgekomen.

10.4.2 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het storten van puin en vuil;
  • b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • c. het opslaan van mest;
  • d. het plaatsen van kampeermiddelen.
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zandwinning' is het verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen, met uitzondering van leidingen uitsluitend ten behoeve van de zandwinning.
10.5.2 Uitzondering op verbod

Het in lid 10.5.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie uitwisseling ondergrondse netwerken.
10.5.3 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een vergunning horen burgemeester en wethouders de betreffende leidingbeheerder(s).

Artikel 11 Tuin

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden aanwezige hoofdgebouwen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. parken en plantsoenen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. speelvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. voet- en fietspaden;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. kleinschalige duurzame energiewinning:
  • i. tuinen;

met de daarbij behorende:

  • j. verhardingen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op of in de tot 'Tuin' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. erkers en ingangspartijen;
  • b. luifels, balkons en galerijen ten dienste van de bestemming 'Wonen';
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2.2 Erkers en ingangspartijen

Voor het bouwen van erkers en ingangspartijen geldt de volgende regel:

  • erkers en ingangspartijen van aangrenzende bestemmingen mogen tot een breedte van ten hoogste 50% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw en tot een diepte van ten hoogste 1,5 meter en een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 meter worden gebouwd.
11.2.3 Luifels, balkons en galerijen

Voor het bouwen van luifels, balkons en galerijen gelden de volgende bepalingen:

  • a. deze (van een woonhuis deel uitmakende) bebouwing mag de (verlengde) bouwgrenzen over ten hoogste de halve gevelbreedte met ten hoogste 1,5 meter overschrijden;
  • b. de afstand tussen de bebouwing en gronden met een bestemming 'Groen', 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijfsgebied' mag niet minder bedragen dan 3 meter.
11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1 meter bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen;
  • c. voor bebouwing ten dienste van de aangrenzende bestemming 'Wonen' geldt dat de navolgende bebouwing de (verlengde) grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter mag overschrijden:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. schotelantennes;
    • 3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. fiets- en voetpaden;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. kleinschalige duurzame energiewinning:
  • h. dagrecreatieve voorzieningen;
  • i. kunstwerken;

met de daarbij behorende:

  • j. bebouwing.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op de tot 'Verkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.
12.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een gebouw mag ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 3,00 m bedragen.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 15 meter bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik of het laten gebruiken van gronden voor het oprichten van een verkooppunt van motorbrandstoffen.

Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. fiets- en voetpaden;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. kleinschalige duurzame energiewinning:
  • h. dagrecreatieve voorzieningen;
  • i. kunstwerken;

met de daarbij behorende:

  • j. bebouwing.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Op de tot 'Verkeer - Verblijfsgebied' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.
13.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een gebouw mag ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 3,00 m bedragen.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 15 meter bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik of het laten gebruiken van gronden voor het oprichten van een verkooppunt van motorbrandstoffen.

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. waterberging;
  • c. waterhuishouding;
  • d. waterlopen;
  • e. aanlegplaatsen voor het recreatieve verkeer te water;
  • f. verkeersvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. de bescherming, het behoud en herstel van natuurwaarden en ecologische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. dagrecreatieve voorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. kunstwerken;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. kleinschalige duurzame energiewinning:

met de daarbij behorende:

  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Op de tot 'Water' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de breedte van aanlegsteigers mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • b. de diepte van aanlegsteigers mag ten hoogste 2 meter bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met zorgvoorzieningen;
  • b. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garage';

met daaraan ondergeschikt:

  • c. aan huis verbonden beroepen, tot ten hoogste 30% van het vloeroppervlak tot een maximum van 45 m2;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. wegen en paden;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. kleinschalige duurzame energiewinning:
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • k. tuinen en verhardingen;
  • l. bouwwerken.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Op of in de tot ' Wonen ' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde functies;
  • b. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
15.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw mag vrijstaand, halfvrijstaand of in een rij worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaand mag worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte ten hoogste de aangegeven goothoogte bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte ten hoogste de aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • e. de breedte van een hoofdgebouw mag niet minder dan 5 meter bedragen;
  • f. de dakhelling van een hoofdgebouw mag ten hoogste 60° bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde mogen worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. (hoek)erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits over niet meer dan de halve gevelbreedte en mits de (verlengde) grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter worden overschreden.
15.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op het achtererfgebied worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand tot de voorgevel minimaal 3 meter bedraagt;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat overkappingen op het gehele achtererfgebied mogen worden gebouwd;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 1 meter, tenzij op de perceelgrens wordt gebouwd
  • d. de gezamenlijke oppervlakte mag ten hoogste 70 m2 bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het achtererfgebied mag worden bebouwd;
  • e. de goothoogte mag ten hoogste 3,3 meter bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bovenkant van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • f. de dakhelling mag ten hoogste 60° bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van overkappingen, mag ten hoogste 5 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een (aangebouwde) overkapping mag ten hoogste 3 meter bedragen.
15.2.4 Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 55 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,3 meter bedragen.
15.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel of achter een naar de weg toe gekeerde zijgevel of het verlengde daarvan mag ten hoogste 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een (vrijstaande) overkapping mag ten hoogste 3,3 meter bedragen, of ten hoogste de bovenkant van de vloer van de eerste verdieping indien deze hoger is;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.4 Afwijken van de bouwregels
15.4.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 15.2.2 sub c ten behoeve van een verhoging van de goothoogte van een hoofdgebouw met niet meer dan 2 meter;
  • b. lid 15.2.3 sub a voor het verkleinen van de afstand van bijbehorende bouwwerken tot aan (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw.
15.4.2 Afwegingskader

De in lid 15.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden.
15.5 Specifieke gebruiksregels
15.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor doeleinden van bewoning;
15.6 Afwijken van de gebruiksregels
15.6.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.1 voor het kunnen toestaan van een aan-huis-verbonden bedrijf, onder de voorwaarden dat:

  • a. de bedrijfsmatige activiteit alleen door de bewoner wordt uitgevoerd;
  • b. de oppervlakte maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 45 m2;
  • c. al het parkeren ten behoeve van het wonen in combinatie met de bedrijfsmatige activiteit op eigen terrein plaatsvindt;
  • d. er geen detailhandel plaatsvindt of uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf;
  • e. de activiteit behoort tot categorie 1 van de van bij deze regels deel uitmakende bijlage 3 Aan-huis-verbonden bedrijfs-/beroepsactiviteiten.
15.6.2 Afwegingskader

De in lid 15.6.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegepast, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 16 Woongebied

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen, tot ten hoogste 30% van het vloeroppervlak tot een maximum van 45 m²;
  • c. bestaande aan huis verbonden bedrijven, zoals genoemd in bijlage 3;
  • d. wegen en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. geluidwerende voorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. dagrecreatieve voorzieningen
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • l. tuinen, erven en verhardingen;
  • m. bebouwing.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Op of in de tot 'Woongebied' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde functies;
  • b. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
16.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 11 meter;
  • b. in afwijking van het genoemde onder a. is een grotere bouwhoogte toegestaan wanneer sprake is van gestapelde woningen, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte ten hoogste 13 meter bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte op één locatie ten hoogste 16 meter bedraagt;
  • c. de afstand van een hoofdgebouw tot de weg zal ten minste 3 meter bedragen;
  • d. de afstand van een hoofdgebouw dan wel een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • e. de dakhelling van een hoofdgebouw mag ten hoogste 60° bedragen, tenzij de bestaande dakhelling groter is, in welk geval de bestaande dakhelling als maximum geldt;
  • f. hoofdgebouwen mogen uitsluitend vrijstaand, halfvrijstaand of in een rij worden gebouwd, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', in welk geval woongebouwen zijn toegestaan.
16.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op het achtererfgebied worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand tot de voorgevel minimaal 3 meter bedraagt;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat overkappingen op het gehele achtererfgebied mogen worden gebouwd;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 1 meter, tenzij op de perceelgrens wordt gebouwd
  • d. de gezamenlijke oppervlakte mag ten hoogste 70 m2 bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het achtererfgebied mag worden bebouwd;
  • e. de goothoogte mag ten hoogste 3,3 meter bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bovenkant van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • f. de dakhelling mag ten hoogste 60° bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van overkappingen, mag ten hoogste 5 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een (aangebouwde) overkapping mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • i. erkers en ingangspartijen van aangrenzende bestemmingen mogen tot een breedte van ten hoogste 60% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw en tot een diepte van ten hoogste 1,5 meter en een bouwhoogte van ten hoogste de eerste verdiepingsvloer.
16.2.4 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een gebouw mag ten hoogste 50 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 3,00 m bedragen.
16.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel of achter een naar de weg toe gekeerde zijgevel of het verlengde daarvan mag ten hoogste 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een (vrijstaande) overkapping mag ten hoogste 3,3 meter bedragen, of ten hoogste de bovenkant van de vloer van de eerste verdieping indien deze hoger is;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.4 Afwijken van de bouwregels
16.4.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 16.2.2 sub c ten behoeve van het verkleinen van de afstand van een hoofdgebouw tot de weg;
  • b. lid 16.2.2 sub d ten behoeve van het verkleinen van de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens;
  • c. lid 16.2.2 sub e ten behoeve van een verhoging of verlaging van de dakhelling;
  • d. lid 16.2.3 sub a voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken tot aan (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • e. lid 16.2.3 sub d ten behoeve van de vervanging van meerdere bijbehorende bouwwerken waarvan de gezamenlijke oppervlakte op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan groter is dan 70 m2, door één bijbehorend bouwwerk met een overeenkomstige oppervlakte;
  • f. lid 16.2.3 sub i voor het bouwen van erkers en ingangspartijen waarbij de breedte tot ten hoogste 75% van de breedte van de woningen wordt vergroot. De diepte mag ten hoogste 50% van de resterende voorgevel bedragen met een maximum van 1,5 meter.
16.4.2 Afwegingskader

De in lid 16.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden.
16.5 Specifieke gebruiksregels
16.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor doeleinden van bewoning, tenzij het mantelzorg betreft;
  • b. het gebruik van een hoofdgebouw voor meer dan één woning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecabedrijven;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel.
16.5.2 Bestaand bedrijf aan huis

Ten behoeve van de in lid 16.1 onder c bedoelde functie gelden de voorwaarden als genoemd in lid 16.6.1.

16.6 Afwijken van de gebruiksregels
16.6.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.1 voor het kunnen toestaan van een aan-huis-verbonden bedrijf, onder de voorwaarden dat:

  • a. de bedrijfsmatige activiteit alleen door de bewoner wordt uitgevoerd;
  • b. de oppervlakte maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 45 m2;
  • c. al het parkeren ten behoeve van het wonen in combinatie met de bedrijfsmatige activiteit op eigen terrein plaatsvindt;
  • d. er geen detailhandel plaatsvindt of uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf;
  • e. de activiteit behoort tot categorie 1 van de van deze regels deel uitmakende bijlage 3 Aan-huis-verbonden bedrijfs-/beroepsactiviteiten.
16.6.2 Afwegingskader

De in lid 16.6.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegepast, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 17 Woongebied - Boshoven

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Boshoven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. aan huis verbonden beroepen, tot ten hoogste 30% van het vloeroppervlak tot een maximum van 45 m2;

met de daarbij behorende:

  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • i. dagrecreatieve voorzieningen;
  • j. kunstwerken;
  • k. tuinen en verhardingen;
  • l. (achter)paden;
  • m. bouwwerken.
17.2 Ambities en uitgangspunten
17.2.1 Kwaliteiten

Het woonmilieu 'Boshoven' is een opzichzelfstaande ontspannen groene buurt die opgaat in het compensatiebos en het omliggende weidelandschap en daar aansluit op de coulissewerking in het gebied. Bestaande bosschages, singels en woningen met hun erfbeplanting vormen de aanleiding om het bos en de nieuwe buurt naadloos in het landschap te voegen.

17.2.2 Koers

Het woonmilieu 'Boshoven' kan zich langzaam in de tijd ontwikkelen. Er is ruimte voor verschillende architectuurstijlen en afwijkende maatvoering van bebouwing. Het karakter van het gebied, waar sprake is van bestaande bosschages, singels dient bij de ontwikkeling behouden te blijven.

Bij de woningbouwontwikkeling wordt gestreefd naar aardgasloze en energieneutrale woningen. De verdergaande ambitie is dat de woonwijk energieleverend wordt.

De te bouwen woningtypes zullen conform het geldende woonbeleid worden gerealiseerd, waarbij de fasering zal plaatsvinden conform de fasering die is opgenomen in artikel 28 lid 28.1.

17.2.3 Stedenbouwkundige randvoorwaarden

Het uiterlijk van vergunningplichtige bouwwerken moet voldoen aan redelijke eisen van welstand. Wat hieronder per woongebied wordt verstaan is opgenomen in het Beeldkwaliteitplan voor Nieuwveense Landen.

17.3 Bouwregels
17.3.1 Algemeen

Op of in de tot 'Woongebied - Boshoven' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de in lid 17.1 genoemde functies;
  • b. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
17.3.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend worden gebouwd als natuurinclusief wordt gebouwd. Of hiervan sprake is wordt beoordeeld aan de hand van de 'Beleidsregel Wonen Nieuwveense Landen';
  • b. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 11 meter;
  • c. de afstand van een hoofdgebouw tot de weg zal ten minste 3 meter bedragen;
  • d. de afstand van een hoofdgebouw dan wel een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • e. de dakhelling van een hoofdgebouw mag ten hoogste 60° bedragen.
17.3.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op het achtererfgebied worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand tot de voorgevel minimaal 3 meter bedraagt;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat overkappingen op het gehele achtererfgebied mogen worden gebouwd;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 1 meter, tenzij op de perceelgrens wordt gebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte mag ten hoogste 70 m2 bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het achtererfgebied mag worden bebouwd;
  • e. de goothoogte mag ten hoogste 3,3 meter bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bovenkant van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • f. de dakhelling mag ten hoogste 60° bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van overkappingen, mag ten hoogste 5 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een (aangebouwde) overkapping mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • i. erkers en ingangspartijen van aangrenzende bestemmingen mogen tot een breedte van ten hoogste 60% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw en tot een diepte van ten hoogste 1,5 meter en een bouwhoogte van ten hoogste de eerste verdiepingsvloer.
17.3.4 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een gebouw mag ten hoogste 50 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 3,00 m bedragen.
17.3.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel of achter een naar de weg toe gekeerde zijgevel of het verlengde daarvan mag ten hoogste 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een (vrijstaande) overkapping mag ten hoogste 3,3 meter bedragen, of ten hoogste de bovenkant van de vloer van de eerste verdieping indien deze hoger is;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
17.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.5 Afwijken van de bouwregels
17.5.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 17.3.2 sub c ten behoeve van het verkleinen van de afstand van een hoofdgebouw tot de weg;
  • b. lid 17.3.2 sub d ten behoeve van het verkleinen van de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens;
  • c. lid 17.3.2 sub e ten behoeve van een verhoging van de dakhelling;
  • d. lid 17.3.3 sub a voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken tot aan (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • e. lid 17.3.3 sub i voor het bouwen van erkers en ingangspartijen waarbij de breedte tot ten hoogste 75% van de breedte van de woningen wordt vergroot. De diepte mag ten hoogste 50% van de resterende voorgevel bedragen met een maximum van 1,5 meter.
17.5.2 Toepasbaarheid

De in lid 17.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden.
17.6 Specifieke gebruiksregels
17.6.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor doeleinden van bewoning, tenzij het mantelzorg betreft;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor woningbouw in strijd met het gemeentelijk woonbeleid.
17.6.2 Beleidsregels woningbouw

Of er sprake is van het voldoen aan het gemeentelijk woonbeleid, zoals bedoeld in lid 17.6.1 sub b wordt beoordeeld aan de hand van de 'Beleidsregel Wonen Nieuwveense Landen'.

17.7 Afwijken van de gebruiksregels
17.7.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 17.1 voor het kunnen toestaan van een aan-huis-verbonden bedrijf, onder de voorwaarden dat:
    • 1. de bedrijfsmatige activiteit alleen door de bewoner wordt uitgevoerd;
    • 2. de oppervlakte maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 45 m2;
    • 3. al het parkeren ten behoeve van het wonen in combinatie met de bedrijfsmatige activiteit op eigen terrein plaatsvindt;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt of uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf;
    • 5. de activiteit behoort tot categorie 1 van de van deze regels deel uitmakende bijlage 3 Aan-huis-verbonden bedrijfs-/beroepsactiviteiten;
  • b. het bepaalde in lid 17.6 sub b voor het kunnen toestaan dat minder dan 20% van het aantal (te bouwen) woningen voor woningen in de sociale sector worden gebruikt.
17.7.2 Toepasbaarheid

De in lid 17.7.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegepast, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 18 Woongebied - Broeklanden

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Broeklanden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. aan huis verbonden beroepen, tot ten hoogste 30% van het vloeroppervlak tot een maximum van 45 m2;

met de daarbij behorende:

  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. kleinschalige duurzame energiewinning:
  • i. dagrecreatieve voorzieningen;
  • j. kunstwerken;
  • k. tuinen en verhardingen;
  • l. (achter)paden;
  • m. bouwwerken.
18.2 Ambities en uitgangspunten
18.2.1 Kwaliteiten

De Broeklanden vormen een ontspannen groen woonmilieu. Het nog te ontwikkelen noordelijk deel zal een relatie hebben met het weidelandschap ten noorden van het woongebied

18.2.2 Koers

Bij de ontwikkeling van het woongebied wordt het bestaande slotenpatroon zoveel mogelijk gehandhaafd.

Bij de woningbouwontwikkeling wordt gestreefd naar aardgasloze en energieneutrale woningen. De verdergaande ambitie is dat de woonwijk energieleverend wordt.

De te bouwen woningtypes zullen conform het geldende woonbeleid worden gerealiseerd, waarbij de fasering zal plaatsvinden conform de fasering die is opgenomen in artikel 28 lid 28.1.

18.2.3 Stedenbouwkundige randvoorwaarden

Het uiterlijk van vergunningplichtige bouwwerken moet voldoen aan redelijke eisen van welstand. Wat hieronder per woongebied wordt verstaan is opgenomen in het Beeldkwaliteitplan voor Nieuwveense Landen.

18.3 Bouwregels
18.3.1 Algemeen

Op of in de tot 'Woongebied - Broeklanden' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de in lid 18.1 genoemde functies;
  • b. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
18.3.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend worden gebouwd als natuurinclusief wordt gebouwd. Of hiervan sprake is wordt beoordeeld aan de hand van een Beleidsregel Wonen Nieuwveense Landen;
  • b. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 11 meter;
  • c. de afstand van een hoofdgebouw tot de weg zal ten minste 3 meter bedragen tenzij het de gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwregels Weideblick', in welk geval een kleinere afstand is toegestaan;
  • d. de afstand van een hoofdgebouw dan wel een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen, tenzij het de gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwregels Weideblick', in welk geval een kleinere afstand is toegestaan;
  • e. de dakhelling van een hoofdgebouw mag ten hoogste 60° bedragen.
18.3.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op het achtererfgebied worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand tot de voorgevel minimaal 3 meter bedraagt, tenzij het de gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwregels Weideblick', in welk geval bijbehorende bouwwerken, zoals veranda's, ook aan voor de voorgevel van hoofdgebouwen mogen worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat overkappingen op het gehele achtererfgebied mogen worden gebouwd;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 1 meter, tenzij op de perceelgrens wordt gebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte mag ten hoogste 70 m2 bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het achtererfgebied mag worden bebouwd;
  • e. de goothoogte mag ten hoogste 3,3 meter bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bovenkant van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • f. de dakhelling mag ten hoogste 60° bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van overkappingen, mag ten hoogste 5 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een (aangebouwde) overkapping mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • i. erkers en ingangspartijen van aangrenzende bestemmingen mogen tot een breedte van ten hoogste 60% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw en tot een diepte van ten hoogste 1,5 meter en een bouwhoogte van ten hoogste de eerste verdiepingsvloer.
18.3.4 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een gebouw mag ten hoogste 50 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 3,00 m bedragen.
18.3.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel of achter een naar de weg toe gekeerde zijgevel of het verlengde daarvan mag ten hoogste 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een (vrijstaande) overkapping mag ten hoogste 3,3 meter bedragen, of ten hoogste de bovenkant van de vloer van de eerste verdieping indien deze hoger is;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
18.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18.5 Afwijken van de bouwregels
18.5.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 18.3.2 sub c ten behoeve van het verkleinen van de afstand van een hoofdgebouw tot de weg;
  • b. lid 18.3.2 sub d ten behoeve van het verkleinen van de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens;
  • c. lid 18.3.2 sub e ten behoeve van een verhoging van de dakhelling;
  • d. lid 18.3.3 sub a voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken tot aan (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • e. lid 18.3.3 sub i voor het bouwen van erkers en ingangspartijen waarbij de breedte tot ten hoogste 75% van de breedte van de woningen wordt vergroot. De diepte mag ten hoogste 50% van de resterende voorgevel bedragen met een maximum van 1,5 meter.
18.5.2 Toepasbaarheid

De in lid 18.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden.
18.6 Specifieke gebruiksregels
18.6.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor doeleinden van bewoning, tenzij het mantelzorg betreft;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor woningbouw in strijd met het gemeentelijk woonbeleid.
18.6.2 Beleidsregels woningbouw

Of er sprake is van het voldoen aan het gemeentelijk woonbeleid, zoals bedoeld in lid 18.6.1 sub b wordt beoordeeld aan de hand van de 'Beleidsregel Wonen Nieuwveense Landen'.

18.7 Afwijken van de gebruiksregels
18.7.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 18.1 voor het kunnen toestaan van een aan-huis-verbonden bedrijf, onder de voorwaarden dat:

  • a. de bedrijfsmatige activiteit alleen door de bewoner wordt uitgevoerd;
  • b. de oppervlakte maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 45 m2;
  • c. al het parkeren ten behoeve van het wonen in combinatie met de bedrijfsmatige activiteit op eigen terrein plaatsvindt;
  • d. er geen detailhandel plaatsvindt of uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf;
  • e. de activiteit behoort tot categorie 1 van de van deze regels deel uitmakende bijlage 3 Aan-huis-verbonden bedrijfs-/beroepsactiviteiten.
18.7.2 Toepasbaarheid

De in lid 18.7.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegepast, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 19 Woongebied - Centrumwonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Centrumwonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. aan huis verbonden beroepen, tot ten hoogste 30% van het vloeroppervlak tot een maximum van 45 m2;

met de daarbij behorende:

  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. kleinschalige duurzame energiewinning:
  • i. dagrecreatieve voorzieningen;
  • j. kunstwerken;
  • k. tuinen en verhardingen;
  • l. (achter)paden;
  • m. bouwwerken;
19.2 Ambities en uitgangspunten
19.2.1 Kwaliteiten

Het woonmilieu 'Centrumwonen' integreert de nieuwe en de bestaande buurt. Vooral aan de noordoostzijde van het bestaande lint is nieuwe bebouwing passend om het lint sterker te maken. Een belangrijke kwaliteit van met name het oostelijk deel van de Centrumbuurt is de ligging aan de Nijeveense Grift en de hoofdwatergang.

19.2.2 Koers

Bij de woningbouwontwikkeling wordt gestreefd naar aardgasloze en energieneutrale woningen. De verdergaande ambitie is dat de woonwijk energieleverend wordt.

De te bouwen woningtypes zullen conform het geldende woonbeleid worden gerealiseerd, waarbij de fasering zal plaatsvinden conform de fasering die is opgenomen in artikel 28 lid 28.1.

19.2.3 Stedenbouwkundige randvoorwaarden

Het uiterlijk van vergunningplichtige bouwwerken moet voldoen aan redelijke eisen van welstand. Wat hieronder per woongebied wordt verstaan is opgenomen in het Beeldkwaliteitplan voor Nieuwveense Landen.

19.3 Bouwregels
19.3.1 Algemeen

Op of in de tot 'Woongebied - Centrumwonen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de in lid 19.1 genoemde functies;
  • b. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
19.3.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend worden gebouwd als natuurinclusief wordt gebouwd. Of hiervan sprake is wordt beoordeeld aan de hand van een Beleidsregel Wonen Nieuwveense Landen;
  • b. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 11 meter;
  • c. in afwijking van het genoemde onder b. is een grotere bouwhoogte toegestaan wanneer sprake is van gestapelde woningen, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte ten hoogste 13 meter bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte op één locatie ten hoogste 16 meter bedraagt;
  • d. de afstand van een hoofdgebouw tot de weg zal ten minste 3 meter bedragen;
  • e. de afstand van een hoofdgebouw dan wel een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • f. de dakhelling van een hoofdgebouw mag ten hoogste 60° bedragen.
19.3.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op het achtererfgebied worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand tot de voorgevel minimaal 3 meter bedraagt;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat overkappingen op het gehele achtererfgebied mogen worden gebouwd;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 1 meter, tenzij op de perceelgrens wordt gebouwd
  • d. de gezamenlijke oppervlakte mag ten hoogste 70 m2 bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het achtererfgebied mag worden bebouwd;
  • e. de goothoogte mag ten hoogste 3,3 meter bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bovenkant van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • f. de dakhelling mag ten hoogste 60° bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van overkappingen, mag ten hoogste 5 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een (aangebouwde) overkapping mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • i. erkers en ingangspartijen van aangrenzende bestemmingen mogen tot een breedte van ten hoogste 60% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw en tot een diepte van ten hoogste 1,5 meter en een bouwhoogte van ten hoogste de eerste verdiepingsvloer.
19.3.4 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een gebouw mag ten hoogste 50 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 3,00 m bedragen.
19.3.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel of achter een naar de weg toe gekeerde zijgevel of het verlengde daarvan mag ten hoogste 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een (vrijstaande) overkapping mag ten hoogste 3,3 meter bedragen, of ten hoogste de bovenkant van de vloer van de eerste verdieping indien deze hoger is;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
19.4 Randvoorwaarden milieu- en omgevingsaspecten

De volgende randvoorwaarden gelden voor het woongebied:

  • a. een buitenruimte van een kinderverblijf of school is gelegen op een afstand van ten minste 30 meter van geluidgevoelige objecten, tenzij deze niet meer dan 1,5 uur overdag wordt gebruikt;
  • b. het gebruik als terras voor gasten van horeca in de nachtperiode is verboden;
  • c. versterkt en onversterkt muziekgeluid in de buitenruimte van horecabedrijven in de nachtperiode is niet toegestaan.
19.5 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.6 Afwijken van de bouwregels
19.6.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 19.3.2 sub d ten behoeve van het verkleinen van de afstand van een hoofdgebouw tot de weg;
  • b. lid 19.3.2 sub e ten behoeve van het verkleinen van de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens;
  • c. lid 19.3.2 sub f ten behoeve van een verhoging van de dakhelling;
  • d. lid 19.3.3 sub a voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken tot aan (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • e. lid 19.3.3 sub i voor het bouwen van erkers en ingangspartijen waarbij de breedte tot ten hoogste 75% van de breedte van de woningen wordt vergroot. De diepte mag ten hoogste 50% van de resterende voorgevel bedragen met een maximum van 1,5 meter.
19.6.2 Toepasbaarheid

De in lid 19.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden.
19.7 Specifieke gebruiksregels
19.7.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor doeleinden van bewoning, tenzij het mantelzorg betreft;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor woningbouw in strijd met het gemeentelijk woonbeleid.
19.7.2 Beleidsregels woningbouw

Of er sprake is van het voldoen aan het gemeentelijk woonbeleid, zoals bedoeld in lid 19.7.1 sub c wordt beoordeeld aan de hand van de 'Beleidsregel Wonen Nieuwveense Landen'.

19.8 Afwijken van de gebruiksregels
19.8.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.1 voor het kunnen toestaan van een aan-huis-verbonden bedrijf, onder de voorwaarden dat:

  • a. de bedrijfsmatige activiteit alleen door de bewoner wordt uitgevoerd;
  • b. de oppervlakte maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 45 m2;
  • c. al het parkeren ten behoeve van het wonen in combinatie met de bedrijfsmatige activiteit op eigen terrein plaatsvindt;
  • d. er geen detailhandel plaatsvindt of uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf;
  • e. de activiteit behoort tot categorie 1 van de van deze regels deel uitmakende bijlage 3 Aan-huis-verbonden bedrijfs-/beroepsactiviteiten.
19.8.2 Toepasbaarheid

De in lid 19.8.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegepast, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 20 Woongebied - Parkwonen

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Parkwonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. aan huis verbonden beroepen, tot ten hoogste 30% van het vloeroppervlak tot een maximum van 45 m2;

met de daarbij behorende:

  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. kleinschalige duurzame energiewinning:
  • i. dagrecreatieve voorzieningen;
  • j. kunstwerken;
  • k. tuinen en verhardingen;
  • l. (achter)paden;
  • m. bouwwerken.
20.2 Ambities en uitgangspunten
20.2.1 Kwaliteiten

Het woonmilieu 'Parkwonen' bestaat uit meerdere kleine herkenbare buurtjes die in maat en omvang verschillen. De buurtjes dragen samen met het water en het groen bij aan de vormgeving van het park en bepalen de sfeer van de parkachtige ruimte.

20.2.2 Koers

De inrichting van het gebied zal zodanig zijn dat de woonbuurten samen met het water en het groen bijdragen aan de vormgeving van het park en de sfeer van de parkachtige ruimte bepalen.

Bij de woningbouwontwikkeling wordt gestreefd naar aardgasloze en energieneutrale woningen. De verdergaande ambitie is dat de woonwijk energieleverend wordt.

De te bouwen woningtypes zullen conform het geldende woonbeleid worden gerealiseerd, waarbij de fasering zal plaatsvinden conform de fasering die is opgenomen in artikel 28 lid 28.1..

20.2.3 Stedenbouwkundige randvoorwaarden

Het uiterlijk van vergunningplichtige bouwwerken moet voldoen aan redelijke eisen van welstand. Wat hieronder per woongebied wordt verstaan is opgenomen in het Beeldkwaliteitplan voor Nieuwveense Landen.

20.3 Bouwregels
20.3.1 Algemeen

Op of in de tot 'Woongebied - Parkwonen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde functies;
  • b. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
20.3.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend worden gebouwd als natuurinclusief wordt gebouwd. Of hiervan sprake is wordt beoordeeld aan de hand van een Beleidsregel Wonen Nieuwveense Landen;
  • b. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 11 meter;
  • c. de afstand van een hoofdgebouw tot de weg zal ten minste 3 meter bedragen;
  • d. de afstand van een hoofdgebouw dan wel een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • e. de dakhelling van een hoofdgebouw mag ten hoogste 60° bedragen.
20.3.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op het achtererfgebied worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand tot de voorgevel minimaal 3 meter bedraagt;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat overkappingen op het gehele achtererfgebied mogen worden gebouwd;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 1 meter, tenzij op de perceelgrens wordt gebouwd
  • d. de gezamenlijke oppervlakte mag ten hoogste 70 m2 bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het achtererfgebied mag worden bebouwd;
  • e. de goothoogte mag ten hoogste 3,3 meter bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bovenkant van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • f. de dakhelling mag ten hoogste 60° bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van overkappingen, mag ten hoogste 5 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een (aangebouwde) overkapping mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • i. erkers en ingangspartijen van aangrenzende bestemmingen mogen tot een breedte van ten hoogste 60% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw en tot een diepte van ten hoogste 1,5 meter en een bouwhoogte van ten hoogste de eerste verdiepingsvloer.
20.3.4 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een gebouw mag ten hoogste 50 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 3,00 m bedragen.
20.3.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel of achter een naar de weg toe gekeerde zijgevel of het verlengde daarvan mag ten hoogste 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een (vrijstaande) overkapping mag ten hoogste 3,3 meter bedragen, of ten hoogste de bovenkant van de vloer van de eerste verdieping indien deze hoger is;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
20.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.5 Afwijken van de bouwregels
20.5.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 20.3.2 sub c ten behoeve van het verkleinen van de afstand van een hoofdgebouw tot de weg;
  • b. lid 20.3.2 sub d ten behoeve van het verkleinen van de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens;
  • c. lid 20.3.2 sub e ten behoeve van een verhoging van de dakhelling;
  • d. lid 20.3.3 sub a voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken tot aan (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • e. lid 20.3.3 sub i voor het bouwen van erkers en ingangspartijen waarbij de breedte tot ten hoogste 75% van de breedte van de woningen wordt vergroot. De diepte mag ten hoogste 50% van de resterende voorgevel bedragen met een maximum van 1,5 meter.
20.5.2 Toepasbaarheid

De in lid 20.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden.
20.6 Specifieke gebruiksregels
20.6.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor doeleinden van bewoning, tenzij het mantelzorg betreft;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor woningbouw in strijd met het gemeentelijk woonbeleid.
20.6.2 Beleidsregels woningbouw

Of er sprake is van het voldoen aan het gemeentelijk woonbeleid, zoals bedoeld in lid 20.6.1 sub b wordt beoordeeld aan de hand van de 'Beleidsregel Wonen Nieuwveense Landen'.

20.7 Afwijken van de gebruiksregels
20.7.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.1 voor het kunnen toestaan van een aan-huis-verbonden bedrijf, onder de voorwaarden dat:

  • a. de bedrijfsmatige activiteit alleen door de bewoner wordt uitgevoerd;
  • b. de oppervlakte maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 45 m2;
  • c. al het parkeren ten behoeve van het wonen in combinatie met de bedrijfsmatige activiteit op eigen terrein plaatsvindt;
  • d. er geen detailhandel plaatsvindt of uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf;
  • e. de activiteit behoort tot categorie 1 van de van deze regels deel uitmakende bijlage 3 Aan-huis-verbonden bedrijfs-/beroepsactiviteiten.
20.7.2 Toepasbaarheid

De in lid 20.7.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegepast, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 21 Woongebied - Waterwonen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Waterwonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. aan huis verbonden beroepen, tot ten hoogste 30% van het vloeroppervlak tot een maximum van 45 m2;

met de daarbij behorende:

  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. aanleggelegenheid;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. kleinschalige duurzame energiewinning:
  • j. dagrecreatieve voorzieningen;
  • k. kunstwerken;
  • l. tuinen en verhardingen;
  • m. (achter)paden;
  • n. bouwwerken.
21.2 Ambities en uitgangspunten
21.2.1 Kwaliteiten

Het woonmilieu 'Waterwonen' vormt een waterrijk woonmilieu als onderdeel van een gebied waar tevens mogelijkheden zijn voor recreatie en natuurontwikkeling. Een natuurlijke bufferzone ten westen van het woonmilieu beschermt de natuurwaarden van het weidegebied.

21.2.2 Koers

De inrichting van het gebied zal zodanig zijn dat bij de vormgeving van de buurt het strakke patroon van de kavelsloten wordt losgelaten. Het water krijgt veel ruimte en de wooneilanden komen vrij in een waterrijke omgeving te liggen.

Bij de woningbouwontwikkeling wordt gestreefd naar aardgasloze en energieneutrale woningen. De verdergaande ambitie is dat de woonwijk energieleverend wordt.

De te bouwen woningtypes zullen conform het geldende woonbeleid worden gerealiseerd, waarbij de fasering zal plaatsvinden conform de fasering die is opgenomen in artikel 28 lid 28.1.

21.2.3 Stedenbouwkundige randvoorwaarden

Het uiterlijk van vergunningplichtige bouwwerken moet voldoen aan redelijke eisen van welstand. Wat hieronder per woongebied wordt verstaan is opgenomen in het Beeldkwaliteitplan voor Nieuwveense Landen.

21.3 Bouwregels
21.3.1 Algemeen

Op of in de tot 'Woongebied - Waterwonen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde functies;
  • b. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
21.3.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend worden gebouwd als natuurinclusief wordt gebouwd. Of hiervan sprake is wordt beoordeeld aan de hand van een Beleidsregel Wonen Nieuwveense Landen;
  • b. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 11 meter;
  • c. de afstand van een hoofdgebouw tot de weg zal ten minste 3 meter bedragen;
  • d. de afstand van een hoofdgebouw dan wel een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • e. de dakhelling van een hoofdgebouw mag ten hoogste 60° bedragen.
21.3.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op het achtererfgebied worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand tot de voorgevel minimaal 3 meter bedraagt;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat overkappingen op het gehele achtererfgebied mogen worden gebouwd;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 1 meter, tenzij op de perceelgrens wordt gebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte mag ten hoogste 70 m2 bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het achtererfgebied mag worden bebouwd;
  • e. de goothoogte mag ten hoogste 3,3 meter bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bovenkant van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • f. de dakhelling mag ten hoogste 60° bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van overkappingen, mag ten hoogste 5 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een (aangebouwde) overkapping mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • i. erkers en ingangspartijen van aangrenzende bestemmingen mogen tot een breedte van ten hoogste 60% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw en tot een diepte van ten hoogste 1,5 meter en een bouwhoogte van ten hoogste de eerste verdiepingsvloer.
21.3.4 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een gebouw mag ten hoogste 50 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 3,00 m bedragen.
21.3.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel of achter een naar de weg toe gekeerde zijgevel of het verlengde daarvan mag ten hoogste 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een (vrijstaande) overkapping mag ten hoogste 3,3 meter bedragen, of ten hoogste de bovenkant van de vloer van de eerste verdieping indien deze hoger is;
  • c. de breedte van aanlegsteigers mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • d. de diepte van aanlegsteigers mag ten hoogste 2 meter bedragen;
  • e. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
21.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
21.5 Afwijken van de bouwregels
21.5.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 21.3.2 sub c ten behoeve van het verkleinen van de afstand van een hoofdgebouw tot de weg;
  • b. lid 21.3.2 sub d ten behoeve van het verkleinen van de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens;
  • c. lid 21.3.2 sub e ten behoeve van een verhoging van de dakhelling;
  • d. lid 21.3.3 sub a voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken tot aan (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • e. lid 21.3.3 sub i voor het bouwen van erkers en ingangspartijen waarbij de breedte tot ten hoogste 75% van de breedte van de woningen wordt vergroot. De diepte mag ten hoogste 50% van de resterende voorgevel bedragen met een maximum van 1,5 meter.
21.5.2 Toepasbaarheid

De in lid 21.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden.
21.6 Specifieke gebruiksregels
21.6.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor doeleinden van bewoning, tenzij het mantelzorg betreft;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor woningbouw in strijd met het gemeentelijk woonbeleid.
21.6.2 Beleidsregels woningbouw

Of er sprake is van het voldoen aan het gemeentelijk woonbeleid, zoals bedoeld in lid 17.6.1 sub b wordt beoordeeld aan de hand van de 'Beleidsregel Wonen Nieuwveense Landen'.

21.7 Afwijken van de gebruiksregels
21.7.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 21.1 voor het kunnen toestaan van een aan-huis-verbonden bedrijf, onder de voorwaarden dat:

  • a. de bedrijfsmatige activiteit alleen door de bewoner wordt uitgevoerd;
  • b. de oppervlakte maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 45 m2;
  • c. al het parkeren ten behoeve van het wonen in combinatie met de bedrijfsmatige activiteit op eigen terrein plaatsvindt;
  • d. er geen detailhandel plaatsvindt of uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf;
  • e. de activiteit behoort tot categorie 1 van de van deze regels deel uitmakende bijlage 3 Aan-huis-verbonden bedrijfs-/beroepsactiviteiten.
21.7.2 Toepasbaarheid

De in lid 21.7.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegepast, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 22 Leiding - Riool

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de leiding, alsmede voor (een) leiding(en) ten behoeve van het transport van rioolwater.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Algemeen

Op de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd.

22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag ten hoogste 2,5 meter bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
  • c. het in de grond drijven van voorwerpen dieper dan 30 cm;
  • d. diepploegen dieper dan 30 cm;
  • e. het aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • f. het planten van hoogopgaande bomen en/of houtopstanden die dieper (kunnen) wortelen dan 30 cm;
  • g. het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • h. het verrichten van grondroeractiviteiten, zoals het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • i. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
22.3.2 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is nodig voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. activiteiten die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. activiteiten die reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie uitwisseling ondergrondse netwerken.
22.3.3 Toetsingscriteria

De in lid 22.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. de betreffende leidingbeheerder(s) worden gehoord alvorens te beslissen over een aanvraag voor een vergunning.

Artikel 23 Leiding - Water

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de leiding, alsmede voor (een) leiding(en) ten behoeve van het transport van drinkwater.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen

Op de voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd.

23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag ten hoogste 2,5 meter bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
  • c. het in de grond drijven van voorwerpen dieper dan 30 cm;
  • d. diepploegen dieper dan 30 cm;
  • e. het aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • f. het planten van hoogopgaande bomen en/of houtopstanden die dieper (kunnen) wortelen dan 30 cm;
  • g. het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • h. het verrichten van grondroeractiviteiten, zoals het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • i. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
23.3.2 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. activiteiten die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. activiteiten die reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie uitwisseling ondergrondse netwerken.
23.3.3 Toetsingscriteria

De in lid 23.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. de betreffende leidingbeheerder(s) worden gehoord alvorens te beslissen over een aanvraag voor een vergunning.

Artikel 24 Waarde - Archeologie 2

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting.

24.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, tenzij het betreft bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 500 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).

24.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.2, indien:

  • a. door een daartoe bevoegde instantie, is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. uit het onderzoek genoemd in 24.3 sub a blijkt dat er archeologische waarden aanwezig zijn, maar er wordt voldaan aan nadere voorwaarden. Burgemeester en wethouders bepalen welke van de onderstaande voorwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning in acht moet(en) worden genomen:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 3. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    • 4. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

24.4 Specifieke gebruiksregel

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen, het handelen in strijd met de Erfgoedwet.

24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven en/of egaliseren van gronden met een oppervlakte groter dan 500 m² en een diepte van 0,3 meter;
  • b. het mengen of diepploegen van gronden met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 0,3 meter;
  • c. het graven of dempen van watergangen;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, dieper dan 0,3 meter.
  • e. In de subleden a tot en met d wordt, in het geval de gronden zijn opgehoogd, de diepte vergroot met de in de Beleidsadvieskaart Archeologie van de gemeente Meppel opgenomen ophogingsdiepte.
24.5.2 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. activiteiten die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. activiteiten die in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning;
  • c. activiteiten die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
24.5.3 Toetsingscriteria

De in lid 24.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. door een daartoe bevoegde instantie, is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. uit het onderzoek genoemd in 24.5.3 sub a blijkt dat er archeologische waarden aanwezig zijn, maar er wordt voldaan aan nadere voorwaarden. Burgemeester en Wethouders bepalen welke van de onderstaande voorwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning in acht moet(en) worden genomen:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 3. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    • 4. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

Artikel 25 Waarde - Archeologie 3

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting.

25.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, tenzij het betreft bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).

25.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2, indien:

  • a. door een daartoe bevoegde instantie, is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. uit het onderzoek genoemd in 25.3 sub a blijkt dat er archeologische waarden aanwezig zijn, maar er wordt voldaan aan nadere voorwaarden. Burgemeester en wethouders bepalen welke van de onderstaande voorwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning in acht moet(en) worden genomen:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 3. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    • 4. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

25.4 Specifieke gebruiksregel

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen, het handelen in strijd met de Erfgoedwet.

25.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven en/of egaliseren van gronden met een oppervlakte groter dan 500 m² en een diepte van 0,3 meter;
  • b. het mengen of diepploegen van gronden met een oppervlakte groter dan 1.000 m² en dieper dan 0,3 meter;
  • c. het graven of dempen van watergangen;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, dieper dan 0,3 meter.
  • e. In de subleden a tot en met d wordt, in het geval de gronden zijn opgehoogd, de diepte vergroot met de in de Beleidsadvieskaart Archeologie van de gemeente Meppel opgenomen ophogingsdiepte.
25.5.2 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. activiteiten die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. activiteiten die in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning;
  • c. activiteiten die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
25.5.3 Toetsingscriteria

De in lid 25.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. door een daartoe bevoegde instantie, is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. uit het onderzoek genoemd in 25.5.3 sub a blijkt dat er archeologische waarden aanwezig zijn, maar er wordt voldaan aan nadere voorwaarden. Burgemeester en Wethouders bepalen welke van de onderstaande voorwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning in acht moet(en) worden genomen:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 3. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    • 4. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

Artikel 26 Waarde - Ecologie

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor natuurverbindingen en het ontwikkelen en instandhouden van ecologische waarden.

26.2 Bouwregels

Er mag slechts worden gebouwd indien en voor zover de ecologische waarden niet worden aangetast.

26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • c. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  • e. werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.
26.3.2 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. activiteiten in het kader van ecologisch onderzoek, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • b. activiteiten die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • c. activiteiten die in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning;
  • d. activiteiten die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
26.3.3 Toetsingscriteria

De in lid 26.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. door een daartoe bevoegde instantie, is aangetoond dat geen ecologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. uit het onderzoek genoemd onder a blijkt dat er ecologische waarden aanwezig zijn, maar er wordt voldaan aan nadere voorwaarden.

Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een ecologisch deskundige om advies gevraagd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 27 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 28 Algemene bouwregels

28.1 Fasering woningbouw
28.1.1 Fasering

De woningbouw, zoals is toegestaan in de artikelen 17 tot en met 21 zal gefaseerd worden ontwikkeld. Of sprake is van de juiste gefaseerde ontwikkeling wordt beoordeeld aan de hand van de fasering die is opgenomen in een Beleidsregel Wonen Nieuwveense Landen.

28.1.2 Voldoende (tijdelijke) watercompensatie

Bij het (gefaseerd) ontwikkelen van het woongebied dient sprake te zijn van voldoende watercompensatie. Of er sprake is van voldoende watercompensatie, wordt beoordeeld aan de hand van een Beleidsregel Water Nieuwveense Landen.

28.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 meter bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt.
28.3 Ondergeschikte (dak) toevoegingen

Ondergeschikte (dak) toevoegingen zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. deze uitsluitend zijn toegestaan bij bouwdelen van ondergeschikte aard in het geval van schoorstenen, liftinstallaties, ventilatiekanalen, airco-units, luchtbehandelingsinstallaties, glazenwassersinstallaties, zonnepanelen, brandtrappen of bouwwerken die samenhangen met installaties binnen het gebouw (reclameborden zijn niet toegestaan);
  • b. voor zover het geen schoorstenen betreft, dient de afstand tot de voorgevel en/of zijgevel gericht naar openbaar toegankelijk gebied ten minste gelijk te zijn aan de hoogte van de betreffende installatie.

Artikel 29 Algemene gebruiksregels

29.1 Watercompensatie

Bij de ontwikkeling van het gebied moet sprake zijn van voldoende watercompensatie. Of hiervan sprake is wordt beoordeeld aan de hand van een Beleidsregel Water Nieuwveense Landen.

29.2 Functioneel ondergeschikt

Aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelegen buiten het bouwvlak en voor zover gelegen op een afstand van meer dan 4 meter van het oorspronkelijk hoofdgebouw dienen functioneel ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, tenzij het betreft huisvesting in verband met mantelzorg.

29.3 Verboden gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemmingen als opgenomen in Hoofdstuk 2 wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichting, coffeeshop, casino, belwinkel;
  • b. het gebruik van gronden als opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • a. het storten van puin en vuil;
  • b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • c. het plaatsen van kampeermiddelen.

Artikel 30 Algemene aanduidingsregels

30.1 geluidzone - industrie
30.1.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige objecten als gevolg van industrielawaai en mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

30.1.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn geluidgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder uitsluitend toegestaan indien de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze geluidgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

30.2 Kostenverhaal
  • a. Kosten, zoals bedoeld in artikel 6.2.3, 6.2.4 en 6.2.5 van het Besluit ruimtelijke ordening, worden verhaald ten laste van de gronden, gelegen binnen het exploitatiegebied, waarop op basis van dit Chw bestemmingsplan een bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening, is voorgenomen.
  • b. Het exploitatiegebied is, conform artikel 7c, elfde lid onder c Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, als zodanig aangewezen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - exploitatiegebied'.
  • c. Een exploitatieplan kan, in afwijking van artikel 6.12, eerste en derde lid van de Wet ruimtelijke ordening, worden vastgesteld bij een omgevingsvergunning voor het bouwen, zoals bedoeld in artikel 7c, tiende en elfde lid Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.

Artikel 31 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bouwhoogtes van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van kleinschalige energiewinning tot een maximum van 15 meter;
  • c. de omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 32 Overige regels

32.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de Nota Parkeernormen Gemeente Meppel of de opvolger van deze beleidsregel bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Hogere grenswaarden Wet geluidhinder

Artikel 33 Hogere grenswaarden nieuwe geluidsgevoelige objecten

33.1 Hogere grenswaarden wegverkeer

Met het vaststellen van het voorliggende Chw bestemmingsplan worden, gebruikmakend van artikel 7c, lid 9 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, ter hoogte van de volgende op de verbeelding aangegeven hogere grenswaarden ingevolge artikel 3.2 van het Besluit geluidhinder vastgesteld:

Gebiedsaanduiding   Hogere grenswaarde  
geluidzone - deelgebied hogere grenswaarde 53 dB   53 dB  
geluidzone - deelgebied hogere grenswaarde 58 dB   58 dB  
geluidzone - deelgebied hogere grenswaarde 63 dB   63 dB  
33.2 Hogere grenswaarden industrielawaai

Met het vaststellen van het voorliggende Chw bestemmingsplan wordt, gebruikmakend van artikel 7c lid 9 van het Besluit uitvoering crisis en herstelwet, ter hoogte van de volgende op de verbeelding aangegeven hogere grenswaarden ingevolge artikel 59, lid 1 van de Wet geluidhinder vastgesteld ten gevolge van het gezoneerde industrieterrein:

Artikel 34 Hogere grenswaarden bestaande woningen

34.1 Hogere grenswaarden wegverkeer

Met het vaststellen van het voorliggende Chw bestemmingsplan wordt, gebruikmakend van artikel 7c lid 9 van het Besluit uitvoering crisis en herstelwet, ter hoogte van de volgende bestaande woningen binnen het plangebied de daarbij aangegeven hogere grenswaarden ingevolge artikel 83, lid 1 van de Wet geluidhinder vastgesteld:

Woning   Hogere grenswaarde [Letmaal]  
Bremenbergweg 2   61 dB  
Bremenbergweg 4   62 dB  
34.2 Hogere grenswaarden industrielawaai

Met het vaststellen van het voorliggende bestemmingsplan met verbrede reikwijdte wordt, gebruikmakend van artikel 7c lid 9 van het Besluit uitvoering crisis en herstelwet, ter hoogte van de volgende bestaande woningen binnen het plangebied de daarbij aangegeven hogere grenswaarden ingevolge artikel 59, lid 1 van de Wet geluidhinder vastgesteld ten gevolge van het gezoneerde industrieterrein:

Woning   Hogere grenswaarde [Letmaal]  
Bremenbergweg 2   55 dB(A)  
Bremenbergweg 4   55 dB(A)  

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotregels

Artikel 35 Overgangsrecht

35.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het Chw bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. het lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
35.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het Chw bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 36 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als

'Regels van het

Chw bestemmingsplan Meppel - Nieuwveense Landen 2020'

van de gemeente Meppel.