direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Drachten - Kletsterlaan
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BW2022SBP004-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de noordzijde van de Kletsterlaan in Drachten is momenteel een onbebouwde kavel aanwezig, midden in het bestaande woonlint. De initiatiefnemer heeft het voornemen om ter plaatse zeven nieuwe vrijstaande woningen te ontwikkelen.

Dit is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan Burmaniapark. Om het voornemen mogelijk te maken kan gebruik worden gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid die in het geldende plan is opgenomen en waarmee zeven woningen in het gebied juridisch-planologisch gerealiseerd kunnen worden. Om toepassing te geven aan deze wijzigingsbevoegdheid is een wijzigingsplan nodig. Dit wijzigingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

De ligging van het plangebied in Drachten is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2022SBP004-0401_0001.jpeg"

Figuur 1.1 De ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is nu geregeld in het bestemmingsplan Burmaniapark, dat is vastgesteld op 7 mei 2013. Hierin is het plangebied bestemd als 'Groen'. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting, speelvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterlopen en -partijen, voet- en fietspaden en daarbijbehorende verhardingen. De functie wonen en de bouw van de beoogde woningen is op grond van dit bestemmingsplan niet toegestaan in het plangebied, waardoor het plan niet past binnen de geldende planologische regeling. In figuur 1.2 is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2022SBP004-0401_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan

Daarnaast is ter plaatse van het plangebied de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' opgenomen. Ter plaatse geldt een wijzigingsbevoegdheid om de bestemming te wijzigen naar 'Wonen - 1' waarbij bouwvlakken worden toegevoegd. Daarvoor gelden de volgende voorwaarden:

  • deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied';
  • er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
  • het aantal te bouwen woningen bedraagt maximaal 7;
  • de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere waarde;
  • na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van artikel 9 (Wonen - 1) van toepassing.

In paragraaf 2.3 wordt het voornemen getoetst aan de wijzigingscriteria.

Naast het geldende bestemmingsplan is sprake van meerdere paraplubestemmingsplannen:

  • Partiële herziening Wonen-werken en Werk aan huis. 
  • Paraplubestemmingsplan regeling aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
  • Parapluplan terrassen Smallingerland.
  • Parapluplan parkeernormen.
  • Parapluplan Wonen in Smallingerland.

Omdat het in dit geval gaat om een wijzigingsplan, gaat dit plan deel uitmaken van het moederplan. De paraplubestemmingsplannen blijven daarom ook in de toekomstige situatie van toepassing.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit wijzigingsplan is als volgt opgezet:

  • In hoofdstuk 2 volgt een beschrijving van de huidige situatie en de plannen en een toetsing aan de wijzigingscriteria;
  • Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders;
  • In hoofdstuk 4 vindt een toetsing plaats aan de wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten;
  • Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische toelichting;
  • Hoofdstuk 6 beschrijft de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

In de huidige situatie is het plangebied grotendeels ingericht als groenstrook. Het oostelijke uiteinde van het plangebied is momenteel in gebruik om gewassen te verbouwen. Het hele gebied, alsmede een strook tussen het grasland en de akker, is omzoomd door een bomenrij. Aan de noord-, oost- en westzijde van het plangebied grenzen woningen. De zuidzijde wordt begrensd door de Kletsterlaan, waar aan de overkant ook woningen staan. Het gaat met name om woningen bestaande uit één bouwlaag met een kap. In figuur 2.1 is een luchtfoto van de huidige situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2022SBP004-0401_0003.jpeg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie

2.2 De nieuwe situatie

Voorgenomen situatie

In de voorgenomen situatie wordt het plangebied vrijwel volledig in gebruik genomen ten behoeve van de functie 'wonen'. Er worden zeven vrijstaande woningen gerealiseerd. Deze woningen zullen voldoen aan de maatvoeringseisen uit de bestemming 'Wonen - 1' uit het geldende bestemmingsplan Burmaniapark. Daarmee worden de woningen maximaal 11 meter hoog met een dakhelling tussen de 30 en 60 graden hellingshoek. Alle woningen worden door middel van opritten ontsloten op de Kletsterlaan. Van de linker zes woningen wordt per 2 woningen een gezamenlijke oprit aangelegd, waardoor in totaal 4 opritten op de Kletsterlaan worden aangesloten. Binnen het plangebied wordt, tussen de twee meest oostelijke woningen nog een ontsluiting aangelegd, die wordt doorgetrokken van de Topaas naar de Kletsterlaan. Dit betreft een voetpad, die eveneens als calamiteitenontsluiting geldt. De voorgenomen inrichting van het plangebied is weergegeven in figuur 2.2. Impressies van de woningen zijn weergegeven in figuur 2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2022SBP004-0401_0004.png"

Figuur 2.2 Situatietekening voorgenomen situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2022SBP004-0401_0005.png"

Figuur 2.3 Impressies van de voorgenomen woningen

Ruimtelijke inpassing

Het plangebied is onderdeel van een woonwijk. Rondom het plangebied is vrijwel uitsluitend sprake van woningen. Dit gaat voornamelijk om vrijstaande woningen, bestaande uit één of twee bouwlagen met kap.

De voorgenomen vrijstaande woningen sluiten aan bij het bebouwingsbeeld rondom het plangebied. Zowel functioneel als qua bebouwing wordt dus aangesloten bij de omgeving. Daarmee is het voornemen ruimtelijk passend.

Ten behoeve van het woningbouwplan is een groenplan opgesteld om de omgeving groen in te richten. Deze is opgenomen in bijlage 1.

Verkeer en parkeren

Het plangebied wordt ontsloten aan de Kletsterlaan. Elke woning wordt via een (gedeelde) oprit direct op deze straat aangesloten. Via de Kletsterlaan is in zuidwestelijke richting de Noorderhogeweg te bereiken, die weer aansluit op de Wâldwei (N31) te bereiken is en het plangebied regionaal ontsluit. In noordoostelijke richting sluit de Kletsterlaan aan op Het Noord, via deze route is in zuidelijke richting het centrum van Drachten te bereiken. Op deze wijze worden de woningen in het plangebied op goede wijze ontsloten.

Gezien het relatief kleine aantal woningen dat in het plangebied wordt gerealiseerd, zal geen belemmering ontstaan in verband met de verkeersafwikkeling. Het verkeer kan zich via de bestaande infrastructuur afwikkelen op regionale ontsluitingswegen en richting het centrum van Drachten. Op basis van CROW-publicatie 381 geldt een verkeersgeneratie van 61 motorvoertuigbewegingen per etmaal voor zeven vrijstaande woningen in de rest van de bebouwde kom. Dit aantal kan zonder belemmeringen worden opgevangen door de bestaande infrastructuur.

Op basis van de parkeernormennota Smallingerland geldt voor een vrijstaande woning in de rest van de bebouwde kom van Drachten een parkeerbehoefte van 2,2 parkeerplaatsen per woning. Voor 7 woningen dienen 16 parkeerplaatsen te worden aangelegd. De parkeerbehoefte wordt volledig binnen het plangebied opgevangen. Elke woning krijgt een eigen oprit met ruimte voor twee tot drie parkeerplaatsen.

2.3 Toetsing aan de wijzigingscriteria

Om de voorgenomen situatie juridisch-planologisch te kunnen regelen wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 5.5.1 van het geldende bestemmingsplan Burmaniapark. In deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen dat:

Burgemeester en wethouders het plan kunnen wijzigen door de bestemming Groen te wijzigen in de bestemming Wonen - 1 waarbij bouwvlakken worden toegevoegd.

Om toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid dient te worden voldaan aan een aantal criteria. Onderstaand is de toetsing opgenomen:

Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wro-zonen - wijzigingsgebied.

Het plangebied komt inderdaad overeen met de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' en voldoet aan dit criterium.

Er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld.

In de toekomstige situatie is de bestemming 'Wonen - 1' van toepassing. Door te moeten voldoen aan de maatvoeringsregels uit deze bestemming, wordt automatisch aangesloten op het geldende bebouwingsbeeld in de omgeving. Er wordt dan ook geen afbreuk hieraan gedaan.

Het aantal te bouwen woningen bedraagt maximaal 7.

Binnen het plangebied worden, verspreid over twee bouwvlakken, maximaal 7 woningen mogelijk gemaakt. Dit is met aanduidingen op de verbeelding en een lid in de regels vastgelegd.

De geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

In paragraaf 4.1 is het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai opgenomen. Uit het onderzoek blijkt dat een hogere waarde noodzakelijk is. Deze zal worden verleend voor de betreffende woningen.

Na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van artikel 9 van toepassing.

In de regels zijn de regels van de bestemming 'Wonen - 1' uit het geldende bestemmingsplan Burmaniapark van toepassing. Dit betreft de regels van artikel 9 als bedoeld in dit criterium.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden..
  • 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Uitvoering

De NOVI gaat vergezeld van een uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. IN de Uitvoeringsagenda zijn onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

In de NOVI zijn geen concrete beleidsdoelen opgenomen voor het plangebied. De opwaardering in het plangebied sluit in algemene zin wel aan bij de opgaven uit de NOVI.

Duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is als procesvereiste opgenomen. Hierin is opgenomen dat de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

De ontwikkeling vindt plaats in bestaand stedelijk gebied. Voor dit gebied heeft de gemeente in paragraaf 3.3 uiteengezet dat dit past in het gemeentelijk woningbouwprogramma, dat in regionaal verband door de provincie is geaccordeerd.

Conclusie

Het wijzigingsplan is in overeenstemming met het Rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in de Omgevingsvisie Provincie Fryslân. De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn in de regelgeving vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. De nieuwe omgevingsverordening is nog niet vastgesteld.

Omgevingsvisie Provincie Fryslân 'De romte diele'

De hoofdambitie van de provincie voor de Friese leefomgeving is brede welvaart in een vitaal, veerkrachtig, karakteristiek en gezond Fryslân. In de Omgevingsvisie werkt de provincie de provinciale ambities, opgaven, doelen en werkwijze voor de komende jaren uit. De werkwijze is gestoeld op negen principes:

Inhoudelijke principes

  • 1. zuinig ruimtegebruik;
  • 2. omgevingskwaliteit als ontwerpbasis;
  • 3. koppelen van ambities;
  • 4. gezondheid en veilig;

Samenwerkingsprincipes

  • 5. rolbewust;
  • 6. decentraal wat kan;
  • 7. ja, mits;
  • 8. aansluiting zoeken;
  • 9. sturen op proces, ruimer op inhoud.

Dit is vertaald naar vier urgente opgaven die de provincie wil aanpakken:

  • 1. Fryslân houdt de leefomgeving vitaal, leefbaar en bereikbaar;
  • 2. Fryslân zet de energietransitie met kracht voort;
  • 3. Fryslân wordt klimaat-adaptief ingericht;
  • 4. Fryslân versterkt de biodiversiteit.

Toetsing

De opgave Fryslân houdt de leefomgeving vitaal, leefbaar en bereikbaar bestaat onder meer uit het grootschalig opknappen van bestaande bebouwing en het aanbod aan woningen afstemmen op de bevolking. De provincie stimuleert dit. Daarnaast zet de provincie in op zorgvuldig ruimtegebruik en gaat inbreiding boven uitbreiding. Benutting van bestaande locaties en bestaande capaciteit staat voorop. Wanneer in het bestaand gebied niet aan de behoefte kan worden voldaan, wordt pas naar uitbreiding gekeken. De provincie voert periodiek prognoses uit naar de behoefte aan woningbouw en ondersteund gemeenten met het toepassen van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

In dit plan wordt woningbouw voorzien op een inbreidingslocatie in Drachten. Hiermee is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik. In paragraaf 3.3 is gemotiveerd dat de voorgenomen woningaantallen passen binnen de behoefte. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met de provinciale omgevingsvisie.

Verordening Romte Fryslân

In 2014 is de Verordening Romte Fryslân vastgesteld en deze is in 2018 partieel herzien. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen. Het beleid wordt naar verwachting eind 2021 vervangen door de nieuwe Omgevingsverordening.

Het plangebied maakt deel uit van bestaand stedelijk gebied als gedefinieerd in de Verordening Romte. De beoogde ontwikkeling van het realiseren van woningen wordt gezien als stedelijke ontwikkeling. In de Verordening Romte is een aantal regels van toepassing op het plangebied.

Met betrekking tot het thema wonen, gelden vanuit de verordening de volgende regels:

  • Een ruimtelijk plan kan mogelijkheden voor woningbouw bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.
  • In afwijking van het eerste lid kan een ruimtelijk plan een woningbouwproject bevatten dat niet is opgenomen in een woonplan, indien:
    • 1. het woningbouwproject niet meer dan 3 woningen bevat dan wel, voor zover gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied, niet meer dan 11 woningen bevat, en
    • 2. in de plantoelichting is gemotiveerd dat en hoe overschrijding van het woningbouwprogramma kan worden voorkomen door uitwisseling of fasering van projecten.

In paragraaf 3.3 is uiteengezet dat dit past in het gemeentelijk woningbouwprogramma, dat in regionaal verband door de provincie is geaccordeerd. Daarmee is het plan in overeenstemming met het gestelde in de Verordening Romte Fryslân.

3.3 Gemeentelijke beleid

Omgevingsvisie Smallingerland

De Omgevingsvisie is een toekomstvisie op hoofdlijnen. Een koersbepaling die aangeeft wat de gemeente belangrijk vindt en waar ze zich voor inzetten. De doelen die worden gesteld zijn met het oog op het jaar 2040. De gemeente zet zich in voor een gezond veilig, aantrekkelijk en economisch vitale gemeente. Er zijn drie leidende principes: duurzaam, inclusief en identiteit.

In de Omgevingsvisie worden vier hoofdlijnen geschetst:

  • 1. versterken van de positie van Drachten als regionaal verzorgingsgebied;
  • 2. versterken van Drachten als stad voor innovatieve maakindustrie;
  • 3. versterken van levendige, aantrekkelijke wijken en dorpen;
  • 4. versterken van de kwaliteit van het buitengebied.

Onder het versterken van levendige, aantrekkelijke wijken en dorpen is onder meer benoemd dat er woningen voor iedereen moeten worden aangeboden. De ambitie van de gemeente is dat iedereen in 2040 een mooie en passende plek heeft om te wonen. De gemeente biedt daarvoor ruimte voor verbouw en nieuwbouw van woningen om het aantal en de soort huizen af te stemmen op de vraag. De gemeente biedt ruimte voor nieuwbouw van woningen en verandering van functies naar wonen.

Door in het plangebied zeven woningen te ontwikkelen wordt aangesloten bij het gestelde in de omgevingsvisie van Smallingerland.

Structuurvisie gemeente Smallingerland

De gemeenteraad heeft in 2013 de Structuurvisie gemeente Smallingerland opgesteld als ruimtelijke vertaling van de Integrale Visie Smallingerland. Deze visie geeft een verkenning van de ontwikkeling van de gemeente Smallingerland voor een langere periode.

Voor de structuurvisie wordt de lijn van de integrale visie gevolgd. Het beleid van de gemeente richt zich op een aantal pijlers; werken, wonen, sport en recreatie, cultuur, onderwijs en wijken. Binnen deze pijlers wordt een aantal doelen geformuleerd. Voor dit plan is de pijler 'wonen' van belang.

Wonen

De pijler 'Wonen' is evenals de andere pijlers een belangrijk onderdeel van de structuurvisie van de gemeente Smallingerland. Binnen deze pijler worden de volgende doelstellingen geformuleerd:

  • eigen identiteit van buurten, wijken en dorpen behouden en waar mogelijk versterken;
  • geslaagde initiatieven als milieuvriendelijk of energie neutraal wonen mogen niet ten onder gaan aan de wet van de remmende voorsprong;
  • als gekozen wordt voor nieuwe woningbouw ontwikkelingen, dan kunnen deze alleen worden gerechtvaardigd vanuit een kwalitatieve aanvulling op het bestaande;
  • meer dan gemiddelde aandacht voor het wonen in het centrum van Drachten.

De nieuwe woningen in het plangebied worden qua vorm en uitstraling in overeenstemming met de omgeving gerealiseerd, door te voldoen aan de geldende welstandsnormen. Daarmee blijft de identiteit van het gebied behouden. De woningen vormen een kwalitatieve toevoeging op de bestaande woonvoorraad in het gebied. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met de structuurvisie van de gemeente Smallingerland.

Actualisatie gemeentelijk woonbeleid en woningbouwprogramma 2016 - 2025

In september 2016 heeft de gemeente Smallingerland haar woonbeleid en het woningbouwprogramma geactualiseerd. In de actualisatie is een woningbehoefte berekend van 900 woningen voor de periode 2015-2025. Dit komt neer op 90 woningen per jaar. Gelet op de verwachte woonbehoefte worden aanbevelingen gedaan voor nieuwe woningbouwplannen. Ten aanzien van appartementen wordt aanbevolen om deze bij voorkeur door middel van herbestemming van leegstaande panden te realiseren. Verder wordt vanuit de woonbehoefte en differentiatie van de woningvoorraad het wenselijk gezien om in te zetten op grondgebonden woningen van het type vrijstaand en twee-onder-één-kap. De focus van nieuwbouw ligt op inbreidingslocaties.

In het woonbeleid ligt een transformatieopgave voor braakliggende terreinen en verpauperde panden. Woningbouw op deze plekken is alleen mogelijk als er harde plancapaciteit uit het programma wordt geschrapt. Daarnaast gelden een aantal criteria:

  • ruimtelijke prioriteitstelling voor het centrum en langs invalswegen;
  • volkshuisvestelijke/maatschappelijke wenselijkheid;
  • gevolgen voor projecten elders.

In dit geval past het voorgenomen aantal woningen binnen de woonbehoefte van de komende jaren. De vrijstaande woningen worden wenselijk geacht in het woonbeleid. Het plangebied ligt nabij een invalsweg naar het centrum en nabij een regionale ontsluitingsroute. Bovendien voldoet het aan de volkshuisvestelijke behoefte. Daarmee is het plan in overeenstemming met het gemeentelijk woonbeleid.

Regionale afspraken Wonen 2016 - 2026, Woonregio Zuidoost Fryslân

Op regionaal niveau zijn afspraken ten aanzien van woningbouw vastgelegd door gemeenten en provincie. De gemeenten Heerenveen, Ooststellingwerf, Opsterland, Smallingerland en Weststellingwerf vormen samen de regio Zuidoost. Op 5 februari 2019 heeft de provincie een brief gestuurd aan de regio Zuidoost met woningbouwafspraken voor de periode 2016 tot 2026. Hierin zijn per gemeente afspraken gemaakt over de maximale binnenstedelijke en buitenstedelijke woningbouwruimte.

Voor de gemeente Smallingerland is er een maximale woningbouwruimte van 1.251 woningen voor 2016 tot 2026, met een aandeel van 40% binnenstedelijk en 60% buitenstedelijk. Daarnaast geldt er binnenstedelijk een extra planologische ruimte van 250 woningen ten behoeve van uitval of vertraging van binnenstedelijke projecten. De woningen van dit plan, passen binnen de beschikbare binnenstedelijke woningbouwruimte. Daarmee is de behoefte aan de woningen aangetoond en past het voornemen binnen de woningbouwafspraken van regio Zuidoost Fryslân. Bovendien is in het geldende bestemmingsplan reeds voorgesorteerd op deze woningbouw door er een wijzigingsbevoegdheid voor op te nemen.

Welstands- en reclamenota 2018

Het welstandsbeleid van Smallingerland is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke bebouwde omgeving dient te behartigen. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen met de openbare ruimte de dagelijkse leefomgeving van de mensen in Smallingerland. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar alleen; elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Het doel van het welstandstoezicht is om, in alle openheid, een bijdrage te leveren aan de belevingswaarde van de gemeente Smallingerland. Door het opstellen van welstandsbeleid wil de gemeente een helder, controleerbaar en klantgericht welstandstoezicht inrichten.

Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuur van Smallingerland. Deze criteria zijn gebaseerd op de identiteit van Smallingerland en het architectonische vakmanschap en de ruimtelijke kwaliteit zoals die in de bestaande situatie worden aangetroffen. Op grond van de ruimtelijke ontwikkeling van Smallingerland en op basis van veldwaarnemingen is een indeling gemaakt naar ruimtelijk en functioneel samenhangende gebiedsdelen. In Smallingerland zijn verschillende typen welstandsgebieden onderscheiden.

Voor het gebied waar het plangebied deel van uitmaakt gelden de gebiedscriteria van 'G20i Kletsterlaan, De Burmaniakamers. Voor het project van zeven woningen aan de Kletsterlaan wordt een herkenbare architectuur voorgesteld, om deze ontwikkeling een eigen identiteit te geven die echter wel nauw aansluit op de omgeving. Elders aan deze straat, waar de naam is gewijzigd in Folgeralaan, is een project gerealiseerd waarvoor dat ook opgaat. Daar is een eigen herkenbare identiteit gekozen, verwant aan de Engelse Cottagestijl. Hier wordt meer aansluiting gezocht bij de omgeving, maar door toepassing van rieten kappen en een lichte geveltint zijn deze woningen wel herkenbaar als een project met een eigen karakter. Elders in de buurt komen deze kenmerken ook hier en daar voor als incident, maar niet op een heldere wijze gegroepeerd. De familiekenmerken komen bij alle zeven woningen voor, maar elke woning is binnen deze kenmerken wel verschillend. Daardoor sluit het project zich aan op de schaal van de omgeving en is het tegelijkertijd herkenbaar als oriëntatiepunt langs de route. Rieten kappen creëren in zijn algemeenheid een nostalgisch en ambachtelijk karakter. Dat past bij de uitstraling van het gebied en bij de kenmerken van een traditionele “laan”. Deze woonvorm biedt daarmee weer een specifieke beeldkwaliteit op de woningmarkt in Drachten. De gewenste uitstraling  zien wij ook in verband met duurzaamheid en circulariteit waar deze kapvorm en geveluitstraling een belangrijke bijdrage aan levert.

Het voorgenomen woningbouwplan zal worden getoetst door de welstandscommissie.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. In de volgende paragrafen worden de relevante omgevingsaspecten en eventueel daaraan verbonden planologische randvoorwaarden behandeld.

4.1 Geluid

Toetsingskader

Ten aanzien van geluidshinder (anders dan inrichtingsgeluid) is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidshinder vanuit wegen, spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen in de toekomst. Voor het onderhavige plan is alleen geluidshinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang omdat er geen spoorwegen in de omgeving van het plangebied voorkomen en het plangebied niet binnen een geluidzone van een industrie of bedrijventerrein valt.

Toetsing

Wegverkeerslawaai
In de wet is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidshinder moet worden besteed. De Wgh onderscheidt geluidsgevoelige objecten enerzijds en niet-geluidsgevoelige objecten anderzijds. De voorkeursgrenswaarde van nieuw te bouwen woningen binnen de zone van wegen is 48 dB. Burgemeester en wethouders kunnen ingevolge artikel 83, lid 2 van de Wgh. Een hogere waarde vaststellen, indien de nieuw te bouwen woningen, die nog niet zijn geprojecteerd, en zijn gelegen in een stedelijk gebied niet meer bedraagt dan maximaal 63 dB.

De wegen direct rondom het plangebied (Kletsterlaan en Het Noord/De Folgeren) betreffen allen 50 km/uur-wegen. De woningen vallen binnen de geluidzone van de Kletsterlaan. Daarom is in het kader van dit wijzigingsplan een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd, dat is opgenomen als bijlage 2. Het Noord/De Folgeren ligt op net iets meer dan 200 meter afstand tot het plangebied. Daarmee valt het plangebied net buiten de geluidzone van deze weg. Daarom is geen onderzoek noodzakelijk ten aanzien van deze weg.

Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat geluidbelasting op alle zeven te realiseren woningen, op de maatgevende zuidgevels, 52 dB Lden bedraagt. Daarmee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden uit de Wet geluidhinder overschreden. Wel wordt ruimschoots voldaan aan de maximale ontheffingswaarde van 63 dB Lden. Door middel van een hogere waarde procedure wordt deze waarde aangevraagd.

4.2 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Voor woningbouwprojecten geldt als grenswaarde bij één ontsluitingsweg 1.500 woningen. Projecten onder dit aantal vallen onder de NIBM-regeling.

Toetsing

In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat in Drachten en omgeving sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.

Met dit plan worden zeven woningen gerealiseerd. Daarmee geldt voor dit plan de NIBM-regeling. Het plan is van dermate kleine omvang dat niet in betekenende mate wordt bijgedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

4.3 Bodem

Toetsingskader

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Toetsing

Met dit plan worden bodemgevoelige functies gerealiseerd. Daarom is in het kader van dit wijzigingsplan een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (bijlage 3). Uit het bodemonderzoek is naar voren gekomen dat er verhoogde concentraties in het grondwater zijn waargenomen. Deze zijn echter dusdanig dat aanvullend onderzoek niet noodzakelijk is. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen nieuwbouwplannen.

4.4 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur). De bescherming van Natura 2000-gebieden en soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming.

Toetsing

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wet Natuurbescherming. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het rijksbeleid voor de Natuur Netwerk Nederland (NNN) (voorheen Ecologisch Hoofdstructuur).

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, Alde Feanen, ligt op circa 6,7 kilometer afstand. Daarnaast liggen ook de Bakkeveense Duinen en Van Oordt's Me in nabijheid van het plangebied. Gezien de afstand, aard en de schaal van de ontwikkeling in het plangebied moet worden onderzocht of er sprake is van stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden.

Stikstofdepositie

Om te onderzoeken of er sprake is van stikstofdepositie als gevolg van het project op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden, is een stikstofberekening (bijlage 4) uitgevoerd aan de hand van de AERIUS-calculator (versie 15 oktober 2020). Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring zijn derhalve niet aan de orde. De aanleg- en exploitatiefase zijn in dezelfde berekening meegenomen. De effecten van het wegverkeer zijn in de AERIUS-calculator zowel via het SRM-II model als het OPS-model berekend. Hierdoor zijn de effecten van het wegverkeer over een grotere afstand dan 5 kilometer berekend. Voor dit plan geldt geen vergunningplicht op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb).

Soortenbescherming

Ten aanzien van soortenbescherming is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 5. Hieruit zijn de volgende resultaten naar voren gekomen:

Algemene broedvogels

Binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden kunnen vogels tot broeden komen waarvan de nesten alleen tijdens de broedtijd beschermd zijn. Geadviseerd wordt om de voorgenomen werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren.

Vleermuizen

Binnen het plangebied zijn diverse boomholtes, loshangend boomschors en nestkasten aangetroffen, waarvan niet op voorhand kan worden uitgesloten dat deze dienen als verblijfplaatsen van vleermuizen. Geadviseerd wordt om deze boomholtes, loshangend schors en nestkasten niet aan te tasten en hier omheen te werken. Indien dit niet mogelijk is, is een nader onderzoek naar de verblijfplaatsen van vleermuizen noodzakelijk. Omdat in dit geval bomen zullen worden gerooid, zal een aanvullend onderzoek worden uitgevoerd. In de uitvoeringsfase zal te allen tijde rekening worden gehouden met de uitkomsten van dit onderzoek. Waar nodig worden mitigerende maatregelen genomen om rekening te houden met deze diersoort. Dit alles in overeenstemming met de Wet Natuurbescherming.

Zorgplicht

Er kunnen enkele soorten in het plangebied voorkomen waarvoor een vrijstelling geldt in het geval van schade aan deze soorten. De zorgplicht van de Wnb schrijft echter voor dat men verplicht is om alles wat redelijkerwijze mogelijk is, te doen of juist te laten om schade aan wilde planten en dieren zoveel mogelijk te voorkomen. Deze algemene zorgplicht geldt voor elke soort en elk individu in Nederland.

4.5 Water

Toetsingskader

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Wetterskip Fryslân, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit wijzigingsplan is de digitale watertoets doorlopen om Wetterskip Fryslân in te lichten over het voornemen.

Toetsing

Ten behoeve van het wijzigingsplan is de digitale watertoets doorlopen. Hieruit is naar voren gekomen dat de normale procedure moet worden gevolgd. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 6. In deze paragraaf wordt ingegaan op de verschillende aspecten die uit de watertoets naar voren zijn gekomen.

Waterkwantiteit

In de huidige situatie is het plangebied vrijwel geheel onverhard. Het terrein ligt braak en er ligt een gronddepot op een deel van het terrein. In de toekomstige situatie wordt verharding aangebracht in de vorm van een straat, paden, woningen en bijgebouwen. Om deze reden zal watercompensatie moeten worden uitgevoerd. In figuur 4.1 is weergegeven op welke wijze dit gebeurd. De watergang aan de noord- en westzijde van het plangebied zal worden verbreedt. Ook wordt een deel van de watergang gedempt. Dit is vergunningsplichtig en hiervoor zal een vergunning worden aangevraagd in de uitvoeringsfase. In de opgenomen berekening in het figuur is weergegeven dat hiermee ruim voldoende watercompensatie plaatsvindt. Voor de leesbaarheid is het figuur in het groot opgenomen als bijlage.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2022SBP004-0401_0006.png"

Figuur 4.1 Watercompensatie

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

In dit geval wordt aangesloten op de bestaande riolering. Het hemelwater wordt zoveel mogelijk geïnfiltreerd, en afgevoerd naar naastgelegen oppervlaktewater.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. Het plangebied valt niet onder een beschermingszone.

Wel grenst het plangebied aan een schouwwatergang. Deze watergangen zijn belangrijk voor de aan-, af- en doorvoer van het gebied. De aanliggende eigenaar van een schouwwater is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van deze watergangen. Het is belangrijk dat eigenaren het water kunnen bereiken en onderhouden. Hier wordt in de uitvoering rekening mee gehouden.

Ruimtelijke adaptatie 

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Kansen moeten benut worden om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.

Bij de inrichting van het plangebied kan hierop geanticipeerd worden door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te beperken en het plangebied groener in te richten.

In dit geval wordt een uitgebreid groenplan opgesteld en worden klimaatadaptieve maatregelen genomen. Deze zijn weergegeven in bijlage 1.

4.6 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, ruimtelijke plannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Toetsing

Om te onderzoeken of sprake is van archeologische (verwachtings)waarden in het plangebied is de Friese Archeologische Monumenten Kaart Extra (FAMKE) geraadpleegd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, voor de steentijd-bronstijd en de ijzertijd-middeleeuwen. Op basis van de advieskaart steentijd-bronstijd geldt dat bij ruimtelijke ingrepen met een minimale oppervlakte van 2,5 ha een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Conform de advieskaart ijzertijd-middeleeuwen geldt dat bij ruimtelijke ingrepen van minimaal 5.000 m2 een archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Deze grenswaarden worden met de voorgenomen ontwikkeling niet overschreden, waardoor geen onderzoek noodzakelijk is.

4.7 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan beschreven moet worden hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Toetsing

Volgens de gemeentelijke erfgoedvisie en -nota wordt uitgegaan van de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden.

Volgens de Cultuur Historische kaart is er geen sprake van cultuurhistorische waarden binnen het plangebied. Daarom is geen nader onderzoek noodzakelijk naar het aspect cultuurhistorie.

4.8 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen een rustige woonwijk en een gemengd gebied. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Toetsing

Binnen het plangebied worden zeven woningen gerealiseerd. Daarmee worden geen bedrijfsinrichtingen opgericht, waardoor er geen externe werking vanuit het plangebied is in de voorgenomen situatie.

Andersom is het plangebied vrijwel geheel omringd door woningen. De enige bedrijfsfunctie in de omgeving betreft een autoservice en -reparatiebedrijf die aan de noordoostkant van het plangebied grenst. Dit bedrijf is gevestigd aan de Kletsterlaan 18. Voor een dergelijk bedrijf geldt op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' een richtafstand van 30 meter ten opzichte van bedrijfshindergevoelige objecten, waaronder woningen.

De dichtstbijzijnde woning komt op meer dan 30 meter van het bedrijf te staan, waardoor wordt voldaan aan de richtafstand. Er is geen noodzaak tot nader onderzoek of andere maatregelen.

4.9 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In voornoemde Besluiten is een verantwoordingsplicht bij een toename van het groepsrisico opgenomen.

Het aspect externe veiligheid wordt beoordeeld met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het GR is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. Voor het GR is een oriënterende waarde bepaald. Dit betreft geen harde norm, maar vormt een onderdeel bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het risico. In algemene zin geldt dat wanneer het GR onder de oriënterende waarde blijft, er sprake is van een acceptabel risiconiveau.

Toetsing

Voor het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in en in de omgeving van het plangebied geen sprake is van risicovolle transportroutes die invloed hebben op de ontwikkeling in het plangebied.

Wel is sprake van een risicovolle inrichting. Dit betreft Renewi, aan De Lier 2 te Drachten. Deze inrichting betreft een afvalverwerkingsbedrijf en valt onder het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (BRZO) en daarmee ook onder de werkingssfeer van het Bevi. Het invloedsgebied van Renewi beslaat een gebied van 2.600 meter rondom de inrichting. Het plangebied ligt op circa 2.000 meter afstand tot de inrichting en buiten de PR 10-6 contour, maar binnen het invloedsgebied.

Maatgevend scenario: Toxisch scenario

Het maatgevend effectscenario voor de genoemde inrichting betreft het toxisch scenario. Het scenario 'toxische wolk' treedt op wanneer een opslagtank(er) met chemicaliën lek raakt door een externe bron of externe factoren zoals corrosie. Toxische vloeistoffen kunnen verdampen waardoor een gaswolk ontstaat die over de omgeving uitwaait. De omvang, verplaatsingsrichting en verstrooiing van de gaswolk is mede afhankelijk van de weersgesteldheid, en de vullingsgraad van de tank op dat moment.

Effecten maatgevende scenario

Bij het ontstaan van een 'toxische wolk' is er sprake een relatief langzaam scenario waarbij er tijd is voor ontvluchting van het gebied. Risicocommunicatie is hierbij van groot belang, evenals de opstelling en isolatie de bebouwing. Bij toxische scenario's is het in bepaalde gevallen noodzakelijk om in de bebouwing te blijven in plaats van vluchten. Hierbij is afsluiting van de buitenlucht cruciaal, hiermee wordt een “safe-haven” gecreëerd. Zeker bij personen die het gebied slecht kunnen ontvluchten is een “safe-haven” noodzakelijk om te kunnen “ontvluchten” aan het incident.

Maatregelen ter beperking van risico's en effecten

De maatregelen die genomen kunnen worden om de risico's te beperken en de hulpverlening te ondersteunen bij het bestrijden van de gevolgen van een incident kunnen worden onderverdeeld in bronmaatregelen, effectmaatregelen en maatregelen ten behoeve van de zelfredzaamheid. Maatregelen voor een effectieve zelfredzaamheid worden hieronder besproken.

Bronmaatregelen

Met betrekking tot de opslag van gevaarlijke stoffen zijn bronmaatregelen niet realistisch. De inrichting beschikt reeds over een vergunning voor de opgeslagen stoffen. De inrichting-houder kan niet zondermeer in zijn vergunde rechten worden beperkt.

Effectmaatregelen

Een theoretische effect-beperkende maatregel zou bestaan uit een reductie van het aantal blootgestelde personen binnen het invloedsgebied van de inrichting. Dit zou betekenen dat een zone rondom de inrichting niet zou kunnen worden benut voor ontwikkelingen. Dit wordt echter gezien de hoogte van het groepsrisico niet noodzakelijk geacht. Daarbij dient opgemerkt te worden dat de ontwikkeling zorgt voor een zeer beperkte toename van het aantal blootgestelde personen. Daarmee draagt de ontwikkeling niet bij aan een significante toename van het groepsrisico.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten, in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te kunnen voeren en om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hieronder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”.

Uit bovengenoemde handreiking volgt het advies dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied goed bereikbaar is. Het plangebied wordt in zuidwestelijke richting ontsloten door de Kletsterlaan die vervolgens aansluit op de Noorderhogeweg. Vanaf daar kan in noordelijke richting worden aangesloten op de N31 en in zuidelijke richting, via de Zuiderhogeweg op de A7. Ook in noordwestelijke richting via de Folgeralaan en De Noord is het plangebied ontsloten. Deze routes kunnen gebruikt worden als vluchtroute voor de aanwezige personen. Hiermee kunnen zij van de bron af vluchten. Gelet op bovenstaande zijn de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten goed te noemen.

Zelfredzaamheid

Het uitgangspunt is dat de meerderheid van de aanwezige personen binnen het plangebied zelfredzaam zullen zijn. Aanwezige kinderen en ouderen worden beschouwd als minder zelfredzame personen. Er wordt uitgegaan van het feit dat de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden. In het kader van een effectieve zelfredzaamheid kan het hulpsysteem 'Hartveilig Wonen' gehanteerd worden waarbij vrijwilligers opgeroepen kunnen worden om iemand te reanimeren in afwachting van een ambulance.

Daarnaast is sprake van een buisleiding ten noorden van het plangebied, op circa 250 meter. Het betreft een Aardgasleiding, NEN 3650 met een diameter van 4 inch en een maximale werkdruk van 40 bar. Voor een dergelijke buisleiding geldt een inventarisatieafstand van 45 meter. Hier valt het plangebied ruim buiten. Daarom is geen nader onderzoek noodzakelijk. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.

4.10 Kabels, leidingen en zoneringen

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Toetsing

In het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen waar rekening mee gehouden moet worden.

4.11 Mer-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 7 juli 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Toetsing

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 30 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.


Hiervoor is een beoordelingsnotitie opgesteld, die is opgenomen in bijlage 8. Uit de beoordelingsnotitie blijkt dat er geen volledig Mer hoeft te worden doorlopen.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

Verbeelding

Het wijzigingsplan Drachten - Kletsterlaan gaat vergezeld met een verbeelding. Op deze verbeelding is de woonbestemming toegepast ter plaatse van het plangebied en de beoogde woonpercelen. Conform de systematiek van het geldende bestemmingsplan moeten de gebouwen binnen het bouwvlak gerealiseerd worden.

Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Burmaniapark.

Regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan Burmaniapark zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.

De bestemmings- en aanduidingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan (in dit geval de bestemming 'Wonen-1') zijn onverkort van toepassing. In de regels is een koppeling gelegd met deze bestemming. Dit houdt in dat er maximaal 7 woningen zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 11 meter. Daarnaast is binnen deze bestemming ook het voetpad toegestaan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. In paragraaf 6.1 volgt een nadere toelichting. Daarnaast is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. Hier wordt in paragraaf 6.2 ingegaan.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wijzigingsplan eerst voorgelegd aan de betrokken overleginstanties. Hierop zijn overlegreacties ingediend door Wetterskip Fryslân en Brandweer Fryslân. De Gasunie heeft in reactie laten weten geen opmerkingen te hebben op het wijzigingsplan.

Wetterskip Fryslân

Het Wetterskip geeft in reactie aan dat het nog niet duidelijk is hoe precies wordt omgegaan met de compensatieopgave die voortkomt uit het plan. Daarnaast wijst het Wetterskip erop dat het plangebied grenst aan een schouwwatergang, en dat aanliggende eigenaren van een schouwwater verantwoordelijk is voor het beheer en onderhoud van deze watergangen.

Reactie gemeente

Als reactie op de overlegreactie van Wetterskip Fryslân is in paragraaf 4.5 een berekening en weergave van de watercompensatie opgenomen. De opmerking over de aanwezigheid van de schouwwatergang is ter kennis aangenomen en doorgegeven aan de initiatiefnemer.

Brandweer Fryslân

Brandweer Fryslân heeft eveneens een overlegreactie ingediend. Hierin adviseren zij de volgende punten:

  • te laten aantonen dat de toename van het aantal personen in het plangebied geen significant verschilt oplevert voor de QRA. Dit door de toename van het groepsrisico te laten spiegelen aan de huidige vergunde kwantitatieve risicoanalyse (QRA) van Renewei, of;
  • hiervoor een motivering/onderbouwing in het wijzigingsplan op te nemen;
  • de ontsluiting tussen de Kletsterlaan en de Topaas te laten voldoen aan de in de overlegreactie genoemde eisen;
  • de brandkraan nabij het plangebied te laten controleren, vanwege de verstreken controletermijn;
  • de brandweer op de hoogte te brengen van de mate waarin het advies is overgenomen.

Reactie gemeente

Met betrekking tot de eerste twee punten merkt de gemeente op dat een dergelijke motivering reeds in het plan is opgenomen, in paragraaf 4.9. Dit wordt als voldoende beschouwd. De overige opmerkingen zijn niet ruimtelijk relevant voor het wijzigingsplan. Hiermee wordt rekening gehouden in de uitvoering van het plan.

Het ontwerpwijzigingsplan heeft vervolgens gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze zes weken is één zienswijze binnen gekomen die is opgenomen in bijlage 9. De gemeente heeft deze zienswijze beoordeeld en beantwoord in bijlage 10. De zienswijze leidt niet tot wijzigingen in dit plan.

Vervolgens is het plan ongewijzigd vastgesteld. Na de vaststelling wordt het wijzigingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het initiatief betreft de bouw van 7 woningen in Drachten en de realisatie van openbaar gebied. De initiatiefnemer heeft aangetoond over voldoende financiële middelen te beschikken voor de uitvoering van dit plan. De woningen worden tegen marktconforme prijzen aangeboden.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

De gemeente en initiatiefnemer hebben een anterieure overeenkomst gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de plankosten en eventuele planschade. Hiermee is het kostenverhaal voldoende verzekerd.