direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Lippenhuizen - Multifunctionele accommodatie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0086.09BPMFA-0301

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de ontwikkeling van een brede school op de locatie van het sportterrein Buorsterwyk in Lippenhuizen. Met dit bestemmingsplan 'Lippenhuizen - Multifunctionele accommodatie' wordt een juridisch-planologische regeling gegeven waarmee de gewenste ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt.

1.1 Aanleiding en doel

De gemeente Opsterland is bezig met de ontwikkeling van een brede school op de locatie ten noorden van het sportterrein Buorsterwyk in Lippenhuizen. De bestaande schoolaccommodatie van de openbare basisschool "De Flecht" aan de Buorsterwyk wordt daarmee verplaatst naar de locatie bij de sportvelden. Deze brede school wordt een multi-functionele maatschappelijke voorziening. Daarbij worden onder andere schoolpleinen aangelegd. Het gebouw is niet alleen bedoeld voor onderwijs, maar zal ook een ontmoetingscentrum (dorpshuis) herbergen en de ter plaatse aanwezige sportvoorzieningen (o.a. kantine) worden er ook in onder gebracht. De brede school wordt daarmee een multifunctionele maatschappelijke voorziening. Het dorpshuis aan de Buorren 49 te Lippenhuizen verliest daarmee haar functie.

De gemeente wil medewerking verlenen aan het initiatief. Hiervoor moet een nieuw bestemmingsplan opgesteld worden. Dit bestemmingsplan biedt een juridisch-planologische regeling om de bouw van de MFA toe te staan. De ligging van het plangebied is opgenomen in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.09BPMFA-0301_0001.png"

Figuur 1: De ligging en begrenzing van het plangebied

Geldende regelingen

Het plangebied valt in de bestemmingen “Doeleinden voor sport en recreatie” en “Water” van de geldende beheersverordening Lippenhuizen - Kom / Bedrijventerrein Jubbega/Lippenhuizen. Het gebruik van de gronden voor de gewenste maatschappelijke voorziening is op basis van dat bestemmingsplan niet mogelijk. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet daarin. Omdat in de multifunctionele accommodatie ook een deel van de sportvoorzieningen wordt ondergebracht, is het sportveld -dat in beginsel past binnen het geldende bestemmingsplan uit 2005- ook meegenomen in het onderhavige plangebied.

1.2 Opzet van de toelichting

Deze toelichting is opgezet als een objectgerichte toelichting, zoals gebruikelijk is in de gemeente Opsterland. Dit betekent in hoofdlijn dat een toelichting per bestemmingsplan plaatsvindt. De opzet is bepaald door de digitale opzet van het bestemmingsplan.

In hoofdstuk 2 staat een beschrijving per bestemming. Dit hoofdstuk beschrijft per object de uitgangspunten van de juridische regeling en de basisinformatie die daaraan ten grondslag ligt, in dit plangebied de huidige situatie en beleid. Tot slot zijn per bestemming links naar verdere achtergrondinformatie opgenomen.

De omgevingsaspecten zijn in een eigen hoofdstuk (hoofdstuk 3) opgenomen. De omgevingsaspecten zijn niet per object aan te geven, maar zijn voor grotere delen van het plangebied geldig. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de voor het plangebied van belang zijnde aspecten. Waar nodig zijn in dit hoofdstuk links opgenomen naar uitgevoerde onderzoeken.

Ook overkoepelend zijn de toelichting op de uitvoerbaarheid van het plan (hoofdstuk 4) en het overleg en de inspraak (Hoofdstuk 5). Hoofdstuk 4 gaat globaal in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid, waaronder de grondexploitatie. Hoofdstuk 5 geeft een samenvatting van de op het voorontwerpbestemmingsplan ingediende overleg- en inspraakreacties en de gemeentelijke reactie daarop.

Hoofdstuk 2 De bestemmingen

In dit hoofdstuk volgt, per bestemming, een toelichting op die bestemming. Bij iedere bestemming zijn ook de belangrijkste uitgangspunten van de bestemmingsregeling opgenomen. In veel gevallen zijn de huidige en gewenste situatie en/of het geldende beleid uitgangspunten voor de regeling. Ook deze worden daarom per bestemming kort genoemd. Wanneer mogelijk en nodig zijn links naar achtergrondinformatie opgenomen.

2.1 Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' maakt het gebruik van gronden voor de brede school en de andere multifunctionele maatschappelijke voorzieningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk. Deze bestemming voorziet ook in een functie voor het ten zuiden daarvan gelegen sportveld.

2.1.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In de bestemming zijn maatschappelijke functies mogelijk. Daarbij gaat het om voorzieningen als onderwijsdoeleinden, sociaal-culturele doeleinden (o.a. dorpshuis) en sportdoeleinden. Ondergeschikte, voor de hoofdfunctie van belang zijnde, functies als parkeervoorzieningen en sport- en speelterreinen zijn ook bij recht toegestaan. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.

Door middel van de specifieke gebruiksregels zijn de functies wonen, detailhandel en horeca binnen deze bestemming uitgesloten. Dit geldt niet voor detailhandel en horeca die ten dienste staat van de maatschappelijke functie (o.a. kantine).

Bouwmogelijkheden 

Binnen de bestemming zijn de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

Hoofduitgangspunt is dat één multifunctioneel gebouw in één bouwlaag met kap wordt gerealiseerd met een oppervlakte van maximaal 1.300 m². De situering van het gebouw is niet exact vastgelegd. Via een afwijkingsregeling is het mogelijk om de bebouwing deels plat af te dekken.

Daarnaast zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Het gaat hier bijvoorbeeld om erfafscheidingen en buitenspeelvoorzieningen.

2.1.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • De ontwikkeling van het de MFA ten noorden van het bestaande sportveld.

Uitgangspunten beleid

  • bij de bestaande sportvoorzieningen worden de nodige ontwikkelingsmogelijkheden geboden (in ruimtelijke en functionele zin) in de vorm van een multifunctionele centrum waarin een brede school, een ontmoetingcentrum / dorpshuis en de sportvoorzieningen kunnen worden gehuisvest;
  • wanneer sprake is van ondergeschikte -maar van belang zijnde- andere (maatschappelijke) functies dan de hoofdfunctie, dan zijn die ondergeschikt mogelijk;
  • binnen de bestemming is in beperkte mate tevens ruimte voor sport- en speelvelden;
  • aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.

Uitgangspunten gewenste situatie

  • De plaatsing van de nieuwbouw ten noorden van het sportveld is vrij, waarbij uiteraard rekening wordt gehouden met de milieusituatie (afstanden tot woningbouw, lichthinder);
  • De maximale afmetingen van de hoofdvorm van de bebouwing worden geregeld, evenwel met de nodige flexibiliteit;
  • Naast de maatschappelijk functie, worden ook sport-, groen- en watervoorzieningen en daarbij horende bouwwerken mogelijk gemaakt. De plaatsing hiervan wordt niet vastgelegd om maximale flexibiliteit te kunnen bieden.
2.1.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In het plangebied zijn momenteel de sportvelden van de voetbalvereniging "Thor" en de bijbehorende voorzieningen aanwezig. In de huidige situatie vormt het gebied een besloten sportveldencomplex in de rand van het dorp. Aan de noord- en oostzijde van de sportvelden ligt bebouwing. Aan de zuidzijde is het gebied vrij van bebouwing. De toegangsweg naar het gebied eindigt bij de toegang tot het sportveld, met in het verlengde hiervan een brede watergang en een fietspad richting de Opsterlânske Kompanjonsfeart. Op de plek waar het MFA is geprojecteerd ligt een oefenveld en aan de zuidzijde een wedstrijdveld. Tussen beide velden staat een klein gebouw met kleedruimtes. Aan de toegangsweg ligt een parkeerterrein met 18 parkeerplaatsen en wordt de toegangsweg begeleid door een boombeplanting.

Beleid

Op 18 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het voorheen geldende Streekplan. De structuurvisie geeft een beschrijving van de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Het gebied is ingevolge de provinciale verordening als 'bestaand gebouwd gebied'. Een ontwikkeling van maatschappelijke functies in een dergelijk gebied, waarbij gebruikt wordt van een combinatie met de bestaande functies op die plek (sport) in niet in strijd met het provinciale beleid.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

Het samenbrengen van een aantal verspreide maatschappelijke voorzieningen in een MFA, is een uitvloeisel van deze maatschappelijke ontwikkelingen.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland 2009. De sportvelden vallen onder het welstandsgebied 6. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn voor dit gebied nader aangevuld met een aantal criteria. Het gebouw moet in sfeer, uitstraling en kleurstelling aansluiten op de bebouwing in het dorp. De materiaalkeuze moet zorgen voor het behoud van een verzorgde uitstraling van het gebouw. Voor het bereiken van deze doelstellingen worden de volgende uitgangspunten met betrekking tot de kleurstelling en materiaalkeuze aangegeven:

  • uitgangspunt is dat gebruik gemaakt wordt van kleurvaste materialen.
  • kleurstelling geveldelen: gedekte tinten, houtkleur, aardetinten (rood, bruin, oranje, oker);
  • ondergeschikte geveldelen kunnen een afwijkende afstekende kleur krijgen;
  • kleurstelling dak: rood, zwart of matte metaalkleur;
  • materiaalkeuze geveldelen: glas, ondergeschikte elementen metaal, steenachtige materialen (geen beton), hout, kunststofgeveldelen met een duurzame aan hout gelijkwaardige uitstraling;
  • materiaalkeuze dakvlakken: dakpannen, metalen dakpanelen, begroeide daken (bijvoorbeeld gras of sedem);
  • materiaalkeuze openbare ruimte: steenachtige materialen aardetinten (rood, bruin, oranje, oker), of donker grijs, zwart, ondergeschikte delen afwijkende kleuren, geen betonplaten of asfalt, gras, beplantingsvakken met struiken of heesters.
2.1.4 Gewenste situatie

De aansluiting van de nieuwe ontwikkeling op het landschap

De nieuwe MFA wordt gepositioneerd ten noorden van het bestaande wedstrijdveld, ter plaatse van het oefenveld dat deel uitmaakt van het sportcomplex. Het huidige sportveld is omzoomd door een gesloten beplantingsstructuur. Hierdoor staat het nieuwe gebouw binnen de beslotenheid van deze bestaande beplantingstructuur.

De exacte situering en massa van het gebouw is niet vastgelegd. De ruimte rondom het gebouw wordt ingericht ten behoeve van de school en de maatschappelijke functies. Het bestaande oefenterrein verdwijnt daardoor en kan mede worden benut als speel- of sportlocatie voor de school. Het programma met betrekking tot de inrichting van de speelterreinen en het parkeren wordt gerealiseerd rond het nieuwe gebouw.

De massa van het gebouw

Het programma van het gebouw is relatief groot in relatie tot de afmetingen van de bebouwingsstructuur in het dorp. Voorgesteld wordt aan te sluiten bij de dorpse bebouwing door het programma te realiseren in een gebouw van overwegend één tot anderhalve bouwlaag met kap.

Het gebouw mag een nadere geleding krijgen in kap en/of gevelvlakken, waarbij ondergeschikt daaraan en in combinatie met deels plat ook mogelijk is.

De bereikbaarheid van het gebouw

Het gebouw moet rondom goed bereikbaar zijn voor brandweer. Hiervoor dient een bebouwingsvrije rand van 5 meter te worden gereserveerd. Grotendeels kan deze ruimte opgenomen worden als onderdeel van de pleinruimten.

De ontsluiting van het plangebied zal plaatsvinden vanaf de bestaande toegang van de sportvelden.

Groene omkadering

De bestaande groene rand met beplanting wordt waar mogelijk vrijgehouden van verharding en bebouwing. Hierdoor behoudt het gebied zijn groene omkadering.

De bestaande beplanting vormt eveneens een geleidende groenstructuur langs de toegangsweg. Om een goede bereikbaarheid van de MFA te realiseren, moeten ter plaatse van de huidige toegang mogelijk een beperkt aantal bomen verdwijnen. Dit heeft nagenoeg geen invloed op de bestaande beplantings- en ecologische structuur (zie paragraaf 3.4.2).

De inrichting van de pleinen de inrichting van het parkeer- en entreegebied

De vormgeving van de inrichting van de pleinen en de inrichting van het parkeer- en entreegebied moet afgestemd worden op zowel het naastliggende woongebied, het nieuwe gebouw en de (bestaande) sportaccommodatie. De sfeer van de brede school dient tot uitdrukking te komen in de inrichting van de openbare ruimte. Met betrekking tot de pleinruimten en het entreegebied wordt aangegeven dat de materiaalkeuze op elkaar afgestemd moet zijn en dat een samenhangend ontwerp ontstaat van entreegebied en pleinruimte. In de toepassing van materialen en het ontwerp van de openbare ruimte dient tot uitdrukking te komen dat langzaam verkeer en verblijfsgebied dominant zijn. De ruimte voor gemotoriseerd verkeer moet in beeld en situering ondergeschikt zijn.

2.1.5 Achtergrondinformatie

2.2 Sport

De bestemming 'Sport' maakt het gebruik van gronden voor het bestaande sportveld en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.2.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De bestemming is uitsluitend van toepassing op het bestaande sportveld. Gebouwen zijn niet toegestaan. De bij het sportveld behorende gebouwen zijn gefaciliteerd in de MFA.

Bouwmogelijkheden 

Binnen de bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Het gaat hier vooral om het regelen van lichtmasten en ballenvangers. De regeling daarvan is afgestemd op de regeling uit het huidige bestemmingsplan.

2.2.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

Het bestaande sportveld blijft gehandhaafd, met dien verstande dat de gebouwde faciliteiten worden ondergebracht in de nieuwe MFA.

Uitgangspunten beleid

Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.

Uitgangspunten gewenste situatie

Naast de functie als sportterrein, worden ook groen- en watervoorzieningen en daarbij horende bouwwerken mogelijk gemaakt. De plaatsing hiervan wordt niet vastgelegd om maximale flexibiliteit te kunnen bieden.

2.2.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In het plangebied is momenteel het bestaande hoofdveld van de voetbalvereniging "Thor" en de bijbehorende voorzieningen aanwezig. In de huidige situatie vormt het gebied een besloten sportveldencomplex in de rand van het dorp. Aan de oostzijde van de sportvelden ligt bebouwing, aan de noordzijde het oefenveld.

Ter plaatse is het gebied vrij van bebouwing. De toegangsweg naar het gebied eindigt bij de toegang tot het sportveld, met in het verlengde hiervan een brede watergang en een fietspad richting de Compagnonsfeart. Aan de westkant van het gebied staat een klein gebouw met kleedruimtes. Aan de toegangsweg ligt een parkeerterrein met 18 parkeerplaatsen en wordt de toegangsweg begeleid door een boombeplanting.

Beleid

Op 18 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het voorheen geldende Streekplan. De structuurvisie geeft een beschrijving van de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Het gebied is ingevolge de provinciale verordening als 'bestaand gebouwd gebied'. Een ontwikkeling van maatschappelijke functies in een dergelijk gebied, waarbij gebruikt wordt van een combinatie met de bestaande functies op die plek (sport) in niet in strijd met het provinciale beleid.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

Het samenbrengen van een aantal verspreide maatschappelijke voorzieningen in een MFA, is een uitvloeisel van deze maatschappelijke ontwikkelingen.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland 2009. De sportvelden vallen onder het welstandsgebied 6. Omdat binnen deze bestemming niet wordt gebouwd, is het welstandsbeleid hier niet relevant.

2.2.4 Gewenste situatie

De nieuwe MFA wordt gepositioneerd ten noorden van het bestaande wedstrijdveld, ter plaatse van de bestaande oefenveld. Het wedstrijdveld en de daaromheen bestaande groene rand met beplanting blijft gehandhaafd.

2.2.5 Achtergrondinformatie

2.3 Verkeer - Verblijf

De bestemming 'Verkeer - Verblijf' maakt het gebruik van gronden voor de verkeers- en verblijfsfunctie en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.3.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De functies binnen deze bestemming zijn gericht op zowel de verkeers- als de verblijfsfunctie. Daarom zijn naast straten en paden, ook parkeervoorzieningen en speelvoorzieningen en openbaar groen mogelijk. Hierdoor komt de verblijfsfunctie naast de verkeersfunctie nadrukkelijk naar voren.

Bouwmogelijkheden

De bestemming biedt alleen ruimte aan de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de in de bestemming toegestane functies. Gedacht kan worden aan bouwwerken als lichtmasten, die nodig kunnen zijn voor de sociale veiligheid.

2.3.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten bestaande situatie

  • behoud van de verblijfsfunctie naast de verkeersfunctie, door naast de verkeersfunctie, parkeervoorzieningen, laanbeplanting en dergelijke toe te staan;
  • flexibiliteit bieden voor aanpassing van de wegen, door (ondergeschikt) andere functies toe te staan, zoals groen- en watervoorzieningen;
  • bieden van veiligheid door toestaan van bouwwerken als hekwerken en lichtmasten.

Uitgangspunten beleid

  • behoud van erftoegangswegen als dusdanig;
  • herinrichting van de bestaande gebieden mogelijk maken.

Uitgangspunten gewenste situatie

Mogelijk maken van de uitbreiding van het bestaande parkeerterrein aan de straatzijde en/of nieuwe parkeervoorzieningen treffen op het huidige sportterrein ter plaatse van het oefenveld.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • behoud van de 30 km/uur-zones.
2.3.3 Huidige situatie en beleid

Het gaat hier om een bestaande toegangsweg met in het verlengde daarvan een fietspad richting de Opsterlânske Kompanjonsfeart naar de sportvelden die in het kader van de nieuwe ontwikkeling mogelijk wordt heringericht. Op deze 'erftoegangsweg' geldt een maximale snelheid van 30 km/uur. De wegencategorisering vloeit voort uit het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) 2010.

2.3.4 Gewenste situatie

Er zal een herinrichting van de toegangsweg plaatsvinden, mogelijk in combinatie met een herinrichting van het terrein waar de MFA wordt gevestigd (zie paragraaf 2.1.4).

2.3.5 Achtergrondinformatie

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de omgevingsaspecten. Deze omgevingsaspecten kunnen invloed hebben op de (on)mogelijkheid van gewenste ontwikkelingen in het plangebied. In dit hoofdstuk volgt daarom een korte beschrijving van de aanwezige en te verwachten (negatieve) effecten van de verschillende aspecten op het plangebied en haar functies.

3.1 Milieueffectrapportage

In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Wanneer niet voldaan wordt aan de drempelwaarden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Daarbij lettend op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Dit bestemmingsplan is niet planmer-, projectmer- of mer-beoordelingsplichtig. De omvang van de ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt liggen ruim onder de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.. Door de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten treden geen belangrijke negatieve milieugevolgen op. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen.

3.2 Milieuaspecten

Om inzicht te krijgen in potentiële hinder van bedrijven op het plangebied en de daarin voorkomende functies, wordt eerst gekeken naar de bedrijven en hun milieuzonering. Daarnaast en aan de hand van bedrijven en milieuzonering komen de milieuaspecten geluid, geur en bodem aan bod.

3.2.1 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

Volgens de basiszoneringslijst VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (2009) vallen de functies die in de MFA komen (school, sport, dorpshuis e.d.) onder milieucategorie 2. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter tot milieugevoelige functies (zoals nabijgelegen woningen), in dit geval in verband met mogelijke geluidsoverlast.

Sportvelden met verlichting vallen onder categorie 3.1 van de betreffende bedrijvenlijst. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 meter. Het bestaande oefenveld is verlicht en ligt in de bestaande situatie op kortere afstand van de bestaande woningen. Doordat het bestaande oefenveld verdwijnt en mogelijk wordt geïntegreerd als onderdeel van de MFA, zal de locatie hiervan zorgvuldig worden gekozen, teneinde onevenredige lichthinder tegen te gaan.

Bovendien blijft er door het behoud van een goede landschappelijke inpassing, een goede woonsituatie voor de bestaande woningen gegarandeerd.

De nieuwe ontwikkeling is in het plangebied aanvaardbaar. Er vindt een concentratie van sport en maatschappelijke voorzieningen plaats in een gebied waar naar aard en de omgeving vergelijkbare voorzieningen al zijn toegestaan (sport). De nieuwe functies vallen bovendien in een lagere milieucategorie dan de bestaande sportvelden. Verder is van belang dat op 24 september 2009 door het ministerie van VROM is aangegeven dat voor het bepalen van de geluidsbelasting geen rekening meer gehouden hoeft te worden met het geluid van spelende kinderen op en bij scholen.

De aanwezige woningen in de omgeving vormen dan ook geen belemmering voor de nieuwe ontwikkeling.

3.2.2 Geluid

Twee typen geluid kunnen voor dit plangebied invloed hebben: wegverkeerslawaai en inrichtingslawaai. In het plangebied wordt een nieuw MFA gerealiseerd. Deze inrichting geeft een bepaalde geluidsproductie op de omgeving (inrichtingslawaai). Inrichtingslawaai is in dit geval opgenomen in het Activiteitenbesluit. De MFA zelf is een geluidgevoelig object in het kader van de Wet geluidhinder en ondervindt daarom mogelijk hinder van de geluidbronnen in de omgeving.

Wegverkeerslawaai

In het kader van geluid is de Wet geluidhinder van toepassing. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst, waaronder van wegverkeerslawaai. De MFA wordt gerealiseerd aan de Buorsterwyk, waar een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Bovendien is hier sprake van een doodlopende weg. Voor deze weg geldt geen wettelijke geluidszone en is een nader onderzoek naar wegverkeerslawaai niet nodig.

Inrichtingslawaai

Voor het geluid vanaf de MFA en sportvelden is het Activiteitenbesluit richtinggevend. In het kader van de verlening van de omgevingsvergunning wordt voor de nieuwe situatie een vergunning verleend. Daarbij kunnen - wanneer nodig - geluidsvoorschriften worden opgenomen om 'woningen' tegen te hoge geluidbelasting te beschermen. In het Activiteitenbesluit is geregeld dat bij het bepalen van de geluidsniveaus het stemgeluid van kinderen op het buitenterrein van een gebouw voor primair onderwijs volledig buiten beschouwing blijft.

Voor wat betreft de ontwikkeling van het plan kan worden voldaan aan het Activiteitenbesluit.

3.2.3 Bodem

Bodem is een belangrijk toetsingskader op het moment dat nieuwe ontwikkelingen spelen. Bij de aanvraag om de omgevingsvergunning moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem voldoende is voor de gewenste ontwikkelingen. Op dat moment moet het bodemonderzoek overlegd worden. Gelet op het huidige gebruik van de gronden als sportterrein worden voor dit aspect geen belemmeringen verwacht.

3.3 Water

Vanwege het grotere belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de bestemmingsplanprocedure geworden. In het kader van de watertoets is de ontwikkeling voorgelegd aan Wetterskip Fryslân voor een wateradvies. Dit wateradvies is opgenomen in bijlage 1. De voor dit plan relevante uitgangspunten zijn in deze paragraaf verwerkt.

Watercompensatie

Er wordt vanuit gegaan dat de bebouwing in het gebied neemt met ongeveer 2.000 m² toeneemt (maximaal 1.300 m² aangebouwen en 700 m² overige verharding (parkeren, pleinen e.d.). Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat 10% van de toename aan verharding wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater. Dit betekent een compensatie van minimaal 200 m². Hiervoor worden in eerste instantie de bestaande sloten aan de west- en zuidkant van het plangebied verbreed. De zuidelijk gelegen watergang zal eventueel ook worden verbreed teneinde de 200 m² aan compensatie oppervlaktewater te bereiken.

Als alternatief kan gebruik worden gemaakt van infiltratie, door terreinverharding waterdoorlatend uit te voeren.

Grondwateronttrekking

Voor het realiseren van gebouwen en infrastructuur dient mogelijk het grondwaterpeil te worden verlaagd. Hiervoor is een vergunning of melding noodzakelijk. Dit geldt ook voor het lozen van onttrokken grondwater.


Afvalwater- en regenwatersysteem

Schoon regenwater kan binnen het plangebied op het oppervlaktewater worden geloosd. Afvalwater afkomstig van het terrein zal op de bestaande rioleringsvoorziening worden afgevoerd.


Waterkwaliteit

De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen

Drooglegging en waterpeilen

Er dient rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging. Gezien de vaste grondwaterpeil en de gemiddelde maaiveldhoogte wordt ruimschoots aan de droogleggingsnorm voldaan.

Waterwet

Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Proces

Het wateradvies zal worden overgenomen door de gemeente. Het wordt gehanteerd als uitgangspunt voor de verdere planvorming en voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

3.4 Ecologie

De bescherming van aangewezen natuurgebieden en flora- en faunasoorten is in de Natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet verankerd.

3.4.1 Beschermde gebieden

Met betrekking tot de gebiedsbescherming gaat het om de bescherming van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied en/of natuurbeschermingsgebieden. Het plangebied ligt niet in de EHS en in de invloedssfeer van Natura 2000-gebieden. Negatieve effecten op beschermde gebieden worden niet verwacht.

De plannen stuiten niet op bezwaren vanuit de Natuurbeschermingswet, de regelgeving betreffende de Ecologische Hoofdstructuur en overige wet- en regelgeving met betrekking tot gebiedsbescherming. Dit bestemmingsplan belemmert de gebiedsbescherming niet.

3.4.2 Beschermde soorten

De soortenbescherming vindt primair plaats via de Flora- en faunawet. Op grond van deze wet mogen beschermde planten en dieren (en hun verblijfsplaatsen), die in de wet zijn aangewezen, niet verstoord worden. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Het plangebied is in gebruik als sportterrein en wordt intensief gebruikt en onderhouden. Hierdoor is de kans klein is dat in het plangebied beschermde soorten voorkomen. Echter, er is ook sprake van sloop van bestaande gebouwen en er worden sloten verbreed in verband met watercompensatie. Dit kan invloed hebben op de flora en fauna in het gebied. Om die reden is door Bureau Faunax een quickscan uitgevoerd (Ecologische quickscan Sportpark Lippenhuizen, 6 maart 2014). In die quickscan is geconstateerd dat de volgende beschermde soorten (mogelijk) voorkomen:

  • Vogels; geen jaarrond beschermde locaties, dus alleen bescherming tijdens broedseizoen.
  • Vleermuizen; mogelijk gebouwbewonende soorten. Eventuele verblijfsplaatsen kunnen door sloop verdwijnen.
  • Vissen; mogelijk beschermde soorten (grote modderkruiper)

In het gebied wordt uitgegaan dat er sprake is van de aanwezigheid van gebouwbewonende vleermuizen en het gebruik van beplanting als geleidende structuur voor vleermuizen. Op deze manier kunnen mitigerende maatregelen worden getroffen in overleg met een ecoloog. Aanvullend onderzoek is om die reden niet noodzakelijk.

Voor wat betreft de aanwezigheid van mogelijk beschermde vissoorten kan worden gesteld dat er alleen sprake is van het verbreden van sloten, daar waar de quickscan ook nog uitging van het verleggen van een sloot.

Het verbreden van de sloten heeft geen significant negatief effect op deze soorten.

Uiteraard zal bij het eventueel kappen van bomen bij de entree rekening worden gehouden dat dit niet in het broedseizoen plaatsvindt.

De ecologische quickscan is opgenomen als bijlage 2.

3.5 Archeologie en cultuurhistorie

Door de ontwikkeling in het plangebied wordt onder meer nieuwe fundering in het plangebied aangelegd. Hiermee kunnen mogelijk aanwezige archeologische waarden worden vernietigd. Deze paragraaf geeft inzicht in de aanwezige waarden en de manier waarop deze beschermd worden. Verder gaat deze paragraaf in op cultuurhistorische waarden in het plangebied waarmee in dit bestemmingsplan rekening gehouden wordt.

3.5.1 Archeologie

Voor het dorp is op grond van de Wet op de archeologisch monumentenzorg onderzocht of er archeologische waarden aanwezig zijn. Hiervoor is de Friese Archeologische MonumentenKaart Extra (FAMKE) van de provincie Fryslân gebruikt. Op deze kaart is op basis van zowel de aanwezige archeologische monumenten als de te verwachten archeologische waarden een advies aangegeven. De FAMKE bestaat uit twee provinciedekkende advieskaarten, één voor de periode Steentijd - Bronstijd, en één voor de periode Ijzertijd - Middeleeuwen. Deze kaart is ook gekoppeld aan de provinciale ruimtelijke verordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.09BPMFA-0301_0002.png"

Figuur 4: Archeologische waarden Lippenhuizen steentijd-bronstijd (bron: FAMKE)

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.09BPMFA-0301_0003.png"

Figuur 5: Archeologische waarden Lippenhuizen ijzertijd-middeleeuwen (bron: FAMKE)

Bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied is in het hele plangebied bij ontwikkelingen groter dan 500 m² op basis van een karterend onderzoek 1 noodzakelijk (zie figuur 4). Een onderzoek is voor de ontwikkeling in het plangebied nodig, omdat de ontwikkeling groter is dan de genoemde oppervlakte.

Voor het tijdperk ijzertijd-middeleeuwen is bij ingrepen groter dan 5000 m² op basis van een karterend onderzoek 3 noodzakelijk. De ingrepen zijn geringer, dus dit onderzoek is niet nodig.

In het deel van het plangebied waar bouwwerkzaamheden kunnen plaatsvinden, is archeologisch onderzoek uitgevoerd. De uitkomsten uit dit karterend booronderzoek (Plangebied Sportterrein te Lippenhuizen Gemeente Opsterland, Archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en karterend booronderzoek RAAP-NOTITIE 4842 (herziene eindversie, 19 januari 2016)) geven geen aanleiding om archeologisch maatregelen (planaanpassing, vervolgonderzoek, etc.) aan te bevelen. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 3.

Vanuit archeologisch oogpunt bestaat er geen bezwaar tegen het uitvoeren van de geplande bodemingrepen.

3.5.2 Cultuurhistorie

Cultuurhistorische waarden worden in een gebied bijvoorbeeld gevormd door monumenten of waardevolle landschapsstructuren. In het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Speciale regelingen zijn hiervoor dan ook niet nodig.

3.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van risico's veroorzaakt door risicovolle inrichtingen, opslag van gevaarlijke stoffen en routes voor het (ondergrond en bovengronds) transport van gevaarlijke stoffen. De risicovolle inrichtingen en (ondergrondse en bovengrondse) transportroutes zijn op de risicokaart van de provincie Fryslân weergegeven.

In en rond het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen en transportroutes aanwezig. De ondergrondse aardgastransportleiding, vallend onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), langs de Opsterlânske Kompagnonsfeart ligt op ruim 350 meter vanaf de voorgenomen MFA-locatie en heeft geen invloed op het plangebied.

De voorgenomen ontwikkelingen worden niet belemmerd door het aspect externe veiligheid.

Digitale Veiligheidstoets

Voor het plangebied is de digitale veiligheidstoets uitgevoerd (zie bijlage 5). Hieruit blijkt dat de wet- en regelgeving betreffende externe veiligheid geen gevolgen voor het bestemmingsplan heeft.

3.7 Luchtkwaliteit

Het aspect luchtkwaliteit kan bepalend zijn voor de mogelijkheden van nieuwbouw in het plangebied. Door middel van dit bestemmingsplan worden nieuwe functies aan het plangebied toegevoegd. Door de komst van een school, neemt verkeersstroom naar het plangebied enigszins toe, dit kan invloed hebben op de luchtkwaliteit.

Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit moet worden bepaald of een plan "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Dit kan worden bepaald door middel van gegevens over het extra aantal voertuigbewegingen en het aandeel vrachtverkeer. De verwachting is dat wel enige toename van het aantal verkeersbewegingen plaatsvindt na realisatie van de MFA. De concentratie stikstof en fijnstof blijft hierdoor naar verwachting gelijk. De luchtkwaliteit verslechtert daardoor niet in betekenende mate.

3.8 Verkeer en parkeren

Het is belangrijk dat bij een nieuwe ontwikkeling in bestaand bebouwd gebied geen te grote belasting op de omgeving ontstaat. De nieuwe verkeerssituatie en het parkeren mogen niet leiden tot onveilige situaties en meer overlast voor de bestaande omgeving. Om die reden is een parkeeronderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek, dat is opgenomen in bijlage 4, blijkt dat er sprake moet zijn van minimaal 25 parkeerplaatsen als alle functies gelijktijdig bezocht worden (worst-case scenario). Onder normale omstandigheden (gebaseerd op de parkeerbehoefte per moment) zijn er minimaal 23 parkeerplaatsen nodig. Rondom het plangebied zijn 18 parkeerplaatsen beschikbaar, waarvan 1 invalidenparkeerplaats. Op het maatgevende moment is dan ook een tekort van 5 tot 6 parkeerplaatsen. Op de overige tijdstippen is geen sprake van een tekort.
Het tekort zal worden opgevangen door minimaal 6 extra parkeerplaatsen aan te leggen op het terrein bij de MFA in het nieuw in te richten verblijfsgebied. De parkeerbehoefte wordt daardoor volledig in het plangebied en de directe omgeving opgelost worden om zo parkeeroverlast voor de omgeving te voorkomen.

3.9 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen kabels en leidingen met een groot ruimtelijk belang aanwezig (zie ook paragraaf 3.6). De nieuwbouw krijgt waar nodig wel nieuwe aansluitingen. Dit zijn kleinere kabels en leidingen die in dit bestemmingsplan niet van een beschermende regeling voorzien hoeven worden.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

Dit hoofdstuk beschrijft de uitvoerbaarheid van het plan. Daarbij gaat het om de maatschappelijk en de economische uitvoerbaarheid. In de volgende paragrafen wordt hierop een nadere toelichting gegeven.

4.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Om te achterhalen of dit bestemmingsplan maatschappelijk uitvoerbaar is, wordt de bestemmingsplanprocedure doorlopen. Tijdens deze procedure zijn verschillende momenten waarop burgers en/of instanties kunnen reageren op het plan, namelijk; inspraak, overleg, zienswijzen en tot slot beroep. De uitkomsten hiervan kunnen ook nog nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven. De bestemmingsplanprocedure ziet er globaal als volgt uit:

4.1.1 Voorbereiding

In de bestemmingsplanprocedure is het verplicht overleg te voeren met verschillende van belang zijnde instanties. Dit is geregeld in artikel 3.1.1 van het Bro plaats. Hiervan kan worden afgeweken wanneer de verplichte partijen geen belang hebben bij de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling. De verplichte partners zijn in het geval van dit bestemmingsplan de provincie Fryslân en het Wetterskip Fryslân. Door het aanvragen van de watertoets voor het bestemmingsplan, is het Wetterskip al in een vroegtijdig stadium bij de planvorming betrokken. De resultaten daarvan zijn opgenomen in paragraaf 3.3 en in bijlage 1.

Het houden van inspraak is niet verplicht. De gemeente Opsterland heeft in haar Inspraakverordening opgenomen dat een inspraakperiode van 6 weken in een bestemmingsplanprocedure wenselijk is. Bij dit bestemmingsplan is besloten inspraak te voeren.

Een publicatie heeft plaatsgevonden waarin aangekondigd is dat dit bestemmingsplan wordt voorbereid. Daarmee wordt voldaan aan de publicatieplicht zoals opgenomen in artikel 1.3.1 van het Bro.

De resultaten van het overleg en de inspraak zijn verwerkt in hoofdstuk 5.

4.1.2 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vervolgens met ingang van 1 april 2016 ingevolge de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht zes weken ter inzage gelegen. Een ieder is daarbij in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het plan in te dienen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

4.1.3 Vastgesteld bestemmingsplan

De gemeenteraad heeft het plan op 11 juli 2016 gewijzigd vastgesteld. De wijziging betreft het toevoegen van een afwijkingsregeling voor het deels mogelijk maken van een platte afdekking van de bebouwing.

Tegen dit besluit, dat zes weken ter inzage komt te liggen, is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.

4.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

4.2.1 Financiële haalbaarheid

De MFA wordt gerealiseerd via een design-and-build constructie; een prijsvraag. Dit betekent dat de winnende partij het gebouw gaat realiseren en moet aantonen dat zij dit binnen het gemeentelijk budget kunnen doen. Het uitgangspunt van de gemeente is dat de realisatie van de MFA financieel haalbaar is. De gemeente heeft voor de realisatie ervan financiële middelen gereserveerd. Een nadere specificatie hiervan is aanwezig bij de gemeente. Een deel van de gemaakte kosten wordt in de daarna volgende jaren gedekt uit de verhuur van de verschillende ruimten in de MFA.

4.2.2 Grondexploitatie

De vaststelling van een exploitatieplan is bij dit bestemmingsplan in principe verplicht. Het bestemmingsplan maakt immers de bouw van een hoofdgebouw (de MFA) mogelijk, waarmee sprake is van een 'bouwplan' zoals genoemd in het Besluit ruimtelijk ordening. De grondexploitatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening is daarmee van toepassing.

Van de vaststelling van een exploitatieplan kan bij dit bestemmingsplan echter worden afgezien. De gemeente is eigenaar van de gronden en realisewert zelf de MFA.

Hoofdstuk 5 Inspraak en Overleg

5.1 Overleg

In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan:

  • 1. Provincie Fryslân;
  • 2. Rijkswaterstaat Directie Noord-Nederland;
  • 3. Ministerie EL&I / energie;
  • 4. Ministerie van Defensie;
  • 5. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
  • 6. Vitens;
  • 7. Bestuur Plaatselijk Belang Terwispel;
  • 8. Brandweer Fryslân;
  • 9. Liander;
  • 10. Enexis (netbeheerder);
  • 11. KPN;
  • 12. Ziggo;
  • 13. Directie van het Wetterskip Fryslân;
  • 14. de directie van de N.V. Nederlandse Gasunie;
  • 15. de directie van Elkien;
  • 16. Omrin.


Er zijn vier reacties ontvangen op het voorontwerp. De Provincie, het Ministerie van Defensie en de Gasunie hebben te kennen gegeven geen opmerkingen op het plan te hebben, alleen de Brandweer heeft een inhoudelijke reactie ingediend

De volledige overlegreacties zijn opgenomen in bijlage 6. In het navolgende wordt de reactie van de Brandweer samengevat en van gemeentelijk commentaar voorzien.


Ad 8. Brandweer Fryslân

De brandweer geeft bij brief van 1 maart 2016 te kennen dat in het kader van het aspect externe veiligheid geen opmerkingen zijn. Dit omdat er geen risicovolle activiteiten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRnvgs) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) op het plangebied van invloed zijn. Uit de uitgevoerde digitale veiligheidstoets blijkt dit voldoende.

Wel heeft de brandweer de mogelijkheid een repressief advies te geven in het kader

van bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen. In een dergelijk advies komen aspecten aan bod die van belang zijn voor de Basis Brandweerzorg. Hierbij valt te denken aan onder meer bereikbaarheid, de beschikbaarheid van bluswater en de opkomsttijden.

Samenvattend adviseert de brandweer om:

  • de uiteindelijke ontwerptekeningen ter advisering aan de brandweer voor te leggen om te borgen dat de primaire bluswatervoorziening èn de bereikbaarheid in de praktijk op orde zullen zijn.
  • Het (doodlopende) gedeelte van de Buorsterwyk uit te voeren overeenkomstig de geldende eisen voor doodlopende wegen zonder een tweede onafhankelijke route. Of naast de doodlopende Buorsterwyk een tweede onafhankelijke route (bijv. met een verwijderbare afsluiting plaatsen) te creëren.
  • Te zorgen dat eventuele hekwerken voor de toegang naar het gebouw door hulpdiensten gemakkelijk geopend kunnen worden.
  • Uit het oogpunt van de BHV-organisatie rekening te houden met de aanwezigheid van kinderen en mogelijk verminderd- en niet-zelfredzame personen. Ook voor de inzet van de hulpdiensten kan dit een andere inzet vragen, dan wanneer een ieder zelfredzaam is.

Reactie:

Zoals uit de digitale veiligheidstoets blijkt, en de brandweer zelf ook aangeeft, heeft de wet- en regelgeving betreffende externe veiligheid geen gevolgen voor het bestemmingsplan. De Brandweer adviseert verder om een aantal zaken te regelen die van belang zijn voor een goede brandweerzorg. Dit zijn aspecten die bij de vergunningverlening zullen worden meegenomen. De aanvraag omgevingsvergunning zal worden voorgelegd aan de brandweer in het kader van een goede brandveiligheid.

Daarnaast zal er bij de integrale uitvoering van de plannen zorg voor worden gedragen dat een goede bereikbaarheid wordt gecreëerd voor de hulpdiensten. Bij de ontwikkeling van de plannen zal overleg worden gepleegd met de Brandweer, waarbij uiteraard rekening zal worden gehouden met de door de brandweer aangehaalde adviezen. de regeling in het bestemmingsplan biedt de ruimte om tegemoet te komen aan het advies van de brandweer en kunnen dus planologisch worden uitgevoerd.

5.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft op grond van de Algemene inspraakverordening Opsterland 2006 met ingang van 21 januari 2016 gedurende een termijn van zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode konden burgers, organisaties e.d. hun reactie

op het voorontwerpbestemmingsplan kenbaar maken. Van de gelegenheid tot het indienen van inspraakreacties is geen gebruik gemaakt. Het Eindverslag Inspraak is opgenomen in bijlage 7.