direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Bûtengebiet en doarpen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0081.04BP0002-VA02

Artikel 3 Agrarisch

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.2 Agrarisch in de toelichting.

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch grondgebruik;
  • b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf";
  • c. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf”;
  • d. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden en niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf”;
  • e. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in combinatie met:
    • 1. een handelsonderneming, ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf" en "specifieke vorm van bedrijf - handelsonderneming";
    • 2. een veehandelsbedrijf, ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf" en "specifieke vorm van bedrijf - veehandelsbedrijf";
    • 3. een loonbedrijf, ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf" en “specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf”;
    • 4. een gebruiksgerichte paardenhouderij, ter plaatse van de aanduiding “paardenhouderij”;
  • f. een mestsilo, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - mestsilo”;
  • g. een biomassa-/mestvergistingsinstallatie, ter plaatse van de aanduiding "“specifieke vorm van agrarisch – mestvergistingsinstallatie”;
  • h. het wonen, ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van een bedrijfskavel;
  • i. cultuurgrond;
  • j. een windturbine, ter plaatse van de aanduiding “windturbine";
  • k. een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding "ijsbaan";
  • l. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle kruinige percelen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - kruinige percelen";
  • m. het behoud en herstel van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van steilranden en microreliëf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - steilrand/microreliëf";
  • n. volkstuinen zonder gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding "volkstuin";
  • o. een veldschuur, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - veldschuur";
  • p. een molenromp, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - molenromp";
  • q. het behoud en herstel van waardevolle houtwallen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - houtwallen”;

met daaraan ondergeschikt:

  • r. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en archeologische waarden van het agrarisch landschap waaronder begrepen landschappelijke openheid en bodembescherming;
  • s. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van kleine natuur- en landschapselementen;
  • t. doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;
  • u. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • v. nutsvoorzieningen;
  • w. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • x. ontsluitingswegen en agrarische kavelpaden;
  • y. openbare fiets- en wandelpaden;
  • z. sloten, poelen en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen en -partijen;
  • aa. detailhandel in ruitersportartikelen, ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
  • ab. appartementen ten behoeve van recreatief verblijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - appartementen";
  • ac. een recreatiewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "recreatiewoning";
  • ad. een paardrijbak met bijbehorende andere bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - paardrijbak";

met de daarbijbehorende:

  • ae. bedrijfsgebouwen en overkappingen, waaronder koelhuizen en bestaande ondersteunende kassen;
  • af. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven en/of mantelzorg;
  • ag. torensilo's;
  • ah. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een biomassa-/mestvergistingsinstallatie, ter plaatse van de aanduiding "“specifieke vorm van agrarisch – mestvergistingsinstallatie”;
  • ai. andere bouwwerken;

waarbij, indien de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd, zoals die per adres zijn beschreven in Bijlage 4.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, ter plaatse van een bedrijfskavel;
  • b. per gebied dat is voorzien van een bedrijfskavel mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf, alsmede de in 3.1 onder e genoemde bedrijvigheid, worden gebouwd, waarbij deze bouwregels eveneens van toepassing zijn voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de agrarische bedrijven zijn toegevoegd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van de niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering zal ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf" ten hoogste 1,50 hectare bedragen;
  • d. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bedrijfskavel bedragen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning", in welk geval het aantal bedrijfswoningen ten hoogste twee per bedrijfskavel zal bedragen;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste de oppervlakte van de bedrijfswoning bedragen;
  • g. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een bouwwerk   Maximale
oppervlakte in m²  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouw-
hoogte in m  
  per
gebouw of overkap-
ping  
gezamenlijk   max.   min   max.   max.  
bedrijfsgebouw, waaronder een overkapping   500³   -   6,501,2   -   60   14,002  
bedrijfswoning   1503   -   3,50   30   60   10,00  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   80   3,00   -   60   6,00  
torensilo   80   -   -   -   -   25,00  
ondersteunende
kassen  
500   -   5,50   -   -   14,00  
tunnelkassen   -   -   -   -   -   2,00  
biomassa-/vergistingsinstallatie en bijbehorende bouwwerken   -   1.500   -   -   -   10,00  
veldschuur   bestaand   -   bestaand   -   -   bestaand  

1 in geval er sprake is van bedrijfsgebouwen ten behoeve van het houden van vee zal de goothoogte ten hoogste 5,00 m bedragen
2 in geval een gebouw plat wordt afgedekt zal de goot-/bouwhoogte ten hoogste 10,00 m bedragen
3 tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen  
3.2.2 Windturbines

Voor het bouwen van windturbines gelden de volgende regels:

  • a. een windturbine zal uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding “windturbine";
  • b. het aantal te bouwen windturbines zal, ter plaatse van een aanduiding, ten hoogste één bedragen;
  • c. de tiphoogte van een windturbine zal ten hoogste de op de verbeelding binnen de gebiedsaanduidingen 'luchtvaartverkeerzone - ILS Verstoringsgebied' en 'luchtvaartverkeerzone - invliegfunnel' aangegeven bouwhoogte bedragen, waarbij de masthoogte van een windturbine ten hoogste 45,00 m mag bedragen.
3.2.3 Recreatiewoning

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. een recreatiewoning zal uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "recreatiewoning";
  • b. de oppervlakte van een recreatiewoning zal ten hoogste 60 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een recreatiewoning zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een recreatiewoning zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • e. de dakhelling van een recreatiewoning zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen.
3.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. silo's, platen en bassins zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - mestsilo” en met uitzondering van bestaande platen ten behoeve van opslagdoeleinden;
  • b. de bouwhoogte van mestsilo's, inclusief afdekking, zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. de oppervlakte en bouwhoogte van een molenromp, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - molenromp", zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte en bouwhoogte bedragen;
  • d. de bouwhoogte van perceelafscheidingen buiten de bedrijfskavels zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op de bedrijfskavels zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • f. de bouwhoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, niet zijnde windmolens, zal binnen de bedrijfskavel ten hoogste 14,00 m bedragen;
  • h. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal buiten de bedrijfskavel ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • i. er zullen geen paardrijbakken worden gebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - paardrijbak".
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Bouwen bedrijfswoning buiten bouwvlak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a in die zin dat een bedrijfswoning gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  • a. er, in geval van een waardevol voormalig boerderijpand, geen wijziging optreedt in de bestaande hoofdvorm van het boerderijpand en de bestaande nokrichting wordt aangehouden;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.2 Tweede bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder c in die zin dat daar waar ten hoogste één bedrijfswoning aanwezig is, een tweede bedrijfswoning wordt gebouwd, mits:

  • a. er sprake is van een bedrijfsomvang van minimaal 120 NGE en de bedrijfswoning noodzakelijk is in verband met permanent toezicht en de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
  • b. er ten behoeve van een zorgvuldige landschappelijke inpassing zoveel mogelijk wordt aangesloten bij het landschappelijk karakteristiek en/of de landschappelijke hoofdstructuur;
  • c. de tweede bedrijfswoning aan de wegzijde binnen het bouwvlak in de directe omgeving van de bedrijfsgebouwen wordt gesitueerd;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. er nog niet eerder een tweede bedrijfswoning is gebouwd.
3.3.3 Oppervlakte bedrijfsgebouw

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder g in die zin dat een bedrijfsgebouw of een ondersteunende kas wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², dan wel dat een bestaand bedrijfsgebouw of een bestaande ondersteunende kas wordt uitgebreid met of tot een oppervlakte groter dan 500 m², mits:

  • a. met een erfinrichtingsplan aansluiting wordt gezocht bij de bestaande bebouwing op de agrarische bedrijfskavel en het omgevingsbeeld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
  • b. met een lichtplan wordt aangetoond dat de lichtuitstoot vanuit de bedrijfsgebouwen geen nadelige effecten heeft op de omgeving;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van ondersteunende kassen per bedrijfskavel ten hoogste 1.000 m² zal bedragen;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.4 Vergroten oppervlakte bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder g in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot een oppervlakte van ten hoogste 250 m², mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast, indien het ensemble en de schaal van de bebouwing in samenhang met het erf en de omgeving ruimte biedt voor de nieuwbouw (vervanging) van een woonhuis met allure;
  • b. bij de nieuwbouw een goede beeldkwaliteit wordt nagestreefd middels een specifiek beeldkwaliteitsplan;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.5 Afwijkende bouwvormen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder g in die zin dat bedrijfsgebouwen worden gebouwd in de vorm van serrestallen of naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsgebouwen, mits:

  • a. er ten behoeve van de situering van de stal in verband met het bestaande bebouwingsbeeld en een zorgvuldige landschappelijke inpassing, een erfinrichtingsplan wordt opgesteld;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.6 Vergroten goothoogte bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder g in die zin dat de maximale goothoogte wordt vergroot tot 6,50 m, in geval van bedrijfsgebouwen ten behoeve van het houden van vee, mits:

  • a. er ten behoeve van de verhoging van de bedrijfsgebouwen in verband met het bestaande bebouwingsbeeld en een zorgvuldige landschappelijke inpassing, een erfinrichtingsplan wordt opgesteld;
  • b. er geen sprake is van het realiseren van gestapelde stallen;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.7 Vergroten goothoogte koelloodsen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder g in die zin dat de maximale goothoogte van koelloodsen wordt vergroot tot ten hoogste 8,00 m, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt verleend ten behoeve van de bouw of verbouw van koelloodsen bedoeld voor de opslag van akkerbouwproducten;
  • b. er ten behoeve van de verhoging van de bedrijfsgebouwen in verband met het bestaande bebouwingsbeeld en een zorgvuldige landschappelijke inpassing, een erfinrichtingsplan wordt opgesteld;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.8 Afwijken dakhelling bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder g in die zin dat bedrijfsgebouwen tot ten hoogste 5% van de gezamenlijke oppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen, met een maximum van 100 m², worden voorzien van een plat dak, mits:

  • a. deze afwijking wordt toegepast voor tussenleden, ondergeschikte aangebouwde bijbehorende bouwwerken en naar de aard daarmee vergelijkbare (delen van) bedrijfsgebouwen en overkappingen;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.9 Opslag buiten bouwvlak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.4 onder a in die zin dat sleufsilo's, kuilvoerplaten en naar de aard daarmee gelijk te stellen platen ten behoeve van opslagdoeleinden tot ten hoogste 50 m buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  • a. de oppervlakte van een silo of plaat, inclusief opstaande randen, ten hoogste 300 m² zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de opstaande randen van een silo of plaat ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • c. de opslag op een goede wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.10 Opslag mest buiten bouwvlak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.4 onder a in die zin dat mestsilo's, -zakken, -platen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken ten behoeve van de opslag voor mest buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  • a. het bouwwerk binnen de bedrijfskavel dan wel direct daarop aansluitend wordt gesitueerd;
  • b. de oppervlakte van een mestsilo, dan wel een mestzak of een -plaat inclusief de al dan niet aanwezige afscheidingen of opstaande randen, ten hoogste 750 m² zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een mestsilo ten hoogste 5,00 m, exclusief afdekking, zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van de afscheidingen of opstaande randen van een mestzak of -plaat ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • e. de opslag op een goede wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • f. tevens de in lid 3.5.3 genoemde afwijking is verleend;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en de landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.11 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.4 onder h in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 3.5.8 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de plaatsing van een mestvergistingsinstallatie of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid en detailhandel, anders dan ter plaatse van een specifieke aanduiding of waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • c. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten buiten de bedrijfskavel, met uitzondering van tijdelijke opslag van akkerbouwproducten, alsmede tijdelijke opslag van mest, onder voorwaarde dat de mestopslag niet langer dan zes maanden duurt en de mestopslag niet gedurende twee opeenvolgende jaren op dezelfde locatie plaats heeft;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf”;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de aquacultuur;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan het plaatsen van kampeermiddelen en tenzij ter plaatse van de aanduiding "recreatiewoning";
  • g. het gebruik van gronden ten behoeve van standplaatsen voor kampeermiddelen anders dan een kleinschalig kampeerterrein per agrarisch bedrijf, mits:
    • 1. er niet meer dan 15 standplaatsen voor kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, worden ingericht;
    • 2. het kamperen plaatsvindt binnen de periode van 1 april tot 1 oktober;
  • h. het gebruik van gronden ten behoeve van exploratie en exploitatie van diepe grondstoffen, met uitzondering van seismologisch onderzoek;
  • i. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik (buiten het bouwvlak) of de noodzakelijke bereikbaarheid van bebouwde percelen;
  • j. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • k. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  • l. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • m. het gebruik van gronden ten behoeve van het aanplanten van bomen en struikgewas buiten de bebouwde erven, de sierteelt, fruitteelt, bosbouw, boomteelt, houtteelt of overige opgaande teeltvormen, niet zijnde boomgaarden op erven bij woonhuizen en boerderijen;
  • n. het gebruik van gronden voor de aanleg van een paardrijbak, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - paardrijbak".
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Ondergeschikte tweede tak of nevenfunctie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder b in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten dan wel ondergeschikte uitbreiding van de bebouwing wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in Bijlage 1 opgenomen bedrijvigheid, mits:

  • a. de gronden zijn voorzien van een bedrijfskavel. Bij boerengolf eveneens de bijbehorende landbouwgronden mogen worden gebruikt;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. er sprake is van een ligging aan een weg, die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.2 Internetdetailhandel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder b in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met wonen worden gebruikt voor internetdetailhandel, mits:

  • a. de voor internetdetailhandel gebruikte vloeroppervlakte ten hoogste 25 m² bedraagt;
  • b. er geen sprake is van een showroom- en baliefunctie;
  • c. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, zodanig dat een bewoner van de bedrijfswoning ook de internetdetailhandel bedrijfsmatig exploiteert;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.3 Mestopslag

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder c in die zin dat gronden en bouwwerken buiten de bedrijfskavel worden gebruikt voor het opslaan van mest en/of landbouwproducten;

  • a. dit om bedrijfseconomische, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen of het voorkomen van een veelvoud aan verkeersbewegingen, noodzakelijk is;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk en natuurlijke waarden, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.4 Vergroten aantal kampeermiddelen tot 25 standplaatsen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder g in die zin dat het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen op een kleinschalig kampeerterrein wordt vergroot tot ten hoogste 25 standplaatsen, mits:

  • a. er geen stacaravans worden geplaatst en/of seizoenplaatsen worden ingericht;
  • b. het bijbehorende erf een omvang heeft van ten minste 2.500 m²;
  • c. buiten een zone van 500 m aan weerszijden van de Noordelijke Elfstedenvaarroute ten hoogste 15 kampeerterreinen worden aangelegd;
  • d. de afstand van de gronden waar het kampeerterrein feitelijk gevestigd wordt tot de dichtstbijzijnde gevel van een naastgelegen woonhuis ten minste 50,00 m bedraagt;
  • e. het kleinschalig kampeerterrein landschappelijk wordt ingepast en dat de specifieke landschapskarakteristieken worden ontzien;
  • f. het kleinschalig kampeerterrein op een goede wijze bereikbaar is;
  • g. het kamperen uitsluitend wordt toegestaan in de periode van 1 april tot 1 oktober;
  • h. aangetoond wordt dat de realisatie van een kleinschalig kampeerterrein niet in strijd is met de ecologische en archeologische waarden en de externe veiligheid;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waardevolle zichtlijnen op dorpssilhouetten;
  • j. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • k. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.5 Tweede huishouden

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder j in die zin dat een bedrijfswoning al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten wordt gebruikt voor meer dan één huishouden, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede huishouden;
  • b. de huisvesting van een tweede huishouden noodzakelijk is voor het constante toezicht op het agrarisch bedrijf dan wel de huisvesting noodzakelijk is in verband met de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
  • c. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er niet meer dan twee bedrijfswoningen worden gevestigd;
  • d. de afwijking in overeenstemming is met het geldende Woonplan;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.6 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder l in die zin dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor bewoning, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 80 m²;
  • d. de inrichting van het vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de bewoning ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg.
3.5.7 Opgaande teelten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder m in die zin dat de gronden ten behoeve van bosbouw of de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering worden gebruikt voor sierteelt, fruitteelt of overige opgaande teeltvormen, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast in aansluiting op bestaande opgaande landschapselementen en/of dorpsranden;
  • b. de oppervlakte van een boscomplex ten hoogste 1 hectare bedraagt;
  • c. deze afwijking niet wordt toegepast op gronden die zijn voorzien van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' en 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' en de aanduidingen 'luchtvaartverkeerzone - invliegfunnel' en 'vrijwaringszone - molenbiotoop';
  • d. een minimale afstand van 10,00 m wordt aangehouden tot aangrenzende agrarische productiegronden in verband met schaduwwerking;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waardevolle zichtlijnen op dorpssilhouetten;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
3.5.8 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder o in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatig gebruik, mits:

  • a. de paardrijbak bij een agrarisch bedrijf op een afstand van ten hoogste 100 m uit de dichtstbijzijnde gevel van de bedrijfswoning ten behoeve van het eigen gebruik wordt aangelegd;
  • b. de paardrijbak anders dan bij een agrarisch bedrijf wordt aangelegd op een afstand van ten hoogste 100 m uit de dichtstbijzijnde gevel van de bedrijfswoning of het woonhuis, ten behoeve waarvan de paardrijbak voor het eigen gebruik wordt aangelegd;
  • c. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en landschappelijk wordt ingepast;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waardevolle zichtlijnen op dorpssilhouetten;
  • e. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
  • f. de afstand van de paardrijbak ten minste 50 m tot de bestemmingsgrens van de betreffende woning bedraagt.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en/of ophogen van gronden, ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van waarde - kruinige percelen" of "specifieke vorm van waarde - steilrand/microreliëf".
  • b. het dempen en/of graven van sloten en andere watergangen, ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van waarde - kruinige percelen";
  • c. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
  • d. het aanleggen en/of verharden van landbouwontsluitingswegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van het aanleggen en/of verharden van paden ter ontsluiting van kuilvoerplaten en sleufsilo's;
  • e. het aanleggen van ondergrondse, bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen;
  • f. het (gedeeltelijk) verwijderen van karakteristieke gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".
3.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de cultuurhistorische en archeologische waarden, dan wel, indien het de vergunning genoemd in 3.6.1 onder a. betreft, tevens de herkenbaarheid van de verkaveling in stand moet blijven.

Indien het de vergunning genoemd in 3.6.1 onder f betreft, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een gebouw betreft die op zichzelf niet karakteristiek zijn en waarbij door verwijdering daarvan de karakteristieke hoofdvorm van het gebouw niet onevenredig wordt aangetast.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Vergroten bouwvlak tot 3,00 hectare

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aan een bedrijfskavel grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf", "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf" of “specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf”, met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 3,00 hectare, waarbij de oppervlakte van het bouwvlak in gebruik zijnde ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten ten hoogste 1,50 hectare zal bedragen;
  • b. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzaak van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
  • c. er binnen de bestaande bedrijfskavel geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  • d. met de vormgeving en inrichting van het bouwvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur;
  • e. de uitbreiding van de bedrijfskavel vergezeld gaat van een erfinrichtingsplan dat rekening houdt met het landschapstype;
  • f. er voldoende afstand wordt aangehouden tot andere ruimtelijke elementen;
  • g. de infrastructurele ontsluiting toereikend is voor de bedrijfsontwikkeling;
  • h. er sprake is van een evenwichtige ordening, maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • j. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm, waarbij een minimum wordt gehanteerd van ten minste 15% van de toegenomen oppervlakteverharding.
3.7.2 Nieuw bedrijfskavel agrarisch bedrijf

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een nieuwe bedrijfskavel met de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf”, met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, wordt aangebracht, mits:

  • a. deze wijziging uitsluitend bij hoge uitzondering wordt toegepast, indien er sprake is van een noodzakelijke verplaatsing van een bestaande vestiging in verband met:
    • 1. uitplaatsing uit de ecologische hoofdstructuur;
    • 2. uitplaatsing uit een bebouwingslint of -cluster als knelpuntsituatie vanwege ruimtegebrek, milieuhinder of uitplaatsing;
    • 3. het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van een bestaande bedrijfslocatie. In dit geval wordt het bedrijf een nieuwe ontwikkelingslocatie geboden, waarbij de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf”, met inbegrip van het daarbinnen gelegen bouwvlak, op de bestaande locatie wordt verkleind tot de omvang van de bestaande bebouwing;

en er redelijkerwijs geen mogelijkheid is om gebruik te maken van een bestaande bedrijfskavel;

  • b. deze wijzigingsbevoegdheid niet wordt toegepast in gebieden met een waterbergingsopgave;
  • c. de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 3,00 hectare zal bedragen;
  • d. een nieuwe bedrijfskavel uitsluitend aan de randen van open gebieden langs een bestaande weg wordt gesitueerd;
  • e. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf;
  • f. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • g. met de vormgeving en inrichting van het bouwvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur, waarbij de richtlijnen in paragraaf 5.2.2.4. van de toelichting van overeenkomstige toepassing zijn;
  • h. de aanvraag om wijziging vergezeld gaat van een erfinrichtingsplan dat rekening houdt met het landschapstype;
  • i. er voldoende afstand wordt aangehouden tot andere ruimtelijke elementen;
  • j. er sprake is van een evenwichtige ordening, maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
  • k. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waardevolle zichtlijnen op dorpssilhouetten;
  • l. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • m. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm, waarbij een minimum wordt gehanteerd van ten minste 15% van de toegenomen oppervlakteverharding.
3.7.3 Geheel of gedeeltelijk verwijderen bedrijfskavel

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een bedrijfskavel, met inbegrip van een wijziging of verwijdering van het daarbinnen gelegen bouwvlak, geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

  • de bedrijfsvoering geheel of gedeeltelijk is beëindigd;
3.7.4 Wijziging situering bedrijfskavel

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een ter plaatse aangegeven bedrijfskavel, met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, bij gelijkblijvende oppervlakte, qua situering wordt gewijzigd, mits:

  • a. er een bedrijfstechnische noodzaak is om ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen of het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten de situering van de bedrijfskavel te wijzigen;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waardevolle zichtlijnen op dorpssilhouetten;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.5 Wijziging situering windturbine

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "windturbine” ter plaatse wordt verwijderd en op een andere plek weer wordt aangebracht, mits:

  • a. deze bevoegdheid uitsluitend wordt toegepast voor de verplaatsing van een reeds op de verbeelding opgenomen aanduiding "windturbine" binnen een straal van ten hoogste 30 m vanuit de bestaande mastlocatie van de windturbine;
  • b. de bestaande aanduiding "windturbine"  wordt verwijderd en elders de aanduiding "windturbine" wordt aangebracht;
  • c. de bouwregels van 3.2.2 daarbij onverkort van kracht blijven;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke waarden, archeologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
3.7.6 Wijziging naar natuur

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 16 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. de wijziging betrekking zal hebben op gronden die:
    • 1. in verband met externe productieomstandigheden reeds beperkingen ondervinden en/of die landbouwkundig beperkte gebruiksmogelijkheden hebben, dan wel;
    • 2. nodig zijn voor de afronding van natuurgebieden;
  • d. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven;
  • e. rekening wordt gehouden met voorzienbare nieuwe infrastructuur, dorpsuitbreidingen en (uitbreiding van) bedrijventerreinen;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de bodemkundige, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.7 Wijzigen bedrijfskavel naar wonen met compensatie

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormalige boerderijpanden', ten behoeve van een functieverandering in combinatie met de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen en/of overkappingen van een bedrijfskavel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 25 of 27 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. op de betreffende voormalige bedrijfskavel ten minste 1.500 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, wordt gesloopt, dan wel gezamenlijk op meerdere voormalige bedrijfskavels ten minste 1.500 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, wordt gesloopt, waarbij per bedrijfskavel minimaal 250 m² moet worden gesloopt;
  • e. er geen panden worden gesloopt die als rijksmonument zijn aangewezen of die als karakteristiek zijn aangemerkt;
  • f. ter compensatie van de sloop ten hoogste één nieuw woonhuis wordt gebouwd;
  • g. de wijziging in overeenstemming is met het geldende Woonplan;
  • h. het ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woonhuis direct achter of naast de voormalige bedrijfswoning of het voormalig boerderijpand wordt gebouwd, zodat er ten hoogste twee bestemmingsvlakken met de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' worden gerealiseerd;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.8 Wijzigen naar wonen met compensatie in relatie tot bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijen'

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de bouw van een woonhuis ter compensatie van de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen en/of overkappingen binnen de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijpanden', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 25 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de oppervlakte van het woonhuis ten hoogste 150 m² zal bedragen;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. er binnen het bestemmingsvlak 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' ten minste 1.500 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en/of overkappingen, wordt gesloopt;
  • e. er geen panden worden gesloopt die als rijksmonument zijn aangewezen of die als karakteristiek zijn aangemerkt;
  • f. ter compensatie van de sloop ten hoogste één nieuw woonhuis wordt gebouwd;
  • g. de wijziging in overeenstemming is met het geldende Woonplan;
  • h. het ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woonhuis direct achter of naast het bestaande woonhuis wordt gebouwd, zodat er ten hoogste één bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' wordt gerealiseerd;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.9 Wijzigen bedrijfskavel naar wonen zonder compensatie

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' ten behoeve van een functieverandering van een bedrijfskavel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 25 of 27 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de voormalige bedrijfsgebouwen, die landschapsontsierend zijn, worden gesaneerd ten behoeve van de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.10 Vergroten bestemmingsvlakken voor het wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming(en) 'Wonen' en/of 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' ten behoeve van het vergroten van bestemmingsvlakken, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 25 of 27 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak voor het wonen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ten hoogste 5.000 m² zal bedragen;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing van de gronden ten behoeve van het wonen en de gronden als één aaneengesloten geheel worden ingericht;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waardevolle zichtlijnen op dorpssilhouetten;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm, waarbij een minimum wordt gehanteerd van ten minste 15% van de toegenomen oppervlakteverharding.
3.7.11 Wijzigen bedrijfskavel naar bedrijven

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf', 'Bedrijf - 2' of 'Horeca' ten behoeve van een functieverandering van een bedrijfskavel, mits:

  • a. de bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 4, artikel 6, met dien verstande dat uitsluitend bedrijven zijn toegestaan die zijn genoemd in Bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2 dan wel naar de aard en invloed daarmee gelijk te stellen bedrijven, of artikel 14 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming 'Horeca' zal de volgende omschrijving van het horecabedrijf van toepassing zijn:
    • 1. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van horecabedrijven in de vorm van theeschenkerijen, lunchrooms, kleinschalige hotels of pensions, restaurants of bed and breakfast, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - horecabedrijf vrijgekomen agrarisch bedrijf";
  • d. de bestaande (karakteristieke) verschijningsvorm van de gebouwen en de landschappelijke kenmerken van het bijbehorende erf niet worden aangetast;
  • e. er geen opslag buiten de gebouwen op het erf plaatsvindt;
  • f. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • g. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalige agrarisch gebruikte gebouwen dan wel dat na de sloop van functieloze, beeldverstorende gebouwen, vervangende nieuwbouw mag worden opgericht, mits ten hoogste 50% van de gesloopte oppervlakte wordt terug gebouwd;
  • h. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel het voormalige boerderijpand;
  • i. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • j. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • k. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.12 Nieuwe zorgboerderijen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Maatschappelijk - Zorgboerderij' ten behoeve van een functieverandering van een bedrijfskavel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Bijlage 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
  • c. de bestaande (karakteristieke) verschijningsvorm van de gebouwen en de landschappelijke kenmerken van het bijbehorende erf niet worden aangetast;
  • d. er geen sprake is van onevenredig schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalige agrarisch gebruikte gebouwen dan wel dat na de sloop van functieloze, beeldverstorende gebouwen, vervangende nieuwbouw mag worden opgericht, mits ten hoogste 50% van de gesloopte oppervlakte wordt terug gebouwd;
  • f. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel het voormalige boerderijpand;
  • g. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.13 Verlenging Kletsefeart

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Water' ten behoeve van het verlengen van de Kletsefeart, mits:

  • a. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast op gronden ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied Kletsefeart";
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 24 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. deze wijzigingsbevoegdheid al dan niet gelijktijdig wordt toegepast met de wijzigingsbevoegdheid in artikel 24, lid 24.5.1;
  • d. er geen sprake is van onevenredig schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. met de vormgeving en inrichting van de vaart zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.14 Verbreden vaart naar Dekemastate

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Water' ten behoeve van het verbreden van de vaart naar Dekemastate, mits:

  • a. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast op gronden ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied vaart Dekemastate";
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 24 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. er geen sprake is van onevenredig schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. met de vormgeving en inrichting van de vaart zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.15 Wijzigen naar wonen verplaatsen agrarisch bedrijf Martenawei

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemmingen 'Wonen' en/of 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' ten behoeve van een functieverandering en al dan niet nieuwe woningbouw als gevolg van verplaatsing van het agrarische bedrijf, mits:

  • a. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast op gronden ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied wonen";
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 25 en/of 27 van overeenkomstige toepassing zijn, waarbij de regels van artikel 27 van toepassing zijn op het aanwezige en te behouden boerderijpand;
  • c. de bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
  • d. alle bouwwerken, met uitzondering van het te behouden boerderijpand, en verharding van het perceel worden verwijderd en het perceel zodanig wordt ingericht dat woningbouw ter plaatse mogelijk is (in afwijking hiervan zie onder g);
  • e. er ten hoogste 5 woonhuizen worden gebouwd in het bestaande bebouwingslint tussen de woonhuizen Martenawei 2 en 4;
  • f. de wijziging in overeenstemming is met het geldende Woonplan;
  • g. ten minste de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing bestaande uit de ligboxstal en de mest- en sleufsilo's worden verwijderd, in geval er geen woningbouw plaatsvindt en de wijziging alleen betrekking heeft op een functieverandering naar de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijpanden';
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.