direct naar inhoud van Artikel 25 Wonen
Plan: Bûtengebiet en doarpen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0081.04BP0002-VA02

Artikel 25 Wonen

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.24 Wonen

in de toelichting.

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen en bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven en/of mantelzorg;
  • b. woonhuizen en bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven en/of mantelzorg, alsmede verhuur van fietsen, kano's en daarmee vergelijkbare kleinschalige recreatieproducten, bed and breakfast, recreatieappartementen en theeschenkerij en theetuin, ter plaatse van de aanduiding "gemengd";
  • c. woonhuizen en bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven en/of mantelzorg in de vorm van een voormalige agrarische bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - voormalige agrarische bedrijfswoning";

waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd, zoals die per adres zijn beschreven in Bijlage 4;

  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle kruinige percelen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - kruinige percelen";
  • e. een molenromp, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - molenromp";

met daaraan ondergeschikt:

  • f. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • g. wegen en paden;
  • h. water;
  • i. een recreatiewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "recreatiewoning";

met de daarbijbehorende:

  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. andere bouwwerken.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Woonhuizen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mag uitsluitend een woonhuis worden gebouwd;
  • b. het aantal hoofdgebouwen zal per bestemmingsvlak ten hoogste één bedragen;
  • c. de afstand van een hoofdgebouw ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • d. de bijbehorende bouwwerken zullen achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen, tenzij de bestaande gezamenlijke oppervlakte van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw of overkapping   Gezamenlijke oppervlakte in m²   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  max   max   min   max   max  
Hoofdgebouw   1501   3,502   303   60   10,002  
bijbehorende bouwwerken   801    3,00   -   60   6,00  

1 de gezamenlijke oppervlakte van een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 200 m² bedragen
2 tenzij de bestaande goot- en/of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de goot- en/of bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte zal bedragen
3 tenzij de bestaande dakhelling minder bedraagt, in welk geval de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling zal bedragen  

25.2.2 Recreatiewoning

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. een recreatiewoning zal uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "recreatiewoning";
  • b. de oppervlakte van een recreatiewoning zal ten hoogste 60 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een recreatiewoning zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een recreatiewoning zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • e. de dakhelling van een recreatiewoning zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen.
25.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de oppervlakte en bouwhoogte van een molenromp, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - molenromp", zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte en bouwhoogte bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • d. er zullen geen paardrijbakken worden gebouwd.
25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Vergroten goothoogte hoofdgebouw

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2.1 onder f in die zin dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot 5,00 m, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.3.2 Vergroten oppervlakte hoofdgebouw

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2.1 onder f in die zin dat de oppervlakte van een hoofdgebouw met ten hoogste 50 m² wordt vergroot, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken ten hoogste 300 m² zal bedragen;
  • b. de vergroting aansluit bij het bebouwingsbeeld en de bebouwingsstructuur van de directe omgeving;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.3.3 Vergroten oppervlakte bijbehorende bouwwerken etc.

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2.1 onder f in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken met ten hoogste 50 m² wordt vergroot, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken ten hoogste 300 m² zal bedragen;
  • b. er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en het erf, waarbij tenminste 50% van het erf, exclusief de oppervlakte van het hoofdgebouw, onbebouwd blijft;
  • c. de vergroting aansluit bij het bebouwingsbeeld en de bebouwingsstructuur van de directe omgeving;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.3.4 Vergroten bouwhoogte andere bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2.3 onder c in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken, niet zijnde windmolens, wordt vergroot tot ten hoogste 15,00, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.3.5 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2.3 onder d in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 25.5.6 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
25.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • c. het gebruik van gedeelten van een hoofdgebouw, inclusief bijbehorende bouwwerken bij het hoofdgebouw, voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het hoofdgebouw, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in het hoofdgebouw meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve anders dan het plaatsen van kampeermiddelen, tenzij ter plaatse van de aanduiding "recreatiewoning" en dagrecreatieve doeleinden;
  • e. het gebruik van gronden ten behoeve van standplaatsen voor kampeermiddelen anders dan een kleinschalig kampeerterrein per woonhuis, mits:
    • 1. er niet meer dan 15 standplaatsen voor kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, worden ingericht;
    • 2. het kamperen plaatsvindt binnen de periode van 1 april tot 1 oktober;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel;
  • h. het gebruik van gronden voor de aanleg van een paardrijbak.
25.5 Afwijken van de gebruiksregels
25.5.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.4 onder b in die zin dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor bewoning, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m².
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.5.2 Verhuur

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.4 onder b in die zin dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk na beëindiging van mantelzorg, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor recreatieve bewoning op de wijze van verhuur van recreatieve woonruimte, mits:

  • a. het bebouwingspercentage ten behoeve van de verhuur ten hoogste 30% zal bedragen van het totaal op het bouwperceel toegestane bebouwde oppervlak;
  • b. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, zodanig dat een bewoner van het woonhuis ook de verhuur bedrijfsmatig exploiteert;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.5.3 Specifieke dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.4 onder c en d in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor verhuur van fietsen, kano's en daarmee vergelijkbare kleinschalige recreatieproducten, bed and breakfast, recreatieappartementen en theeschenkerij en theetuin, mits:

  • a. de toetsingscriteria, specifiek genoemd in Bijlage 1 met betrekking tot de in de aanhef genoemde activiteiten hier van overeenkomstige toepassing zijn, met dien verstande dat de gebruiksoppervlakte ten hoogste 30% zal bedragen van het totaal op het bouwperceel toegestane bebouwde oppervlak;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.5.4 Vergroten aantal kampeermiddelen tot 25 standplaatsen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.4 onder e in die zin dat het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen op een kleinschalig kampeerterrein wordt vergroot tot ten hoogste 25 standplaatsen, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toepast op een perceel met een minimale omvang van 2.500 m² en dat qua oppervlakte en ruimtelijke uitstraling vergelijkbaar is met een agrarisch bedrijfsperceel;
  • b. buiten een zone van 500 m aan weerszijden van de Noordelijke Elfstedenvaarroute ten hoogste 15 kampeerterreinen worden aangelegd;
  • c. er geen stacaravans worden geplaatst en/of seizoenplaatsen worden ingericht;
  • d. de afstand van de gronden waar het kampeerterrein feitelijk gevestigd wordt tot de dichtstbijzijnde gevel van een naastgelegen woonhuis ten minste 50,00 m bedraagt;
  • e. het kleinschalig kampeerterrein landschappelijk wordt ingepast en dat de specifieke landschapskarakteristieken worden ontzien;
  • f. het kleinschalig kampeerterrein op een goede wijze bereikbaar is;
  • g. het kamperen uitsluitend wordt toegestaan in de periode van 1 april tot 1 oktober;
  • h. aangetoond wordt dat de realisatie van een kleinschalig kampeerterrein niet in strijd is met de ecologische en archeologische waarden en de externe veiligheid;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waardevolle zichtlijnen op dorpssilhouetten;
  • j. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • k. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.5.5 Internetdetailhandel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.4 onder g in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met wonen worden gebruikt voor internetdetailhandel, mits:

  • a. de voor internetdetailhandel gebruikte vloeroppervlakte ten hoogste 25 m² bedraagt;
  • b. er geen sprake is van een showroom- en baliefunctie;
  • c. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, zodanig dat een bewoner van het woonhuis ook de internetdetailhandel bedrijfsmatig exploiteert;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.5.6 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.4 onder h in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:

  • a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waardevolle zichtlijnen op dorpssilhouetten;
  • c. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
  • d. de afstand van de paardrijbak ten minste 50 m tot de bestemmingsgrens van de betreffende woning bedraagt.
25.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
25.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren en/of ophogen van gronden, ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van waarde - kruinige percelen";
  • b. het dempen en/of graven van sloten en andere watergangen, ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van waarde - kruinige percelen";
  • c. het (gedeeltelijk) verwijderen van karakteristieke gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".
25.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 25.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen in geval van lid c;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
25.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunningen genoemd in 25.6.1 onder a en b kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de cultuurhistorische en archeologische waarden, waarbij tevens de herkenbaarheid van de verkaveling in stand moet blijven.

Indien het de omgevingsvergunning genoemd in 25.6.1 onder c betreft, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een gebouw betreft die op zichzelf niet karakteristiek zijn en waarbij door verwijdering daarvan de karakteristieke hoofdvorm van het gebouw niet onevenredig wordt aangetast.
25.7 Wijzigingsbevoegdheid
25.7.1 Recreatieve bewoning

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "recreatiewoning" wordt aangebracht, mits:

  • a. een woonhuis in gebruik wordt genomen voor recreatieve bewoning;
  • b. het woonhuis zowel voor permanente als voor recreatieve bewoning mag worden gebruikt;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.