direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Snakkerburen - Op 'e Tún
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0080.11001WP01-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Centraal in Snakkerburen ligt een binnentuin die niet meer gebruikt wordt. Bij de gemeente is het verzoek ingediend om op een deel hiervan, een woning te bouwen. Dit is op basis van het bestemmingsplan niet toegestaan (zie paragraaf 1.3).

Wel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee de ontwikkeling mogelijk kan worden gemaakt. Met dit wijzigingsplan wordt hieraan toepassing gegeven.

1.2 Plangebied

Het plangebied van dit wijzigingsplan betreft een westelijke deel van de centraal gelegen binnentuin in Snakkerburen. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.11001WP01-VG01_0001.jpeg" Figuur 1.1 Globale ligging van het plangebied

1.3 Planologisch regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Snakkerburen, dat is vastgesteld op 24 juni 2008. In dit bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Binnentuin' en is aangeduid dat op deze gronden een wijzigingsbevoegdheid van toepassing is.

Binnen de bestemming 'Binnentuin' zijn de gronden bestemd voor tuinen, geen erven zijnde en gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer. Ondergeschikt hieraan zijn wegen, straten, stegen en paden, nutsvoorzieningen en de bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd met een goothoogte van maximaal 3 meter en een dakhelling van maximaal 60 graden.

Op grond van de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 10.7 kunnen burgemeester en wethouders de bestemming 'Binnentuin' wijzigen in de bestemming 'Woondoeleinden 2', mits:

  • a. de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'wijzigingsbevoegdheid';
  • b. als hoofdgebouwen uitsluitend woonhuizen zullen worden gebouwd;
  • c. het aantal hoofdgebouwen ten hoogste 2 zal bedragen;
  • d. het oppervlak van een hoofdgebouw maximaal 150 m2 zal bedragen;
  • e. een hoofdgebouw vrijstaand zal worden gerealiseerd;
  • f. er geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de eventuele archeologische waarden van het gebied;
  • g. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden, voor het overige, de bepalingen van artikel 4 van toepassing zijn;
  • h. de wijzigingsbevoegdheid zal passen binnen het gemeentelijk als ook het provinciaal volkshuisvestingsbeleid.

De gewenste situatie kan juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt via deze wijzigingsbevoegdheid. Hiervoor moet een wijzigingsplanprocedure worden doorlopen. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de wijzigingscriteria.

In figuur 1.2 is een uitsnede van de verbeelding weergegeven met daarin het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.11001WP01-VG01_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Ligging plangebied met geldend bestemmingsplan Snakkerburen

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit wijzigingsplan is als volgt opgezet: in hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de bestaande situatie, de voorgenomen situatie en vindt een toetsing aan de wijzigingscriteria plaats. Hoofdstuk3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit wijzigingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische regeling van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Omgeving plangebied

De gronden van dit wijzigingsplan maken deel uit van de dorpskern van Snakkerburen. Snakkerburen betreft een klein dorp, dat direct ten noorden van Leeuwarden ligt, aan de oostoever van de Dokkumer Ee. Het dorp wordt gekenmerkt door een zogeheten wigvorm, waarbij het noorden relatief breed is opgezet en het dorp richting het zuiden steeds smaller wordt. De oost- en westrand van het dorp zijn ingericht als bebouwingslinten, die voornamelijk uit woningen bestaan. Deze woningen bestaan voornamelijk uit één bouwlaag met een kap. De meeste woningen betreffen vrijstaande woningen, maar er zijn ook rijwoningen in het dorp. Daarnaast is er ook enkele lichte bedrijvigheid aanwezig. Dit ligt ten noorden en noordwesten van het plangebied. De ontsluiting van het dorp loopt langs de oostzijde, waar via de weg Oan 'e Dijk Leeuwarden bereikt kan worden.

2.2 Huidige situatie plangebied

In de huidige situatie maakt het plangebied deel uit van de zogeheten binnentuin van het dorp. Het heeft centraal een groene structuur die kenmerkend is voor de opbouw van het dorp. Het plangebied ligt in de zuidwesthoek van deze groene zone.

In en op de grens van het plangebied staan een aantal bomen. In het plangebied staan twee schuren ten behoeve van opslag voor onderhoud aan de binnentuin. Dit betreft een schuur in de zuidoosthoek van het plangebied, en één in de noordwesthoek. Beide schuren bestaan uit één bouwlaag met een kap.

De gronden die niet bebouwd zijn en niet beplant met bomen zijn ingericht als grasland. In figuur 2.1 is een luchtfoto weergeven van de huidige situatie in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.11001WP01-VG01_0003.jpeg" Figuur 2.1 Huidige situatie in het plangebied

2.3 Gewenste situatie

Het voornemen is om in het plangebied een vrijstaande woning te realiseren, inclusief bijgebouwen. Het plangebied wordt ten behoeve hiervan ingericht als woonkavel. In figuur 2.2 is de schematische indeling van het plangebied in de voorgenomen situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.11001WP01-VG01_0004.jpg" Figuur 2.2. Schematische weergave van de voorgenomen inrichting van het plangebied

Er zijn op dit moment nog geen tekeningen beschikbaar van de woning. Omdat gebruikt wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid uit het geldende bestemmingsplan, zal deze echter voldoen aan de maatvoering die wordt gehanteerd in de bestemming 'Woondoeleinden 2' en die in de wijzigingscriteria zijn opgenomen. Dit houdt in dat de woning een maximale goot- en bouwhoogte van 6,50 en 10 meter krijgen en wordt voorzien van een kap met een dakhelling tussen de 30 en 60 graden. Verder zal de oppervlakte van de woning maximaal 150 m2 bedragen.

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling worden een aantal bomen gekapt en worden tevens de schuren in de zuidoostelijke en de noordwestelijke hoek van het plangebied gesloopt. Ter plaatse van de noordwestelijke schuur wordt vervolgens een nieuwe schuur gerealiseerd. Daarnaast mogen vergunningsvrij nog bijgebouwen worden gerealiseerd op het perceel.

Door alle bebouwing zoveel mogelijk op het westelijke deel van de kavel te realiseren, blijft het oostelijke deel vrij van bebouwing. Dit is in overeenstemming met de bestaande dorpsstructuur, waarbij het centrale gedeelte groen is ingericht. Zo draagt de voorgenomen inrichting van het plangebied bij aan deze structuur van het dorp. Door de situering van het bouwvlak in combinatie met de bouwregels, waarbij bijgebouwen alleen achter de naar de weg gekeerde gevel zijn toegestaan, zal het voorerf ook daadwerkelijk vrij blijven van bebouwing.

Het parkeren ten behoeve van de woning zal plaatsvinden op eigen terrein, waar voldoende ruimte is om te voorzien in de volledige parkeerbehoefte.

2.4 Toetsing aan de wijzigingscriteria

In deze paragraaf wordt het initiatief getoetst aan de wijzigingscriteria die in de regeling van het geldende bestemmingsplan Snakkerburen van de gemeente Leeuwarden zijn opgenomen in artikel 10.7. Hiermee kunnen Burgemeester en wethouders het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Binnentuin' wordt gewijzigd ten behoeve van de bestemming 'Woondoeleinden 2'. In deze paragraaf worden de voorwaarden waaraan voldaan moet worden getoetst.

De gronden op de kaart moeten zijn voorzien van de aanduiding 'wijzigingsbevoegdheid'.

Hier is inderdaad sprake van, is af te lezen van de verbeelding van het huidige bestemmingsplan.

Als hoofdgebouwen mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd.

In het plangebied wordt één woonhuis gerealiseerd, die dient als hoofdgebouw.

Het aantal hoofdgebouwen mag ten hoogste 2 zal bedragen.

Er wordt één vrijstaande woonhuis gebouwd, waardoor wordt voldaan aan dit maximale aantal.

Het oppervlak van een hoofdgebouw mag maximaal 150 m2 bedragen.

Er wordt één woonhuis van maximaal 150 m2 voorzien. Dit is vastgelegd door middel van een bouwvlak met een oppervlakte van 150 m2. Daardoor is het niet mogelijk is om een groter hoofdgebouw te realiseren dan deze oppervlakte.

Een hoofdgebouw moet vrijstaand worden gerealiseerd.

Hier is sprake van.

Er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de eventuele archeologische waarden van het gebied.

In paragraaf 4.8 wordt ingegaan op het aspect archeologie en onderbouwd dat geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

Na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid dienen voor de betreffende gronden, voor het overige, de bepalingen van artikel 4 van toepassing te zijn.

In de regels van dit wijzigingsplan zijn de bepalingen uit artikel 4 van het moederplan van toepassing verklaard.

De wijzigingsbevoegdheid zal passen binnen het gemeentelijk als ook het provinciaal volkshuisvestingsbeleid.

In paragraaf 3.3 is onderbouwd dat de woning past in het gemeentelijk woonbeleid.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit wijzigingsplan. Hierbij komen het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid aan bod.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijk beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Voor dit wijzigingsplan zijn de regels ten aanzien van de defensie van belang. Ten aanzien van defensie zijn de zones rond radarstations van belang. Op de vliegbasis Leeuwarden is een radarstation aanwezig en in Wier is een radarpost. Rond deze radars is een radarverstoringsgebied van toepassing. Binnen de radarverstoringsgebieden gelden bouwbeperkingen ten aanzien van de bouwhoogten. In het wijzigingsplan wordt geen (nieuwe) bebouwing mogelijk gemaakt die van invloed is of kan zijn voor het radarverstoringsgebied. Het wijzigingsplan is in overeenstemming met het Barro.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevatten. Indien het project die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er ook gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

De functiewijziging van het plangebied maakt het mogelijk dat één woonhuis in het plangebied wordt gerealiseerd. Dit betreft geen stedelijke ontwikkeling in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarom is toetsing aan de ladder niet noodzakelijk. Desondanks is in paragraaf 3.3 de behoefte aan de woning uiteengezet.

3.2 Provinciaal beleid

Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.

In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Indien dit niet mogelijk is, kan aansluitend op bestaand stedelijk gebied een uitbreidingslocatie worden toegestaan. Volgens de verordening valt de locatie binnen het bestaand stedelijk gebied. Hier kunnen stedelijke functies, zoals woningen worden toegevoegd.

In artikel 3.1.1 is opgenomen dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. In paragraaf 3.3 is nader onderbouwd dat het voornemen past binnen het gemeentelijk woonbeleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan Snakkerburen

Het ruimtelijke gemeentelijk beleid ten aanzien van het plangebied is opgenomen in het geldende bestemmingsplan Snakkerburen, dat is vastgesteld op 24 juni 2008. Voor het plangebied is in dit bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen naar een woonbestemming. Hiermee wordt de ontwikkeling in het plangebied mogelijk gemaakt.

Door te voldoen aan de wijzigingscriteria die zijn opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid in dit bestemmingsplan wordt voldaan aan het gemeentelijke beleid en is het voornemen in overeenstemming met de gemeentelijke beleidspunten.

Bestemmingsplan Leeuwarden - Partiële herziening Plan voor de zon

De gemeente Leeuwarden heeft de ambitie om vrij te zijn van fossiele brandstoffen. Dit betekent dat fors op duurzame energie moet worden ingezet. Dit bestemmingsplan geeft inhoud aan het plan voor de zon, een plan om de realisering van zonne-energie- of zonnewarmteprojecten makkelijker mogelijk te maken.

Voor het plangebied geldt de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - bestaand stedelijk gebied'. Ter plaatse geldt een regeling waarin is bepaald dat een omgevingsvergunning niet is vereist indien de activiteit betrekking heeft op het bouwen van zonnepanelen en/of -collectoren op al dan niet bestaande constructies en/of in permanente grondopstelling. Daaraan is een aantal voorwaarden gekoppeld.

Partiële herziening Archeologie

De gemeente heet met de Partiële herziening Archeologie een bestemmingsplan ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden in de gemeente. Dit parapluplan is van toepassing op het grondgebied van de gemeente Leeuwarden, exclusief de gronden van de voormalige gemeenten Leeuwarderadeel en Littenseradiel, voor zover er sprake is van archeologische (verwachtings-)waarden. Gronden waar geen onderzoek noodzakelijk is, of gronden die na onderzoek zijn vrijgegeven, zijn niet opgenomen in dit bestemmingsplan.

Voor onderhavig plangebied geldt op basis van het ontwerpbestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'. Ter plaatse geldt dat voor ontwikkelingen met een oppervlakte van 2.500 m2 en dieper dan 0,50 meter beneden maaiveld een archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Bestemmingsplan Leeuwarden - Partiële herziening Parkeren

Tot juli 2018 was het op grond van de gemeentelijke bouwverordening mogelijk om regels te stellen ten aanzien van parkeernormen. Vanaf die datum zijn alle stedenbouwkundige bepalingen van de bouwverordening vervallen en is het bestemmingsplan het enige instrument waarmee parkeernormen kunnen worden afgedwongen. Derhalve heeft de gemeente een partiële herziening vastgesteld.

Deze partiële herziening stelt normen voor het aantal parkeerplaatsen dat beschikbaar moet zijn bij verschillende functies. De regeling geldt voor het hele grondgebied van de gemeente Leeuwarden, inclusief het grondgebied van de voormalige gemeenten Leeuwarderadeel en het deel van Littenseradeel dat nu bij Leeuwarden hoort. Dit bestemmingsplan is primair gericht op het borgen van de bestaande parkeernormen zoals ze zijn opgenomen in de Nota Parkeernormen Leeuwarden 2014.

Bestemmingsplan Leeuwarden - Kamerverhuur

Tot slot is het bestemmingsplan Bestemmingsplan Leeuwarden - Kamerverhuur van toepassing. Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om de verhuur en verkoop van kamers in de gemeente Leeuwarden te reguleren.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Naast het feit dat ontwikkelingen in het plangebied binnen het beleidskader van Rijk, provincie en gemeente tot stand moeten komen, moet rekening worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het plangebied. Uitgangspunt voor het wijzigingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat.

4.1 (Vormvrije) Mer-beoordeling

In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het wijzigingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of m.e.r. - beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Wanneer niet voldaan wordt aan de drempelwaarden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Daarbij lettend op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In onderdeel C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (onderdeel C en D), projectmer-plichtig (onderdeel C) of mer-beoordelingsplichtig (onderdeel D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.

In het Besluit m.e.r. is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een vormvrije mer.

In onderdeel D van het Besluit m.e.r. (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen opgenomen. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 ha of meer, een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer betreft is een planmer-plicht van toepassing. De totale ontwikkeling maakt slechts één woonhuis mogelijk, die qua oppervlakte en aantal ruim onder de grenswaarden blijft. Daarmee is het voornemen niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig.

Daarnaast blijkt uit de beoordeling in de hierop volgende beschreven paragrafen dat gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Er is dan ook geen aanleiding voor het doorlopen van een mer-procedure. Alle milieu- en omgevingsaspecten zijn voldoende onderzocht en leiden niet tot belemmeringen van het plan. Bovendien betreft het voornemen een perceelsgebonden initiatief, wat niet als een stedelijke ontwikkeling in het kader van het Besluit m.e.r. is aan te merken.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. De VNG-publicatie onderscheidt 'gemengde gebieden' en 'functiemengingsgebieden'. Functiemengingsgebieden zijn bijvoorbeeld:

  • stadscentra, dorpscentra of winkelcentra;
  • Of (delen van) woongebieden met kleinschalige cq. ambachtelijke bedrijvigheid.

Het kan daarbij gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemening wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Als een gebied is aangewezen als functiemengingsgebied, dan kan de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor functiemenging worden toegepast. Hierbij is het beter mogelijk om menging van functies toe te staan.

Toetsing

In het plangebied wordt een vrijstaand woonhuis mogelijk gemaakt. Dit betreft een bedrijfshindergevoelig object, waarvoor moet worden bekeken of omliggende bedrijven niet voor hinder zorgen in de voorgenomen situatie.

Ten noorden en noordwesten van het plangebied zijn enkele bedrijven gevestigd. Ter plaatse is bedrijvigheid toegestaan uit milieucategorie 1 en 2, waarvoor een maximale richtafstand van 30 meter ten opzichte van bedrijfshindergevoelige objecten geldt.

De bedrijfslocatie aan het Pollepaed 7 ligt op meer dan 30 meter afstand tot het plangebied. De bedrijfslocatie aan het Pollepaed 8 ligt op kortere afstand, waardoor het voorgenomen woonhuis in het plangebied binnen de richtafstand van dit bedrijf komt te liggen. In de huidige situatie staan er echter ten zuiden van deze bedrijfslocatie al woonhuizen (Pollepaed 10 en 10a) op kortere afstand van het bedrijf dan het voorgenomen woonhuis komt te staan. In de huidige bedrijfsvoering dient daarom al rekening gehouden te worden met deze woonhuizen, en gelden deze woonhuizen (Pollepaed 10 en 10a) dus al als maatgevend. Daarom kan er vanuit worden gegaan dat ter plaatse van het voorgenomen woonhuis, evenals ter plaatse van de huidige maatgevende woonhuizen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Andersom zorgt de komst van het woonhuis ook niet voor een belemmering van de bedrijfsvoering voor de bedrijfslocatie Pollepaed 8, door de aanwezigheid van de maatgevende woonhuizen.

Er is geen nader onderzoek noodzakelijk en het aspect bedrijven en milieuzonering zorgt niet voor belemmeringen voor dit plan.

4.3 Geluid

Toetsingskader

Wegverkeerslawaai

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag, in de meeste gevallen de gemeente, hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

Toetsing

Het plangebied ligt centraal in het dorp Snakkerburen. Direct rondom het plangebied zijn andere woonhuizen en enkele bedrijven gevestigd. Ten oosten van het plangebied, op circa 160 meter afstand tot het plangebied de weg Oan E Dijk. Langs de dorpskern van Snakkerburen geldt hier een maximaal toegestane snelheid van 30 km/uur. Echter, verder richting het noorden, op circa 200 meter afstand tot het plangebied, geldt een maximale snelheid van 60 km/u. Formeel gezien valt het plangebied hiermee binnen de richtafstand van deze weg. Echter, gezien de afstand, de aard van de weg (het betreft een weg met een smalle weginrichting, die richting het buitengebied loopt, met relatief weinig verkeersbewegingen) en de mate van tussenliggende bebouwing (met geluidswerende werking), is op voorhand aan te nemen dat ter plaatse van het plangebied wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Er is op basis van bovenstaande analyse geen nader onderzoek noodzakelijk. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit plan.

4.4 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het projectgebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van minder dan 18 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van minder dan 10 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). De huidige luchtkwaliteit ter plaatse is dus zeer goed.

Plannen die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Een plan voldoet hieraan als het een toename van minder dan 3% van de grenswaarden tot gevolg heeft.

Toetsing

In dit plan is slechts sprake van de functiewijziging van één perceel, waarbij slechts één woonhuis wordt gerealiseerd. Gezien de aard en omvang van dit plan kan er op voorhand vanuit worden gegaan dat dit niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse.

4.5 Water

Toetsingskader

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets wordt gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het plangebied ligt in het beheergebied van Wetterskip Fryslân.

Toetsing

Het project is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij Wetterskip Fryslân. In bijlage 1 is de watertoets toegevoegd. Op het plan is de normale watertoetsprocedure van toepassing. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan.

Waterkwantiteit

Binnen het plangebied wordt een vrijstaand woonhuis mogelijk gemaakt, inclusief bijgebouwen. Daarentegen wordt een bestaande schuur gesloopt. Per saldo zal het verhard oppervlakte met ongeveer 150 m2 toenemen. Daarom zal er geen watercompensatie hoeven te worden toegepast.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Bij nieuwbouw in het plangebied worden deze uitgangspunten in acht genomen.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden.

In dit geval loopt langs het noorden van het plangebied een regionale kering. De beschermingszone van deze kering loopt over het noordelijk deel van het plangebied. Het bouwvlak, waarbinnen het hoofdgebouw wordt gerealiseerd ligt hier buiten. Dit is inzichtelijk gemaakt in figuur 4.1.

Het hoofdgebouw kan om die reden 'gewoon' gerealiseerd worden zonder belemmeringen vanuit de beschermingszone van de regionale kering. Wel wordt een bijgebouw voorzien in het noordwestelijk deel van het plangebied. Met betrekking tot bouwen binnen deze zone wordt overleg gevoerd met Wetterskip Fryslân om te zien onder welke voorwaarden dit eventueel mogelijk is. Dit zal in de uitvoeringsfase plaatsvinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.11001WP01-VG01_0005.jpg"

Figuur 4.1 Ligging van het plangebied en het bouwvlak met de waterkering en bijbehorende beschermingszone

4.6 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Het projectgebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden als Natura 2000 en Natuurnetwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Groote Wielen op circa 2,8 kilometer afstand tot het projectgebied. Het projectgebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Binnen het projectgebied worden slechts één woonhuis gerealiseerd. Gezien dit minieme aantal neemt het aantal verkeersbewegingen van en naar het projectgebied vrijwel niet toe en is sprake van een zeer beperkte aanlegfase. Redelijkerwijs kan daarom worden gesteld dat de ontwikkeling in het projectgebied geen significante gevolgen heeft voor omringende beschermde natuurgebieden.

Natura 2000-gebieden: stikstofdepositie

In Nederland staan veel Natura 2000-gebieden onder druk door een overbelasting van stikstofdepositie. Voor kleine plannen waarvan op voorhand (en goed gemotiveerd) kan worden onderbouwd dat deze - vanwege bijvoorbeeld de grote afstand tot Natura 2000-gebieden - geen negatieve gevolgen kunnen hebben voor de relevante Natura 2000-gebieden, kan een passende beoordeling van de stikstofdepositie achterwege blijven. Hiermee geeft het ministerie ruimte voor een kwalitatieve onderbouwing voor kleine (woningbouw)projecten.

In dit geval ligt het projectgebied op circa 10,8 kilometer afstand van een stikstofgevoelig Natura 2000-gebied, dit betreft het gebied Alde Feanen (het Natura 2000-gebied Groote Wielen is niet stikstofgevoelig). Bij kleine stedelijke ontwikkelingsprojecten zoals dit woningbouwplan, geldt dat er in de gebruiksfase alleen vanuit verkeer enige stikstofemissie is te verwachten aangezien er gasloos gebouwd moet worden. Effecten van stikstof vanwege wegverkeer hebben een beperkt bereik. Dergelijke bronnen zijn namelijk dicht bij de grond geplaatst, waardoor de stikstof snel neerslaat.

Door de kleinschaligheid van de aanvraag, gaat het in de 'gebruiksfase' om een zeer kleine toename aan verkeersbewegingen. Deze verkeersbewegingen gaan op in het grotere aantal verkeersbewegingen van de omliggende ontsluitingswegen. Daarom is op voorhand duidelijk dat deze verkeersbewegingen in redelijkheid, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied niet kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen.

Omdat het slechts om een zeer tijdelijke aanlegfase gaat, kan vanwege de aard van de emissie hiervan (beperkt in hoeveelheid en laag bij de grond) geconcludeerd worden dat het plan niet zal leiden tot een toename van de stikstofdepositie in de kritische gebieden.

 

Daarom hoeft voor dit project geen vergunning op grond van de Wnb te worden aangevraagd.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Ten aanzien van soortenbescherming is in het kader van het wijzigingsplan een quickscan flora en fauna uitgevoerd in verband met de voorgenomen kap- en sloopwerkzaamheden. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 2. Hieruit is naar voren gekomen dat er geen beschermde soorten in het gebied aanwezig zijn en dat nader onderzoek naar beschermde soorten niet noodzakelijk is.

4.7 Bodem

Toetsingskader

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat indien ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

Toetsing

In het kader van dit voornemen is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (bijlage 3). Uit het bodemonderzoek is naar voren gekomen dat de licht verhoogd gemeten gehalten geen aanleiding geven tot het uitvoeren van nader onderzoek. Op basis van de onderzoeksresultaten worden, vanuit milieuhygiënisch oogpunt, geen belemmeringen verwacht ten aanzien van de voorgenomen ontwikkelingen op het perceel. In dit onderzoek is echter nog geen verkennend asbestonderzoek uitgevoerd.

Daarop is een nader onderzoek uitgevoerd (bijlage 4). Op basis van de resultaten hiervan blijkt dat ter plaatse van een schuur op de noordwestzijde van het perceel een asbestverontreiniging is aangetoond. Ter plaatse van de overige onderzochte asbestverdachte situaties is geen verontreiniging met asbest aangetoond.

De verontreinigingssituatie ter plaatse van de schuur met asbesthoudende dakbeplating is voldoende onderzocht en inzichtelijk gemaakt. Aan de zuidzijde van de schuur is de asbestverontreiniging ter plaatse van de 'druppelzone' vastgesteld op circa 14 m3. Ten noorden van de schuur is een asbestverontreiniging ter plaatse van de 'druppelzone' en een mogelijk gedempte watergang vastgesteld van circa 24,5 m3. De totale omvang van de verontreiniging met asbest is vastgesteld op circa 38,5 m3.

Aanvullend bodemonderzoek

In het mengmonster van de bovengrond ter plaatse van de schuren op de zuidoostzijde van het perceel en in het mengmonster van de bovengrond ter plaatse van de voormalige bruimenstruiken en bosschages zijn maximaal lichte verontreinigingen met zware metalen en/of PAK aangetoond. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt worden geen belemmeringen verwacht ten aanzien van de voorgenomen ontwikkelingen.

Indicatieve partijkeuring (grondwal)

Op basis van de gemeten gehalten is de grondwal op de zuidwestzijde van de locatie indicatief beoordeeld als 'klasse industrie'. Visueel en analytisch is op de partij en in het opgeboorde materiaal geen asbest aangetoond. Tijdens de bemonstering is mogelijk Japanse duizendknoop waargenomen op de bemonsterde grondwal.

Als gevolg van de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken zijn maatregelen nodig. De asbestverontreiniging zal gesaneerd moeten worden. De initiatiefnemer heeft aangegeven een sanering opgestart te hebben en deze zal voorafgaand aan de bouw afgerond zijn. Het betreft een historisch geval van bodemverontreiniging en deze zal door middel van een BUS-melding gesaneerd worden. Voor de Japanse Duizendknoop gelden ook aanvullende eisen. In de bodembeheernota van de gemeente is vermeld dat grond waarvan bekend is dat er resten van invasieve exotische planten in zitten, niet mag worden hergebruikt. Voor grond met dergelijke plantenresten moet een passende verwerking worden gezocht, via een erkend verwerker van (resten van) invasieve exoten.

4.8 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2021 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Bestemmingsplan Leeuwarden - Industrieterrein West

Op basis van het geldende bestemmingsplan geldt voor het plangebied geen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie '.

Archeologische waardenkaart Leeuwarden

Op basis van de Archeologische waardenkaart Leeuwarden heeft het plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde. Voor de terreinen met een lage archeologische verwachtingswaarde geldt dat bij (niet mer-plichtige) ontwikkelingen archeologisch onderzoek niet vereist is.

Partiële herziening Archeologie

De gemeente heeft een bestemmingsplan ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden in de gemeente. Dit parapluplan is van toepassing op het grondgebied van de gemeente Leeuwarden.

Voor onderhavig plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'. Hierin is geregeld dat voor ontwikkelingen met een minimale oppervlakte van 2.500 m2 en dieper dan 50 centimeter onder het maaiveld, een archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

FAMKE

Om te kijken of in het projectgebied sprake is van archeologische (verwachtings)waarden is gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) van de Provincie Fryslân. FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, namelijk één voor de periode Steentijd – Bronstijd (300.000 – 800 v Chr) en één voor de periode IJzertijd – Middeleeuwen (800 v Chr – 1500 v Chr).

Op basis van de advieskaart Steentijd - Bronstijd geldt dat geen onderzoek noodzakelijk is. Op basis van de advieskaart IJzertijd - Middeleeuwen geldt dat bij ruimtelijke ingrepen met een minimale oppervlakte van 500 m2 een archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Toetsing

In dit geval worden de grenswaarden van de archeologische dubbelbestemming uit het bestemmingsplan Archeologie en het FAMKE niet overschreden omdat een dergelijke oppervlakte aan bebouwing niet mogelijk wordt gemaakt. Archeologisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk. Indien bij toekomstig graafwerk toch archeologische grondsporen worden aangetroffen en/of vondsten worden gedaan, dient hiervan direct melding te worden gemaakt conform de Erfgoedwet.

4.9 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Met de wijziging van het Bro per 1 januari 2012 dienen gemeenten nadrukkelijk aandacht te besteden aan het aspect cultuurhistorie. Het bestemmingsplan dient een beschrijving te geven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Toetsing

Binnen het plangebied zijn geen beschermde cultuurhistorische waarden aanwezig. Ook tast een nieuwe invulling van de gronden de bestaande structuren niet aan. Door de bebouwing te concentreren op het westelijke deel van de kavel blijft de open groene inrichting van het centrale deel van Snakkerburen behouden. Het aspect cultuurhistorie staat de uitvoering van het project niet in de weg.

4.10 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Er is wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Toetsing

Voor dit plan is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit is naar voren gekomen dat het plangebied niet gelegen is binnen een invloedzone van een risicovolle inrichting, transportroute of buisleiding. Voor wat betreft het aspect externe veiligheid gelden geen beperkingen voor dit wijzigingsplan.

Brandweer Fryslân

De brandweer kan het plangebied bereiken via de erftoegangsweg Op 'e Tún aan de noordzijde van de kavel. Ook zal het mogelijk zijn het erf op te draaien. Hier kan de brandweer zich opstellen in geval van nood. In de omgeving zijn verschillende oppervlaktewatervoorzieningen aanwezig die kunnen dienen als bluswatervoorziening.

4.11 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Toetsing

Er is geen sprake van kabels en leidingen waarmee rekening dient te worden gehouden in het kader van dit wijzigingsplan. Daarmee zijn geen verdere maatregelen noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

Verbeelding

Het wijzigingsplan 'Snakkerburen - Op e Tun' gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Snakkerburen van de gemeente Leeuwarden.

Regels

De regels die deel uitmaken van bestemmingsplan Snakkerburen, vastgesteld 24 juni 2008, artikel 4 'Woondoeleinden 2' en 'Water' zijn van toepassing op dit wijzigingsplan. Voor de volledigheid zijn de relevante regels uit het moederplan uiteengezet in de juridische regeling van dit wijzigingsplan. Daarbij is de systematiek van de SVBP 2012 toegepast.

Daarnaast zijn ten aanzien van de aanwezigheid van vliegbasis Leeuwarden nog de aanduidingen 'luchtvaartverkeerzone - ils verstoringsgebied 2' en 'luchtvaartverkeerzone - obstakelbeheergebied' opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijk uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wro. Door het voeren van de genoemde procedure, met de daar bijhorende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, wordt de maatschappij betrokken bij het plan.

In eerste instantie is het ontwerpwijzigingsplan met bijbehorende stukken gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode zijn 2 zienswijzen ingediend, zowel van omwonenden, als door Wetterskip Fryslân. In bijlage 5 is de reactie en antwoordnota zienswijzen opgenomen. Hierin is uiteengezet dat zienswijze 1 niet leidt tot wijzigingen in het plan. De zienswijze van het Wetterskip heeft geleid tot een wijziging in de toelichting van dit wijzigingsplan. Beide volledige zienswijzen zijn opgenomen als bijlage Bijlage 6 en Bijlage 7.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële uitvoerbaarheid

De initiatiefnemer heeft aangetoond voldoende financiële middelen te hebben voor de uitvoering van dit plan.

Grondexploitatie 

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd. Een exploitatieplan en/of overeenkomst is in dit geval niet aan de orde.

In dit geval is tussen initiatiefnemer en gemeente een anterieure overeenkomst gesloten. Daarmee is het kostenverhaal voldoende verzekerd.