direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Leeuwarden - Eeskwerd
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0080.03004WP01-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op de locatie Eeskwerd aan de Dokkumer Ee te Leeuwarden bestaat het voornemen om 36 grondgebonden woningen te realiseren. Voorheen heeft op de locatie een flatgebouw gestaan. De gronden hebben in de huidige situatie een openbare groene invulling.

Door groene (waterbergende)

De ontwikkeling is niet zonder meer mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan 'Bilgaard, Leeuwarder Bos en omgeving' waarin de gronden zijn bestemd als 'Groen'. Ter plaatse van de locatie is echter wel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee de woningen juridisch-planologisch mogelijk gemaakt kunnen worden. Het onderhavige wijzigingsplan geeft toepassing aan de betreffende wijzigingsbevoegdheid.

1.2 Plangebied

De begrenzing van het plangebied van dit wijzigingsplan is afgestemd op de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' uit het geldende bestemmingsplan 'Bilgaard, Leeuwarder Bos en omgeving'. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.03004WP01-VG01_0001.jpeg"

 Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Planologisch regeling

Bestemmingsplan Bilgaard, Leeuwarder Bos en omgeving

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan 'Bilgaard, Leeuwarder Bos en omgeving', vastgesteld op 31 oktober 2011. In dit bestemmingsplan hebben de gronden van het plangebied de bestemming 'Groen'. De bestemming is bedoeld voor groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden. Woningen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. Het beoogde bouwplan is in principe dan ook in strijd met de geldende bestemming.

Ter plaatse is echter voorzien in de aanduiding 'wro zone – wijzigingsgebied'. Binnen deze zone kunnen ingevolge artikel 31 lid 31.1 sub e van de regels de gronden worden gewijzigd ten behoeve van wonen via de wijzigingsprocedure die artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.03004WP01-VG01_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Geldende bestemmingsplannen met het plangebied

De betreffende wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan:
    • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • b. de woonsituatie;
    • c. de milieusituatie;
    • d. de sociale veiligheid;
    • e. de verkeerssituatie;
    • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • g. de hoogtebeperkingen die voortvloeien uit de gelden luchtvaartwet- en regelgeving in verband met de vliegbasis Leeuwarden, of andere, in het gebied aanwezige hoogtebeperkingen.

Daarnaast gelden nog de volgende aanvullende criteria:

  • 2. uit ecologisch onderzoek moet blijken dat geen onaanvaardbare aantasting van mogelijk aanwezige waarden plaatsvindt;
  • 3. de milieuinvloed afkomstig van de omliggende functionerende bedrijven moet zodanig zijn dat enerzijds ter plaatse een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en anderzijds de exploitatie- en ontwikkelingsmogelijkheden voor deze bedrijven niet in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast;
  • 4. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet onevenredig nadelig worden beïnvloed;
  • 5. het meest recent vastgestelde woningbouwprogramma van de gemeente moet in acht worden genomen;
  • 6. uit bodemonderzoek moet blijken dat de bodem ter plaatse geschikt is voor de beoogde bestemming;
  • 7. er moet worden voldaan aan de Wet geluidhinder en de Wet luchtkwaliteit, alsmede het Besluit externe veiligheid inrichtingen en bijbehorende circulaires;
  • 8. er moet zijn aangetoond dat er geen belemmeringen aanwezig zijn voor wat betreft archeologie;
  • 9. de afkoppeling van het hemelwater moet op eigen terrein plaatsvinden, waarbij geen wateroverlastsituaties voor derden mogen ontstaan;
  • 10. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • 11. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.

In paragraaf 2.4 zijn de plannen aan deze wijzigingscriteria getoetst.

Tot slot is voor een groot gedeelte van het plangebied de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - ILS verstoringsgebied' met de daarbij behorende 'maximum bouwhoogte: 41,2 m' van toepassing. Deze aanduiding is opgenomen voor het tegengaan van verstoring van het ILS-systeem van de vliegbasis Leeuwarden. De bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen niet hoger dan 41,2 meter zijn.

Partiële herziening Archeologie

De gemeente heeft op 11 november 2020 het paraplubestemmingplan Partiële herziening Archeologie vastgesteld. Dit ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden in de gemeente. Dit parapluplan is van toepassing op het grondgebied van de gemeente Leeuwarden, exclusief de gronden van de voormalige gemeenten Leeuwarderadeel en Littenseradiel, voor zover er sprake is van archeologische (verwachtings-)waarden. Gronden waar geen onderzoek noodzakelijk is, of gronden die na onderzoek zijn vrijgegeven, zijn niet opgenomen in dit bestemmingsplan. Onderhavig plangebied maakt deel uit van de partiële herziening Archeologie en is hierin aanwezen als 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 5'.

Bestemmingsplan Leeuwarden - Partiële herziening Parkeren

Tot juli 2018 was het op grond van de gemeentelijke bouwverordening mogelijk om regels te stellen ten aanzien van parkeernormen. Vanaf die datum zijn alle stedenbouwkundige bepalingen van de bouwverordening vervallen en is het bestemmingsplan het enige instrument waarmee parkeernormen kunnen worden afgedwongen. Derhalve heeft de gemeente een partiële herziening vastgesteld.

Deze partiële herziening stelt normen voor het aantal parkeerplaatsen dat beschikbaar moet zijn bij verschillende functies. De regeling geldt voor het hele grondgebied van de gemeente Leeuwarden, inclusief het grondgebied van de voormalige gemeenten Leeuwarderadeel en het deel van Littenseradeel dat nu bij Leeuwarden hoort. Dit bestemmingsplan is primair gericht op het borgen van de bestaande parkeernormen zoals ze zijn opgenomen in de Nota Parkeernormen Leeuwarden 2014.

Bestemmingsplan Leeuwarden - Partiële herziening Plan voor de zon

Verder is Bestemmingsplan Leeuwarden - Partiële herziening Plan voor de zon van toepassing op het plangebied. Dit plan voorziet in een regeling om de realisering van zonne-energie- of zonnewarmteprojecten makkelijker mogelijk te maken.

Bestemmingsplan Leeuwarden - Kamerverhuur

Tot slot is het bestemmingsplan Bestemmingsplan Leeuwarden - Kamerverhuur van toepassing. Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om de verhuur en verkoop van kamers in de gemeente Leeuwarden te reguleren.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit wijzigingsplan is als volgt opgezet: in hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de bestaande situatie, de voorgenomen situatie en vindt een toetsing aan de wijzigingscriteria plaats. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit wijzigingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische regeling van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Omgeving plangebied

De gronden van dit wijzigingsplan liggen ten noorden van het centrum van Leeuwarden tussen de Dokkumer Ee aan de oostkant en de weg Eeskwerd aan de westkant. Het plangebied ligt in de wijk Bilgaard. Bilgaard is een naoorlogse, grootschalige woonwijk met gemengde hoog- en laagbouw in een open verkaveling. Bilgaard bestaat uit vijf vrijwel identieke eenheden ten noorden en vier wederom vrijwel identieke eenheden ten zuiden van een strook met wijkvoorzieningen. De sterk gedifferentieerde ruimtelijke opzet met eengezinsrijenhuizen, middelhoogbouw en hoge woongebouwen verkrijgt ruimtelijke samenhang door de situering van de hoogste gebouwen langs de randen.

De wijk Bilgaard bestaat uit een centrale zone met daarin een voorzieningenstrook. Om deze voorzieningenstrook heen zijn in totaal negen woonclusters in twee banen, een noordelijk en een zuidelijke deel, te onderscheiden.

Ten oosten van het plangebied, aan de andere kant van de Dokkumer Ee, bevinden zich een aantal bedrijven en ten zuiden van het plangebied staat een gebouw van een roeivereniging waarin boten worden opgeslagen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.03004WP01-VG01_0003.jpeg" Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie met plangebied

2.2 Huidige situatie

In het plangebied heeft tot 1989 de 8-hoog split-level flat van De Meenthe gestaan. Sinds die tijd is de beoogde locatie tussen Eeskwerd en Dokkumer Ee onbebouwd geweest. Het plangebied heeft op dit moment een groen karakter. Enkele aanzichten zijn weergeven in figuur 2.3 en 2.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.03004WP01-VG01_0004.png"

Figuur 2.3 Huidige aanzicht plangebied (zuidkant)

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.03004WP01-VG01_0005.png"

Figuur 2.4 Huidige aanzicht plangebied (noordkant)

2.3 Gewenste situatie

Het doel van het plan is om een herstructurering mogelijk te maken door het plangebied in te richten ten behoeve van woningbouw. De herstructurering draagt bij aan een zorgvuldig ruimtegebruik doordat er geen sprake is van onnodige uitgifte van nieuwe uitbreidingslocaties.

Het programma bestaat uit het realiseren van in totaal 36 nieuwe (starters) woningen onderverdeeld in negen blokken met elk 4 woningen (kwadrant woningen). Figuur 2.5 toont de voorgestelde stedenbouwkundige inrichting van het plangebied. Uitgangspunt voor de totstandkoming van het stedenbouwkundig ontwerp is dat het gebied zich karakteriseert als een (openbaar) groen gebied met daarin woningen. De woningen krijgen een maximale bouwhoogte van 6 meter. De woningen worden plat afgedekt.

De woningen zijn geprojecteerd in 9 blokken met afwisselend een informeel, groen karakter (met paden) en een meer formeel karakter met een verkeer-/verblijfsfunctie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.03004WP01-VG01_0006.jpg"

Figuur 2.5 Programma toekomstige inrichting

2.4 Toetsing aan de wijzigingscriteria

In deze paragraaf wordt het initiatief getoetst aan de wijzigingscriteria die in de regeling van het geldende bestemmingsplan Bilgaard, Leeuwarder Bos en omgeving van de gemeente Leeuwarden zijn opgenomen in artikel lid 31.1 sub e. Hiermee kunnen Burgemeester en wethouders het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' de bestemming wordt gewijzigd ten behoeve van een woonfunctie.

Tevens is in artikel 31.1 lid c de mogelijkheid opgenomen om de bestemming te wijzigen ten behoeve van de aanleg van of de wijziging in de bestaande infrastructuur (weg, water-, parkeer- en groenvoorzieningen), met de bijbehorende voorzieningen.


In deze paragraaf worden de voorwaarden waaraan voldaan moet worden getoetst.

Deze wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • 1. het straat- en bebouwingsbeeld

Bilgaard is een wijk die stamt uit de jaren 60 van de vorige eeuw. Inmiddels hebben er een aantal ingrijpende wijzigingen plaatsgevonden. Zo is de aangrenzende woonbuurt De Stijl verkaveld in de vorm van een hofje met postbodepaden en is het parkeren op loopafstand van de woningen geplaatst. Hierdoor woont iedereen aan een groene hof.

De driehoekige groene ruimte, direct grenzend aan De Stijl, is al decennia lang onbebouwd sinds de sloop van De Meentheflat.

Uitgangspunt bij het plan is de openbaarheid en daarmee de toegankelijkheid van de groene ruimte. De aanwezige kwaliteiten, zoals de oever van de Ee, de groene openbare ruimte en de aanwezige wandel- en fietspaden worden optimaal benut. Het parkeren voor de bewoners en bezoekers geschiedt langs de randen, terwijl fietsers en voetgangers overal kunnen bewegen of verblijven. Het fietspad vanuit Havankpark wordt doorgetrokken in zuidelijke richting en slingert door de centrale, open groene zone naar Eeskwerd. De wandelpaden die de woningen ontsluiten staan haaks op Eeskwerd. Samen met de parkeerkoffers en de kwadrantwoningen ontstaat een rechthoekige structuur, die enerzijds orde en overzichtelijkheid schept en anderzijds een prettige afwisseling heeft door de schuine oeverlijn van de Ee. De kwadrantwoningen, vier-onder-één-kapwoningen, hebben kleine tuinen, collectieve erfafscheidingen en een platte afdekking, hierdoor ontstaat een samenhangend beeld van vrijstaande gebouwen in het groen. In het midden ontstaat een prettige herbergzame ruimte die als speelveld- en of als ontmoetingsruimte kan worden gebruikt. Langs de oevers van de Ee ontstaan afwisselende driehoekige ruimtes, die uitnodigen tot verblijven en bewegen in de vorm van een wandeling, met telkens een nieuw perspectief en spannende doorkijkjes.

  • 2. de woonsituatie

De locatie ligt aan de Dokkumer Ee. Dit is een aantrekkelijke woonlocatie. De locatie wordt ook grotendeels omringd door woningbouw. In het door de gemeente vastgestelde Afwegingskader Woningbouw is aangegeven dat de gemeente wil meewerken aan herbestemming van dit gebied (primair gebied). De woonbestemming voor deze locatie wordt vanuit wonen positief beoordeeld.

  • 3. de milieusituatie

Paragraaf 4.3 gaat nader in op de milieusituatie. Geconcludeerd wordt in die paragraaf dat in de gewenste situatie sprake is van een verantwoorde milieusituatie. Voor de toekomstige woonfunctie geldt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Verder worden de bedrijven in de omgeving niet in hun bedrijfsvoering beperkt.

  • 4. de sociale veiligheid

Er wordt geen afbreuk gedaan aan de sociale veiligheid van de omgeving. Door de komst van nieuwe woningen zal sprake zijn van 'extra ogen' wat de sociale veiligheid ten goede komt.

  • 5. de verkeerssituatie

Door de ontwikkeling in het plangebied neemt de verkeersintensiteit op de ontsluitingswegen toe. De ontsluitingswegen hebben voldoende capaciteit om deze verkeersgeneratie te kunnen opvangen. Er zullen naar verwachting dan ook geen problemen ontstaan op het gebied van de verkeersafwikkeling. Op basis van de beleidsregel parkeernormen 2014 is er een toekomstige parkeerbehoefte van 58 parkeerplaatsen. De toekomstige parkeerbehoefte van 58 parkeerplaatsen wordt opgevangen in het plangebied zelf. Dit is nader onderbouwd in paragraaf 4.2. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.

  • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken

Paragraaf 4.3 gaat nader in op de milieusituatie. Geconcludeerd wordt dat in de gewenste situatie sprake is van een verantwoorde milieusituatie. Voor de toekomstige woonfunctie is sprake van een goed woon- en leefklimaat en de bedrijven, waaronder het clubgebouw Epsilon, in de omgeving worden niet in hun bedrijfsvoering beperkt.

  • 7. de hoogtebeperkingen die voortvloeien uit de geldende luchtvaartweten regelgeving in verband met de vliegbasis Leeuwarden of andere in het gebied aanwezige hoogtebeperkingen

Met dit wijzigingsplan worden geen hogere bouwwerken toegestaan dan op basis van het geldende bestemmingsplan al is toegestaan. De hoogtebeperkingen die voortvloeien uit de geldende luchtvaartwet en regelgeving in verband met de vliegbasis Leeuwarden of andere in het gebied aanwezige hoogtebeperkingen worden met dit wijzigingsplan dan ook niet beperkt.

Daarnaast dient rekening gehouden te worden met de wijzigingscriteria zoals is opgenomen in artikel 31.2 lid c.

  • 8. uit ecologisch onderzoek moet blijken dat geen onaanvaardbare aantasting van mogelijk aanwezige waarden plaatsvindt

Uit ecologisch onderzoek is gebleken dat er in het plangebied mogelijk beschermde soorten (roofvogels/uilen en vleermuizen) aanwezig zijn. Voor deze soorten wordt een nader onderzoek uitgevoerd. Mogelijk is voor de ontwikkeling een ontheffing in het kader van de Wnb nodig. Bij deze aanvraag hoort ook een activiteitenplan met daarin te nemen mitigerende maatregelen. Met inachtneming van eventueel te nemen maatregelen in het activiteitenplan worden negatieve effecten op soorten uitgesloten.

Ten slotte is op basis van de Wnb altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij (ruimtelijke) ingrepen gezorgd moet worden dat dieren niet verstoord of gedood worden en dat planten niet zomaar verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld broedende vogels, de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Het milieu- en omgevingsaspect ecologie is nader onderbouwd in paragraaf 4.7.

  • 9. de milieuinvloed afkomstig van de omliggende functionerende bedrijven moet zodanig zijn dat enerzijds ter plaatse een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en anderzijds de exploitatie- en ontwikkelingsmogelijkheden voor deze bedrijven niet in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast

Paragraaf 4.3 gaat nader in op de milieusituatie. Geconcludeerd wordt dat in de gewenste situatie sprake is van een verantwoorde milieusituatie. Voor de toekomstige woonfunctie is sprake van een goed woon- en leefklimaat en de bedrijven in de omgeving worden niet in hun bedrijfsvoering beperkt.

  • 10. de parkeerbalans mag in de directe omgeving niet onevenredig nadelig worden beïnvloed

De toekomstige parkeerbehoefte wordt opgevangen in het plangebied zelf. De parkeerbalans in de omgeving wordt dan ook niet nadelig beïnvloed.

  • 11. het meest recent vastgestelde woningbouwprogramma van de gemeente moet in acht worden genomen

Het Afwegingskader Woningbouw Gemeente Leeuwarden uit 2016 is de meest recent vastgestelde woningbouwprogramma. Paragraaf 3.3 gaat hier nader op in. Geconcludeerd wordt dat het woningbouwaantal van 36 woningen past binnen het woningbouwprogramma.

  • 12. uit bodemonderzoek moet blijken dat de bodem ter plaatse geschikt is voor de beoogde bestemming

Voor de ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Deze is als bijlage 5 toegevoegd. Uit dit onderzoek blijkt dat de bodem ter plaatse geschikt is voor de beoogde bestemming. Paragraaf 4.8 gaat hier nader op in.

  • 13. er moet worden voldaan aan de Wet geluidhinder en de Wet luchtkwaliteit

Paragraaf 4.4 gaat nader in op de Wet geluidhinder. De locatie ligt op ruime afstand van wegen met een geluidszone. De Eeskwerd is een 30 km/u weg. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt de geluidsbelasting beoordeeld in paragraaf 4.4.

Paragraaf 4.5 gaat nader in op de Wet luchtkwaliteit. Er worden 36 woningen mogelijk gemaakt. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

  • 14. er moet worden voldaan aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen en bijbehorende circulaires

Paragraaf 4.11 gaat nader in op de externe veiligheid. Voor dit plan is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit is naar voren gekomen dat het plangebied niet gelegen is binnen een invloedzone van een risicovolle inrichting, transportroute of buisleiding. Voor wat betreft het aspect externe veiligheid gelden geen beperkingen voor dit wijzigingsplan.

  • 15. er moet zijn aangetoond dat er geen belemmeringen aanwezig zijn wat betreft archeologie

Voor de ontwikkeling is een onderzoek uitgevoerd. Hiervoor wordt verwezen naar bijlage 6. Paragraaf 4.9 gaat nader op het aspect archeologie in. Geconcludeerd wordt dat het aspect archeologie geen belemmering vormt.

  • 16. de afkoppeling van het hemelwater op eigen terrein dient plaats te vinden, waarbij geen wateroverlastsituaties voor derden mogen ontstaan

Het hemelwater wordt afgevoerd naar de ondergrond en het oppervlakte water, waarbij het hemelwater op een natuurlijk mogelijke manier wordt afgevloeid naar de ondergrond. Waar dit niet kan wordt een regenwaterriool aangelegd. Het afvalwater en hemelwater wordt dus gescheiden afgevoerd. Er ontstaat derhalve geen wateroverlastsituaties voor derden.

  • 17. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad

Met de uitwerking van dit wijzigingsplan worden de belangen van derden niet onevenredig geschaad.

  • 18. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse

Het stedenbouwkundig plan met 36 woningen in de vorm van kwadrantwoningen, groen om de kwadranten heen en een groen middengebied, is een passend ontwerp op deze locatie. Uitgangspunt bij het plan is de openbaarheid en daarmee de toegankelijkheid van de groene ruimte. De aanwezige kwaliteiten, zoals de oever van de Ee, de groene openbare ruimte en de aanwezige wandel- en fietspaden worden optimaal benut in het ontwerp. Er wordt dan met het ontwerp geen afbreuk gedaan aan de ruimtelijke kwaliteiten als de openbaarheid en de toegankelijkheid van de groene ruimte. Qua vorm van bebouwing wordt aansluiting gezocht bij de bestaande laagbouw in de wijk en de woningen worden dan ook van een plat dak voorzien. Het straat- en bebouwingsbeeld van de nieuwbouwlocatie sluit aan bij het gebied.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit wijzigingsplan. Hierbij komt het Rijks-, provinciaal- en het gemeentelijk beleid aan bod.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijk beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Voor dit wijzigingsplan zijn de regels ten aanzien van de defensie van belang. Ten aanzien van defensie zijn de zones rond radarstations van belang. Op de vliegbasis Leeuwarden is een radarstation aanwezig en in Wier is een radarpost. Rond deze radars is een radarverstoringsgebied van toepassing. Binnen de radarverstoringsgebieden gelden bouwbeperkingen ten aanzien van de bouwhoogten. In het wijzigingsplan wordt geen (nieuwe) bebouwing mogelijk gemaakt die van invloed is of kan zijn voor het radarverstoringsgebied. Het wijzigingsplan is in overeenstemming met het Barro.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Bij ruimtelijke plannen dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevatten. Indien het project die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er ook gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Dit wijzigingsplan stelt een herontwikkeling van een bestaand stedelijk gebied voor, zoals bedoeld in de begripsbepaling van het Bro. Daarom hoeft alleen een beschrijving van de behoefte worden gegeven. Uit het beleid van de gemeente dat is beschreven in paragraaf 3.3 blijkt dat er een behoefte is aan woningen.

3.2 Provinciaal beleid

Verordening Romte Fryslân

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.

Zorgvuldig ruimtegebruik (artikel 1)

Binnen bestaand stedelijk gebied wordt ruimte geboden voor het ontwikkelen van stedelijke functies, voor zover deze naar aard en omvang passen bij de kern. De provincie is terughoudend met het toestaan van stedelijke functies in het landelijk gebied. Uitbreidingen aansluitend op bestaand bebouwd gebied zijn wel (onder voorwaarden) toegestaan. Het plangebied van dit wijzigingsplan is gelegen in bestaand bebouwd gebied.

Wonen (artikel 3)

Artikel 3.1.1. van de provinciale verordening stelt dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.

Regionale woningbouwafspraken

Zowel de provincie als het Rijk gaan uit van een regionale afstemming van de woningbouw- programmering. De provincie bepaalt op basis van bevolkingsprognoses en in overleg met gemeenten en regio's hoeveel woningbouwruimte er is in een bepaalde periode. Afspraken hierover in de stadsregio Leeuwarden lopen tot 2026. In de Verordening Romte gaat de provincie in op regionale afstemming en heeft de provincie tevens aangegeven dat gemeenten een actueel woonplan moeten hebben.

De gemeente Leeuwarden heeft met de partners van de stadsregio Leeuwarden woningbouwafspraken gemaakt. Deze zijn vastgelegd in de regionale woonstrategie, met behulp van een zogenoemd beleidskader.

Het Afwegingskader Woningbouw Gemeente Leeuwarden is in 2016 door de Raad vastgesteld. Dit geeft goed beeld van de wijze waarop het Leeuwarder woonbeleid wordt vormgegeven. De basis van het woonbeleid is de vraag naar woonruimte. Er wordt de komende decennia nog bevolkingsgroei verwacht voor de gemeente Leeuwarden. Deze groei is echter niet gelijk verdeeld over de gehele gemeente en geldt niet voor alle woningtypen en woonmilieus. De groei gaat voornamelijk plaatsvinden in het stedelijk gebied van Leeuwarden, voor de meeste dorpen wordt afnemende vraag en stabilisatie verwacht. Het is daarom van belang om tot een zorgvuldige regionale afstemming te komen zodat de bouwopgave kan landen op de juiste locaties. Met het Afwegingskader Woningbouw legt de gemeente Leeuwarden voor de komende 10 jaar keuzes in het woonbeleid vast.

In onderhavige situatie is sprake van 36 woningen. De te realiseren capaciteit valt binnen de gemaakte regionale afspraken, zoals vastgelegd in het Woningbouwprogramma tot 2026.

Geconcludeerd kan worden dat het provinciaal beleid de ontwikkeling van het plangebied niet in de weg staat.

Vaarwegenverordening Fryslân

De Vaarwegenverordening Fryslâ n 2014 is gericht op een veilig gebruik, de bescherming en instandhouding van de provinciale vaarwegen. Langs de provinciale vaarwegen zijn beheerzones aangewezen, waar de vaarwegenverordening ook van toepassing is.

In de Vaarwegenverordening Fryslân 2014 is de beheergrens van de Dokkumer Ee 15 meter aan weerszijden van de vaarweg. Deze zone dient vrij te blijven van bebouwing. Omdat er mogelijk sprake is van bebouwing binnen deze 15 meter zone, is er een ontheffing aangevraagd op basis van het uitgewerkte plan.

Vervolgens heeft de provincie het plan beoordeeld en zijn tot de conclusie gekomen dat geen ontheffing van de Vaarwegenverordening 2014 nodig is. Het bouwen van de woningen (net) binnen de beheerzone tast de vaarweg of een veilig gebruik van de vaarweg niet aan. Concreet houdt dit in dat de provincie het voornemen conform art 3.3, lid 3, van de Vaarwegenverordening Fryslân 2014, heeft afgedaan.

3.3 Gemeentelijk beleid

Afwegingskader Woningbouw Gemeente Leeuwarden

Het gemeentelijk woonbeleid is in 2015 geactualiseerd en is vervat in het document Afwegingskader Woningbouw Gemeente Leeuwarden. De gemeente ziet de komende decennia een bevolkingsgroei voor de gemeente. Deze groei is voornamelijk te verwachten in het stedelijk gebied. Gekozen wordt voor een flexibel sturingsinstrument dat ruimte biedt om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen. Dit biedt marktpartijen ruimte om nieuwe initiatieven te ontwikkelen.

Het karakter van de groei is meer alleenstaanden, minder jongeren en meer ouderen. Met alle regio's in de provincie Fryslân zijn in 2013 woningbouwafspraken gemaakt. Hierbij is, vanwege een achterblijvende woningmarktontwikkeling in de daaraan voorafgegane jaren, overeengekomen om de woningbouwruimte voor de periode 2008-2016 op te rekken tot 2026.

Uit het Woningbouwkader Leeuwarden (juni 2016) blijkt dat in de gemeente Leeuwarden circa 1.780 woningen zijn vastgelegd in harde plannen (peildatum 01-12-2015). Dit betekent een actuele behoefte van 2.720 woningen. Deze woningen wil de gemeente in stedelijk gebied ontwikkelen. Woningbouw wordt voor circa 70% in een aangewezen primair gebied geconcentreerd. Het project valt buiten dit primaire woongebied. Aan woningbouw in stedelijk gebied buiten het concentratiegebied, werkt de gemeente alleen mee aan woningbouw wanneer dit de leefbaarheid in het gebied vergroot, er sprake is van herstructureringsopgave of gewenste herbestemming van overige bebouwing. Er is een overaanbod aan kleine, reguliere woningen. De gemeente werkt alleen mee aan woningbouwplannen voor woningen groter dan 65 m².

In het planoverzicht is de locatie Eeskwerd specifiek genoemd als locatie waar woningen staan gepland. Dit wijzigingsplan voorziet in de bouw van 36 grondgebonden woningen voor een gevarieerde doelgroep. Er is sprake van koopwoningen op een herstructureringslocatie. De voorgestelde ontwikkeling past daarmee binnen de kaders van het afwegingskader.

Voorbereidingsbesluit Leeuwarden – Woningsplitsing en woonzorgfuncties

De gemeenteraad van Leeuwarden heeft op 17 februari 2021 besloten een herziening voor te bereiden van alle bestemmingsplannen en beheersverordeningen binnen het grondgebied van de gemeente Leeuwarden. De gemeente Leeuwarden wil meer grip krijgen op de splitsing van bestaande woningen in appartementen. Op veel plaatsen binnen de gemeente zijn woningen toegestaan zonder dat daarbij is bepaald hoeveel dat er mogen zijn. In de praktijk leidt dit tot het splitsen van woningen in kleine appartementen. Daarnaast bestaat er een maatschappelijke behoefte om het overaanbod aan begeleid- en zorgwonen en zorgaanbieders in bepaalde wijken te reguleren. Om deze zaken goed te regelen is een

herziening van de bestaande bestemmingsplannen en beheersverordeningen nodig. Om te voorkomen dat zich in de tussentijd ongewenste ontwikkelingen voordoen, is het wenselijk een voorbereidingsbesluit te nemen. Daarom is op 5 februari 2021 een voorbereidingsbesluit in werking getreden. In dit wijzigingsplan worden geen specifieke regels opgenomen ten aanzien woningsplitings en woonzorgfuncties. Hiervoor wordt een apart bestemmingsplan opgesteld en is straks ook van toepassing op het plangebied.

Bestemmingsplan Bilgaard, Leeuwarder Bos en omgeving

Het gemeentelijk beleid ten aanzien van het plangebied is opgenomen in het bestemmingsplan Bilgaard, Leeuwarder Bos en omgeving, dat is vastgesteld op 31 oktober 2011. Voor het plangebied is in dit bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om de bestemming te wijzigen naar een woonbestemming. Hiermee wordt de ontwikkeling in het plangebied mogelijk gemaakt.

Door te voldoen aan de wijzigingscriteria die zijn opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid in dit bestemmingsplan wordt voldaan aan het gemeentelijke beleid en is het voornemen in overeenstemming met de gemeentelijke beleidspunten.

Duurzaam Leeuwarden, de sterke stad

De gemeente Leeuwarden bevordert op haar grondgebied actief het verduurzamen van de gemeente. Deze verduurzaming richt zich op een aantal aspecten, waaronder energieverbruik, verantwoordelijk watergebruik en waterkwaliteit, hittestress, ecologie en het beperken van afval. Om de ambities te verwezenlijken zijn de uitvoeringsagenda's Klimaatadaptatie 2021 – 2035 en Circulaire Economie 2021 – 2022 vastgesteld. Bij het werken aan een duurzaam Leeuwarden staan de in beide programma's opgenomen thema's centraal.

De gemeente focust op het faciliteren en aanjagen van sleutelprojecten die bijdragen aan een aardgasloze toekomst en een klimaatadaptieve gemeente.

Dit betekent dat in de bestaande woningbouw en bedrijfsgebouwen fors energie bespaard moet worden of dat er duurzaam opgewekte energie gebruikt wordt. Voor nieuwbouw betekent het dat de gemeente verdergaande doelen dan de eisen van het Bouwbesluit nastreeft en dat de gemeente de lijst Duurzaam Bouwen hanteert.

Bij de uitwerking van het bouwplan dient rekening gehouden te worden met de door de gemeente gehanteerde energienorm. Zoals verplicht, worden de woningen in ieder geval gasloos gebouwd.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Naast het feit dat ontwikkelingen in het plangebied binnen het beleidskader van Rijk, provincie en gemeente tot stand moeten komen, moet rekening worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het plangebied. Uitgangspunt voor het wijzigingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat.

4.1 Mer-beoordeling

In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het wijzigingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Wanneer niet voldaan wordt aan de drempelwaarden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Daarbij lettend op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Ten aanzien van woningen ligt de drempelwaarde op een aaneengesloten gebied met 2.000 of meer woningen. Dit wijzigingsplan maakt slechts 36 woningen mogelijk en is dus niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig.

Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een vormvrije mer. Derhalve is een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden.

4.2 Verkeer en parkeren

Ontsluiting

De ontwikkeling is gelegen aan de Eeskwerd. Deze weg met een maximale snelheid van 30 km/u ontsluit dit gedeelte van de wijk via de Dokkumertrekweg en de Brandemeer in zuidelijke richting op de gebiedsontsluitingsweg Dammelaan (50 km/u), welke behoort tot de ring van Leeuwarden. Deze straat sluit aan op de provinciale weg N355 in oostelijke richting en via de Valeriusstraat en de Harlingerstraatweg op de N31 in westelijke richting, welke ontsluiting biedt naar de A7 en A32.

Openbaar vervoer

Het plangebied is met het openbaar vervoer ontsloten door middel van enkele bushaltes gelegen in de wijk. Deze bushaltes worden aangedaan door het reguliere stads- en streekvervoer en voorzien in een verbinding met het Hoofdstation.

Parkeren

Bij nieuwbouwprojecten moeten de parkeernormen worden gehanteerd, zoals vastgelegd in de 'Nota parkeernormen Leeuwarden 2014'. De parkeerbehoefte moet op eigen terrein worden opgelost. Met eigen terrein wordt bedoeld het gehele grondgebied of plangebied van het bouw initiatief. In sommige gevallen is 'eigen erf' en 'eigen terrein' hetzelfde. Meestal gaat het dan om een bouwinitiatief op een perceel. Maar bij bijvoorbeeld nieuwbouwwijken wordt het hele plangebied als het 'eigen terrein' beschouwd. Dat betekent dat er ook in de nieuwe openbare ruimte geparkeerd mag worden. Dit mag echter geen effect hebben op de bestaande openbare ruimte buiten het plangebied.

Het plangebied ligt in het gebiedstype 'rest bebouwde kom', waar de gemeente de volgende beleidsregels parkeernormen 2014 voor de voorgestelde bebouwingstypen hanteert:

Functie   Norm 'rest bebouwde kom' (pp per woning)   Hoeveelheid   Parkeerbehoefte totaal  
Woning met bvo >120 m2   2,0   -   -  
-Woning met bvo >80 m <120 m2   1,6   36   57,6 pp  
Woning met bvo > 60 <80 m2   1,3   -   -  
Woning met bvo < 60 m2   1,0   -   -  
       
Totaal     36   57.6 pp  

Tabel 1: Parkeernormen

Binnen het plangebied is voldoende ruimte om te voorzien in de parkeerbehoefte. Er zijn 58 parkeerplaatsen opgenomen in het plan. De aanleg van voldoende parkeerplaatsen is gewaarborgd door de regeling in het Bestemmingsplan Leeuwarden - Partiële herziening Parkeren dat ter plaatse van het plangebied onverkort van toepassing blijft. Het plan veroorzaakt zodoende geen parkeeroverlast in de omgeving omdat het plangebied voorziet in zijn eigen parkeerbehoefte.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

De verkeersgeneratie is berekend op basis van de gemiddelde kentallen die afkomstig zijn van het CROW (Publicatie 381 Toekomstbestendig parkeren). Voor de verkeersgeneratie dient rekening gehouden te worden met de categorie 'Koop, huis, tussen/hoek'. De locatie ligt in 'rest bebouwde kom' in een 'sterk stedelijke' gemeente. Op basis van de genoemde kenmerken geldt een gemiddelde verkeersgeneratie van 7,1 mvt/etmaal per woning in de categorie 'Koop, huis, tussen/hoek'.

Functie toekomstige situatie   Kencijfer CROW   Hoeveelheid   Verkeersgeneratie  
       
Woning met gebruiksoppervlakte >80 m <120 m2   7,1 mvt/etmaal per wooneenheid   36   255,6 mvt/etmaal  
Totaal     36   255,6 mvt/etmaal  

Tabel 2: Verkeersgeneratie

De verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling bedraagt 266 mvt/etmaal. De verkeersafwikkeling wordt beoordeeld in het drukste uur van de dag, waarin doorgaans maximaal 10% van de etmaalwaarde wordt afgewikkeld. Op het drukste uur zullen de ontsluitende wegen een verkeerstoename van circa 27 mvt ondervinden. Deze verkeerstoename zal merkbaar zijn in de drukkere uren maar is dusdanig gering dat de toename naar verwachting geen negatieve gevolgen zal hebben op de omliggende ontsluitingswegen en niet zal leiden tot een verminderde doorstroming op de wegvakken en de relevante kruispunten.

Conclusie

Door de ontwikkeling op het plangebied neemt de verkeersintensiteit op de ontsluitingswegen beperkt toe, er zullen naar verwachting geen problemen ontstaan op het gebied van de verkeersafwikkeling. De toekomstige parkeerbehoefte wordt opgevangen in het plangebied zelf. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen

Om een belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat in de omgeving en bedrijvigheid te kunnen maken, wordt in het algemeen gebruik gemaakt van de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden en milieunormen die gehanteerd worden voor gevoelige functies.

De VNG-publicatie is bedoeld voor nieuwe situaties en niet voor de toetsing van bestaande situaties. In bestaande situaties kan de VNG-brochure evenwel een indicatie geven van de mate van hinder bij bestaande conflictsituaties. Verder moet ook bij de vaststelling van een bestemmingsplan waarin mogelijk een (deels) feitelijk bestaande situatie wordt bestemd, worden onderzocht of het laten voortbestaan van een dergelijke situatie in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Ook om die reden wordt aansluiting gezocht bij de VNG-publicatie.

De VNG-brochure hanteert twee soorten omgevingstypen. Een rustige woonwijk/rustig buitengebied en gemengd gebied, voor beide omgevingstypen gelden andere richtafstanden en/of normen.

De definitie van een rustige woonwijk/rustig buitengebied is:

“Een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied (eventueel inclusief verblijfsrecreatie), een stiltegebied of een natuurgebied.“

De definitie van een gemengd gebied is:

“Een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden en hogere milieunormen rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten meestal bepalend.“

In tabel 3 is een overzicht gegeven van de richtafstanden voor de verschillende milieucategorieën.

Milieucategorie   Richtafstand  
  Rustige woonwijk en rustig buitengebied   Gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  
5.3   1.000 m   700 m  
6   1.500 m   1.000 m  

Tabel 3: richtafstanden per milieucategorie

Omdat geluid vaak de maatgevende factor is bij milieuzoneringsaspecten zijn in tabel 4 de achterliggende geluidnormen weergegeven die in de VNG-publicatie worden gehanteerd om de richtafstanden te bepalen.

Periode   Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus (LAr,LT)   Maximale geluidniveaus (LAmax)  
  rustige woonwijk/
rustig buitengebied  
gemengd gebied   rustige woonwijk/
rustig buitengebied  
gemengd gebied  
dagperiode
(07:00 - 19:00 uur)  
45 dB(A)   50 dB(A)   65 dB(A)   70 dB(A)  
avondperiode
(19:00 - 23:00 uur)  
40 dB(A)   45 dB(A)   60 dB(A)   65 dB(A)  
nachtperiode
(23:00 - 07:00 uur)  
35 dB(A)   40 dB(A)   55 dB(A)   60 dB(A)  

Tabel 4: geluidnormen (richtwaarden) voor een rustige woonwijk/rustige buitengebied en gemengd gebied

Deze richtwaarden hebben geen wettelijke status, maar zijn algemeen aanvaarde waarden. Het is mogelijk om op basis van een bestuurlijke afweging af te wijken van deze richtwaarden. De VNG-brochure biedt hiervoor een stappenplan, opgenomen in bijlage B5.3 van de VNG-publicatie. Het stappenplan omvat de volgende methodiek:

stap 1: indien de richtafstand voor het aspect geluid niet wordt overschreden, kan verdere toetsing

voor het aspect geluid in beginsel achterwege blijven: inpassing is dan mogelijk;

stap 2: indien stap 1 niet toereikend is, dan is inpassing mogelijk bij een geluidbelasting op woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen van maximaal 45 dB(A) in een rustige woonwijk/rustig buitengebied en 50 dB(A) in gemengd gebied voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (etmaalwaarde), 65/60/65 dB(A) voor maximale geluidniveaus en 50 dB(A) etmaalwaarde t.g.v. de verkeersaantrekkende werking (indirecte hinder);

stap 3: indien stap 2 niet toereikend is, dan is inpassing mogelijk bij een geluidbelasting op woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen van maximaal 50 dB(A) in een rustige woonwijk/rustig buitengebied en 55 dB(A) in gemengd gebied voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, 70/65/60 dB(A) voor maximale geluidniveaus en 65 dB(A) etmaalwaarde t.g.v. de verkeersaantrekkende werking (indirecte hinder). Met betrekking tot de maximale geluidsniveaus geldt dat de beoordeling plaatsvindt exclusief de maximale geluidniveaus vanwege aan- en afrijdend verkeer.

Rondom het plangebied is een aantal bedrijven aanwezig, met name aan de overkant van de Dokkumer Ee, een gebied met bedrijfsbestemmingen binnen het bestemmingsplan Leeuwarden-Vrijheidswijk. Daarnaast is aan de zuidkant van het plangebied het gebouw van een roeivereniging gesitueerd en ligt het plangebied aan de (met name in de zomer) druk bevaren Dokkumer Ee. Om die reden kan de omgeving worden gezien als "gemengd gebied".

Beoordeling van de situatie

Onderstaand is een opsomming gegeven van de meest nabijgelegen percelen met een andere dan een woonbestemming:

  • Eeskwerd 2: een roeiverenigingsgebouw waar boten worden opgeslagen en van waaruit wordt geroeid op de Dokkumer Ee. Dit kan worden gezien als een buurt- en clubhuis, vallend in milieucategorie 2 met een richtafstand van 10 meter in "Gemengd gebied", waaraan wordt voldaan.
  • Familie van der Weijstraat 71: hier is een houtconstructiewerkplaats /timmerwerkfabriek gevestigd. Dit komt niet overeen met de specifieke aanduiding metaalbewerkingsbedrijf volgens het bestemmingsplan. Aan de hand van de onlangs ingediende melding Activiteitenbesluit is hier sprake van een bedrijf dat in milieucategorie 3.2 valt. Voor deze categorie geldt een richtafstand van 100 meter. Aangezien er sprake is van gemengd gebied kan deze richtafstand worden teruggebracht naar 50 meter in "Gemengd gebied". Op basis van de plantekening wordt aan de richtafstand voldaan.
  • Familie van der Weijstraat 63-69: hier worden boten gestald en is tevens sprake van een garagebedrijf en een verkooppunt van motorbrandstoffen aanwezig (zonder LPG), vallend onder milieucategorie 2. Op grond van het bestemmingsplan is specifiek een jachtwerf, milieucategorie 3.1 mogelijk. Uitgaande van categorie 3.1 geldt een richtafstand van 30 meter in "Gemengd gebied". Hieraan wordt voldaan ten opzichte van het plangebied.

Vanuit het oogpunt van milieuzonering voldoen de nieuwe woningen binnen het plangebied aan de verschillende richtafstanden en is er naar verwachting sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Verder geldt dat bestaande bedrijven daardoor ook niet worden belemmerd in de bedrijfsvoering. Daarbij nog buiten beschouwing gelaten dat er al bestaande woningen op kortere afstand zijn gesitueerd en dat er ook sprake is van bedrijfswoningen bij de genoemde bedrijven. De milieuruimte wordt daarmee al bepaald vanuit de milieuregelgeving (Activiteitenbesluit).

4.4 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag, in de meeste gevallen de gemeente, hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

Toetsing

De locatie ligt op ruime afstand van wegen met een geluidszone. De Eeskwerd is een 30 km weg. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet de geluidsbelasting wel beoordeeld worden. Op basis van een te verwachten verkeersintensiteit in 2030 van circa 2000 mvt /etmaal en een afstand van circa 12 m uit het hart van de weg tot de meest nabij gelegen gevel bedraagt de geluidsbelasting 56 dB. Op basis van het Bouwbesluit bedraagt de minimale geluidwering 20 dB. Het binnenniveau kan dan circa 36 dB bedragen terwijl het toegestane binnenniveau 33 dB bedraagt. Gelet op het feit dat de woningen gasloos en zeer energiezuinig zullen worden gebouwd en dus goed geïsoleerd zijn, kan zonder meer worden voldaan aan de geluidweringseis van 56-33 = 23 dB(A).

4.5 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het projectgebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van minder dan 18 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van minder dan 10 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). De huidige luchtkwaliteit ter plaatse is dus zeer goed.

Plannen die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Een plan voldoet hieraan als het een toename van minder dan 3% van de grenswaarden tot gevolg heeft. Bij woningbouwplannen van minder dan 1.500 is dit het geval.

Toetsing

Er worden 36 woningen mogelijk gemaakt. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor dit wijzigingsplan.

4.6 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het project op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het project is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap (kenmerk: 20201124-2-24859). Op dit plan is de normale watertoetsprocedure van toepassing. Dit betekent dat Wetterskip Fryslân voor de normale procedure standaard een wateradvies verstrekt. Dit wateradvies is in deze paragraaf verwerkt.

Hoofdwateren

Hoofdwateren hebben een belangrijke aan-, af- en doorvoerfunctie. Aan weerszijden van een hoofdwatergang ligt een beschermingszone 5 meter. De beschermingszone is nodig voor de bereikbaarheid voor beheer en onderhoud aan de hoofdwatergang. Het is niet toegestaan om in de beschermingszone bebouwingen en dergelijke te realiseren of opgaande beplanting aan te brengen tenzij e.e.a. is geregeld in een Watervergunning.

Het water ten oosten van het plangebied betreft water dat in beheer is/en wordt onderhouden bij het waterschap. Bij ingrepen binnen deze zone is een watervergunning vereist. Met de uitwerking van dit wijzigingsplan vinden geen ingrepen binnen de beschermingszone van 5 meter plaats.

Kaderichtlijn water, KRW

Wetterskip Fryslân heeft volgens de Kaderrichtlijn Water en de Waterwet de plicht om maatregelen te nemen om de ecologische doelen te bereiken die per waterlichaam zijn vastgelegd en ook om deze te beschermen.

Met dit wijzigingsplan vinden geen ingrepen in waterlichamen plaats. De ontwikkeling zorgt er dan ook niet voor dat de ecologische doelen worden beperkt. Specifieke maatregelen zijn niet nodig.

Vrij voor de boezem

Omdat het gebied vrij voor de boezem ligt wordt het niet door een waterkering beschermd tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. Bij de verdere ontwikkeling van de bouwplannen wordt bij het bepalen van de aanleghoogte hier rekening mee gehouden. Indien noodzakelijk wordt het Wetterskip gevraagd voor aanvullend advies.

Toename verharding

Met het project is sprake van een toename aan verharding van circa 5.200 m2. Een overzicht van de toename aan verharding is opgenomen in bijlage 1. Watercompensatie in de vorm van circa 250 m2 zou dan nodig zijn. Deze compensatie wordt door gebruik van waterbergende (groene) daken gerealiseerd. Daarnaast worden de parkeerterreinen uitgevoerd in grasbetonkeien en krijgen alle paden in het plangebied een natuurlijke afwatering.

Ruimtelijke adaptatie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Kansen moeten benut worden om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.

Bij de inrichting van het plangebied kan hierop geanticipeerd worden door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Door nú maatregelen te nemen, worden steden en dorpen mooier en wordt grote schade in de toekomst voorkomen. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen. Met voorgenoemd advies wordt bij de uitvoering van de plannen rekening gehouden.

Waterkwaliteit

Om een goede waterkwaliteit te realiseren is het nodig dat wordt voorkomen dat milieubelastende stoffen in het oppervlaktewater terecht komen. De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn. Ook is het nodig dat gebouwd wordt met milieuvriendelijk en duurzaam materiaal.

Afkoppelen en waterkwaliteit

Om het aantal overstortingen van rioolwater en de belasting van rioolwaterzuiveringen te beperken, is het uitgangspunt om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In dit geval wordt afvalwater afgevoerd op de bestaande rioleringsaansluiting. Hemelwater wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater.

Vervolg

Waterwet: Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Procedure: Bij de uitvoering wordt rekening gehouden met de uitgangspunten van het wateradvies.

4.7 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Dit is geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europese regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. Ten behoeve van de ontwikkeling is een ecologisch quickscan uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 3 bij de toelichting toegevoegd. Hierna worden de belangrijkste conclusies en aanbevelingen uit het onderzoek besproken.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wnb. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van Natuurnetwerk Nederland.

Met betrekking tot gebiedsbescherming is de ligging van de aangewezen Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur) van belang. Het plangebied ligt in een binnenstedelijk gebied op ruime afstand van beschermde natuurgebieden. Voor de ontwikkeling is een stikstofonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 4 toegevoegd. Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling per saldo een positief effect zal hebben op de stikstofdepositie. Op zichzelf komt het uit op een depositiebijdrage van 0,00 mol/ha/jaar. De ontwikkeling heeft, mede gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling, geen negatieve effecten op natuurwaarden die op grotere afstand liggen.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Uit dit onderzoek is gebleken dat er in het plangebied mogelijk beschermde soorten (roofvogels/uilen en vleermuizen) aanwezig zijn. Voor deze soorten wordt een nader onderzoek uitgevoerd. Mogelijk is voor de ontwikkeling een ontheffing in het kader van de Wnb nodig. Bij deze aanvraag hoort ook aan activiteitenplan met daarin te nemen mitigerende maatregelen. Met inachtneming van de eventueel te nemen maatregelen in het activiteitenplan worden negatieve effecten op soorten uitgesloten.

Ten slotte is op basis van de Wnb altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij (ruimtelijke) ingrepen gezorgd moet worden dat dieren niet verstoord of gedood worden en dat planten niet zomaar verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld broedende vogels, de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren.

Bomeneffectanalyse

In het plangebied worden enkele bomen gekapt en vervangen door nieuwe bomen. Daarom is een bomeneffectanalyse gemaakt. In het projectgebied zijn er 55 bomen opgenomen waarop de BEA betrekking heeft. Deze bomen zijn beoordeeld op hun kwaliteit en vervolgens beoordeeld wat de projectinvloed is op deze bomen in het huidige plan. In de onderstaande tabel wordt de maatregel gecategoriseerd van alle geïnventariseerde bomen. Voor de te kappen bomen wordt een kapvergunning aangevraagd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.03004WP01-VG01_0007.png"

4.8 Bodem

Toetsingskader

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat indien ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

Toetsing

Voor de ontwikkeling is een verkennend bodem -en asbestonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als bijlage 5 toegevoegd. Hierna worden de belangrijkste resultaten en aanbevelingen besproken.

Conclusies

Deellocatie 4 – boring 404 (geel omcirkel in figuur 4.1)

In boring 404 is van 0,30-2,25 m -mv dempingsmateriaal (beton, puin en asfalt). Tevens is op 2,6 m -mv de sliblaag waargenomen. De laag met dempingsmateriaal blijkt sterk verontreinigd met PAK. Uit het afperkend grondonderzoek blijkt dat dit dempingsmateriaal alleen in boring 404 is aangetroffen. Op basis van de resultaten van het onderzoek is een schatting gemaakt van de hoeveelheid licht tot sterk verontreinigde grond ter plaatse van boring 404. Er is circa 20 m3 sterk verontreinigde grond aanwezig.

Er is sprake van minder dan 25 m3 sterk verontreinigde grond, er is dan ook geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Wanneer in de toekomst ter plaatse van boring 404 graafwerkzaamheden uitgevoerd gaan worden, dient voorafgaande de werkzaamheden een plan van aanpak bij het bevoegd gezag te worden ingediend.

Overige deellocaties

Voor de deellocaties 1 t/m 3, 5 t/m 7 en het overige deel van deellocatie 4 blijkt dat in de grond plaatselijk bijmengingen met baksteen, puin, beton en/of slib zijn waargenomen. Uit de resultaten kan geconcludeerd worden dat in de grond en in het grondwater maximaal licht verhoogde gehalten aan de onderzochte parameters zijn aangetoond.

Algemeen

In bebouwde omgeving worden regelmatig verhoogde gehalten aan PAK en/of zware metalen (waaronder lood) aangetroffen in de bovengrond. Dit is vaak het gevolg van jarenlange activiteiten op en rond het terrein, waardoor verhoogde gehalten van een groot aantal stoffen, waaronder PAK en zware metalen, zijn ontstaan. Vaak gaan de verhoogde gehalten aan PAK en zware metalen samen met de aanwezigheid van puin in de bodem. De hier aangetroffen gehalten moeten vermoedelijk in dit licht worden bezien en geven derhalve geen aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend onderzoek.

In ondiep grondwater worden zware metalen (waaronder barium, nikkel, zink, molybdeen) vrij regelmatig aangetroffen in concentraties die de toetsingswaarden overschrijden. Er is in deze gevallen doorgaans sprake van van nature verhoogde achtergrondwaarden. Wij gaan ervan uit dat dat ook hier het geval is en de licht verhoogde concentraties behoeven derhalve niet nader te worden onderzocht. Ook de geringe overschrijding van de streefwaarde aan naftaleen geeft geen aanleiding tot nader onderzoek.

Toetsing hypothese 

Uit het voorgaande blijkt dat de hypotheses "verdacht" voor de deellocaties 1 t/m 6 formeel dient te worden aanvaard. De gemeten overschrijdingen van de achtergrond- of streefwaarde zijn echter dermate gering en bovendien mogelijk van natuurlijke oorsprong, dat zij vanuit milieukundig oogpunt geen bezwaar vormen. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk. Voor deellocatie 7 (overig terrein) blijkt dat de hypothese "onverdacht" dient te worden verworpen. Ook hier zijn echter slechts geringe overschrijdingen van de achtergrond- of streefwaarde gemeten. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

Asbest

Uit het uitgevoerde asbestonderzoek blijkt dat er op het maaiveld en in het opgeboorde/opgegraven materiaal geen asbestverdachte materialen zijn waargenomen. Tevens is er analytisch geen asbest aangetoond. De resultaten van het asbestonderzoek geven dan ook geen aanleiding tot nader asbest onderzoek.

Aanbevelingen

Verontreiniging met PAK (boring 404)

Ter plaatse van boring 404 is een bodemverontreiniging met PAK aangetoond (<25 m3). Wanneer in de toekomst ter plaatse van boring 404 graafwerkzaamheden uitgevoerd gaan worden, dient voorafgaande de werkzaamheden een plan van aanpak bij het bevoegd gezag te worden ingediend. Aanbevolen wordt om de graafwerkzaamheden onder milieukundige begeleiding (BRL7001) uit te voeren.

Overige terrein

Voor het overige terrein geldt dat op grond van het uitgevoerde onderzoek kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een bodemverontreiniging van betekenis en de onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek en/of sanerende maatregelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.03004WP01-VG01_0008.png"

Figuur 4. Uitsnede boorlocaties plangebied

4.9 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Partiële herziening Archeologie

De gemeente heeft op 11 november 2020 het paraplu bestemmingplan Partiële herziening Archeologie vastgesteld. Dit ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden in de gemeente. Dit parapluplan is van toepassing op het grondgebied van de gemeente Leeuwarden, exclusief de gronden van de voormalige gemeenten Leeuwarderadeel en Littenseradiel, voor zover er sprake is van archeologische (verwachtings-)waarden. Gronden waar geen onderzoek noodzakelijk is, of gronden die na onderzoek zijn vrijgegeven, zijn niet opgenomen in dit bestemmingsplan.

Toetsing

Onderhavig plangebied maakt deel uit van de partiële herziening Archeologie en is hierin gedeeltelijk aangewezen als 'Waarde - Archeologie 3'. Dit betreft een gedeelte van de zuidkant van het plangebied. Uit deze bestemming blijkt dat bij ingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 0,3 meter onderzoek nodig zal zijn. Binnen dit gedeelte van het plangebied zijn geen gebouwen voorzien. Wel vinden hier ingrepen plaats van dieper dan 0,3 meter. Voor de rest van de gronden geldt de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5. Uit deze bestemming blijkt dat bij ingrepen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,5 meter onderzoek nodig zal zijn. Het plangebied is groter dan 2.500 m2. Om de bovenstaande redenen is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als bijlage 6 toegevoegd.

Het doel van het onderzoek is om vast te stellen wat de kans is op de aanwezigheid van archeologische waarden in het plangebied. Het onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek verkennende fase (IVO-O).

Volgens het gespecificeerd verwachtingsmodel worden in het plangebied archeologische waarden verwacht uit de ijzertijd tot en met de nieuwe tijd. Het kan hierbij gaan om overslibde nederzettingen of ophogingslagen. Indicatoren hiervoor zijn scherven aardewerk en artefacten van bijvoorbeeld steen, metaal of glas. Ook kunnen grondsporen aanwezig zijn zoals paalsporen, greppels en waterputten.

Om het archeologisch verwachtingsmodel te toetsen zijn in het plangebied negen verkennende gutsboringen uitgevoerd in een dichtheid van zes boringen per hectare. Uit de resultaten van het verkennend booronderzoek blijkt dat de ondergrond van het plangebied uit een door zandlaagjes onderbroken kleipakket bestaat dat tot tenminste twee en een halve á drie meter beneden het maaiveld doorloopt. De klei is in een tamelijk dynamisch (getijden)milieu afgezet dat waarschijnlijk ongeschikt was voor bewoning. Vegetatiehorizonten of andere lagen die samen zouden kunnen hangen met bewoning of die zouden kunnen wijzen op voor bewoning geschikte omstandigheden, ontbreken dan ook in het plangebied. De enige archeologische indicatoren bestaan uit puin- en houtskooldeeltjes in de gemiddeld ruim een meter dikke toplaag van opgebrachte zandige klei die het gehele plangebied bedekt.

Op basis van de afwezigheid van vegetatiehorizonten of andere lagen die samen zouden kunnen hangen met menselijke bewoning plus het ontbreken van archeologische indicatoren wordt geconcludeerd dat de kans op archeologische waarden in het plangebied uiterst klein is. Er wordt daarom geen archeologisch vervolgonderzoek geadviseerd.

Tenslotte wordt erop gewezen dat voor al het graafwerk geldt dat als archeologische grondsporen worden aangetroffen en/of vondsten worden gedaan, dat daarvan direct melding dient te worden gemaakt conform de Erfgoedwet 2015, artikel 5.10. Geadviseerd wordt dit te doen bij de gemeente Leeuwarden. De gemeente Leeuwarden heeft het rapport getoetst en goedgekeurd.

4.10 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Met de wijziging van het Bro per 1 januari 2012 dienen gemeenten nadrukkelijk aandacht te besteden aan het aspect cultuurhistorie. Het bestemmingsplan dient een beschrijving te geven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Toetsing

Binnen het plangebied zijn geen beschermde cultuurhistorische waarden aanwezig. Ook tast het de bestaande structuren niet aan. Het plan voor de realisatie van 36 woningen aan de Eeskwerd is op de locatie van de voormalige 8-hoog split-level flat van De Meenthe. Deze flat is in 1989 gesloopt. Sinds die tijd is de beoogde locatie tussen Eeskwerd en Dokkumer Ee onbebouwd geweest. De flat in De Meenthe had een zeer slechte naam. Na herstructurering in De Meenthe en verandering van de straatnaam De Meenthe in verschillende straten met namen die een link hebben met “De Stijl”, is m.n. het gebied tegen Dokkumer Trekweg / Eeskwerd aan, opgewaardeerd. Het plangebied vormt momenteel een groen plantsoen met ruimte voor kinderen om te spelen. Na 30 jaar onbebouwd te zijn geweest, zal

voor velen deze locatie dan ook meer gezien worden als groene speel- en verblijfsplek, dan als voormalige plek van de Meenthe flat. Gelet op het huidige karakter van het plangebied en hoe bewoners dit plantsoen ervaren, is behoud van de groene uitstraling en beleving essentieel. Hoogbouw is niet meer wenselijk op beoogde locatie. Ook de openbare oever langs de Dokkumer Ee is belangrijk onderdeel van dit gebied (westzijde Dokkumer Ee is van oudsher een jaagpad). Het aanwezige pad langs de Dokkumer Ee blijft behouden.

Het aspect cultuurhistorie staat de uitvoering van het project niet in de weg.

4.11 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Toetsing

Voor dit plan is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit is naar voren gekomen dat het plangebied niet gelegen is binnen een invloedzone van een risicovolle inrichting, transportroute of buisleiding.

In het kader van het vooroverleg heeft de brandweer ook op het wijzigingsplan gereageerd. De reactie is als bijlage 7 toegevoegd en waar relevant in onderstaande paragraaf verwerkt.

De brandweer ziet geen noodzaak om bij het wijzigingsplan opmerkingen te plaatsen. Dit omdat het plangebied niet gelegen is binnen een invloedzone van een risicovolle inrichting, transportroute of buisleiding. Wel heeft de brandweer een repressief advies afgegeven.

(brandweer) Advies risico's en brandweerzorg

Brandweer Fryslân heeft de mogelijkheid een advies risico's en brandweerzorg te geven in het kader van bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen. In een dergelijk advies komen aspecten aan bod die van belang zijn voor de basisbrandweerzorg. Hierbij valt te denken aan onder meer bereikbaarheid, de beschikbaarheid van bluswater en de opkomsttijden.

Opkomsttijden

Bij calamiteiten zal de brandweer binnen circa 6 minuten op locatie zijn bij het plangebied. Dit is in lijn met de opkomsttijden zoals is in het dekkingsplan van de Brandweer Fryslân is vastgeteld.

Bluswatervoorzieningen

Rond het plangebied zijn een aantal brandkranen aanwezig. Vuistregel is dat de afstand van de toegang van een gebouw tot een primaire bluswatervoorziening (brandkraan) circa 100 meter bedraagt. Hier wordt niet aan voldaan. Daarom worden een tweetal brandkranen in het plangebied gerealiseerd.

Bereikbaarheid

De brandweer adviseert om de woningen rondom bereikbaar te maken voor gemotoriseerd verkeer. In dit geval worden de woningen bereikbaar gemaakt voor de brandweer. De brandweer kan via de parkeerkoffer op het tussenliggende fietspad komen. Dit fietspad wordt voldoende breed zodat daar een brandweerauto over kan. Met tevens de mogelijkheid om over het bestaande fietspad langs de Dokkumer Ee te rijden zijn de woningen vanaf alle kanten bereikbaar.

Conclusie

Voor wat betreft het aspect externe veiligheid gelden geen beperkingen voor dit wijzigingsplan. Tot slot wordt de brandweer betrokken bij de verdere invulling van het plangebied.

4.12 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Planopzet

Verbeelding

Het wijzigingsplan 'Leeuwarden - Eeskwerd' gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Bilgaard, Leeuwarder Bos en omgeving van de gemeente Leeuwarden.

Regels

De regels die deel uitmaken van bestemmingsplan Bilgaard, Leeuwarder Bos en omgeving, vastgesteld 31 oktober 2011, artikel 11 'Groen', artikel 19 'Wonen' en artikel 17 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn overgenomen in dit wijzigingsplan.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

Groen

Belangrijke, voor de wijk structuurbepalende, groenvoorzieningen zijn als zodanig bestemd. Voor deze benadering is onder andere gekozen, omdat het van belang wordt geacht de groenstructuur die er is te behouden.

Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ geldt voor de woonstraten, parkeervoorzieningen en ondergeschikte groenvoorzieningen.

Wonen

Een deel van het plangebied is bestemd voor de woonfunctie. Dit in de vorm van grondgebonden woningen. De regeling voor de grondgebonden woningen is zo eenvoudig mogelijk gehouden, in overeenstemming met andere recente bestemmingsplannen in de gemeente Leeuwarden. Op de verbeelding is de maximale bouwhoogte van de woningen weergegeven. De bouwvlakken geven aan waar de woningen, oftewel de hoofdgebouwen, gesitueerd mogen worden.

Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen op niet minder dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de woning of in het verlengde daarvan worden gebouwd. Echter is dit vanwege de positionering van de woningen niet mogelijk. Daarom is de aanduiding 'bijgebouwen' opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn eveneens aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan vóór de naar de weg gekeerde gevel van een woning. In totaal mag er per hoofdgebouw een oppervlakte van 50 m² aan bijgebouwen en aan- en uitbouwen worden gebouwd, tot een maximum van 40% van het erf.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijk uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wro. Door het voeren van de genoemde procedure, met de daar bijhorende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, wordt de maatschappij betrokken bij het plan.

In het kader van het vooroverleg is het concept wijzigingsplan naar de overlegpartners gestuurd. De brandweer en de provincie hebben aangegeven geen opmerkingen op het plan te hebben. Daarnaast zijn opmerkingen van het waterschap verwerkt in de toelichting.

Het ontwerpwijzigingsplan heeft in de periode van 1 juli tot 11 augustus 2021 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is één zienswijzen ontvangen. Deze is als bijlage 8 toegevoegd. De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het wijzigingsplan. De zienswijzennota is als bijlage 9 toegevoegd.

Het wijzigingsplan is vervolgens door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden vastgesteld.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële uitvoerbaarheid

De gronden zijn in eigendom van de gemeente. De kosten worden gedekt uit de grondverkoop. Hiermee is de financiële haalbaarheid van dit wijzigingsplan aangetoond.

Grondexploitatie 

Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Voor vaststelling van het planologisch besluit dient duidelijk te zijn op welke wijze de kosten zullen worden verhaald.

In dit geval is de grond in eigendom van de gemeente. Tussen de gemeente en initiatiefnemer is een grondexploitatie vastgesteld. Hierin wordt er van uitgegaan dat de ontwikkelaar alle kosten draagt met betrekking tot de aanleg van de openbare ruimte en de gemeente de kosten draagt voor de planologische procedure en de projectbegeleiding. De onderlinge afspraken worden vastgelegd in een koop- en realisatieovereenkomst.