direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Harlingen - Dukdalfterrein
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0072.UitwerkingDukdalf-VA01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 INLEIDING

1.1 Aanleiding

Op de gronden van het voormalige verzorgingstehuis Dukdalf in Harlingen tussen de Zuiderhaven en de Spoorstraat zijn plannen om de locatie te herontwikkelen ten behoeve van woningbouw. Hiervoor bestaan al enige tijd plannen. In het geldende bestemmingsplan is daarom al voorzien in een herontwikkeling. Het perceel heeft hierin een uit te werken woonbestemming.

De gemeente Harlingen verleent medewerking aan deze ontwikkeling door de bestemming uit te werken. Hiervoor is dit uitwerkingsplan opgesteld.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied ligt in de wijk Het Havenkwartier in de kern Harlingen. De ligging is weergegeven in figuur 1 en in figuur 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.UitwerkingDukdalf-VA01_0001.png" Figuur 1 Ligging van het plangebied (bron: Bing Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.UitwerkingDukdalf-VA01_0002.png"

Figuur 2 Begrenzing van het plangebied (Geo Web)

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is opgenomen in het bestemmingsplan Harlingen - Havenkwartier, dat op 13 februari 2013 is vastgesteld. Het heeft hierin de bestemming 'Wonen - Uit te werken'. Op basis van de huidige bestemming is het niet direct mogelijk om woningen te realiseren. Deze bestemming moet uitgewerkt worden ten behoeve van maximaal 100 woningen. Hiervoor gelden de volgende regels/voorwaarden:

Uitwerkingsregels:

  • 1. de stedenbouwkundige structuur van de locatie zal zoveel mogelijk aansluiten bij de omgeving;
  • 2. voor de locatie wordt een beeldkwaliteitsplan opgesteld, waarbij aandacht wordt gegeven aan de samenhang van de omliggende gebouwen;
  • 3. er wordt advies ingewonnen van de monumentencommissie;
  • 4. er worden twee parkeerplaatsen per woning gerealiseerd;
  • 5. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten zal niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • 6. het aantal te bouwen woningen zal ten hoogste 100 bedragen;
  • 7. het bebouwingspercentage van het bestemmingsvlak zal ten hoogste 70% bedragen;
  • 8. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Daarnaast liggen de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie', 'Waarde - Cultuurhistorisch en ruimtelijk waardevol gebied' en 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' op het plangebied.

Voor de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geldt een verplichting van archeologisch onderzoek bij ingrepen groter dan 50 m2. Met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorisch en ruimtelijk waardevol gebied' wordt de cultuurhistorische, archeologische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing beschermd. Het noordelijke deel van het plangebied maakt namelijk deel uit van het beschermde stadsgezicht van Harlingen. Tot slot wordt met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' de zeewering beschermd. Figuur 3 geeft een fragment van het geldende bestemmingsplan weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.UitwerkingDukdalf-VA01_0003.png"

Figuur 3 Uitsnede geldend bestemmingsplan

1.4 Crisis- en herstelwet

Dit uitwerkingsplan valt onder het bereik van de Crisis- en herstelwet. Deze wet beoogt een versnelde ontwikkeling en realisering van ruimtelijke en infrastructurele projecten als bijdrage aan de bestrijding van de economische crisis. Het gaat er hierbij met name om dat de procedure van een plan sneller kan worden afgerond, waarmee in dit geval ook vlotter met de realisatie van de woningen kan worden gestart.


Hiertoe bevat de Crisis- en herstelwet een tweetal hoofdstukken met bijzondere wettelijke voorzieningen van tijdelijke aard en een hoofdstuk met wijzigingen van een groot aantal wetten, waaronder de Wet ruimtelijke ordening. Deze wijzigingen hebben een blijvend karakter. Het toepassen van deze wet heeft als grootste voordeel een snelle afhandeling bij beroep. Bij beroep moet de Raad van State de zaak binnen zes maanden na indiening van het beroepschrift afhandelen.

Er is ook geen mogelijkheid voor belanghebbenden om een pro-forma beroep in te dienen en om beroepsgronden aan te voeren na het einde van de beroepstermijn. Een ander voordeel is dat een nieuw besluit na vernietiging (of na een tussenuitspraak) gebaseerd kan worden op de feiten waarop het oude besluit berustte, behalve wanneer die feiten reden waren voor de vernietiging. Bij de Crisis- en herstelwet geldt onder andere de verplichting dat bij het besluit en de bekendmaking of mededeling van het besluit wordt vermeld dat de procedurele versnellingen van de Crisis- en herstelwet van toepassing zijn. De gemeente Harlingen zal dit bij de vaststelling van het uitwerkingsplan expliciet vermelden.

1.5 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 1 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het uitwerkingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan.

Hoofdstuk 2 PLANBESCHRIJVING

2.1 Omgeving van het plangebied

Het plangebied ligt in het middendeel van het Havenkwartier. Het Havenkwartier is een deel van Harlingen waar de afgelopen jaren stadsvernieuwing heeft plaatsgevonden.

In de directe omgeving overheerst de woonfunctie en zijn verscheidene grondgebonden woningen en appartementen aanwezig. Aan de Steenhouwersstraat, grenzend aan het plangebied, is een sportschool met woning aanwezig en direct ten noorden ligt de huidige haven. De bebouwing in de omgeving is zeer karakteristiek. Het noordelijk deel van het plangebied ligt dan ook gedeeltelijk in het Beschermde Stadsgezicht. De bebouwing langs het Havenplein, de Zuiderhaven en de Rozengracht maakt hier deel van uit.

2.2 De bestaande situatie

Het plangebied is bedoeld om de stadsvernieuwingswijk in het Havenkwartier een afronding te geven. Het plangebied wordt begrenst door de straten de Zuiderhaven, de Steenhouwersstraat, de Spoorstraat, het Werfpad en de Schoolstraat. De gronden liggen momenteel braak. Een overzicht van de huidige situatie is weergeven in figuur 3. Figuur 4 en 5 geven een aanzicht van de huidige situatie weer. Hierop is te zien dat het plangebied momenteel een braakliggende terrein betreft.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0072.UitwerkingDukdalf-VA01_0004.png"

Figuur 4 Vooraanzicht plangebied vanaf de Spoorstraat (zuidzijde)

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.UitwerkingDukdalf-VA01_0005.png"

Figuur 5 Vooraanzicht op het terrein vanaf de Zuiderhaven (noordzijde)

2.3 Voorgenomen initiatief

Het plan is om in het plangebied 89 woningen te realiseren. Het programma bestaat uit de bouw van 13 (grondgebonden) rijenwoningen en appartementengebouwen voor 76 woningen (waarvan 60 sociale huurappartementen). Figuur 6 een impressie van de invulling.

De woningen betreffen zowel koop- als huurwoningen. Aan de Zuiderhaven worden de grondgebonden rijenwoningen gebouwd. De bouwhoogten bedraagt maximaal 12 meter.

Langs de Spoorstraat, het Werfpad en de Schoolstraat komen appartementen. De bouwhoogten van de appartementen variëren tussen de 15 en 10 meter. De hoogte van het appartementenblok op de hoek van de Zuiderhaven en de Schoolstraat bedraagt 15 meter en gaat vervolgens over in 13 meter in zuidelijke en oostelijke richting. De bouwhoogte van het appartementenblok aan de Spoorstraat bedraagt 15 meter voor het westelijke deel op de hoek met het Werfpad en gaat over tot 12 meter in het centrale deel tot 10 meter voor het oostelijke deel dat grenst aan de percelen aan de Steenhouwersstraat.

Tussen de Schoolstraat en het Werfpad wordt daarnaast een ontsluiting gerealiseerd om het binnenterrein bereikbaar te maken. Hier worden onder andere parkeerplaatsen en groen gerealiseerd.

Dit uitwerkingsplan biedt de planologische kaders voor de te bouwen woningen. De woningen hebben nog geen definitieve vormgeving. De woonbestemmingen die in dit uitwerkingsplan zijn opgenomen (de bestemmingen 'Wonen -Woongebouw' en 'Wonen') sluiten aan bij de bestemmingen uit het geldende bestemmingsplan.

Voor de appartementen betekent dit dat de maximale bouwhoogte varieert tussen de 15 en 10 meter. Voor de grondgebonden woningen betekent dit dat:

  • de maximale goot- en bouwhoogte respectievelijk 9 en 12 meter mag zijn met enkele woningen die mogen worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte van 12 meter;
  • de woning in de naar de weg gekeerde bouwgrens zal worden gebouwd, dan wel ten hoogste 2,00 m daarachter;
  • en ten aanzien van de afmetingen vooraf (ten tijde van het vooroverleg over het uitwerkingsplan) advies wordt ingewonnen van de monumentencommissie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.UitwerkingDukdalf-VA01_0006.jpg"

Figuur 6 Invulling van het plangebied

De gebouwen aan de Steenhouwersstraat die grenzen aan het plangebied zijn gesloopt en hier zal ook een herontwikkeling plaatsvinden. Dit wordt met een aparte juridisch-planologische regeling geregeld en valt buiten dit uitwerkingsplan.

2.4 Beeldkwaliteitsplan

Door middel van het vastleggen van twee bouwvlakken wordt de stedenbouwkundige structuur van de ontwikkeling vastgelegd. Beeldkwaliteitsaspecten zijn op stedenbouwkundig niveau vastgelegd op de verbeelding door middel van het bouwvlak, de goothoogte en de bouwhoogte. Hierdoor wordt aangesloten bij het bestaande karakteristieke bebouwingsbeeld van de omgeving.

Door de bestemming 'Wonen' en de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorisch en ruimtelijk waardevol gebied ' voor de grondgebonden woningen op het plangebied te leggen wordt aangesloten bij de bestaande goot -en nokhoogte van de bebouwing aan de Zuiderhaven. Met de bestemming 'Wonen - Woongebouw' wordt aangesloten bij de afnemende trapsgewijze bebouwingshoogte van de appartementengebouwen ten westen van het plangebied.

In het voorliggende plan wordt aangesloten bij de ritmiek van de bebouwing van het Havenkwartier. Zo wordt met de trapsgewijze bebouwingshoogte aangesloten bij de bestaande situatie aan beide zijden van het plangebied.

Voor het plan zijn in de welstandsnota van de gemeente Harlingen specifieke welstandscriteria opgesteld, die kunnen worden beschouwd als beeldkwaliteitsplan voor het project. De uiteindelijke vormgeving van de woningen dient aan deze criteria te voldoen. Op deze manier wordt gewaarborgd dat de stedenbouwkundige structuur van de woningen aansluit op het straat- en bebouwingsbeeld van de omgeving.

2.5 Verkeer en parkeren

Voor de 89 nieuwe woningen moeten 178 parkeerplaatsen gerealiseerd worden. Uitgangspunt is een norm van twee parkeerplaatsen per woning conform de voorwaarden van het uitwerkingsplan. Voor de ontwikkeling is een studie naar de parkeerbehoefte opgesteld. In het plangebied zijn 96 parkeerplaatsen voorzien op het binnenterrein en 12 langs de kade van de Zuiderhaven. De parkeerplaatsen op het binnenterrein zijn beschikbaar voor vergunninghouders. Om formeel te voldoen aan de parkeernorm van twee parkeerplaatsen per woning worden er nog 70 parkeerplaatsen buiten het plangebied gerealiseerd. Hiervoor is op de openbare parkeerplaatsen op het terrein aan de overzijde van de Spoorstraat voldoende ruimte beschikbaar. Op deze manier wordt aan de parkeernorm voldaan en gelet op de beoogde doelgroep (sociale huurders en kopers) is sprake van voldoende parkeergelegenheid voor de woningen.


Ten behoeve van de ontwikkelingen in het plangebied is een mobiliteitstoets uitgevoerd (zie bijlage 1). In de mobiliteitstoets zijn de verkeerseffecten inzichtelijk gemaakt en beoordeeld.

Hierbij is de ontwikkeling getoetst aan verschillende verkeerskundige aspecten, zoals de verkeersafwikkeling, leefbaarheid en verkeersveiligheid. Uit de mobiliteitstoets blijkt dat de wegen rondom het plangebied zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie voldoende capaciteit hebben om het verkeer goed af te wikkelen. Wel kan op een piekdag de hoge verkeersintensiteit op de Steenhouwersstraat leiden tot een verslechtering van de verkeersveiligheid in relatie tot het fietsverkeer en leefbaarheid. Hierbij dient opgemerkt te worden dat er plannen bestaan om de bebouwing in deze straat en de straat zelf op te waarderen. Inmiddels is dit in gang gezet en is de straat ook verbreed waarmee het knelpunt is opgelost. Verder gaat de mobiliteitstoets uit van de realisatie van 87 woningen en niet van 89. Dit heeft een extra verkeersaantrekkende werking tot gevolg van 13 motorvoertuigen per etmaal op een werkdag en leidt niet tot andere conclusies van de mobiliteitstoets. Op het gebied van verkeer en parkeren ontstaat geen belemmeringen voor het project. Het uitwerkingsplan is hierop uitvoerbaar en er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

2.6 Voorwaarden uitwerkingsplan

Het belangrijkste uitgangspunt voor dit uitwerkingsplan is het bieden van een planologische regeling waarbinnen de in paragraaf 2.3 beschreven ontwikkelingen mogelijk zijn. Aan de uitwerking van het uitwerkingsplan is een aantal voorwaarden verbonden. In deze paragraaf vindt een toetsing van de voorwaarden, die voor de bestemming 'Wonen - uit werken' gelden, plaats.

  • de stedenbouwkundige structuur van de locatie zal zoveel mogelijk aansluiten bij de omgeving

In paragraaf 2.4 is beschreven dat er sprake is een goede ruimtelijke en stedenbouwkundige inpassing. Aan deze voorwaarde wordt dan ook voldaan.

  • voor de locatie een wordt beeldkwaliteitsplan opgesteld, waarbij aandacht wordt gegeven aan de samenhang van de omliggende gebouwen

Voor de ontwikkeling wordt aangesloten bij de gebiedsspecifieke welstandscriteria uit de welstandsnota Harlingen. Dit geldt zowel voor de woningen die zich zowel binnen- als buiten het beschermd stadsgezicht bevinden. Hiermee wordt aansluiting gezocht bij de samenhang van de omliggende gebouwen. De welstandsnota van de gemeente is tot stand gekomen na de vaststelling van het geldende bestemmingsplan voor het Havenkwartier en biedt specifieke eisen ten aanzien van de beeldkwaliteit in het plangebied. De welstandsnota kan in dit geval worden beschouwd als beeldkwaliteitsplan voor het plangebied.

  • advies wordt ingewonnen van de monumentencommissie

Het uitwerkingsplan is in het kader van het verplichte vooroverleg toegezonden naar de monumentencommissie.

  • er twee parkeerplaatsen per woning worden gerealiseerd

In paragraaf 2.5 is beschreven dat voor de woningen in het plangebied twee parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.

  • de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten zal niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde

Uit het akoestisch onderzoek (zie bijlage 4 en paragraaf 4.3) blijkt dat voor een deel van de woningen de voorkeursgrenswaarde wordt overgeschreden. De gemeente stelt hiervoor een hogere waarde vast.

  • het aantal te bouwen woningen zal ten hoogste 100 bedragen

Het programma bestaat uit de bouw van 89 woningen. Aan deze voorwaarde wordt dan ook voldaan.

  • het bebouwingspercentage van het bestemmingsvlak zal ten hoogste 70% bedragen

Totale oppervlakte van het bestemmingsvlak is circa 8.065 m2. De totale oppervlakte van de bouwvlakken bedragen circa 3.975 m2 en bedraagt daarmee circa 50 % van het bestemmingsvlak. Aan deze voorwaarde wordt dan ook voldaan.

  • er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Straat- en bebouwingsbeeld

In paragraaf 2.3 en 2.4 is beschreven dat de ontwikkeling aansluit bij het straat- en bebouwingsbeeld van de gebouwen in de omgeving. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.

Woonsituatie

Met dit uitwerkingsplan is sprake van een afronding van de wijkvernieuwing van het Havenkwartier. Door het plangebied in te vullen voor de woonfunctie vindt geen afbreuk aan de kwaliteit van de woonomgeving.

De verkeersveiligheid

Ten behoeve van de ontwikkelingen in het plangebied is een mobiliteitstoets uitgevoerd (zie bijlage 1). Uit de toets blijkt dat er geen onevenredige afbreuk aan de verkeersveiligheid ontstaat.

Sociale veiligheid

Uit de Leefbarometer van het rijk blijkt dat in de omgeving van het plangebied sprake is van een goede leefbaarheid. Hierin speelt een combinatie van indicatoren op het gebied van veiligheid, sociale samenstelling, sociale samenhang, woningvoorraad, publieke ruimte en voorzieningenniveau een rol. Met de toevoeging van woningen zal de sociale veiligheid verbeteren, doordat er meer sociale controle zal ontstaan en er meer mogelijkheden worden gecreëerd voor nieuwe sociale netwerken.

De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden

In paragraaf 4.2 is beschreven dat de ontwikkeling geen afbreuk aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden veroorzaakt.

Hoofdstuk 3 BELEID

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Voor het uitwerkingsplan zijn geen nationale belangen van belang.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling is duurzame verstedelijking het uitgangspunt. Hiertoe wordt de ladder voor duurzame verstedelijking gevolgd die is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6. lid 2 Bro). Deze ladder bestaat uit de volgende drie treden:

  • 1. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • 3. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Toetsing

  • 1. Is er een actuele regionale behoefte aan de beoogde ontwikkeling?

In het woningbouwprogramma van de gemeente Harlingen is het herstructureringsplan opgenomen (zie paragraaf 3.3). Daarnaast blijkt uit de woningmarktscan van Amayanda dat er voldoende vraag naar grondgebonden rijenwoningen en appartementgebouwen is. Deze scan is in bijlage 2 van de toelichting opgenomen.

  • 2. Kan de actuele regionale behoefte worden opgevangen binnen bestaand stedelijk gebied?

De herstructurering vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied. De locatie voorziet in een functiewijziging van een voormalig verzorgingstehuis naar een woonfunctie. In plaats van de reeds gesloopte bebouwing worden nieuwe woningen teruggebouwd die aansluiten op de directe omgeving.

  • 3. Kan een nieuwe locatie worden gevonden die passend multimodaal is ontsloten?

Deze derde trede is niet van toepassing op het plangebied omdat deze zich bevindt binnen bestaand stedelijk gebied. Desalniettemin is de huidige locatie multimodaal ontsloten en zal dit in de toekomst ook zo blijven. Dit blijkt tevens uit de mobiliteitstoets (zie bijlage 1).

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in het Streekplan "Om de kwaliteit van de romte" (structuurvisie). De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. Hierin zijn voor de provinciale belangen regels opgenomen, waar in ruimtelijke plannen rekening mee gehouden moet worden.

Streekplan Fryslân

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân, vastgesteld op 13 december 2006.

De provincie Fryslân zet meer dan voorheen in op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de ruimte. Ruimtelijke kwaliteit dient zowel voor economische, sociale als culturele belangen en is daarmee voor alle functies in Fryslân essentieel. Met ruimtelijke kwaliteit wordt bedoeld dat in ruimtelijke plannen, in ontwerpen en in de uitvoering expliciet de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde in stand worden gehouden en verder worden ontwikkeld.

Ondanks de verweving tussen steden en platteland wordt er nog steeds een grote waarde gehecht aan het onderscheid tussen de dynamiek en intensiteit van steden en de rust en de ruimte van het gebied eromheen. Deze onderscheiden kwaliteiten moeten behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt.

Harlingen is in het streekplan aangemerkt als één van de zes stedelijke centra. De ruimte druk van wonen, werken en voorzieningen is hier relatief hoog. De provincie zet in op het verder benutten van de potenties van de stedelijke centra voor wonen, bedrijvigheid en dienstverlening.

Om het toekomstige ruimtebeslag van wonen te beperken, worden nieuwe woningen zoveel mogelijk eerst in het bestaande bebouwde gebied van kernen opgevangen. Het bestaande bebouwde gebied wordt gevormd door de bestaande bebouwde kommen van steden en dorpen. Door het bestaande bebouwde gebied optimaal te benutten wordt bij gedragen aan een efficiënt gebruik van de ruimte en daarmee aan een duurzame ruimtelijke inrichting. Hier wordt ook onder verstaan dat rekening wordt gehouden met de ruimtelijke kwaliteiten en milieukwaliteiten in het bestaande bebouwde gebied. Aan gemeenten wordt de taak toebedeeld de herstructureringsopgave te bekijken in relatie tot de totale kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwopgave.

De herstructurering van het voormalige verzorgingstehuis naar woningbouw sluit dus goed aan op de ambities van de provincie.

Tot slot ligt een gedeelte van het plangebied binnen een reserveringszone voor de waterkering. In Fryslân wordt voldoende ruimte gereserveerd voor de toekomstige versterking van de primaire waterkeringen. In het streekplan zijn hiervoor reserveringszones opgenomen, waarmee langs de Waddenzee de versterking van de primaire keringen voor een periode van 200 jaar mogelijk wordt gemaakt. In het plangebied is de “exacte reserveringszones voor het aaneengesloten bebouwd gebied” van toepassing. De reserveringszone is voorzien van een beschermende regeling in het uitwerkingsplan.

Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.

In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Indien dit niet mogelijk is, kan aansluitend op bestaand stedelijk gebied een uitbreidingslocatie worden toegestaan. Tot het bestaand stedelijk gebied van een kern rekent de provincie het (aaneengesloten) gebied met stedelijke functies (woonbebouwing, bedrijfsbebouwing in brede zin en maatschappelijke functies), waaronder mede begrepen de daarbij behorende voorzieningen (inclusief groenvoorzieningen) en verkeersinfrastructuur. Om hierover geen onduidelijkheid te laten bestaan, is de grens van het bestaand stedelijk gebied voor iedere kern geometrisch op een kaart bepaald. Volgens de verordening valt de locatie binnen het bestaand stedelijk gebied. Hier kunnen stedelijke functies, zoals wonen, toegevoegd worden.

In artikel 3 is bepaald dat een ruimtelijk plan voor woningbouw in overeenstemming moet zijn met een woonplan, dat de schriftelijk instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Hiervan mag afgeweken worden indien het woningbouwproject niet meer dan 11 woningen bevat en gelegen is binnen bestaand stedelijk gebied. Dit uitwerkingsplan voorziet in de bouw van 89 woningen binnen bestaand stedelijk gebied. Daarnaast past de ontwikkeling binnen het woningbouwprogramma van de gemeente Harlingen. Hier wordt in paragraaf 3.3 verder op ingegaan. Aan artikel 3 van de verordening wordt dus ook voldaan.

Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Verordening Romte Fryslân 2014.

3.3 Gemeentelijk beleid

Woningbouwprogramma Gemeente Harlingen 2013-2020

Het Woningbouwprogramma is onderdeel van de woonvisie 2013-2020. De komende jaren wil de gemeente circa 100 woningen per jaar ontwikkelen. Het woningbouwprogramma geeft een verwachting van het bouwprogramma in de gemeente Harlingen voor de periode 2016-2020. De ontwikkeling is in het woningbouwprogramma van de gemeente Harlingen opgenomen. In dit programma is voor de locatie 15 eengezinswoningen en 70 levensloop bestendige appartementen opgenomen. De mogelijkheden die dit uitwerkingsplan biedt, vallen hier grotendeels binnen.

 

Bestemmingsplan Harlingen - Havenkwartier

Zoals in paragraaf 1.3 reeds is beschreven valt het plangebied binnen een woonbestemming die nog nader uit te werken is. Het voorgenomen initiatief geeft hier toepassing aan. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden, zijn in paragraaf 2.6 beschreven en toegelicht.

Welstandsnota

De welstandsnota van Harlingen is van toepassing op het plangebied. In de welstandsnota zijn criteria opgenomen die in de eerste plaats gericht zijn op het behoud van de basiskwaliteiten van de gebouwde omgeving. Dit betekent echter niet dat nieuwe, bijzondere of afwijkende bouwplannen niet meer mogelijk zijn. Integendeel, bijzondere bouwplannen zijn in de gemeente Harlingen welkom. Daar waar mogelijk en gewenst, biedt de welstandsnota ook een sturend en stimulerend kader.

De gemeente Harlingen kent een grote verscheidenheid aan bebouwd gebied, zoals een beschermd stadsgezicht, stadsuitbreidingen, bedrijven- en industrieterreinen, havengebied, sportterreinen, twee dorpen en een buitengebied.

Door middel van gebiedsgericht welstandsbeleid wordt op deze verscheidenheid ingespeeld. Op grond van de aanwezige stedenbouwkundige en architectonische kenmerken en de te verwachten ontwikkelingen in de gemeente, worden voor verschillende deelgebieden specifieke criteria aan de uiterlijke verschijningsvorm van nieuwe of bestaande bouwwerken aangewezen.

Het plangebied maakt deel uit van het welstandsgebied 'Binnenstad'. Dit heeft betrekking op het beschermd stadsgezicht van Harlingen, dat nagenoeg de gehele binnenstad beslaat en het hierbij behorende Havenkwartier, waarvan een gedeelte tot het beschermd stadsgezicht behoort.

De toekomstige woningen die gelegen zijn aan de Zuiderhaven liggen in het beschermd stadsgezicht. Voor deze woningen geldt het welstandsniveau 'beschermd'. Dit betekent dat elk ontwerp voor nieuw- of verbouw in de binnenstad de hoogst mogelijke aandacht van de beoordelende instanties krijgt en dat de eisen met betrekking tot het ontwerp op zichzelf én in relatie tot de context hoog zijn. Nieuwbouw en/of een grote verbouwingsingreep dienen zich niet alleen te voegen in de omgeving of in de architectuur van het gebouw waar de ingreep plaats vindt, maar worden geacht aan de kwaliteiten van de omgeving of aan die van het gebouw een hoge bijdrage te leveren.

De overige woningen buiten het beschermd stadsgezicht hebben het welstandsniveau 'bijzonder'. Dit betekent dat elk ontwerp voor nieuw- of verbouw in het gebied nadrukkelijk de aandacht krijgt van de beoordelende instanties krijgt en dat de eisen met betrekking tot het ontwerp op zichzelf én in relatie tot de context hoog zijn. Nieuwbouw en/of de verbouwingreep dienen zich niet alleen te voegen in de omgeving of in de architectuur van het gebouw waar de ingreep plaats vindt, maar worden geacht aan de kwaliteiten van de omgeving of aan die van het gebouw een hoge bijdrage te leveren.

In het voorliggende plan wordt aangesloten bij de ritmiek van de bebouwing van het Havenkwartier. Bij het ontwerp van de woningen is aangesloten bij de specifieke welstandscriteria die voor de woningen gelden.

Hoofdstuk 4 OMGEVINGSASPECTEN

4.1 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op de natuurbescherming, rekening worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het provinciale bescherming van het Natuur Netwerk Nederland (NNN) en Weidevogelleefgebieden.

Het plangebied ligt in de nabijheid van het Natura 2000-gebied Waddenzee. De directe omgeving kent een zeer sterk recreatief gebruik en er vindt drukke scheepvaart plaats.

Gezien het relatief kleinschalige karakter van de voorgenomen ontwikkeling is het niet te verwachten dat de ontwikkelingen in het plangebied negatieve effecten hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.

Soortenbescherming

Op grond van de Wet natuurbescherming mogen beschermde planten en dieren (en hun verblijfsplaatsen), die in de wet zijn aangewezen, niet verstoord worden. Voor soorten die vermeld staan op bijlage IV, zoals vleermuizen, van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode Lijst soorten is een zware bescherming opgenomen. De verblijfplaatsen van beschermde soorten mogen volgens de Wet natuurbescherming niet negatief worden beïnvloed door bouwactiviteiten.

Ten behoeve van de voorgestane ontwikkeling is een ecologische quickscan uitgevoerd. De rapportage is als bijlage 3 opgenomen bij de toelichting. De belangrijkste resultaten en eventueel te nemen maatregelen worden hierna besproken.

  • Er is vastgesteld dat het voorkomen van matig of zwaar beschermde soorten is uitgesloten. Het plangebied biedt geen mogelijkheden voor vleermuizen of vogels om te verblijven. Wel vliegen er vleermuizen in lage dichtheid. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen. Effecten op vleermuizen worden derhalve uitgesloten.
  • Er kunnen daarnaast algemene licht beschermde zoogdieren en amfibieën voorkomen. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling van de Flora- en faunawet. Voor overige soort(groep)en is het gebied verder volledig ongeschikt.

Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op matig en zwaar beschermde planten- en diersoorten uitgesloten; de plannen zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.

4.2 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

De voorgenomen woningen in het plangebied betreffen gevoelige functies. Het plangebied kan omschreven worden als 'gemengd gebied'. Er bevinden zich namelijk verschillende bedrijfsfuncties, detailhandelfuncties en woonfuncties nabij het plangebied. De richtafstanden kunnen daarom met één afstandsstap worden verkleind.

Ten oosten van het plangebied bevinden zich gronden binnen de bestemming 'Gemengd' en de aanduiding 'café'. Hier zijn bedrijven toegestaan uit milieucategorie 1 en 2. Tevens is een café toegestaan. Voor dergelijke bedrijven geldt een richtafstand van 10 meter. Een café behoort tot categorie 1. In het functietype gemengd gebied zijn bedrijven uit categorie 1 die grenzen aan een woonfunctie (zoals hier het geval is) geaccepteerd. Er is daarom sprake van een goede ruimtelijke ordening.

Tevens zijn binnen de bestemming 'Gemengd' volgens het geldende bestemmingsplan woningen toegestaan. De bedrijven binnen de bestemming 'Gemengd' ondervinden daarom ook al planologische beperkingen van deze woonfunctie. De bedrijven worden dan ook niet onevenredig (aanvullend) in hun bedrijfsvoering geschaad.

Ten zuiden van het plangebied bevindt zich een sportcomplex. Voor deze functies geldt een milieucategorie van 3.1. Hierbij geldt een richtafstand van 30 meter op basis van geluid. Het sportcomplex bevindt zich op een afstand groter dan 50 meter. Aan de richtafstand wordt voldaan.

Ten zuiden van het plangebied staat een gasdrukmeet- en regelstation. Dergelijke stations vallen binnen milieucategorie 2, waarvoor een richtafstand van 10 meter geldt in gemengd gebied. De beoogde woningen liggen op circa 45 meter afstand. Ook aan de richtafstand wordt voldaan.

Op basis van het Activiteitenbesluit geldt een aan te houden risicoafstand tot een dergelijk gasdruk meet- regelstation van 25 meter. Hieraan wordt ruimschoots voldaan.

Geconcludeerd wordt dat het aspect milieuzonering de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat.

4.3 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB en een maximale ontheffingswaarde van 63 dB. Voor spoorwegen geldt een voorkeursgrenswaarde van 55 dB en een maximale ontheffingswaarde van 68 dB.

Vanwege de ligging van het plangebied binnen de wettelijke geluidszones van de Spoorstraat, de Westerzeedijk en de spoorlijn Leeuwarden - Harlingen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. In kader van een goede ruimtelijke ordening zijn ook de niet gezoneerde wegen (waar een maximumsnelheid van 30 km/uur van toepassing is) de Zuiderhaven, de Schoolstraat en de Steenhouwersstraat in het onderzoek betrokken. Dit onderzoek is als bijlage 4 bij de toelichting toegevoegd.

Uit het onderzoek blijkt dat ten gevolge van het verkeer op de gezoneerde Spoorstraat/Westerzeedijk de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden, maar de uiterste grenswaarde van 63 dB niet wordt overschreden. De geluidbelasting vanwege de niet gezoneerde wegen de Zuiderhaven en de Steenhouwersstraat bevindt zich tussen de richtwaarde van 48 dB en de maximaal aanvaardbare waarde van 63 dB. Ten gevolge van het verkeer op de Schoolstraat wordt de richtwaarde van 48 dB niet overschreden.

De gecumuleerde geluidbelasting vanwege wegverkeer levert weliswaar aan één zijde van het plan een toename in geluid op van maximaal 5 dB, maar leidt hier niet tot een onacceptabel geluidniveau. Voor het hele plangebied is sprake van een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat, zowel vanwege de geluidbelasting van alle wegen afzonderlijk als bij cumulatie van geluidbelasting.

De geluidsbelasting ten gevolge van de spoorlijn Harlingen - Leeuwarden blijft onder de voorkeursgrenswaarde van 55 dB. Maatregelen om de geluidbelasting te reduceren vanwege de gezoneerde Spoorstraat en de 30km/uur wegen Zuiderhaven en Steenhouwersstraat zijn niet doeltreffend of stuiten op bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige of vervoerskundige aard.

Voor de geluidsgevoelige functies in het zuidelijk appartementengebouw heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harlingen, ten aanzien van de gezoneerde Spoorstraat, hogere waarden vastgesteld.

4.4 Water

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân .

Ter invulling van de watertoets is het uitwerkingsplan aangemeld via www.dewatertoets.nl. Na het doorlopen van een aantal standaardvragen is gebleken dat voor het plan de normale procedure moet worden doorlopen (zie bijlage 5). In het kader van de normale procedure is de ontwikkeling voorgelegd aan Wetterskip Fryslân voor een wateradvies. Dit advies is tevens opgenomen in bijlage 5.

Uit het wateradvies blijkt dat het plangebied binnen de buitenbeschermingszone en de reserveringszone van de primaire waterkering langs de Waddenzee ligt. Zoals in paragraaf 3.2 is geconstateerd, is hiervoor een beschermende regeling opgenomen in het uitwerkingsplan. In de buitenbeschermingszone is het realiseren van bebouwing toegestaan, het aanleggen van drukleidingen is niet. Of er voor de realisatie van het plan een watervergunning nodig is voor het onderdeel primaire waterkering is afhankelijk van de exacte positie van de bebouwing en het aanleggen van leidingen in de buitenbeschermingszone. Het Wetterskip adviseert hiervoor contact op te nemen met provincie Fryslân. Wat betreft de toename van het verhard oppervlak in het plangebied, is het niet nodig om dit te compenseren omdat het hemelwater wordt afgevoerd op de Zuiderhaven en indirect naar de Waddenzee.

Het wateradvies wordt bij de verdere uitwerking van het project opgevolgd en zo nodig worden de hierin genoemde vergunningen aangevraagd. De watertoets is hiermee afgerond.

4.5 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.

Er worden 89 woningen mogelijk gemaakt. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

4.6 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie (behoud in situ). Hierbij geldt het verstoorder bepaald principe. Als behoud in situ niet mogelijk is, dan moet gekeken of behoud ex situ mogelijk is. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor het bestemmingsplan is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is in bijlage 6 opgenomen. Uit het onderzoek blijkt dat op ongeveer 1 meter beneden het maaiveld zich archeologisch resten kunnen bevinden. Graafwerkzaamheden die dieper reiken dan ongeveer 1 meter beneden het maaiveld kunnen leiden tot aantasting. De kans dat dit tijdens hei-werkzaamheden gebeurt is echter klein doordat heipalen doorgaans slechts enkele procenten van het totale oppervlak beslaan. Indien in het plangebied echter andere bodemingrepen plaats zullen gaan vinden die dieper reiken dan ongeveer één meter beneden het maaiveld, wordt geadviseerd om voorafgaand hieraan een proefsleuvenonderzoek te laten uitvoeren.

Dit advies wordt gewaarborgd door de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' in dit uitwerkingsplan op te nemen. Hierin wordt bepaald dat bij bodemingrepen dieper dan 1 meter beneden het maaiveld archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Heiwerkzaamheden en overige kleinschalige (funderings)werkzaamheden zijn hierbij uitgezonderd.

Cultuurhistorie

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een bestemmingsplan worden beschreven op welke manier rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden in het plangebied.

In het plangebied bevinden zich geen cultuurhistorische objecten. Wel maakt het deel uit van het beschermd stadsgezicht van Harlingen en is daarmee van cultuurhistorische waarde. De beoogde woningen aan de Zuiderhaven zijn in het geldende bestemmingsplan voorzien van een beschermende regeling door middel van de dubbelbestemming “Waarde - Cultuurhistorisch en ruimtelijk waardevol gebied”. Ook in dit uitwerkingsplan wordt deze dubbelbestemming overgenomen, die gericht is op het behoud en de versterking van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht. Verder is in de welstandsnota van de gemeente Harlingen ook rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden van het gebied en dienen bouwaanvragen hieraan te voldoen.

4.7 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Om de bodemkwaliteit aan te tonen is een verkennend en aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn opgenomen in bijlage 7.

Uit de onderzoeken blijkt dat er aan de westzijde van het plangebied sprake is van een sterke verontreiniging met PAK (Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen). Hiervoor wordt geadviseerd om de verontreiniging met PAK voorafgaand aan de herontwikkeling van de locatie te verwijderen. Voorafgaand aan de (sanerings)werkzaamheden dient er een BUS-melding gedaan te worden gedaan bij het bevoegd gezag (provincie Fryslân). Dit proces wordt in gang gezet. Voor de verdere uitwerking van het project geldt dat de bodemkwaliteit geschikt moet zijn voor de beoogde woonfuncties en dat de sanering dus is uitgevoerd voordat de woningen worden gerealiseerd.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Dit uitwerkingsplan maakt de realisatie van maximaal 89 woningen mogelijk. Woningen zijn aan te merken als kwetsbaar object. Door de FUMO is voor de ontwikkeling een externe veiligheidheidsadvies uitgebracht (zie bijlage 8). Uit het advies blijkt dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor het uitwerkingsplan.

4.9 Kabels en leidingen

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

In en rond het plangebied zijn geen kabels of leidingen aanwezig waarmee met dit uitwerkingsplan rekening gehouden dient te worden. Wel kunnen er enkele kleinere huisaansluitingen voor bijvoorbeeld gas, water en riool zijn. Met de uitvoering van de plannen wordt met deze leidingen rekening gehouden. Voor het uitwerkingsplan behoeven deze leidingen geen bescherming.

4.10 Mer-beoordeling

In het Besluit milieueffectgrapportage (m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van een juridisch-planologische procedure planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Ook wanneer de drempelwaarden niet worden overschreden, moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, die aanleiding geven om een milieueffectrapport (MER) op te stellen.

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Hiervan ligt de drempelwaarde op een oppervlakte van 100 hectare en voor woningen ligt de drempelwaarde bij een aaneengesloten gebied op 2.000 woningen. Het project dat in het plangebied mogelijk wordt gemaakt, is vele malen kleiner dan deze drempelwaarden en zijn daarmee niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig.

Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan - ondanks dat het ruim onder de drempelwaarde blijft - mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een 'vormvrije' mer-beoordeling.


Omdat het ontwerpuitwerkingsplan voor 7 juli 2017 gereed is gekomen, wordt de noodzaak voor het opstellen en procedureel doorlopen van een milieueffectrapportage onderzocht. Dit is in bijlage 9 gedaan. Hieruit blijkt dat (gelet op de aard en relatieve omvang van het project, de plaats hiervan en de kenmerken van de potentiële effecten) wordt geconcludeerd dat er geen belangrijke negatieve milieugevolgen aan de orde zijn die een milieueffectrapportage rechtvaardigen. Bij de vaststelling van het uitwerkingsplan is dit tevens besloten.

Hoofdstuk 5 JURIDISCHE REGELING

5.1 Algemeen

Na inwerkingtreding van het uitwerkingsplan maakt dit deel uit van het bestemmingsplan Harlingen - Havenkwartier. De regels van dit bestemmingsplan (zoals de gehanteerde begrippen, wijze van meten en algemene regels) zijn dan ook van toepassing op dit uitwerkingsplan, naast de regels die zijn opgenomen in voorliggend uitwerkingsplan. Dit geldt echter niet voor de algemene afwijkingsregels, die alleen gekoppeld zijn aan de in het bestemmingsplan 'Harlingen - Havenkwartier' opgenomen bestemmingen. Om deze reden zijn deze specifiek in dit uitwerkingsplan geregeld.

Het uitwerkingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om plannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit uitwerkingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

Het uitwerkingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

In deze paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen zoals deze op de verbeelding en in de regels zijn opgenomen, beschreven. De wijze van bestemmen is afgestemd op het geldende bestemmingsplan Harlingen - Havenkwartier.

Verkeer - Parkeren

Het middenterrein in het plangebied is onder de bestemming “Verkeer - Parkeren” gebracht. Binnen de bestemming worden de parkeerplaatsen, het groen en de ontsluitingswegen mogelijk gemaakt.

Wonen

De grondgebonden (rijen)woningen hebben de bestemming “Wonen” gekregen. De woonhuizen zijn vastgelegd in één bouwvlak. Met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)' wordt te samen met de hoogteregeling in de bestemming "Wonen - Woongebouw" aangesloten bij de trapsgewijze hoogte indeling zoals bepaald in uit te werken bestemming van het geldende bestemmingsplan. Tevens wordt met de positionering van het bouwvlak aangesloten op de stedenbouwkundige structuur van de omgeving.

Wonen - Woongebouw

De appartementencomplexen zijn vastgesteld binnen de bestemming “Wonen - Woongebouw”. Het gaat hierbij om een gestapelde woongebouw waarbij sprake is van meerdere wooneenheden. Het gebouw dient binnen het bouwvlak gebouwd te worden. Met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' wordt net als in de bestemming “Wonen” aangesloten bij de trapsgewijze hoogte indeling zoals bepaald uitwerkingsregels van het geldende bestemmingsplan. Tevens wordt met de positionering van het bouwvlak aangesloten op de stedenbouwkundige structuur van de omgeving.

Waarde - Archeologie

Met deze bestemming worden archeologische waarden in de bodem beschermd. Ter bescherming van de archeologische waarden is bouwen niet zonder meer toegestaan. Het gaat dan om bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 50 m2 en dieper dan 1 meter beneden het maaiveld (uitgezonderd heiwerkzaamheden en overige funderingswerkzaamheden). Voor deze bouwwerken is een archeologisch (proefsleuven)onderzoek nodig en kunnen bij de omgevingsvergunning aanvullende voorwaarden worden gesteld.

Waarde - Cultuurhistorisch en ruimtelijk waardevol gebied

Binnen de bestemming zijn bebouwingsbepalingen opgenomen, gericht op het behoud en de versterking van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht.

Waterstaat - Waterstaatkundige functie

Zoals in paragraaf 3.2 van deze toelichting is aangegeven, zijn de exacte reserveringszones voor het aaneengesloten bebouwd gebied voorzien van een juridische regeling. Dit betekent dat op de gronden die zijn voorzien van de dubbelbestemming “Waterstaat - Waterstaatkundige functie” een omgevingsvergunning benodigd is voor bepaalde grondwerkzaamheden.

Hoofdstuk 6 UITVOERBAARHEID

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het uitwerkingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.

Het uitwerkingsplan is, conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), verzonden naar de overleginstanties. De ingekomen reacties zijn voorzien van een gemeentelijke reactie en leiden niet tot wijzigingen in het uitwerkingsplan. Bijlage 10 gaat hierop in.

Het uitwerkingsplan heeft daarna de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gevolgd. Het uitwerkingsplan heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Een ieder werd daarbij in de gelegenheid gesteld zienswijzen op het plan naar voren te brengen.

Op het uitwerkingsplan zijn 6 zienswijzen ingediend, die door de gemeente zijn beantwoord en geen aanleiding geven om het uitwerkingsplan aan te passen. Wel is er een ambnsthalve wijziging doorgevoerd bij de vaststelling, namelijk om het aantal woningen te verhogen van 87 naar 89 (binnen de bestaande hoofdopzet van het project). Het uitwerkingsplan is hierop aangepast. Het uitwerkingsplan is door het college van B&W op 30 januari 2018 vastgesteld. De stukken van de vaststelling zijn opgenomen in bijlage 11. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. Tot slot is tegen de vaststelling van het uitwerkingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan is het van belang te weten of het uitwerkingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De ontwikkeling betreft een particulier initiatief. De bouw van de woningen worden via de verkoop dan wel verhuur van de woningen gefinancierd. De kosten voor het opstellen van het uitwerkingsplan komen voor rekening van de initiatiefnemer. Het plan is daarmee financieel haalbaar.

Grondexploitatie

Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van een overeenkomst. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

Dit uitwerkingsplan maakt een bouwplan mogelijk. In beginsel bestaat daarom de verplichting om een exploitatieplan op te stellen. In dit geval is het kostenverhaal geregeld via een anterieure overeenkomst die de gemeente met de ontwikkelende partij heeft gesloten. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd.