direct naar inhoud van REGELS
Plan: Harlingen - Dukdalfterrein
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0072.UitwerkingDukdalf-VA01

REGELS

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het uitwerkingsplan Harlingen - Dukdalfterrein met identificatienummer NL.IMRO.0072.UitwerkingDukdalf-VA01 van de gemeente Harlingen;

1.2 bestemmingsplan:

het bestemmingsplan 'Harlingen - Havenkwartier' als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0072.HAVENKWARTIER-GV01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Verkeer - Parkeren

2.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeren' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parkeervoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen en woonstraten;
  • d. voet- en rijwielpaden;
  • e. tuinen, erven en terreinen;

met de daarbijbehorende:

  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
2.2 Bouwregels
2.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

2.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
2.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid; en
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor een vrij beroep;
  • b. bijgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. woonstraten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. waterlopen en waterpartijen;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;

3.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal in de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, dan wel ten hoogste 2,00 m daarachter;
  • c. de goot- en bouwhoogte hoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedragen, met dien verstande dat over 30% van de gezamenlijke gevellengte van de hoofdgebouwen in het bestemmingsvlak de maximum goothoogte niet van toepassing is.
3.2.3 Bijgebouwen bij woonhuizen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij woonhuizen gelden de volgende regels:

  • a. de bijgebouwen zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. het aantal bijgebouwen zal ten hoogste twee per hoofdgebouw bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen per hoofdgebouw zal ten hoogste 45 m² bedragen;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen zal per hoofdgebouw ten hoogste 80% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen zal ten hoogste 40% van de oppervlakte van het bouwperceel, exclusief de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
  • f. de goothoogte van de bijgebouwen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • g. de dakhelling van de bijgebouwen zal ten hoogste 60° bedragen.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van meer dan 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid; en
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.3 sub c en d in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw ten behoeve van de woonfunctie wordt vergroot tot 60 m², mits:
    • 1. aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie;
    • 2. er sprake is van een situatie waarin de gewenste uitbreiding van een hoofdgebouw afgewezen moet worden gelet op het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.3 sub c en d in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw wordt vergroot tot 100 m², mits de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de uitoefening van een vrij beroep, met dien verstande dat het om een bedrijfstechnische of bedrijfseconomische noodzaak tot uitbreiding gaat.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van woonhuizen in combinatie met een vrij beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen op het perceel;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • b. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel.

Artikel 4 Wonen - Woongebouw

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woongebouwen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een vrij beroep;

met de daarbijbehorende:

  • b. tuinen, erven en terreinen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterlopen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Woongebouwen

Voor het bouwen van woongebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een woongebouw zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een woongebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte bedragen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid; en
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van woningen in combinatie met een vrij beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m².

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken die dieper dan 1,00 m in de grond een grotere oppervlakte hebben dan 50 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
5.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 5.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen, met uitzondering van heiwerkzaamheden en overige funderingswerkzaamheden;
  • c. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  • d. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
5.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 5.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • d. niet dieper gaan dan 1,00 m beneden het maaiveld.
5.3.3 Voorwaarden

De in lid 5.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

5.3.4 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
5.3.5 Beoordelingscriteria

Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

5.3.6 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 5.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie' ter plaatse geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd indien op basis van archeologisch onderzoek door een ter zake deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.

Artikel 6 Waarde - Cultuurhistorisch en ruimtelijk waardevol gebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorisch en ruimtelijk waardevol gebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (bestemming)en, mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische, archeologische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.2.1 Vergunningsplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het graven in de gronden.
6.2.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 6.2.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • d. het normale onderhoud betreffen;
  • e. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • f. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
6.2.3 Beoordelingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en vooraf advies wordt ingewonnen van de monumentencommissie.

Artikel 7 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een reserveringsstrook ten behoeve van de zeewering.

7.2 Bouwregels

De in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde bouwwerken, zullen uitsluitend worden gebouwd, indien:

  • a. dit geen onomkeerbare belemmering oplevert voor de versterking van de zeewering en;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende waterkeringbeheerder.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Vergunningsplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven, ophogen en/of egaliseren van gronden;
  • b. het planten van bomen en/of houtgewas;
  • c. het dempen en/of graven van waterlopen en waterpartijen;
  • d. het aanbrengen en/of verwijderen van verhardingen, waaronder oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
7.3.2 Uitzondering

Het in lid 7.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
7.3.3 Beoordelingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie van de zeewering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor meer dan 89 woningen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor parkeervoorzieningen, zodanig dat minder dan 2 parkeerplaatsen per woning zijn gerealiseerd;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het bedrijfsmatig stallen c.q. het bedrijfsmatig parkeren van auto's.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie, het bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits:
    • 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast bij incidentele gevallen, waarbij het om bouwtechnische redenen en/of redenen van doelmatigheid noodzakelijk wordt geacht en aantoonbaar is, dat in geringe mate van de gegeven maten moet worden afgeweken;
    • 2. de maatvoeringen uit de uitwerkingsregels en bouwregels die zijn opgenomen in artikel 16 van het bestemmingsplan Harlingen - Havenkwartier niet worden overschreden;
  • b. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  • d. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen in die zin dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10 m² zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
  • e. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak in die zin dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde tot ten hoogste 1,50 m worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

Regels deel uitmakende van het

uitwerkingsplan  Harlingen - Dukdalfterrein ,

van de gemeente Harlingen .

Aldus vastgesteld in de vergadering van

Burgemeester en Wethouders d.d. 30 januari 2018.