direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Buitengebied 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0070.BPBUITENGEBIED2013-VAS2

Artikel 3 Agrarisch

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.3 Agrarisch in de toelichting.

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch grondgebruik;
  • b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf”;
  • c. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden en niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf”;
  • d. de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een kwekerijbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel kwekerijbedrijf";
  • e. de uitoefening van het agrarisch bedrijf als genoemd in 3.1 onder b, c of d in combinatie met:
    • 1. een pensionstalling met oefenhal voor paarden, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - pensionstalling";
    • 2. een wormenkwekerij, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - wormenkwekerij";
    • 3. een zorgfunctie, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - zorgfunctie";
    • 4. een loonbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf";
    • 5. een boerderijwinkel, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - boerderijwinkel";
  • f. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van een bedrijfskavel;
  • g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van het open landschap;
  • h. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van kleine natuur- en landschapselementen;
  • i. volkstuinen zonder bijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding "volkstuin";
  • j. een ijsbaan zonder bijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding "ijsbaan";
  • k. een gronddepot, ter plaatse van de aanduiding "gronddepot";

met daaraan ondergeschikt:

  • l. een mestvergistingsinstallatie, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - mestvergistingsinstallatie";
  • m. een paardrijbak met bijbehorende afscheiding, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak";
  • n. een kleinschalig kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - minicamping";
  • o. doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;
  • p. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  • q. nutsvoorzieningen;
  • r. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • s. ontsluitingswegen en agrarische kavelpaden;
  • t. openbare fiets- en wandelpaden;
  • u. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder waterberging;

met de daarbijbehorende:

  • v. bedrijfsgebouwen en overkappingen;
  • w. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. een aan-huis-verbonden beroep;
    • 2. een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
    • 3. logies met ontbijt ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - logies met ontbijt";
  • x. bedrijfswoning ten behoeve van de huisvesting van derden, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning";
  • y. bestaande torensilo's;
  • z. teeltondersteunende kassen;
  • aa. veldschuren, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - veldschuur”;
  • ab. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
  • ac. tuinen, erven en terreinen ter plaatse van een bedrijfskavel;
  • ad. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

waarbij:

    • 1. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - waardevolle hoofdvorm", het behoud en het herstel van de bestaande hoofdvormen van de cultuurhistorisch waardevolle boerderijpanden wordt nagestreefd, zoals die zijn beschreven in Bijlage 5 van de toelichting;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke waarden van bouwwerken wordt nagestreefd, zoals die zijn beschreven in Bijlage 5 van de toelichting.
3.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de bestemming zijn toegevoegd.

3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in 3.1. onder v t/m aa genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er zullen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van agrarische bedrijven, alsmede de in 3.1 onder e genoemde bedrijvigheid, met de daarbijbehorende bedrijfswoningen worden gebouwd. Dit geldt niet noodzakelijkerwijs voor veldschuren;
  • b. de gebouwen en overkappingen, met uitzondering van veldschuren, zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, ter plaatse van een bedrijfskavel;
  • c. binnen een bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf, alsmede de in 3.1 onder f genoemde bedrijvigheid, worden gebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van de niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering zal ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf" ten hoogste 1,50 hectare bedragen;
  • e. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bouwvlak bedragen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning” of “bedrijfswoning uitgesloten”, in welk geval respectievelijk het aantal bedrijfswoningen ten hoogste twee per bouwvlak zal bedragen dan wel geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • f. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • g. de bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welke geval de afstand ten minste de in het verleden toegelaten bestaande afstand bedraagt;
  • h. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale
oppervlakte  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per
gebouw  
gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping t.b.v. het stallen van vee*   1.600 m²#   -   5,00   15   60   14,00  
Overige bedrijfsgebouwen en overkappingen*   1.600 m²#   -   6,00   15   60   14,00  
Bedrijfswoning*   200 m²#   -   5,50   15   60   9,00  
Torensilo   bestaand   -   -   -   -   30,00  
Teeltondersteunende kassen   bestaand   -   6,00   -   60   8,00  
Veldschuur   bestaand   -   3,00   20   60   6,00  
Mestvergistingsinstallatie   -   6.500 m²   -   -   -   8,00  

# tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte of de gezamenlijke oppervlakte van (een) bedrijfsgebouw(en), (een) overkapping(en) of een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen

* tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - waardevolle hoofdvorm", in welke geval de volgende bouwregels gelden:

- een waardevolle hoofdvorm zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - waardevolle hoofdvorm" worden gebouwd;

- de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een waardevolle hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte en dakhelling bedragen.

3.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in 3.1. onder ab genoemde aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 100 m² bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 100% van de oppervlakte van de bedrijfswoning zal bedragen;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning ten hoogste 50% van het erf zal bedragen;
  • c. de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd, plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw niet meer mag bedragen dan 4,00 m;
  • d. de onderlinge afstand tussen een bedrijfswoning en een bijgebouw zal ten hoogste 25,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand groter is, in welk geval de bestaande afstand als maximum geldt;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
3.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er zullen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten behoeve van agrarische bedrijven met de daarbijbehorende bedrijfswoningen worden gebouwd;
  • b. silo's, platen en bassins zullen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, met uitzondering van bestaande platen ten dienste van opslagdoeleinden;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) en/of bedrijfsgebouwen binnen de bouwvlakken ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van reclamemasten binnen het bouwvlak zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zal binnen het bouwvlak ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • f. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken en paardrijbakken worden gebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak";
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal buiten het bouwvlak ten hoogste 2,00 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Ondergeschikte tweede tak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder a in die zin dat bouwwerken ten behoeve van een ondergeschikte tweede tak worden gebouwd, mits:

  • a. de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de ondergeschikte tweede takken per agrarisch bedrijf ten hoogste 500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. tevens de in 3.5.1 genoemde vergunning wordt verleend.
3.3.2 Trekkershutten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder a in die zin dat bouwwerken ten behoeve van trekkershutten worden gebouwd, mits:

  • a. er ten hoogste 10 trekkershutten per agrarisch bedrijf per bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een trekkershut ten hoogste 20 m² zal bedragen;
  • c. de goothoogte van een trekkershut ten hoogste 3,50 m zal bedragen;
  • d. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • e. tevens de in 3.5.7 genoemde vergunning wordt verleend.
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.3 Bedrijfswoning buiten bouwvlak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder b in die zin dat een bedrijfswoning en/of de daarbijbehorende aan- of uitbouwen of aangebouwd bijgebouwen gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  • a. er, in geval er sprake is van een bedrijfswoning in een waardevol boerderijpand, geen wijziging optreedt in de bestaande hoofdvorm van het waardevolle boerderijpand en de bestaande nokrichting wordt aangehouden;
  • b. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.4 Afstand bedrijfswoning tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder f in die zin dat de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg wordt verkleind, mits:

  • a. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.5 Afwijken maatvoeringen waardevolle hoofdvormen 1

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1. onder h in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de waardevolle hoofdvorm, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande hoofdvorm van het cultuurhistorisch waardevolle boerderijpand.
3.3.6 Afwijken maatvoeringen waardevolle hoofdvormen 2

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder h in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen van een waardevolle hoofdvorm, mits:

  • a. er vanuit architectonisch oogpunt een hoogwaardige versterking van de ruimtelijke kwaliteit en het omgevingsbeeld wordt bewerkstelligd;
  • b. de bouwhoogte van het gebouw ten hoogste 12,00 m zal bedragen en het woonhuis zal worden voorzien van een kap;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.7 Oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder h in die zin dat een bedrijfsgebouw of een overkapping wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 1.600 m², dan wel dat een bestaand bedrijfsgebouw of een bestaande overkapping wordt uitgebreid met of tot een oppervlakte groter dan 1.600 m², mits:

  • a. met een erfinrichtingsplan en een lichtplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.8 Teeltondersteunende kassen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1. onder h in die zin dat de oppervlakte van bestaande teeltondersteunende kassen bij agrarische bedrijven wordt vergroot, dan wel dat er binnen een bouwvlak nieuwe teeltondersteunende kassen bij agrarische bedrijven worden gebouwd, al dan niet ten behoeve van glastuinbouwactiviteiten, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de kassen per bouwvlak ten hoogste 1.500 m² zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de kassen ten hoogste 8,00 m zal bedragen;
  • c. met een erfinrichtingsplan en een lichtplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.9 Afwijkende bouwvormen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder h in die zin dat afgeweken wordt van de regels met betrekking tot de dakhelling en dat bedrijfsgebouwen worden gebouwd, zoals boogstallen, serrestallen of naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsgebouwen, mits:

  • a. met een erfinrichtingsplan en een lichtplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.10 Goothoogte bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder h in die zin dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 8,00 m, mits:

  • a. deze afwijking niet wordt toegepast ten behoeve van de bouw van een gestapelde stal voor het houden van vee;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.11 Situering aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 onder a in die zin dat een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping minder dan 3,00 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
3.3.12 Opslag mest buiten bouwvlak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.3. onder b in die zin dat mestsilo's, -bassins en platen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  • a. vanwege de milieusituatie opslag binnen het bouwvlak niet mogelijk is;
  • b. de mestsilo, het mestbassin of de plaat direct aansluitend aan de bedrijfskavel wordt gesitueerd;
  • c. de oppervlakte van een mestsilo, een mestbassin of een plaat, inclusief de al dan niet aanwezige opstaande randen, ten hoogste 500 m² zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een mestsilo ten hoogste 4,00 m, exclusief afdekking, zal bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de opstaande randen van een mestbassin of een plaat ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • f. de omvang van het denkbeeldige bouwvlak van het agrarisch bedrijf ten hoogste 3 hectare zal bedragen;
  • g. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • h. tevens de in 3.5.3. genoemde vergunning is verleend;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.13 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.3 onder f in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • tevens de in 3.5.9 bedoelde vergunning is verleend.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in Artikel 45 in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de plaatsing van een mestvergistingsinstallatie of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - mestvergistingsinstallatie";
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid en detailhandel anders dan genoemd in 3.1;
  • c. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten buiten het bouwvlak, tenzij het gronden ter plaatse van een specifieke aanduiding betreft, en met uitzondering van tijdelijke opslag van akkerbouwproducten, alsmede tijdelijke opslag van mest, onder voorwaarde dat de mestopslag niet langer dan zes maanden duurt en de mestopslag niet gedurende twee opeenvolgende jaren op dezelfde locatie plaats heeft;
  • d. het opslaan van agrarische producten binnen de bedrijfskavel voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de voorgevel van een bedrijfswoning, of, indien geen bedrijfswoning aanwezig is, het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw;
  • e. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden buiten de bedrijfskavel anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik of de noodzakelijke bereikbaarheid van bebouwde percelen;
  • f. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • g. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  • h. het gebruik van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, voor (mantel)zorg;
  • i. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • j. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - logies met ontbijt" en "specifieke vorm van recreatie - minicamping";
  • k. het gebruik van gronden ten behoeve van de houtteelt en de bosbouw;
  • l. het gebruik van gronden ten behoeve van de sierteelt, fruitteelt, boomteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel kwekerijbedrijf";
  • m. het gebruik van gronden voor het aanplanten van bebossing en/of opgaande beplanting anders dan ten behoeve van erfbeplanting, wegbeplanting, schuilgelegenheid voor vee of waarvoor een vergunning is verleend;
  • n. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak";
  • o. het gebruik van bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, zodanig dat, indien de lichtsterkte in de bedrijfsgebouwen meer dan 150 lux bedraagt, de lichtuitstraling vanuit de gevels van de bedrijfsgebouwen tussen 20.00 uur en 6.00 uur met minder dan 90% wordt gereduceerd;
  • p. het gebruik van bestaande kassen zodanig dat de lichtuitstraling vanuit de gevels van de kassen waarin assimilatiebelichting wordt toegepast, met minder dan 95% wordt gereduceerd;
  • q. de opslag van nucleair afval.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Ondergeschikte tweede tak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder b in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf, al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten, wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak in de vorm van de in bijlage 2 opgenomen bedrijvigheid dan wel met een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, mits:

  • a. de gronden ter plaatse zijn voorzien van een bedrijfskavel;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
  • d. wordt voldaan aan de per ondergeschikte tweede tak in de tabel van bijlage 2 genoemde specifieke criteria;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.2 Opslag van baggerspecie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder b in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de opslag van baggerspecie, mits:

  • a. de hoogte van de stort van baggerspecie ten hoogste 2,50 m bedraagt;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.3 Mestopslag

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder c in die zin dat gronden en bouwwerken buiten het bouwvlak worden gebruikt voor het opslaan van mest, mits;

  • a. dit om bedrijfseconomische, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen, noodzakelijk is;
  • b. de omvang van het denkbeeldige bouwvlak van het agrarisch bedrijf ten hoogste 3 hectare zal bedragen;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk en natuurlijke waarden, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.4 Inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder f en toestaan dat een bedrijfswoning al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten wordt gebruikt voor meer dan één huishouden, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
  • b. er geen sprake is van een tweede bedrijfswoning;
  • c. de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon noodzakelijk is voor het constante toezicht op het agrarisch bedrijf dan wel de huisvesting noodzakelijk is in verband met de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
  • d. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.5 (Mantel)zorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder h en i in die zin dat een bedrijfswoning, aan- of uitbouw en/of bijgebouw, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor bewoning ten behoeve van mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van (mantel)zorg voor personen;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de functie ondergeschikt aan de woonfunctie wordt toegevoegd en er geen sprake is van een zelfstandige woning;
  • d. de oppervlakte voor mantelzorg per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m².
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.6 Klein kamperen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder j in die zin dat de gronden tevens worden gebruikt als standplaats voor kampeermiddelen, mits:

  • a. het kleinschalig kamperen kan worden toegestaan als ondergeschikte tweede tak bij een agrarisch bedrijf binnen en/of direct aansluitend op een bouwperceel, dan wel op gronden aansluitend aan bestemmingsvlakken waarbinnen het wonen is toegestaan, waarbij een deel van het kampeerterrein gelegen kan zijn binnen die bestemmingsvlakken;
  • b. het maximum aantal kampeerterreinen binnen het plangebied ten hoogste 30 zal bedragen;
  • c. het aantal te plaatsen kampeermiddelen per kampeerterrein ten hoogste 25 bedraagt;
  • d. er geen stacaravans worden geplaatst en/of seizoenplaatsen worden ingericht;
  • e. het kamperen uitsluitend plaatsvindt in de periode van 15 maart tot 1 november;
  • f. sanitaire voorzieningen in bestaande gebouwen wordt ondergebracht;
  • g. de afstand tussen de kampeermiddelen en de aanwezige bebouwing op het perceel ten hoogste 100,00 m bedraagt;
  • h. de afstand van de gronden waar het kampeerterrein feitelijk gevestigd wordt tot de dichtstbijzijnde gevel van een naastgelegen woonhuis ten minste 50,00 m bedraagt;
  • i. de afstand van de gronden waar het kampeerterrein feitelijk gevestigd wordt tot de buitengrenzen van een bestaand kampeerterrein ten minste 100,00 m bedraagt;
  • j. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • k. aangetoond wordt dat de realisatie van een kleinschalig kampeerterrein niet in strijd is met de ecologische en archeologische waarden en de externe veiligheid;
  • l. voorafgaande aan de realisatie van een kleinschalig kampeerterrein wordt overlegd met het waterschap;
  • m. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • n. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.7 Trekkershutten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder j in die zin dat trekkershutten worden toegestaan, mits:

  • tevens de in 3.3.2 bedoelde vergunning is verleend.
3.5.8 Fruitteelt

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder l in die zin dat gronden ten behoeve van fruitteelt als ondergeschikte tweede tak bij een agrarisch bedrijf worden gebruikt, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast in aansluiting op bestaande opgaande landschapselementen en/of geclusterde, dicht bij elkaar staande bebouwing, waarbij de zichtlijnen op de dorpsranden worden behouden;
  • b. een minimale afstand van 10,00 m wordt aangehouden tot aangrenzende agrarische productiegronden in verband met schaduwwerking;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.9 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder n in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:

  • a. de paardrijbak bij een agrarisch bedrijf op een afstand van ten hoogste 100 m uit de dichtstbijzijnde gevel van de bedrijfswoning ten behoeve van het eigen gebruik wordt aangelegd;
  • b. de paardrijbak anders dan bij een agrarisch bedrijf wordt aangelegd op een afstand van ten hoogste 100 m uit de dichtstbijzijnde gevel van de bedrijfswoning of het woonhuis, ten behoeve waarvan de paardrijbak voor het eigen gebruik wordt aangelegd;
  • c. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
  • d. er vanwege de paardrijbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens);
  • e. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt
  • f. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
  • g. de bouwhoogte van lichtmasten of naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken ten behoeve van de verlichting van paardrijbakken ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • h. de lichtmasten uitsluitend gericht zijn op de paardrijbak;
  • i. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3,00 m zal bedragen.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingswegen buiten de bedrijfskavel met een grotere breedte dan 4,00 m;
  • b. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden buiten de bedrijfskavel, zodanig dat er een verschil in hoogte c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 30 cm;
  • c. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen;
  • e. het (gedeeltelijk) verwijderen van de waardevolle hoofdvorm, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - waardevolle hoofdvorm";
  • f. het (gedeeltelijk) verwijderen van karakteristieke gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".
3.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 3.6.1. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of het normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
3.6.3 Toetsingscriteria a t/m d

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van het open landschap, de cultuurhistorische en archeologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.6.4 Toetsingscriteria e en f

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is; of
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als waardevol zijn aan te merken, en door het verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de waardevolle hoofdvorm of de karakteristieke waarden plaatsvindt; of
  • c. toepassing wordt gegeven aan de afwijking genoemd in 32.5.2.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Vergroten bouwvlak grondgebonden of gemengd agrarisch bedrijf naar 1,50 hectare

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aan een bedrijfskavel grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf” of “specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf”, met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 1,50 hectare;
  • b. er binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  • c. met de vormgeving en inrichting van het bouwvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur;
  • d. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast. In het wijzigingsplan zal het erfinrichtingsplan juridisch worden geborgd;
  • e. er sprake is van een evenwichtige ordening, maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
  • f. de vergroting van het agrarisch bedrijf geen onevenredig negatieve gevolgen heeft voor het bestaande wegennet;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.2 Vergroten bouwvlak grondgebonden of gemengd agrarisch bedrijf naar 3,00 hectare

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan een bedrijfskavel grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf" of “specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf”, met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwvak wordt vergroot tot ten hoogste 3,00 hectare, waarbij de oppervlakte van het bouwvlak in gebruik zijnde ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten ten hoogste 1,50 hectare zal bedragen en de omvang van de niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten de 300 Nge niet mag overschrijden;
  • b. er binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  • c. er zicht is op een langdurige vergroting van de productie omvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzaak van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
  • d. bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de methodiek uit het Werkboek De Nije Pleats in Fryslân 2009 zal worden toegepast;
  • e. de vergroting van het agrarisch bedrijf geen onevenredig negatieve gevolgen heeft voor het bestaande wegennet;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.3 Wijzigen situering bedrijfskavel

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een ter plaatse aangeduide bedrijfskavel, met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, bij gelijkblijvende oppervlakte, qua situering wordt gewijzigd, mits:

  • a. er een bedrijfstechnische noodzaak is om ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen of het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten de situering van de bedrijfskavel te wijzigen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.4 Omzetting gemengd naar grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf” ter plaatse wordt verwijderd en wordt vervangen door de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf" al dan niet met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

  • a. de bedrijfsactiviteiten van de niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering zijn beëindigd en ter plaatse de agrarische bedrijfsvoering uitsluitend grondgebonden wordt voortgezet;
  • b. in het geval daarbij ook een vergroting van de bedrijfskavel plaats heeft, de criteria van 3.7.2 van overeenkomstige toepassing zijn.
3.7.5 Wijziging tweede bedrijfswoning

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat daar waar ten hoogste één bedrijfswoning aanwezig is, ter plaatse de aanduiding "specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning" wordt aangebracht, mits:

  • a. sprake is van een bedrijfsomvang van ten minste 100 NGE en de bedrijfswoning noodzakelijk is in verband met permanent toezicht en de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
  • b. ter plaatse niet al sprake is van inwoning door een tweede huishouden;
  • c. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • d. de tweede bedrijfswoning aan de wegzijde binnen het bouwvlak in de directe omgeving van de bedrijfsgebouwen wordt gesitueerd;
  • e. voor de bedrijfswoning de relevante bouwregels uit 3.2.1 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • f. geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • g. nog niet eerder bij het agrarisch bedrijf een tweede bedrijfswoning is gebouwd;
  • h. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.6 Verwijderen aanduiding veldschuren

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - veldschuur” ter plaatse wordt verwijderd, mits:

  • de veldschuur ter plaatse is of wordt afgebroken/verwijderd.
3.7.7 Wijzigen naar natuur

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 20 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden in zijn geheel voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven of aangewezen;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.8 Wijzigen bedrijfskavel naar wonen met compensatie

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 2' of 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' ten behoeve van een functieverandering in combinatie met de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen en/of overkappingen van een bedrijfskavel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 30 of 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfskavel en het bouwvlak ter plaatse van de bedrijfsbeëindiging worden verwijderd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. op de betreffende voormalige bedrijfskavel ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ten minste 1.500 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, wordt gesloopt, dan wel gezamenlijk op meerdere voormalige bouwpercelen ten minste 1.500 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, wordt gesloopt, waarbij per bedrijfskavel minimaal 250 m² moet worden gesloopt;
  • e. er geen panden worden gesloopt die als rijksmonument zijn aangewezen of die als karakteristiek of waardevol pand zijn aangemerkt;
  • f. ter compensatie van de sloop ten hoogste één nieuw woonhuis wordt gebouwd;
  • g. de wijziging in overeenstemming is met een door Gedeputeerde Staten geaccordeerd woningbouwprogramma;
  • h. het ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woonhuis direct achter of naast de voormalige bedrijfswoning of het voormalig boerderijpand wordt gebouwd, zodat er ten hoogste twee bestemmingsvlakken met de bestemming 'Wonen - 2' of 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' worden gerealiseerd;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.9 Wijzigen naar wonen met compensatie in relatie tot bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijen'

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 2' ten behoeve van de bouw van een woonhuis ter compensatie van de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen en/of overkappingen binnen en/of behorende bij de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijpanden', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 30 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de oppervlakte van het woonhuis ten hoogste 150 m² zal bedragen;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. er binnen het bestemmingsvlak 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ten minste 1.500 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en/of overkappingen, wordt gesloopt;
  • e. er geen panden worden gesloopt die als rijksmonument zijn aangewezen of die als karakteristiek zijn aangemerkt;
  • f. ter compensatie van de sloop ten hoogste één nieuw woonhuis wordt gebouwd;
  • g. de wijziging in overeenstemming is met een door Gedeputeerde Staten geaccordeerd woningbouwprogramma;
  • h. het ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woonhuis direct achter of naast het bestaande woonhuis wordt gebouwd, zodat er ten hoogste één bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen - 2' wordt gerealiseerd;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.10 Wijzigen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf', 'Bedrijf - Loonbedrijf', 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf', 'Horeca', 'Maatschappelijk', 'Maatschappelijk - Zorgboerderij, 'Sport - Manege', 'Wonen - 2' of 'Wonen - Voormalige boerderijpanden', ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van de artikelen 6, 8, 5, 15, 16, 19, 22, 30 of 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van een bedrijfskavel;
  • c. de bedrijfskavel en het bouwvlak ter plaatse van de bedrijfsbeëindiging worden verwijderd;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. de functie ondergebracht wordt in de bestaande gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging, waarbij de woonfunctie gehandhaafd moet blijven en waarbij in ondergeschikte mate aanvullende nieuwbouw gepleegd mag worden;
  • f. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel het voormalige boerderijpand;
  • g. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • h. bij wijziging naar een gebruiksgerichte paardenhouderij of een manege wordt aangesloten bij bestaand stedelijk gebied;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.11 Wijzigen naar wonen ten behoeve van het vergroten van bestemmingsvlakken voor het wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming(en) 'Wonen - 2' en/of 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' ten behoeve van het vergroten van de bestemmingsvlakken 'Wonen - 2' of 'Wonen - Voormalige boerderijpanden', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 30 of 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak voor het wonen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ten hoogste 3.000 m² zal bedragen;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.