direct naar inhoud van Artikel 22 Sport - Manege
Plan: Buitengebied 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0070.BPBUITENGEBIED2013-VAS2

Artikel 22 Sport - Manege

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.21 Sport - Manege in de toelichting.

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een manege;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. wegen en paden;
  • e. water;

met de daarbijbehorende:

  • f. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • g. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in 22.1 onder a en f bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde manege worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 60% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
  • c. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • d. de bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen tenminste 3,00 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welke geval de afstand ten minste de in het verleden toegelaten bestaande afstand bedraagt;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Oppervlakte in m²   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  max. per gebouw   max. gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   1.600   zie 22.2.1 onder b   5,50   15   60   14,00  
Bedrijfswoning   200   -   5,50   15   60   9,00  
22.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in 22.1 onder g genoemde aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 100 m² bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 100% van de oppervlakte van de bedrijfswoning zal bedragen;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning ten hoogste 50% van het erf zal bedragen;
  • c. de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd, plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw niet meer mag bedragen dan 4,00 m;
  • d. de onderlinge afstand tussen een bedrijfswoning en een bijgebouw zal ten hoogste 25,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand groter is, in welk geval de bestaande afstand als maximum geldt;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
22.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • c. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • d. de bouwhoogte van lichtmasten of naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken ten behoeve van de verlichting van paardrijbakken zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
22.3 Afwijken van de bouwregels
22.3.1 Trekkershutten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 22.2.1 onder a in die zin dat bouwwerken ten behoeve van trekkershutten worden gebouwd, mits:

  • a. er ten hoogste 10 trekkershutten per manege per bestemmingsvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een trekkershut ten hoogste 20 m² zal bedragen;
  • c. de goothoogte van een trekkershut ten hoogste 3,50 m zal bedragen;
  • d. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • e. tevens de in 22.5.1 genoemde vergunning wordt verleend;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.3.2 Afstand bedrijfswoning tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 22.2.1 onder e in die zin dat de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg wordt verkleind, mits:

  • a. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.3.3 Oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 22.2.1 onder f in die zin dat een bedrijfsgebouw of een overkapping wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 1.600 m², dan wel dat een bestaand bedrijfsgebouw of een bestaande overkapping wordt uitgebreid met of tot een oppervlakte groter dan 1.600 m², mits:

  • a. met een erfinrichtingsplan en een lichtplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden van de gronden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.3.4 Situering aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 22.2.2 onder a in die zin dat een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping minder dan 3,00 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
22.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in Artikel 45 in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, indien de horecavloeroppervlakte in de vorm van een kantine ten behoeve van de ter plaatse gevestigde manege groter is dan 50 m²;
  • e. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  • f. het gebruik van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, voor (mantel)zorg;
  • g. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • h. het gebruik van lichtmasten ten behoeve van een paardrijbak anders dan gericht op de paardrijbak.
22.5 Afwijken van de gebruiksregels
22.5.1 Trekkershutten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 22.4 onder a in die zin dat trekkershutten worden toegestaan, mits:

  • tevens de in 22.3.1 bedoelde vergunning is verleend.
22.5.2 Recreatieappartementen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 22.4 onder a in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in de bedrijfswoning, inclusief de aan- en uitbouwen, en de bijgebouwen, mits:

  • a. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • b. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning niet minder mag bedragen dan 75 m²;
  • c. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. er vanwege de logiesverstrekking geen onevenredige hinder wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens);
  • f. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.5.3 Logies met ontbijt

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 22.4 onder a in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van logies met ontbijt, mits:

  • a. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
  • b. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning niet minder mag bedragen dan 75 m²;
  • c. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
  • d. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
  • e. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • f. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • g. er vanwege de logiesverstrekking geen onevenredige hinder wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens);
  • h. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.5.4 Klein kamperen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 22.4 onder a in die zin dat de gronden tevens worden gebruikt als standplaats voor kampeermiddelen, mits:

  • a. het maximum aantal kampeerterreinen binnen het plangebied ten hoogste 30 zal bedragen;
  • b. het aantal te plaatsen kampeermiddelen per kampeerterrein ten hoogste 25 bedraagt;
  • c. er geen stacaravans worden geplaatst en/of seizoenplaatsen worden ingericht;
  • d. het kamperen uitsluitend plaatsvindt in de periode van 15 maart tot 1 november;
  • e. sanitaire voorzieningen in bestaande gebouwen wordt ondergebracht;
  • f. de afstand tussen de kampeermiddelen en de aanwezige bebouwing op het perceel ten hoogste 100,00 m bedraagt;
  • g. de afstand van de gronden waar het kampeerterrein feitelijk gevestigd wordt tot de dichtstbijzijnde gevel van een naastgelegen woonhuis ten minste 50,00 m bedraagt;
  • h. de afstand van de gronden waar het kampeerterrein feitelijk gevestigd wordt tot de buitengrenzen van een bestaand kampeerterrein ten minste 100,00 m bedraagt;
  • i. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • j. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • k. aangetoond wordt dat de realisatie van een kleinschalig kampeerterrein niet in strijd is met de ecologische en archeologische waarden en de externe veiligheid;
  • l. voorafgaande aan de realisatie van een kleinschalig kampeerterrein wordt overlegd met het waterschap;
  • m. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • n. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.5.5 Productiegebonden detailhandel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 22.4 onder b in die zin dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:

  • a. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m², mag bedragen;
  • b. de functie vanuit de bestaande bebouwing moet worden uitgeoefend;
  • c. er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.5.6 Inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 22.4 onder c en toestaan dat een bedrijfswoning al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten wordt gebruikt voor meer dan één huishouden, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
  • b. er geen sprake is van een tweede bedrijfswoning;
  • c. de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon noodzakelijk is voor het constante toezicht op het manegebedrijf dan wel de huisvesting noodzakelijk is in verband met de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
  • d. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.5.7 (Mantel)zorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 22.4 onder f en g in die zin dat een bedrijfswoning, aan- of uitbouw en/of bijgebouw, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor bewoning ten behoeve van mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van (mantel)zorg voor personen;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de functie ondergeschikt aan de woonfunctie wordt toegevoegd en er geen sprake is van een zelfstandige woning;
  • d. de oppervlakte voor mantelzorg per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m².
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.6 Wijzigingsbevoegdheid
22.6.1 Wijzigen naar agrarisch

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Sport - Manege' ten behoeve van de vestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf” met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak ter plaatse wordt aangebracht;
  • c. de omvang van het bouwvlak maximaal 1,50 dan wel 3,00 hectare zal bedragen, waarbij de criteria van 3.7.1 respectievelijk 3.7.2 bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid van overeenkomstige toepassing zijn;
  • d. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.6.2 Wijziging naar gebruiksgerichte paardenhouderij

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Sport - Manege' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf', ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 5 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsmatige manege-activiteiten zijn beëindigd en het bedrijf als gebruiksgerichte paardenhouderij wordt voortgezet;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel een aanwezig voormalig boerderijpand;
  • e. er wordt aangesloten bij bestaand stedelijk gebied;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.6.3 Wijziging naar wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat de bestemming 'Sport - Manege' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 2' of 'Wonen - Voormalige boerderijpanden', ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van respectievelijk artikel 30 of 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsmatige manege-activiteiten zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel een aanwezig voormalig boerderijpand;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.