direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Noorderwold deelgebied 3
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0050.BPNoorderwoldDg3-VS01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Noorderwold - Eemvallei is een project dat na een uitvraag van de provincie is toegewezen binnen het Programma Nieuwe Natuur. De vernieuwende vormen van natuur enerzijds en biologische landbouw anderzijds, de integratie daarvan en de relatie die met de stad worden gelegd, hebben geleid tot deze toekenning. Doel van het project is het streven naar de omzetting van het gebied in een halfopen landschap, waarin natuur, biologische landbouw en rode functies organisch samengaan. De ambitie is integratie, interactie en uitwisseling van natuur en landbouw rondom een zichtbare Eemvallei. Dit zal de natuurlijke rijkdom op het platteland vergroten, zowel boven de grond (insecten, akkervogels) als in de bodem (wormen, kevers, schimmels en bacteriën). Het landschap dat zo ontstaat, vormt een aantrekkelijke omgeving om te recreëren en te wonen.

Het project Noorderwold – Eemvallei wordt gefaseerd aangelegd. Eerst is Noorderwold fase 1 voorzien. Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan omvat een deel van Noorderwold fase 1, namelijk deelgebied 3. Noorderwold fase 1 heeft een omvang van zo'n 185 ha. Deelgebied 3, als onderdeel van fase 1, betreft een oppervlakte van ongeveer 37 ha.

Het totale project Noorderwold ziet op de realisatie van nieuwe natuur, maar omdat naast de aanleg van bos en natuur en er een tweetal zoeklocaties voor wonen en andere functies worden toegevoegd, kan geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid van agrarisch naar natuur, opgenomen in bestemmingsplan 'Buitengebied 2016'. Ten behoeve van deze (natuur)ontwikkeling is daarom het 'bestemmingsplan Noorderwold fase 1' opgesteld. Dit bestemmingsplan heeft vanaf eind 2018 als voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen. Vervolgens is het plan stil komen te liggen omdat er naar aanleiding van het voorontwerpplan nog vervolgonderzoeken moesten plaatsvinden voor de inrichting van het gebied.

Voor het plangebied, deelgebied 3, zijn de plannen voor natuurontwikkeling wel definitief en uitgewerkt. Het Flevo-landschap en de provincie hebben aangegeven om deelgebied 3 alvast te willen inrichten. Voor de daadwerkelijke uitvoerbaarheid van dit plan is het ook van belang om dit gebied al wel vast in procedure te brengen. Dit deelgebied heeft tevens de minst ingrijpende effecten. Daarom is besloten om voor dit gebied het bestemmingsplan verder op te stellen, met een eigen procedure.

Voor de overige gronden (Noorderwold deellocatie 1 en 2) worden de plannen nog verder uitgewerkt. Indien deze plannen definitief zijn, wordt voor deze gronden eveneens een nieuw bestemmingsplan opgesteld, met een eigen procedure.

1.2 Plangebied

Noorderwold - Eemvallei fase 1 ligt aan de zuidzijde van de A6 ter hoogte van Almere Buiten-Oost. Het plangebied, deelgebied 3, betreft het meest zuidelijke perceel van fase 1 (zie afbeelding 1.2). De gronden zijn agrarisch in gebruik voor akkerbouw. Buiten de ruime agrarisch percelen komen in het gebied nog enkele (landschaps)elementen voor. Aan de oostzijde loopt de Wulptocht. Langs de Wulptocht zijn windmolens gesitueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPNoorderwoldDg3-VS01_0001.png"

Afbeelding 1.1 Ligging Noorderwold - Eemvallei fase 1 (bron; Ontwikkelplan)

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPNoorderwoldDg3-VS01_0002.png"

Afbeelding 1.2 Luchtfoto van Noorderwold - Eemvallei fase 1 (gele omlijning) met daarin deelgebied 3, groen omlijnd

1.3 Bestaande planologische regeling

Het plangebied is in zijn geheel gelegen binnen de grenzen van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016' van de gemeente Zeewolde (vastgesteld 29 september 2016). Daarnaast is er een reparatie van het bestemmingsplan Buitengebied van kracht, het bestemmingsplan 'Reparatieplan Buitengebied 2018' (vastgesteld 28 juni 2018), dat tevens zijn werkingskracht voor het plangebied heeft. Tevens vallen enkele delen van het plangebied binnen het Rijksinpassingsplan 'Windpark Zeewolde' (vastgesteld 2 maart 2018).

In het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016' hebben de gronden, binnen het plangebied, de enkelbestemming 'Agrarisch' en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 5'. Voor het meest zuidelijke deel van het plangebied geldt de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - luchtvaart 2' met de maatvoeringsaanduiding 'bouwhoogte luchtvaart 2: 146,3'. De benodigde natuurontwikkeling kan niet binnen de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016' worden uitgevoerd. Binnen de bestemming 'Agrarisch' is wel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, om de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Bos - Natuur' bestemming. Echter is binnen de bestemming 'Bos - Natuur' geen (natuur)landbouw toegestaan, waardoor er geen gebruik kan worden gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid. Daarom wordt voor de beoogde ontwikkeling een nieuw bestemmingsplan opgesteld. In afbeelding  1.3 wordt een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPNoorderwoldDg3-VS01_0003.png"

Afbeelding 1.3 Uitsnede geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 2016' (plangebied groen omlijnd)

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgezet. In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het project Noorderwold fase 1, deelgebied 3 en de afstemming met Windpark Zeewolde uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit bestemmingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling van het plan. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het project

2.1 Huidige situatie

Het plangebied en de omgeving draagt de typische kenmerken van het agrarisch landschap van de gemeente Zeewolde; grootschalige agrarisch percelen doorsneden door rechte wegen en brede waterlopen. Die rechtlijnige en grootschalige structuur vindt zijn einde ter plekke van het gebied tegen de A6 met daarachter Almere. Langs de A6 zijn bestaande landschappelijke elementen aanwezig, die duidelijk de begrenzing van het grootschalige agrarisch gebied markeren.

Met de totale ontwikkeling Noorderwold fase 1 ontstaat ook hier een zachtere overgang van het agrarische gebied naar de harde begrenzing van de A6 en het achterliggende stedelijke gebied.

Het plangebied, deelgebied 3, is in gebruik voor akkerbouw, met aan de oostelijke grens twee windmolens en een (onderhouds)pad, met daarnaast de watergang 'Wulptocht'.

2.2 Ontwikkelplan Noorderwold fase 1

De realisatie van het project Noorderwold vindt zijn oorsprong in het niet doorgaan van het project Oostvaarderswold en het daarvoor in de plaats ingerichte Programma Nieuwe Natuur. Vanuit de afspraken die er zijn gemaakt, de gronden die inmiddels zijn verworven en de gelden die beschikbaar zijn, is het project uitvoerbaar. Dat is de aanleiding geweest om nu planologisch de realisatie mogelijk te maken.

Voor de inrichting van Noorderwold fase 1, is een uitgebreid ontwikkelplan opgesteld. Dit ontwikkelplan is opgenomen in bijlage 1. Dit bestemmingsplan heeft alleen betrekking op deelgebied 3, zoals in afbeelding 1.2 is weergeven.

Het plangebied van de eerste fase Noorderwold heeft een totale omvang van zo'n 185 ha. In het kort samengevat heeft het project 'Noorderwold fase 1' de volgende ambitie en doelstelling. Het Flevo-landschap streeft naar een halfopen landschap, waarin natuur, biologische landbouw en rode functies organisch samengaan. De ambitie is integratie, interactie en uitwisseling van natuur en landbouw rondom een zichtbare Eemvallei. Dit zal de natuurlijke rijkdom op het platteland vergroten, zowel boven de grond (insecten, akkervogels) als in de bodem (wormen, kevers, schimmels en bacteriën). Het landschap dat zo ontstaat, vormt een aantrekkelijke omgeving om te recreëren en te wonen.

2.3 Ontwikkelplan deelgebied 3

Zoals beschreven in paragraaf 2.2 is voor het gehele project een ontwikkelplan opgesteld, zie bijlage 1. Op basis van dit plan is onderhavig plangebied verder uitgewerkt. In onderstaande afbeelding 2.1 (en bijlage 2 bij de regels), wordt de inrichting van deelgebied 3 weergeven. Deze inrichting is leidend voor onderhavig plangebied. Om dit te borgen is een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de planregels.

Deelgebied 3 betreft een oppervlak van 37 ha. In dit gebied wordt voor een gedeelte een (compensatie) bos aangeplant. In de zuidwesthoek van het gebied bevindt zich een gebied met een hoge verwachtingswaarde archeologie. Om te voorkomen dat mogelijke archeologische resten worden beschadigd door (boom)wortels, wordt hier alleen beplanting aangebracht zonder diepgaande wortels, zoals een bloemenblokken of wintervoedselstroken. In het oostelijke deel tussen de twee windmolens vindt natuurlandbouw plaats.

Het perceel wordt aan de randen omzoomd met een grasstrook als bufferzone en overgang naar de naastliggende kavels. Deze bufferzone moet voorkomen dat 'onkruid' vanaf het plangebied richting de gronden van de buurman groeit. Aan de noordwestzijde van het perceel en aan de noordoostzijde bevindt zich bestaande oppervlaktewater. Met onderhavige ontwikkeling worden geen wijzigingen voorgesteld aan deze watergangen. In onderstaande afbeelding 2.1 (en bijlage 2 bij de regels), wordt de inrichting van deelgebied 3 weergeven en in afbeelding 2.2 het plangebied met de luchtfoto van de huidige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPNoorderwoldDg3-VS01_0004.png"

Afbeelding 2.1 Inrichting deelgebied 3

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPNoorderwoldDg3-VS01_0005.jpeg"

Afbeelding 2.2 Ligging plangebied met luchtfoto huidige situatie

2.4 Afstemming met Windpark Zeewolde

Voor delen van het plangebied is het Rijksinpassingsplan 'Windpark Zeewolde' van kracht. Ter plaatse van dit inpassingsplan mag de gemeente een nieuw bestemmingsplan maken, mits de bestemmingen en aanduidingen uit het inpassingsplan worden overgenomen. Om die reden is hetgeen uit het inpassingsplan nodig is, letterlijk overgenomen in het bestemmingsplan. Die regelingen belemmeren de uitvoering van dit bestemmingsplan niet.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 door de minister vastgesteld. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten:

  • 1. ruimte voor klimaatadaptatie en energiestrategie;
  • 2. duurzaam economisch groeipotentieel;
  • 3. sterke en gezonde steden en regio's;
  • 4. toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Open proces

De NOVI is tot stand gekomen in samenspraak met verantwoordelijke ministeries, gemeenten, provincies en waterschappen. Tevens is input gebruikt van adviesraden, kennisinstellingen, het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en burgers. De dialoog met en tussen alle betrokkenen stopt niet met het verschijnen van de (ontwerp)NOVI. Het blijft een open proces, waarvan participatie een wezenlijk onderdeel uitmaakt.

Voorliggend bestemmingsplan speelt in op het thema 'Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied' uit de NOVI. Met dit bestemmingsplan wordt namelijk natuurontwikkeling in combinatie met (natuur)landbouw mogelijk gemaakt. Deze ontwikkeling zorgt voor een nieuwe functie in het landelijk gebied, die aansluit bij haar omgeving en functies.

3.1.2 Luchthavenbesluit Lelystad

Op 1 april 2015 is het Luchthavenbesluit Lelystad in werking getreden. In dit besluit zijn onder andere de beperkingsgebieden met betrekking tot geluid, externe veiligheid en de (bouw)hoogte rondom de luchthaven vastgelegd.

De onderhavige ontwikkeling ligt voor een deel onder een als zodanig vastgelegde uitvliegstrook voor de luchtvaart. Ter plaatse mogen daar geen objecten en geen hoogopgaande beplanting worden geplaatst met een hoogte van meer dan 146,3 m. Daarvan is in dit bestemmingsplan geen enkele sprake, zodat er vanuit het gebruik van het vliegveld Lelystad geen belemmeringen voortvloeien die invloed hebben op de inrichting van het gebied. Anderzijds leveren de plannen binnen het plangebied geen belemmeringen op voor de ontwikkeling van de luchthaven.

Nog wel kan worden gewezen op het verbod om met laserstralen te werken. Omdat de beperking hiervoor over het plangebied valt, is er voor gekozen om het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van laserstralen in de regels te verbieden.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Flevoland

De visie van de provincie Flevoland gaat over de kansen en opgaven voor Flevoland over de periode tot 2030 en verder. Naar de toekomst toe wil Flevoland ruimte bieden voor nieuwe initiatieven met het 'ja, mits'-principe. De begintijd van de bepalende overheid en de maakbare samenleving heeft de provincie achter zich gelaten. Iedereen die wil bijdragen aan de toekomst van Flevoland is van harte uitgenodigd. Door deze opstelling zijn er meer mogelijkheden voor initiatieven van inwoners en bedrijven.

Er zijn drie kernopgaven:

  • 1. het verhaal van Flevoland (fysieke omgeving);
  • 2. krachtige samenleving (sociaal-economische omgeving);
  • 3. ruimte voor initiatief (bestuurlijke omgeving).

Voor de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maken, zijn de opgaven: het verhaal van Flevoland, ruimte voor initiatief en landbouw. Met dit plan is namelijk sprake van een initiatief waarmee de kans wordt aangegrepen om natuurontwikkeling in combinatie met moderne natuurinclusieve landbouw mogelijk te maken. Hierna worden de relevante opgaven benoemd en beschreven. De inhoud van dit bestemmingsplan sluit naadloos aan bij de visie van de provincie.

Kernopgave: Het verhaal van Flevoland

In deze opgave wil de provincie laten zien waar ze vandaan komt. In 2030 en verder wil Flevoland de kroon op de eeuwenlange Hollandse inpolderingstraditie zijn. Dan staat Flevoland wereldwijd bekend als een 20e-eeuws wederopbouwlandschap met herinneringen uit een verder verleden.

De provincie wil dit bereiken door mensen het lef te laten hebben om de kansen voor nieuwe ontwikkelingen te pakken zoals transformatie in het wonen, de landbouw en duurzame energie.

Kernopgave: Ruimte voor Initiatief

De provincie wil er zijn voor zijn inwoners en wil de krachten vanuit de samenleving dan ook benutten. Hiervoor biedt de provincie ruimte voor ondernemers en mensen die hun droom willen realiseren. Iedereen die wil bijdragen aan een duurzame toekomst van Flevoland is van harte uitgenodigd.

Strategische opgave: Landbouw: Meerdere Smaken

Flevoland is van oorsprong een landbouwprovincie. Ontwikkelingen in deze sector vragen een groot aanpassingsvermogen. In 2030 en verder staat Flevoland bekend om haar meerdere smaken in de agrosector die door haar aanpassingsvermogen, vernieuwingen en innovaties voortvarend en snel in praktijk brengt.

De ontstaansgeschiedenis van de polder is terug te zien in de kwaliteiten. Flevoland is sterk in techniek, technologie en primaire productie, zoals pootaardappelen en biologische landbouw. Vanuit de lucht lijkt de landbouw op elkaar, maar op het erf heeft elk bedrijf zijn eigen specialisatie, schaal en bedrijfsmodel. Er is veel variatie en deze neemt toe, van verwerking, energie, technologie tot stadslandbouw.

3.2.2 Omgevingsverordening Flevoland

Met de (geconsolideerde) omgevingsverordening loopt de provincie Flevoland vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet. De omgevingsverordening ziet op alle elementen van de fysieke leefomgeving, en op activiteiten die gevolgen kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving. Dit kunnen zowel regels zijn voor burgers of bedrijven als (instructie)regels voor andere overheden. Provincie Flevoland is zelf bevoegd gezag voor toezicht en handhaving van de regels in de omgevingsverordening.

De (geconsolideerde) omgevingsverordening bestaat uit:

  • de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving Flevoland 2012 met regels betreffende onder meer windenergie, grondwaterbeschermingsgebieden, watersysteem, Natuurnetwerk Nederland, stiltegebieden, ontgassen binnenvaart, bodemsanering, ontgrondingen, wegen en vaarwegen, handhaving;
  • de Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Flevoland 2016;
  • de Verordening kwaliteit VTH omgevingsrecht provincie Flevoland;
  • regels voor zonne-energie.

De inhoud van de omgevingsverordening wordt in de periode tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet steeds verder in lijn gebracht met die wet en de daarop gebaseerde regelgeving. Ook zal de verordening moeten passen bij de Omgevingsvisie FlevolandStraks, het Omgevingsprogramma Flevoland en diens opvolgers. Dit betekent dat de omgevingsverordening continue in beweging is.

In het voorjaar van 2020 heeft het ontwerp van de omgevingsverordening Flevoland ter inzage gelegen. Het betreft een (beleidsarme) doorontwikkeling van de huidige omgevingsverordening. Met de vaststelling van deze omgevingsverordening wordt voldaan aan de eisen die daaraan gesteld worden vanuit de Omgevingswet.

Het voorliggend bestemmingsplan dient te voldoen aan de bepalingen uit de provinciale omgevingsverordening.

Windenergie

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPNoorderwoldDg3-VS01_0006.png"

Afbeelding 3.1 Toedeling functies aan locaties wind en instructies voor bestemmingsplannen

Dit bestemmingsplan voorziet niet in het plaatsen van nieuwe windmolens. Tevens zijn binnen en in de omgeving van het plangebied reeds windmolens geplaatst.

Grondwaterbeschermingsgebieden

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPNoorderwoldDg3-VS01_0007.png"

Afbeelding 3.2 Grondwaterbeschermingsgebieden - boringsvrije zone

Het voorliggende plangebied is gelegen in de boringsvrije zone. Binnen deze zone geldt een vanaf een bepaalde diepte een verbod op boringen. Op de kaart 'Boringsvrije zonde Zuidelijk Flevoland', is per gebied een diepte aangeven. Met onderhavige plan, vinden geen bodemroerende en booractiviteiten plaats, waarmee de bodem wordt doordrongen.

Natuurnetwerk Nederland

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPNoorderwoldDg3-VS01_0008.png"

Afbeelding 3.3 Natuurnetwerk Nederland

Het plangebied is gelegen in een zoekgebied voor NNN-compensatie. Voor de ecologische verbindingen zet de provincie vooral in op het versterken van de NNN-verbindingen. Daar ligt ook een belangrijke rol voor gemeenten en waterschap, omdat het vaak om vaarten en tochten gaat. De voorgenomen ontwikkeling die onderdeel is van het project Noorderwold-Eemvallei, past in het natuurbeleid van de provincie.

3.2.3 Omgevingsprogramma Provincie Flevoland

In 2017 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie FlevolandStraks vastgesteld (zie paragraaf 3.2.1). Hierin is in hoofdlijnen de strategische visie op de toekomst van Flevoland weergegeven. Deze eerste versie van het Omgevingsprogramma Flevoland is vastgesteld door Provinciale Staten van Flevoland op 27 februari 2019.

In deze versie is ervoor gekozen al het bestaande beleid voor de ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming of het behoud van de fysieke leefomgeving te bundelen in één programma dat digitaal beschikbaar is. Op deze wijze zijn de provinciale beleidskeuzes compact beschreven en is de samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen het beste gewaarborgd.

Landschappelijke kernelementen

Landschappelijke kernelementen zijn de dijken, de vaarten, de interne ontsluiting, de flankerende beplanting, de wegbeplanting en de bosranden. Deze elementen zijn bepalend voor het karakter van Flevoland en waarmee de essentie van het polderconcept wordt gewaarborgd. De provincie wil deze kernelementen behouden en de kwaliteiten ervan inzetten bij nieuwe ontwikkelingen, zodat zij een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit.

Natuurnetwerk Nederland

In de Omgevingsverordening is de begrenzing van het Flevolandse Natuurnetwerk vastgelegd. In Flevoland hebben de meeste tochten en vaarten een verbindende functie. De natuurwetgeving hanteert binnen het NNN een 'nee, tenzij'-regime; nieuwe activiteiten zijn niet toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat de wezenlijke kenmerken en waarden daarvan geen schade ondervinden. De provincie Flevoland gaat zoveel mogelijk uit van een ja, mits- of een ja, want-benadering. De provincie maakt hiervoor gebruik van een systeem van saldobenadering en principes van natuurinclusief ontwerp. Uitgangspunt daarbij is dat maatschappelijke en ecologische ontwikkelingen zodanig worden vormgegeven dat deze elkaar niet belemmeren, maar versterken. Dit plangebied valt binnen het zoekgebied voor NNN-compensatie. Met de voorliggende ontwikkeling wordt daar een bijdrage aan geleverd.

Conclusie

Onderhavig plan is onderdeel van een groter project die de natuur en kwaliteit van het gebied versterkt. Ook is geen sprake van aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden en zijn er geen milieuhygiënische en landschappelijke belemmeringen. Dit is nader toegelicht in hoofdstuk 2 en 4. Daarmee is het plan in overeenstemming met het Omgevingsprogramma Flevoland.

3.2.4 Natuurbeheerplan Flevoland 2019

Het natuurbeheerplan beschrijft per (deel)gebied de doelen die voor (agrarisch) natuur- en landschapsbeheer worden nagestreefd. Noorderwold wordt in het Natuurbeheerplan specifiek aangehaald als een project dat is toegewezen in het Programma Nieuwe Natuur. Daarnaast worden subsidiemogelijkheden beschreven.

3.2.5 Programma Landschap van de Toekomst

Op 13 oktober 2021 hebben de Provinciale Staten de nieuwe landschapsvisie van provincie Flevoland goedgekeurd. De nieuwe landschapsvisie - het Programma Landschap van de Toekomst - geeft richting aan alle ruimtelijke ontwikkelingen in Flevoland. Om de kwaliteit van het landschap te herstellen, versterken en bewaken. Dit wordt samen gedaan met gebiedspartners zoals gemeenten, waterschap, terreinbeherende organisaties en andere initiatiefnemers.

Het Programma Landschap van de Toekomst benoemt de kernkwaliteiten van het Flevolandse landschap. Deze kwaliteiten vormen de basis voor vernieuwing en verrijking van het landschap van de toekomst. De essentie van het Programma Landschap van de Toekomst bestaat uit vier overwegingen. Deze zijn gemeente-overstijgend en bepalen in hun samenhang het karakter en de essentie van het Flevolandse landschap. De vier overwegingen zijn voor landschap van provinciaal belang en moeten bij iedere ontwikkeling in het kader van de ruimtelijke kwaliteit als overweging worden meegenomen.

  • Overweging 1: waterbouwkundig bouwwerk als polder-DNA: Behoud het waterbouwkundig bouwwerk als fundament van de polders en de landschappelijke identiteit. Maak de verschillende onderdelen (dijkzones, gemalen, vaarten, sluizen) daarvan zichtbaar en beleefbaar.
  • Overweging 2: panorama’s langs lange lijnen: Versterk monumentale belevingsassen om de beleving van het open polderpanorama te garanderen.
  • Overweging 3: drie onderscheidende polderconcepten: Geef het landschap vorm op basis van de ruimtelijke concepten van de drie polders.
  • Overweging 4: hybride gebieden - aandacht voor landschapsinnovatie: Werk Flevoland-breed integraal aan opgaven en doe ontwerpend onderzoek. Geef extra aandacht aan hybride gebieden met een hoge dynamiek en waar meerdere opgaven samen komen.

Aan de hand van een aantal thema's wordt de essentie van de visie verder uitgewerkt. Per thema zijn overwegingen meegegeven voor ruimtelijke kwaliteit. Deze thema’s zijn:

  • Thema 1: het gezicht van Flevoland in het blauwe hart van Nederland;
  • Thema 2: veranderende condities in het landelijk gebied;
  • Thema 3: nieuwe stad-land relaties;
  • Thema 4: regionaal perspectief voor energielandschappen;
  • Thema 5: rijke en robuuste groenstructuren.

Voor onderhavige plangebied is thema 2 ' veranderende condities in het landelijk gebied' van toepassing. 'In het landschap van de toekomst beweegt de landbouw mee met geleidelijk veranderende klimatologische omstandigheden. Er wordt een omslag gemaakt naar natuurinclusieve landbouw binnen krachtige kavel- en erfstructuren'.

De beoogde ontwikkeling, de ontwikkeling van natuurlandbouw en een (compensatie)bos, passen volledig binnen dit thema.

Voor Zuidelijk Flevoland geldt daarnaast het volgende: 'Geef het grootse open landbouwhart opnieuw betekenis en koester de sublieme polderervaring. Door stedelijke groei vanuit Oosterwold (Almere en Zeewolde) vervagen namelijk de grenzen. De Grote Trap wordt hierin een belangrijke nieuwe ruimtelijke overgang. Ten westen hiervan ontstaat geleidelijk een hybride landschap. Stedelijke functies vermengen met (stads)landbouw, recreatie en natuur. Een patchwork van functies waarin de rationele landbouwkundige verkaveling het raamwerk vormt. Dat versterkt de wederkerigheid tussen stad en land. Ten oosten van de Grote Trap ontstaat het landbouwhart van de toekomst. Zet hier in op maximaal behoud van de openheid en de ultieme beleving van het Mondriaanlandschap.'

Het voorliggende plan past hierbinnen. De locatie ligt ten westen van de Grote Trap, waar diverse functies mogelijk zijn, waaronder natuur. De rationale landbouwkundige verkaveling blijft in stand.

3.3 Beleid Waterschap

Het Waterbeheerplan 2016-2021 (WPB3) bevat langetermijndoelen (zichtjaar 2050), doelen voor de planperiode (2016-2021) en maatregelen die het waterschap (samen met gebiedspartners) uit gaat voeren. De doelen en maatregelen hebben betrekking op de kerntaken van het waterschap (waterveiligheid, schoon water, voldoende water) en het thema water en ruimte. Hierbij gaat het om reguliere werkzaamheden, zoals peilbeheer, onderhoud aan dijken en het zuiveren van afvalwater en om nieuwe ontwikkelingen.

In paragraaf 4.5 wordt nader ingegaan op het aspect water en het waterbeheerplan. Daarnaast is het waterschap nauw betrokken bij de ontwikkeling van de plannen, zodat het bestemmingsplan zich voegt naar het beleid van het waterschap en het waterplan van de gemeente zelf.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Zeewolde 2022

Op 25 april 2013 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie 2022 vastgesteld. De Structuurvisie vormt een richtinggevend kader voor ruimtelijke ontwikkelingen in de periode tot aan 2022.

In de Structuurvisie 2022 zijn de hoofdlijnen van het ruimtelijke beleid voor de komende 10 jaar vastgelegd. De kwalitatieve afronding van het dorp Zeewolde staat daarbij centraal. Andere thema's die in de Structuurvisie 2022 aan bod komen zijn gezondheid en welzijn, recreatie, duurzaamheid, landbouw en bedrijvigheid.

In de structuurvisie ligt het plangebied in een strook die is aangewezen als 'Oostvaarderwold/Harderwold' ten behoeve van natuur (ontwikkeling). Echter is het project Oostvaarderwold niet doorgegaan, maar deze ontwikkeling past wel binnen de natuurambitie en is daarmee passend binnen de structuurvisie.

3.4.2 Waterplan Zeewolde (2011-2021)

Met het waterplan schetsen de gemeente en het waterschap hun gezamenlijke visie op het toekomstige stedelijke waterbeheer in Zeewolde. Het waterplan biedt een kader voor het omgaan met water in nieuwe ruimtelijke plannen. De nadruk ligt op verantwoord waterbeheer, waar mogelijk gekoppeld aan een groene beleving. De doelstellingen op de lange termijn zijn per thema verwoord:

  • veiligheid en droge voeten: robuuste waterkeringen, die goed beheersbaar zijn en berekend op verwachte klimaatsontwikkelingen. Veilige oeverinrichting. Trits vasthouden-bergen-afvoeren. Om droge perioden te overbruggen, kunnen flexibel peilbeheer en seizoensberging worden benut als waterbuffer. Beperken van externe wateraanvoer;
  • waterkwaliteit en ecologie: gezond water, wat een gezonde omgeving biedt voor gevarieerde flora en fauna en bijdraagt aan een aantrekkelijke woonomgeving. Natuurvriendelijke oeverinrichting. Scheiden van waterstromen van verschillende kwaliteit. Terugdringen van emissies en voldoende inlaat- en doorspoelvoorzieningen voor calamiteiten;
  • riolering: gescheiden afvoer van schoon hemelwater en afvalwater, waarbij verontreiniging van het hemelwater wordt voorkomen;
  • grondwater en drainage: bij (her)inrichting dient te worden voldaan aan de ontwateringcriteria behorende bij de gebruiksfuncties;
  • waterrecreatie en beleving: vergroting van de zichtbaarheid van het water vanuit woningen en fiets- en wandelpaden. Benutten van gebruiks-/recreatiemogelijkheden en afstemmen van de inrichting hierop;
  • afstemming van het waterbeheer: bij ruimtelijke ontwikkelingen is robuust bouwen het uitgangspunt. De waterkering wordt vrij gehouden van bebouwing en voor buitendijkse ontwikkelingen geldt terughoudendheid in verband met de risico's voor overstroming.

Het waterschap is nauw bij de ontwikkeling van de plannen betrokken, zodat het bestemmingsplan zich voegt naar het beleid van het waterschap en het waterplan van de gemeente zelf.

3.4.3 Archeologische beleidskaart Zeewolde

In 2016 heeft de gemeente Zeewolde haar archeologiebeleid herzien. Op basis van een archeologische beleidskaart kan worden vastgesteld of voor gebieden een archeologische verwachtingswaarde geldt. Gekoppeld aan de verwachtingswaarde geldt een onderzoeksverplichting bij bodemingrepen van een bepaalde omvang. De meest streng beschermde categorie betreft archeologisch waardevolle gebieden die op grond van de Monumentenwet zijn beschermd. Gebieden waar weinig of geen archeologische sporen worden verwacht, zijn vrij gegeven voor bodemingrepen.

Er is een archeologisch onderzoek uitgevoerd, hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 4.7. In het plangebied zijn archeologische waarden te verwachten in de pleistocene ondergrond. Met onderhavige bestemmingsplan worden geen grondroerende werkzaamheden voorgesteld waarmee de mogelijke archeologische waarden in het gebied worden verstoord. Ter plaatse van de gronden waarvoor nader onderzoek wordt geadviseerd, behouden de gronden de archeologische dubbelbestemmingen (Waarde - Archeologie 2 en 5), zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 2016'.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Milieubeoordeling

Beleid en normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerpbestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijk mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat een landinrichtingsproject dan wel de wijziging of uitbreiding daarvan m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 125 ha of meer of het vestigen van glastuinbouwgebied of bollenteeltgebied van 50 ha of meer omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D9). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van natuurontwikkeling. Het gebied beslaat een oppervlakte van 37 ha. De beoogde ontwikkeling overschrijdt de drempelwaarde niet. Tevens is op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 2016' het mogelijk om onderhavig plangebied, door middel van een wijzigingsbevoegdheid, te wijzigen in natuur. Dit betekent dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

De raad heeft op 25 april 2019 in het kader van het voorontwerpbestemmingsplan 'Noorderwold fase 1' en de daarbij behorende M.e.r.-beoordeling (zie hiervoor bijlage 2) dat (in het kader van dat plan) geen milieueffectrapport hoeft te worden opgesteld. In aanvulling op de m.e.r. beoordeling van 2018 is een 'Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling' opgesteld in deze beoordeling is specifiek gekeken naar deelgebied 3. In bijlage 3 is deze notitie opgenomen. Waaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden.

Aangezien onderhavig plan onderdeel is van het raadsbesluit en dat uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat er geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden, is het nemen van een nieuw besluit niet noodzakelijk. Bovendien is het op basis van het huidige bestemmingsplan via wijzigingsbevoegdheid al mogelijk om agrarisch om te zetten naar natuur.

4.2 Milieuzonering

Toetsingskader

Het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

Onderzoek

Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om het plangebied om te vormen met een natuurlijke inrichting. In het plangebied worden geen gevoelige objecten mogelijk gemaakt. Het gebied is gelegen nabij de autosnelweg A6 en A27. Verder zuidelijk zijn nog agrarische percelen aanwezig. Vanwege de ligging in het buitengebied en nabij de autosnelweg kan het gebied getypeerd worden als gemengd gebied.

Met de beoogde ontwikkeling wordt landbouw/ akkerbouw mogelijk gemaakt. Deze activiteiten zijn in de huidige planologische situatie aanwezig. Conform de VNG-publicatie kan akkerbouw geschaald worden onder milieucategorie 2 met een bijbehorende richtafstand van 30 m voor geluid in een rustige woonwijk. (SBI 011, 012, 13). De locatie is getypeerd als gemengd gebied waardoor de richtafstand een trede terug kan worden bijgesteld. Voor gemengd gebied geldt een richtafstand van 10 m. Binnen een straal van 10 m, maar ook van 30 m, zijn geen gevoelige functies (wonen) gelegen. De dichtstbijzijnde (bedrijfs)woning is gelegen op ruim 700 m. Aan de richtafstand wordt dan ook ruim voldaan.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de omliggende woningen (en eventueel andere milieugevoelige functies) ook in de toekomstige situatie sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.3 Verkeer en parkeren

Toetsingskader

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. De interne structuur wordt geregeld met ontwikkelregels.

Voor de beoogde ontwikkeling wordt de parkeerbehoefte berekend aan de hand van de Notitie Toepassing Parkeernormen, gemeente Zeewolde (2013). In dit gemeentelijke parkeerbeleid wordt verwezen naar de landelijke kencijfers van het CROW. Zowel de parkeerbehoefte als de verkeersgeneratie wordt hierdoor berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 317 (kencijfers parkeren en verkeersgeneratie). Het kencijfer wordt bepaald aan de hand van de stedelijkheid (adressendichtheid) zoals het is opgenomen in het parkeerbeleid, dit betreft een matig stedelijk karakter. Voor de ligging dient volgens het beleid te worden uitgegaan van 'rest bebouwde kom'. Het plangebied ligt buiten de bebouwde kom, worst case wordt daarom aangesloten bij de kencijfers in het buitengebied. Binnen de bandbreedte van het kencijfer wordt volgens het parkeerbeleid het gemiddelde gehanteerd.

Onderzoek

Ontsluiting

Het plangebied wordt ontsloten aan de Ibisweg, een erftoegangsweg gelegen buiten de bebouwde kom. In westelijke richting wordt via de Eksterweg en de N703 richting Almere ontsloten en vindt aansluiting plaats met de snelweg A6 en A27. Vanuit de Ibisweg kan in zuidelijke richting ook via de Wulpweg ontsloten worden op de N706, die ook een directe aansluiting heeft op de A27. Via de N706 en de N705 is Zeewolde te bereiken. In noordoostelijke richting kan via de Ibisweg en de Praamweg ook worden ontsloten naar Lelystad.

Met de beoogde ontwikkeling worden agrarische gronden omgezet naar natuurlandbouw en bos. Hierdoor zijn er verkeersbewegingen door (landbouw)voertuigen van buiten het plangebied. Door de realisatie van het (compensatie) bos binnen het plangebied, neemt het oppervlak aan landbouwgronden in vergelijk met de huidige situatie af. Hierdoor is het aannemelijk dat het aantal verkeersbewegingen van en na het plangebied afnemen of minimaal gelijk blijven.

Parkeren

Zoals hiervoor beschreven heeft de beoogde ontwikkeling geen verkeersaantrekkende werking. Het realiseren van parkeerplaatsen is daarom ook niet noodzakelijk. De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkeling niet in de weg.

4.4 Geluid

Beleid en normstelling

Wettelijke geluidszone wegen

Woningen worden door de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als geluidsgevoelig aangemerkt. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidszone van een weg. Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat ook sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau wanneer de ontwikkeling is gesitueerd nabij niet-gezoneerde wegen (30 km/u-wegen).

In het plangebied worden geen geluidsgevoelige objecten en/of functies mogelijk gemaakt. Toetsing aan de Wet geluidhinder is daarom niet noodzakelijk.

4.5 Water

Waterbeheer en watertoets

Sinds 1 november 2003 is de toepassing van de watertoets wettelijk verplicht door de verankering in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985. De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Zuiderzeeland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet;
  • Waterbeleid voor de 21e eeuw.

Provinciaal:

  • provinciaal Waterplan;
  • provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.

Waterschapsbeleid

Het werk van het waterschap draagt ertoe bij dat iedereen op een veilige, gezonde, prettige en duurzame manier met water kan leven. Om aan te geven wat er voor het waterbeheer in, maar ook ná het watertoetsproces belangrijk is, heeft Waterschap Zuiderzeeland het beleidsdocument 'Waterkader' opgesteld. Het Waterkader geeft richting en houvast voor waterzaken binnen ruimtelijke plannen. Samen met 'De Uitbeelding' is het bedoeld als gids en inspiratie voor het verbond tussen water en ruimte.

Proces van de watertoets

Sinds 1 november 2013 is de toepassing van de watertoets wettelijk verplicht door verankering in het Besluit op de ruimtelijke ordening. De watertoets heeft betrekking op alle grond- en oppervlaktewateren en behandelt alle van belang zijnde waterhuishoudkundige aspecten (naast veiligheid en water overlast ook bijvoorbeeld waterkwaliteit en verdroging). De watertoets is een belangrijk proces instrument om het belang van water een evenwichtige plaats te geven in de ruimtelijke ordening. Uit de water paragraaf blijkt de betrokkenheid van de waterbeheerder in het planproces en de wijze waar op het wateradvies van de waterbeheerder is meegenomen in de uitwerking van het plan. Op basis van inhoudelijke beoordeling, van het waterschap Zuiderzeeland is de korte procedure van toepassing voor de watertoets.

Thema Voldoende water

Wateroverlast

Streefbeeld

Het watersysteem, zowel in landelijk als in stedelijk gebied, is op orde. Het hele beheergebied voldoet aan de vastgestelde normen.

Uitgangspunt wateroverlast

Het waterschap streeft naar een robuust watersysteem dat de effecten van toekomstige klimaatveranderingen en bodemdaling kan opvangen. De planontwikkeling is gelegen in een watersysteem dat op basis van de toetsing in 2012 voldoet aan de normering voor wateroverlast. Een dergelijk systeem kan het water verwerken tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.

Het verharden van grond met bebouwing of bestrating leidt tot een versnelling van de afvoer van neerslag naar het watersysteem. Waar het verharde oppervlak als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling toeneemt, dienen compenserende maatregelen te worden genomen om piekafvoeren te verwerken. Afwenteling op omliggende gebieden wordt voorkomen en de bergingsruimte in het watersysteem blijft behouden.

De beleidsregel 'Compensatie toename verhard oppervlak en versnelde afvoer' is begin 2013 door het waterschap vastgesteld. Vanaf het moment van vaststelling van de beleidsregel is de situatie van het beheergebied op dat moment het referentiekader geworden, oftewel de nulsituatie. De compensatieplicht geldt zodanig voor de netto toename van het verhard oppervlak voor een bouwvlak sinds begin 2013.

Het plangebied ligt in landelijk gebied. In het landelijk gebied geldt dat compensatie nodig is bij toename aan verharding met een oppervlakte groter dan 2.500 m².

Thema Schoon Water

Goede structuurdiversiteit

Streefbeeld

Het waterschap streeft naar goede leef-, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied. Bij de inrichting van het watersysteem wordt gestreefd naar het realiseren van een ecologisch gezond watersysteem. Oppervlaktewater met een doelstelling voor goede chemische en/of biologische waterkwaliteit wordt niet nadelig beïnvloed door water met een lagere waterkwaliteitsdoelstelling. Bij de inrichting van het watersysteem dient water met een hogere kwaliteit te stromen naar water met een lagere kwaliteit. Negatieve chemische beïnvloeding van de ecologische (water)kwaliteit of het ecologische functioneren van wateren, door ruimtelijke ontwikkelingen wordt voorkomen, omdat compensatie zeer beperkt mogelijk is. Compensatie voor verslechtering van ecologische omstandigheden en/of van waterkwaliteit is maatwerk en vindt altijd plaats in overleg met het waterschap.

In het landelijk gebied worden oevers bij voorkeur duurzaam en indien passend bij de functie natuurvriendelijk ingericht.

Goede oppervlaktewaterkwaliteit

Streefbeeld

Het grond- en oppervlaktewater biedt leef-, verblijf-, en voortplantingsmogelijkheden voor de (aquatische) flora en fauna in het beheergebied. De chemische toestand van deze wateren vormt hier geen belemmering voor.

Goed omgaan met afvalwater

Streefbeeld

Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het oppervlaktewater doordat ze water verontreinigen. Het waterschap zorgt met de regulering of behandeling van afvalwater dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan.

Toetsing

Huidige situatie

Algemeen

Deelgebied 3 heeft een oppervlak van 37 ha. Ten zuiden, westen en oosten is het kenmerkende Flevolandse polderlandschap aanwezig. Het gebied bestaat uit landbouwpercelen. Aan de noordwestzijde ligt een kavelsloot deels binnen het plangebied. De Wulptocht grenst noordoostelijk aan het plangebied.

Waterkwantiteit

Het plangebied grenst aan de hoofdwatergang de Wulptocht. De Wulptocht voert het water aan vanaf zuidoostelijke richting. De Wulptocht is in zuidwestelijke richting aangesloten op de Gruttotocht die het water afvoert richting de Lage Vaart ten noorden van het plangebied.

Het plangebied is gelegen binnen het peilvak 'Lage Vaart'. Het beleid van het Waterschap Zuiderzeeland is er op gericht om het polderpeil te handhaven en zoveel mogelijk grote aaneengesloten peilgebieden te hanteren.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

De Wulptocht, die grenst aan het plangebied, maakt onderdeel uit van een KRW waterlichaam, M1b kunstmatig. De biologische toestand van de Wulptocht was in 2021 matig. De algemene fysisch-chemische parameters zijn goed te noemen. Wel zorgt de hoeveelheid aan specifiek verontreinigde stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) dat de waterkwaliteit niet voldoet aan de norm 'Goed Ecologisch Potentieel'.

Veiligheid en waterkeringen

In en nabij het plangebied zijn geen kern- en beschermingszones van keringen gelegen. De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Afvalwaterketen en riolering

Binnen het plangebied is geen riolering aanwezig.

Toekomstige situatie

Waterkwantiteit

Zoals hiervoor beschreven grenst het plangebied aan de Wulptocht en in het noordwesten ligt een bestaande sloot. Met onderhavige ontwikkeling vinden geen wijzigingen aan het huidige watersysteem plaats.

Aan de zuidwestzijde van het plangebied wordt op de grens van het plangebied en de naastgelegen landbouwkavel een greppel/ droge sloot gerealiseerd. Deze sloot zorgt voor een natuurlijke scheiding met het aangrenzende perceel. Daarnaast zal deze sloot water vasthouden en afvoeren bij extreme regenval.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Binnen het plangebied worden bomen aangeplant en vindt duurzame natuurlandbouw plaats. In het proces van de duurzame landbouw worden geen bestrijdingsmiddelen gebruikt. Onderhavige ontwikkeling heeft vanuit dit oogpunt geen negatieve effecten op de kwaliteit van het oppervlaktewater en biologische toestand.

Afvalwaterketen en riolering

Binnen het plangebied worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waardoor nieuwe afvalwaterlozingen van huishoudelijke of andere aard ontstaat.

Wateroverlast

Het plangebied ligt in het landelijk gebied. Als de netto toename in verharding kleiner is dan 2.500 m2, is geen compensatie nodig. Er zijn geen concrete plannen voor toename aan verharding. Daarmee is geen sprake van een compensatieopgave.

Conclusie

De ontwikkeling die plaatsvindt in deelgebied 3 heeft dan ook geen negatief invloed op de waterhuishouding in het gebied.

4.6 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Onderzoek en conclusie

Uit de beschikbare gegevens van het bodemloket blijkt dat delen van het projectgebied Noorderwold in het verleden zijn onderzocht. De onderzoeken wijzen uit dat het zuidoostelijke deel, dit bestemmingsplan, voldoende is onderzocht. Daarnaast is voor het gehele project Noorderwold een vooronderzoek bodemkwaliteit (bijlage 4, Econsultancy, 6 december 2018) uitgevoerd. Het voorliggende plangebied betreft een deel van het onderzochte gebied. Hierna zijn de onderzoeksresultaten weergegeven

Boven- en ondergrond

Uit het onderzoek blijkt dat binnen het plangebied wat betreft de boven- en ondergrond geen sprake is van bodembelasting, anders dan een regionale of landelijke diffuse achtergrondbelasting in de bovengrond. In de bovengrond op de agrarische percelen van de locatie worden geen verontreinigende stoffen verwacht in gehalten boven de landelijk of regionaal geldende achtergrondwaarde voor grond. Dit geldt zowel voor natuurlijke achtergrondgehalten als voor 'antropogene' achtergrondgehalten, waarvan de oorzaak niet eenduidig is aan te wijzen. Op de agrarische percelen is altijd sprake geweest van een gelijksoortig agrarisch gebruik (afwisselend akkerland en grasland) en geen bebouwing. De oppervlakte is groter dan 1 ha.

Op basis van het vooronderzoek wordt geconcludeerd dat de bovengrond (agrarische percelen) indien nodig/gewenst eventueel onderzocht kan worden volgens de strategie 'grootschalig onverdacht' (ONV-GR). Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is. Eventueel grondverzet van de boven- en ondergrond (tot 0,5 m -mv) kan vermoedelijk ook plaatsvinden op basis van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Zeewolde, met inachtneming van de bepalingen van de Nota Bodembeheer.

Grondwater

Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd dat het grondwater indien nodig/gewenst eventueel onderzocht kan worden volgens de strategie 'grootschalig onverdacht' (ONV-GR). Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is.

Conclusie

Op basis van de beschikbare en geraadpleegde informatiebronnen worden geen onoverkomelijke milieuhygiënische belemmeringen verwacht voor het voorliggende bestemmingsplan.

4.7 Cultuurhistorie en Archeologie

Cultuurhistorie

Toetsingskader

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Onderzoek cultuurhistorische

In het plangebied zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig. Het is dan ook niet noodzakelijk om nadere regels te stellen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.

Archeologie

Toetsingskader

Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Doelstelling van het Verdrag van Valletta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

Eerder onderzoek

In februari 2016 is door Transect een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (bijlage 5). Dit onderzoek heeft voor een deel betrekking op het plangebied. Uit het bureauonderzoek volgt dat vrijwel overal in het gebied archeologische waarden mogen worden verwacht. Ook is sprake van een gelaagd landschap, zodat op eenzelfde locatie meerdere archeologische niveaus kunnen worden verwacht, die verschillende tijdsperioden vertegenwoordigen. Op basis van het onderzoek is een advieskaart opgesteld voor het gehele gebied. Deze advies kaart heeft maar voor een deel betrekking op het plangebied. (zie afbeelding 4.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPNoorderwoldDg3-VS01_0009.png"

Afbeelding 4.1 Advieskaart, archeologisch bureauonderzoek (Transect-rapport 857)

Hieruit blijkt dat binnen de oranje delen geen bodembewerking dieper dan 1 m -mv is toegestaan. En in de groene delen bodemingrepen dieper dan 1,5 m -mv moet worden voorkomen. In september 2016 heeft Transect een archeologisch en bodemkundig vooronderzoek voor het gehele gebied uitgevoerd. Het onderzoek heeft voor een deel betrekking op het plangebied. (bijlage 6). Op basis van het onderzoek valt af te leiden dat het in het kader van het op te stellen ontwerp vanuit archeologisch perspectief aan te raden is graafwerkzaamheden zo beperkt mogelijk plaats te laten vinden op de plaatsen waar op het AHN geulvormige elementen aanwezig zijn en zich relatief ondiep zand in de ondergrond bevindt. De ligging van deze gebieden is weergegeven op afbeelding 4.2, het plangebied is met groen omlijnd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPNoorderwoldDg3-VS01_0010.png"

Afbeelding 4.2 Archeologische zoneringskaart, plangebied groen omlijnd (Transect-rapport 1431)

Booronderzoek

Door Econsultancy is een inventariserend veldonderzoek door middel van een booronderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn verwerkt in (bijlage 7, d.d. 5 december 2018). Onderhavige plangebied is onderdeel van dit onderzoek.

Het Noorderwold fase 1 is in het bijbehorende archeologisch rapport onderverdeeld in drie deelgebieden. Deellocatie 1 beslaat het gebied ten noorden van de Ibisweg en ten westen van de Wulptocht, deellocatie2 betreft het gebied ten noorden van de Ibisweg en ten oosten van de Wulptocht en deellocatie 3, onderhavig bestemmingsplan maakt deel uit van deze laatste deellocatie, is het gebied ten zuiden van de Ibisweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPNoorderwoldDg3-VS01_0011.png"

Afbeelding 4.3 Overzicht deelgebieden archeologisch onderzoek (plangebied groen omlijnd)

Uit het inventariserend veldonderzoek is gebleken dat onder andere in het plangebied archeologische waarden te verwachten zijn in de pleistocene ondergrond. Met onderhavige bestemmingsplan worden geen grondroerende werkzaamheden voorgesteld waarmee de mogelijke archeologische waarden in het gebied worden verstoord. Zoals beschreven in paragraaf 2.3, worden in het gebied waar een archeologische waarde ligt (in dit plangebied) geen planten gepland met diepgaande wortels.

4.8 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Uitwerking Verordening en uitvoering Wet natuurbescherming provincie Flevoland

In de provincie Flevoland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, ter voorkoming of bestrijding van onnodig lijden van zieke of gebrekkige dieren, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 3 bij deze verordening. Het betreft bastaardkikker, bosmuis, bunzing, bruine kikker, egel, gewone pad, haas, hermelijn, kleine watersalamander, konijn, ree, vos en wezel.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het NNN. Uit de kaart van het Natuurbeheerplan blijkt dat in het plangebied geen beschermde landschapselementen aanwezig zijn. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Oostvaardersplassen bedraagt 2,7 km. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied Grote Trap ligt direct ten oosten van het plangebied.

Natuurnetwerk Nederland

Uit de realisatie van het Windpark Zeewolde is een compensatieplicht voor natuur ontstaan. Met het totale project gaat Het Flevo-landschap in het kader van natuurcompensatie, circa 68,5 ha kleimoeras en circa 36 ha bos realiseren. In dit plangebied is een gedeelte van het (compensatie)bos gelegen. Negatieve effecten van verstoring door uitvoering van de werkzaamheden op het NNN-gebied zijn niet te verwachten.

Natura 2000-gebied

Het Natura 2000-gebied Oostvaardersplassen is aangewezen voor een aantal broedvogelsoorten (waaronder Bruine en Blauwe kiekendief) en niet-broedvogelsoorten (waaronder ganzensoorten en de Smient). Door de externe werking van de Wnb zijn bovengenoemde mobiele soorten ook beschermd buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden. Gezien het grondgebruik van het plangebied worden geen Foeragerende ganzen en smienten verwacht. Wel is er mogelijk een ecologische relatie met het Natura 2000-gebied Markermeer en IJmeer dat op een afstand van circa 7 km van het plangebied is gelegen.

Stikstofdepositie

Alleen stikstofdepositie kan op een dergelijke afstand mogelijk negatieve effecten hebben op habitats en leefgebieden van soorten die hiervoor gevoelig zijn. Omdat er in de Veluwerandmeren geen stikstofgevoelige habitattypen zijn aangewezen, vormt stikstofdepositie op de Veluwerandmeren geen belemmering. In Natura 2000-gebied Veluwe (op circa 22 km afstand) komen echter wel stikstofgevoelige habitattypen voor. De potentiële effecten van onderhavig plan zijn hoofdzakelijk het gevolg in de gebruikfase. Om uit te sluiten dat de beoogde ontwikkeling negatieve effecten heeft op een stikstofgevoelige habitat, is een stikstofonderzoek met Aerius-berekening van de exploitatie uitgevoerd. De stikstofberekening is toegevoegd in bijlage 8. Uit de berekeningen blijkt dat door de beoogde ontwikkeling geen toename in stikstofdepositie ontstaat. Het plan is daarom uitvoerbaar in het kader van de Wnb.

Soortenbescherming

Op 17 oktober 2018 is door Altenburg & Wymenga een ecologische beoordeling van het totale project uitgevoerd. Deze beoordeling is mede door het vergroten van het totale project op 17 april 2019 nogmaals uitgevoerd. Deze beoordeling is als bijlage 9 toegevoegd. Deelgebied 3, het bestemmingsplan, maakt onderdeel uit van deze onderzoeken. Hieruit blijkt dat negatieve effecten op amfibieën niet kunnen worden uitgesloten. Er is ook nader onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van de rugstreeppad. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 10.

Vleermuis

Binnen dit gebied foerageert de meervleermuis en heeft zijn verblijfplaatsen daarbuiten in bebouwing. Door de beoogde ontwikkeling en de geplande werkzaamheden ontstaan geen conflict met de Wet natuurbescherming ten aanzien van foerageergebied en vliegroutes van vleermuizen. Wel dient lichtuitstraling op de bomenlaan en op de watergangen langs het plangebied gedurende avond en nacht te worden voorkomen.

Rugstreeppad

Uit het onderzoek is gebleken dat de rugstreeppad niet voorkomt in het onderzoeksgebied. Daarom zal door de uitvoering van de werkzaamheden geen conflict ontstaan met de Wnb ten aanzien van de rugstreeppad.

Ringslang

Naar verwachting zullen ringslangen gebruikmaken van het onderzoeksgebied om te foerageren. Er zijn echter geen voortplantingsplaatsen van ringslangen waargenomen binnen het plangebied. In de omgeving van het onderzoeksgebied is voldoende alternatief foerageergebied voor de ringslang aanwezig. De functionaliteit van eventueel in de omgeving aanwezige voortplantingsplaatsen voor de ringslang zal daarom niet worden aangetast. Door uitvoering van de plannen zal daarom geen conflict met de Wnb ontstaan ten aanzien van de ringslang. Wel dient ten aanzien van de ringslang de zorgplicht in acht te worden genomen, om te voorkomen dat ringslangen worden gedood of verwond door werkzaamheden. Dit kan door ringslangen de gelegenheid te geven om weg te bewegen van de werkzaamheden.

Otter en bever

Uit de ecologische beoordeling, zie bijlage 9 is gebleken dat de otter en bever voorkomen in de omgeving van het onderzoeksgebied. Door het uitvoeren van het plan bestaat de mogelijkheid dat een conflict ontstaat met de Wnb ten aanzien van de beschermde bever en otter. In overleg met de opdrachtgever is besloten dat Altenburg & Wymenga richtlijnen opstelt, die opgevolgd dienen te worden om het verstoren van de bever en otter te voorkomen. Deze richtlijnen zijn opgenomen in bijlage 11. Uit deze rapportage blijkt dat de beverburcht, het foerageergebied van de bever en het gebied waar otterspraints zijn aangetroffen niet in het plangebied zijn gelegen. Met de verdere uitwerking van Noorderwold fase 1 wordt rekening gehouden met de richtlijn die worden genoemd in de rapportage.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden, mits met de realisatie de lichtuitstraling op de bomenlaan langs de watergangen gelegen langs de Ibusweg wordt voorkomen.

4.9 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het in werking treden van het Bevt vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maken bij het PR onderscheid in bestaande en in nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6-waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten.  In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6-contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Onderzoek

Ten noorden en ten westen van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de wegen A6 en A27. Op deze trajecten vindt vervoer plaats van de stofcategorie LF1, LF2, LT1, LT2 en GF3. Het invloedsgebied bedraagt 355 m, de stofcategorie GF3 is hier maatgevend. Er zijn geen risicovolle inrichtingen die van invloed zijn op de externe veiligheid binnen het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPNoorderwoldDg3-VS01_0012.png"

Afbeelding 4.4 Uitsnede risicokaart

Conclusie

De benoemde risicobronnen zijn op dusverre afstand gelegen dat deze niet van invloed zijn op de externe veiligheidssituatie in het plangebied. Daarnaast worden er in het plangebied geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het voorliggende plan.

4.10 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.

De Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; of
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt; of
  • een project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Onderzoek

Met dit plan worden geen nieuwe woningen of functies met een verkeersaantrekkende werking mogelijk gemaakt. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende wegen zijn de A6 en de Ibisweg, direct ten noorden van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijnstof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2020; 15,8 µg/m³ voor NO2, 16,5 µg/m³ voor PM10 en 9,4 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied.

4.11 Kabels, leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels die voor het bestemmingsplan relevant zijn. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

4.12 Luchthaven Lelystad

Er zijn plannen om van Lelystad Airport een belangrijke regionale luchthaven te maken. Op 12 maart 2015 is het luchthavenbesluit voor de luchthaven Lelystad vastgesteld. Het luchthavenbesluit maakt de groei van Lelystad Airport naar maximaal 45.000 vliegtuigbewegingen mogelijk. Het luchthavenbesluit Lelystad legt het gebruik van de luchthaven door het luchtverkeer vast in de vorm van grenswaarden en regels. Daarnaast bevat het luchthavenbesluit de aanduiding van het luchthavengebied en van gebieden rondom de luchthaven met ruimtelijke beperkingen in verband met:

  • 1. de geluidsbelasting;
  • 2. de externe veiligheid van het luchtverkeer;
  • 3. de vliegveiligheid.

Met dat besluit krijgt Lelystad Airport de ruimte om de luchthaven te ontwikkelen voor groot commercieel verkeer. Het luchthavenbesluit maakt het volgende gebruik van de luchthaven mogelijk:

  • voldoende ruimte voor het op jaarbasis accommoderen van niet mainportgebonden vliegverkeer. Uiteindelijk beoogt de exploitant jaarlijks circa 45.000 vliegtuigbewegingen groot luchtverkeer af te handelen;
  • voldoende ruimte voor het op jaarbasis accommoderen van vliegverkeer bestaande uit zakelijke vluchten met kleinere straalvliegtuigen, helikoptervluchten en vluchten met kleine (les)vliegtuigen en een beperkt aantal vliegtuigbewegingen met deze toestellen voor onderhoud;
  • openstelling van de luchthaven tussen 6:00 uur en 23:00 uur met een extensieregeling tussen 23:00 uur en 24:00 uur.

Binnen het plangebied is deels de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - luchtvaart 2 opgenomen. De hoogtebeperkingen zijn gelijk en het ruimste gebied is daarbij als uitgangspunt gekozen. Voor de in dit bestemmingsplan opgenomen vrijwaringszone is de toegestane bouwhoogte veel hoger dan in het bestemmingsplan wordt toegelaten. De zones zijn echter wel op de verbeelding weergegeven als signaleringsfuncties voor gevallen waarbij in de planperiode ontwikkelingen aan het bestemmingsplan getoetst worden waar mogelijk buitenplans aan meegewerkt gaat worden.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Bro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

Voor de bestemmingen in dit bestemmingsplan is zoveel mogelijk aangesloten bij het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016' van de gemeente Zeewolde. Ook de bestemmingsregels vinden hun basis in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016'.

5.2.1 Bos - Natuur

De bestemming Bos - Natuur ziet op de te ontwikkelen natuurgronden. In paragraaf 2.3 van de toelichting is aangegeven op welke wijze de natuur wordt ingericht. De bestemming biedt hiervoor de ruimte. Om de inrichting van het plangebied te borgen is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. In de regels is vastgelegd dat de inrichting van de gronden tot natuur niet vergunningplichtig is.

Wel kent het bestemmingsplan een lange looptijd, zodat binnen de planperiode de natuurgronden zullen zijn ingericht. Op dat moment ontstaat er een situatie van behoud en beheer. In die situatie kan het wel zijn dat er ingrepen plaatsvinden, waarvan de gemeente het noodzakelijk acht dat een afweging op vergunningenniveau wordt gemaakt.

Binnen de bestemming zijn de bestaande infrastructurele voorzieningen toegelaten, alsmede enkele voorzieningen gericht op medegebruik van de gronden vanuit dagrecreatief en educatief perspectief. Ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch', is agrarisch medegebruik eveneens mogelijk, daar waar gronden mogelijk alsnog worden ingezet ten behoeve van een agrarisch gebruik binnen de natuurdoelen die er van toepassing zijn.

5.2.2 Waarde - Archeologie 2 en 5

In het gemeentelijk archeologiebeleid worden archeologische monumenten en vijf categorieën met archeologische verwachtingswaarden onderscheiden. Deze categorieën zijn weergegeven op een beleidskaart. Deze beleidskaart is opgesteld op basis van de kennis die de afgelopen jaren is verkregen bij diverse archeologische onderzoeken en op basis van de kennis over de ontstaansgeschiedenis van het gebied. In het geldende bestemmingsplan is het plangebied bestemd met de waarde 2 en 5. Voor de gebieden waar geen inventariserend archeologisch onderzoek is uitgevoerd, is de nu geldende bestemming weer opgenomen.

De voorkomende categorie is als dubbelbestemming op de verbeelding weergegeven. Binnen deze dubbelbestemming is geregeld dat bij ingrepen vanaf de genoemde oppervlakte en diepte een omgevingsvergunning vereist is.

5.2.3 Algemene aanduidingsregels windturbines en vliegveld Lelystad

In maart 2018 is het Rijksinpassingsplan vastgesteld. Bij het plangebied zijn twee windturbines voorzien. De enkelbestemmingen voor de windturbines zelf zijn niet in dit bestemmingsplan meegenomen, omdat de windturbines goed geregeld zijn in het Rijksinpassingsplan. Wel zijn voor de gebieden binnen het plangebied de aanvullende regels vanuit de zoneringen overgenomen, indien die aanduidingsregels van toepassing zijn, omdat het bestemmingsplan voor de onderliggende gronden wel een bestemmingsplanherziening beoogt. Die aanduidingsregels en de zoneringen zijn letterlijk overgenomen uit het Rijksinpassingsplan.

Daarnaast ligt er één zone vanwege het vliegveld Lelystad over het plangebied. Ondanks dat die zone ziet op het voorkomen van bouwwerken en hoogopgaande beplanting ter plaatse met een hoogte die ruim de toegelaten hoogtes in het plan overschrijdt, zijn de aanduidingen wel overgenomen vanwege de kenbaarheid en de juridische aanwezigheid. De aanduidingsregels zijn letterlijk overgenomen uit het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016'.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Overleg en inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan 'Noorderwold fase 1' heeft vanaf 11 december 2018 tot en met 21 januari 2019 voor eenieder ter inzage gelegen. Daarnaast is in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Bro het voorontwerpbestemmingsplan naar verschillende instanties gestuurd. De reactienota 'Vooroverleg en inspraak' is als bijlage 12 toegevoegd aan deze toelichting. In totaal zijn er 4 vooroverlegreacties en 2 inspraakreacties ingediend. In de reactienota is aangegeven of de reacties aanleiding hebben gegeven tot een aanpassing in het voorliggende ontwerpbestemmingsplan.

Zoals beschreven heeft het voorontwerpbestemmingsplan 'Noorderwold fase 1' als voorontwerp ter inzage gelegen. Het voorliggend bestemmingsplan, dat onderdeel was van Noorderwold fase 1, wordt daarom niet als voorontwerp maar direct als ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.

Zienswijze

Op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft het ontwerpbestemmingsplan 'Noorderwold deelgebied 3' vanaf 24 november 2021 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Een ieder is in de gelegenheid gesteld om gedurende de termijn van tervisielegging zijn/haar zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan 'Noorderwold deelgebied 3' kenbaar te maken. Er zijn 3 zienswijzen ingediend.

Daarnaast hebben de provincie en het waterschap verzocht de toelichting op onderdelen aan te vullen.

In bijlage 13 is de nota van zienswijze opgenomen.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is op 24 mei 2022 gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het Flevo-landschap financiert de realisatie van de inrichting. Financiering van de maatregelen vindt plaats in het kader van de ontwikkelopgave van het Natuurnetwerk Nederland vanuit het Programma Nieuwe Natuur.

Grondexploitatie

In de Wro zijn regels opgenomen over de grondexploitatie. Deze regels verplichten tot kostenverhaal door de gemeente. Er is sprake van kostenverhaal (6.2.3 tot en met 6.2.5 van het Bro) als een bouwplan zoals aangegeven in 6.2.1 Bro wordt mogelijk gemaakt. Eventuele planschade die voortvloeit uit dit bestemmingsplan komt ten laste van de initiatiefnemer (Het Flevo-landschap). Dit is vastgelegd via een overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer.