direct naar inhoud van 4.2 Provincie en Waterschap
Plan: Almere Hout Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01

4.2 Provincie en Waterschap

Hieronder wordt nader ingegaan op enkele nota's van de provincie die van belang zijn voor het gebied Hout Noord.

4.2.1 Ruimtelijk beleid

Omgevingsplan Flevoland (2006)

In het Omgevingsplan Flevoland (2006) is het integrale omgevingsbeleid opgenomen voor de periode tot 2015, met een doorkijk tot 2030. Voor Almere is er ruimte voor doorgroei met 70.000 woningen tussen 2010 en 2030, waaronder aan de oostzijde groene woonmilieus. Ter versterking van de samenhang met het economisch kerngebied van Utrecht dient een meerzijdige ontsluiting van Almere te worden ontwikkeld.

De provincie geeft ruimte voor doorgroei van de verstedelijking in de provincie tot ongeveer 650.000 inwoners in 2030. Almere heeft in 2030 bijna 350.000 inwoners als tussen 2010 en 2030 70.000 woningen worden gebouwd. Het bij de doorgroei behorende provinciale groeitempo van gemiddeld 5.600 woningen per jaar hangt af van economische en demografische ontwikkelingen. Binnen de provincie zal tenminste gebouwd worden voor eigen behoefte met een jaarlijkse groei van het woningbestand van ruim 2.000. Daarmee wordt een inwonertal van maximaal 500.000 inwoners bereikt in 2030.

Als uitwerking van het Omgevingsplan kent de provincie de Beleidsregel Windmolens 2008, waarmee wordt beoogd de kwaliteit van de ruimtelijke omgeving te verbeteren. De beleidsregel betekent een beperking voor de uitbreiding van windturbine parken en geeft aan onder welke condities bestaande windmolens door minder, maar hogere windmolens kunnen worden vervangen. In het Omgevingsplan is het gebied Almere Hout Noord onderdeel van het grondwaterbeschermingsgebied voor drinkwatervoorziening. In dit gebied gelden aanvullende regels om een bijzonder beschermingsniveau van het grondwater te waarborgen.

4.2.2 Facetbeleid

Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied 2011

In deze Beleidsregel hebben Gedeputeerde Staten criteria genoemd die worden gebruikt bij het beoordelen van gemeentelijke ruimtelijke plannen. De provincie streeft naar een zodanige vestiging van bedrijven, kantoren en voorzieningen, dat een optimale bijdrage wordt geleverd aan de vitaliteit van steden en dorpen. De provincie geeft in deze Beleidsregel aan welke typen werklocaties worden onderscheiden en welke vestigingsvoorwaarden (kantorenomvang, ruimtelijke kwaliteit, bereikbaarheid en leefbaarheid) daaraan worden verbonden.

Op grond van de Beleidsregel kan het bedrijventerrein Twentsekant worden aangemerkt als een specifieke werkmilieu en is te typeren als een regulier bedrijventerrein waar ook het voorzieningen milieu voorkomt. Reguliere bedrijventerreinen zijn in eerste instantie bedoeld voor de vestiging van bedrijven. Op Twentsekant wordt een zone voor het voorzieningen milieu geprojecteerd waar ruimte wordt geboden voor grootschalige detailhandel, maar ook voor perifere detailhandelsvoorzieningen die vanwege specifieke ruimtelijke eisen moeilijk inpasbaar zijn in bestaande winkelgebieden en overige voorzieningen.

De binnenstedelijke bedrijventerreinen in het woongebied van Hout Noord zijn te typeren als gemengd woonwerkmilieu. Deze zijn geschikt voor individuele of clusters van bedrijven, kantoren en voorzieningen in combinatie met de woonfunctie.

Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening 2008

In deze beleidsregel hebben GS aangegeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten in het Omgevingsplan met betrekking tot archeologie. Hierbij maken GS onderscheid tussen behoudenswaardige en niet-behoudenswaardige archeologische waarden. Voor zover in een plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk plan worden beschadigd of vernietigd. Met dien verstande dat een archeologische verwachting vervalt op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd.

In dit bestemmingsplan worden de behoudenswaardige archeologische waarden beschermd (zie nadere uitwerking in paragraaf 3.4 Cultuurhistorische waarden en )5.6 Cultuurhistorische waarden.

Beleidsregel Windmolens 2008

Het windmolenbeleid is neergelegd in het Omgevingsplan Flevoland 2006. In de Beleidsregel Windmolens 2008 heeft Gedeputeerde Staten dit windmolenbeleid nader uitgewerkt. Het beleid voorziet in opschaling en sanering van de huidige situatie gericht op het bereiken van een grotere ruimtelijke kwaliteit van het landschap. Onder ‘huidige situatie’ wordt in dit verband verstaan de situatie zoals die is gerealiseerd op basis van het windenergiebeleid dat gold tot 9 juni 2005 en de regeling ‘Tijdelijke stop plaatsing windmolens’ van gelijke datum. Door middel van opschaling kan met minder windmolens meer vermogen gerealiseerd worden en tevens een kwaliteitsverbetering in ruimtelijke en landschappelijke zin gehaald worden. Daarmee kunnen de nadelen van de huidige situatie worden weggenomen en kan ingespeeld worden op ontwikkelingen in de markt.
Om de bestaande situatie geleidelijk over te laten gaan in een nieuwe situatie met meer ruimtelijke kwaliteit, is het nodig sanering en ontwikkeling bij het nemen van planologische besluiten aan elkaar te koppelen en gericht ontwikkelingsplanologie te bedrijven. Met het instellen van de tijdelijke stop op de plaatsing van windmolens is de huidige situatie geconsolideerd. De voortzetting van de exploitatie van de windmolens betekent (op termijn) meegaan in de schaalvergroting die de marktontwikkeling oplegt aan de windenergiebranche. Dit bepaalt tegelijkertijd het kader voor de bedrijfsvoering, de herinvesteringen en de acceptatie van de gewenste sanering. In de praktijk zullen de huidige eigenaren hun belangen en verkregen rechten dienen samen te brengen in nieuwe exploitatievormen waarmee minder maar grotere windmolenopstellingen in Flevoland ontstaan. Alleen op deze manier kan de gewenste landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitsverbetering worden bereikt. Ook dient aandacht besteed te worden aan uniformering qua type en grootte van de windmolens.

In paragraaf 5.5 Duurzaamheid en leefbaarheid is nader ingegaan op dit beleid.

Waterbeheerplan 2010 2015

De Wet op de waterhuishouding verplicht waterbeheerders eens in de vier jaar een waterbeheerplan op te stellen. In dit plan geven zij aan hoe zij het rijks- en provinciebeleid op het gebied van water vertalen naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden.

Momenteel is het Waterbeheerplan 2010-2015 van het Waterschap Zuiderzeeland van kracht.

Het Waterbeheerplan beschrijft welke doelen het waterschap zichzelf stelt en welke maatregelen worden genomen om die doelen te bereiken in de periode 2010-2015. Voor het waterschap is het Waterbeheerplan een belangrijk strategisch document dat een leidraad voor de organisatie is.

Waterschap Zuiderzeeland streeft ernaar om samen te werken aan integraal waterbeheer voor een veilige, kwalitatief goede en aantrekkelijke leefomgeving op een open en verantwoorde werkwijze. Deze missie is vertaald naar drie belangrijke doelen en vijf thema’s:

De drie doelen zijn veiligheid, voldoende water en schoon water. De vijf thema's zijn stedelijk water, calamiteitenbestrijding, vergunning verlening en handhaving, communicatie en de belevingswaarde van water.

Waterkader (2007)

Het waterschap Zuiderzeeland heeft in januari 2007 in het rapport “Waterkader, hoe kom ik tot een wateradvies” een handreiking opgenomen om te komen tot de verplichte watertoets bij bestemmingsplannen. Voor Almere Hout Noord is specifiek overleg met het waterschap over de watertoets. Zie voor verdere uitwerking paragraaf 3.5 Bodem en watersysteem en 5.7 Bodem en watersysteem.