direct naar inhoud van 5.7 Bodem en watersysteem
Plan: Almere Hout Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01

5.7 Bodem en watersysteem

Bodem

Een groot deel van het plangebied is inmiddels opgehoogd met een zandpakket van ca. 1,00 meter. Op de zandopspuiting is een aantal zanddepots aangelegd, welke bedoeld zijn voor de diverse bouwactiviteiten en infrastructurele werken in het gebied. Deze zullen op termijn verdwijnen.

Ten behoeve van het bouwrijp maken van enkele niet opgespoten delen van het plangebied dienen partieel zandophogingen aangebracht te worden. Dit betekent dat ter plaatse van aan te leggen wegen en bouwterreinen er vooraf zand aangebracht moet worden. Tussen het aanbrengen van zand en de opstart van de bouwactiviteiten zal met een zettingsperiode van tenminste een jaar rekening worden gehouden.

Voor bouwactiviteiten in niet opgehoogde gebieden dient zand aangevoerd te worden. Uit rioolsleuven, grachten en waterpartijen komt grond vrij. Gestreefd wordt naar een gesloten grondbalans door de vrijkomende grond zoveel mogelijk in het plangebied te herbestemmen.

Watersysteem

Inleiding

De waterhuishouding moet veilig zijn. Vanuit de gemeentelijke watertaken zijn de bescherming van de volksgezondheid en het voorkomen van wateroverlast door neerslag (droge voeten) als door grondwater, de belangrijkste aandachtspunten.

Daarnaast zijn de ambities voor de realisatie van Almere Hout Noord hoog. Het moet een op duurzaamheidprincipes gebaseerde wijk worden met een grote uitstraling. Dit heeft zich ook vertaald naar de ambities op het gebied van het watersysteem.

Het uitgangspunt “de natuur als partner” is vertaald in een uitgebreid ecologisch watersysteem dat voldoet aan de waterkwaliteits- en kwantiteitseisen (zie waterkwantiteit en waterkwaliteit).

Deze ambities zijn uitgewerkt in de rapporten Waterhuishouding Almere Hout Noord, de toets watercompensatie AHN, d.d. 25-05-2010 en Almere Hout Noord, toepassing van nieuwe sanitatie/riolering. Er wordt aangegeven op welke wijze er geen wateroverlast in de wijk zal optreden en daarnaast welke maatregelen noodzakelijk zijn om een goede waterkwaliteit te verkrijgen en hoe er met afvalwater wordt omgegaan.

Mede in het licht van de te verwachte klimaatverandering (nattere winters, drogere zomers en heviger buien) en bodemdaling is gestreefd naar een robuust, veerkrachtig en een zelfvoorzienend watersysteem. Waterkwaliteits- en kwantiteitsproblemen worden niet afgewenteld op omliggende gebieden, maar worden opgelost binnen het gebied zelf. Er wordt zoveel mogelijk een gesloten systeem nagestreefd.

Riolering wordt vooral aangelegd om de volksgezondheid te kunnen beschermen , de kwaliteit van de leefomgeving op peil te houden en de bodem, het grond- en oppervlaktewater te kunnen beschermen. Tot voor kort werd al het afvalwater echter beschouwd als afvalstof.

In Hout Noord wordt, naast het gebruik van hemelwater, al een gebruikelijke praktijk in Almere, nagegaan hoe het afvalwater duurzaam te benutten.

Watertoets

In het kader van de watertoets is regelmatig overleg gevoerd met het waterschap Zuiderzeeland. Met gebruikmaking van de randvoorwaarden en adviezen die via het watertoetsproces vanuit het Waterschap Zuiderzeeland zijn ontvangen, heeft de projectorganisatie (Gemeente Almere en Woningbouwcorporatie Ymere) verdere uitwerking gegeven aan het watersysteem van Almere Hout. Het reguliere overleg met het Waterschap ten aanzien van verdere uitwerkingen van het watersysteem wordt ook na vaststelling van dit bestemmingsplan gecontinueerd.

Hout Noord is gelegen in het laagste deel van Zuidelijk Flevoland en daarbij is het gebied gevoelig voor bodemdaling. Dit gegeven, de ligging, de bodemopbouw en de aanwezigheid van kwel, vragen om slimme keuzes bij bouwrijp maken.

De rapportage “Waterhuishouding Almere Hout-Noord, Grontmij augustus 2009” en de notitie “Doorstroming + Waterkwaliteit, Grontmij, zijn de basis voor het watersysteem dat in het ontwikkelingsplan is opgenomen.

Dit watersysteem wordt in de onderstaande paragraven verder beschreven en heeft samenvattend de volgende kenmerken.

  • Er is, om kwellend water met een slechte kwaliteit te onderdrukken, de bodemdaling (zettingsvrije stad) te verminderen en het opbressen te voorkomen gestreefd naar een zo hoog mogelijk waterpeil.
  • Het watersysteem is robuust en zoveel mogelijk gesloten en voldoet, ook in perioden van droogte, aan de kwantiteits- en kwaliteitseisen.
  • Het gebruik van water uit de Hoge Vaart voor aanvulling en doorspoeling van het watersysteem is een laatste optie.
  • Het watersysteem van het 1e deel van Hout Noord is gescheiden middels een stuw van de Kievitstocht. Er is in het plangebied geen ruimte gereserveerd voor berging van water vanuit de Lage Vaart/ Kievitstocht. Dit te meer omdat de waterpeilen in Almere Hout sneller zullen stijgen dan die in de Lage Vaart/Kievitstocht. De Kievitstocht kan het 1e deel van het plangebied dus niet instromen (Verkenning Waterhuishouding Almere-Hout, DHV 2004).

Bouw- en waterpeil

Om de negatieve invloed van het voedselrijke kwelwater op de kwaliteit van het oppervlaktewater zoveel mogelijk te beperken, is het gewenst het waterpeil te verhogen (hoe hoger het waterpeil des te lager de kwelintensiteit). Het verhogen van het waterpeil is ook vanuit stedenbouwkundig oogpunt gewenst (onder andere zichtbaarheid van het water). Hierbij stelt uiteraard het grondgebruik van het gebied ( de ontwateringsdiepten en de hierbij in te stellen minimale drooglegging) ook eisen aan de waterpeilen.

Er wordt uitgegaan van een streefpeil voor oppervlaktewater van -5.20 NAP dat aansluit bij het peil van de Hoge Vaart (-5.20 m NAP).

Afhankelijk van het gebruiksdoel is een bepaalde ontwateringsdiepte noodzakelijk. Met de bestaande (geplande) ophoging van het oorspronkelijke maaiveld wordt een voldoende drooglegging gerealiseerd om daarmee de noodzakelijke ontwateringsdiepten te bereiken. De drooglegging in het gebied zal vanwege het uitzakken van het peil van – 5.20 m. NAP naar – 5.40 m. NAP variëren tussen de 1.1 en 1.3 m.

Voor bebouwing met kruipruimte is echter een relatief grote ontwateringsdiepte noodzakelijk. Deze zal in het plangebied, bij gelijkblijvende maaiveldhoogte, niet of moeilijk te realiseren zijn. Er wordt daarom ontraden bebouwing in het plangebied te realiseren met een kruipruimte.

Afgezien van de mogelijke ophoging van het maaiveld zijn de volgende voordelen van een hoger waterpeil van -5.20 m NAP, dat aansluit bij het peil van de Hoge Vaart, te onderkennen.

  • Bij ontgrondingen kan door te hoge waterdruk in het 1e watervoerende pakket de bodem opbarsten. Dit wordt sterk verminderd bij de voorgestelde verhoging van het oppervlaktewaterpeil.
  • De kwelintensiteit en daarmee een verslechtering van de oppervlaktewaterkwaliteit zal verminderen.
  • Bij een hoog peil zal er minder rijping en dientengevolge minder bodemdaling en zettingen plaatsvinden. Dit levert dus een besparing op de kosten voor beheer en onderhoud.

Afhankelijk van de gebruiksdoelen moeten genoemde peilen worden vastgesteld om het gebied bouwrijp te maken. Voor het instellen van het hogere oppervlaktewaterpeil is het noodzakelijk dat door het waterschap een peilbesluit wordt genomen. De peilbesluitprocedure voor het plandeel ten noordwesten van de Kievitstocht, waar een flexibel peil van -5.20m. NAP tot -5.40m. NAP wordt beoogd, is reeds opgestart.

Waterkwantiteit

Uitgangspunt voor het plan is “waterneutraal bouwen”” Dat wil zeggen dat als het verhard oppervlak toeneemt, compenserende/mitigerende maatregelen worden genomen om piekafvoeren op te vangen.

Dit kan door het vasthouden of bergen van het water middels het aanleggen van infiltratievoorzieningen, een te overstromen laaggelegen gebied en/of het aanleggen van oppervlaktewater.

Het benodigde volume aan berging wordt in het plan gerealiseerd middels open water, de grachten. De dimensionering van dit watersysteem en hiermee de profielen is vastgelegd in het ontwikkelingsplan, (zie de bovenstaande figuur).

Het watersysteem is gebaseerd op de volgende randvoorwaarden:

  • Het maximale debiet uit de wijk en naar de Kievitstocht bedraagt 1.5 l/sec/ha
  • Maximaal toelaatbare peilstijging van 0.5 m bij een bui met een herhalingstijd van 10 jaar
  • Net geen inundatie van het laagste maaiveld bij een bui met een herhalingstijd van 100 jaar.
  • Bodemdaling, in komende 50 jaar (zie Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland 2010 - 2015).
  • Er is geen open verbinding tussen Hoge Vaart en Kievitstocht. Er wordt zo min mogelijk water ingelaten.
  • Er komt 1 afwaterende stuw naar het peilgebied van de Kievitstocht.
  • Hemelwater stroomt uit in het oppervlaktewater en wordt niet naar de RWZI getransporteerd (zie ontwikkelingsplan).
  • Bij de gebruikte buien zijn de toegenomen neerslaghoeveelheden door klimaatwijziging meegenomen.
  • Er is een flexibel peil, een intern circulatiesysteem is mogelijk en een doorspoelsysteem.
  • Een niet al te grote afstand tussen de waterpartijen is noodzakelijk om bij een beperkte drooglegging een vereiste ontwateringsdiepte te verkrijgen en oppervlakkige afstroming mogelijk te maken..

Toetsing van het watersysteem op inundatie

Er is afgesproken dat de waterberging in eerste instantie wordt beschouwd voor de delen van het plangebied die in de komende periode ontwikkeld zullen worden. In de onderstaande figuur zijn deze delen globaal weergegeven. De gebieden waarover de oppervlakteanalyse voor de toekomstige waterberging heeft plaatsgevonden zijn omkaderd met een blauwe stippellijn. Deze gebieden bevinden zich globaal tussen de Hoge Vaart en de Kievitstocht.

De Hoge Vaart , Kievitstocht en de Bevertocht maken geen onderdeel uit van de oppervlakteanalyse.

Op basis van de gegeven randvoorwaarden geven de berekeningen (zie rapportage Grontmij) aan dat het watersysteem van Hout Noord voldoet. Er treedt dus geen inundatie van het maaiveld op bij een neerslaggebeurtenis van een herhalingstijd van eens in de 100 jaar.

Toetsing watersysteem op T=10. (zie Toets Watercompensatie AHN, Grontmij 25-05-2010).

Naast de toetsing op inundatie is het watersysteem getoetst op een eis van een maximale peilstijging van 0.5 m. bij een neerslaggebeurtenis met een herhalingstijd van eens in de 10 jaar.

De maximale peilstijging is gelijk aan 0.4 m. (vanaf een streefpeil van NAP -5.20 m leidt dit tot een peilstijging tot NAP – 4.80 m). Daarmee voldoet het watersysteem ook aan deze eis

Toekomstig peilbeheer, aanvulling en doorspoeling

Het peilbeheer gaat uit van een maximum streefpeil van ca. NAP -5.20 m. Het peil mag 0.2 m uitzakken tot ca. NAP -5.40 m. Dit uitzakken zal voornamelijk in de zomerperiode gebeuren.

Inlaat vanuit de Hoge Vaart zal onder de volgende situaties plaatsvinden.

Indien het waterpeil zakt onder de NAP -5.40 m zal nagegaan moeten worden of er water uit de Hoge Vaart wordt ingelaten. Het streven is, mede vanwege de relatief slechtere waterkwaliteit van het Hoge Vaart water , zo min mogelijk water in te laten.

Indien de waterkwaliteit ernstig verslechtert (stankoverlast, zuurstofloosheid, ziektekiemen, vissterfte etc.) dan is er een noodvoorziening aanwezig om het watersysteem bij een dergelijke calamiteit door te spoelen. Voor de doorspoeling wordt in hoofdlijnen het volgende peilbeheer gevoerd:

  • de inlaat met de Hoge Vaart wordt opengezet;
  • de stuw met de Kievitstocht, die normaliter zorg draagt voor het handhaven van de maximale afvoer, zakt om zodoende voldoende verhang te krijgen.

Hemelwaterafvoer

Een van de ambities is dat hemelwater oppervlakkig wordt afgevoerd naar de grachten en niet via riolering naar de RWZI.

  • Daken grenzend aan open water voeren hemelwater af direct naar oppervlaktewater;
  • Overige verhardingen wateren zoveel mogelijk oppervlakkig en zichtbaar af op het oppervlaktewater;
  • Wegen met een hoge verkeersintensiteit en grote parkeerplaatsen wateren eerst via zuivering, bij voorkeur een bodempassage, af op het oppervlaktewater.

Waar mogelijk wordt dus een zichtbare oppervlakkige afvoer van hemelwater nagestreefd. Deze ambitie ten aanzien van het zichtbaar en dus via het oppervlak afvoeren van hemelwater zullen op wijkniveau verwezenlijkt moeten worden.

Om dit te realiseren zouden de straten in de wijken, en daarmee het maaiveld, bij voorkeur onder een verhang van ca. 3 promille richting open water aangelegd moeten worden. Dit heeft aanzienlijke consequenties en vergt daarmee een ontwerpinspanning van de stedenbouwers en de ontwerpers van de openbare ruimte. Over een afstand van 200 m, betekent 3 promille verhang namelijk een verval van 60 cm over het maaiveld. Voor Hout Noord wordt een maximale transportafstand van 100 m gehanteerd.

Door de beperkte afstanden tussen de waterpartijen biedt het stedebouwkundig ontwerp en de daarbij horende waterstructuur voldoende kansen om het afstromende hemelwater op grote schaal bovengronds te laten afstromen.

Hoewel de verontreiniging zoveel mogelijk aan de bron bestreden wordt, zal op sommige plaatsen (drukke wegen en grote parkeerplaatsen) een lokale zuivering bij het aan te leggen gescheiden rioleringssysteem noodzakelijk zijn. Een bodempassage, middels filterbermen , waterdoorlatende verharding of een helofytenfilter, is hierbij een goede oplossing.

Watergangen/grachten 

Een deel van de achtertuinen grenst aan een watergang. Ook is er plaats voor drijvend wonen en watervilla's . Er komen verschillende soorten wateroevers. Er zal een gevarieerd bodem profiel gerealiseerd worden en de watergangen zijn aan elkaar gekoppeld. De grachten nodigen uit tot spelevaren en er kan met kano's en kleinere bootjes worden gevaren zo lang de diepgang ervan niet al te groot is. Immers de waterdiepte zal ca 1.2 m zijn zodat de grachten voor de meeste motor- en toerboten ongeschikt zijn.

Circulatiesysteem

Het ontwerp van het watersysteem ten noordwesten van de Kievitstocht is, mede met behulp van de randvoorwaarden en adviezen die via het watertoetsproces zijn ingebracht, inmiddels verder uitgewerkt. Door bredere waterprofielen toe te passen dan oorspronkelijk beoogd en ruimte in te passen voor onderwatervegetatie en natuurvriendelijke oevers is waarschijnlijk voldoende zuiverend vermogen aanwezig. Om een eventuele verslechtering van de waterkwaliteit te kunnen ondervangen is voor wat betreft het ontwerp van het watersysteem vastgehouden aan de mogelijkheid om interne circulatie op gang te brengen met behulp van een circulatiepomp.

Een circulatiepomp, die gedurende het zomer halfjaar kan worden ingezet, kan voor een constante beweging van het water zorgen waarmee het eigen zuiverend vermogen van het watersysteem verder wordt verbeterd en algengroei zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Om een goede verdeling van deze circulatie te bevorderen hebben de dwarsprofielen diverse afmetingen. De bedoeling hiervan is dat het water als gevolg van weerstand, door verondieping, versmalling en begroeiing, door bepaalde watergangen wordt geleid.

Vanuit het ontwerp zoals dat thans voorligt wordt veronderstelt dat de inzet van een circulatiepomp niet benodigd is. Monitoring van de waterkwaliteit zal uitwijzen of inzet van een circulatiepomp wellicht alsnog verstandig is. De gemeente Almere en het Waterschap Zuiderzeeland dragen in goed overleg samen zorg voor monitoring van de waterkwaliteit en eventueel te nemen maatregelen.

Waterkwaliteit

De Kaderrichtlijn water en het waterplan Almere zijn het uitgangspunt voor de te realiseren waterkwaliteit. Er dient een watersysteem met een zodanige inrichting en waterkwaliteit gerealiseerd te worden dat zich een gezond ecosysteem kan ontwikkelen waarin het tevens goed recreëren is. Er treden geen stankoverlast en vissterfte op

Voor de tochten in het oostelijk deel van Almere is een opgave vanuit de KRW vastgesteld. Deze houdt in dat de oevers van deze tochten over 40% van de waterlengte natuurvriendelijk moeten worden ingericht. In het waterplan Almere zijn voor ecologie en water ambities opgenomen. Aan het watersysteem van Almere Hout Noord wordt een ecologisch doelstelling laag tot midden (zie4 Waterplan Almere) meegegeven.

Om deze doelstellingen te realiseren worden de volgende hieronder weergegeven maatregelen genomen:

Flexibel peil

Om de invloed van de kwel en daarmee de instroom van voedselrijk water, te minimaliseren, is het peil in plangebied opgezet tot een streefpeil van -5.20 NAP, vergelijkbaar met dat in de Hoge Vaart. Daarbij worden marges toegestaan waarbinnen het waterpeil mag fluctueren, met als doel de beschikbare waterreserves optimaal te benutten.

In het systeem worden wateroverschotten zoveel mogelijk tijdelijk vastgehouden om afvoerpieken te beperken.

Komt het peil boven de marges dan wordt het water afgevoerd, komt het eronder dan is er een mogelijkheid om water vanuit de Hoge Vaart aan te voeren.

Door in het voorjaar het peil tot de bovenste marge op te stuwen is er een reserve voor de komende droge periode. Na de zomermaanden is het peil gezakt naar de ondergrens waardoor het in de natte wintermaanden kan stijgen naar de bovengrens en zo wordt een deel van het neerslagoverschot verwerkt.

Een flexibel peilbeheer kan worden ondersteund door het creëren van ruimte voor berging in de watergangen (accolade- of schouderprofielen). Een dergelijk profiel zorgt er tevens voor dat bij droogte de watergang stroomvoerend blijft.

Natuurvriendelijk inrichten grachten

Door het watersysteem zoveel mogelijk in te richten met natuurvriendelijke oevers ontstaat een watersysteem dat als een natuurlijk filter gaat functioneren.

Om een goede waterkwaliteit te kunnen verkrijgen dient 40 % van de oeverlengte natuurvriendelijk te worden (expertadvies tbv KRW) ingericht en daarbij moet voldoende ruimte, ca 50 % van het wateroppervlak, voor onderwater vegetatie te worden gerealiseerd (advies Waterschap Zuiderzeeland). De natuurvriendelijke oevers en de onderwatervegetatie zorgen voor een natuurlijke zuivering van het water. Tevens moet gezorgd worden voor voldoende diepe plekken in de watergangen. Deze plekken fungeren als schuilplaats voor de fauna in warme en koude periodes

Benutten hemelwater

Het hemelwater uit het gescheiden rioleringssysteem wordt, mede vanwege de goede kwaliteit benut. Waar dit water verontreinigd is, wordt dit water eerst via een lokale zuivering, bij voorkeur een bodempassage, geleid. Alvorens het uitstroomt naar het oppervlaktewater.

Benutten Hoge Vaart water

Bij een extremere droge periode, mede door klimaatverandering, zal het waterpeil in de wijk te ver dalen en de verblijftijd wordt hoog. Er zal een bepaalde aanvulling noodzakelijk zijn.

Hiertoe wordt er een mogelijkheid om Hoge Vaart water, bijvoorbeeld via een stuw, in het gebied te laten stromen. Deze verbinding met de Hoge Vaart en de Kievitstocht wordt uitgerust met een vispassage.

Met geïnstalleerde variabele stuwen zowel aan de kant van de HogeVaart kant als bij het uitstroompunt aan de kant van de Kievitstocht, is het mogelijk om het watersysteem gecontroleerd door te spoelen met Hoge Vaartwater.

Of het Hoge Vaartwater in tijden van droogte ook daadwerkelijk gebruikt kan worden, heeft te maken met de schaarste van water en de wijze van het gebruik conform de landelijke verdringingsreeks en de regionale uitwerking daarvan. In de planperiode 2010- 2015 van het Waterbeheerplan van waterschap Zuiderzeeland, wordt de verdringingsreeks geïmplementeerd.

Duurzame sanitatie

Inzameling, transport en zuivering (afvalwatersysteem) van afvalwater is en blijft gericht op in eerste instantie de volksgezondheid. De lozingen vanuit het afvalwatersysteem beïnvloeden het grond- en oppervlaktewatersysteem en daarmee de leefomgeving.

In de afgelopen periode werd afvalwater veelal beschouwd als een afvalstof. Vooral vanuit het begrip duurzaamheid worden mogelijkheden gezien om dit water, na een bewerking, als een grondstof te beschouwen. In Almere is het al een gebruikelijke praktijk om hemelwater te scheiden van de afvalwaterstromen.

Schoon hemelwater kan en mag direct uitstromen op het oppervlaktewater. Verontreinigd hemelwater (hemelwater afstromend van drukke wegen of grote parkeerplaatsen) dient eerst lokaal te worden gezuiverd te worden. Veelal volstaat een bepaalde vorm van bodempassage waarna het hemelwater uitstroomt op het oppervlaktewater.

Schoon hemelwater afvoeren kan via bovengrondse en ondergrondse systemen. Vanwege o.a. de zichtbaarheid heeft de bovengrondse afvoer de voorkeur. De inrichting van de openbare ruimte dient hier op aangepast te worden (zie waterkwantiteit, hemelwaterafvoer).

Afvalwater kan bestaan uit de volgende deelstromen:

  • Hemelwater, regenwater van daken en wegen
  • Grijs water: waswater afkomstig uit douche, wasmachine en keuken
  • Bruin water: uitwerpselen afkomstig uit het toilet
  • Geel water: urine afkomstig uit het toilet.

Duurzame sanitatie draagt bij aan de realisatie van de Almere Principles. Door afvalstromen aan de bron te scheiden kan het transport van afvalwater worden beperkt en heeft het watersysteem, na een eventuele zuivering een continue bron van water.

De meest verregaande vorm van duurzame sanitatie is om al deze stromen gescheiden in te zamelen en decentraal te zuiveren. Er is dan geen aansluiting op de stedelijke AWZI (afvalwaterzuiveringsinstallatie) nodig. Het hemelwater wordt geloosd, deels via een bodempassage, op het oppervlaktewater. Het grijze water wordt naar een verticaal helofytenveld in de wijk geleid en daar lokaal gezuiverd, waarna het geloosd wordt op het oppervlaktewater. Het bruine en gele water wordt gescheiden opgevangen en in de wijk verzameld. Vervolgens kan het worden afgevoerd of ter plaatse worden verwerkt.

Een duurzame invulling van de afvalwaterketen betekent dat het schone hemelwater en afvalwater wordt benut en dat er geen belasting van het oppervlaktewater met nutriënten en microverontreinigingen optreedt.

Pilot

Toepassing van een duurzaam sanitatiesysteem op de hele wijk Almere Hout Noord en op alle verschillende deelstromen is een nog te grote stap. Derhalve is besloten om eerst te focussen op de separate inzameling en verwerking van 'geel water'. Beoogd wordt om ca. 900 woningen uit te rusten met deze variant. Implementatie vindt idealiter lopende de 1e fase van de gebiedsontwikkeling plaats.

Voor vervolgfasen kan worden onderzocht of het doorzetten van de inzameling van 'geel water' logisch is, of kan worden onderzocht of verdere scheiding van het grijze en bruine water opportuun is. Verder onderzoek en besluitvorming daarop zal mede afhangen van de ervaringen die worden opgedaan met de inzameling van de gele waterstroom.

Bij de inrichting van de vervolgfasen dient mogelijk rekening gehouden te worden met het ruimtebeslag van een lokale zuivering zoals helofytenfiltervelden.en /of andere voorzieningen. Het zuiveren van afvalwater in de wijk vergt ook aandacht ten aanzien van de volksgezondheid.

Voor de zekerheid wordt voor de 1e fase een terugvaloptie aangelegd voor het geval het systeem niet (optimaal) zou werken. De terugvaloptie bestaat uit een gescheiden stelsel met centrale zuivering op de AWZI en met een lokale zuivering voor het verontreinigd hemelwater, zoals een waterdoorlatende verharding, filterbermen, of helofytenfilters, voor het verontreinigde hemelwater.

Aardwarmte (WKO en geothermie)

WKO

Warmte Koude opslag is een beschikbare techniek die een grote bijdrage kan leveren bij het duurzamer maken van een stad. Voor het plangebied is uitgezocht wat de technische en procedurele mogelijkheden en beperkingen zijn van zowel open als gesloten systemen. Uit de analyse blijkt dat KWO niet het gehele plangebied kan voorzien van warmte en koude.

Kansen voor open systemen, bodemopbouw, geohydrologie en beleid

  • Het eerste watervoerend pakket is van beperkte dikte en doorlatendheid. Hierdoor zijn zeer veel bronnen benodigd om voldoende warmte en koude te kunnen genereren. Ook zijn de effecten op de omgeving naar verwachting groot als gevolg van de klei- en veenlagen in de deklaag. Hierdoor is dit pakket slecht geschikt voor KWO.
  • Het tweede watervoerend pakket varieert in dikte en doorlatendheid. Er kunnen voldoende bronnen worden geplaatst om te voldoen aan warmte- en koudevraag. Door de ligging en diktevariatie van scheidende (klei-)lagen dient wel meer inzicht te komen in de bodemopbouw voor een definitief ontwerp. Niet het gehele plangebied is geschikt voor KWO in het tweede watervoerende pakket. Er is echter een verbod om boringen (boringsvrije zone) in dit pakket te plaatsen (grondwater beschermingsgebied).
  • Het derde watervoerend pakket is dik (circa 100 m) en goed doorlatend. Het pakket is bodemtechnisch zeer geschikt voor de toepassing van koude-/warmteopslag. Deze laag zou normaal gesproken het meest geschikt zijn voor KWO, maar wordt met uitzondering van het Ibisbos beleidsmatig ( zie par.3.5 boringsvrije zone) uitgesloten. In het Ibisbos (buiten het plangebied!) is voldoende potentie om aan de koude- warmtevraag van het bedrijventerrein te voldoen.

Kansen voor gesloten systemen

Er dienen per woning veel verticale bodemwarmtewisselaars te worden aangebracht omdat er niet te diep geboord kan worden. Alleen op de grotere kavels (ca 350 m2) in het plan kan voldoende warmte worden gegenereerd. Voor bedrijven kan de koelvraag niet worden geleverd.

Geconcludeerd wordt dat gesloten systemen niet rendabel zijn.

Geothermie

In het plangebied is in de diepe ondergrond een watervoerend pakket aanwezig dat mogelijkheden biedt voor het toepassen van geothermie. Het betreft hier een pakket, een zandsteen, uit het Rotleigend, de Slochteren Formatie.

Uit de seismische sectie onder Almere Hout Noord blijkt dat de dikte van de laag constant blijft en de diepte toeneemt. De gemiddelde diepte waarop deze laag in het onderzoeksgebied voorkomt varieert van 2000 tot 2500 meter onder maaiveld. Het water heeft op deze diepte een te verwachten temperatuur van 80 graden of hoger.

Er is vastgesteld dat een vervolgonderzoek noodzakelijk is om te bepalen of de hydrogeologische eigenschappen van de ondergrond dusdanig zijn, dat in potentie gebruik gemaakt kan worden van geothermie

Pas op basis van een vervolgonderzoek is te bepalen of de hydrogeologische eigenschappen (porositeit en permeabiliteit) van deze watervoerende laag dusdanig zijn, dat in potentie gebruik gemaakt kan worden van geothermie.