direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Sportpark Buitenhout
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP3V04-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Een bestemmingsplan

Een bestemmingsplan regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor een bepaald gebied. Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridische plan. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De plantoelichting heeft echter geen rechtskracht.

Een bestemmingsplan wordt tijdens de verschillende procedurestappen langs elektronische (digitale) en analoge weg beschikbaar gesteld. Wanneer de inhoud van het digitale en analoge bestemmingsplan verschillend zijn, is de inhoud van het digitale bestemmingsplan beslissend.

1.2 Aanleiding voor dit bestemmingsplan

Uit een onderzoek in oktober 2010 naar de behoefte aan sportvoorzieningen blijkt dat het aanbod van buitensportvelden in Almere Buiten niet mee is gegroeid met de groei van het aantal inwoners. Vooral de behoefte aan hockeyvelden aan deze zijde van de stad is nu groot, maar op termijn is ook het aanbod van voetbal- en tennisvoorzieningen ontoereikend. Almere heeft de ambitie om beter te worden en sport is daar een belangrijk onderdeel van. Meer sportmogelijkheden bieden, betekent ook een actieve en gezonde bevolking. Op wijkniveau worden met dit sportpark laagdrempelige sportvoorzieningen aangeboden en het sportvoorzieningenniveau op stedelijk niveau wordt verder versterkt. Daarop is door de gemeente besloten om een nieuw sportpark te ontwikkelen. Dit bestemmingsplan maakt de realisatie ervan mogelijk.

Daarom wil de gemeente een sportpark ontwikkelen met daarin ruimte voor hockey (oplevering medio 2014), voetbal (oplevering in 2020) en tennis (oplevering in 2025) inclusief club-en kleedaccommodatie. Dit complex wordt gerealiseerd in het gebied Buitenhout ten noorden van de Trekweg

Het gebied Buitenhout valt onder het bestemmingsplan Buitenveld uit 1983. Voor de realisatie van de sportvoorzieningen is, gezien de leeftijd van het huidige bestemmingsplan, een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Het bestemmingsplan Buitenveld beslaat nagenoeg het gehele gebied tussen de Lage Vaart en de rijksweg A6. Ten behoeve van de ontwikkeling van het sportpark wordt echter alleen het gebied voor het sportpark herzien.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het nieuwe sportpark wordt gerealiseerd in het bosgebied Buitenhout. Dit gebied ligt ingeklemd tussen de A6, Buitenring, Lage Vaart en de Tussenring en behoort tot het stadsdeel Almere Buiten. Het totale bosgebied Buitenhout is ca. 140 hectare groot (blauwe lijn). Het plangebied voor het sportpark is, inclusief de bosvakken, ca. 36 hectare groot (oranje lijn).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3V04-vg01_0001.jpg"

Figuur 1: gebied Buitenhout (blauwe lijn) met daarin het sportpark (oranje lijn)

1.4 Vigerende bestemmingsplannen

Het vigerende bestemmingsplan Buitenveld dateert uit 1983. In dit bestemmingsplan heeft het gebied 'Buitenhout' de bestemming 'Uit te werken gebied voor recreatie' (= UR). Deze gronden mogen worden gebruikt voor recreatie- en verkeersdoeleinden. Maar ook sportcomplexen, maneges en nutstuinen zijn toegestaan. Voordat gebouwd kan worden, moet het plan nader uitgewerkt zijn in een afzonderlijk uitwerkingsplan. Inmiddels is het plan uit 1983 zodanig verouderd, dat er voor de realisatie van het sportpark geen uitwerkingsplan wordt opgesteld maar een geheel nieuw bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3V04-vg01_0002.jpg"

Figuur 2: deel Buitenhout uit plankaart bestemmingsplan 'Buitenveld” 1983

1.5 Leeswijzer

Om de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan te vergroten, is de toelichting opgezet rondom de in het plan gebruikte bestemmingen. Na een beschrijving van het plangebied en de nieuwe ontwikkelingen (Hoofdstuk 2) worden de bestemmingen beschreven (Hoofdstuk 3). Vanuit dit hoofdstuk worden koppelingen gemaakt naar het achterliggende Beleidskader (Hoofdstuk 4) en de Omgevingstoets (Hoofdstuk 4). In het hoofdstuk Implementatie (Hoofdstuk 5) wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Karakteristieken plangebied

2.1.1 Algemeen

Het gehele bosgebied van Buitenhout is hoofdzakelijk in gebruik als recreatiegebied. De open vlakten waar het sportpark gerealiseerd wordt, zijn nu in gebruik als landbouwgrond. Buitenhout wordt veel gebruikt door de bewoners van Almere Buiten om te wandelen, te fietsen, te skaten of te joggen. De twee bestaande bruggen over de Lage Vaart bieden een eenvoudige toegang tot het gebied eenvoudig. In de directe omgeving liggen onder andere een manege, een fitnesscentrum, bowlingcentrum en de 'Kids playground' (binnenspeeltuin).

2.1.2 Groenstructuur

De groenstructuur voor de Buitenhout is vanaf 1979 in fasen aangelegd. Het laatste deel van het bos vormde de inplant tussen de Buitenhoutsedreef en de Lage Vaart. Het deel waartegen het sportcomplex wordt gerealiseerd is onderdeel van de eerste aanleg en heeft dan ook een volwassen karakter. Dit groen is bedoeld om een prettige vestigingsplek te bieden voor stedelijke functies zoals sportvoorzieningen.

De structuur is zodanig dat de 'bosrug', het gesloten deel, de visuele invloed van de snelweg zo veel mogelijk vermindert. Het open deel aan de zijde van Almere Buiten en Lage Vaart is vanaf de aanleg aan bedoeld voor veldsport. Door deze open structuur hoeft er betrekkelijk weinig beplanting te worden toegevoegd om een prettige omgeving te realiseren. Met uitzondering van het meest oostelijke driehoekige bosvak wordt het bos uit goed door te ontwikkelen bosvakken gevormd. Het driehoekige bosvak bestaat volledig uit populieren. De open ruimte heeft een geleding in de vorm van een kamstructuur. De bestaande open ruimte, bosvakken en lanen zorgen voor een goede vestigingsplek voor de sportvelden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3V04-vg01_0003.jpg"

Figuur 3: bestaande groenstructuur

2.1.3 Verkeersstructuur

Ontsluiting

In Almere is sprake van een zelfverklarende infrastructuur:

  • stroomwegen (A6, A27, Hogering/ Buitenring/ Tussenring/ Waterlandseweg) = verkeersader
  • gebiedsontsluitingswegen (dreven) = verkeersader
  • erftoegangswegen (buurtwegen/woonstraten) = verblijfsgebied

Deze infrastructuur past binnen het concept 'duurzaam-veilig'. De kruispunten van de Almeerse gebiedsontsluitingswegen zijn namelijk uitgevoerd in de vorm van rotondes of, in het geval van hoge verkeersintensiteiten, met een verkeersregelinstallatie. De verblijfsgebieden hebben zo veel mogelijk auto-aansluitingen op de gebiedsontsluitingswegen (om de 250 à 400 m). Doorgaand autoverkeer is in het verblijfsgebied afwezig. Het gebied is ingericht met onder meer 30 km/h-poorten en drempels. In Almere geldt langs de rijkswegen A6 en A27 een vrijwaringszone zoals bedoeld in het NVVP. Met het instellen van deze zones wordt ruimte vrijgehouden om mogelijke, toekomstige knelpunten in de infrastructuur op te lossen.

De Trekweg is de ontsluiting voor de auto in het gebied. Het profiel van de weg is smal (3,75 meter) en heeft altijd vooral een functie als landbouwweg gehad. Door de komst van enkele recreatieve voorzieningen ten westen van het Betonpad is het westelijk deel van de Trekweg tijdelijk verbreed.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3V04-vg01_0004.jpg"

Figuur 4: verkeerstructuur Trekweg eo.

Auto

Per auto is het gehele gebied goed te bereiken zowel vanuit Almere Buiten als Almere Hout. De Trekweg wordt zowel vanaf de Buitenhoutsedreef als vanaf de Spectrumdreef ontsloten.

Snelheid

In Almere kennen de verblijfsgebieden een maximum snelheid van 30 km/h. Op de gebiedsontsluitingswegen bedraagt de maximum snelheid 50 km/h. Voor de stroomwegen in Almere geldt 80 km/h, of in het geval van een snelweg 100-130 km/h.

Openbaar vervoer

In Almere is de Flevospoorlijn één van de hoofddragers voor de stedelijke ontwikkeling. Voor de Flevospoorlijn geldt een strategische reservering (vrijwaringszone) zoals bedoeld in het NVVP. Op termijn worden de Houtlijn en de IJmeerlijn hieraan toegevoegd. In Buitenhout gelden nu nog de vrijliggende busbanen als de hoofddragers voor de ontwikkeling van de wijken bij afwezigheid van die spoorlijnen. De haltes aan de busbanen liggen op een onderlinge afstand van gemiddeld 600 m en hebben een invloedsgebied van circa 400 m (acceptabele loopafstand). De buslijnen lopen dwars door de wijken. Zeker 90% van de woningen en 75% van de bedrijven liggen binnen het invloedsgebied van 400 m.

Fiets & voetganger

De hoofdfietsroutes in Almere hebben zo min mogelijk kruispunten en zijn goed verlicht. Deze hoofdroutes zijn zo veel mogelijk langs de randen van wijken gesitueerd. De drukke hoofdroutes zijn als vrijliggend fietspad uitgevoerd. De recreatieve routes worden grotendeels gekenmerkt door een krom verloop en de afwezigheid van verlichting. In het gebied Buitenhout zelf is het aantal fietspaden beperkt. Vanuit Almere Buiten is het gebied op de fiets via de brug grenzend aan de Buitenhoutsedreef en het Betonpad wel goed bereikbaar. Daarnaast is een recreatieve verbinding gerealiseerd tussen de Bloemenbuurt en Buitenhout via de Tuibrug over de Lage Vaart. Door het gebied loopt verder een fijnmazige structuur van wandel- en ruiterpaden.

2.1.4 Waterhuishouding en bodem

Watersysteem

Het water in het gebied 3V (Buitenhout) maakt onderdeel uit van het Peilgebied Lage Vaart met een streefpeil van -6.20 m NAP. Het plangebied watert in noordelijke richting af op de Tennet-zone en vandaar op de Lage Vaart. Het vloerpeil van het plangebied Trekweg dient minimaal zo'n 15 cm boven het peil van de binnen het plangebied gelegen wegen te worden aangelegd ten einde wateroverlast te voorkomen. Hierbij dient het vloerpeil vanwege de open verbinding met de Lage Vaart tevens hoger te liggen dan de hierin voorkomende peilfluctuaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3V04-vg01_0005.png"

Figuur 5: bestaande waterstructuur

Waterkwaliteit oppervlaktewater

In het hier aanwezige voedselrijke ijzerhoudende en licht brakke oppervlaktewater kan, vooral in droge warme perioden bij stilstand van water, een sterke algengroei optreden. Dit leidt onder meer tot een slecht doorzicht, visueel onaantrekkelijke en stinkende drijflagen op het water en tot een verslechtering van de ecologische kwaliteit. Verbetering van de doorstroming en het realiseren van natuurvriendelijke oevers kunnen de waterkwaliteit verbeteren.

2.1.5 Groen en ecologie

Groen

De ecologische structuur van het Buitenhout wordt gedragen door de bestaande bospartijen, de oevers van de Lage Vaart en de relaties met omliggende groengebieden. Het heeft een ecologische relatie met het Almeerderhout (via het bosgebied bij Sallandse Kant en het Weteringbos) en de parken in Almere Buiten(o.a. Meridiaan). Dit alles vormt een ecologische schakel tussen de ecologische brongebieden onderling en het stedelijk groen. Op deze wijze ontstaat een uitgebreid groen netwerk van straatgroen, via wijkgroen en parkjes naar de grotere bossen zoals de boswachterij Almeerderhout. Daarnaast vormen de deels natuurlijk ingerichte oevers van de Lage Vaart een belangrijke schakel tussen de waterrijke natuurgebieden. Dergelijke ecologische verbindingen zijn van belang voor gezonde plant- en dierpopulaties én zijn aantrekkelijk voor bewoners en gebruikers.

Wettelijke bescherming

Natuurbescherming in Nederland is in een drietal wetten en regelingen geregeld: Ecologische hoofdstructuur, Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Daarnaast is in het Ecologisch Masterplan het gemeentelijk ecologisch beleid weergegeven. In Hoofdstuk 4 en de bijlage bij dit bestemmingsplan wordt uitvoerig ingegaan op de effecten van de voorgenomen ontwikkelingen op de beschermende bepalingen.

2.1.6 Riolering en nutsvoorzieningen

De locatie voor de sportvoorzieningen is vrij van kabels en leidingen en kan gemakkelijk worden aangesloten op langs het gebied lopende kabels en leidingen. Op onderstaande kaart is aangegeven waar de kabels en leidingen liggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3V04-vg01_0006.jpg"

Figuur 6: ligging diverse kabels en leidingen

Hoogspanningsnet

Door het gebied loopt langs de Lage Vaart een bovengrondse 380 kV hoogspanningslijn. Via hoogspanningslijnen (> 50 kV) vindt transport van elektrisch vermogen over grotere afstanden plaats. Ze vormen een onderdeel van de technische infrastructuur die inherent is aan en essentieel is voor de hedendaagse en toekomstige samenleving (= nationaal belang, bovenlokale functie). Daarbij zijn ruimtelijke aspecten van belang en omgekeerd dient rekening te worden met de mogelijke effecten van het gebruik hiervan op de omgeving.

De lijn blijft in huidige vorm gehandhaafd. Vanaf de Reeschaven via Nes naar Lelystad wordt de lijn verdubbeld maar daarna wordt deze verdubbelde capaciteit slechts voor een klein deel via Almere naar de Randstad gebracht. Dit betekent dat de lijn slechts beperkt verzwaard wordt. Dit is op het huidige traject mogelijk.

2.1.7 Stadslandbouw

Stadslandbouw is een steeds prominenter wordende functie in de (groene) openbare ruimte. In het kielzog van de extra aandacht die dit fenomeen op landelijk niveau krijgt, worden ook in Almere steeds meer initiatieven in dit kader ontwikkeld. Voedselproductie dicht bij of in de woonomgeving sluit aan bij de behoefte van mensen om duurzamer om te gaan met voeding. In Buitenhout wordt al jaren een fors aantal hectare door een stadsboer gebruikt. Nu vooral nog tijdelijk maar wellicht op termijn definitief. Buitenhout, de stadsrand van Almere Buiten, biedt voldoende ruimte voor een nieuw bedrijf op het gebied van stadslandbouw. De functie stadslandbouw zorgt voor meer dynamiek van het groen, beperkt het beheer van het groen en zorgt voor meer betrokkenheid. Het meest interessant is dat deze functie bewoners in staat stelt initiatieven te ontwikkelen in het groen. Stadslandbouw kan ook in een tijdelijke vorm een goede aanvulling betekenen. De reservering naast de hockeyvelden kan dan ook voor tijdelijke stadslandbouw ingezet worden.

2.2 Nieuwe ontwikkelingen

2.2.1 Algemeen

Het gebied Buitenhout wordt beschouwd als verbindende zone tussen de stadsdelen Almere Buiten en Almere Hout/ Oosterwold. In Almere Buiten is dringend behoefte aan buitensportvoorzieningen. Op termijn worden ook de bewoners van Almere Hout hiermee bediend. Door de realisatie van deze functies wordt de onderlinge relatie tussen de stadsdelen vergroot en de grenzen tussen stadsdelen vervaagd zonder het groene karakter aan te tasten. Daarnaast is Buitenhout door de grootte en de goede ontsluitingsmogelijkheden geschikt voor één of enkele stedelijk recreatieve programma's.

Het gebied Buitenhout is een bebost gebied waar al enkele recreatieve functies gerealiseerd zijn. Het gebied leent zich uitermate goed voor invulling van een stadsdeeloverschrijdend programma. Realisatie van hockey-, voetbal- en tennisvelden past binnen het programmatische karakter van het gebied. Al in het bestemmingsplan uit 1983 zijn deze sportfuncties benoemd.

2.2.2 Het ruimtelijk plan

Ontwikkelingsplan

Het ruimtelijk plan inclusief de randvoorwaarden is vastgelegd in het Ontwikkelingsplan Sportpark Buitenhout, door de gemeenteraad vastgesteld op 4 april 2013.

De ontwikkeling van het sportpark vraagt om een goede inpassing in het gebied tussen de Trekweg, de Lage Vaart en de Buitenhoutsedreef. Hiervoor is het van belang stedenbouwkundige randvoorwaarden te formuleren. Het gaat dan vooral om de gebouwen en de terreininrichting. Voor de opzet van het totale sportpark is een ontwerp gemaakt. Dat ontwerp voorziet in ontsluitingen vanaf de Trekweg. De ontsluiting komt uit op een parkeergelegenheid waaraan de clubgebouwen liggen. Het ontwerp houdt rekening met zowel een optimale ligging van de velden als de kwaliteiten van de aanwezige landschappelijke structuur. De huidige bosjes worden gehandhaafd en gebruikt om de velden beschutting te geven. Verder is de aanwezige lanenstructuur de inspiratiebron voor de sportvelden. De velden worden omzoomd met houtwallen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3V04-vg01_0007.jpg"

Figuur 7: kaart ontwikkeling sportpark Buitenhout

Ruimtelijke randvoorwaarden

Almere heeft een traditie op het vlak van vernieuwende en zorg voor architectuur. Voor gebouwen geldt dan ook dat het in eigentijdse architectuur ontworpen wordt. Duurzaamheid is de kern van de Almere principles. Duurzaam bouwen en beheren is het uitvloeisel daarvan. Voor de bebouwing en terreininrichting van het sportpark gelden de volgende randvoorwaarden:

- de hoofdgebouwen hebben één of twee lagen en een maximale hoogte van 8 meter. In geval van een éénlaags gebouw is tevens sprake van een geprononceerde dakvorm, zoals een lessenaarsdak of een gebogen constructie. Een geheel plat dak is niet wenselijk;

- het gebouw oriënteert zich zowel op het parkeererf als op de sportvelden;

- de zijde naar het sportveld heeft een open structuur met veel glas. Het gaat dan vooral om het kantinedeel; de zijde naar het parkeerterrein heeft een halfopen structuur. Grote gesloten gevelvlakken worden voorkomen;

- het aan te leggen terras biedt uitzicht over alle velden.

- de bebouwing is van hoge architectonische kwaliteit. Kernbegrippen zijn moderne natuurlijke materialen open, licht, transparant, alzijdige oriëntatie, paviljoen;

- representatieve entree, met een functionele en visuele relatie met het parkeerterrein;

- aandacht voor duurzaam bouwen;

- maak gebruik van bestaande landschappelijke elementen: richtingen, houtopstanden etc.

- hoofdontsluiting voor auto's via de bestaande Trekweg;

- maak gebruik van bestaand fijnmazig fiets- en wandelpadenstelsel;

- vermijd hekken. Als afscherming noodzakelijk is greppels/ sloten toepassen (poldersfeer);

- op het parkeererf worden bomen geplaatst om het beeld van grote verharde vlakken te verzachten;

- fietsparkeerplaatsen worden zo dicht mogelijk bij het gebouw geplaatst;

- compenseer onvermijdelijke kap van bomen binnen het gebied.

2.2.3 Programma algemeen

Het gebied Buitenhout is nu al bijzonder en biedt veel voor de inwoners: manege, fitness, indoorspeeltuin en bowlingcenturm, maar ook wandel-, fiets- en ruiterpaden. Deze functies worden al volop gebruikt en in huidige vorm voortgezet en versterkt. Het sportpark levert een belangrijke bijdrage aan de versterking van het recreatieve karakter van Buitenhout en biedt nieuwe kansen.

2.2.4 Programma sportpark

Voor de realiseren sportvoorzieningen is door de gemeente een programma opgesteld, dat kan worden onderscheiden in een kwantitatief en kwalitatief deel.

Kwantitatief

  • hockey: 3 kunstgrasvelden;
  • voetbal: 4 kunstgrasvelden;
  • tennis: 10 tennisbanen;
  • Per sportvoorziening een club-/kleedgebouw;
  • Parkeerplaatsen en fietsenstalling;
  • Flexibele ruimte voor uitbreiding sportvoorzieningen.

Kwalitatief

  • Gebouwen

In het hoofdclubgebouw is het de bedoeling dat de kantine op de begane grond is gesitueerd zodat de bereikbaarheid optimaal gewaarborgd is. Daarnaast worden de gebouwen ontworpen in eigentijdse architectuur. Om te voorkomen dat de gebouwen de uitstraling krijgen van een 'platte 'doos' is het van belang dat er veel aandacht is voor de architectuur.

  • Gebruik

De clubaccommodatie is ingericht als verblijfs- en verkleedruimte voor de drie sportvoorzieningen. Daarnaast is ruimte opgenomen voor bestuursactiviteiten en het opbergen van materialen.

  • Ruimtelijke context en randvoorwaarden

Het gebied Buitenhout is nu het recreatieve uitloopgebied van Almere Buiten en straks ook voor Almere Hout. Het sportpark dient daarom geïntegreerd te zijn met het omliggende groene landschap.

  • Infrastructuur

De sportvoorzieningen zijn relatief piekgevoelige functies die vaak in korte perioden veel verkeer genereren. Dit betekent dat de wegen hierop berekend moeten zijn.

Hoofdstuk 3 Bestemmingen

In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen omschreven en zijn de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd.

3.1 Bestemmingen

3.1.1 Algemeen

De regels bij dit bestemmingsplan behorend zijn opgebouwd in 4 hoofdstukken. Hoofdstuk 1 (de artikelen 1 en 2) geeft de inleidende regels, hoofdstuk 2 (de artikelen 3 tot en met 11) de bestemmingsregeling waarvoor gekozen is. Hoofdstuk 3 (de artikelen 12 tot en met 16) bevat de algemene regels die voor het gehele plangebied gelden. Tot slot zijn in hoofdstuk 4 (de artikelen 17 tot en met 19) het overgangsrecht en de slotregels opgenomen. Hieronder worden de regels en of hoofdstukken opeenvolgend benoemd en besproken.

3.1.2 inleidende regels

Begrippen

Hier wordt nader omschreven wat in dit plan wordt verstaan onder de gebruikte begrippen.

Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe gemeten moet worden.

3.1.3 Bedrijfs-nutsvoorziening

Het beheersgebouwtje aan de Trekweg is hiertoe bestemd.

3.1.4 Bos

Deze bestemming ligt op alle bosgebieden in het plangebied. Bebouwing is niet toegestaan met uitzondering van bouwwerken geen gebouwen zijnde.

3.1.5 Recreatie

Deze bestemming geldt voor de gebieden die niet als bos, verkeer, water of sport zijn bestemd. Het gebruik voor (dag)recreatie en stadslandbouw is hierbinnen toegestaan.

3.1.6 Sport

Binnen deze bestemming kunnen voorzieningen waaronder velden, lichtmasten, fietsenstallingen, drie hoofdgebouwen (kantines met gebruiks- en materiaalruimten en kleedkamers) en andere benodigdheden voor de sporten tennis, voetbal en hockey worden gerealiseerd.

3.1.7 Verkeer

Onder het artikel Verkeer valt de wijkontsluitingsweg de Trekweg. Overige wegen in het plangebied, zoals de toegangswegen tot het sportpark of de voet- en fietspaden vallen onder de sport-, bos- of recreatiebestemmingen.

3.1.8 Water

De Lage Vaart is bestemd voor Water.

3.1.9 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Deze dubbelbestemming geldt voor de zone rondom de hoogspanningsverbinding. Het bouwen van gebouwen is daarin in beginsel niet toegestaan. Indien bebouwing toch wenselijk is, moet advies worden gevraagd aan de netbeheerder.

3.1.10 Waarde - Archeologie 1

Deze bestemming is opgenomen voor een groot deel van het plangebied met uitzondering van een deel van het bestemmingsvlak "Sport". Dit deel is namelijk al onderzocht op archeologische waarden en vrijgegeven. De rest van het gebied is nog niet onderzocht en dus mogelijk archeologisch waardevol. Voordat er mogelijk bouw- of graafactiviteiten in dit gebied plaatsvinden moet eerst archeologisch onderzoek plaatsvinden. Uit dit onderzoek moet dan blijken of het gebied werkelijk archeologisch waardevol. Als dit het geval is, kan gebruik gemaakt worden van de in het artikel opgenomen wijzigingsbevoegdheid en kan de bestemming ter bescherming van het gebied worden gewijzigd in de bestemming Waarde–Archeologie 2 of Waarde–Archeologie 3. Mocht blijken dat er zich geen behoudenswaardige archeologie bevind, dan kan met een wijzigingsbevoegdheid de dubbelbestemming Waarde-Archeologie 1 verwijderd worden en geldt alleen de overblijvende hoofdbestemming over.

3.2 Algemene regels

Het derde hoofdstuk bevat een aantal algemene regels die gelden voor het hele plangebied. Het betreft de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en de algemene wijzigingsregels.

3.3 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels voor bouwwerken die zich al bevinden in het plangebied, het overgangsrecht voor al in het gebied bestaand gebruik voor dit plan van kracht werd en in de slotregel wordt bepaald hoe dit plan aangehaald kan worden.

Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders

4.1 Rijk

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Ze schetst de ontwikkelingen en ambities voor Nederland in 2040. Ingezet wordt op het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen en laat meer over aan gemeenten en provincies.Deze nationale belangen zijn onder meer:

  • 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • 3. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 4. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 5. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 6. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele plannen.

In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil hiermee vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten en is als procesvereiste opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Bro. Op grond van dit artikel moet de toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoen aan de volgende voorwaarden:

a. beschrijven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele, regionale behoefte;

b. indien voldaan is aan a, beschrijven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins en;

c. als blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de regio kan plaatsvinden, beschrijven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende vervoersmiddelen, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Het Rijk blijft betrokken bij gebiedsontwikkelingen van nationaal belang, zoals de Zuidas, Schaalsprong Almere en Rotterdam-zuid.

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk. Bebouwing hier was al mogelijk op basis van geldende plannen. Dit plan geeft een verdere detaillering en onderbouwing voor de daadwerkelijke ontwikkeling. Bebouwing wordt zorgvuldig ingepast in het bestaande groen. Dit bestemmingsplan en de nieuwe ontwikkelingen die hierin zijn opgenomen zijn in overeenstemming met de nationale belangen van de SVIR en de ladder voor duurzame verstedelijking.

4.2 Provincie en Waterschap

Omgevingsplan Flevoland 2006

In het Omgevingsplan Flevoland 2006 is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan is een samenbundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan (onder de Wet ruimtelijke ordening nu een Structuurvisie), Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Het Omgevingsplan bevat tevens de hoofdlijnen van het economische, sociale en culturele beleid. Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met het Omgevingsplan.

Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening 2008

In deze beleidsregel hebben GS aangegeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten in het Omgevingsplan met betrekking tot archeologie. Hierbij maken GS onderscheid tussen behoudenswaardige en niet-behoudenswaardige archeologische waarden. Voor zover in een plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk plan worden beschadigd of vernietigd. Met dien verstande dat een archeologische verwachting vervalt op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd.

In dit bestemmingsplan worden de behoudenswaardige archeologische waarden beschermd (zie nadere uitwerking in paragraaf 5.11 Archeologie en cultuurhistorie).

Waterkader 2007

Het Waterschap Zuiderzeeland heeft in januari 2007 in het rapport “Waterkader, hoe kom ik tot een wateradvies” een handreiking opgenomen om te komen tot de verplichte watertoets bij bestemmingsplannen. In Hoofdstuk 4 is de watertoets voor het bestemmingsplan opgenomen.

4.3 Gemeente

4.3.1 Duurzaamheid

Almere wil in 2030 de meest duurzame stad van Nederland zijn. In 2007 zijn op basis van de Cradle to cradle uitgangspunten zeven Almere Principles ontwikkeld. De principes dienen als leidraad bij de verdere ontwikkeling van de stad. Almere kent een goede uitgangspositie om de schaalsprong vanuit duurzaamheidsprincipes te benaderen. De keuze is ook niet los te zien van de historie van de stad. Almere is vanaf het begin bedacht en opgebouwd vanuit duurzaamheid. Dat bewijzen de blauwgroene structuur, het meerkernige stadsconcept, het gescheiden verkeerssysteem en de doordachte afvalstructuur. Omdat Almere daarnaast een jonge stad is, is de basiskwaliteit van gebouwen en omgeving hoog. Almere stelt duurzaamheideisen aan zowel de bestaande stad als aan de nieuw te bouwen stadsdelen. Het gaat niet alleen om de gebouwde omgeving, maar ook om de openbare ruimte, om beheer en om duurzame sociale en economische processen. In bestemmingsplannen is duurzaamheid geen apart benoemd thema. Ruimtelijke oplossingen voor structurerende duurzaamheidsthema's zoals water, ecologie en verkeer worden in de betreffende delen uitgewerkt. Omdat een bestemmingsplan niet het meest geëigende middel is, worden niet tot weinig ruimtelijke thema's als energiebesparing, materiaalkeuze en gezondheidsaspecten hier niet in uitgewerkt. Deze aspecten krijgen in andere stadia van projectontwikkeling voldoende aandacht.

4.3.2 Ruimtelijke ontwikkeling

Structuurplan Almere 2010 (vastgesteld door de raad op 25 september 2003)

Met dit structuurplan zijn de hoofdlijnen van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Almere tot 2010 weergegeven. Tevens wordt een doorkijk geboden tot 2030.

Centraal staat de afronding van de oorspronkelijke opgave van Almere als een volwaardige en evenwichtige stad met 250.000 inwoners (met nieuwe stadsdelen zoals Almere Poort, Almere Hout en Almere Pampus (binnendijks, inclusief kustzone)). De kwaliteitsimpuls voor de oorspronkelijke opgave leidt tot vier extra opgaven die betrekking hebben op de verbetering van het raamwerk van groen en water, en van infrastructuur. Dit zijn:

  • 1. kwaliteitsverbetering groenstructuur;
  • 2. betere benutting water;
  • 3. inhaalslag externe bereikbaarheid;
  • 4. verbetering interne bereikbaarheid;

Verder zijn er de vijf extra opgaven die de verschillende stedelijke milieus betreffen:

  • 5. verdere uitbreiding en verdieping voorzieningenaanbod;
  • 6. meer verscheidenheid in woningen en woonmilieus;
  • 7. actief beheer bestaand stedelijk gebied;
  • 8. kwalitatieve werkgelegenheidsimpuls;
  • 9. ruimte voor startende en groeiende ondernemingen.

Het structuurplan gaat uit van een westelijke oriëntatie voor Almere. Opgenomen is dat er wordt gewerkt aan de ontwikkeling van Almere Poort en aan het planvormingsproces voor het binnendijkse deel van Almere Pampus (inclusief kustzone). Tevens wordt er gewerkt aan Overgooi. Voor Almere Hout is er in het structuurplan in de periode tot 2010 een rol weggelegd in het kader van de kwaliteitsverbetering van de stad als geheel. De ontwikkeling van het westelijke deel van Almere Hout wordt hierbij voor de periode tot 2010 opgevoerd in het kader van de extra opgaven om in Almere meer verscheidenheid in woon- en werkmilieus te bewerkstelligen. Hier komen, naast suburbane wijken, zogenaamde woon- werklandschappen. Voor het plangebied betekent dit dat het voornamelijk een bijdrage levert aan de kwaliteitsverbetering van de groenstructuur, de interne bereikbaarheid wordt verbeterd en het voorzieningenaanbod wordt uitgebreid en verdiept.

Concept structuurvisie Almere 2.0 (vastgesteld door de raad op 18 februari 2010)

De Concept Structuurvisie Almere 2.0 is vastgesteld als richtinggevend integraal beleidskader (ecologie, sociaal, economie, ruimtelijk) voor de uitwerking van het Integraal Afspraken Kader (IAK), waarbij de belangrijkste richtinggevende inhoudelijke kaders betreffen:

  • 1. Almere benut en versterkt de oorspronkelijke suburbane meerkernige opzet van Almere

De suburbane meerkernige opzet in een blauwgroene omgeving wordt verbreed en versterkt door het toevoegen van nieuwe milieus in Pampus, de Weerwaterzone en Oosterwold. Een klassieke grootschalige binnenstedelijke verdichting in kader van de schaalsprong past niet in de oorspronkelijk meerkernige suburbane opzet. De meerkernige opzet is tevens basis voor de diversiteit en leefbaarheid van de stad.

  • 2. De groenblauwe structuur is de drager van de huidige stad en de toekomstige ontwikkelingen

Verbondenheid van stad en natuur geeft Almere een onderscheidende kwaliteit ten opzichte van de metropoolregio. De waterlandschappen aan de westzijde en de groene landschappen aan de oostzijde en de ca. 40 km kustlengte vormen condities om de diversiteit te vergroten. De groenblauwe structuur blijft de drager van de nieuwe ontwikkelingen; zowel aan de westkant (ecologische impuls IJmeer en Markermeer) als aan de oostzijde (uitbreiding van het groenblauwe casco in het polderlandschap).

  • 3. Almere verkleurt van gezinsstad naar een diverse samenleving
  • 4. In Almere ontwikkelt een sterke en gedifferentieerde economie
  • 5. De primaire westelijke groei van Almere versterkt de Noordelijke Randstad met de IJmeerlijn als nieuwe drager van de metropoolvorming
  • 6. De grootschalige gebiedsontwikkelingen vinden plaats langs de schaalsprongas met dicht stedelijke ontwikkelingen aan de westzijde (Almere Pampus, eventueel Almere IJland), een nieuwe centrumontwikkeling (Almere Centrum Weerwater) en ruimte voor organische groei aan de oostkant (Almere Oosterwold)
  • 7. Almere loopt voorop bij innovaties op het gebied van duurzame gebiedsontwikkeling

De omvang van de schaalsprong biedt kansen om tot fundamentele systeemkeuzes bij de opzet van een stad te komen, namelijk systemen voor energie, mobiliteit, water en grondstoffen. Almere moet de (inter)nationale duurzame stad van de 21e eeuw worden. Het structuurplan `Almere 2010´ wordt vooralsnog gehandhaafd als ruimtelijke ordeningskader.

Uitgangspunt is transformatie van bestaande groengebieden: stadslandbouw en een raamwerk van polderkamers met bomenrijen, taluds en wadi's in de Trekwegzone. Het gebied Buitenhout/ Trekwegzone (en het aansluitende bosgebied tussen Tussenring en Sallandsekant) is in de concept structuurvisie Almere 2.0 aangewezen als strategische reservering. Gezien de specifieke locatiekwaliteiten kan daarbij voor de invulling vooral worden gedacht aan toeristische of recreatieve functies en/of specifieke werkmilieus. De nu opgenomen functie betreft een recreatieve voorziening en past daarom binnen de door de structuurvisie aangegeven kaders. Dit bestemmingsplan draagt dus voral bij aan de versterking van de groenblauwe structuur en de bestaande stad.

Kaderplan Bestaande Stad (vastgesteld door de raad op 26 februari 2004)

De gemeente geeft met dit plan haar visie op de gewenste ontwikkeling van de bestaande stad. De eerste wijken zijn al weer 30 jaar oud en vragen om meer aandacht dan alleen het onderhoud. Woonwijken, groengebieden en werkgebieden vragen om aanpassing aan de eisen van de tijd maar ook neemt de bestaande stad nog steeds in omvang toe. Dit kaderplan is een integraal plan en geeft de prioriteiten voor beheer en vernieuwing tot 2015 en beschrijft daarin de bijdrage van de gemeente in samenwerking met andere partijen. Het kaderplan is daarbij geen blauwdruk maar een leidraad. De doelstellingen uit het Structuurplan (sep. 2003) en de Sociale Structuurschets (jan. 2004) worden hierin uitgewerkt.

Met het vaststellen van het kaderplan geeft de gemeente haar visie weer onder andere voor een verbindende koers, voor de differentiatie van woonmilieus, voor de verlevendiging van een aantal wijken, voor de ruimtelijke doorontwikkeling en voor de slag van ambities naar uitvoering. De ontwikkelingen in het plangebied passen goed in het Kaderplan: er worden voorzieningen ontwikkeld voor de stad voor een groengebied, waarbij zuinig met de ruimte (zoveel mogelijk kappen van bomen voorkomen) wordt omgegaan. Daarnaast leidt het realiseren van sportvoorzieningen tot meer levendigheid in de wijk en tot vernieuwing/ ontwikkeling. Het zorgt voor een duidelijke meerwaarde van het gebied.

Programmaplan Almere Buiten (vastgesteld door de raad op 29 maart 2007)

In 2004 heeft de gemeenteraad het kaderplan Bestaande Stad en de stadsdeelvisies voor Almere Haven, Buiten en Almere-Stad vastgesteld. De gemeente Almere heeft deze stadsdeelvisies vertaald naar gebiedsgerichte programmaplannen. Met externe partners zijn hoofddoelen en opgaves voor de stadsdelen mede op basis van sociale- economische en ruimtelijke analyses geformuleerd en uitgewerkt in projecten en acties. Daarbij heeft een integratie plaatsgevonden van de werkplannen van de partners en gemeentelijke diensten.

  • 1. Identiteit en imago
    Focus: Ontwikkel de eigen identiteit van Almere Buiten
  • 2. Buitenste Binnenhalen
    Focus: benut de specifieke blauw-groene kansen
  • 3. Versterk de eigen kracht van de buurten en het stadsdeel
    Focus: toeëigenen van openbare ruimte
  • 4. Ontwikkel kansrijke gebieden & binnenstedelijke locaties
    Focus: faciliteer organische ontwikkelingen
  • 5. Versterk bereikbaarheid en mobiliteit
    Focus: in balans met leefmilieu

Voor het plangebied betekent dit dat een kansrijk gebied wordt ontwikkeld. Bovendien krijgt het groen de kans zich verder te ontwikkelen tot een volwaardig bos. Ook zal Almere Buiten met de aanwezigheid van een sportcomplex voor tennis, voetbal en hockey een eigen identiteit ontwikkelen en de eigen kracht van de buurt versterken. Dit voldoet aan het bepaalde in het Programmaplan.

Ontwikkelingsplan Sportpark Buitenhout (vastgesteld door de raad op 4 april 2013)

De raad heeft op 4 april 2013 het ontwikkelingsplan Sportpark Buitenhout vastgesteld. Dit plan voorziet in de realisatie van een sportcomplex in het plangebied voor de tennis-, hockey- en voetbalsport. Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van het sportcomplex juridisch mogelijk door het gebruik en de benodigde bouwwerken en velden te reguleren.

Welstandsnota Almere (vastgesteld door de raad op 28 juni 2007)

De Woningwet (art. 12A) bepaalt dat het gemeentelijk welstandsbeleid moet worden vastgelegd in een welstandsnota welke door de gemeenteraad moet worden vastgesteld. In de welstandsnota zijn criteria opgenomen waaraan bouwplannen worden getoetst. Deze bouwplannen dienen te voldoen aan de 'redelijke eisen van welstand'. Door middel van de Welstandsnota krijgen planindieners, burgers, ondernemers, professionele opdrachtgevers en ontwerpers per gebied vooraf inzicht in de welstandscriteria waarop het plan getoetst wordt.

In de Welstandsnota worden voor de verschillende gebieden in Almere vier welstandsniveaus onderscheiden:

  • 1. Welstandsvrij;
  • 2. Basistoets, in Almere is dit geldend voor 80% van het gemeentelijk grondgebied. Uitgangspunt is een basiskwaliteit van bebouwing, openbare ruimte en buitengebieden;
  • 3. Basis plus toets: specifieke toets met extra criteria vanwege bijzondere ruimtelijke kenmerken, kwaliteit of ambitie.
  • 4. Uitgebreide welstandstoets, geldend voor de meeste openbare delen van de stad waar een hoog kwaliteits- en ambitieniveau geldt.

Tevens zijn vier typen welstandscriteria opgesteld in het kader van de welstandsbeoordeling:

  • 1. Loketcriteria: bouwwerken vallend onder de lichte bouwvergunningsprocedure. De loketcriteria worden namens B&W door een ambtenaar getoetst;
  • 2. Genrecriteria: Toets door de welstandscommissie aan de hand van een onderverdeling in genres: soorten of typen woon- en werkgebouwen;
  • 3. Gebiedsspecifieke criteria: Toets door de welstandscommissie en alleen van toepassing op een specifiek gebied;
  • 4. Algemene criteria: gericht op architectonisch ontwerp. Toets door welstandscommissie indien bouwplan niet aan loketcriteria voldoet en bij reguliere bouwvergunningsplichtige bouwplannen.

Voor het plangebied betekent dit dat als welstandsniveau de basistoets geldt. Deze relatief liberale toets schept een zodanige vrijheid dat Almere meer spannend en verrassend en meerlagig wordt. Voorts gelden de genrecriteria voor een voorziening (paragraaf 7.9): het gaat om een of enkele losstaande volumes in een vrije ruimte. Bepalend zijn de groene, altijd grootschaliger ruimte rond het gebouw en de alzijdigheid. De mate van omlijsting is wisselend. Bij sportcomplexen is het groene karakter overheersend. De bebouwing is functioneel en compact. Wel zijn er verschillen in representativiteit (bv. tennis). De horeca profileert zich meer uitgesproken en benut vooral het uitzicht op groen en water (terrassen, plint met grote glasvlakken).

Ligplaatsen voor woonboten (vastgesteld door college van B&W op 07 maart 1995)

De nota geeft inzicht in randvoorwaarden en de mogelijke locaties om ligplaatsen voor woonboten te realiseren en geeft tevens hiermee aan dat bij diverse ontwikkelingen aan ligplaatsen voor woonboten gedacht kan worden. De nota beperkt zich tot het beleid voor ligplaatsen voor varende en niet-varende woonschepen (vaste ligplaatsen). Er zijn op korte en middellange termijn geen concrete locaties te wijzen. Op langere termijn liggen er kansen in herontwikkelingsgebieden. Afhankelijk van de toekomstige visies bieden de oostkant van de Lage Vaart en het gebied ten zuiden van de Lage Vaart, mogelijkheden voor ligplaatsen voor woonboten. Mogelijkheden voor ligplaatsen voor woonboten op langere termijn worden gezien in Almere Pampus. Voor het plangebied betekent dit dat er geen ligplaatsen voor woonboten mogelijk worden gemaakt.

4.3.3 Bereikbaarheid en mobiliteit

Mobiliteitsplan Almere, Deel I De Hoofdlijnen (vastgesteld door de raad op 8 maart 2012)

Keuzes op het gebied van verkeer en vervoer zijn in belangrijke mate voorwaardenscheppend voor stedelijke ontwikkelingen. Ze werken ook door in het dagelijks leven op straat. Het gaat dan met name om een goede bereikbaarheid, maar óók om de wijze waarop verkeer en vervoer wordt ingebed in het stedelijk weefsel. De gemaakte hoofdkeuzes zijn onder meer:

  • 1. Betere inpassing infrastructuur in stedelijk weefsel en aanwenden infrastructuur ter ondersteuning van organische groei;
  • 2. Handhaven van een gezond, verkeersveilig en duurzaam verkeerssysteem met aandacht voor initiatieven uit de markt;
  • 3. Realiseren hoger fietsgebruik door het aanbieden van een kwalitatief hoogwaardig, sociaal veilig en kostenefficiënt hoofdfietsnetwerk;
  • 4. Vasthouden van de goede interne bereikbaarheid per auto met aandacht voor inpassing, beleving en oriëntatie;
  • 5. Parkeeroplossingen op maat voor bewoners, bezoekers en werknemers.

Doelstellingen met ruimtelijke betekenis zijn onder andere:

  • Meer functiemenging;
  • Verbetering sociale veiligheid op fietsroutes (onder andere bundeling met auto-infrastructuur cq langs (woon)bebouwing), looproutes en openbaar vervoer. Tenminste één sociaal veilige fietsroute tussen stadsdelen;
  • In nieuwe gebieden met de gebruikelijke Almeerse dichtheid en hoger wordt het systeem van verkeersscheiding grotendeels doorgezet (eventueel eigen rijstrook, in plaats van aparte infrastructuur). In nieuwe gebieden met lagere dichtheden kan in principe van dit systeem worden afgestapt. In bestaand gebied geen grote ingrepen;

Het plangebied voorziet in de aanleg van meerdere fietspaden (vanaf Betonpad naar sportcomplex en een fietspad langs de Trekweg). Dit bevordert de bereikbaarheid via en het gebruik van de fiets aanzienlijk. Ook wordt de verkeersveiligheid verbeterd doordat het fietspad langs de Trekweg vrijligt van de autoweg.

4.3.4 Groene stad

Waterplan Almere (vastgesteld door de raad op 15 september 2005)

Het Waterplan geeft aan welke rol het binnendijks water binnen de stad speelt en wat er nodig is om die rol te vervullen. Bij herstructurering van de bestaande stad of nieuwbouw, geeft de watervisie richting aan de omgang met water. Een belangrijk onderdeel van de watervisie is de waterfunctiekaart waarop drie functies zijn weergegeven: een natuurlijke, recreatieve of stedelijke functie. De functie bepaalt hoe het water moet worden ingericht, beheerd en onderhouden. Gemeente en Waterschap dragen de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het water in de stad. Het waterplan biedt een kader voor deze samenwerking. Het waterplan is opgesteld om zowel de huidige knelpunten in het watersysteem op te lossen als te anticiperen op toekomstige veranderingen en kansen. Voor het plangebied betekent dit dat een watertoets is opgesteld in overleg met het Waterschap.

Toetsingskader Bouwen in het Groen (vastgesteld door de raad op 19 maart 2009)

Voor toekomstige initiatieven in het groen heeft de gemeenteraad besloten deze te beoordelen aan de hand van de volgende leidraad:

  • a. Het blauwgroene karakter van Almere heeft een grote meerwaarde voor de stad: het bepaalt in hoge mate de kwaliteit van de leefomgeving, de attractiviteit van Almere als vestigingsplaats voor bedrijven, voorzieningen en hun werknemers en biedt ruimte aan maatschappelijke activiteiten;
  • b. Er zijn vijf typen groengebieden met elk een "eigen regime" met betrekking tot initiatieven in groen

1. In ecologische gebieden vinden geen 'rode' initiatieven plaats anders dan in bijzondere omstandigheden en uitsluitend ten behoeve van de functie 'natuur'.

2. In alle overige groengebieden geldt voor het 'bouwen in groen' dat maatwerk moet plaatsvinden en dat varieert per type groengebied:

      • Het groene raamwerk in en om de stadsdelen. In het Structuurplan Almere uit 1983 zijn in het groene raamwerk zogenaamde 'landschapsontwikkelingszones' opgenomen. Deze zones binnen de kernen zijn altijd bedoeld voor o.a. de "aanleg van later deels tot woon - en/of recreatieve gebied te bestemmen bosgebieden" en "realisering van woongebieden met op het karakter van de zones (water + verbindingen naar het buitengebied) afgestemde bebouwing". Totdat de nieuwe structuurvisie gereed is zal terughoudend worden omgegaan met nieuwe initiatieven en zal in voorkomende situaties zorgvuldig worden afgestemd op het structuurvisietraject. Bestaande of in voorbereiding zijnde initiatieven zoals genoemd in de Stadskaart Almere 2007 zullen conform uitgevoerd worden. Ook in de toekomst hebben de verbindingsstructuren in de stad een groen karakter.
      • Stadsparken. In stadsparken worden in principe geen 'rode' initiatieven gerealiseerd, anders dan voor punctuele voorzieningen (bijv. cultuur en vrije tijd) die het gebruik als stadspark ondersteunen. In parken vindt geen woningbouw plaats. De stadsparken zijn genoemd in de nota Almere Parkstad.
      • Sportparken. Sportparken brengen sport dichtbij mensen. In sportparken mogen voorzieningen worden gerealiseerd die de sportfunctie van het park versterken.
      • Groen in de wijk. Hierin kunnen 'rode' initiatieven een plaats krijgen, mits de meerwaarde daarvan voor de wijk, het stadsdeel of de stad kan worden onderbouwd. Op bovenwijks niveau gaat het om voorzieningen. De beoordeling van ontwikkelingen vindt plaats door de raad aan de hand van de volgende (onder 3.) genoemde criteria. In de Stadskaart Almere 2007 zijn enkele projecten benoemd binnen dit type groen (o.a. groenstrook langs Hoge Ring: Yoeri Egorovweg en restaurant Noorderplassen.)
  • c. Ingrepen in het groen moeten altijd een reden hebben en behoeven dan ook altijd een specifieke onderbouwing. Besluitvorming omtrent bebouwing in groen is daarmee maatwerk op basis van criteria. Onder deze criteria vallen in ieder geval:
    • 1. de toegevoegde waarde van een programma;
    • 2. de passendheid van een programma op een locatie en de relatie met de wijk;
    • 3. het belang van een voorziening voor het stadsdeel of de stad als geheel;
    • 4. de wijze waarop het verdienend vermogen van de locatie mede ten goede komt aan de kwaliteit van het openbaar gebied;
    • 5. de noodzaak van bereikbaarheid en (aanpassing van) infrastructuur;
    • 6. de beschikbaarheid van alternatieve locaties (alternatieven afwegen).

Voor het plangebied betekent dit de ontwikkelingen passen binnen deze nota.

Ecologisch Masterplan (vastgesteld door de raad op 02 juni 2005)

In het Ecologisch Masterplan is het beleid opgenomen gericht op de natuur in Almere. In het Masterplan zijn de volgende uitgangspunten benoemd.

  • a. De aan water en moeras gebonden natuur wordt in oppervlak vergroot en in kwaliteit versterkt.
  • b. De kwaliteit van het bestaande blauw en groen wordt beter afgestemd op de ontwikkelingen van de stad en de wensen van haar bewoners. Voor toekomstige uitbreidingsgebieden wordt de blauwgroene ontwikkeling tijdig en gelijkwaardig aan nieuwe rode ontwikkelingen gekoppeld.
  • c. Het groen-blauwe casco wordt aangevuld met de drie ontbrekende schakels (ecologische slagaders).
  • d. De brongebieden voor de natuur in de stad worden kwalitatief versterkt en planologisch veilig gesteld. Een brongebied is een gebied van waaruit soorten naast gelegen gebieden bevolken; bijv. de Lepelaarplassen zijn brongebied van vele rietvogels voor de grachten en parken van de stad).
  • e. Op het niveau van de stadsdelen wordt een raamwerk aan leefgebieden gerealiseerd.
  • f. Door in te zetten op het omvormen van regulier beheer naar gedifferentieerd beheer wordt de natuurkwaliteit van het openbaar groen vergroot.
  • g. Initiatieven van bewoners om mee te doen aan het beheer van de directe woonomgeving, worden gefaciliteerd en gestimuleerd.
  • h. De betrokkenheid van alle leeftijdsgroepen bij de natuur van Almere wordt bevorderd.

Het beleid van het Ecologisch Masterplan wordt op integrale wijze benaderd, d.w.z. met oog voor landschappelijke, recreatieve en ruimtelijke ontwikkelingen. Het masterplan betreft de 2e fase in het beleidsproces om te komen tot een sectorale visie op de natuur van Almere. Met het plan zijn de uitgangspunten door de raad vastgesteld die vervolgens richtinggevend zouden worden voor het op te stellen kaderplan. De uitvoering van deze derde fase heeft niet plaatsgevonden.

Beleidsplan wandelen en hardlopen 2003-2010 "stap voor stap door Almere" (vastgesteld door de raad op 12 juni 2003)

Het beleidsplan 'wandelen en hardlopen 2003-2010'is vastgesteld door de gemeenteraad op 12 juni 2003. Hierin staat aangegeven dat op de eerste plaats de wandelinfrastructuur dient te worden uitgebreid. Daarbij gaat het om het aanleggen van paden in gebieden waar ze ontbreken en in nieuw te ontwikkelen gebieden. Daarnaast gaat de aandacht uit naar het verhogen van de kwaliteit van de paden. Door de groei van de stad neemt de druk op bestaande voorzieningen toe. Om de toegankelijkheid en de begaanbaarheid van de paden jaarrond te garanderen, is het van belang veel gebruikte graspaden te voorzien van (half)verharding. Tot slot is het wenselijk om gebruikersgroepen te scheiden. Op dit moment maken wandelaars op veel plaatsen gebruik van fietspaden. Dat komt noch de verkeersveiligheid, noch de belevingswaarde voor de recreant ten goede. Het aanleggen van specifieke voetpaden naast fietspaden moet nader uitgewerkt worden. Verder is geconstateerd dat verschillende gebruikersgroepen uiteenlopende eisen stellen aan de belevings- en gebruikswaarde van routes en voorzieningen. Er wordt naar gestreefd meer variatie aan te brengen in de gebieden, zodat alle gebruikersgroepen bediend kunnen worden. Er moeten mogelijkheden gecreërd worden voor liefhebbers van struinnatuur en voor fysiek beperkte wandelaars. Het aantal hardlooproutes kan uitgebreid worden in Buiten en Haven. Naast het realiseren van routes wordt in het plan aandacht besteed aan voorzieningen die hiermee samenhangen. Voorbeelden hiervan zijn horecagelegenheden en uitspanningen, rustpunten, informatievoorzieningen op parkeerplaatsen in buitengebieden etc.

Voor het plangebied betekent dit dat het voldoet aan dit beleid.

4.3.5 Veiligheid

Veiligheid gebouwde omgeving (checklist veiligheid in ruimtelijke planvormingsproces) (vastgesteld door het college van B&W op 16 december 2003)

In de Kader Integraal Veiligheidsbeleid 2002-2005 worden alle facetten van sociale, fysieke en externe veiligheid onderscheiden. Eén van de thema's is de gebouwde omgeving en veiligheid. In de kadernota is gesteld dat de start van veiligheid begint bij de ontwikkeling van de stad, waarbij aangegeven is dat het noodzakelijk is het aspect van veiligheid in de fase van planontwikkeling structureel aan de orde te laten komen. Hoewel veiligheid in het ruimtelijk planvormingsproces van Almere (structuurplan, ontwikkelingsplan, bestemmingsplan, verkavelingsplan, inrichtingsplan) altijd al een aandachtspunt is geweest (direct of indirect), ontbrak een duidelijke checklist die alle aspecten van veiligheid (gericht op de omgeving) omvatte. Een veiligheidschecklist voorkomt dat in het ruimtelijk planvormingsproces bepaalde veiligheidsaspecten over het hoofd worden gezien en maakt eenduidige behandeling van het aspect veiligheid mogelijk. De checklist omvat voor de aspecten sociale veiligheid, fysieke veiligheid en externe veiligheid een overzicht van aandachtspunten waarmee in het ruimtelijk planvormingsproces van Almere rekening gehouden moet worden. Bij de aandachtspunten wordt aangegeven op welke planfase het veiligheidspunt van toepassing is. Hierbij is een onderverdeling gemaakt in structuurplan, ontwikkelingsplan/bestemmingsplan, en verkavelingsplan/inrichtingsplan. De op ontwikkelingsplannen en bestemmingsplannen gerichte veiligheidspunten zijn ook van toepassing op ontheffingen van bestemmingsplannen en kunnen tevens gehanteerd worden voor herontwikkelingsplannen. De input voor de checklist is geleverd door de verschillende gemeentelijke diensten en Politie Flevoland. De veiligheidspunten zijn van toepassing op het openbare en semi-openbaar gebied. Veiligheidspunten die betrekking hebben op het ontwerp van gebouwen vallen buiten de kaders van deze veiligheidschecklist (hiervoor geldt het Bouwbesluit).

Voor het plangebied betekent dit dat rekening is gehouden met de veiligheidschecklist.

4.3.6 Sociale structuur, onderwijs en cultuur

Sociale Structuurschets, 'Almere mensenwerk' (2004) (vastgesteld door de raad op 29 januari 2004)

De kern van de sociale structuurschets vormen de begrippen sociale dynamiek,  sociale diversiteit en sociale samenhang. Centraal staat in de ambitie de ontwikkeling naar meer stedelijkheid en het bieden van ruimte aan sociale diversiteit en sociale dynamiek. Dat betekent een trendbreuk met de eenzijdige suburbane ontwikkeling, die tot op heden plaatsvond. Almere wil ruimte bieden aan en aantrekkelijk zijn voor mensen met verschillende leefstijlen en leeftijden, inkomens van hoog tot laag en voor mensen vanuit verschillende herkomstlanden. Sociale binding van de huidige en inwoners aan de stad is cruciaal voor een duurzame, evenwichtige ontwikkeling van de toekomstige stad. Op basis van de sociale analyse van Almere zijn de volgende zes sociale ambities geformuleerd:

  • 1. meer jongeren in het straatbeeld;
  • 2. oog voor ouderen;
  • 3. meer stedelijkheid;
  • 4. kleur in de stad;
  • 5. aanpak “onvermijdelijke” stadsproblemen;
  • 6. groeimarkt vrije tijd voor stad en regio.

Voor het plangebied betekent dit dat rekening is gehouden met deze ambities. Ingespeeld is op de behoefte voor dit stadsdeel en omliggende wijken.

Toekomstvisie vrije tijd “De (vrije) tijd van je leven!" (vastgesteld door de raad op 7 april 2008)

De Toekomstvisie Vrije tijd Almere geeft richting aan de ontwikkeling van een integraal vrijetijdsbeleid tot 2020, met doorkijkjes naar 2030. De twee elkaar versterkende hoofddoelen van de voorliggende visie zijn:

  • 1. het creëren van een hechte, leefbare samenleving;
  • 2. het versterken van de identiteit van de stad.

De gekozen koers laat zich vertalen in drie speerpunten:

  • 1. Het huis uit, de wijk in;
  • 2. Verbinden en versterken;
  • 3. Volwaardige stad in de regio.

Om een hechte samenleving te bereiken, dient zonder aarzelen te worden gekozen voor het niveau van de wijk en woonomgeving. Het bevorderen van contact en ontmoeting zal in Almere de belangrijkste opgave zijn. Het verfraaien, verbeteren en verlevendigen van die omgeving is daarvoor een middel. Als het gaat om de identiteit van de stad zijn de sleutelwoorden 'versterken' en 'verbinden'. Dit houdt in het aantrekkelijker maken van bestaande voorzieningen, stadsparken en natuurgebieden en het realiseren van een netwerk voor wandelen, fietsen, skeeleren en varen. Daarnaast is op enkele punten een versterking van de stedelijke infrastructuur gewenst. Daarbij kunnen de kwaliteiten die de stad heeft verder worden uitgebouwd en benut. Vanuit een aantal thema's wordt een bovenregionale profilering voorgesteld die Almere op de kaart kan zetten.

Voor het plangebied betekent dit er voldoende mogelijkheden zijn gecreëerd voor vrijetijdsbesteding als sporten en recreëren (waaronder wandelen en fietsen).

Sportnota 2013-2016 'Almere: sportieve stad' (vastgesteld door de raad op 4 april 2013)

De Sportnota is een vervolg op de nota 'passie voor sport' 2009-2012. De oorspronkelijke uitgangspunten en speerpunten uit de oude nota blijven onveranderd, maar in de nieuwe nota zijn nieuwe ambities verwoord en ís rekening gehouden met de laatste ontwikkelingen en veranderingen in de samenleving. Zo is de nieuwe nota een integrale nota: tot stand gekomen in samenwerking met interne en externe partners.

De stad groeit en sport biedt daarvoor bijzondere mogelijkheden. Sport is niet alleen leuk en goed voor de gezondheid, maar biedt ook een platform voor binding en integratie in een wijk, vertegenwoordigt een economische waarde, geeft werkgelegenheid en de stad Almere een sportief profiel. Het draagt dus bij aan een leefbare en hechte leefomgeving en geeft identiteit aan de stad. Omdat de stadsdelen, wijken en buurten in Almere niet geheel hetzelfde zijn, is gekozen voor een gebiedsgerichte aanpark. Er is daarin veel ruimte voor eigen initiatief van burgers.

Uitgangspunten voor de nota zijn: Sport 2.0 (visie met betrekking tot het opbouwen van een sociale structuur, verbinden sport met andere beleidsterreinen, ontdekken van talenten), doorontwikkeling van het sportbeleid (nieuwe ambities, rekening houdend met een veranderde samenleving) en een gemeentelijke rol op sportgebied (faciliteren, stimuleren, verbinden en regisseren). Hoofddoelstelling is 'Almere: sportieve stad!'. Dit wordt bewerkstelligd door het:

  • 1. het stimuleren van deelname aan sport;
  • 2. het bevorderen van een sterke, organisatorische sportinfrastructuur;
  • 3. het ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardig sportaanbod;
  • 4. het faciliteren van aansprekende sport- en breedtesportevenementen;
  • 5. het creëren van een omgeving waarin iedereen de mogelijkheid heeft om zijn talent optimaal te benutten en te ontplooien.

Deze doelstellingen vertalen zich in de volgende speerpunten:

  • a. laagdrempelige sportvoorzieningen dichtbij huis: iedereen kan dichtbij huis veilig en plezierig sporten;
  • b. integrale samenwerking sport en andere terreinen: aantoonbaar groeiende sport- en beweegdeelname in heel Almere;
  • c. kwalitatief hoogwaardige sportaccommodaties: voor Almeerders is er voldoende en goed aanbod van sportaccommodaties, dat voldoet aan de behoefte en omvang van de bevolking;
  • d. vitale sportverenigingen: versterken van de sportverenigingen op financieel, maatschappelijk en bestuurlijk gebied;
  • e. talent: iedereen krijgt de kans om het maximale uit zichzelf te halen;
  • f. topsportaccommodaties: optimaal benutten van het Topsportcentrum en kansen voor uitbreiding benutten;
  • g. (top)sportevenementen: aansprekende top- en breedtesportevenementen organiseren.

Voor het plangebied betekent dit dat er voldoende, nieuwe sportmogelijkheden dicht bij huis worden geboden. Dit bevordert de gezondheid en leidt tot een hechtere leefomgeving.

Archeologienota 2009 (vastgesteld door de raad op 18 juni 2009)

Almere voert een actief Archeologisch Monumentenzorg (AMZ) beleid, gericht op

  • 1. Het veiligstellen van de meest waardevolle vindplaatsen in de gemeente;
  • 2. Het zoveel mogelijk integreren van deze locaties in de diverse inrichtingsplannen;
  • 3. Het kenbaar en herkenbaar maken van de bijzondere geschiedenis van Almere aan het publiek.

De hoofdlijnen van het beleid inzake de archeologische monumentenzorg in Almere staan beschreven in de Archeologienota 2009 Op 18 juni 2009 heeft de raad de uitgangspunten van dit beleid vastgesteld, evenals de Archeologieverordening en de toelichting daarop. Dit beleid, de Archeologieverordening en toelichting zijn op 12 juli 2009 in werking getreden. De Archeologische Beleidskaart Almere (ABA) is als onderdeel van de door de raad vastgestelde beleidsuitgangspunten gelijktijdig in werking getreden. Het beleid is een uitwerking van de Monumentenwet 1988. De Archeologienota 2009 gaat in op het gemeentelijke selectiebeleid voor archeologie. Dit selectiebeleid richt zich in de eerste plaats op de zogenaamde selectiegebieden: gebieden die verwachtingsvol c.q. behoudenswaardig zijn en een archeologische onderzoeksplicht kennen. In de tweede plaats richt het beleid zich op het behoud van een representatief deel van behoudenswaardige vindplaatsen (scheepsresten en steentijdvindplaatsen). In de derde en laatste plaats richt het selectiebeleid zich op zorgvuldige omgang met toevalsvondsten. De selectiegebieden, behoudenswaardige vindplaatsen (waaronder wettelijk beschermde monumenten) en gebieden die zijn vrijgesteld van archeologische verplichtingen zijn op de Archeologische Beleidskaart Almere aangegeven. Voor selectiegebieden geldt een onderzoeksverplichting voorafgaand aan bodemverstorende werkzaamheden om zo eventuele behoudenswaardige vindplaatsen in kaart te brengen en deze vervolgens beleidsconform in te passen. In de Archeologieverordening (zie hieronder) is gesteld dat de onderzoeksplicht in selectiegebieden alleen geldt indien een plangebied voldoet aan de volgende twee condities:

  • 1. Het plangebied waarin de voorgenomen bodemingreep zal plaatsvinden heeft een oppervlakte van 100 m2 of groter;
  • 2. Het moet gaan om een bodemingreep dieper dan 50 cm beneden het maaiveld.

Voor gebieden die voldoen aan deze condities is een archeologievergunning vereist. Deze vergunning kan al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden worden verleend. De vergunning moet geweigerd worden als de werkzaamheden de archeologische waarden aantasten of risico´s daarop kunnen opleveren. Indien in een selectiegebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen worden vastgesteld, geldt het volgende. De omgang met behoudenswaardige archeologische vindplaatsen is geregeld in de Archeologieverordening en behelst behoud in situ, door middel van inpassing, inrichting, monitoring en beheer.Voor de inpassing geldt dat op het terrein waarbinnen zich de kern van de vindplaats bevindt geen andere inrichting is toegestaan dan die het behoud, beheer, onderzoek en beleefbaarheid ten dienste staat. Om de kern van de vindplaats ligt een zogenaamde bufferzone. Deze bufferzone is onderdeel van de behoudenswaardige vindplaats. Voor de bufferzone geldt dat er, in bepaalde gevallen, wel kleinschalige ingrepen kunnen worden toegestaan, zolang deze ingrepen recht doen aan de archeologische betekenis van het terrein. Voor behoudenswaardige archeologische vindplaatsen die wettelijk zijn beschermd geldt dat, bij ingrepen die de site kunnen verstoren of wijzigen, een monumentenvergunning van de minister is vereist op grond van artikel 11 van de Monumentenwet 1988. Het is altijd mogelijk dat in de bodem niet ontdekte archeologische waarden bij toeval te voorschijn komen (de zogenaamde toevalsvondsten). In Almere zal het dan waarschijnlijk meestal gaan om scheepsresten of vliegtuigwrakken. Indien dergelijke resten buiten het kader van een officieel archeologisch (voor)onderzoek worden aangetroffen, geldt een meldingsplicht op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988. De meldingsplicht geldt voor heel Almere, dus ook voor gebieden buiten de selectiegebieden en buiten de behoudenswaardige vindplaatsen, evenals in gebieden waar het archeologische vooronderzoek is afgerond.

Gemeentelijke archeologieverordening (vastgesteld door de raad op 18 juni 2009)

In de Archeologieverordening is vastgelegd hoe Almere omgaat met behoudenswaardige archeologisch vindplaatsen en voor welke terreinen een onderzoeksverplichting (selectiegebieden) dan wel een vrijstelling hiervan geldt. De selectiegebieden en vindplaatsen worden beschermd door een vergunningstelsel voor het utivoeren en aanleggen van werken en/ of werkzaamheden. De omgevingsvergunning kan (al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden) worden verleend. De vergunning moet geweigerd worden indien het project/ de werkzaamheden de archeologische waarden aantast of risico's daarop kan opleveren. Het beleid heeft tot doel aangetroffen vindplaatsen en scheepswrakken van voldoende kwaliteit in situ te behouden. In de Archeologieverordening is dwingend opgenomen dat de waardevolle terreinen en selectiegebieden (als vermeld op de ABA) integraal in alle toekomstige ruimtelijke plannen en juridisch-planologische kaders moeten worden overgenomen, met een met de verordening overeenkomende bescherming.

Hoofdstuk 5 Omgevingstoets

Om aan te kunnen tonen dat een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan worden bekeken of de ontwikkelingen binnen het plan voldoen aan de regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.

5.1 Milieu-effectrapportage

Het project blijft ver beneden de criteria genoemd in kolom C en D van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. Om die reden hoeft er geen m.e.r. opgesteld te worden of een m.e.r. beoordeling gedaan te worden. Ook ligt het gebied niet in de buurt van een Natura 2000 gebied.

5.2 Verkeer en parkeren

5.2.1 Autoverkeer

De verkeersaantrekkende werking is substantieel. Het accent ligt in de vroege avonden en de weekenden wanneer er trainingen en wedstrijden plaatsvinden. Hierdoor kunnen verkeerspieken ontstaan van tussen de 200 en 500 voertuigbewegingen per uur. Dit betekent dat het verkeer grotendeels wordt afgewikkeld buiten de reguliere ochtend- en avondspits. De Trekweg zal moeten worden verbreed om de combinatie van deze sportfuncties mogelijk te maken. De huidige breedte van 3,75 meter is ontoereikend voor het te verwachten verkeer. Daarom wordt de rijbaan verbreed tot 5,50 à 6,00 meter (afhankelijk van wel of geen bermopsluiting). Hiermee zijn de piekmomenten goed af te wikkelen. Het gaat dan om het gehele tracé tussen de Buitenhoutsedreef en de Spectrumdreef. Het westelijke deel van de Trekweg, ter hoogte van het Entreegebied, is inmiddels tijdelijk verbreed inverband met de bereikbaarheid van de functies die daar inmiddels gevestigd zijn (manege, fitness, schietverenigingen een bowlingcentrum). Dit deel van de Trekweg moet echter nog conform het inrichtingsplanafgewerkt worden.

5.2.2 Bereikbaarheid langzaam verkeer

Het sportpark zal met name veel door jeugd worden gebruikt waardoor voor hun ook een veilige route van belang is. Om dit te realiseren is een vrijliggend fietspad naast de Trekweg noodzakelijk minimaal tot aan de Tuibrug. Dit sluit aan op het voorziene profiel van de Trekweg ter hoogte van de huidige voorzieningen zoals eerder omschreven in het ontwikkelingsplan Entreegebied Buitenhout. Een alternatief is het huidige onderhoudspad onder de hoogspanningsmasten te upgraden tot volwaardig fietspad met openbare verlichting. Tevens is een fietspad tussen het Betonpad en de hockeyvelden gewenst. De bereikbaarheid voor fietser wordt hiermeeverbeterd. Ook het aanleggen van een aantal ontbrekende schakels in het fiets- en voetpaden netwerk in Buitenhout verbetert de bereikbaarheid.

5.2.3 Openbaar vervoer

Momenteel is geen OV-verbinding in het gebied aanwezig. De dichtstbijzijnde haltes liggen in de Faunabuurt en Bloemenbuurt. Deze liggen op circa 1.000 meter loopafstand. Voor de lange termijn (na 2030) ligt er een busbaanreservering vanuit de Regenboogbuurt door de Trekwegzone naar Oosterwold en AlmereHout. Of er dan een halte in Buitenhout komt is nu nog niet duidelijk.

5.2.4 Bereikbaarheid vanuit Almere Hout

De huidige bereikbaarheid is niet optimaal. Dit geldt vooral voor langzaam verkeer, maar ook de autobereikbaarheid kan verbeterd worden. Momenteel is Buitenhout via de Kievietsweg en de Eksterweg met een omweg te bereiken. In de nabije toekomst wordt de Tussenring verlengd tot aan Hout Noord. De bereikbaarheid van Buitenhout voor autoverkeer vanuit Hout Noord verbetert dan. De Eksterweg blijft voor langzaam verkeer en landbouwverkeer beschikbaar. De toekomstige bereikbaarheid voor langzaam verkeer hangt sterk af van de dwarsverbindingen over de A6. In het Tracébesluit A6 van Rijkswaterstaat staan meerdere dwarsverbindingen getekend voor langzaamverkeer tussen Buitenhout en Hout Noord. De financiering is voor een aantal van deze verbindingen nog niet gegarandeerd. De meest zekere is de fietsbrug die vanuit Hout Noord gekoppeld wordt met de Kraanvogelweg. Andere toekomstige dwarsverbindingen zijn de fietsbrug over de A6, liggend tussen de aansluiting Tussenringen knooppunt Almere. en de fietsverbinding die gekoppeld is aan de toekomstige busbaan Regenboogbuurt– Almere Oost.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3V04-vg01_0008.jpg"

Figuur: 8 verkeersstructuur Buitenhout

5.2.5 Parkeren sportpark

De functies hockey en voetbal kennen een parkeerbehoefte van circa 27 parkeerplaatsen per veld. Er wordt een ruim kengetal aangehouden omdat dat afhankelijk is van de bezoekersaantrekkende functie (speelklasse). Dit schept ruimte voor de toekomst. Onder netto terrein wordt het volgende verstaan: de sportvelden zelf, inclusief de omringende ruimte voor toeschouwers, verkeersruimten, accommodatie en kantine, exclusief het benodigde parkeerterrein en toegangsweg. Voor tennisbanen geldt een parkeernorm van 3 parkeerplaatsen per baan.

functie   parkeernorm   parkeervraag   gebaseerd op:  
voetbal   27 pp/veld   110 pp   4 velden  
hockey   27 pp/veld   81 pp   3 velden  
tennis   3 pp/baan   30 pp   10 tennisbanen  
totaal     221 pp    

Tabel: parkeernormen per sportvoorziening en totaal

5.3 Ecologie

5.3.1 Groen

Bij de ontwikkeling van het sportpark geldt als uitgangspunt dat er geen kwalitatief hoogwaardig groen wordt gekapt maar de bestaande landschappelijke kwaliteiten door te ontwikkelen. Het door ontwikkelen van het groene casco betekent vooral het doortrekken van bestaande lanen en het toevoegen van houtwallen. Vrijkomende grond kan in de vorm van terpen en uitzichtheuvels voor extra luwte en een eenvoudige tribune zorgen. Op het maaiveldniveau zorgen hagen voor een visuele afscheiding tussen sport- en parkeervelden. Hagen voorkomen hekken en creëren snel de gewenste afscherming. Het profiel van de Trekweg zoals deze is bepaald in het naastgelegen Entreegebied wordt minimaal doorgezet tot aan het voetbalcomplex. De scheiding tussen Trekweg en accommodatie wordt gevormd door een grondwal met daarop een geschoren haag. De huidige Trekweg wordt verbreed en voorzien van een vrijliggend fietspad. Verder krijgt de Trekweg tot aan het open landbouwgebied laanbeplanting. De huidige landbouwontsluitingsweg wordt opgewaardeerd tot een ontsluitingsweg in een parkbos. Op deze manier wordt de groenstructuur versterkt.

5.3.2 Boswet

Bij het kappen van bomen die vallen onder het regime van de Boswet dient een melding te worden gedaan. Bovendien is hierbij sprake van een herplantplicht. Onder de Boswet vallen alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are of, als het een rijbeplanting betreft, uit meer dan 20 bomen bestaan en die zich buiten de bebouwde kom inzake de Boswet bevinden. Een aantal boomsoorten valt niet onder de boswet. Dit zijn linde, paardekastanje, Italiaanse populier en treurwilg. Ook éénrijige beplantingen van populier en wilg langs landbouwgronden vallen niet onder de Boswet, net als boomgaarden en kwekerijen van kerstbomen of van bosplantsoen. Het plangebied valt buiten de vastgestelde komgrens inzake de Boswet. Dit betekent dat het vellen van houtopstanden (minimaal een maand van te voren) moet worden gemeld en dat binnen drie jaar tot herplant moet zijn overgegaan. Deze herplant kan plaatsvinden in het plangebied of daarbuiten. Zelfstandige opstanden van minder dan 10 are, laanbeplanting van minder dan 20 bomen en wegbeplanting bestaande uit populier of wilg vallen niet onder de werking van de Boswet. Ten aanzien van de vraag in hoeverre kapmelding en herplant noodzakelijk is, dient te worden bepaald wat aan houtopstand zal verdwijnen, voor zover deze niet binnen de voornoemde uitgesloten categorieën vallen. Voor de beoogde ontwikkelingen is het niet nodig houtopstanden te vellen. Mogelijk zal het oppervlakte houtopstanden zelfs toenemen door de inrichting van een sportterrein.

5.3.3 Natuur

De groenstructuur en de noodzakelijke aanvullende waterberging in het nieuwe sportpark loopt evenwijdig aan de natte ecologische verbindingszone zoals benoemd door de provincie. Deze zone grenst aan de Lage Vaart. Hierdoor krijgt het plan een gelaagdheid die een aanvulling op het ecologische systeem betekent zonder dat hier wezenlijke inspanningen voor nodig zijn. In feite een werk-met-werk situatie. De houtwallen zijn gewenst om een goed microklimaat (luwte, beschutting) te creëren en bieden tevens beschutting voor plant en dier.

Gebiedsbescherming

- Ecologische hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is in 1990 in het leven geroepen om de achteruitgang van de natuur in Nederland een halt toe te roepen. Het is een netwerk van gebieden in Nederland dat moet voorkomen dat dieren en planten geïsoleerd raken en uitsterven, waardoor natuurgebieden hun waarde verliezen. Het gebied Buitenhout, waarin het sportpark wordt gerealiseerd, ligt in de EHS en is gecategoriseerd als 'EHS-overig'. De aanleg van een sportpark leidt tot kwaliteits- en oppervlakteverlies van de EHS. Het Rijk en de provincies hebben spelregels afgesproken met betrekking tot de planologische en kwalitatieve bescherming van de EHS, welke zijn opgenomen in de 'Spelregels EHS' (LNV, 2007). In de EHS geldt het 'nee, tenzij' principe. Dit houdt in dat ingrepen waarbij de oppervlakte of de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS significant worden aangetast niet zijn toegestaan, tenzij er geen alternatieven zijn en er sprake is van een groot openbaar belang. Conform de EHS-spelregels van de provincie kan het verlies aan EHS worden opgevangen door zowel kwalitatief als kwantitatief te compenseren. Deze compensatie moet de ruimtelijke samenhang van de EHS verbeteren en leiden tot een duurzame inpassing van de EHS in haar omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3V04-vg01_0009.png"

figuur 9: ligging plangebied in EHS (bron: ehs.flevoland.nl).

Al vanaf het begin van de ontwikkeling van Almere Buiten was duidelijk dat in het gebied Buitenhout sportvoorzieningen gerealiseerd zouden worden. In het bestemmingsplan en Structuurplan uit 1983 is dit opgenomen en ook bij de inrichting van het gebied zijn de huidige open velden, waarop het sportpark wordt gerealiseerd, bewust vrijgehouden van bomen of struiken. Van belang is dat de ecologische waarde van de open velden niet hoog is. Het verlies aan waarden is dus beperkt. Bovendien blijven de bestaande bosvakken in stand.

Conform de EHS-spelregels kan het verlies aan EHS worden opgevangen door zowel kwalitatief als kwantitatief te compenseren. Kwalitatief vindt dit plaats door het sportpark op een goede wijze in te passen in de (omliggende) EHS. Voor de ontwikkeling van de voorzieningen voor hockey en tennis worden geen bomen gekapt maar toegevoegd. Voor voetbal ligt een goede inpassing van velden en accommodatie op de akker iets lastiger, maar ook hier geldt het uitgangspunt dat er geen bomen gekapt worden. Op het moment dat er een ontwerp voor de voetbalvelden gemaakt gaat worden, kan meer tijd worden besteed aan een goed ontwerp waarbij het uitgangspunt is dat er geen bomen gekapt worden en er toch een optimale sportsituatie ontstaat. In het plangebied wordt rekening gehouden met aanwezige flora en fauna. Ten behoeve hiervan worden bomen en ruige groenstroken bij geplant. Ook wordt aanvullende waterberging gerealiseerd en worden houtwallen aangelegd tussen de sportvelden. Deze houtwallen creëren een microklimaat voor plant en dier. Door ook nog hagen te plaatsen zijn hekken ook niet nodig. Verder worden bestaande lanen doorgetrokken. De ontwerpeis voor het park is een groene uitstraling. Daarmee blijft het groene, natuurlijke karakter behouden.

Kwantitatief is het verlies aan EHS qua oppervlakte zo'n 11 hectare. Dit wordt gecompenseerd door een bosgebied in Almeerderhout-Kathedralenbos tussen het Nachtegaalpad en Leeuwerikpad ter grootte van zo'n 14 hectare, als EHS aan te wijzen. De grondeigenaar Staatsbosbeheer en de provincie (bevoegd gezag ten aanzien van de aanwijzing van de EHS) stemmen hier mee in. Met de bovenstaande maatrelen wordt de ruimtelijke samenhang van de EHS verbeterd en ze leiden tot een duurzame inpassing van de EHS in haar omgeving.

– Ecologisch Masterplan Almere

In het Ecologische Masterplan 2006 is de Ecologische structuur van Almere vastgelegd. Een deel van de ecologische verbindingszones zijn al aanwezig, een deel moet nog ingericht worden. Binnen het plangebied bevinden zich geen ecologische verbindingszones die genoemd worden in het Ecologisch Masterplan (zie Figuur 6). Bij reguliere vervanging van beschoeiingen zal worden ingezet op vergroten van het areaal aan natuuroevers. Hiermee wordt een invulling gegeven aan de genoemde uitgangspunten. Daarnaast is het realiseren van een verbindingszone vanuit de Hoge Vaart (ten noordwesten van Nobelhorst) over Sallantsekant-zuid door het buitenhout naar de Lage Vaart nog een staande ambitie die in gezamenlijkheid met Waterschap en Staatsbosbeheer moet worden uitgewerkt.

– Natuurbeschermingswet 1998

Gezien de beoogde ontwikkelingen in dit ontwikkelingsplan kan worden uitgesloten dat er sprake is van directe dan wel indirect negatief effect op de instandhoudingsdoelen op de gebieden die zijn aangewezen onder de Natuurbeschermingswet 1998.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3V04-vg01_0010.png"

Figuur 10: Ecozone Buitenhout (groene lijn) met aan te pakken knelpunten (rode cirkels) uit Ecologisch Masterplan Almere, april 2006.

Soortbescherming

De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (VR) en de Habitatrichtlijn (HR). Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen voor soortenbescherming geïmplementeerd in de en de Flora- en faunawet (Ffwet). De Ffwet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in een aantal bij de Ffwet behorende besluiten en regelingen. De Ffwet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dieren- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings - of vaste rust of verblijfplaatsen. Artikel 2 van de Ffwet schrijft voor dat iedereen de algemene zorgplicht voor de in wild levende planten en dieren in acht moet nemen. Dit houdt in dat handelingen die niet noodzakelijk verband houden met het beoogde doel, maar nadelig zijn voor de flora en fauna, achterwege moeten blijven. Wanneer volgens de gedragscode Flora- en faunawet van de gemeente Almere 'Omgaan met beschermde plantenen dieren in Almere' wordt gewerkt, hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden voor het overtreden van verbodsbepalingen ten aanzien van tabel 1 (licht beschermd) en tabel 2 (overig beschermd) soorten. Tevens wordt hiermee gewaarborgd dat aan de zorgplicht wordt voldaan. Binnen het plangebied zijn meerdere onder de Flora- en faunawet beschermde soorten aanwezig. In het plangebied komen strikt beschermde soorten voor. Hierop is geen vrijstelling (op basis van de gedragscode) mogelijk. Het gaat hierbij om vleermuizen en vogels waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn. Hieronder een korte schets of maatregelen noodzakelijk zijn en welke maatregelen dit zijn voor deze strikt beschermde soorten.

  • Vleermuizen

De functionaliteit van het leefgebied van vleermuizen zal – voor de aspecten foerageergebied en vliegroutes– intact blijven, gezien de met dit plan beoogde ontwikkelingen. Houtwallen en bosschages op de toekomstige sportvelden (nu open akker) zullen geschikter worden als foerageergebied. De veldverlichting zal een aantal soorten echter uit het gebied weren. Geconcludeerd kan worden dat de functionaliteit zal toenemen ten opzichte van de huidige situatie, maar alleen in de donkere perioden. Gezien de mate van lichtverstoring in het hele gebied, wordt niet verwacht dat de veldverlichting tot extra verstoring zal leiden. Met name de meervleermuis en watervleermuis gelden als verlichtinggevoelig. Verlichting over en aan het water (met name waar beide soorten zijn waargenomen) moet worden voorkomen. De hoge verlichtingsmasten rond de sportvelden moeten zo worden afgeschermd dat de lichtbron niet te zien is in het bedoelde foerageergebied (zie ook paragraaf 5.12 Lichthinder).

  • Broedvogels met jaarrond beschermde nesten

Uit inventarisaties is bekend dat de buizerd, sperwer en ransuil broedt in het plangebied. Aangezien deze soorten afhankelijk zijn van bestaande nesten, is hun nest jaarrond beschermd. Alle nesten zijn gelegen in het bosgebied waar binnen dit ontwikkelingsplan geen verdere ontwikkelingen zijn voorzien.

5.4 Geluid

Om te bepalen hoe de nieuwbouw van het Sportpark met inachtneming van de Wet geluidhinder en het gemeentelijk geluidbeleid gerealiseerd kan worden, is een akoestisch onderzoek verricht naar de geluidbelasting. Uitgangspunt is dat wordt voldaan aan het bepaalde in de Wet geluidhinder. Dit houdt in dat de voorkeursgrenswaarde niet hoger is dan 48 dB Lden. De conclusie uit het onderzoek is dat de geluidsbelasting nabij de in de omgeving gelegen geluidsgevoelige objecten beperkt toe zal nemen, maar beneden de voorkeursgrenswaarde blijft. Van belang is dat de geluidsemissie van andere wegen in de omgeving (rijksweg A6) groter is dan die van de Trekweg. De toename van het verkeer als gevolg van het sportpark heeft geen gevolgen voor de geluidsbelasting van de nabijgelegen woningen. Conclusie is dat de extra verkeersaantrekkende werking vanwege het sportpark geen negatieve gevolgen heeft voor de omgeving. Het akoestisch onderzoek is als bijlage aan deze ruimtelijke onderbouwing toegevoegd.

5.5 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient er ter plaatse van de nieuwe ontwikkeling sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat. Bovendien mogen omliggende activiteiten als gevolg van de ontwikkeling niet onnodig worden beperkt in hun activiteiten of ontwikkelingsmogelijkheden.

Op grond van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' geldt voor een nieuw sportpark met verlichting een richtafstand tot woningen van 50 meter. De afstand is groter dan 50 meter.

Uit het onderzoek blijkt (zie bijlage Akoestisch onderzoek sportpark) dat de geluidbelasting als totaal lager is dan maximaal toegestaan.

5.6 Luchtkwaliteit

Juridisch kader

Op 15 november 2007 zijn de Europese luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (Wm, hoofdstuk 5 “Luchtkwaliteitseisen”). Op grond hiervan moet beoordeeld worden of het aanvaardbaar is om een project op een bepaalde locatie te realiseren. Luchtkwaliteit is een aspect waarmee de leefbaarheid van een gebied deels gekarakteriseerd kan worden.

Toetsingsregels

Het doel van hoofdstuk 5 van de Wm is het beschermen van het milieu tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging. De parameters die van belang zijn in Almere zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10):

Stof   Daggemiddelde (µg/m3)   Jaargemiddelde (µg/m3)   Datum in werking (na derogatie EU)   Achtergrondconc. 2010 Almere (µg/m3)  
NO2   -   40   1-1-2015   <22  
PM10   50 (mag 35 keer per jaar worden overschreden)   40   1-1-2011   <25  

Tot 1 januari 2015 blijft het toetsen aan de grenswaarde PM2.5 buiten beschouwing bij de uitoefening van een bevoegdheid of toepassing van een wettelijk voorschrift. Dit is ongeacht of een besluit van vóór 1 januari 2015 ook na de genoemde datum gevolgen voor de luchtkwaliteit heeft of kan hebben (zie Wm bijlage 2 voorschrift 4.4, lid 2).

Tevens is in hoofdstuk 5 van de Wm geregeld dat in sommige gevallen de toetsing aan de luchtkwaliteitseisen niet meer hoeft te geschieden. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de
    luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma
    Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen;

Met de wijziging van de Wet milieubeheer zijn de volgende besluiten en regelingen van kracht: Besluit & Regeling “Niet in betekenende mate” (NIBM), Regeling “Beoordeling luchtkwaliteit 2007” (RBL gew. in 2012), Regeling “Projectsaldering luchtkwaliteit 2007” en Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

Beoordeling situatie

Voor de toetsing aan de normen die gelden voor luchtkwaliteit Wet milieubeheer, is een rapportage opgesteld “Rapportage luchtkwaliteit Sportpark Buitenhout”, 17 jan. 2013, gemeente Almere (zie bijlage). Uit dit onderzoek blijkt dat het verkeer als gevolg van het te realiseren sportpark 'niet in betekende mate' bijdraagt aan een eventuele toename van fijn stof en NO2. Ook blijft de concentratie van deze stoffen ver beneden de grenswaarde. Tenslotte blijkt dat de daggemiddelde norm voor fijn stof niet wordt overschreden en ver beneden de norm (namelijk 5 keer per jaar) van 35 keer per jaar overschrijding. Sporters worden dus niet blootgesteld aan significante luchtemissies die schadelijk zijn voor hun gezondheid.

Conclusie

Op basis van de huidige inzichten en de prognoses voor de komende tien jaar, vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

5.7 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die burgers lopen vanwege gebruik, opslag en transport (weg, water, spoor en buisleidingen) van gevaarlijke stoffen zoals vuurwerk, LPG en benzine. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het risico van derden (de omgeving) hierin centraal staat. Het gaat dus om mensen die extern zijn ten opzichte van die activiteit. Om individuele burgers tegen de risico's van het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen te beschermen geldt er een wettelijk basisbeschermingsniveau. Deze is vervat in het plaatsgebonden risico (PR), waarbij als grenswaarde geldt dat de kans dat iemand op een bepaalde plek overlijdt door een ongeval met een gevaarlijke stof niet groter mag zijn dan één op de miljoen per jaar. Naast de bescherming van het individu geldt er een verantwoordingsplicht voor activiteiten met gevaarlijke stoffen waarbij een groep mensen kan overlijden; het groepsrisico (GR). Deze verantwoordingplicht houdt in, dat de wijziging van het groepsrisico ten gevolge van een ruimtelijk plan moet worden onderbouwd én verantwoord. Hierbij is de oriëntatiewaarde een soort ijkpunt voor de omvang van het groepsrisico.

Voor dit bestemmingsplan is een quickscan (zie bijlage) uitgevoerd en daaruit blijkt het volgende. Het wettelijk vereiste beschermingsniveau voor burgers (= plaatsgebonden risico) speelt geen rol bij dit bestemmingsplan. De relevante risicobronnen liggen (inclusief hun plaatsgebonden risicocontour en/of daartoe vastgestelde vaste afstanden) buiten het plangebied, zodat met dit plan alleen ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt die deze milieukwaliteiteis op gebied van externe veiligheid in stand houden.

De verantwoordingsplicht met betrekking tot externe veiligheid is van toepassing voor onderstaande risicobronnen volgens de ‘verantwoordingselementen’ in onderstaande tabel.

Risicobron   GR-verantwoording inclusief berekening   Verantwoording rampenbestrijding/ zelfredzaamheid   Verantwoording planbrandaandachtsgebied (PAG)   Toelichting  
spoor   nee   ja   nee   Het plangebied ligt geheel buiten PAG en 200 m. Bij incident toxische belasting is belasting in hele plangebied mogelijk  
weg   nee   ja   nvt   Deze weg heeft geen PAG. Plangebied ligt buiten 200 m. Bij incident toxische belasting is belasting in hele plangebied mogelijk  

Ten behoeve van de propaantank in het plangebied (inhoud > 5 m3 ) zijn in dit bestemmingsplan in het kader van een goede ruimtelijke ordening, de volgende ruimtelijke maatregelen getroffen om het groepsrisico te verminderen en de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te verhogen:

  • 1. de hockeyvelden (= beperkt kwetsbaar object) zijn buiten de veiligheidsafstand geplaatst;
  • 2. de bebouwing (= clubgebouw/kleedruimte, beperkt kwetsbaar object) is buiten de 100%-letaliteitgrens gepositioneerd op een afstand van ca. 150 m van het reservoir/opstelplaats tankwagen.

Er zijn voldoende mogelijkheden om het plangebied van meerdere zijden te bereiken en tevens voldoende mogelijkheden om het plangebied te ontvluchten. Er worden geen ruimtelijke maatregelen in dit bestemmingsplan getroffen om de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te verhogen.

5.8 Kabels en leidingen

Riolering

In het plangebied wordt een gescheiden riolering aangelegd. Het afvalwater wordt hierbij getransporteerd naar de rioolwaterzuivering op het industrieterrein De Vaart. Het hemelwater, en de mogelijk opgenomen verontreinigingen hierin, stromen af naar het oppervlaktewater. Om verontreiniging van oppervlaktewater zoveel mogelijk te voorkomen dient het hemelwater dat afstroomt van drukke wegen en grote parkeerplaatsenvia een lokale zuivering af te stromen naar het oppervlaktewater. In het plangebied wordt een grote parkeerplaats (meer dan 50 parkeerplaatsen) aangelegd. Het hemelwater dat hiervan afstroomt wordt dus als verontreinigd beschouwd en dient via een lokale zuivering te worden geleid. Een goede methode is een bodempassage in combinatie met waterdoorlatende bestrating.

Hoogspanningsverbinding

Voor hoogspanningslijnen gelden voorschriften voor de externe veiligheid met beschermingszones. Er zijn twee zones van toepassing.

1. In de praktijk wordt als afstandnorm voor het ruimtebeslag het zakelijk recht genomen. Voor en spanningniveau van 380 kV geldt een zakelijke rechtstrook van 72 m (2x36 m) vanuit het hart van de lijn. Binnen deze strook zijn in het algemeen niet toegestaan:

  • gebouwen en andere bouwwerken;
  • bomen, hoogopgaande beplanting, steiger, wijzigingen bodemniveau, opslag enz.;
  • boven- en ondergrondse leidingeninstallaties enz.
  • recreatie en industrieterreinen

Toegestaan onder voorwaarden zijn overige activiteiten zoals normaal agrarisch grondgebruik, natuur etc. Hoewel bebouwing in principe wordt vermeden, is het mogelijk dat onder bepaalde voorwaarden wordt gebouwd onder of direct naast een hoogspanninglijn.

2. In een brief van het voormalige ministerie van VROM uit 2005 wordt uitwerking gegevens aan het overheidsbeleid op het gebied van magnetische velden nabij hoogspanningslijnen. Vanuit het voorzorgprincipe mogen omwille van gezondheidsbescherming bij 'nieuwe situaties' binnen een voor deze hoogspanningslijn geldende indicatieve zone van 140 m, geen gevoelige bestemmingen worden gerealiseerd. In adviezen van VROM van 2005 en 2008 is aangegeven dat onder gevoelige bestemmingen woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen worden verstaan. Het gaat hierbij om bestemmingen waar kinderen (tot 15 jaar) langdurig verblijven. Hierbij behoren ook de erven bij woningen en buitenruimten bij scholen, crèches en kinderopvangplaatsen. Locaties waar zich wel kinderen kunnen bevinden, maar waar de verblijftijd vergeleken met wonen als kort kan worden bestempeld zijn bijvoorbeeld sportvelden, speeltuinen, zwembaden e.d. Deze worden niet aangemerkt als gevoelige bestemmingen 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3V04-vg01_0011.png"

Figuur 11: zones ten gevolge van de 380Kv hoogspanningslijn

Met beide zones is in dit bestemmingsplan als volgt rekening gehouden.

  • In het ontwikkelingsplan zijn de sportvelden buiten de zakelijke rechtstrook gelegd.
  • De clubgebouwen zijn buiten de indicatieve zone van 140 m gelegd. Zo blijft de mogelijkheid open om op termijn wellicht kindgerelateerde voorzieningen in clubhuizen te realiseren en zo te komen tot een multifunctioneel en efficiënt ruimtegebruik.

De juridische vertaling hiervan in dit bestemmingsplan is als volgt: de hoogspanninglijn is een extra toegevoegde functie aan ander grondgebruik, vandaar de keuze voor een aanvullende bestemmingsregeling. De vigerende basisbestemming (zie paragraaf 1.4) 'Úit te werken gebied voor recreatie' (waaronder sportcomplexen) is als basisbestemming gekozen voor de bestemmingen: ''Recreatie en Sport''. In het belang van de hoogspanninglijn worden door de aanvullende bestemming ¨Leiding- Hoogspanningsverbinding de bebouwingsmogelijkheden zoals die gelden voor de basisbestemming weggenomen. Via een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan die bebouwing weer worden toegestaan na een afweging van belangen die met de leiding zijn gemoeid en voorafgaand advies van de leidingbeheerder. Tevens is een vergunningstelsel opgenomen voor die activiteiten die in aanvulling hierop schadelijk kunnen zijn voor het functioneren van de hoogspanningslijn zoals wijzigingen van het maaiveld, aanbrengen van hoogopgaande beplanting, het leggen van kabels en leidingen.

5.9 Waterparagraaf

De nieuwe ontwikkelingen hebben een wateropgave tot gevolg. Door toename van de verharding is het noodzakelijk extra waterberging te realiseren. In dit gebied zal, mede vanwege het kleine achterland, in een droge periode slechts weinig toevoer van water zijn. Wanneer hier oppervlaktewater wordt gerealiseerd, zal in een droge periode stilstaand water ontstaan. In combinatie met de hoge concentratie voedingsstoffen zal dit leiden tot een slechte waterkwaliteit. Om dit te voorkomen worden er greppels en een plas/dras gebied gerealiseerd waarin tijdens een droge periode geen oppervlaktewater zal staan.

Bovendien kan een interessante combinatie gemaakt worden met de ecologische waarden in het gebied. Deze ecologische waarden worden met name gerealiseerd door de aanleg van natuurvriendelijke oevers langs de Lage Vaart. De toekomstige uitvoering hiervan is een resultaatverplichting voor het waterschap voortkomend uit de Kaderrichtlijn water. Daarnaast is de provincie Flevoland op zoek naar oplossingen om de natte verbindingszone langs de Lage Vaart beter te laten functioneren.

Om negatieve effecten van het watersysteem op het plangebied, als een gevolg van toename van verharding te voorkomen, moet de initiatiefnemer dus rekening houden met de aanleg van extra waterberging.

De toename van nieuwe verharding bedraagt ruim 36.000 m². Dit bestaat uit: de gebouwen (950 m²), verharding rondom gebouwen en rijlopers parkeren (2440 m²), toegangsweg (700 m²), fietsenstalling (230 m²), 3 hockey- en 10 tennisvelden (32.500 m²).

Gesteld: er wordt een profiel voor de berging aangelegd vergelijkbaar met het onderstaande profiel. Het deel A (plas-/ drasgebied) ligt zo diep mogelijk (dus boven de slootbodem) onder maaiveld. De slootbodem ligt ca 0,2m boven het peil van de Lage Vaart, deze valt immers droog. Het peil in de Lage Vaart is -6.20m, Het maaiveld ligt op ca -4.80m. Een drooglegging van 1.2 m wordt dan gehaald in het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3V04-vg01_0012.jpg"

figuur 12: waterprofiel

De compensatie aan oppervlaktewater bedraagt conform het beleid van het Waterschap in deze situatie 36.820 (oppervlak nieuwe verharding) x 5% = 1841 m².

Omdat er geen oppervlaktewater wordt gerealiseerd maar een verlaagd maaiveld, zal de profielbreedte (B), afhankelijk van de slootbreedte (S) iets groter moeten zijn dan die bij de realisatie van oppervlaktewater. In totaal is dan ca. 2500 m² aan berging noodzakelijk.

Vastgesteld is dat het hemelwater in de hockeyvelden op een bepaalde wijze zal infiltreren en dienaangaande niet zal behoren tot de toename nieuwe verharding. Er is dan minder berging dan 2500 m² noodzakelijk. Berekend is hoeveel m² er op de kaart gereserveerd zijn voor waterberging met het volgende resultaat: De mogelijke compensatie in de twee veelhoeken betreffen elk ca. 1900 m² dus als beide benut zouden worden is dat 3800 m². De droge sloot komt daar nog bij. De compensatiemogelijkheid daarvoor is ca. 150 m². De conclusie is dat één van die vlekken voldoende groot is, aangevuld met de sloot, zo'n 2000 m². De te compenseren oppervlakte voor hockey vervalt daarmee. Het tennisdeel is wel meegenomen in de oppervlakte. In het bestemmingsplan voor het totale gebied worden de andere plekken als reservering voor watercompensatie meegenomen. Er is dan wel meer waterberging dan noodzakelijk is, maar:

  • Het is al een laag gelegen gebied, met mogelijk veel bodemdaling waardoor de bestaande drooglegging veel kleiner wordt en dus de m² aan berging groter zal worden;
  • Wanneer de drainage van de hockeyvelden dusdanig snel werkt en de afvoer gelijk is aan verhard gebied zal er toch behoefte zijn aan meer berging.

5.10 Bodemkwaliteit

Historie

De bodem van het plangebied ligt op de bodem van de voormalige Zuiderzee. In de ondergrond komen voornamelijk pleistocene dekzanden voor die tijdens de laatste ijstijd (Weichselien) zijn afgezet als gevolg van verstuivingen en rivierafzettingen. Na de laatste ijstijd is tijdens het Holoceen (ca. 10.000 jaar geleden) een pakket slappe klei-, zavel- en veenlagen op het pleistoceen zandpakket afgezet. Hierna ontstond een zoetwatermeer dat eerst 'Flevo' heette maar in de Romeinse tijd de naam 'Aelmere' kreeg. Vanaf het begin van onze jaartelling veranderde het zoetwatermeer langzaan in de zoute 'Sudersee' waardoor lokale afzettingen nog steeds veel zout bevatten. Na de aanleg van de afsluitdijk in 1932 veranderde de Zuiderzee in het zoete 'IJselmeer'. In 1968 is de zuidelijke IJselmeerpolder drooggevallen, waarmee de voormalige zeebodem een landbodem werd. In 1974 is de eerste paal voor de bouw van Almere-Haven de grond in gegaan en vanaf dat moment is Almere ontwikkeld. In het verleden is bij de aanleg van de infrastructuur van de nieuwe polder en bij de ontginning van de polder op diverse locaties van de voormalige Rijksdienst IJsselmeer Polders bodemverontreiniging ontstaan; dit zijn voormalige wegwegen, landbouwschuren en/of tank- en onderhoudsplaatsen. Van dergelijke locaties is In het gebied Buitenhout geen sprake.

Bodemkwaliteit

In een klein gedeelte van het gebied Buitenhout is een milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek zijn in het grondwater licht verhoogde gehalten aangetroffen. Verhoogde concentraties van de generieke achtergrondwaarden in de grond en in het grondwater komen veelvuldig in Almere (net als in de rest van Nederland) voor en worden beschouwd als diffuse antropogene (door menselijk handelen veroorzaakte), dan wel natuurlijke achtergrondwaarden. Deze verhoogde concentraties leveren geen gevaar en/of bezwaar op voor de huidige of voorgenomen bestemmingen. Zij geven geen aanleiding tot nader onderzoek. Doordat in het gebied in het verleden nauwelijks menselijke activiteiten hebben plaatsgevonden is het niet waarschijnlijk dat de bodem in het gebied verontreinigingen bevat. Uit de bodemkwaliteitskaart van Almere blijkt dat voor zowel de kwaliteit van ontgraven grond (ontgravingskaart) als de toepassingseisen voor de toe te passen grond (toepassingskaart) de bodemkwaliteitsklasse 'Landbouw/ Natuur' van toepassing is. Uitgesloten hiervan zijn de tracè's en wegbermen van de oude polderwegen en N-wegen. Er is weinig reden aan te nemen dat de gronden in het plangebied niet geschikt is voor de beoogde bestemming. Naar verwachting zullen door het plan de bodemopbouw, bodemhoogte, bodemkwaliteit en gemiddelde grondwaterstanden in het gebied niet of nauwelijks wijzigen. Aangezien het in de nabijheid uitgevoerde bodemonderzoek echter een onvoldoende recent beeld geeft van de actuele bodemkwaliteit zal vóór functiewijzigingen naar een gevoeliger functie, vóór vergunningverlening, voor de bouw van verblijfsruimtes en vóór het uitvoeren van grondverzet een bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden. Mochten er verontreinigingen worden aangetroffen dan zal tot sanering moeten worden overgegaan. Ten aanzien van de geldigheid van bodemonderzoeken wordt door de gemeente Almere een termijn aangehouden van vijf jaar, tenzij een vermoeden bestaat van bodembedreigende activiteiten.

Besluit bodemkwaliteit

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) stelt regels voor het gebruik van steenachtige bouwstoffen, grond en baggerspecie die in contact kunnen komen met regenwater, grondwater of oppervlaktewater. Het gaat om onder meer asfalt, bitumineuze dakbedekkingen, baggerspecie, ophoogzand, grond, dakpannen, tegels, nieuwe bakstenen, heipalen, straatstenen, beton- en menggranulaat. In sommige gevallen moet de gebruiker die een bouwstof gebruikt dit melden aan het bevoegd gezag. Het bevoegde gezag beoordeelt de meldingen van eigenaren en opdrachtgevers van een werk over de toepassing van bouwstoffen. Ook ziet het bevoegd gezag toe op de naleving van het Besluit bodemkwaliteit.Hergebruik van vrijkomende grond en/of zand zou idealiter zo veel mogelijk binnen het gebied plaats moeten vinden. Over de hergebruiksmogelijkheden en voor nadere informatie over het Besluit bodemkwaliteit, de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan kan contact worden opgenomen met de bodemadviseurs van de Gemeente Almere.

5.11 Archeologie en cultuurhistorie

Ruim elfduizend jaar geleden, aan het einde van het Paleolithicum (Oude Steentijd), was Almere al bewoond. Het gebied van Almere bestond uit een glooiend zandlandschap waar doorheen de rivier de Eem stroomde. De Zuiderzee was lange tijd het economisch hart van Nederland. Op de Zuiderzee is zeker al in de Middeleeuwen gevaren, getuige de scheepswrakken, die ook in Almere zijn gevonden. In heel Flevoland zijn sinds de inpolderingcirca 450 scheepswrakken aangetroffen. Op 26 plekken zijn scheepsresten gevonden binnen de gemeente Almere. Deze resten liggen buiten het plangebied. Een groot deel van het gebied ligt rondom de oude Eemvallei. Almere Buiten en ook Buitenhout is archeologisch gezien nadrukkelijk in beeld. Dit betekent dat hiervoor onderzoeksplicht geldt ten aanzien van de te verwachten archeologische waarden. Vooralsnog is alleen het deelgebied waar de eerste fase van de sportvoorzieningen worden gerealiseerd onderzocht. Dit betreft in onderstaande kaartbeeld het rechthoekige gele deelgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3V04-vg01_0013.png"

Figuur 13: deel van de Archeologische Beleidskaart over Buitenhout

In de eerste fase van het onderzoek is gebleken dat zich in de ondergrond van het geplande Sportpark Buitenhout een oud landschap bevindt van een type dat nog niet eerder in Almere is ontdekt. Het betreft een krekensysteem waarvan de oevers mogelijk bewoonbaar waren in de Swifterbant-periode (4900-3500voor Chr.). Naar aanleiding van deze eerste resultaten is besloten om geen verdere kartering uit te voeren (2e fase onderzoek) maar om, in afwijking van de normale aanpak, verder onderzoek te doen naar het prehistorische landschap (vorming, datering en bewoningsmogelijkheden). Dit betekent dat de rapportage van fase één door het onderzoeksbureau is afgesloten en de opdracht is beëindigd. Voor het specialistische vervolgonderzoek wordt door bureau Archeologie en Monumentenzorg een nieuw programma van eisen gemaakt. Op basis van dat Programma van Eisen worden eind 2012 een beperkt aantal specialistische boringengezet. De resultaten van de specialistische boringen hebben geen ruimtelijke consequenties voor de inrichting van het sportpark. Voor wat betreft de archeologie is daarom volledige vrijheid gegeven bij de inrichting. Met de resultaten van de specialistische boringen is de archeologische waarde van het plangebied afdoende in kaart gebracht. De resultaten kunnen wel een rol spelen bij de aanpak van het archeologisch onderzoek in de toekomstige oostelijke uitbreiding van het sportpark ten behoeve van het voetbalcomplex.

5.12 Lichthinder

Voor het onderzoeken van de lichthinder als gevolg van de te plaatsen veldverlichting voor de verschillende sporten is een quickscan uitgevoegd (zie bijlage). Er is gebruik gemaakt van het 'IPO Instrument Lichthinder' waarmee de lichtvervuiling en donkertebescherming in kaart gebracht is. Dit instrument berekent de helderheid (ook wel luminantie genoemd), dat de hoeveelheid licht dat van de veldverlichting afkomst aangeeft én de verlichtingssterke. Dit laatste geeft aan hoeveel licht er op een oppevlakte valt.

Uitgangspunten zijn lichtmasten van zo'n 16 meter hoog, 8 per veld en de huidige stand der techniek wordt toegepast die zowel voor wedstrijden als trainingen geschikt is.Het plangebied is ingedeeld in een deel natuurgebied en een deel stedelijk gebied.

Uit het onderzoek blijkt dat nergens de grenswaarden worden overschreden. Dit betekent dat de veldverlichting voldoet aan de normen.

5.13 Beheer

Het beheer van het plangebied wordt tot op heden uitgevoerd door Staatsbosbeheer. Gebruikelijk is dat een sportpark beheerd wordt in opdracht van het sportbedrijf door de dienst Stadsbeheer. Voor het beheer van het gebied is het van belang dat specifieke aandacht is voor de sociale veiligheid. Daarbij dient echter ook rekening gehouden te worden met de ecologische waarden in het gebied. Te strak beheer beperkt de leefmogelijkheden van planten en dieren. Het benodigde budget voor het beheer van het gebied is afhankelijk van de specifieke beheerafspraken voor het gebied. Vanuit het Sportbedrijf is een budget beschikbaar gebaseerd op feitelijke sportruimte. Dit zal echter ontoereikend zijn om een groter gebied dan het sportpark te onderhouden. De feitelijke beheerafspraken worden daarom vastgelegd in een apart beheer- en exploitatieplan.

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Planning en fasering

De aanleg en ontwikkeling van het sportpark verloopt in twee hoofdfasen.

Eerste fase

De eerste fase is de realisatie van de hockeyvelden en het bijbehorende clubaccommodatie. Dit ontwikkelingsplan is hiervoor het ruimtelijke kader en vormt tevens de basis voor het bestemmingsplan voor het sportpark. De oplevering van de hockeyvelden staat gepland in augustus 2014.
Gelijktijdig wordt ook de Trekweg opgewaardeerd vanaf de rotonde Buitenhoutsedreef tot aan de bestaande openbare parkeerplaatsen halverwege het sportpark. De aanleg van het watersysteem beperkt zich in deze fase tot afwatering op de bestaande waterlopen, het waterreservoir en de noodzakelijke ingrepen voor de benodigde waterkwaliteit (doorstroming, leggen van verbindingen).

Tweede fase

De tweede fase betreft de realisering van de voetbalvelden. Hiervoor dient in ieder geval nog het benodigde archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. De voetbalvelden worden in 2020 opgeleverd. Voorbereiding start minimaal twee jaar eerder. Met de realisatie van de voetbalvelden wordt het tweede deel van de Trekweg opgewaardeerd. Deze loopt van de openbare parkeerplaatsen halverwege het sportpark tot aan de fietsverbinding ter hoogte van de Tuibrug over de Lage Vaart. Met de realisatie van de voetbalvelden wordt ook het totale benodigde watersysteem aangelegd ten noorden van het sportpark. De tennisbanen worden op langere termijn (2025) gerealiseerd naast de hockeyaccommodatie. Overige voorzieningen (verbinding en watersysteem) zijn dan op orde.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Dit ontwikkelingsplan vormt de basis voor een kosten- en batenanalyse voor 3V sportpark Buitenhout. Hierin is onder andere opgenomen de hoeveelheid uitgeefbaar terrein en de te realiseren werkzaamheden welke van belang zijn voor afwatering en ontsluiting.

Het opstellen van een exploitatieplan is niet nodig, omdat het kostenverhaal op een andere wijze is verzekerd. De gronden zijn grotendeels in handen van Staatsbosbeheer. Een klein deel (Trekweg) is van de gemeente. Met Staatsbosbeheer is een erfpachtovereenkomst gesloten om de gronden te mogen gebruiken voor sport. De kosten voor de aanleg van de sportvoorzieningen, de toegangswegen, parkeerplaatsen en de verbreding van de Trekweg worden betaald uit daarvoor beschikbare budgetten van de gemeente. Kostenverhaal op andere partijen is derhalve niet aan de orde. De economische uitvoerbaarheid is daarmee anderszins verzekerd.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Algemeen

Het ontwikkelingsplan is tot stand gekomen in samenwerking met verschillende gemeentelijke afdelingenen diensten. De wensen van de huidige en toekomstige gebruikers van het park zijn zoveel mogelijk meegenomenin het plan. Gelijktijdig met het besluitvormingsproces wordt ook gecommuniceerd naar belanghebbenden. Staatsbosbeheeris als eigenaar van een groot deel van het gebied betrokken bij het proces. Bij de verdere uitwerking van het ontwikkelingsplan wordt per fase gecommuniceerd over de te realiseren(sport)voorzieningen.

Inspraak

Inspraak wordt niet gehouden voor dit bestemmingsplan, omdat er mogelijkheden zijn om zienswijzen in te dienen. Bovendien is dit nieuwe bestemmingsplan dat een sportpark mogelijk maakt in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan én liggen de dichtsbijzijnde woningen op ruim 200 meter afstand. En tussen het sportpark en die woningen ligt de Lage Vaart, een hoogspanningsverbinding en landbouwakkers. Onevenredige overlast voor omwonenden en dus reacties worden niet verwacht.

Vooroverleg ex artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening

Het gemeentebestuur overlegt bij de voorbereiding van een bestemmingsplan met betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Ook andere instanties kunnen bij het vooroverleg worden betrokken. Dit bestemmingsplan is in dit kader op 20 december 2012 per e-mail verzonden naar de volgende instanties:

1. Waterschap Zuiderzeeland

2. Tennet

3. Staatsbosbeheer

4. Provincie Flevoaland

5. Brandweer Flevoland

Van het Waterschap, Tennet en de Brandweer is een reactie ontvangen. Hieronder zijn deze samengevat weergegeven en van een antwoord voorzien.

Ad 1. Waterschap

      • a. de provincie is eigenaar van de Lage Vaart. Het regelen van onderhoudsstroken via het bestemmingsplan is niet nodig. Wellicht is het nodig te regelen dat boten te water gelaten kunnen worden.
      • b. Het Waterschap wil graag dat geregeld wordt dat het realiseren van bouwwerken (zoals lichtmasten of schuttingen) in de bestemming `water´ niet wordt toegestaan. Dit kunnen obstakels vormen voor boten.
      • c. Met betrekking tot de verantwoordelijkheid voor de aanleg van natuurvriendelijke oevers langs de Lage Vaart staan er onjuistheden in de toelichting.

Reactie gemeente:

Ad a. Het bestemmingsplan regelt niet het toestaan of gebruik van onderhoudsstroken ten behoeve van water. Dit wordt al afdoende geregeld in de Keur. Een tewaterlaatplaats voor boten is mogelijk in het bestemmingsplan en wordt dus ook niet afzonderlijk geregeld.

Ad b. De regels met betrekking tot de bestemming ´water´ worden op grond hiervan aangepast.

Ad c. De toelichting is in nader overleg met het Waterschap aangepast. Het waterschap is hiermee akkoord.

ad 2. Tennet

Tennet transporteert elektriciteit en beheert het bijbehorend netwerk. In dit bestemmingsplan is een bovengrondse hoogspanningsverbinding gelegen van 380Kv. Naar aanleiding hiervan reageert Tennet.

a. De bestemmingen 'recreatie' en 'sport' binnen de 72 meter belemmerde strook van de hoogspanningsverbinding baren Tennet zorg. Hoe wordt dit praktisch ingevuld? Tennet zou graag een bestemming 'groen' willen voor deze gronden. Het mogelijk maken dat de gronden worden gebruikt door verhoogde mensenconcentraties is niet wenselijk omdat Tennet ruimte nodig heeft voor onderhoud, veiligheid en er een risico is dat er ijs of andere verontreinigingen naar beneden vallen.

b. inrichtingsplannen worden door Tennet getoetst op brandrisico's. Verzoek is om het inrichtingsplan daarom met Tennet te bespreken.

c. De toegestane bouwhoogte in het ontwerpbestemmingsplan voor hoogspanningsmasten bedraagt 36 meter. De hoogste mast is echter bijna 60 meter. Verzoek om dit aan te passen.

d. In de regels ontbreekt een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren of aanleggen van werken. Een dergelijk stelsel waarborgt betere bescherming van het hoogspanningsnet tegen omgevingsaspecten die van invloed kunnen zijn op de betrouwbare levering van energie. Uit praktijk blijkt ook dat bij het uitvoeren van werkzaamheden nogal eens de veiligheid een rol speelt. Het verzoek is om een dergelijk stelsel op te nemen.

Reactie gemeente:

ad a. In het vigerende bestemmingsplan uit 1983 was het plangebied al voor recreatiedoeleinden bestemd, namelijk 'uit te werken recreatiedoeleinden'. In dit nieuwe bestemmingsplan wordt dit nader uitgewerkt. In het bestemmingsplan uit 1983 was ook de hoogspanningsverbinding al bestemd. In dit geval bestemmen we in feite de huidig, geldende situatie. Daarnaast hebben wij de 72 meter zone medebestemd voor 'Leiding-hoogspanningsverbinding' en de 140-meter zone aangeduid als 'Veiligheidszone-leiding'. Met het vastleggen van deze bestemming en aanduiding met bijbehorende, beschermende en beperkende regels zijn de belangen van Tennet voldoende gewaarborgd. Een bestemming 'groen' achten wij gezien de huidige, geldende recreatieve bestemming en het ontwikkelingsplan niet wenselijk. Immers, het gebied is bestemd voor recreatie en niet voor groen. Dit past niet in onze plannen voor dit gebied om de omwonenden een plek te geven waar ze kunnen recreëren. De verblijftijd van recreanten is in vergelijking met andere, permanente functies als wonen of bedrijf kort. Daarmee achten wij deze bestemming niet in strijd met de belangen van Tennet met betrekking tot de Hoogspanningsverbinding.

ad b. op dit moment is er nog geen inrichtingsplan aanwezig. Zodra dit er is, zal dit aan Tennet worden voorgelegd. Overigens is dit punt in het kader van het bestemmingsplan niet relevant.

ad c. De bouwhoogte passen wij aan naar 60 meter.

ad d. Wij passen de regels op dit punt aan met betrekking tot de 72 meter zone.

ad 5. Brandweer Flevoland

De brandweer geeft aan het conceptplan te hebben beoordeeld conform het BEVI, artikel 13 lid 3. a. De geringe invloed van de risicobronnen en de mate van zelfredzaamheid maken het niet nodig nadere veiligheidsmaatregelen te adviseren inzake risicobeheersing

b. Binnen of nabij de 36 meterzone aan weerszijden van het hoogspanningstracé is mogelijk gevaar met de hoogspanning bij het inzetten van bestrijdings- en hulpverleningsmiddelen. Reclamant adviseert in de verdere inrichting rekening te houden met voldoende opstelplaatsen buiten de 36 meterzone.

Reactie gemeente

ad a. Wij nemen dit voor kennisgeving aan.

ad b. Het bestemmingsplan regelt niet de situering van opstelplaatsen. Daarom is dit punt niet relevant.

Zienswijze

Het bestemmingsplan is gedurende een periode van zes weken als ontwerp ter inzage gelegd. Op het ontwerp kon iedereen schriftelijk of mondeling een zienswijze indienen. Gedurende de terinzagelegging van 18 maart tot en met 29 april 2013 zijn 95 zienswijzen ingediend. De samenvatting en beantwoording van deze zienswijzen is opgenomen in 'Nota zienswijzen'. In deze nota staat ook welke (ambtshalve) wijzigingen zijn aangebracht in het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan.

Bijlagen

Bijlage 1 Onderzoek Ecologie

Ecologie

Beschermde soorten Flora en Faunawet

- Vaatplanten: In het plangebied zijn alleen exemplaren van de Brede Wespenorchis aangetroffen. Dit beeld wordt bevestigd door de NDFF.

- Vissen: Binnen het plangebied is alleen Rivierdonderpad aangetroffen aan de oevers van de Lage Vaart. De NDFF geeft voor het gebied geen waarnemingen van beschermde vissen.

- Amfibieën: Binnen het plangebied zijn in de watergangen diverse algemene amfibieën aangetroffen, namelijk de kleine watersalamander, gewone pad, bruine kikker en bastaardkikker. Dit zijn allemaal licht beschermde soorten (tabel 1). De zwaarder beschermde rugstreeppad is niet aanwezig in het plangebied. De aanwezigheid van andere zwaarder beschermde soorten kan op basis van habitatgeschiktheid en verspreidingsgegevens worden uitgesloten. De NDFF geeft voor het gebied tevens geen waarnemingen van zwaarder beschermde soorten.

- Reptielen: Binnen het plangebied zijn geen ringslangen aangetroffen. De aanwezigheid van andere zwaarder beschermde soorten kan op basis van habitatgeschiktheid en verspreidingsgegevens worden uitgesloten. Dit komt overeen met de data uit de NDFF.

- Zoogdieren: Binnen het plangebied komen meerdere soorten algemene grondgebonden zoogdieren voor als konijn, mol, spits- woel- en ware muizen, wezel, egel en vos. Allen zijn licht beschermde soorten (tabel 1).

- Bevers: In opdracht van de gemeente telt Landschapsbeheer Flevoland al enige jaren de bevers in en rond de stad. Langs de Lage Vaart worden al langere tijd beversporen (met name vraat) aangetroffen. Begin 2012 werd een beverburcht bekend nabij de Duwweg. Gezien de nog steeds voortdurende expansie van het areaal en het huidige voorkomen in en rond Almere is het wel mogelijk dat de soort zich in de nabije toekomst ook elders nog zal weten te vestigen langs de Lage Vaart.

- Vleermuizen: Het gebied is in 2011 geïnventariseerd op de aanwezigheid van vleermuizen. Het plangebied wordt gebruikt als foerageergebied door een aantal soorten vleermuizen, namelijk de Meervleermuis en Watervleermuis (beide Lage Vaart ter hoogte van de Meridiaan Almere-Buiten), Ruige dwergvleermuis, gewone dwergvleermuis (beide gehele Lage Vaart en bosgebied) en Laatvlieger (gehele Lage Vaart). De gewone dwergvleermuis, laatvlieger, meervleermuis en watervleermuis zijn gebouwbewoner, waarvan geen verblijfplaatsen binnen het plangebied bekend zijn. De watervleermuis heeft verder zijn verblijfplaatsen in bomen, maar waarschijnlijk zijn er geen geschikte bomen in het plangebied aanwezig. De bomen in het plangebied zijn namelijk relatief jong en bevatten geen grote holtes. Voor de ruige dwergvleermuis kan worden aangenomen dat in ieder bos in Flevoland (balts)verblijfplaatsen in bomen aanwezig zijn en dus ook in stadsbossen en parken, omdat deze soort slechts zeer kleine holtes nodig heeft. De verblijfplaatsen van alle vleermuissoorten en de functionele omgeving ervan zijn zwaar beschermd (tabel 3/ bijlage IV Habitatrichtlijn). Inventarisaties van soorten uit bijlage IV van de Habitatrichtlijn hebben een geldigheid van drie jaar. Het onderzoek naar de aanwezigheid van foerageergebied en migratieroutes stamt uit 2011 en is daarmee van recente datum.

- Vogels: Tijdens het broedseizoen zijn vele soorten broedvogels in het plangebied aanwezig. De belangrijke structuren voor deze vogels zijn de bossen en de bosschages. Bij de genoemde inventarisatie uit 2011 is een selectie van soorten gekarteerd, namelijk die soorten die (in min of meerdere mate) afhankelijk zijn van vaste broedplaatsen (mogelijk jaarrond beschermde nesten). Binnen het plangebied bevinden zich nesten/territoria van Sperwer (1), buizerd (3), Torenvalk (1, in een oud kraaiennest in Hoogspanningsmast), Ransuil (1), Boerenzwaluw (5, Manege), Grauwe Vliegenvanger (2), Boomkruiper (9). beschermd. De nesten van buizerd, ransuil en sperwer zijn jaarrond beschermd. Andere soorten met jaarrond beschermde nesten zijn niet aangetroffen in de omgeving. Wel zijn er meerdere soorten uit categorie 5 (niet jaarrond beschermd, inventarisatie wel gewenst) aanwezig. Dit zijn de torenvalk, boerenzwaluw, koolmees, pimpelmees en boomkruiper. De populatiegrootte en -ontwikkeling van deze soorten in en rond Almere is van dien aard dat duurzame instandhouding gegarandeerd is. Een verdere inventarisatie is daarom niet noodzakelijk.

Boswet

Bij het kappen van bomen die vallen onder het regime van de Boswet dient een melding te worden gedaan. Bovendien is hierbij sprake van een herplantplicht. Onder de Boswet vallen alle houtopstanden die groter zijn dan 10 are of, als het een rijbeplanting betreft, uit meer dan 20 bomen bestaan en die zich buiten de bebouwde kom inzake de Boswet bevinden. Voor de beoogde ontwikkelingen is het niet nodig houtopstanden te vellen. Mogelijk zal het oppervlakte houtopstanden zelfs toenemen door de inrichting van een sportterrein.