direct naar inhoud van Regels
Plan: Sportpark Buitenhout
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP3V04-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.2 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.3 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.4 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.5 bebouwingspercentage

een in dit plan genoemd percentage dat het gedeelte van het bouwperceel aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.6 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.7 bestaand
  • a. bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
  • b. bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod.
1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0034.BP3V04-vg01- met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.12 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.13 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van kelders, onderbouwen en zolders, mits de hoogte ergens minimaal 1.50 m bedraagt.

1.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.15 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.16 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.17 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.18 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover een bestemmingsplan van toepassing is de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.19 erfbebouwing

functioneel met een hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en door zijn ligging, constructie en afmetingen daaraan ondergeschikt, op de grond staande gebouwen of andere overdekte bouwwerken. Hieronder vallen aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.

1.20 erker

een ondergeschikt op de begane grond gelegen uitbouw van één bouwlaag aan de voorgevel van het hoofdgebouw.

1.21 gebied met mogelijk archeologische waarde

gebied waar naar verwachting terreinen met behoudenswaardige oudheidkundige resten van (inter)nationaal belang voorkomen, maar waar deze nog niet zijn vastgesteld.

1.22 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.23 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.24 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.25 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken.

1.26 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.27 kunstwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.28 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.29 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.

1.30 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie en voorzieningen voor stadsverwarming.

1.31 ondergeschikte horeca

een horecavoorziening binnen een andere hoofdbestemming of functie dan horeca, ten behoeve van en ondergeschikt aan die andere bestemming/ functie voor de consumptie van dranken en etenswaren, in oppervlakte maximaal 20% van het bedrijfsvloeroppervlak en/of maximaal 20% van de totale omzet.

1.32 peil
  • a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld.
1.33 plan

het bestemmingsplan Sportpark Buitenhout van de gemeente Almere met identificatienummer NL.IMRO.0034.BP3V04-vg01.

1.34 platte afdekking

een (min of meer) horizontaal vlak ter afdekking van een gebouw dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw beslaat.

1.35 reclameobjecten

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of onderdelen van bouwwerken ten behoeve van reclamedoeleinden, zoals aankondigingborden, mupi's (reclameborden), billboards, reclame aan lichtmasten, gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen, tweevlaksborden.

1.36 recreatieve voorzieningen

gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding, met uitzondering van seksinrichtingen, detailhandelsbedrijven en horecabedrijven.

1.37 risicovolle inrichting

een inrichting als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, zoals dat geldt ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.

1.38 stadslandbouw

een vorm van recreatie waarbij burgers planten groenten of fruiten kunnen laten groeien

1.39 straatmeubilair

kleinschalige bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals verkeergeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, prullenbakken, speeltoestellen en reclameobjecten, alsmede telefooncellen, abri's.

1.40 zolder

de bovenste verdieping van een gebouw die is afgedekt met hellende daken.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf-nutsvoorziening

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf-nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorziening

met de daarbij behorende

  • b. parkeervoorzieningen, toegangspaden, in- en uitritten en reclameobjecten;
  • c. groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. overige functioneel met de bestemming 'Bedrijf-nutsvoorziening' verbonden voorzieningen;

met dien verstande dat

  • e. voor zover deze gronden tevens zijn aangewezen voor 'Waarde-Archeologie 1', ze mede bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse te verwachten archeologische waarden en het bepaalde in artikel 10 van toepassing is.
3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

ten aanzien van gebouwen geldt dat:

  • a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  • c. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 m;
  • d. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
  • e. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m.

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos;
  • b. bosbeleving, waaronder speel-, educatieve- en culturele voorzieningen;
  • c. natuurontwikkeling;
  • d. ondergeschikte grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • e. dagrecreatie en kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • f. houtproductie;
  • g. waterberging;

met de daarbij behorende

  • h. verhardingen, ruiter-, voet- en fietspaden,
  • i. ontsluitingswegen,
  • j. kunstwerken en kunstobjecten,
  • k. parkeervoorzieningen,
  • l. waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen,
  • m. overige functioneel met de bestemming Bos' verbonden voorzieningen;

met dien verstande dat

  • n. voor zover deze gronden tevens zijn aangewezen voor 'Waarde-Archeologie 1', ze mede bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse te verwachten archeologische waarden en het bepaalde in artikel 10 van toepassing is.
4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. erf- en terreinafscheidingen grenzend aan de openbare weg: bouwhoogte maximaal 1 m;
  • b. overige erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 m;
  • c. speelvoorzieningen en overig straatmeubilair: bouwhoogte maximaal 4,5 m;
  • d. lichtmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  • e. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
  • f. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, oppervlakte maximaal 10 m2;
  • g. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m.

Artikel 5 Recreatie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende

  • d. parkeervoorzieningen, toegangspaden, in- en uitritten en reclameobjecten;
  • e. groenvoorzieningen en water;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. overige functioneel met de bestemming 'Recreatie' verbonden voorzieningen.

met dien verstande dat

  • h. voor zover deze gronden tevens zijn aangewezen voor 'Waarde-Archeologie 1', ze mede bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse te verwachten archeologische waarden en het bepaalde in artikel 10 van toepassing is.
5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  • i. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel: bouwhoogte maximaal 1 m;
  • j. overige erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 m;
  • k. lichtmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  • l. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
  • m. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, (oppervlakte maximaal 10 m2);
  • n. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  • o. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m.

Artikel 6 Sport

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen;

met de daarbij behorende

  • b. sportvelden;
  • c. lichtmasten ten behoeve van veldverlichting;
  • d. parkeervoorzieningen, wegen, toegangspaden, in- en uitritten en reclameobjecten;
  • e. groenvoorzieningen en water;
  • f. speel- en nutsvoorzieningen;
  • g. straatmeubiliar, kunstwerken en kunstobjecten;
  • h. ondergeschikte horecavoorzieningen
  • i. overige functioneel met de bestemming 'Sport' verbonden voorzieningen.

met dien verstande dat

  • j. voor zover deze gronden tevens zijn aangewezen voor 'Waarde-Archeologie 1', ze mede bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse te verwachten archeologische waarden en het bepaalde in artikel 10 van toepassing is;
  • k. een motorcrossbaan niet is toegestaan.
6.2 Bouwregels

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

ten aanzien van gebouwen geldt dat:

  • a. maximaal drie hoofdgebouwen zijn toegestaan;
  • b. de maximaal toegestane oppervlakte van een hoofdgebouw bedraagt 1000 m²;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
  • d. bij elk hoofdgebouw is erfbebouwing toegestaan tot een maximale oppervlakte van 25 m² en een hoogte van 3 m.

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  • e. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 m;
  • f. lichtmasten ten behoeve van veldverlichting: bouwhoogte maximaal 16 m; overige lichtmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  • g. ballenvangers: bouwhoogte maximaal 9 m;
  • h. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
  • i. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, (oppervlakte maximaal 10 m2);
  • j. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  • k. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen: bouwhoogte maximaal de toegestane bouwhoogte van gebouwen op het betreffende bouwperceel (+ 1m); oppervlakte maximaal 5 m2;
  • l. overige reclameobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m; (oppervlakte maximaal 10 m2);
  • m. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 onder b ten behoeve van het vergroten van de toegestane oppervlakte van een hoofdgebouw met maximaal 10%.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, busbanen, fiets- en voetpaden;
  • b. parkeerplaatsen, haltevoorzieningen, bermen, geluidwerende voorzieningen, reclameobjecten en beplantingen;
  • c. overige functioneel met de bestemming 'Verkeer' verbonden voorzieningen.

met dien verstande dat

  • d. voor zover deze gronden tevens zijn aangewezen voor 'Waarde-Archeologie 1', ze mede bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse te verwachten archeologische waarden en het bepaalde in artikel 10 van toepassing is.
7.2 Bouwregels

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

  • a. lichtmasten, bewegwijzeringsportalen en verkeerslichten, bouwhoogte 9 m;
  • b. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, bouwhoogte 15 m;
  • c. straatmeubilair, bouwhoogte 6 m;
  • d. kunstobjecten, bouwhoogte 6 m, (oppervlakte 10 m2) ;
  • e. geluidwerende voorzieningen, bouwhoogte 3 m;
  • f. reclameobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m; (oppervlakte maximaal 10 m2);
  • g. erf- en terreinafscheidingen, bouwhoogte 2 m;
  • h. geluidscherm: bouwhoogte maximaal 3 m;
  • i. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, bouwhoogte 3 m.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. (natuurvriendelijke) oevers;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. voet- en fietsbruggen;
  • e. steigers;
  • f. (extensief) recreatief medegebruik
  • g. overige functioneel met de bestemming 'Water' verbonden voorzieningen;

met dien verstande dat

  • h. voor zover deze gronden tevens zijn aangewezen voor 'Waarde-Archeologie 1', ze mede bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse te verwachten archeologische waarden en het bepaalde in artikel 10 van toepassing is.
8.2 Bouwregels

Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte 10 meter is.

Artikel 9 Leiding-Hoogspanningsverbinding

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding-Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport van elektriciteit door een bovengrondse hoogspanningsverbinding van 380 Kv (Kilovolt) met aan weerszijden een veiligheidszone 36 meter, gemeten vanuit het hart van de leiding.

met dien verstande dat:

voor zover deze gronden tevens zijn aangewezen voor 'Waarde-Archeologie 1', ze mede bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse te verwachten archeologische waarden en het bepaalde in artikel 10 van toepassing is.

9.2 Bouwregels

Op de als Leiding-Hoogspanningsverbinding bestemde gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de doeleinden in lid 9.1 gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m waarbij de hoogte van de hoogspanningsmasten niet meer dan 60 m mag bedragen.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken beheerder van de hoogspanningsverbinding.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding-Hoogspanningsverbinding' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren:
    • 1. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
    • 2. het aanleggen van watergangen en -partijen;
    • 3. het wijzigen van het maaiveldniveau;
    • 4. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting;
    • 5. het leggen van kabels en leidingen;
    • 6. het plaatsen van onroerende objecten, geen bebouwing zijnde, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  • b. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken beheerder van de hoogspanningsverbinding.
  • c. Het in lid 9.4 onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden;
    • 1. die reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
    • 2. die het normale onderhoud ten aanzien van de hoogspanningsverbinding en de belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere daar voorkomende bestemming(en) betreffen;
    • 3. die graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Leiding-Hoogspanningsverbinding' uit het plan wordt verwijderd, indien het leidingtransport voor hoogspanning ter plaatse is beëindigd.

Artikel 10 Waarde-Archeologie 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse te verwachten archeologische waarden.

10.2 Bouwregels
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde-Archeologie 1' bouwwerken te bouwen.
  • b. Het in lid a bedoelde verbod is niet van toepassing op:
    • 1. die delen van de gronden die reeds bebouwd zijn of zijn geweest met onderheide bouwwerken;
    • 2. bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte kleiner dan 100 m².
10.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 10.2 bedoelde verbod voor bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte groter dan 100 m².
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
    • 1. De archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    • 2. Er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 3. De archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  • c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het doen van opgravingen; en/of
    • 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; en/of
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
  • d. De opgravingen en/of de te treffen maatregelen en/of de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door burgemeester en wethouders bij de ontheffing te stellen kwalificaties en eisen.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde-Archeologie 1', zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. Het ophogen van de bodem;
    • 2. Het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
    • 3. Het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, woelen, mengen, diepploegen;
    • 4. Het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;
    • 5. Het beplanten en het aanleggen van bos of boomgaard;
    • 6. Het wijzigen van het waterpeil;
    • 7. Het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 8. Het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    • 9. Het graven, verbreden en dempen van grachten, vijvers en andere wateren.
  • b. Het verbod als bedoeld in lid 10.4 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. Het normale onderhoud van de gronden betreffen;
    • 2. Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 3. Mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
    • 4. Betrekking hebben op een oppervlakte kleiner dan 100 m²;
    • 5. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
  • c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
    • 1. De archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    • 2. Er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 3. De archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  • d. Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden gekoppeld:
    • 1. de verplichting tot het doen van opgravingen; en/of
    • 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; en/of
    • 3. de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
  • e. De opgravingen en/of de te treffen maatregelen en/of de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:

  • a. De bestemming 'Waarde-Archeologie 1' wordt verwijderd, indien er op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie geen archeologische waarden zijn vastgesteld;
  • b. De bestemming 'Waarde-Archeologie 1' wordt veranderd in de bestemming 'Waarde-Archeologie 2' en/of 'Waarde-Archeologie 3', voor gronden waar door middel van archeologisch onderzoek dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie een of meer archeologisch waardevolle terreinen zijn vastgesteld.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Ondergeschikte bouwonderdelen op daken van gebouwen

Bouwwerken op het dak van een gebouw, zoals installatiecontainers, centrale verwarmings- en luchtbehandelinginstallaties, liftschachten, hekwerken en soortgelijke bouwwerken om installaties uit het zicht te houden worden niet meegerekend bij de bepaling van de hoogte van het gebouw, als zijnde ondergeschikt, mits:

  • a. de hoogte van de bouwwerken vanaf het dak gemeten maximaal 3,5 meter bedraagt, en
  • b. de oppervlakte van deze bouwwerken maximaal 1/3 bedraagt van het grondoppervlak van het gebouw.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

13.1 Parkeren

a. Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto's in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat:

1. de juiste mate van ruimte wordt bepaald met behulp van de parkeernormen zoals die zijn opgenomen in de Lijst van parkeernomen bijlage 1, behorende bij deze regels;

2. de in lid a bedoelde ruimten voor het parkeren van auto's moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's.;

13.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 14.1 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

14.1 Veiligheidszone - leiding

a. Ter plaatse van de aanduiding "Veiligheidszone - leiding" (indicatieve zone) zijn geen scholen, crèches, kinderopvangplaatsen toegestaan.

b. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt ter plaatse van deze aanduiding in ieder geval begrepen het gebruik van bouwwerken die strekken tot langdurig verblijf van kinderen jonger dan 16 jaar, zoals woningen, clubhuizen, scholen, crèches en kinderopvang.

14.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'Veiligheidszone - leiding' uit het plan wordt verwijderd, indien het leidingtransport voor hoogspanning ter plaatse is beëindigd.

Artikel 15 Algemene afwijkingssregels

15.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen- tenzij op grond van hoofdstuk 2 ter zake reeds kan worden afgeweken - afwijken van de bepalingen van het plan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3.00 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het oprichten van ondergrondse pompgemalen ten behoeve van riooltransportleidingen;
  • d. het bouwen van gebouwen voor nutsvoorzieningen met een lagere bouwhoogte en/of een lager bebouwingspercentage dan op grond van de bepalingen van het plan minimaal is voorgeschreven.
15.2 Voorwaarden voor de afwijking

Er wordt niet afgeweken van de bepalingen van het plan, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 16 Algemene wijzigingsregels

16.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde in artkel 3.6 van de Wet op de ruimtelijke ordening, bevoegd om de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen, voorzover zulks van belang is voor een bouwkundige danwel stedenbouwkundige betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein waarbij het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot;

16.2 Lijst van parkeernormen

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde in artkel 3.6 van de Wet op de ruimtelijke ordening, bevoegd om de Lijst van parkeernormen te wijzigen in die zin dat de in de Lijst van parkeernormen opgenomen functies met de daarbij behorende parkeernormen kunnen worden gewijzigd, indien ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht bouwwerken

17.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
17.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

17.3 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 18 Overgangsrecht gebruik

18.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

18.2 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

18.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

18.4 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Sportpark Buitenhout.

 

vastgesteld door de raad van de gemeente Almere op 16 januari 2014

de griffier, de voorzitter,

Bijlagen

Bijlage 1 Lijst van parkeernormen

De parkeernormen in deze lijst zijn gebaseerd op de parkeerkengetallen volgens de uitgave 'Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom' (ASVV) uit 2004 van de Stichting Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (Stichting CROW) te Ede (tel. 0318-62 04 10). De volgende minimale normen, uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, zitplaats, baan dan wel brutovloeroppervlak (afgekort: b.v.o.) zijn van toepassing:

bedrijfsverzamelgebouw   3,0 parkeerplaatsen per 100 m2 b.v.o.  
arbeidsextensieve/bezoekersexternsieve bedrijven (loods, opslag, groothandel)   1,0 parkeerplaats per 100 m2 b.v.o.  
arbeidsintensieve/bezoekersextensieve bedrijven (productiebedrijf, garagebedrijf, laboratorium)   2,5 parkeerplaatsen per 100 m2 b.v.o.  
kantoor met baliefunctie   2,7 parkeerplaatsen per 100 m2 b.v.o.  
kantoor zonder baliefunctie   1,0 parkeerplaats per 50 m2 b.v.o.  
perifere detailhandel   2,5 parkeerplaatsen per 100 m2 b.v.o.  
showroom (auto's, boten, bouwmateriaal etc.)   1,4 parkeerplaatsen per 100 m2 b.v.o.  
sportschool, dansstudio, yogastudio   4,0 parkeerplaatsen per 100 m2 b.v.o.  
sexclub/wellness   5,0 parkeerplaatsen per 100 m2 b.v.o.  
kerk, religieuze instelling   0,2 parkeerplaatsen per zitplaats  
(bedrijfs)woningen (parkeren op eigen erf)   2,0 parkeerplaatsen per woning  
kleine (gewone) detailhandel   3,3 parkeerplaatsen per 100 m2 b.v.o.  
commerciële dientstverlening (tandarts, therapeut, dierenarts)   2,7 parkeerplaatsen per 100 m2 b.v.o.  
tennisclub   3,0 parkeerplaatsen per baan