direct naar inhoud van 5.6 Milieuaspecten
Plan: Markerkant 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP2T05-vg02

5.6 Milieuaspecten

5.6.1 Geluid

Wegverkeerslawaai

Sommige objecten/functies zijn volgens de Wet geluidhinder niet als geluidsgevoelig aan te merken. Op grond van jurisprudentie dan wel vanuit algemeen gebruikelijke toetsingskaders kunnen deze wel als zodanig worden behandeld. Dit geldt m.n. voor functies waarbij geluidsgevoelige ruimtes aanwezig zullen zijn (b.v. slaapkamers, leslokalen e.d.), doch het object als geheel niet valt onder één van de definities voor 'geluidsgevoelige bestemmingen/objecten' als bedoeld in de Wet geluidhinder en bijbehorende besluiten.

Spoorweglawaai

Volgens onderstaande kaart is de spoorlijn van Almere opgedeeld in 3 trajecten:
afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2T05-vg02_0021.jpg"

Toetsingsgebied Traject 355-356: 600 meter aan weerszijde van het spoor anno 2009
Toetsingsgebied Traject 357 : 500 meter aan weerszijde van het spoor anno 2009

Voor het plangebied is traject 355-356 (600 meter) van toepassing. Het gebied valt nu deels binnen het toetsingsgebied van het spoor (zie figuur in hoofdstuk 3.6.1 onder 'spoorweglawaai'). De huidige ontwikkelingen t.a.v. de spoorverdubbeling zijn nu actueel. Binnen het toetsingsgebied voor spoorweglawaai worden geen nieuwe geluidsgevoelige objecten toegelaten dan wel gerealiseerd.

Industrielawaai

In het akoestisch onderzoek (Akoestisch Ondezoek Markerkant WKC-terrein Geluidzonering, september 2003 opgesteld door DSA, Team Onderzoek en Advies rapportnr. R027/TT) zijn opgenomen de WKC (vergunning uit 1997 en een melding ten behoeve van een 3e hulpketel uit 1999) en het onderstation (vergunning 1995). Dit akoestisch onderzoek heeft geresulteerd in een nieuw (i.c. geactualiseerd) zonevoorstel. De nieuwe zonegrens van dit voorstel ligt iets ruimer dan de zonegrens uit 1986. Hierdoor past de extra benodigde geluidsruimte, zoals opgenomen in de vigerende vergunning van de WKC, binnen de zonegrens zoals die in onderhavig bestemmingsplan is opgenomen. Daar er geen geluidgevoelige bestemmingen zijn gelegen binnen de nieuwe zonegrens, levert het geen nadelige gevolgen op.

De zone van de HWC is ongewijzigd en komt derhalve overeen met de reeds vastgestelde zone uit 1986.

De beide zones zijn op de plankaart opgenomen.

Voor de bedrijventerreinen anders dan waarop de HWC en de WKC zijn gevestigd, is een bepaling opgenomen waarin staat dat het niet is toegestaan een bedrijf te vestigen of in werking te hebben dat valt onder een van de categorieën van bedrijven zoals genomen in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit van de Wet milieubeheer.

5.6.2 Lucht

De 'Wet luchtkwaliteit' (2007) bevat een gebiedsgerichte aanpak via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit ( NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Met name doordat projecten waarvan vastgesteld is dat deze 'Niet in betekenende mate' ( NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL samen om in gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden) de luchtkwaliteit te verbeteren. Het project A6/A9 Schiphol-Amsterdam-Almere (SAA) ís als 'in betekenende mate'-project opgenomen in het NSL. Zie hiervoor het NSL, blz. 70 en bijlage 8, IB nr. 1003.

In de beschrijving van de omvang van dit project wordt de Hoge Ring S101 genoemd. Het betreft de reconstructie van knooppunt Almere. Op basis van de monitoringstool (waarin het project Hogering is opgenomen incl. de intensiteiten - vlgs. de toelichting van het project in de monitoringstool-) blijkt dat de luchtkwaliteit in het plangebied langs de Hogering in de toekomst ook geen overschrijdingen zijn te verwachten van de luchtkwaliteitsparameters NO2 en PM10.

Dit project vormt wat betreft luchtkwaliteit geen belemmering voor het plangebied gezien de afstand tot de aansluiting van de Hoge Ring – A6 en het feit dat er in de toekomst geen overschrijdingen zijn te verwachten.

Gezien het feit dat het hier gaat om een bedrijfsterrein waarbij

  • de bedrijfswoningen reeds zijn toegestaan,
  • er geen nieuwe voor luchtkwaliteit gevoelige objecten worden geprojecteerd,
  • de grenswaarden nu niet overschreden worden en ook niet zullen worden overschreden gezien de kleinschaligheid van de bedrijfsactiviteiten,

kan er, gezien hoofdstuk 5 van de Wm en de in hoofdstuk 3.6.2 bedoelde besluiten en regelingen, geconcludeerd worden dat er derhalve geen redenen zijn om voor dit gebied maatregelen op bestemmingsplanniveau te treffen om de luchtkwaliteit op termijn te verbeteren.

Zoals gebleken is in hoofdstuk 3.6.2 voldoet de huidige luchtkwaliteit aan de normen. Vanwege de landelijke generieke maatregelen en het steeds schoner worden van het voertuigenpark in Nederland, zal in de toekomst de luchtkwaliteit verder verbeteren. Op basis van deze inzichten vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de actualisatie van het bestemmingsplan.

5.6.3 Externe veiligheid

Algemeen

Deze paragraaf bevat een beschrijving van de nieuwe ruimtelijke situatie.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg

De conclusies uit bijlage 3 voor de nieuwe situatie zijn:

  • bij geen van de beschouwde wegvakken is sprake van een PR 10-6 contour; de wettelijke vereiste basisbescherming wordt geboden;
  • er is geen overschrijding van de oriëntatiewaarde (OW) van het GR.

Zelfs bij én een veel hogere vervoersgroei dan de meest recente vervoerprognose én een groei van de personendichtheid met 50% op Markerkant (veel hoger dan volgens dit vooral consoliderende bestemmingsplan mogelijk is), blijft het groepsrisico - op het traject van de Markerdreef met het hoogste groepsrisico - ca. een factor 10 onder de oriëntatiewaarde. Daarom wordt hieronder volstaan met een beperkte invulling van de verantwoordingsplicht

Verantwoordingsplicht GR (VGR) transport over de weg

De uiteindelijk feitelijke groei van het transport en van de personendichtheid van het bedrijventerrein - en als gevolg hiervan de toename van het groepsrisico - is onzeker. Het groepsrisico stijgt bij het hiervoor genoemde worstcase scenario met ongeveer een factor 4,5. Meer reëel voor een periode van 10 jaar lijkt een stijging met een factor 2. De toename van het groepsrisico, worstcase tot een factor 10 onder de oriëntatiewaarde is acceptabel.

Bij de berekeningen van het groepsrisico worden conform de vastgestelde rekenwijze, verkeers-deelnemers en gebruikers van de op het bedrijventerrein (beperkt) aanwezige openbare ruimte niet meegenomen. Volgens een professionele beoordeling gaat het hierbij om een gering aantal personen binnen het invloedsgebied (ca. 150 m) van de Markerdreef. De bijdrage hiervan aan het groepsrisico in de huidige en toekomstige situatie is niet significant.

De bestaande bebouwingsvrije zone van ca. 20-45 m aan weerszijden van de Waddendreef wordt gehandhaafd. Dit vanwege het reducerende effect op (de toename van) het GR en de functie als brandwarmtebuffer (in geval van een ongeluk met brandbare vloeistoffen op deze weg met een effectgebied van ca. 30 m). Dit is in dit bestemmingsplan geborgd door de huidige bestemmings- en bebouwingsvlakken in stand te houden.

Het is op dit moment niet noodzakelijk om aanvullende ruimtelijke maatregelen te treffen.

Transport van gevaarlijke stoffen over het spoor

Over de Flevolijn zal in de toekomst (naar verwachting vanaf 2015) transport van gevaarlijke stoffen gaan plaatsvinden.

Het plangebied ligt buiten de veiligheidszone van 30 m aan weerzijden van het spoor. De vereiste basisbescherming wordt geboden.

De zuidelijk punt van het plangebied ligt op ca. 400 m van het plangebied. Het plangebied ligt daarmee in zijn geheel op meer dan 200 m van de transportroute. Conform het (concept) Besluit transportroutes externe veiligheid (verder Btev) en de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (verder RNVGS), hoeft indien een ruimtelijk besluit in zijn geheel op meer dan 200 m van de transportroute ligt, het groepsrisico niet te worden verantwoord. Vanwege de verwaarloosbare invloed van een dergelijke ruimtelijke ontwikkeling aan de hoogte van het groepsrisico.

De verantwoording over de gevolgen van het voorgenomen besluit voor de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en de zelfredzaamheid van mensen, geldt conform Btev en RNVGS indien het plangebied binnen het invloedsgebied [Gebied waarin volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Het invloedsgebied begint bij de risicobron en eindigt bij de 1% letaliteitsgrens (uitgezonderd LPG-tankstations)] van spoor ligt.

Over de Flevolijn worden volgens de 'Marktverwachting vervoer gevaarlijke stoffen per spoor', van ProRail uit 2007 de onderstaande stoffen (met bijbehorende 1%-letaliteitsafstanden volgens het 'Rekenprotocol Vervoer Gevaarlijke Stoffen per Spoor'):

Stofcategorie   Voorbeeldstof   Invloedsgebied (1% letaliteit)  
A, brandbare gassen   LPG, propaan   ca. 300 m  
B, giftige gassen   Ammoniak   ca. 1.500 m  
C3, zeer brandbare vloeistoffen   Benzine   ca. 30 m  
D3, giftige vloeistoffen   Acrylnitril   ca. 250 m  
D4, zeer giftige vloeistoffen   Fluorwaterstof   ca. 3.000 m  


Het plangebied ligt daarmee binnen het invloedsgebied van het scenario van het vrijkomen van een giftig gas en een zeer giftige vloeistof.

Bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid:

De beperkte ruimtelijke ontwikkelingen in het overwegend bestaande al ingevulde plangebied leiden naar verwachting niet tot een grote negatieve invloed:

  • op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval op het spoor;
  • op de mogelijkheden om zich in veiligheid te brengen indien zich een ongeval voordoet op het spoor.

Het is op dit moment niet noodzakelijk om aanvullende ruimtelijke maatregelen te treffen.

Transport van gevaarlijke stoffen per buisleiding

Buisleidingenstrook

In bijlage 3 staan de resultaten van de toetsing van de nieuwe situatie. In het veiligheidsgebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, omdat dit gebied buiten het plangebied ligt. De conclusie is dat wordt voldaan aan het Structuurschema Buisleidingen. Nadere maatregelen zijn niet nodig.

Bestaande buisleidingen

In bijlage 3 staan de resultaten van de toetsing van de nieuwe situatie. Het invloedsgebied beperkt zich in feit tot het terrein van de WKC en twee bedrijfsverzamelgebouwen. Ontwikkelingen hierbuiten dragen niet significant bij aan de hoogte van het berekende groepsrisico. Gesteld dat de personendichtheid binnen dit invloedgebied 'worstcase' met een factor 2 toeneemt in de toekomstige situatie, dan stijgt het groepsrisico van de bepalende leiding (N-533-21) weliswaar, maar ligt dan nog steeds ongeveer een factor 50 onder de oriëntatiewaarde. Conform artikel 8 van de Revb volstaat in dit geval een beperkte afweging van het groepsrisico. De groepsrisicotoename is verantwoord, en leidt niet tot maatregelen in dit ruimtelijke plan.

Aanleg nieuwe buisleiding

Het voornemen bestaat de Hulpwarmtecentrale op Markerkant 15-01 om te bouwen van olie- naar gasgestookt. Daartoe zal de Gasunie een 6 inch, 40 bar (ontwerpdruk) gastransportleiding aanleggen. De aanleg van deze leiding heeft inmiddels plaatsgevonden en is in beheer bij de Gasunie.

Uitgangspunt voor het toekomstige Rijksbeleid, is dat de gasunie ervoor moet zorgen dat een nieuwe leiding zodanig wordt gerealiseerd conform de best beschikbare technieken, dat de PR 10-6 contour zoveel mogelijk binnen de belemmeringenstrook6 komt te liggen. Dit voorkomt het ontstaan van nieuwe knelpunten en beperkt het ruimtebeslag tot de belemmeringenstrook.

Uit het de door de Gasunie uitgevoerde risicoberekeningen (Memorandum met kenmerk TAJ 09.0198 ) blijkt het volgende:

  • deze leiding heeft geen PR 10-6 contour;
  • het groepsrisico is meer dan een factor 100 lager dan de oriëntatiewaarde.

Hiermee wordt voldaan aan de algemene regels voor de exploitant op grond van het Bevb en de Revb.

Gevolgen voor het bestemmingsplan

Conform artikel 14 van het Bevb, is het verplicht de ligging van de in het plangebied aanwezige buisleidingen en de bijbehorende belemmeringenstrook weer te geven, inclusief een (geclausuleerd) bouwverbod en een vergunningenstelsel. Volgens artikel 4 van de Revb geldt voor leidingen tot een druk van 40 bar, een belemmeringenstrook van 4 m aan weerszijden van de buisleiding, gemeten vanuit het hart van de buisleiding.

Risicovolle inrichtingen

Uit de beschrijving van de bestaande situatie in paragraaf 3.6.3 blijkt, dat:

  • bij geen van beide LPG-tankstations sprake is van kwetsbare objecten binnen de PR-10-6 contour; hiermee wordt voldaan aan de grenswaarde voor deze objecten;
  • bij het LPG-tankstation gelegen aan Markerkant 14-02 sprake is van beperkt kwetsbare objecten binnen de PR-10-6 contour; hiermee wordt niet voldaan aan de richtwaarde voor deze objecten; In dit geval - actualisering van een verouderd bestemmingsplan - wordt afwijking van deze richtwaarden (voor deze bestaande objecten) toegestaan, omdat deze al een aantal jaren aanwezig zijn en vanwege het planologisch en economisch belang van de continuering van deze situatie.

Gasreduceerstations WKC Markerkant 12-10 en HWC Markerkant 15-1

Beide gasreduceerstations zijn van het type C, waarvoor geldt dat beperkt kwetsbare objecten zich niet binnen 4 meter, en kwetsbare objecten zich niet binnen 15 meter van de inrichting mogen bevinden. De 4 meter-zone bevindt zich in beide gevallen op het eigen terrein van de inrichting. De 15 meter-zone valt in het geval van de WKC echter voor een klein deel over de bestemmingen 'Gemengd-2' en 'Verkeer-Verblijfsgebied' van de aansluitende percelen. Binnen de bestemming 'Gemengd-2' is het op grond van het bestemmingsplan mogelijk dat in de 15 meter-zone kwetsbare objecten, zoals kantoren, worden opgericht. De 15 meter-zone bij de HKC valt gedeeltelijk over de bestemming 'Bedrijf' van het aansluitende perceel. Binnen de bestemming 'Bedrijf' is het op grond van het bestemmingsplan mogelijk dat in de 15 meter-zone kwetsbare objecten, zoals kantoren, worden opgericht. dit zijn onwenselijke situaties. Op de plankaart is dan ook voor dat deel van de 15 meter-zone dat over het aangrenzende perceel loopt de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' opgenomen en is in de regels een beperking van het gebruik opgenomen.

Ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt

De kern van de in paragraaf 5.1 t/m 5.3 beschreven ontwikkelingen is een gestuurde beperkte transformatie van een gemengd (regulier) bedrijventerrein naar een consument verzorgend terrein:

  • legaliseren en beperkt toelaten van reguliere detailhandel in deelgebied 12;
  • vormen Markerkant 10, 11, 13 en 16 de concentratiezone voor perifere detailhandel;
  • dienstverlenende en zelfstandige kantoren toelaten.

Genoemde ontwikkelingen betekenen meer vestigingsmogelijkheden voor kwetsbare objecten en meer transformatiemogelijkheden van beperkt kwetsbaar naar kwetsbaar object, t.o.v. een terrein met meer reguliere bedrijvigheid (reguliere bedrijvigheid is vaak te beschouwen als een beperkt kwetsbaar object). Voorkomen moet worden dat nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen de hiervoor genoemde PR-10-6 contouren worden toegelaten. Dit ter waarborging van het wettelijke basisbeschermingsniveau.

Verder leidt deze transformatie tot een toename van de personendichtheid t.o.v. een bedrijventerrein met meer reguliere bedrijvigheid (reguliere bedrijvigheid heeft minder werknemers/bezoekers per ha. of bvo). En dit leidt vervolgens tot een toename van het groepsrisico. Voorkomen moet worden dat het groepsrisico onbeheersbaar toeneemt.

Vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen

Door de transformatie van een gemengd bedrijventerrein naar een consument verzorgend terrein en de ligging nabij woonwijken, is het niet wenselijk dat nieuwe risicovolle inrichtingen zich vestigen op Markerkant. Dergelijke bedrijven zijn daarom expliciet in de planregels uitgesloten.

Verantwoordingsplicht Groepsrisico (VGR)

Bij geen van de beide lpg-tankstations is sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico, voor zowel de huidige situatie als de toekomstige situatie (bij een aangenomen verhoging van de personendichtheid).

Uitgaande van een worstcase scenario (100% verhoging personendichtheid), neemt het groepsrisico voor het ene tankstation toe van normwaarde7 = 0.17 tot normwaarde= 0.69 (100% verhoging personendichtheid). Voor het andere tankstation neemt het groepsrisico toe van normwaarde= 0.09 tot normwaarde= 0.36.

De uiteindelijk feitelijke groei van de personendichtheid op het bedrijventerrein, en als gevolg hiervan de feitelijke toename van het groepsrisico is onzeker. De toename van het groepsrisico, worst-case tot maximaal een normwaarde van 0.69 respectievelijk 0.36, ten gevolge van de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, is acceptabel.

Bij de berekeningen van het groepsrisico worden conform de vastgestelde rekenwijze, werknemers van het LPG-tankstation en de bijbehorende garagebedrijven, verkeersdeelnemers en gebruikers van de op het bedrijventerrein (beperkt) aanwezige openbare ruimte niet meegenomen. Volgens een professionele beoordeling gaat het hierbij om een gering aantal personen binnen het invloedsgebied (ca. 150 m) van de LPG-tankstations. De bijdrage hiervan aan het groepsrisico in de huidige en toekomstige situatie is niet significant.

Mogelijke maatregelen

In het convenant LPG-autogas van 22 juni 2005 is afgesproken om voor 2010 onderstaande maatregelen te treffen:

  • verbeterde vulslang; Deze scheurbestendige losslang met lekdetectie waarbij tevens een automatische afsluiter met verschildrukmeting wordt aangebracht zorgt voor een verkleining van de faalkans.
  • hittewerende coating op de tankwand; Door het aanbrengen van een hittewerende coating op de tankwagen krijgt de brandweer meer tijd om een brand in de nabijheid van een tankwagen te blussen. Hiermee wordt de kans op een 'BLEVE na brand' verkleind en hebben de hulpverleningsdiensten meer tijd om de omwonenden te evacueren.

Dit zijn risicoreducerende maatregelen voor de korte termijn die leiden tot verlaging van het plaatsgebonden risico en groepsrisico:

  • de plaatsgebonden PR 10-6 contour vanaf het vulpunt komt voor beide tankstations (uitgaande van de huidige doorzetten) op 25 m te liggen;
  • de hiervoor gestelde ''worst-case'' toename van het groepsrisico wordt verminderd; voor het ene tankstation van normwaarde8 = 0.76 tot normwaarde= 0.14 (factor 5 reductie), voor het andere tankstation blijft het groepsrisico ongeveer hetzelfde, normwaarde= 0.36.

Deze risicoreductie wordt in de toekomst 'vanzelf' ingeboekt.

Er worden geen ruimtelijke maatregelen getroffen om de toename van de personendichtheden (dus van het GR) binnen de betreffende invloedsgebieden te beperken.

Bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid

De beperkte ruimtelijke ontwikkelingen in het overwegend bestaande al ingevulde plangebied leiden naar verwachting niet tot een grote negatieve invloed:

  • op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval;
  • op de mogelijkheden om zich in veiligheid te brengen indien zich een ongeval voordoet.

Dit voor alle hierboven genoemde risicobronnen.

Advies Brandweer Flevoland

In het kader van het ambtelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, is de Brandweer Flevoland om advies gevraagd over het voorontwerp bestemmingsplan "Markerkant 2009" van de gemeente Almere.

Op 19 augustus 2010 heeft de brandweer Flevoland ons een briefadvies (zie Bijlage 4) gestuurd. De brandweer Flevoland stemt in met het voorontwerp bestemmingsplan Markerkant, in het bestemmingsplan in voldoende uitvoering gegeven aan externe veiligheid. Het bestemmingsplan heeft geen essentiële wijzigingen voor het gebied. In het incidentbestrijdingsplan gevaarlijke stoffen zal hiermee rekening gehouden worden.

Conclusies Verantwoordingsplicht Groepsrisico

Zoals hiervoor genoemd, de beperkte ontwikkelingen in het overwegend bestaande al ingevulde plangebied, in relatie tot de bestaande risicobronnen (weg, buis, LPG-tankstations) en de toekomstige risicobronnen (spoor en nieuwe buisleiding) leiden tot de volgende conclusies:

  • de toename van het groepsrisico is voor deze bronnen verantwoord (weg, buis, LPG-tankstations) of hoeft niet te worden verantwoord (spoor);
  • er worden geen ruimtelijke maatregelen getroffen om deze toename van het groepsrisico te beperken;
  • conform het advies van de Brandweer Flevoland worden in dit ruimtelijke plan geen maatregelen getroffen om de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te verhogen.

Vertaling naar het bestemmingsplan

De betreffende PR-10-6 contouren zijn op de plankaart opgenomen. Tevens is een gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone LPG' opgenomen. Binnen deze aanduiding zijn geen nieuwe beperkt kwetsbare en/of kwetsbare objecten toegestaan (artikel 18 Algemene aanduidingsregels, sub b).

In de planregels is de mogelijkheid opgenomen middels een wijzigingsplan de 'veiligheidszone-lpg' te verkleinen of in z'n geheel te verwijderen als ontwikkelingen daartoe aanleiding geven. In de situatie van Markerkant 14-2 zou het vervallen van de milieuvergunning reden kunnen zijn om van deze bevoegdheid gebruik te maken.

Vuurwerkbedrijven

Conform het geldende vuurwerkbeleid, worden op dit bedrijventerrein bedrijven die consumenten-vuurwerk willen opslaan en verkopen toegestaan.

Een concreet vestigingsinitiatief zal moeten voldoen, aan de geldende veiligheidsafstanden tot (geprojecteerde) kwetsbare objecten, uit het Vuurwerkbesluit. Dit is in de planregels vastgelegd. Om ruimtebeslag op aangrenzende percelen/kavels te voorkomen, moeten de veiligheidsafstanden binnen de eigen kavel cq. op eigen terrein worden opgelost.