direct naar inhoud van 3.5 Beperkingen
Plan: Buitengebied, partiële herziening diverse percelen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0018.BP098Buitengebied-50oh

3.5 Beperkingen

3.5.1 Provinciale omgevingsverordening

Bij nieuwe ingrepen in het landschap moet het streekeigen karakter van het gebied als vertrekpunt genomen worden. De provincie streeft naar een goed ingericht en verzorgd landschap, met duurzaam behoud van de kernkarakteristieken van de verschillende landschapstypen. Daarvoor zijn nodig:

  • Behoud en versterking van karakter, diversiteit en belevingswaarde van het landschap;
  • Behoud en versterking van de cultuurhistorische, ecologische, archeologische en aardkundige waarden van het landschap;
  • Toevoegen van kwaliteit aan het landschap bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Het gemeentelijk grondgebied is gelegen in de landschapstypen veenkoloniën en wegdorpenlandschap op de overgang zand / veen / klei. De provincie verwacht dat in het bestemmingsplan rekening wordt gehouden met de landschappelijk en cultuurhistorische essentiële elementen en kenmerken van deze landschapstypen. Er zijn karakteristieken die de provincie zo belangrijk vindt, dat de bescherming daarvan vooraf is geborgd in de provinciale omgevingsverordening.

De provincie beschouwt duisternis en stilte als belangrijke algemene kernkarakteristieken. Het behoud en de bescherming van deze karakteristieken is daarom in de gehele provincie van belang en met name in gebieden met een hoge natuur- en landschappelijk waarde zoals de EHS en de Natura2000 gebieden, maar ook in de trekroutes van vogels en vleermuizen.

De provincie heeft enkele gebieden specifiek aangewezen waarbinnen extra aandacht dient te worden besteed aan duisternis en stilte. Die gebieden zijn niet gelegen in de gemeente Hoogezand - Sappemeer.

Omdat de provincie een sterke toename verwacht van de lichthinder door intensieve veehouderijen, is in de omgevingsverordening expliciet gesteld dat een bestemmingsplan niet mag voorzien in een nieuwe ligboxenstal waarbinnen de lichtsterkte meer dan 150 lux bedraagt, tenzij de stal tussen 20.00 uur en 06.00 uur is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling tenminste met 90% reduceren.

Specifieke kernkarakteristieken die voor dit bestemmingsplan relevant zijn om te behouden en te beschermen, zijn (zie kaart landschapselementen en -kenmerken):

  • Groene lijnen: bescherming van de herkenbaarheid van de kanalen- en wijkenstructuur;
  • Verticale zwarte lijnen (nabij Kiel - Windeweer): bescherming van de grootschalige openheid van het landschap;
  • Zwarte stippen: in deze landschapsontwikkelingzones stimuleert de provincie landschappelijke ontwikkeling met meervoudig ruimtegebruik. Die ontwikkeling zal dienen te passen bij de karakteristieken van het gebied;
  • Traditionele windmolens: rekening houden met de windvang en de landschappelijke waarde van windmolens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0018.BP098Buitengebied-50oh_0022.jpg"

Kaart: landschapselementen en -kenmerken

3.5.2 Natuur

Behoud en op termijn verbetering van de biodiversiteit is een belangrijke doelstelling van het provinciale beleid. Dit kan gerealiseerd door onder andere waardevolle natuurgebieden te beschermen. Deze gebieden vormen samen de Ecologische Hoofdstructuur, de EHS (zie kaart natuur). In het bestemmingsplan moet de EHS worden opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0018.BP098Buitengebied-50oh_0023.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0018.BP098Buitengebied-50oh_0024.png"  

Kaart: natuur

Ter bescherming van de EHS gelden onder andere de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet. Ingrepen die een significant effect op de EHS kunnen hebben, zijn niet toegestaan, tenzij sprake is van groot openbaar belang en er geen alternatieven beschikbaar zijn. Dan moet wel de schade zo veel mogelijk worden beperkt door mitigerende maatregelen en compensatie.

In EHS gebieden waar de landbouw hoofdfunctie is kan dit normale gebruik zonder extra beperkingen worden voortgezet. Vergroting van het agrarische bouwperceel kan wel op beperkingen stuiten.

De omgeving van Westerbroek is aangewezen als 'zoekruimte robuuste verbindingszone'. In Hoofdstuk 4 wordt uiteengezet wat hiervan de gevolgen zijn.

3.5.3 Regeling in het basis bestemmingsplan Buitengebied
3.5.3.1 Het waardevolle landschap in stand houden

In het kader van het oude bestemmingsplan Buitengebied 1993 zijn de kwaliteiten van het landschap zoals eerder geschreven, onderzocht en van een passende en voldoende bescherming voorzien. Hierbij is rekening gehouden met mogelijk conflicterende functies. Er is vooralsnog geen reden de standpunten ten aanzien van de te beschermen waarden te heroverwegen. De landschapselementen en -kenmerken die de provincie graag beschermd wil zien, zijn afdoende meegenomen. Met uitzondering van de traditionele windmolens. De bescherming hiervan wordt in dit bestemmingsplan toegevoegd ten opzichte van het vorige bestemmingsplan. De landschapskwaliteiten zijn vastgelegd op de verbeelding onder noemers als opstrekkende verkaveling, veenkoloniaal landschap, reliëf, bos, water en natuur. Er zijn ten opzichte van het voorontwerp van dit bestemmingsplan twee verschillen in bescherming voor het open gebied en de veenkoloniale wijken.

OPEN GEBIED

Het voorontwerp kende nog de aanduiding open gebied, ter bescherming van het karakteristieke open landschap. De regeling behorend bij de bescherming van het open gebied, hield in dat er geen uitzichtverstorende ontwikkelingen in het open gebied mochten plaatsvinden. Zo waren agrarische bebouwing, houtproductie en beplantingstroken uitgesloten. In dit plan is die regeling niet overgenomen omdat het voorkomen van de uitzichtverstorende ontwikkelingen al op andere wijze is geregeld. Zo is agrarische bebouwing uitsluitend toegestaan op agrarische bouwpercelen. De ligging van die bouwpercelen is zodanig gekozen dat de bebouwing op die percelen het open gebied niet onevenredig aantast. Houtproductie is in alle bestemmingen van agrarische aard niet toegestaan, dus een specifieke regeling voor het open gebied is niet noodzakelijk. Voor de volledigheid: boomkwekerijen en boomgaarden zijn alleen in de bestemming Tuinbouw of als nevenactiviteit op agrarische bouwpercelen toegestaan. In beide gevallen tasten zij niet onevenredig de openheid van het landschap aan. De aanleg van beplantingsstroken is niet voorzien in dit bestemmingsplan, dus ook dit vereist geen specifieke regeling ter behoud van het open gebied..

WIJKEN

Vooral in het zuidelijke deel van de gemeente zijn veel watergangen gelegen die onderdeel uitmaken van het veenkoloniale landschap. In het oude bestemmingsplan Buitengebied 1993, maar ook het voorontwerp van dit bestemmingsplan, zijn deze wijken beschermd met een aanlegvergunningenstelsel. Dit stelsel blijkt onvoldoende bescherming te bieden: veel wijken zijn al dan niet zonder aanlegvergunning gedempt zodat van de oorspronkelijke verkavelingstructuur onvoldoende herkenbaar blijft. Om de verkavelingstructuur beter te beschermen worden de resterende wijken als water bestemd. Hierdoor is het planologische regime verzwaard en zal alleen in een uitzonderlijk geval door een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan een watergang kunnen worden gedempt.

In het bestemmingsplan worden geen veranderingen in de feitelijke landschappelijke situatie voorzien. In het voorontwerp van dit bestemmingsplan was nog sprake van uitbreiding van het Hesselinksbos, maar inmiddels is dat gerealiseerd. Waar nieuwe of uitbreiding van bestaande functies in het buitengebied wordt toegestaan, is middels regels in het bestemmingsplan verzekerd dat de betrokken landschappelijke en natuurwaarden afdoende worden beschermd.

Mogelijke ontwikkelingen die nog onvoldoende concreet zijn, worden in het bestemmingsplan overigens niet meegenomen. Dit geldt in het bijzonder, als geschreven, voor de plannen voor woningbouw aan de zuidzijde van Hoogezand. Hiervoor worden aparte bestemmingsplannen gemaakt. Een afweging van de verschillende landschappelijke en cultuurhistorische belangen zal in het kader van deze bestemmingsplannen plaats vinden.

3.5.3.2 Beschermen van de karakteristieke linten en gebouwen

BESCHERMD DORPSGEZICHT KIEL-WINDEWEER

De aanwijzing van Kiel-Windeweer als beschermd dorpsgezicht wordt ook in paragraaf 4.2 behandeld. Vertrekpunt van beleidsvorming vormt enerzijds de toelichting behorende bij de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht. Anderzijds is er de wens van de bewoners van het dorp om de levendigheid in het dorp te houden en waar mogelijk te versterken. De inwoners van Kiel-Windeweer willen niet dat de status van beschermd gezicht hun dorp zogezegd 'op slot' zet. In dit bestemmingsplan wordt gestreefd naar realisatie van ontwikkelingen binnen de beeldbepalende ruimtelijke structuren van het dorp.

De karakteristieke waarden van het beschermde dorpsgezicht betreffen met name de ruimtelijke en bebouwingsstructuur in relatie tot het achterliggende landschap. Bescherming van de kenmerkende lineaire structuur van het dorp, gevormd door onder meer het kanaal, de wijken, het wegenpatroon en de bruggen wordt bereikt door de wijze van bestemmen, het uitsluiten van functies en het opnemen van een aanleg- en sloopvergunningstelsel. Het diep, de wegen en de bruggen zijn publiek eigendom, zodat ook via deze weg bescherming mogelijk is. De bebouwingsstructuur wordt in belangrijke mate gekenmerkt door de ligging van de bebouwing (met name de grootschalige bebouwing) ten opzichte van het Kieldiep. Bescherming van de bebouwingsstructuur kan door gebruikmaking van reguliere manieren van bestemmen en het situeren van het bouwvlak. Vanuit het welstandsbeleid wordt de uiterlijke verschijningsvorm van de zelfstandige bebouwing verder - en voornamelijk - gegarandeerd.

ANDERE KARAKTERISTIEKE LINTEN

De bebouwingslinten in de gemeente geven goed zichtbaar en herkenbaar de veenkoloniale ontstaansgeschiedenis van het landschap weer. De linten hebben elk hun karakteristiek voor wat betreft de afwisseling van open en gesloten ruimten, de kavelstructuur, de richting van de kavels ten opzichte van de ontginningsas, de omvang van de bouwvolumes etc.

Als onderdeel van het actieprogramma van de Agenda voor de Veenkoloniën, is onderzoek gedaan naar die karakteristieken. De resultaten daarvan zijn weergegeven in het boekje "neoveenkoloniaalbouwen, studie naar de toekomst van veenkoloniale linten" (Okra Landschapsarchitecten, 2006). Door sloop kunnen deze karakteristieken aangetast worden en verloren gaan. Met name in het geval bestaande gebouwen worden gesloopt en niet worden vervangen.

Ter bescherming van de karakteristiek van de linten, moet worden voorkomen dat open gaten ontstaan in de bestaande bebouwingsstructuur. Dit gebeurt door het slopen van gebouwen vergunningplichtig te stellen voor zover die sloop de karakteristiek van het lint kan aantasten. Voorheen was deze bescherming niet mogelijk, maar met de komst van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is dat veranderd. Om deze bescherming mogelijk én herkenbaar te maken, zijn alle karakteristieke linten in de gemeente als zodanig aangeduid op de plankaart. Dit is een vernieuwing ten opzichte van het voorontwerp van dit bestemmingsplan.

KARAKTERISTIEKE GEBOUWEN

In de gemeente bevinden zich gebouwen die zijn aangewezen als rijksmonument of gemeentelijk monument. De karakteristiek van deze monumenten wordt beschermd op basis van de Monumentenwet en de gemeentelijke monumentenverordening, maar krijgen ook een aanduiding in dit bestemmingsplan.

Er zijn echter ook karakteristieke gebouwen in het landelijk gebied aanwezig die zeer zeker het behouden waard zijn, maar die geen beschermende status hebben omdat ze buiten de karakteristieke linten vallen. Om ook deze gebouwen te beschermen, geldt in dit bestemmingsplan een sloopverbod voor deze gebouwen. De gemeente heeft in samenwerking met de welstands- en monumentenstichting Libau in Groningen onderzocht welke gebouwen onder deze regeling behoren te vallen. Deze gebouwen zijn aangeduid terug te vinden op de verbeelding, maar ook in een overzicht in Bijlage 5 van de planregels.

3.5.3.3 Molens

Binnen de grenzen van de gemeente zijn in totaal vier inwerking zijnde molens, niet zijnde windturbines, aanwezig. Alle zijn gelegen in dit bestemmingsplan Buitengebied. Het betreft de molens:

  • De Hoop aan de Woldweg 70 (in de POV aangeduid als traditionele windmolen);
  • Molen Kikkoman ten zuidwesten van Kropswolde aan de oostelijke oever van het Zuidlaardermeer (in de POV aangeduid als traditionele windmolen);
  • Molen Koetze Tibbe in de Kropswolderbuitenpolder;
  • Molen De Putter in de Westerbroekstermade-polder.

Ter bescherming van de nog functionerende molens in de gemeente zijn in totaal vier molenbiotopen opgenomen. Ieder bouwen of aanleggen voor een bestemming, die tevens ligt binnen deze dubbelbestemming, zal eerst getoetst moeten worden aan de belangen van de molenbiotoop, zoals beschreven in deze dubbelbestemming.

De beschermingszone is opgedeeld in meerdere gebieden. Binnen de 100m-zone (vrijwaringszone-molenbiotoop 1) geldt één maximale hoogte van 1,5 meter. In de vrijwaringsgebieden 2 t/m 5 (100 tot 330 meter) geldt dat getoetst moet worden of de molen gehinderd wordt door de op te richten bebouwing en/of begroeiing: hoe groter de afstand tot de molen, hoe hoger de bebouwing cq begroeiing mag worden. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden in het algemeen toegestaan, omdat deze in de meeste gevallen van minimale invloed zijn op de windvang van de molens.

De biotopen hebben niet tot gevolg dat de omliggende bestemmingen onevenredig in hun bouw- en gebruiksmogelijkheden worden aangetast.

3.5.3.4 Duisternis en stilte

Binnen het gebied van de gemeente Hoogezand - Sappemeer zijn geen aangewezen gebieden voor het behoud en de bescherming van duisternis en stilte aanwezig, die specifiek beleid over duisternis en stilte nodig maken. Tot op heden zijn geen klachten over lichthinder in het buitengebied ontvangen. Ook zijn tijdens de inventarisatie voor dit bestemmingsplan en de gevolgde bestemmingsplanprocedure tot nu toe, geen verzoeken ontvangen om specifiek aandacht te besteden aan duisternis en stilte. Bij de uitvoering van de taken waarvoor het gemeente bevoegd gezag is, is tot op heden eveneens niet gebleken van een behoefte aan het formuleren van specifiek milieubeleid over duisternis en stilte. In dit bestemmingsplan is dan ook dergelijk specifiek beleid niet opgenomen.

De duisternis en stilte worden in dit bestemmingsplan in zijn algemeenheid behouden en beschermd. Dat is gedaan door in het bestemmingsplan alleen die ruimtelijke ontwikkelingen toe te staan die ruimtelijk uitvoerbaar zijn: zij veroorzaken in redelijkheid geen onevenredige geluid- of lichthinder. Die uitvoerbaarheid in dit bestemmingsplan is bereikt door minimale afstanden aan te houden tussen gebruiken die licht- of geluidhinder kunnen veroorzaken en gebruiken die gevoelig zijn voor licht- of geluidhinder (waaronder natuurgebieden en flora en fauna). Op basis van de milieuwetgeving gelden vervolgens nadere regels om hinder te voorkomen of te beperken voor milieu. Bij ruimtelijke ontwikkelingen worden maatregelen in acht genomen om verstoring van dieren en planten te voorkomen of te beperken.

Mocht in de toekomst blijken dat specifiek beleid over duisternis en stilte gewenst is, dan kan dat beleid sneller en flexibeler worden gevoerd via milieuwetgeving, natuurwetgeving (onder andere beheerplan voor het Zuidlaardermeergebied) en in verordeningen, dan in een bestemmingsplan.

3.5.3.5 Overige

NATUURTOETS

Natuur en landschap vormen een belangrijk deel van de hedendaagse leefomgeving. Daarbij gaat het om een gezond woonklimaat (bodem, water en lucht), om ruimte om te leven, te recreëren en te spelen of zomaar om van de natuur en het landschap te genieten. Ook wordt waarde gehecht aan de natuur op zichzelf. Daarbij is de blik veelal gericht op zeldzame soorten of natuurwaarden waarvoor Nederland, de provincie Groningen of de gemeente een bijzondere betekenis hebben. Veel burgers spannen zich in om de natuur in hun leefomgeving te bewaren en te beschermen; bijvoorbeeld de vogelwachters die al sinds jaar en dag in samenwerking met de boeren broedende weidevogels in het grasland beschermen.

Een natuurtoets zal moeten uitwijzen dat voldoende is stilgestaan bij de bescherming van de aanwezige natuurwaarden in het gebied. In Hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op de bescherming van natuurwaarden.

ARCHEOLOGIE

Verder wordt in deze toelichting van het bestemmingsplan, meer dan in het oude bestemmingsplan 1993 en het voorontwerp het geval was, ingegaan op de archeologische waarden in het plangebied. Dit is een gevolg van de gewijzigde Monumentenwet. Met ingang van 1 september 2007 geldt de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wijziging houdt in dat bij ruimtelijke ontwikkelingen het behoud en de bescherming van archeologische waarde vanaf het begin van de planvorming meegenomen dient te worden. Om die borging afdoende vorm te geven heeft de gemeente onderzocht wat de aanwezige en verwachte archeologische waarden zijn in het buitengebied. De resultaten zijn vormgegeven in de beleidsnota Archeologie inclusief een kaart met alle archeologische verwachtingswaarden voor het gehele grondgebied van de gemeente.

In dit bestemmingsplan wordt de bescherming uit het oude bestemmingsplan uit 1993 overgenomen, oftewel de hierin reeds beschermde waarden. De overige -destijds niet bestemde- waarden worden beschermd met een archeologische verordening. De keuze om te verordenen in plaats van de bestemmen is op het volgende gebaseerd. De bedoeling van de wetgever is dat de beleidskaart met verwachtingswaarden in zijn geheel wordt bestemd in dit bestemmingsplan. Echter, op dit moment is een landelijke discussie gaande over planschade als gevolg van het uitgebreid bestemmen van archeologie. De Wet ruimtelijke ordening voorziet namelijk niet in het verhalen van deze eventuele planschadekosten op de hogere wetgever, zodat de gemeente zich geconfronteerd ziet met een mogelijk hoge kostenpost. Hierdoor komt de financiële uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan ter discussie te staan. Door verordenen wordt formeel juridisch juist gehandeld in de geest van de Wet op de archeologische monumentenzorg en wordt de archeologie alsnog afdoende beschermd. Bij de toekomstige herziening van het basis bestemmingsplan kan de uitkomst van de landelijke discussie alsnog worden meegenomen.

In Hoofdstuk 5 (Omgevingsfactoren) en Hoofdstuk 6 (Juridische Toelichting) wordt nader verantwoord hoe de bescherming van archeologische waarden vorm krijgt.