direct naar inhoud van 3.6 Wonen
Plan: Buitengebied, partiële herziening diverse percelen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0018.BP098Buitengebied-50oh

3.6 Wonen

Veel mensen kiezen bewust voor het wonen in het landelijk gebied. De beleving van het wonen in het landelijk gebied is een heel andere dan die van het wonen in verstedelijkt gebied. In de dorpsgebieden staan voorzieningen en daarmee de leefbaarheid echter onder druk. Eén van de oplossingen die wordt aangedragen om deze voorzieningen te behouden, is om meer woningbouw mogelijk te maken. Dit kan het draagvlak voor voorzieningen en daarmee de levendigheid van een dorp versterken. Tegelijkertijd tast nieuwe bebouwing in het landelijk gebied de kenmerken aan waarvoor het geprezen wordt: openheid, groen, rust. Verstening die deze kwaliteiten ondergraaft, moet voorkomen worden.

De centrale vraag waarvoor het gemeentebestuur binnen dit thema staat, is hoe het nieuwe bestemmingsplan kan bijdragen aan de leefbaarheid van de kleine kernen zonder de kwaliteiten van het landelijk gebied aan te tasten. Liever nog zou de beeldkwaliteit van het bestaande gebied moeten worden versterkt. Dat kan óók door op bewust gekozen plekken in het échte buitengebied nieuwbouw toe te staan.

Inventarisatieronde

Vanuit de dorpen Westerbroek en Kiel-Windeweer is er vraag naar beperkte nieuwbouw in het buitengebied. De dorpen zijn van mening dat er nieuwe woningen nodig zijn om de jongeren die in het dorp willen blijven wonen een woonmogelijkheid te bieden. Daarnaast is door toenemende vergrijzing behoefte aan geschikte woningen voor senioren. Het dorp Kropswolde meldt geen behoefte aan nieuwbouw te hebben. De dorpsvereniging gaf aan, dat de wijk Meerwijck voor Kropswolde in de woningbouwbehoefte voorziet. Daarbij komt dat het lint in Kropswolde behoorlijk volgebouwd is.

Naast nieuwbouw is met dorpsverenigingen gesproken over bedrijvigheid. Dit komt volgens de bewoners ten goede aan de levendigheid van dorpen. Voor zover het om niet-agrarische bedrijvigheid gaat, wordt dit onderwerp in paragraaf 3.3.1 besproken. Ook detailhandel in het landelijk gebied en recreatie worden apart besproken. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de mogelijkheid om aan huis verbonden beroepen toe te staan.

Bij het gemeentebestuur, tot slot, bestond de wens de mogelijkheden te onderzoeken van nieuwbouw van woningen in de linten in het landelijk gebied. Uiteraard met aandacht voor de structuur en de bijzondere positie van de linten in de gemeente.

3.6.1 Beperkingen - Provinciale omgevingsverordening

De provincie wil verdere verstening van het landschap tegengaan en stedelijke activiteiten concentreren in bestaande bebouwde gebieden. Dit resulteert erin dat de mogelijkheden voor nieuwbouw in de dorpsgebieden anders zijn dan in het buitengebied.

In de dorpsgebieden is nieuwbouw toegestaan, mits passend in de omgeving. In het buitengebied is nieuwbouw niet toegestaan, behalve:

  • in vrijkomende gebouwen;
  • ter realisering van landgoederen;
  • ter verbetering van ruimtelijke kwaliteit (bij voorbeeld ter opvulling van storende open plekken in de bestaande bebouwingsstructuur).

De provincie wil in ieder geval verhoogde aandacht voor de gebiedsgebonden ruimtelijke kwaliteit van bebouwing in relatie tot de omgeving. Bij nieuwbouw op onbebouwde gronden in dorpsgebieden geldt specifiek dat gelet moet worden op situering van gebouwen op hun locatie, massa- en volumewerking van gebouwen, hoofdlijnen van architectuur en het materiaal- en kleurgebruik.

Ongeacht op welke locatie nieuwbouw wordt gepleegd, geldt dat het aantal te bouwen woningen de nieuwbouwruimte niet mag overschrijden. Die ruimte wordt door de provincie vastgesteld voor een periode van 10 jaar. In de nieuwbouwruimte zijn de afspraken tussen de deelnemende gemeenten in de regio Groningen - Assen opgenomen. Het staat de gemeente echter vrij om dit onderscheid naar eigen inzicht vorm te geven. Het moeten voldoen aan de nieuwbouwruimte is niet van toepassing op:

  • bedrijfswoningen;
  • vrijkomende gebouwen in het buitengebied die (mede) in gebruik worden genomen voor een individuele woning;
  • nieuwbouw ter vervanging van niet-zelfstandige woonruimte voor ouderen en gehandicapten voor dezelfde groep;
  • landgoederen.

Volgens artikel 4.7, lid 3, van de Provinciale Omgevingsverordening moet de plantoelichting inzicht bieden in het aantal woningen dat op grond van of krachtens andere bestemmingsplannen in deze gemeente kan worden gebouwd gedurende de periode van de toegekende nieuwbouwruimte. In onderstaand overzicht worden deze aantallen weergegeven (zoals geldend op 23 augustus 2010).

Totaal goedgekeurde plancapaciteit 2007-2009   1261  
Gerealiseerd 2007-2009   759  
Restant goedgekeurde plancapaciteit   502  

Totaal nieuwbouwruimte 2007-2019  

3600  

Capaciteit tot 2019  

2339 (3600-759-502)  

Gereserveerd aantal woningen in nieuwe plannen:

Buitengebied (minus Laveiweg)
IJsbaan
Hoofdstraat-Keyserstraat
De Vosholen
Stadscentrum
Gorecht-West
Molenwaard
De Groene Compagnie fase 1
Aletta Jacobslocatie

Totaal  




48
145
48
123
361
150
760
250
140

2025  

Restant capaciteit tot 2019  

314  

3.6.2 Woonvisie 2008-2012

WONEN

Op 28 oktober 2008 is de Woonvisie door de gemeenteraad vastgesteld. Daarmee is besloten om met het woonbeleid in te zetten op realistische groei, aantrekkelijke woonmilieus en versterking van het bestaande. Na te streven kernwaarden daarbij zijn:

  • Vitaliteit: evenwichtigere bevolkingsopbouw. Door jongere huishoudens en midden- en hoge inkomens aan te trekken kan de bevolkingsopbouw demografisch evenwichtiger worden en ook naar inkomen;
  • Kwaliteit: versterking van de stedelijke en landschappelijke kwaliteit, de kwaliteit van de woonomgeving en van voorzieningen en dienstverlening;
  • Variëteit: scheppen van prettige en gevarieerde woonmilieus;
  • Duurzaamheid: ontwikkelen van woonservicegebieden, levensloopbestendige woningen, multifunctionele dienstencentra en dienstverleningsvormen aan huis;
  • Meedoen: versterking van betrokkenheid en binding van bewoners.

Kansrijke markt is er voor nultreden grondgebonden woningen, levensloopbestendige woningen (patio met op- en aanbouw of eengezinswoningen met basisfuncties op begane grond), particulier opdrachtgeverschap en collectieve vormen van woningbouw. Extra aandacht gaat echter uit naar het specifieke doelgroepen die moeite hebben passende woonruimte te vinden. Het gaat dan om woningen voor de lagere inkomens, zorgbehoevende ouderen, woningmarkt starters en de sociaal kwetsbaren. Woningen die geschikt zijn voor de doelgroepen lager inkomens en starters zijn er genoeg, maar die woningen zijn reeds bezet. Door woningen te bouwen naar de wensen van de zittende bewoners, kunnen verhuisbewegingen op gang worden gebracht, waardoor geschikte woningen voor lagere inkomens en starters vrijkomen.

ZORG EN LEEFBAARHEID

Veel mensen hebben de wens om zo lang mogelijk zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen en

maatschappelijk mee te kunnen doen, ook als zij een beperking hebben. De gemeente streeft er naar te zorgen dat burgers met beperkingen niet noodgedwongen moeten verhuizen naar een verzorgingshuis of een andere intramurale voorziening. Daarvoor hanteert de gemeente het concept van woonservicegebieden. Woonservicegebieden zijn in feite gewone woonwijken voor iedereen, met daarbij voorzieningen voor de eerste levensbehoeften, een goed bereikbaar multifunctioneel zorg- en dienstencentrum (wezenlijk is de aanwezigheid van een huisarts, een fysiotherapeut en een informatie- en coördinatiepunt voor welzijn en zorg), recreatieve en culturele voorzieningen binnen loopafstand en toegankelijk openbaar vervoer in de nabijheid.

In het landelijk gebied staat het economische draagvlak voor de fysieke voorzieningen onder druk. Realisering van woonservicegebieden en andersoortige (al dan niet) maatschappelijke voorzieningen in het buitengebied en de dorpsgebieden wordt daardoor bemoeilijkt.

Voor deze gebieden is andere aandacht nodig om zorg te kunnen te leveren, bijvoorbeeld met decentrale steunpunten, nieuwe vormen van dienstverlening aan huis en de inzet van virtuele diensten. Daarnaast is de wens om de bestaande mogelijkheden om mantelzorg (zorg door familie, buren of bekenden) te verlenen, vergroten. Dat geschiedt door een positieve grondhouding in te nemen bij het beoordelen van verzoeken om aan/bijgebouwen bij woningen in het buitengebied geschikt te maken tot tijdelijke woonruimte om mantelzorg te kunnen bieden.

3.6.3 Welstandsbeleid

De in 2003 gewijzigde Woningwet verplicht gemeenten welstandsbeleid te formuleren. In het welstandsbeleid dient op zo objectief mogelijke wijze worden aangegeven wat wordt verstaan onder redelijke eisen van welstand en waaraan bij bouwaanvragen wordt getoetst. Een welstandsnota heeft de status van beleidsregels zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. De gemeenteraad kan ook tussentijdse aanvullingen op de welstandsnota vaststellen.

Op 27 april 2004 is een Welstandsnota voor de gehele gemeente vastgesteld door de gemeenteraad. Doel van de welstandsnota is een bijdrage te leveren aan het behoud en waar nodig het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de gebouwde omgeving in de gemeente. Meer specifiek heeft de welstandsnota twee functies:

- Ten eerste vormt het een handboek waarin een initiatiefnemer in een vroeg stadium kan lezen welke specifieke welstandseisen voor zijn bouwplan geldt;

- Het biedt een kader aan het gemeentebestuur voor het beoordelen van bouwplannen en de welstandscommissie voor het welstandsadvies.

Bij strijdigheid tussen de welstandsnota en het bestemmingsplan, heeft het bestemmingsplan voorrang; datgene wat door het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt kan niet door de welstandscriteria worden tegengehouden. Andersom valt de architectonische vorm van bouwwerken buiten de reikwijdte van de bestemmingsplanvoorschriften en wordt exclusief door de welstandsnota geregeld. Het is daarom van belang een vloeiende overgang te bewerkstelligen tussen de stedenbouwkundige kwaliteitsdoelstellingen (te regelen in het bestemmingsplan en/of het bijbehorende exploitatieplan) en de welstandscriteria (regelen in welstandsnota).

Een deel van de welstandsnota is gewijd aan het gebiedsgericht beleid. Dit is ook het meest relevante deel van de nota voor dit bestemmingsplan voor het buitengebied. De gebiedsgerichte criteria zijn afgeleid van de bestaande omgeving. Het uitgangspunt is dat bij het ontwerpen van nieuwe gebouwen of aanpassingen van bestaande bouwwerken rekening wordt gehouden met de waardevolle karakteristieken van de buurt of het gebied. De gemeente kent in totaal 23 deelgebieden. De deelgebieden zijn gebaseerd op de waarneembare samenhang in de verschijningsvorm van de bebouwing. Deze heeft een duidelijke relatie met de historische en landschappelijke ontwikkeling van Hoogezand-Sappemeer. Centraal in deze ontwikkeling staat de lintenstructuur die de systematische ontginning van het veen met zich heeft meegebracht.

In het buitengebied worden in de nota de volgende deelgebieden onderscheiden naar hun beeldbepalende kwaliteiten:

  • 1. Laagveenontginningslandschap rond Westerbroek;
  • 2. Laagveenontginningslandschap;
  • 3. Hoogveenontginningslandschap;
  • 4. Kiel-Windeweer;
  • 5. Sappemeer Oost;
  • 6. Achterdiep;
  • 7. Woldweg;
  • 8. Nieuw Woelwijck;
  • 9. Landschappelijke recreatie.

3.6.4 Regeling in het basis bestemmingsplan Buitengebied
3.6.4.1 Cultuurhistorische eigenheid bij woningbouwtaakstelling

De gemeente is op zoek naar een methode waarbij aan de regionale afspraken qua woningbouwopgave wordt voldaan en tegelijkertijd wordt aangesloten bij de structuur van het landschap. Een manier om dat te doen is de eeuwenoude veenkoloniale landschapsstructuur als uitgangspunt voor woningbouw te hanteren: bestaande linten versterken en de ontstane kamers tussen de linten invullen. Een dergelijke aanpak zou ook prima passen in de cultuurhistorische aandacht die het Verdrag van Malta en op nationaal niveau de Nota Belvedère voorstaat, alsmede het Landschapsontwikkelingsplan voor de Veenkoloniën, het Oldambt en Westerwolde dat de stuurgroep Agenda voor de Veenkoloniën presenteerde.

De gekozen methodiek wordt voor een deel al verwerkt in dit bestemmingsplan. Bestaande linten in het buitengebied versterken. Verder staat het bestemmingsplan nieuwbouw in de dorpen Westerbroek en Kiel-Windeweer toe. Bij versterking van het bestaande lint is met name gedacht aan Kiel-Windeweer. In afwijking van het voorontwerp van dit bestemmingsplan krijgen de nieuwbouwlocaties in het voorliggende plan geen direct bouwrecht, maar zijn ze mogelijk gemaakt met een wijzigingsbevoegdheid. Reden hiervoor is dat hierdoor niet moet worden voldaan aan de Wet ruimtelijke ordening om bij directe bouwtitel voor een woning, ofwel een exploitatieplan op te stellen, ofwel een exploitatieovereenkomst met de initiatiefnemer te sluiten. Behalve in de gevallen dat zich een reeds initiatiefnemer met concrete plannen heeft gemeld en met die persoon een exploitatieovereenkomst is gesloten, is de betreffende woning als directe bouwtitel in dit bestemmingsplan opgenomen.

3.6.4.2 Nieuwbouw in Westerbroek en Kiel-Windeweer

Om de levendigheid van de dorpen te behouden en te versterken wordt de mogelijkheid opgenomen om in Westerbroek ongeveer 22 woningen en in Kiel-Windeweer 19 woningen in 10 jaar tijd te bouwen, overeenkomstig de wens van de dorpsverenigingen.

De aanpak voor realisering van woningbouw in Kiel-Windeweer en in Westerbroek verschilt daarbij fundamenteel. In het geval van Westerbroek is gekozen voor de woningbouwlocaties die in beeld zijn in relatie tot de huidige planvorming voor een Multi Functioneel Centrum (MFC). Dit betekent dat wordt voortgeborduurd op de in de jaren 1990 gerealiseerde dorpsuitbreiding van de Boekhors en dat woningbouw ter plekke van het huidige dorpshuis is opgenomen. Deze keuze verschilt van het voorontwerp van dit bestemmingsplan, waarin nog werd uitgegaan van bouwen op de locatie Jellesbosch. Deze locatie is door voortschrijdend planologisch inzicht komen te vervallen.

In Kiel-Windeweer moet de nieuwbouw zich schikken naar de bestaande historisch gevormde lintstructuur en bebouwingsvorm. In principe moeten nieuwe bouwlocaties dan ook bestaande bebouwingsclusters vervolmaken. Over de keuze van de exacte locatie van de te bouwen woningen is met de dorpsverenigingen gesproken. Gezocht is naar locaties die:

  • De openheid van het dorp onaangetast laten;
  • Agrarische bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden schaden;
  • Daadwerkelijk bebouwd zullen worden.

Aan inpassing van de nieuwbouw worden hoge eisen gesteld. In Kiel-Windeweer hebben de eisen betrekking op de situering op het perceel ten opzichte van het Kieldiep en aan de afmetingen van de woningen. De woning moet bestaan uit één bouwlaag met kap en moet haaks op het diep worden gesitueerd. Uiteindelijk moet de architectonische kwaliteit van de bebouwing vanuit het welstandsbeleid worden gegarandeerd.

In Hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de bouwplannen voor Kiel-Windeweer en Westerbroek.

3.6.4.3 Versterking lintstructuur

Naast nieuwbouw in de dorpen, worden de oude lintstructuren versterkt en wordt ingespeeld op de vraag naar woningbouwmogelijkheden in het buitengebied. De linten vormen een weerspiegeling van de ontstaansgeschiedenis van deze gemeente en hebben elk hun eigen karakter. Zo is de belevingswaarde en de structuur van het Achterdiep anders dan bijvoorbeeld het lint van de Woldweg. Versterking van bestaande lintstructuren vindt plaats wanneer de beeldkwaliteit van het betreffende lint door nieuwbouw aan kwaliteit wint. Gelet hierop komen enerzijds de linten van de Kalkwijk, Borgercompagnie en Tripscompagnie en anderzijds het Achterdiep in principe in aanmerking voor nieuwbouw.

Voor Kropswolde geldt dat de dorpsvereniging heeft aangegeven dat er weinig behoefte aan nieuwbouw is. De Woldweg is als nieuwbouwlocatie van woningen niet direct aantrekkelijk door de verkeersdrukte en de bijbehorende geluidsproblematiek.

KARAKTERISTIEK BOUWEN AAN EN ACHTERDIEP

Aan de Kalkwijk c.a. en het Achterdiep wordt aansluitend op bestaande bebouwingsblokken nieuwbouw mogelijk gemaakt. Hierbij wordt de historische maat voor een kavel van 70 meter breedte als uitgangspunt gehanteerd. Waar thans meer dan 70 meter vrije ruimte tussen kavels zit, wordt geen bebouwing opgericht, als die maat minder is, kan nieuwbouw overwogen worden. Door het op deze wijze aanvullen van bestaande clusters van bebouwing met nieuwbouw worden de kenmerkende doorzichten naar het achterliggende landschap gerespecteerd en tegelijkertijd bebouwingsaccenten verstevigd. Bij de keuze voor nieuwbouwlocaties speelt verder mee de feitelijke plaatselijke situatie en eventuele toekomstige ontwikkelingen waarop het bestemmingsplan niet vooruit wil lopen, zoals de grootschalige woningbouwplannen voor de zuidzijde. Bij de eigenlijke bouw gelden dezelfde spelregels die voor woningbouw in de dorpen zijn geformuleerd. De architectonische kwaliteit van de bebouwing wordt gewaarborgd via de welstandsnota.

Aan de Kalkwijk zijn de nieuwbouwmogelijkheden beperkt tot het zuidelijke deel van de Kalkwijk: ten zuiden van de Leine. Het grootste deel van de Kalkwijk, evenals de Borgercompagnie en Tripscompagnie ligt namelijk in het zoekgebied voor De Groene Compagnie. Deze linten gaan in de toekomst onderdeel uitmaken van de stadsrandzone. Zoals opgemerkt in de inleiding, maakt De Groene Compagnie geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan voor het buitengebied. Te zijner tijd worden daarvoor aparte bestemmingsplannen opgesteld. Nieuwbouw aan de linten van de Borgercompagnie, Tripscompagnie en het grootste deel van de Kalkwijk wordt waar mogelijk in het kader van die bestemmingsplannen geïntegreerd. De intussen ontvangen concrete aanvragen voor woningbouw in de betreffende linten, zijn echter wel beoordeeld. Voor zover die aanvragen in overeenstemming zijn met het hier verwoorde woningbouwbeleid, zijn zij opgenomen in dit bestemmingsplan.

In Hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de nieuwbouwplannen in dit bestemmingsplan.

3.6.4.4 Mogelijke woonfuncties in vrijkomende gebouwen

In afwijking van het voorontwerp van dit bestemmingsplan worden woonfuncties mogelijk gemaakt in alle vrijkomende bestaande gebouwen (zie ook paragraaf 3.3.1 - Een ruime regeling creëren voor hergebruik van vrijkomende bebouwing). Doel hiervan is het waardevolle landschapsbeeld te beschermen door leegstand en verpaupering van vrijkomende gebouwen te voorkomen. Daarnaast zal de mogelijkheid om woonfuncties toe te voegen de leefbaarheid van de dorpen vergroten.

De woonfunctie mag uitsluitend in het hoofdgebouw worden uitgeoefend. Sommige hoofdgebouwen (zoals van agrarische gebouwen) zijn dermate groot van omvang dat daarin meerdere woonfuncties plaats zouden kunnen vinden. Per vrijkomend hoofdgebouw wordt echter in principe maar één woning toegestaan. Reden hiertoe is dat meer dan één woning ten koste zou gaan van de in de omgevingsverordening toegekende nieuwbouwruimte. Dat is niet gewenst omdat het zeer waarschijnlijk is dat alleen een uitermate gering deel van het aantal mogelijk woningen in vrijkomende gebouwen daadwerkelijk gerealiseerd wordt.

Dat in dit bestemmingsplan slechts één woning in het hoofdgebouw wordt toegelaten wil niet zeggen dat niet meer woningen worden toestaan. Als het gewenst is een hoofdgebouw voor meerdere woningen geschikt te maken, dan zal daarvoor een aparte bestemmingsplanprocedure moeten worden doorlopen.

3.6.4.5 Aan huis verbonden bedrijvigheid

Inventarisatie

Tijdens de gesprekken in het kader van de inventarisatieronde is naar voren gekomen dat er behoefte is aan het toestaan van huis verbonden beroepen en bedrijven. Dergelijke activiteiten zorgen voor een verlevendiging van een dorp. Wel moet er voor gewaakt worden dat geen overlast wordt veroorzaakt. Voorschriften voor aan huis verbonden beroepen en bedrijven moeten duidelijk en goed handhaafbaar zijn.

Beperkingen

In de provinciale omgevingsverordening zijn geen expliciete voorwaarden gesteld aan aan huis verbonden beroepen en bedrijven. Uitgegaan moet worden van wat in de rechtspraak wordt gezien als activiteiten die eigen zijn aan de woonbestemming.

In het geval de activiteit aan huis niet eigen is aan de woonbestemming, stelt de provincie wel regels aan die activiteit. Immers dan is het geen woonactiviteit meer, maar bijvoorbeeld een niet agrarische activiteit die behoort bij de functie dienstverlening, detailhandel of bedrijvigheid. Dan moet dus voldaan worden aan de regels die behoren bij de betreffende functie.

Regeling in dit bestemmingsplan

Onder bedrijf of beroep aan huis wordt verstaan: een dienstverlenend of ambachtelijk bedrijf of beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het volgende beleid is van toepassing:

  • De woonfunctie blijft de hoofdfunctie, zowel in omvang als in uitstraling, vooral aan de naar de weg gekeerde zijde(n) van het perceel;
  • De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s);
  • De activiteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de woning en omgeving, en mag geen noemenswaardige hinder veroorzaken of afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden en privacy van omliggende gronden en bouwwerken;
  • De activiteit mag niet meer ruimte gebruiken dan 40% van de totale oppervlakte van de gebouwen, en niet meer dan 50 m2;
  • Alleen productiegebonden detailhandel is toegelaten;
  • De activiteit is alleen toegelaten als zij milieuhygiënisch passend is;
  • De activiteit is alleen toegelaten als in de parkeerbehoefte voorzien wordt op het eigen erf;
  • Reclame-uitingen en etalages zijn niet toegelaten.
3.6.4.6 Bouwmogelijkheden voor hoofd- en bijgebouwen

Inventarisatie

Tijdens de inventarisatie is gebleken dat er behoefte is aan ruime bouwmogelijkheden voor hoofd- en bijgebouwen. Veel mensen gaan in het landelijk gebied wonen om de ruimte, bijvoorbeeld omdat ze ruimte-intensieve hobby's hebben, zoals het houden van paarden of schapen. Daarbij speelt een rol dat in het landelijk gebied mensen vaak grotere kavels hebben zodat de ruimte fysiek aanwezig is om dergelijk hobby's uit te oefenen. Betrokkenen stellen daarnaast voor om de oppervlakte van de bijgebouwen te koppelen aan het perceelsoppervlakte.

Beperkingen

De provincie heeft geen expliciet bijgebouwenbeleid. In de dorpsgebieden moet voldaan worden aan de beeldkwaliteitseisen in de welstandsnota. In het buitengebied moet daaraan ook worden voldaan, en aan de volgende oppervlakte regels:

  • de gezamenlijke grondoppervlakte van woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 300 m2 bedragen;
  • de gezamenlijke grondoppervlakte van aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag maximaal de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen.

Regeling in het basis bestemmingsplan Buitengebied

Net als bij agrarische bedrijven is bouwruimte afhankelijk van de ruimtelijke inpassing, maatwerk. Dit bestemmingsplan gaat uit van een deels directe regeling - waarbij eveneens voldaan moet worden aan de welstandsnota. Als de regeling niet voorziet in de benodigde bouwruimte, komen kwaliteitseisen en landschappelijke inpassing sterker aan de orde.

Uitbreidingsruimte voor hoofdgebouwen en bijgebouwen

Volgens het oude bestemmingsplan uit 1993 is het niet mogelijk om een woning die kleiner is dan 91 m2 uit te breiden. Aansluitend op moderne woonwensen en het provinciale beleid wordt deze ondergrens afgeschaft. In alle gevallen dient te worden voldaan aan de provinciale eis dat de maximale oppervlakte voor de totale bij elkaar behorende woonbebouwing 300 m2 bedraagt.

Dit bestemmingsplan staat bij recht toe dat eenderde van het kaveloppervlak mag worden bebouwd, mits wordt voldaan aan de eisen in de provinciale omgevingsverordening (maximaal bebouwd grondoppervlak 300 m2 en grondoppervlakte bijgebouwen mag maximaal de grondoppervlakte van het hoofdgebouw zijn. Voor die gevallen dat met deze regeling niet kan worden voldaan aan de moderne woonwensen en eisen, is een ontheffing opgenomen om meer te mogen bouwen dan eenderde van het kaveloppervlak. Die ontheffing mag echter niet tot gevolg hebben dat meer dan de helft van het kaveloppervlak wordt bebouwd.

3.6.4.7 Mantelzorg

Mantelzorg kan worden omschreven als het bieden van hulp bij het dagelijks functioneren, die vrijwillig en onbetaald, buiten organisatorisch verband, wordt verleend aan personen uit het sociale netwerk die - door welke oorzaak dan ook - vrij ernstige fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen hebben.

In de Woonvisie 2008-2012 is geschreven dat de bestaande mogelijkheden om mantelzorg (zorg door familie, buren of bekenden) te verlenen, vergroot dienen te worden. Om woonbebouwing geschikt te maken voor tijdelijke woonruimte waarin de mantelzorger kan verblijven, heeft dit bestemmingsplan het volgende beleid opgenomen. Met een ontheffingsmogelijkheid kan worden toegestaan dat woongebouwen mogen worden gebruikt voor in - en bijwoning. Dus in alle bijgebouwen (al dan niet vrijstaand) is zelfstandig woongebruik toegestaan. Expliciet is zelfstandig woongebruik toegestaan om de privacy van de zorgbehoeftige en de zorggevenden te garanderen.

Men moet naast de bepalingen van het Bouwbesluit voldoen aan de volgende specifieke voorwaarden:

  • De zorgbehoefte moet overtuigend zijn aangetoond. Dit om te voorkomen dat onterecht van de ontheffingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt.
  • De oppervlakte van voor mantelzorg in gebruik te nemen gebouwen (aan- en uitbouwen daaronder begrepen) mag niet meer dan 60 m² mag bedragen. Dit om het ruimtelijk effect van bewoning in principe aanvaardbaar te houden. Daarnaast beperkt deze geringe oppervlakte de kans dat, na beëindiging van de bijwoning, een volwaardige zelfstandige (eengezins)woning ontstaat.
  • In het geval van een vrijstaand (bij)gebouw vormt het qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het hoofdgebouw.
  • Een voor mantelzorg in gebruik te nemen gebouw moet zijn gesitueerd op maximaal 10 meter van de dichtstbijzijnde zij- of achtergevel van het hoofdgebouw en mag niet zijn gesitueerd voor de (verlengde) voorgevel van het hoofdgebouw.
  • In en bijwoning is na opheffing van de mantelzorg bewoning niet toegestaan. Dit om te voorkomen dat het aantal woningen toeneemt.
  • Er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Mochten de bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan reeds zijn benut, dan kan aan een ontheffingsprocedure volgens artikel 3.23 Wet ruimtelijke ordening worden meegewerkt. Hierbij moet aan de bovenstaande voorwaarden worden voldaan. Deze mogelijkheid dient zich des te meer aan als het vergen van gebruik van bestaande bebouwing voor mantelzorg onevenredig zou zijn in verhouding met de belangen die daarmee worden gediend.

In bepaalde gevallen is het mogelijk dat met de ontheffing van artikel 3.23 Wet ruimtelijke ordening de maximale oppervlakten voor gebouwen in de provinciale omgevingsverordening, wordt overschreden. In dat geval zal het college van burgemeester en wethouders ontheffing van Gedeputeerde Staten moeten aanvragen.

De mantelzorg regeling is ook mogelijk bij bedrijfswoningen, mits de ontwikkeling van de omliggende bedrijven er niet door wordt beperkt.