Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan:     

het bestemmingsplan Veegplan Buitengebied Oost 2020 met identificatienummer NL.IMRO.0748.BP0269-0301 van de gemeente Bergen op Zoom;

1.2 Bestemmingsplan:     

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Aanduiding:     

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de aanduding regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens:     

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Aardkundige waarden en kenmerken     

waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van belang zijn;

1.6 Afhankelijke woonruimte:     

een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding is ondergebracht;

1.7 Agrarisch bedrijf:     

inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1., derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een (grondgebonden) veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf;

1.8 Agrarisch bouwvlak:     

een aanduiding 'bouwvlak' binnen de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden - Natuur en landschap;

1.9 Agrarisch technisch hulpbedrijf:     

bedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt. vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking;

1.10 Agrarisch verwant bedrijf:     

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;

1.11 Archeologische waarden:     

waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;

1.12 Attentiezone waterhuishouding     

gebied gelegen rondom en binnen het Natuur Netwerk Brabant waar fysieke ingrepen die een negatief effect hebben op de waterhuishouding invloed kunnen hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van het NNB;

1.13 Bebouwing:     

gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.14 Bebouwingscluster     

vlakvormige verzameling van bebouwing buiten bestaand stedelijk gebied;

1.15 Bebouwingsconcentratie:     

kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster;

1.16 Bebouwingslint     

min of meer aaneengesloten lijnvormige reeks van bebouwing langs een weg buiten bestaand stedelijk gebied;

1.17 Bebouwingspercentage:     

een in de regels opgenomen of aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een terrein (bouwvlak, bestemmingsvlak, bouwperceel etc.) aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;

1.18 Bed & breakfast:     

een voorziening bestaande uit maximaal vier kamers voor het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; daaronder niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

1.19 Bedrijfsactiviteiten:     

handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;

1.20 Bedrijfsgebouw:     

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.21 Bedrijf aan huis     

het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen dienstverlenend bedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk in een omvang die in een woning en/of de daarbij bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.22 Bedrijfsmatige exploitatie:     

het via een bedrijf, stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/ exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief gebruik plaatsvindt;

1.23 Bedrijfswoning     

een woning, in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering noodzakelijk moet worden geacht;

1.24 Beperkt kwetsbaar objecten:     

onder een beperkt kwetsbaar object wordt verstaan:

  1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per ha, en;
  2. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  3. kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie van kwetsbaar object als bedoeld in 1.90 vallen;
  4. hotels en restaurants, voor zover zij niet onder de definitie van kwetsbaar object als bedoeld in 1.90 vallen;
  5. winkels, voor zover zij niet onder de definitie van kwetsbaar object als bedoeld in 1.90 vallen;
  6. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen; kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie van kwetsbaar object als bedoeld in 1.90 vallen;
  7. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie van kwetsbaar object als bedoeld in 1.9) vallen;
  8. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en; objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

1.25 Beperkingen veehouderij     

gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen zijn beperkt;

1.26 Beroep aan huis     

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.27 Bestaand:     

  1. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

  2. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.28 Bestaand bouwperceel     

een bouwperceel waarbinnen het geldend bestemmingsplan het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m² toestaat;

1.29 Bestaand stedelijk gebied     

gebied dat het bestaande ruimtebeslag van een kern bevat ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies;

1.30 Bestaande ammoniakemissie     

het bestaand aantal dierplaatsen voor de bestaande diersoorten, vermenigvuldigd met de emissiefactoren van het bestaande stalsysteem, waarbij geldt:

  1. bestaand stalsysteem: het stalsysteem ten tijde van de vaststelling van het plan;

  2. bestaande aantal dierplaatsen: het aantal legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het plan;

  3. bestaande diersoorten: de diersoorten waarvoor de legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het plan zijn gebouwd.

1.31 Bestemmingsgrens:     

de grens van een bestemmingsvlak;

1.32 Bestemmingsvlak:     

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.33 Bevoegd gezag:     

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.34 Bijbehorend bouwwerk     

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.35 Bos:     

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie;

1.36 Boerderij(gebouw):     

een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;

1.37 Bouwen:     

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.38 Bouwgrens:     

de grens van een bouwvlak;

1.39 Bouwlaag:     

doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.40 Bouwperceel:     

een aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan;

1.41 Bouwperceelgrens:     

een grens van een bouwperceel;

1.42 Bouwvlak:     

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge het planologisch regime bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.43 Bouwvlakgrens     

de grens van een bouwvlak;

1.44 Bouwwerk:     

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.45 Buisleiding     

leiding bestemd of gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, met de daarbij behorende voorzieningen;

1.46 Buisleidingenstraat     

een brede strook grond, die primair bestemd is voor het leggen van meerdere buisleidingen en zo nodig is uitgevoerd met collectieve voorzieningen zoals kunstwerken.

1.47 Centrale (recreatieve) voorzieningen     

Voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatieve functie, zoals een ontvangstkantoor/receptie, kantine, verblijfsruimten, sanitaire voorzieningen, kampwinkel, sport, spel- en ontspanningsvoorzieningen en dienstverlening.



1.48 Chalet     

een gebouw, geen stacaravan of recreatiewoning zijnde, al dan niet met vaste fundering, dat dient als recreatief verblijf, waarvan de gebruikers hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben;

1.49 Cultuurhistorische waarden en kenmerken     

waarden of kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;

1.50 Dagrecreatie:     

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan; huifkarren worden hier mede onder begrepen;

1.51 Dagrecreatieve voorziening     

speciaal aangelegde accommodatie al dan niet overdekt ten behoeve van dagrecreatie;

1.52 Detailhandel:     

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.53 Dienstverlening:     

dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, opticien, autorijschool, uitzendbureau, reisbureau, bank, telefoon-/internetdienst, makelaarskantoor, fotoatelier, kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;

1.54 Ecologische waarden en kenmerken     

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, waterhuishouding, kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, mate van stilte, donkerte, openheid, landschapsstructuur en belevingswaarde, al dan niet zoals vastgelegd op de beheertypenkaart en de ambitiekaart van het natuurbeheerplan;

1.55 Erftoegangsweg:     

een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als het meest lokale wegtype, waarbij langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer gemengd is, zonder rijrichtingscheiding en meestal zonder gescheiden fietspaden;

1.56 Evenement:     

een georganiseerde één- of meerdaagse gebeurtenis ten behoeve van meerdere bezoekers met bijbehorende voorzieningen, zoals parkeerplaatsen en tijdelijke bouwwerken;

1.57 Extensief recreatief medegebruik:     

die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, waarbij het aantal recreanten per hectare beperkt is, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie;

1.58 Extensieve dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen:     

dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen die aansluiten bij het agrarisch bedrijf of bij de natuur- en landschapsbeleving van het landelijk gebied zoals kinderboerderijen, theehuis, verhuur van fietsen/huifkarren, waarbij kampeermiddelen en stacaravans niet zijn toegestaan;

1.59 Gebiedsontsluitingsweg:     

een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als een weg met gelijkvloerse kruisingen welke is bedoeld om landelijk of stedelijk gebied te ontsluiten. De wegvlakken hebben hierbij een doorstroomfunctie, terwijl de gelijkvloerse kruispunten uitwisseling van verkeer mogelijk maken met wegen van een lagere orde;

1.60 Gebouw:     

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.61 Geluidgevoelige objecten     

woningen, scholen voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs, hoger onderwijs en gezondheidszorggebouwen;

1.62 Geluidzoneringsplichtige inrichting:     

bedrijven welke vallen onder artikel 2.4. van Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

1.63 Gemengde bedrijven:     

agrarische bedrijven met een grondgebonden bedrijfstak en een intensieve veehouderijtak;

1.64 Gemengd landelijk gebied     

multifunctionele gebruiksruimte, gelegen buiten bestaand stedelijk gebied, het Natuur Netwerk Brabant en de groenblauwe mantel;

1.65 Geomorfologisch:     

de vorm van het landschap, ontstaan door geologische processen en beïnvloedt door menselijk handelen;

1.66 Geurgevoelige objecten:     

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;

1.67 Glastuinbouwbedrijf:     

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt;

1.68 Groepsrisico     

cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting of leiding en/of een ongewoon voorval met die inrichting of leiding.

1.69 Groepsaccommodatie/logeergebouw:     

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband;

1.70 Grondgebonden agrarisch bedrijf     

agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond behorende bij het bedrijf;

Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant;

1.71 Grondgebonden veehouderij     

veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op de gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie;

1.72 Grondwaterbeschermingsgebied     

gebied waarbinnen het grondwater, afhankelijk van de kwetsbaarheid van het gebied, een periode van 25 of 100 jaar nodig heeft om de pompputten voor waterwinning te bereiken;

1.73 Grootschalige ontwikkeling     

ontwikkeling waarbij blijkens een economisch effectenonderzoek, de som van het te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen meer dan 150.000 bedraagt;

1.74 GVE (groot vee-eenheid)     

eenheid waarmee de fosfaatproductie van landbouwhuisdieren wordt uitgedrukt en waarbij 1 GVE overeenkomt met de fosfaatproductie van één melkkoe;

1.75 Hobbymatig:     

een omvang die niet als bedrijfsmatig wordt aangemerkt en/of waarbij geen vergoeding wordt gevraagd voor gebruik;

1.76 Hoofdgebouw:     

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en/of, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.77 Horeca     

bedrijfsmatig verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse, het bedrijfsmatig aanbieden van hotel- of groepsaccomodatie of het bedrijfsmatig bieden van feest-, congres- of vergaderfaciliteiten, één en ander al dan niet in combinatie met elkaar;

1.78 Houtgewas     

bomen, struiken, cactussen of doorlevende klimplanten (zoals druiven)

1.79 Houtproductie:     

het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos;

1.80 Hoveniersbedrijf:     

een bedrijf dat is gericht op het kweken en verkopen van planten en siergewassen en het aanleggen en onderhouden van tuinen en andere groenvoorzieningen;

1.81 Kabel     

een kabel is een geheel van geleiders welke voorzien is van één ommanteling en bestemd is voor transport van energie of data;

1.82 Kamerverhuur:     

het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning. Hieronder wordt niet verstaan de verhuur door particulieren van maximaal twee kamers in de door hen zelf bewoonde woning;

1.83 Kampeerboerderij:     

het gelegenheid geven tot het houden van recreatief nachtverblijf in gebouwen deel uitmakend van een (voormalig) agrarisch bedrijf ,

1.84 Kampeerchalet     

een eenvoudig gebouw met een beperkte inhoud en oppervlakte waarvan de muren niet uit steen, beton of vergelijkbare materialen bestaan dat is bestemd voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.85 Kampeermiddel:     

tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of enig ander onderkomen of verblijf, geen bouwwerk zijnde, dat geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf;

1.86 Kampeerplaats:     

standplaats voor één of een aantal bij elkaar behorende kampeermiddelen;

1.87 Kampeerterrein:     

terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, dat is bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.88 Kantoor:     

een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie;

1.89 Kas:     

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 m;

1.90 Kwetsbare object     

onder een kwetsbaar object wordt verstaan:

  1. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in 1.24;
  2. gebouwen bestemd voor verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. scholen, of;
    3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
    4. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
      1. kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlakte van meer dan 1.500 m2 , of;
      2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeroppervlakte meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal brutovloeroppervlakte van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en;
      3. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

1.91 Landschappelijke inpassing:     

het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt met het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en/of de aanplant van gebiedseigen beplanting, een en ander passend binnen de voorwaarden als vastgelegd in het regionale beleidskader dat als bijlage bij de regels is gevoegd;

1.92 Landschappelijke waarden en kenmerken     

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstige waarden van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

1.93 Lawaaisport:     

sportactiviteiten waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd , waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, en de (model)vliegsport;

1.94 Legaal:     

gebouwd in overeenstemming met de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.95 Loon(werk)bedrijf:     

een bedrijf dat – voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen- diensten verleent aan agrarische bedrijven, hetzij in verband met de bodemcultuur, hetzij ter uitvoering van grondwerkzaamheden;

1.96 Manege     

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de navolgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, ondergeschikte horeca-activiteiten (kantine, foyer e.d.), logies- en of verenigingsaccomodatie en het houden van wedstrijden en evenementen;

1.97 Mestbewerking:     

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest;

1.98 Milieucategorie     

milieucategorie zoals omschreven in de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (2009);

1.99 Minicamping:     

een kleinschalig kampeerterrein als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of een burgerwoning;

1.100 Natuur Netwerk Brabant     

samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;

1.101 Natuurwaarde:     

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.102 Netto glas     

aantal m² kasoppervlakte;

1.103 Nevenactiviteiten:     

het ontplooien van ondergeschikte activiteiten op een agrarisch bouwvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen;

1.104 Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:     

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.105 Nieuwvestiging     

vestiging op een locatie waar ingevolge het geldende bestemmingsplan geen bebouwing of bedrijfsfunctie is toegestaan;

1.106 Omgevingsdialoog     

het voeren van overleg over (de voorbereiding van) een plan of project met omwonenden en/of direct betrokkenen door de initiatiefnemer;

1.107 Omschakeling     

het geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar een andere agrarische bedrijfsvorm;

1.108 Ondergronds bouwwerk     

een (gedeelte) van een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen ten minste 1.75 meter beneden peil;

1.109 Ondersteunende horeca:     

een horecavoorziening of -activiteit binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor het aanbieden van drank en etenswaren dan wel drank en etenswaren aanbiedt voor gebruik ter plaatse;

1.110 Overig bouwwerk     

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden

1.111 Overig agrarisch bedrijf     

agrarisch bedrijf gericht dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, vollegrondsteeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt;

1.112 Overkapping     

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw;

1.113 Paardenbak:     

een terrein dat door middel van grondbewerkingen en eventuele hekwerken is ingericht voor het trainen en/of africhten van paarden;

1.114 Paardenfokkerij     

het fokken van paarden, zoals hengstenstations, opfokbedrijven en paarden- en ponyfokbedrijven;

1.115 Paardenhouderij:     

voor de paardenhouderij dient onderscheid gemaakt te worden in productiegerichte en gebruiksgerichte paardenhouderij:

productiegerichte paardenhouderij(diergerichte paardenhouderij): een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak, handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.

gebruiksgerichte paardenhouderij(mensgerichte paardenhouderij): een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone (inclusief het in pension houden van paarden van derden)

1.116 Pand     

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.117 Peil     

  • voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld;

1.118 Pensionstalling:     

een gebruiksgerichte paardenhouderij die zich voornamelijk richt op het stallen van paarden van derden;

1.119 Permanente teeltondersteunende voorziening     

teeltondersteunende voorziening die voor onbepaalde tijd worden gebruikt, niet zijnde een kas;

1.120 Plaatsgebonden risico:     

risico op een plaats nabij een buisleiding of inrichting uitgedrukt als kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die bepaalde plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met die buisleiding of inrichting.

1.121 Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:     

een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.122 Recreatiebedrijf     

aaneengesloten terrein ten behoeve van de bedrijfsmatige uitoefening van diensten op het gebied van dag- en verblijfsrecreatie, met de daarbij behorende voorzieningen;

1.123 Recreatief medegebruik:     

die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik;

1.124 Recreatiewoning:     

woning of enig ander een bouwwerk , dat blijkens de inrichting geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf voor gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.125 Recreatiewoningencomplex:     

een terrein voor het plaatsen en geplaatst houden van recreatiewoningen;

1.126 (regionale) waterberging     

gebied dat noodzakelijk is om wateroverlast uit (regionale) watersystemen tegen te gaan;

1.127 Rijstrook:     

een begrensd gedeelte van de rijbaan dat voldoende breed is voor het op dat gedeelte voorkomende verkeer;

1.128 Risicovolle inrichting:     

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.129 Rugstreeppadgebied     

een gebied dat is ingericht als leefomgeving voor rugstreeppadden, in ieder geval bestaande uit een geïsoleerde voortplantingsvijver met een minimum grootte van 0,5 hectare met permanent ondiep water en oevers met zeer geleidelijk aflopende taluds in ieder geval begroeid met een halfopen, schrale vegetatie;

1.130 Ruimtelijke ontwikkeling:     

bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor een wijziging op grond van het planologisch regime nodig is;

1.131 Seksinrichting     

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.132 Slopen:     

geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van een bouwwerk;

1.133 Solitaire recreatiewoning     

recreatiewoning die geen deel uitmaakt van een verblijfsrecreatief terrein;

1.134 Speelbos     

een natuurlijke speeltuin, zonder gebruikelijke speeltoestellen zoals schommels en klimrekken, geschikt voor bouwen van boomhutten en bruggetjes en daarmee vergelijkbare natuurlijke spelactiviteiten in een bos;

1.135 Stacaravan:     

een gebouw voor recreatief nachtverblijf, in de vorm van een caravan;

1.136 Statische opslag:     

opslag van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals boten en caravans en dergelijke;

1.137 Streekgebonden producten:     

producten, gemaakt met grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd en/of volgens streektraditie geteelde producten, en/of producten die volgens een specifieke bereidingswijze of receptuur van een bepaalde regio wordt geproduceerd;

1.138 Teeltondersteunende kassen:     

teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een kas, voor een vollegrondstuinbouwbedrijf of boomteeltbedrijf. Hieronder worden ook schuurkassen, permanente tunnel- of boogkassen begrepen;

1.139 Teeltondersteunende voorziening:     

ondersteunende voorziening die een onderdeel is van de bedrijfsvoering van een grondgebonden teeltbedrijf;

1.140 Teeltondersteunende voorzieningen, tijdelijk     

teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, doch maximaal 6 maanden per kalenderjaar. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik, zoals folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten en dergelijke;

1.141 Tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers:     

het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voorzover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;

1.142 Trekkershut:     

een klein vrijstaand gebouw, zonder eigen sanitaire voorzieningen, bestemd voor verhuur voor recreatieve doeleinden in de vorm van verblijfsrecreatie aan steeds wisselende wandelaars, fietsers, ruiters, kanoërs of autogebruikers, waarbij verhuur aan dezelfde personen maximaal 3 dagen/nachten mag zijn;

1.143 Tuincentrum:     

bedrijf, geheel of in overwegende mate gericht op detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de aanleg, inrichting en het onderhoud van en het verblijf in particuliere tuinen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en diensten worden aangeboden zoals tuinplanten en bomen, bloemen en planten, dieren, bloembollen en zaden, gereedschap, decoratiemateriaal buitenhuis en binnenhuis, materiaal ten behoeve van klein en groot tuinonderhoud, kleinmeubelen, tuinzwembaden en tuinsauna's, tuin gerelateerd speelgoed, tuinartikelen(tuinmeubilair),

1.144 Uitbreiding     

vergroting van een bestaand bouwperceel of bestaand bestemmingsvlak;

1.145 Veehouderij     

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van dieren waaronder runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;

1.146 Verbrede landbouw:     

het ontplooien van (neven)activiteiten op een agrarisch bouwvlak die verbonden zijn aan de bestaande te behouden agrarische bedrijfsvoering;

1.147 Verblijfsrecreatie:     

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, stacaravan, (kampeer)chalet, pension, bed & breakfast of kampeermiddel door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;



1.148 Vergisting     

het omzetten van koolhydraten door micro-organisme door middel van een anaëroob dissimilatieproces (waarbij biogas wordt geproduceerd);

1.149 Verkoopvloeroppervlak:     

voorkomende bedrijfsvloeroppervlakte, gemeten in m² op de vloer van de bedrijfsruimte, ten behoeve van de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen of het verlenen van aanverwante diensten;

1.150 Vestiging     

mogelijk maken van een ruimtelijke ontwikkeling op (het bouwvlak van) een bestaand bouwperceel die op grond van het geldende planologische regime niet is toegelaten;

1.151 Vloeroppervlak(te):     

de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;

1.152 Volkstuinen:     

grond waarop, anders dan ten dienste van een agrarisch bedrijf, op kleine schaal voedings- en/of siergewassen worden geteeld,voornamelijk ten eigen behoeve;

1.153 (vollegronds) teeltbedrijf     

agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;

1.154 Volwaardig agrarisch bedrijf:     

bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen;

1.155 Voorgevelrooilijn:     

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:

  1. gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;

  2. gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand;

1.156 Vormverandering van een bouwvlak     

wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte van het bouwvlak;

1.157 Waterhuishoudkundige voorzieningen     

inrichting en constructies ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging; zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d., bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen;

1.158 Watergang:     

een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde watergang;

1.159 Waterwingebied     

gebied waar de winning plaatsvindt ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening door onttrekking van grondwater;

1.160 Windturbine     

een bouwwerk bestaande uit een mast met bijbehorende fundering en rotor bedoeld voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie;

1.161 Woning/ wooneenheid:     

een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één of meer personen;

1.162 Woningsplitsing:     

het opdelen van een woning in meerdere wooneenheden;

1.163 (woon)boerderij:     

een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimte(n), die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en bedrijfsgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;

1.164 Woonunit:     

een te verplaatsen/ verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen, niet zijnde een stacaravan;

1.165 Zoekgebied ecologische verbindingszone     

gebied waarbinnen het natuurnetwerk wordt gerealiseerd;

1.166 Zoekgebied watersystemen     

gebied naast een waterloop waar maatregelen op het gebied morfologie en inrichting nodig zijn om de doelstellingen uit het provinciaal waterbeleid op het gebied van ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren te behalen;

1.167 Zorgvuldige veehouderij     

een veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

1.168 Scouting     

georganiseerde vrijetijdsactiviteiten voor jeugdgroepen, daaronder begrepen jeugdkampen voor leden









Artikel 2 Wijze van meten     

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:     

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.2 Bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel:     

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

2.3 De dakhelling:     

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 De goothoogte van een bouwwerk:     

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 De inhoud van een bouwwerk:     

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 De bouwhoogte van een bouwwerk:     

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.7 De oppervlakte van een bouwwerk:     

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 De hoogte van een windturbine:     

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;

2.9 Peil:     

  1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;

  2. voor bouwwerken die zijn gebouwd in het talud van de dijk en op een afstand van ten hoogste 4 m uit de grens van de dijkweg: de hoogte van de kruin van de dijk;

  3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

2.10 Ondergeschikte bouwdelen     

plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken worden bij toepassing van de bouwregels buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

2.11 Ondergrondse diepte van een bouwwerk     

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.12 Dakkapellen en dakopbouw     





a.bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw met een (al dan niet gezamenlijke) breedte van meer dan 70% van de breedte van het dakvlak waarin de dakkapel of dakopbouw is gelegen, wordt de snijlijn van het dakvlak of dakopbouw met het gevelvlak van de betreffende dakkapel of dakopbouw als goothoogte aangemerkt;



b.bij toepassing van een afgeknot schilddak, een afgeknot zadeldak of een zadeldak met een wolfseind zoals bedoeld in bijlage 2 behorende bij de ze regels, wordt de goot ter plaatse van de afknotting of de goot van het wolfseind bij het bepalen van de goothoogte niet meegerekend;



c.de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen worden overschreden door antennes, schoorstenen, hekwerken, zonnecollectoren, schotelantennes en daarmee gelijk te stellen constructies en ondergeschikte dakopbouwen, zoals ruimten ten behoeve van centrale verwarmings-, luchtbehandelings- en liftinstallaties, tot een oppervlakte van ten hoogste 25% van het grondoppervlak van de bouwlaag, waarop de dakopbouwen zich bevinden.



d. bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw op het voordakvlak of het zijdakvlak gericht op openbaar toegankelijk gebied met een (al dan niet gezamenlijke) breedte van maximaal 50% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 3.00 m. waarin de dakkapel of dakopbouw is gelegen, gemeten tussen hart woningscheidende bouwmuren of buitenzijde gevel aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/dakvoet van de dakkapel). wordt de snijlijn van het dakvlak of dakopbouw met het gevelvlak van de betreffende dakkapel of dakopbouw als goothoogte aangemerkt;



e. bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw als niet genoemd onder a met een (al dan niet gezamenlijke) breedte van meer dan 70% van de breedte van het dakvlak waarin de dakkapel of dakopbouw is gelegen, gemeten tussen hart woningscheidende bouwmuren of buitenzijde gevel aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/dakvoet van de dakkapel)wordt de snijlijn van het dakvlak of dakopbouw met het gevelvlak van de betreffende dakkapel of dakopbouw als goothoogte aangemerkt;



Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Agrarisch     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarisch grondgebruik;
  2. de uitoefening van een (vollegronds) teeltbedrijf of overig agrarisch bedrijf, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    1. 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', tevens een veehouderij is toegestaan;
    2. 'glastuinbouw', tevens een glastuinbouwbedrijf is toegestaan;
    3. 'paardenhouderij', tevens een productiegerichte paardenhouderij is toegestaan;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', tevens voor het behoud en herstel van landschapselementen;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - twee bedrijfswoningen', zijn twee bedrijfswoningen toegestaan;
  5. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  6. extensief recreatief medegebruik;
  7. doeleinden van openbaar nut;
  8. erfbeplanting;
  9. ondergeschikte detailhandel in streekgebonden en/of agrarisch zelf geproduceerde producten;
  10. tuinen bij (burger)woningen;
  11. kleinschalig kamperen met een maximum van 15 standplaatsen per agrarisch bedrijf, mits de gronden zijn gelegen binnen of in een zone direct grenzend aan de aanduiding 'bouwvlak' met een totale oppervlakte niet groter dan 0,5 hectare;
  12. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, paden, water, groen en de daarbij behorende bouwwerken.



3.2 Bouwregels     

3.2.1 Algemeen     

Op de in de bestemming 'Agrarisch' bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving bedoelde bestemmingen worden gebouwd met dien verstande dat:

  1. gebouwen en uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat maximaal één bedrijf per bouwvlak is toegestaan;

  2. indien blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een koppeling van twee bouwvlakken dan hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing zijn;

  3. het aantal bouwlagen ondergronds niet meer mag bedragen dan 1 bouwlaag;

  4. de goothoogte van bedrijfsgebouwen, niet zijnde een bedrijfswoning, kassen en teeltondersteunende voorzieningen, niet meer dan 7 m bedraagt;

  5. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, niet zijnde een bedrijfswoning, kassen en teeltondersteunende voorzieningen,niet meer dan 11 m bedraagt;

  6. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 meter;

  7. geen bebouwing mag worden opgericht ten behoeve van een veehouderij en/of glastuinbouwbedrijf ingeval subsidie is verstrekt vanwege de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV), de Subsidieregeling Beëindiging Intensieve Veehouderijen (BIV) en de Subsidieregeling sanering glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden (GTB);

  8. geen bebouwing mag worden opgericht ten behoeve van een veehouderij in geval de Verplaatsingsregeling Intensieve Veehouderij (VIV) is toegepast en/of de beëindiging of verplaatsing van een veehouderij op grond van de Subsidieregeling urgentiegebieden Noord Brabant 2016 (SUN) heeft plaatsgevonden.



3.2.2 Bedrijfswoning     

Voor bedrijfswoningen gelden in afwijking van het bepaalde in 3.2.1 onder a. de volgende bepalingen:

  1. er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan per aanduiding 'bouwvlak';

  2. de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 m;

  3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m;

  4. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m3, met dien verstande dat voor de inhoud ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, de bestaande inhoud als maximum geldt.



3.2.3 Kassen     

Voor kassen gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  1. kassen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';

  2. de afstand van kassen tot woningen, anders dan de eigen bedrijfswoning, bedraagt niet minder dan 25 m;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van kassen mag niet meer bedragen dan 3 ha;

  4. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 meter;



3.2.4 Bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak     

Voor bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouw van mestbassins is maximaal 8,5 meter. Een mestbassin ten behoeve van mestbewerking mag niet gevestigd of uitgebreid worden;

  2. de bouwhoogte van silo's en waterbassins bedraagt niet meer dan 12 m, met dien verstande dat een sleufsilo vóór de voorgevel van een bedrijfswoning niet is toegestaan;



  3. de bouwhoogte van antennes bedraagt niet meer dan 10 m;

  4. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat voor de voorgevelrooilijn de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 m;

  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 15 m;

  6. windturbines zijn niet toegestaan;

  7. de bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, bedraagt niet meer dan 8 m.;

  8. de bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, bedraagt niet meer dan 3 m;

  9. teeltondersteunende kassen zijn toegestaan met een bebouwde oppervlakte van maximaal 5.000 m2;

  10. de bouwhoogte van teeltondersteunende kassen bedraagt niet meer dan 8 meter;

  11. de afstand van teeltondersteunende kassen tot woningen, anders dan de eigen bedrijfswoning, bedraagt niet minder dan 25 meter.



3.2.5 Bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak     

Voor het oprichten van bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten de aanduiding 'bouwvlak' geldt de volgende bepaling:

  1. op de gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat het oprichten van sleufsilo's, paardenbakken en mestbassins en dergelijke niet is toegestaan;

  2. de bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, bedraagt niet meer dan 3 m met een maximum oppervlakte van 2 ha.

  3. permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorzieningen worden gerealiseerd.



3.2.6 Veehouderij     
  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' mag de gezamenlijke oppervlakte van dierenverblijven niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de dierenverblijven die:
    1. op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel
    2. gebouwd mogen worden krachtens voor de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - beperkingen veehouderij' geldt, in afwijking op het vorige lid, dat een toename van de bestaande oppervlakte van gebouwen, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is uitgesloten. Als bestaande oppervlakte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de oppervlakte die:
    1. op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering waren; of
    2. gebouwd mogen worden krachtens een voor 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning.

3.3 Afwijken van de bouwregels     

3.3.1 Omgevingsvergunning teeltondersteunende voorzieningen     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.4 en 3.2.5 ten behoeve van het toestaan van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met in achtneming van de volgende regels:

  1. tijdelijke teelondersteunende voorzieningen zijn zowel ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' als daarbuiten toegestaan, met dien verstande dat buiten de aanduiding 'bouwvlak' de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 4 hectare;

  2. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen dienen te worden opgericht binnen of aansluitend aan de aanduiding 'bouwvlak';

  3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan voor de duur van maximaal 6 maanden;

  4. de maximale hoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt 6 meter;

  5. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;

  6. de ontwikkelingsruimte mag niet leiden tot het omschakelen of doorgroeien van bedrijven met permanente teeltondersteunende voorzieningen of tot zelfstandige glastuinbouwbedrijven;

  7. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 3.1.



3.3.2 Omgevingsvergunning goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder d en/of e ten behoeve van het vergroten van de maximale goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de grotere goot- en/of bouwhoogte is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van het bedrijfsgebouw;

  2. de goothoogte bedraagt niet meer dan 10 m;

  3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 15 m.



3.3.3 Omgevingsvergunning bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen bouwvlak     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van het vergroten van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de grotere bouwhoogte is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik;

  2. de verhoging bedraagt niet meer dan 15% van de maximaal toegestane bouwhoogte;

  3. de bouwhoogte van een waterbassin mag niet meer dan 15 m bedragen;

  4. de bouwhoogte van een silo mag niet meer bedragen dan 25 m.

3.3.4 Omgevingsvergunning voorzieningen t.b.v. kleinschalig kamperen     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 ten behoeve van het toestaan van de noodzakelijke voorzieningen t.b.v. kleinschalig kamperen, zoals sanitaire voorzieningen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. deze voorzieningen worden gerealiseerd binnen bestaande bebouwing;

  2. de bebouwde oppervlakte ten behoeve van bebouwing van deze voorzieningen bedraagt niet meer dan 100 m2 en een bouwhoogte van 5,5 meter.



3.4 Specifieke gebruiksregels     

3.4.1 Strijdig gebruik     

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  2. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;

  3. detailhandel, behoudens ondergeschikte detailhandel in streekgebonden en/of agrarisch zelf geproduceerde producten en/of als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;

  4. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;

  5. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte, tenzij dit laatste mogelijk is op grond van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht;

  6. voor woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;

  7. het bewonen van bedrijfsruimte;

  8. een (publieksgerichte) beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

  9. huisvesting van tijdelijke werknemers zonder veriste omgevingsvergunning;

  10. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt, met uitzondering van bestaande situaties;

  11. de vestiging en uitbreiding van mestbewerking, tenzij dit ten behoeve van ter plaatse geproduceerde mest is;

  12. het gebruik van assimilatiebelichting in teeltondersteunende kassen;



  13. binnen gebouwen mogen dieren - al dan niet in hokken - alleen op de grond gehouden worden, ongeacht de voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van voliere- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;

  14. het in gebruik van een bestaand gebouw, die niet in gebruik is als dierenverblijf, wijzigen door het in gebruik te nemen als dierenverblijf;



3.5 Afwijken van de gebruiksregels     

3.5.1 Omgevingsvergunning agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf of overig agrarisch bedrijf als nevenactiviteit     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf of een overig agrarisch bedrijf met een miliecategorie van ten hoogste 2 als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  2. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m², tenzij uit een ruimtelijke onderbouwing blijkt dat een grotere oppervlakte bedrijfseconomisch noodzakelijk is;

  3. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  4. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  5. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;



  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  8. de nevenactiviteit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.



3.5.2 Omgevingsvergunning pensionstalling     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 teneinde - bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van pensionstalling van paarden toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  2. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m² en maximaal 800 m² ten behoeve van een paardenbak;

  3. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  4. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  5. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  6. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  7. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;



3.5.3 Omgevingsvergunning recreatieve nevenactiviteiten     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 , teneinde bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, die enige relatie hebben met het buitengebied toe te staan bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de nevenactiviteit vindt plaats in aanwezige gebouwen, er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  2. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m², tenzij uit een (ruimtelijke) onderbouwing blijkt dat een grotere oppervlakte vanuit bedrijfseconomisch perspectief noodzakelijk is. Maximaal 100 m² mag voor ondergeschikte en ondersteunende horeca worden gebruikt;

  3. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  4. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  5. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  8. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.

  9. de nevenactiviteit past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied;



3.5.4 Omgevingsvergunning overige verbrede landbouw     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 , teneinde bedrijfsmatige nevenactiviteiten in de vorm van overige verbrede landbouw gericht op bewerking en waardevermeerdering van op het eigen bedrijf geproduceerde producten, zoals een ijs- of kaasmakerij toe te staan bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  2. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m², tenzij uit een (ruimtelijke) onderbouwing blijkt dat een grotere oppervlakte vanuit bedrijfseconomisch perspectief noodzakelijk is. Maximaal 100 m² mag voor ondergeschikte en ondersteunende horeca worden gebruikt;

  3. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  4. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  5. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  6. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  7. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.



3.5.5 Omgevingsvergunning tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4.1 onder i ten behoeve van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de tijdelijke huisvesting vindt uitsluitend plaats in een bestaand gebouw en/of één of meer woonunits, stacaravans, toercaravans;

  2. de tijdelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;

  3. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;

  4. de huisvesting bedraagt niet meer dan 8 maanden per kalenderjaar. In de voorwaarden van de vergunning wordt opgenomen in welke maanden van het jaar huisvesting van arbeidsmigranten mag plaatsvinden;

  5. de totale bebouwings- en gebruiksoppervlakte voor tijdelijke huisvesting van tijdelijk werknemers, mag per agrarisch bouwvlak, niet meer bedragen dan 15 m² per seizoenarbeider;

  6. per agrarisch bedrijf mag het gezamenlijk aantal te plaatsen tijdelijke woonunits, stacaravans en toercaravans niet meer bedragen dan 10;

  7. het maximum aantal te huisvesten personen per agrarisch bedrijf bedraagt 40;

  8. de bouwhoogte van een woonunit, stacaravan en toercaravan bedraagt niet meer dan 3,5 m;

  9. de woonunit is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  10. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  11. er wordt zorg gedragen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing, indien woonunits worden gerealiseerd;

  12. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  13. er mag geen sprake zijn van zelfstandige wooneenheden en/of zelfstandige bewoning;

  14. alvorens omgevingsvergunning wordt verleend, wordt vooraf advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarisch Bouwaanvragen.

  15. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.





3.5.6 Omgevingsvergunning uitbreiding kleinschalig kamperen     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 onder m ten behoeve van het uitbreiden van het aantal kampeermiddelen tot maximaal 25, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. het betreft uitsluitend niet-permanente kampeermiddelen;

  2. de kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan op of aansluitend aan de aanduiding 'bouwvlak', dan wel aansluitend aan het bestaande kampeergedeelte;

  3. de verkeersaantrekkende werking van de uitbreiding dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  4. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  5. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefmilieu van de omgeving;

  6. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  7. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de vastgestelde Nota Kwaliteitsverbetering, die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen

  8. de afstand tot woningen van derden dient minimaal 50 meter te bedragen;

  9. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.



3.5.7 Omgevingsvergunning statische opslag     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten einde statische opslag mogelijk te maken in de vorm van inpandige statische opslag als een nevenactiviteit op een bestaand agrarisch bedrijf met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de opslag vindt uitsluitend plaats in de vorm van caravans, boten, vouwwagens en kampeerauto's;

  2. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  3. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;

  4. buitenopslag is niet toegestaan;

  5. de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 1000 m²;

  6. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;

  7. de milieubelasting mag niet toenemen;

  8. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte en verkeersaantrekkende werking veroorzaken;

  9. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  10. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  11. de nevenactiviteit moet passen in de ontwikkelingsrichting van het gebied.

  12. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.



3.5.8 Omgevingsvergunning voor de vestiging van een Bed & Breakfast     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten einde de vestiging van een Bed & Breakfast, mogelijk te maken met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de omgevingsvergunning mag worden verleend voor kleinschalige vorm van onderbrenging van recreanten in bestaande bebouwing (maximaal 4 kamers van maximaal 20 m2 per kamer ), ondergeschikt aan de woonfunctie;

  2. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, en dat bedoeld gebruik geen onevenredige hinder mag opleveren voor het woon- en leefmilieu en geen afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  3. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;

  4. degene die de Bed & Breakfast verzorgt tevens de gebruiker van de woning dient te zijn;

  5. de activiteiten geen publieksgericht karakter mogen hebben waarbij de verkeersafwikkeling nadelig wordt beïnvloed;

  6. parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden;

  7. de nevenactiviteit past in de ontwikkelingsrichting van het gebied.













3.5.9 Omgevingsvergunning ten behoeve van zorgverlenende nevenactiviteit     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van - bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vom van verbrede landbouw gericht op zorgverlening, waaronder een zorgboerderij, op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen, er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  2. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m² tenzij uit een ruimtelijke onderbouwing blijkt dat een grotere oppervlakte bedrijfseconomisch noodzakelijk is,

  3. de nevenactiviteit is uitsluitend toegestaan in de nabijheid van een woonkern;



  4. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarisch bedrijven;

  5. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  6. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarbij wordt voldaan aan de Nota kwaliteitsverbetering, die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;

  7. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  8. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  9. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in lid 3.1 omschreven waarden;

  10. de nevenactiviteit past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied.



3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

3.6.1 Omgevingsvergunningsplicht     

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 3.6.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.



3.6.2 Uitzondering vergunningenplicht     

Het onder 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  1. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  2. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;

  3. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  4. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer

  5. waarvoor de dubbelbestemming 'Leiding-Buisleidingenstraat' geldt. In dat geval geldt de vergunningplicht op grond van 19.5;

  6. het vervangen van drainage.



3.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden     

De in 3.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.6.4. de toetsingscriteria weergegeven.



3.6.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden     

Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden

Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning

aanleggen van oppervlakteverhardingen groter dan 2000 m²;

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;

  • het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik;

  • de waterhuishoudkundige situatie mag niet onevenredig worden aangetast;

aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;

  • het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen;

3.7 Wijzigingsbevoegdheid     

3.7.1 Wijziging t.b.v. vergroting/ vormverandering agrarisch bouwvlak     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak' van een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. vergroting en/of vormverandering is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agarisch - veehouderij' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - beperkingen veehouderij';

  2. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de op te nemen aanduiding 'bouwvlak';

  3. bij vergroting van de aanduiding 'bouwvlak' telt de omvang van de bijbehorende aanduiding 'waterberging' mee bij het bepalen van de omvang van het bouwvlak;

  4. bij vormverandering mag de totale oppervlakte van het bouwvlak niet worden vergroot;

  5. vergroting is tot een omvang van maximaal 1,5 ha toegestaan;

  6. voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' is een vergroting tot een omvang van 4 ha toegestaan, waarvan maximaal 3 ha netto glas. Uitbreiding is alleen mogelijk als wordt aangetoond dat de uitbreiding noodzakelijk is om de continuïteit voor de langere termijn te waarborgen.

  7. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  8. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  9. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, wat wordt aangetoond door middel van een landschapsinrichtingsplan. Er dient te worden voldaan aan de Nota Kwaliteitsverbetering regio West-Brabant die als bijlage bij de regels is opgenomen;

  10. vergroting en/of vormverandering is niet toegestaan voor gebieden die zijn aangeduid als 'ecologische verbindingszone' of liggen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Attentiezone waterhuishouding';

  11. alvorens vergroting en/of vormverandering toe te kunnen staan, wordt advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd met betrekking tot het bepaalde onder sub b.

  12. voorafgaand aan de besluitvorming vindt een omgevingsdialoog plaats.

  13. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.

  14. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' kan worden voorzien in een redelijke uitbreiding, mits de omvang maximaal 1,5 ha bedraagt. De uitbreiding moet passen binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied.



3.7.2 Wijziging naar wonen en woningsplitsing     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;

  2. de omvang van het bestemmingsvlak mag na wijziging niet meer bedragen dan 5.000 m². Het resterende voormalige agrarische bouwvlak dient te worden gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch' en/of een andere bestemming die aansluit op de aangrenzende bestemming(en);

  3. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt;

  4. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning mag niet worden vergroot. Tevens mag het aantal woningen niet toenemen;

  5. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;

  6. het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing en verharding(en).

  7. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m2 per woning.

  8. in afwijking van het bepaalde onder g. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 200 m² worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m² vergroting van de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken telkens minimaal 300 m² legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt. De sloop van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en monumentale gebouwen niet is toegestaan;

  9. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;



  10. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  11. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  12. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, wat wordt aangetoond door middel van een landschapsinrichtingsplan. Er dient te worden voldaan aan de Nota Kwaliteitsverbetering regio West-Brabant die als bijlage bij de regels is opgenomen;

  13. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;

  14. de regels van de bestemming 'Wonen' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

  15. voorafgaand aan de besluitvorming vindt een omgevingsdialoog plaats.

  16. de wijzigingsbevoegdheid kan niet worden toegepast voor een bouwvlak met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.

  17. in afwijking op 3.7.2 sub d is splitsing van de woning toegestaan indien sprake is van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, voor zover dit bijdraagt aan het behoud en herstel van deze bebouwing. Bij woningsplitsing mag de bestaande bedrijfswoning maximaal in 2 woningen worden gesplitst en mag de inhoud per woning, na splitsing, niet minder bedragen dan 350 m³. De bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot. De agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;



3.7.3 Wijziging t.b.v. agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd na beëindiging van het agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch verwant' teneinde een agrarisch verwant bedrijf dan wel een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;

  2. het hergebruik dient te passen in de omgeving;

  3. de omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieën 1 t/m 3.1 van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;

  4. de omvang van het bouwvlak bedraagt na wijziging maximaal 1,5 hectare. Een vergroting van het voormalige agrarische bouwvlak is niet toegestaan;

  5. het hergebruik vindt plaats binnen de aanwezige gebouwen. Uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan en het gebruik van kassen is eveneens niet toegestaan;

  6. overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie, alsmede kassen, dienen te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;

  7. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij dit voor het functioneren van het bedrijf noodzakelijk is;

  8. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  9. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  10. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  11. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;

  12. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, wat aangetoond door middel van een landschapsinrichtingsplan. Er dient te worden voldaan aan de Nota Kwaliteitsverbetering regio West-Brabant die als bijlage bij de regels is opgenomen;

  13. mestbewerking is niet toegestaan;

  14. de wijziging is niet toegestaan als de locatie is gelegen binnen de aanduiding 'ecologische verbindingszone' of de dubbelbestemming 'Waarde - Attentiezone waterhuishouding';

  15. voorafgaand aan de besluitvorming vindt een omgevingsdialoog plaats.



3.7.4 Wijziging t.b.v. recreatieve activiteiten     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Recreatie", teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. hergebruik voor dagrecreatie kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan in of bij vrijkomende agrarische bebouwing, waarbij de functie bezoekers extensief, kleinschalig en vermengbaar met de overige functies dient te zijn, zoals de navolgende functies: kinderboerderij, theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven;



  2. hergebruik voor verblijfsrecreatie kan worden toegestaan in de vorm van groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij/ kamphuis; kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten;

  3. wijziging naar een vrijstaande recreatiewoning is uitsluitend toegestaan, ter behoud van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;

  4. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m2. Het resterende voormalige agrarische bouwvlak dient te worden gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch' en/of een andere bestemming die aansluit op de aangrenzende bestemming(en);

  5. het hergebruik dient te passen in de ontwikkelingsrichting van het gebied;

  6. ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondersteunende horeca toegestaan tot een maximum van 150 m²;

  7. ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondergeschikte detailhandel toegestaan tot een maximum van 200 m²;

  8. ten behoeve van groepsaccommodatie mag per bedrijf een inhoud van maximaal 1000 m³ worden gebruikt;

  9. overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie, dient te worden gesloopt, waarbij de resterende oppervlakte aan voormalige bedrijfsbebouwing niet meer mag bedragen dan 500 m², tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;

  10. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, wat aangetoond door middel van een landschapsinrichtingsplan. Er dient te worden voldaan aan de Nota Kwaliteitsverbetering regio West-Brabant die als bijlage bij de regels is opgenomen;

  11. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;

  12. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  13. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  14. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  15. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  16. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.

  17. voorafgaand aan de besluitvorming vindt een omgevingsdialoog plaats.



3.7.5 Wijzigen t.b.v. Bedrijf     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij de beëindiging van een agarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' teneinde een niet -agrarisch bedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;

  2. het hergebruik dient te passen binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied;

  3. de omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieën 1 t/m 2 van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;

  4. het hergebruik vindt plaats binnen de aanwezige gebouwen tot een maximum van 500 m², tenzij uit een onderbouwing blijkt dat een grotere oppervlakte vanuit bedrijfseconomisch perspectief noodzakelijk is. Uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan en het gebruik van kassen is eveneens niet toegestaan;

  5. overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie, alsmede kassen, dienen te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;

  6. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m². Het resterende voormalige agrarische bouwvlak dient te worden gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch' en/of een andere bestemming die aansluit op de aangrenzende bestemming(en); ;

  7. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit tot een maximum van 100 m²;

  8. publieksgerichte voorzieningen (waaronder een kantoor met baliefunctie) zijn niet toegestaan;

  9. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij dit voor het functioneren van het bedrijf noodzakelijk is;

  10. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  11. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  12. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, wat aangetoond door middel van een landschapsinrichtingsplan. Er dient te worden voldaan aan de Nota Kwaliteitsverbetering regio West-Brabant die als bijlage bij de regels is opgenomen; ;

  13. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  14. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;

  15. er is sprake van kleinschalige bedrijvigheid die past binnen een gemengde omgeving, waardoor het niet doelmatig is om deze bedrijvigheid te vestigen op een bedrijventerrein;

  16. de wijziging is niet toegestaan als de locatie is gelegen binnen de aanduiding 'ecologische verbindingszone' of de dubbelbestemming 'Waarde - Attentiezone waterhuishouding';

  17. de regels in de bestemming 'Bedrijf' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

  18. voorafgaand aan de besluitvorming vindt een omgevingsdialoog plaats











3.7.6 Wijziging t.b.v. Natuur     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Natuur' onder de volgende voorwaarden:

  1. alle aanwezige bebouwing dient te worden gesloopt;

  2. na wijziging zijn de regels van de bestemming 'Natuur' van overeenkomstige toepassing.

  3. voorafgaand aan de besluitvormiing vindt een omgevingsdialoog plaats.



















3.7.7 Wijziging t.b.v. permanente teeltondersteunende voorzieningen     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorzieningen' te wijzigen en/of toe te voegen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. het is niet mogelijk de permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, binnen het bestaande bouwvlak te realiseren;
  2. de situering dient plaats te vinden aansluitend aan een bestaand bouwvlak;
  3. de oppervlakte van de aanduiding mag niet meer bedragen dan 4 hectare. Indien de grond(en) zijn gelegen binnen de Groenblauwe mantel op grond van de vigerende provinciale verordening mag de oppervlakte niet meer bedragen dan 3 ha;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  5. de wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Hierover dient advies ingewonnen te worden bij de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);
  6. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing waarvoor een landschapsinrichtingsplan dien te worden opgesteld. De landschappelijke inpassing wordt verankerd op de verbeelding en in de regels;
  7. het realiseren van permanente teeltondersteunende voorzieningen past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied en dragen bij aan het versterken van de omgevingskwaliteit;
  8. er dient te worden voldaan aan de Notitie kwaliteitsverbetering van het landschap van de regio West-Brabant die als bijlage bij de regels is opgenomen;
  9. de ontwikkeling mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in artikel 3.1;
  10. voorafgaand aan de besluitvorming vindt een omgevingsdialoog plaats;
  11. de wijziging is niet toegestaan als ter plaatse de aanduiding 'ecologische verbindingszone' van toepassing is of de dubbelbestemming 'Waarde - Attentiezone waterhuishouding' geldt.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Natuur en landschap     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarisch grondgebruik;

  2. de uitoefening van een (vollegronds) teeltbedrijf of overig agrarisch bedrijf, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:

    1. 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', tevens een veehouderij is toegestaan;

    2. 'glastuinbouw', tevens een glastuinbouwbedrijf is toegestaan;

    3. 'paardenhouderij', tevens een productiegerichte paardenhouderij is toegestaan;

  3. behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de daarmee samenhangende ecologische waarden en kenmerken en landschappelijke waarden en kenmerken;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kaasboerderij', tevens voor de uitoefening van een kaasboerderij;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - hondenschool', tevens voor de uitoefening van een hondensportcentrum uitsluitend inpandig in de agrarische bedrijfsgebouwen;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', tevens voor het behoud en herstel van landschapselementen;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'kas', tevens voor teeltondersteunende kassen;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden', tevens voor het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische kenmerken en waarden vanwege de ligging binnen het Natuur Netwerk Brabant;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' geldt dat de gronden mede zijn bestemd voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', tevens voor een recreatiewoning met bijbehorende voorzieningen;

  11. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - erfverharding' uitsluitend ten behoeve van verhardingsdoeleinden;

  12. ter plaatse van de aanduiding 'water', zijn de bestaande watergangen uitsluitend bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden en is een strook van 5 meter aan weerszijden van de bestaande watergang mede bestemd voor aanleg en onderhoud van de watergang;

  13. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - waterbergend vermogen', tevens voor het behoud van het waterbergend vermogen van het gebied;

  14. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', een zend- en ontvangstinstallatie;

  15. ter plaatse van de aanduiding 'gemeentelijk monument', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden en de daarop voorkomende bebouwing eigen zijnde cultuurhistorische en architectonische monumentale waarden;

  16. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de karakteristieke waarden van de op deze grond voorkomende bebouwing;

  17. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk-hondenschool, tevens voor de uitoefening van een hondensportcentrum uitsluitend inpandig in de agrarische bedrijfsgebouwen;

  18. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

  19. extensief recreatief medegebruik;

  20. doeleinden van openbaar nut;

  21. erfbeplanting;

  22. ondergeschikte detailhandel in streekgebonden en/of agrarisch zelf geproduceerde producten;

  23. tuinen bij (burger)woningen;

  24. kleinschalig kamperen met een maximum van 15 standplaatsen per agrarisch bedrijf, mits de gronden zijn gelegen binnen of in een zone direct grenzend aan de aanduiding 'bouwvlak';

  25. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – paardenbak’: een paardenbak voor hobbymatig gebruik behorende bij de aangrenzende woonbestemming;

bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals verhardingen, erven, paden, water, groen en de daarbij behorende bouwwerken.

4.2 Bouwregels     

4.2.1 Algemeen     

Op de in de bestemming "Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving bedoelde bestemmingen worden gebouwd met dien verstande dat:

  1. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat maximaal één bedrijf per bouwvlak is toegestaan;
  2. indien blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een koppeling van twee bouwvlakken dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing;
  3. het aantal bouwlagen ondergronds mag niet meer bedragen dan 1 bouwlaag;
  4. de goothoogte van bedrijfsgebouwen, niet zijnde een bedrijfswoning, kassen en teeltondersteunende voorzieningen, bedraagt niet meer dan 7 m;
  5. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, niet zijnde een bedrijfswoning, kassen en teeltondersteunende voorzieningen, bedraagt niet meer dan 11 m;
  6. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 meter;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' is maximaal één recreatiewoning toegestaan, met dien verstande dat:
    • de bebouwde oppervlakte van de recreatiewoning niet meer mag bedragen dan 70 m²;
    • de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
    • de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 meter;
    • de bebouwde oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk bij een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 15 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' mag niet worden gebouwd, tenzij aangetoond wordt dat het realiseren van gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde niet betekent dat het gebied minder geschikt wordt voor de vewezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden' mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht, tenzij sprake is van kleinschalige bebouwing en bouwwerken ten behoeve van de natuurfunctie of het recreatieve medegebruik daarvan, voor zover dit geen aantasting geeft van de ecologische waarden en kenmerken van het Natuur Netwerk Brabant;
  10. geen bebouwing mag worden opgericht ten behoeve van een veehouderij en/of glastuinbouwbedrijf ingeval subsidie is verstrekt vanwege de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV), de Subsidieregeling Beëindiging Intensieve Veehouderijen (BIV) en de Subsidieregeling sanering glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden (GTB);
  11. geen bebouwing mag worden opgericht ten behoeve van een veehouderij in geval de Verplaatsingsregeling Intensieve Veehouderij (VIV) is toegepast en/of de beëindiging of verplaatsing van een veehouderij op grond van de Subsidieregeling urgentiegebieden Noord Brabant 2016 (SUN) heeft plaatsgevonden.







4.2.2 Bedrijfswoning     

Voor bedrijfswoningen gelden, in afwijking van het bepaalde in 4.2.1 onder a de volgende bepalingen:

  1. er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan per aanduiding 'bouwvlak';

  2. de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 m;

  3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m;

  4. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m³, met dien verstande dat voor de inhoud ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, de bestaande inhoud als maximum geldt;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' mag geen bedrijfswoning worden gerealiseerd.



4.2.3 Kassen     

Voor kassen gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  1. kassen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';

  2. de afstand van kassen tot woningen, anders dan de eigen bedrijfswoning, bedraagt niet minder dan 25 m;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van kassen mag niet meer bedragen dan 3 ha;

  4. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 meter.



4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak     

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouw van mestbassin is maximaal 8,5 meter. Een mestbassin ten behoeve van mestbewerking mag niet gevestigd of uitgebreid worden.

  2. De bouwhoogte van silo's en waterbassins bedraagt niet meer dan 12 m, met dien verstande dat sleufsilo's vóór de voorgevel van een bedrijfswoning niet is toegestaan;

  3. de bouwhoogte van antennes bedraagt niet meer dan 10 m;

  4. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat voor de voorgevelrooilijn de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 m;

  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 15 m;

  6. windturbines zijn niet toegestaan;

  7. de bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, bedraagt niet meer dan 8 m.;



  8. de bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, bedraagt niet meer dan 3 m;

  9. de bouw van teeltondersteunende kassen is niet toegestaan.









4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak     

Voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:

  1. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen, sleufsilo's, paardenbakken en mestbassins en dergelijke niet is toegestaan;

  2. de bouwhoogte van een zend-/ontvangstinstallatie bedraagt niet meer dan 40 m.;

  3. er mag bij de bouw van de bouwwerken als bedoeld in de leden a en b geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke en de natuurwaarden als bedoeld in 4.1.

  4. de bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer dan 3 meter met een maximum van 2 hectare;

  5. permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorzieningen' worden gerealiseerd.

  6. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' en/of 'natuurwaarden' is het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak niet toegestaan.



4.2.6 Veehouderij     
  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' mag de gezamenlijke oppervlakte van dierenverblijven niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte van de dierenverblijven die:
    1. op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel
    2. gebouwd mogen worden krachtens voor de vaststelling van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - beperkingen veehouderij' geldt, in afwijking op het vorige lid, dat een toename van de bestaande oppervlakte van gebouwen, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is uitgesloten. Als bestaande oppervlakte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de oppervlakte die:
    1. op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering waren; of
    2. gebouwd mogen worden krachtens een voor 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning.

4.3 Afwijken van de bouwregels     

4.3.1 Omgevingsvergunning teeltondersteunende voorzieningen     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.4 en 4.2.5 ten behoeve van het toestaan van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met in achtneming van de volgende regels:

  1. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' als daarbuiten toegestaan, met dien verstande dat buiten de aanduiding 'bouwvlak' de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 4 hectare;

  2. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen dienen te worden opgericht binnen of aansluitend aan de aanduiding 'bouwvlak';

  3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan voor de duur van maximaal 6 maanden;

  4. de maximale hoogte van teeltondersteunende voorzieningen bedraagt 6 m;

  5. de voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;

  6. de ontwikkelingsruimte mag niet leiden tot het omschakelen of doorgroeien van bedrijven met permanente teeltondersteunende voorzieningen of tot een zelfstandig glastuinbouwbedrijf;

  7. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in artikel 4.1.

  8. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden' is het realiseren van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen in beginsel niet toegestaan. Aangetoond moet worden dat de ecologische waarden en kenmerken van het gebied niet worden aangetast;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' zijn tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen slechts toegestaan wanneer het gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, beheer en onderhoud van de ecologische verbindingszone.



4.3.2 Omgevingsvergunning goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder d en/of e ten behoeve van het vergroten van de maximale goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen of teeltondersteunende voorzieningen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de grotere goot- en/of bouwhoogte is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van het bedrijfsgebouw;

  2. de goothoogte bedraagt niet meer dan 10 m;

  3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 15 m.

4.3.3 Omgevingsvergunning bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen bouwvlak     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van het vergroten van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de grotere bouwhoogte is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik;

  2. de verhoging bedraagt niet meer dan 15% van de maximaal toegestane bouwhoogte;

  3. de bouwhoogte van een waterbassin mag niet meer dan 15 m bedragen;

  4. de bouwhoogte van een silo mag niet meer bedragen dan 25 m.

4.3.4 Omgevingsvergunning voorzieningen t.b.v. kleinschalig kamperen     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 ten behoeve van het toestaan van de noodzakelijke voorzieningen t.b.v. kleinschalig kamperen, zoals sanitaire voorzieningen , met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. deze voorzieningen worden gerealiseerd binnen bestaande bebouwing;

  2. de bebouwde oppervlakte ten behoeve van bebouwing van deze voorzieningen bedraagt niet meer dan 100 m2 en een bouwhoogte van 5,5 meter.







4.4 Specifieke gebruiksregels     

4.4.1 Strijdig gebruik     

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  2. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;

  3. detailhandel, behoudens ondergeschikte detailhandel in streekgebonden en/of agrarisch zelf geproduceerde producten en/of als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;

  4. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;

  5. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte, tenzij dit laatste mogelijk is op grond van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht;

  6. voor woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;

  7. het bewonen van bedrijfsruimte;

  8. een (publieksgerichte) beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

  9. huisvesting van tijdelijke werknemers zonder vereiste omgevingsvergunning;

  10. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt, met uitzondering van bestaande situaties;

  11. de vestiging en uitbreiding van mestbewerking, tenzij dit ten behoeve van ter plaatse geproduceerde mest is;

  12. het gebruik van assimilatiebelichting in teeltondersteunende kassen;

  13. binnen gebouwen mogen dieren - al dan niet in hokken - alleen op de grond gehouden worden, ongeacht de voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van voliere- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;

  14. het in gebruik van een bestaand gebouw, die niet in gebruik is als dierenverblijf, wijzigen door het in gebruik te nemen als dierenverblijf;

  15. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - hondenschool’ geldt voor de uitoefening van een hondensportcentrum de volgende voorwaarden:

    a. De activiteiten vinden uitsluitend inpandig plaats. Dit geldt ook voor het uitlaten van de honden;

    b. In de periode oktober tot en met maart mogen de activiteiten plaatsvinden in de kleine hal en een gedeelte van de grote hal.

    c. In de periode april tot en met september mogen de activiteiten uitsluitend plaatsvinden in de kleine hal;

    d. Op weekdagen dienen de activiteiten plaats te vinden tussen 17.30 en 22.00 uur, waarbij maximaal 25 honden per avond aanwezig mogen zijn. Op zaterdagen, zon- en feestdagen dienen de activiteiten plaatsen te vinden tussen 10.00 en 18.00 uur, waarbij maximaal 25 honden per dag aanwezig mogen zijn.

    e. Het brengen en halen van de honden dient te geschieden op het gedeelte van het perceel dat in de ruimtelijke onderbouwing (B18-00078) als ‘parkeerplaats’ is aangemerkt;

    f. ten behoeve van het hondensportcentrum moet de landschappelijke inpassing in stand gehouden en beheerd worden

    g. ten behoeve van het hondensportcentrum moet de geluidwerende voorziening in de vorm van een geluidscherm aanwezig zijn conform het akoestisch rapport (B18-000710)









4.5 Afwijken van de gebruiksregels     

4.5.1 Omgevingsvergunning recreatieve nevenactiviteiten     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 , teneinde bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, die enige relatie hebben met het buitengebied toe te staan bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de nevenactiviteit vindt plaats in aanwezige gebouwen;

  2. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m², tenzij uit een (ruimtelijke) onderbouwing blijkt dat een grotere oppervlakte vanuit bedrijfseconomisch perspectief noodzakelijk is. Maximaal 100 m² mag voor ondergeschikte en ondersteunende horeca worden gebruikt;

  3. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  4. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  5. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  6. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  7. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;

  8. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

  9. de nevenactiviteit past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied;



4.5.2 Omgevingsvergunning overige verbrede landbouw     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 , teneinde bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van overige verbrede landbouw gericht op bewerking en waardevermeerdering van op het eigen bedrijf geproduceerde producten, zoals een ijs- of kaasmakerij toe te staan bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen;

  2. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m², tenzij uit een (ruimtelijke) onderbouwing blijkt dat een grotere oppervlakte vanuit bedrijfseconomisch perspectief noodzakelijk is. Maximaal 100 m² mag voor ondergeschikte en ondersteunende horeca worden gebruikt;



  3. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  4. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  5. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  6. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  7. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.



4.5.3 Omgevingsvergunning tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4.1 onder i ten behoeve van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de tijdelijke huisvesting vindt uitsluitend plaats in een bestaand gebouw en/of één of meer woonunits, stacaravans, toercaravans;

  2. de tijdelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;

  3. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;

  4. de huisvesting bedraagt niet meer dan 8 maanden per kalenderjaar. In de voorwaarden van de vergunning wordt opgenomen in welke maanden van het jaar huisvesting van arbeidsmigranten mag plaatsvinden;

  5. de totale bebouwings- en gebruiksoppervlakte voor tijdelijke huisvesting van tijdelijk werknemers, mag per agrarisch bouwvlak, niet meer bedragen dan 15 m² per seizoensarbeider;

  6. per agrarisch bedrijf mag het gezamenlijk aantal te plaatsen tijdelijke woonunits, stacaravans en toercaravans niet meer bedragen dan 10;

  7. het maximum aantal te huisvesten personen per agrarisch bedrijf bedraagt 40;

  8. de bouwhoogte van een woonunit, stacaravan en toercaravan bedraagt niet meer dan 3,5 m;

  9. de woonunit is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  10. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  11. er wordt zorg gedragen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing, indien woonunits worden gerealiseerd;

  12. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  13. er mag geen sprake zijn van zelfstandige wooneenheden of zelfstandige bewoning;

  14. alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, wordt advies ingewonnen van de Adviescommissie Agrarisch Bouwaanvragen .

  15. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.



4.5.4 Omgevingsvergunning uitbreiding kleinschalig kamperen     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 onder i ten behoeve van het uitbreiden van het aantal kampeermiddelen tot maximaal 25, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. het betreft uitsluitend niet-permanente kampeermiddelen;

  2. de kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan op of aansluitend aan de aanduiding 'bouwvlak', dan wel aansluitend aan het bestaande kampeergedeelte;

  3. de verkeersaantrekkende werking van de uitbreiding dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  4. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  5. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefmilieu van de omgeving;

  6. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  7. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarbij wordt voldaan aan de Nota Kwaliteitsverbetering die als bijlage behorende bij deze regels is opgenomen;

  8. de minimum afstand tot woningen van derden dient 50 meter te bedragen;

  9. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

4.5.5 Omgevingsvergunning statische opslag     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten einde statische opslag mogelijk te maken in de vorm van inpandige statische opslag als een nevenactiviteit op een bestaand agrarisch bedrijf met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de opslag vindt uitsluitend plaats in de vorm van caravans, boten, vouwwagens en kampeerauto's;

  2. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  3. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;

  4. buitenopslag is niet toegestaan;

  5. de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 1000 m²;

  6. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;

  7. de milieubelasting mag niet toenemen;

  8. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte en verkeersaantrekkende werking veroorzaken;

  9. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  10. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven.

  11. de nevenactiviteit moet passen in de ontwikkelingsrichting van het gebied.

  12. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.



4.5.6 Omgevingsvergunning voor de vestiging van een Bed & Breakfast     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten einde de vestiging van een Bed & Breakfast, mogelijk te maken met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de omgevingsvergunning mag worden verleend voor kleinschalige vorm van onderbrenging van recreanten in bestaande bebouwing (maximaal 4 kamers, met een oppervlakte van 20 m2 per kamer), ondergeschikt aan de woonfunctie;

  2. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, en dat bedoeld gebruik geen onevenredige hinder mag opleveren voor het woon- en leefmilieu en geen afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  3. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;

  4. degene die de Bed & Breakfast verzorgt tevens de gebruiker van de woning dient te zijn;

  5. de activiteiten geen publieksgericht karakter mogen hebben waarbij de verkeersafwikkeling nadelig wordt beïnvloed;

  6. parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden;

4.5.7 Omgevingsvergunning t.b.v. zorgverlenende nevenactiviteit     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van - bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vom van verbrede landbouw gericht op zorgverlening, waaronder een zorgboerderij, op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen, er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  2. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m², tenzij uit een (ruimtelijke) onderbouwing blijkt dat een grotere oppervlakte vanuit bedrijfseconomisch perspectief noodzakelijk is;
  3. de nevenactiviteit is uitsluitend toegestaan in de nabijheid van een woonkern;
  4. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarisch bedrijven;
  5. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  6. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarbij wordt voldaan aan de Nota kwaliteitsverbetering, die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
  7. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  8. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  9. de nevenactiviteit mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in lid 4.1 omschreven waarden;
  10. de nevenactiviteit past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied.

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

4.6.1 Omgevingsvergunningsplicht     

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 4.6.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.

4.6.2 Uitzondering vergunningenplicht     

Het onder 4.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  1. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  2. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;

  3. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  4. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer;

  5. waarvoor de dubbelbestemming 'Leiding-Buisleidingenstraat' geldt. In dat geval geldt de vergunningplicht op grond van 18.5;

  6. het vervangen van drainage.



4.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden     

De in 4.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 4.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 4.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.

4.6.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden     





Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden

Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden



aanleggen van oppervlakteverhardingen groter dan 2000 m²;

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;

  • het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik;

  • de waterhuishoudkundige situatie mag niet onevenredig worden aangetast;



aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;

  • het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen;

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke, cultuurhistorische, ecologische en hydrologische waarden;



het dempen van poelen, sloten en greppels;

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de groenblauwe mantel;



aanbrengen (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen, zijnde bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  • - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de groenblauwe mantel;



het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de groenblauwe mantel;



het vellen of rooien van houtgewas

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de groenblauwe mantel;



het wijzigen van de perceelsindeling, zoals door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de groenblauwe mantel;



het aanbrengen van oppervlakteverhardingen van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk voor gronden met de functieaanduiding 'ecologische verbindingszone'

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de groenblauwe mantel











4.7 Wijzigingsbevoegdheid     

4.7.1 Wijziging t.b.v. vergroting/ vormverandering agrarisch bouwvlak     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch - met waarden -Natuur en landschap' te wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak' van een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. vergroting en/of vormverandering is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw', 'specifieke vorm van agarisch - veehouderij' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - beperkingen veehouderij';
  2. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de op te nemen aanduiding 'bouwvlak';
  3. bij vergroting van de aanduiding 'bouwvlak' telt de omvang van de bijbehorende aanduiding 'waterberging' mee bij het bepalen van de omvang van het bouwvlak;
  4. bij vormverandering mag de totale oppervlakte van het bouwvlak niet worden vergroot;
  5. vergroting is tot een omvang van maximaal 1,5 ha toegestaan;
  6. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
  7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  8. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, wat wordt aangetoond door middel van een landschapsinrichtingsplan. Er dient te worden voldaan aan de Nota Kwaliteitsverbetering regio West-Brabant die als bijlage bij de regels is opgenomen;
  9. alvorens vergroting en/of vormverandering toe te kunnen staan, wordt advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd met betrekking tot het bepaalde onder sub b.
  10. voorafgaand aan de besluitvorming vindt een omgevingsdialoog plaats;
  11. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  12. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden' is vergroting en/of vormverandering van het bouwvlak niet toegestaan;
  13. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' is de vergroting en/of vormverandering slechts toegestaan indien het gebied niet minder geschikt wordt voor verwezenlijking, beheer en onderhoud van de ecologische verbindingszone;
  14. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' kan worden voorzien in een redelijke uitbreiding, mits de omvang maximaal 1,5 ha bedraagt. De uitbreiding moet passen binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied.
4.7.2 Wijziging naar wonen en woningsplitsing     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
  2. de omvang van het bestemmingsvlak mag na wijziging niet meer bedragen dan 5.000 m². Het resterende voormalige agrarische bouwvlak dient te worden gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' en/of een andere bestemming die aansluit op de aangrenzende bestemming(en);
  3. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt;
  4. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning mag niet worden vergroot. Tevens mag het aantal woningen niet toenemen;
  5. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  6. het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing en verharding(en).
  7. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m2 per woning.
  8. in afwijking van het bepaalde onder g. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 200 m² worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m² vergroting van de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken telkens minimaal 300 m² legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt. De sloop van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en monumentale gebouwen niet is toegestaan;
  9. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  10. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
  11. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, wat wordt aangetoond door middel van een landschapsinrichtingsplan. Er dient te worden voldaan aan de Nota Kwaliteitsverbetering regio West-Brabant die als bijlage bij de regels is opgenomen;
  12. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  13. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  14. de regels van de bestemming 'Wonen' worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  15. voorafgaand aan de besluitvorming vindt een omgevingsdialoog plaats;
  16. de wijzigingsbevoegdheid kan niet worden toegepast voor een bouwvlak met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  17. in afwijking op 4.7.2 sub d is splitsing van de woning toegestaan indien sprake is van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, voor zover dit bijdraagt aan het behoud en herstel van deze bebouwing. Bij woningsplitsing mag de bestaande bedrijfswoning maximaal in 2 woningen worden gesplitst en mag de inhoud per woning, na splitsing, niet minder bedragen dan 350 m³. De bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot. De agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
4.7.3 Wijziging t.b.v. recreatieve activiteiten     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' met de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in de bestemming 'Recreatie', teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. hergebruik voor dagrecreatie kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan in of bij vrijkomende agrarische bebouwing, waarbij de functie bezoekers extensief, kleinschalig en vermengbaar met de overige functies, zoals de navolgende functies: kinderboerderij, theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven;



  2. hergebruik voor verblijfsrecreatie kan worden toegestaan in de vorm van groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij/ kamphuis; kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten.

  3. wijziging naar een vrijstaande recreatiewoning is uitsluitend toegestaan, ter behoud van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;

  4. de omvang van het bestemmingsvlak bedraagt maximaal 5000 m². Het resterende voormalige agrarische bouwvlak dient te worden gewijzigd in de bestemming ‘Agrarisch met waarden - Natuur en landschap’ en/of een andere bestemming die aansluit op de aangrenzende bestemming(en);

  5. het hergebruik dient te passen in de ontwikkelingsrichting van het gebied;

  6. ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondersteunende horeca toegestaan tot een maximum van 150 m²;

  7. ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondergeschikte detailhandel toegestaan tot een maximum van 200 m²;

  8. ten behoeve van groepsaccommodatie mag per bedrijf een inhoud van maximaal 1000 m³ worden gebruikt;

  9. overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie, dient te worden gesloopt, waarbij de resterende oppervlakte aan voormalige bedrijfsbebouwing niet meer mag bedragen dan 500 m²; tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;

  10. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;

  11. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  12. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, wat wordt aangetoond door middel van een landschapsinrichtingsplan. Er dient te worden voldaan aan de Nota Kwaliteitsverbetering regio West-Brabant die als bijlage bij de regels is opgenomen;

  13. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  14. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  15. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  16. de regels van de bestemming 'Recreatie' worden van overeenkomstige toepassing verklaard;



  17. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;

  18. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden' is de wijziging naar de bestemming 'Recreatie' niet toegestaan;

  19. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' is de wijziging naar de bestemming 'Recreatie' slechts toegestaan indien het gebied niet minder geschikt wordt voor verwezenlijking, beheer en onderhoud van de ecologische verbindingszone;

  20. voorafgaand aan de besluitvorming vindt een omgevingsdialoog plaats.







4.7.4 Wijzigen t.b.v. Bedrijf     

Burgemeester en wethouders zijn bij beëindiging van het agrarisch bedrijf bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' teneinde een niet -agrarisch bedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;

  2. het hergebruik dient te passen in de ontwikkelingsrichting van het gebied;

  3. de omzetting is slechts toegestaan naar een bedrijf zoals opgenomen in maximaal de categorieën 1 t/m 2 van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;

  4. het hergebruik vindt plaats binnen de aanwezige gebouwen tot een maximum van 500 m², tenzij uit een onderbouwing blijkt dat een grotere oppervlakte vanuit bedrijfseconomisch perspectief noodzakelijk is. Uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan en het gebruik van kassen is eveneens niet toegestaan;

  5. overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie, alsmede kassen, dienen te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;

  6. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m². Het resterende voormalige agrarische bouwvlak dient te worden gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' en/of een andere bestemming die aansluit op de aangrenzende bestemming(en);

  7. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit tot een maximum van 200 m²;

  8. publieksgerichte voorzieningen (waaronder een kantoor met baliefunctie) is niet toegestaan;

  9. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij dit voor het functioneren van het bedrijf noodzakelijk is;

  10. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  11. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, wat wordt aangetoond door middel van een landschapsinrichtingsplan. Er dient te worden voldaan aan de Nota Kwaliteitsverbetering regio West-Brabant die als bijlage bij de regels is opgenomen;

  12. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  13. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  14. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;

  15. er is sprake van kleinschalige bedrijvigheid die past binnen een gemengde omgeving, waardoor het niet doelmatig is om deze bedrijvigheid te vestigen op een bedrijventerrein;

  16. voorafgaand aan de besluitvorming vindt een omgevingsdialoog plaats;



  17. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden' is de wijziging naar de bestemming 'Bedrijf' niet toegestaan;

  18. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' is de wijziging naar de bestemming 'Bedrijf' slechts toegestaan indien het gebied niet minder geschikt wordt voor verwezenlijking, beheer en onderhoud van de ecologische verbindingszone;

  19. de regels in de bestemming 'Bedrijf' worden van overeenkomstige toepassing verklaard;







4.7.5 Wijziging t.b.v. Natuur     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming "Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap" te wijzigen in de bestemming "Natuur" onder de volgende voorwaarden:

a. alle aanwezige bebouwing dient te worden gesloopt;

b. na wijziging zijn de regels van de bestemming 'Natuur" van overeenkomstige toepassing;

c. voorafgaand aan de besluitvorming vindt een omgevingsdialoog plaats

4.7.6 Wijziging t.b.v. permanente teeltondersteunende voorzieningen     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' te wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorzieningen' te wijzigen en/of toe te voegen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. het is niet mogelijk de permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, binnen het bestaande bouwvlak en/of de bestaande aanduiding te realiseren;
  2. de situering dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak en/of de bestaande aanduiding;
  3. de oppervlakte van de aanduiding mag niet meer bedragen dan 4 ha. Indien het perceel ligt binnen de Groenblauwe mantel op grond van de vigerende provinciale verordening mag de oppervlake niet meer bedragen dan 3 ha;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  5. de wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hiervoor advies ingewonnen te worden bij de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);
  6. er dient te worden voorzien in een goede landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinrichtingsplan. De landschappelijke inpassing wordt verankerd op de verbeelding en in de regels;
  7. het realiseren van permanente teeltondersteunende voorzieningen past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied en dragen bij aan het versterken van de omgevingskwaliteit;
  8. er dient te worden voldaan aan de Notitie kwaliteitsverbetering van het landschap van de regio West-Brabant die als bijlage bij de regels is opgenomen;
  9. de ontwikkeling mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in artikel 3.1;
  10. voorafgaand aan de besluitvorming vindt een omgevingsdialoog plaats;
  11. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden' is de wijziging ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen niet toegestaan;
  12. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' is de wijziging ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen slechts toegestaan indien het gebied niet minder geschikt wordt voor verwezenlijking, beheer en onderhoud van de ecologische verbindingszone;

Artikel 5 Bedrijf     

5.1 Bestemmingsomschrijving     

5.1.1 Algemeen     

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'groothandel', uitsluitend voor een groothandel in bloemen en planten;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'gronddepot', uitsluitend voor een gronddepot met bijbehorendevoorzieningen;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier', uitsluitend voor een hovenier;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', uitsluitend voor een nutsvoorziening;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum'; uitsluitend voor een tuincentrum;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'transportbedrijf', uitsluitend voor een transportbedrijf;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen', uitsluitend voor een benzinestation,inclusief LPG verkoop behorend tot categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', uitsluitend voor een zend- en ontvangstinstallatie;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'water', zijn de bestaande watergangen uitsluitend bestemd voorwaterhuishoudkundige doeleinden en is een strook van 5 meter aan weerszijden van de bestaandewatergang mede bestemd voor aanleg en onderhoud van de watergang;
  10. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoverhuur', uitsluitend voor een verhuurbedrijfin vervoermiddelen, waaronder agrarische vervoermiddelen zoals (mini)tractoren en bijbehorendewerktuigen;
  11. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - grasveredelingsbedrijf', uitsluitend voor hetselecteren en vermeerderen van grassen met bijbehorende werkzaamheden, de verwerking van hetgeoogste zaad en de administratieve facilitering;
  12. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - industrie en handel', uitsluitend een bedrijf voorindustrie en handel;
  13. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handel en reparatie van grondverzetmachines',uitsluitend voor handel en reparatie van grondverzetmachines;
  14. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', uitsluitend voor een ruitersportzaak met verkoop vanruitersportartikelen / sportprijzen;
  15. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - (regionale) afvalverwerking', uitsluitend voorafvalverwerking en vuilstortplaats;
  16. ter plaats van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- verhuurbedrijf statische opslag' uitsluitend voor een verhuurbedrijf voor statische opslag;
  17. ter plaatse van de aanduiding 'gemeentelijk monument', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud,versterking en/of herstel van de aan deze gronden en de daarop voorkomende bebouwing eigen zijndecultuurhistorische en architectonische monumentale waarden;
  18. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone', voor de verwezenlijking, beheer en onderhoud van een ecologische verbindingszone;
  19. water en waterhuishoudkundige doeleinden.

bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, verhardingen, paden, water, groen en de daarbijbehorende bouwwerken.

5.2 Bouwregels     

5.2.1 Algemeen     

Op de bestemming 'Bedrijf' bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving bedoelde bestemmingen worden gebouwd met dien verstande dat:

  1. gebouwen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  2. indien blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een koppeling van twee bouwvlakken dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing;

  3. de goothoogte van bedrijfsgebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, bedraagt niet meer dan 4,5 m;

  4. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, bedraagt niet meer dan 10 m.

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-industrie en handel" bedraagt de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen niet meer dan 20 m.

  6. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' mag niet worden gebouwd, tenzij aangetoond wordt dat het realiseren van gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde niet betekent dat het gebied minder geschikt wordt voor de vewezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone;



5.2.2 Bebouwde oppervlakte     

De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de in onderstaande tabel opgenomen bebouwde oppervlakte.



Aanduiding

Straat

Bebouwde oppervlakte bedrijfsbebouwing (incl. bedrijfswoning) in m² of bebouwingspercentage

groothandel

Heerlesebaan 6

2398

gronddepot

Bergsebaan, naast 88

---

hovenier/tuincentrum

Moerstraatsebaan 194

631

tuincentrum

Moerstraatsebaan 152A

1267

tuincentrum

Boerenweg 7

674

transportbedrijf

Moerstraatsebaan 218

1785

verkooppunt motorbrandstoffen

Mastendreef 89

876

verkooppunt motorbrandstoffen

Ruytershoveweg 10

636

detailhandel

Huijbergsebaan 502

798

specifieke vorm van bedrijf - (regionale) afvalverwerking

Moervaart 25

7971

specifieke vorm van bedrijf - autoverhuur

Heimolen 73

427

specifieke vorm van bedrijf - handel en reparatie van grondverzetmachines

Bergsebaan 46

1969

specifieke vorm van bedrijf - industrie en handel

Moervaart ongenummerd

85%

specifieke vorm van bedrijf - grasveredelingsbedrijf



Moerstraatsebaan 121

100%

specifieke vorm van bedrijf- verhuurbedrijf statische opslag



Balsedreef 14

1160











5.2.3 Bedrijfswoning     

Voor bedrijfswoningen gelden, in afwijking van het bepaalde in 5.2.1 de volgende bepalingen:

  1. er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan per aanduiding 'bouwvlak';

  2. ter plaatse van de specifieke aanduidingen 'nutsvoorziening' en zijn bedrijfswoningen uitgesloten;

  3. de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 m;

  4. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m;

  5. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m³, met dien verstande dat voor de inhoud ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, de bestaande inhoud als maximum geldt.



5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van antennes bedraagt niet meer dan 10 meter;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 meter, met dien verstande dat voor de voorgevelrooilijn de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 meter;

  3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 12 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van een zend-/ontvangstinstallatie maximaal 40 meter mag bedragen;



5.3 Afwijken van de bouwregels     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.2 teneinde de toegestane bebouwde oppervlakte van bedrijven te vergroten. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:

  1. de toegestane maximale bebouwde oppervlakte van bedrijven kan met maximaal 25% worden vergroot. Aangetoond moet worden dat dit past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied;\
  2. indien en voor zover de toename van bebouwing noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling;
  3. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies niet onevenredig worden aangetast;
  4. geen toename van de milieubelasting plaatsvindt;
  5. geen buitenopslag plaatsvindt;
  6. er aangetoond is dat sprake een kleinschalige bedrijvigheid, die past binnen een gemengde omgeving waardoor het niet doelmatig is om deze te vestigen op een bedrijventerrein;
  7. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, wat wordt aangetoond door middel van een landschapsinrichtingsplan. Er dient te worden voldaan aan de Nota Kwaliteitsverbetering regio West-Brabant die als bijlage bij de regels is opgenomen;
  8. er mag geen aantasting plaatsvinden van de in 5.1 omschreven waarden;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' is een toename van de bebouwde oppervlakte slechts toegestaan indien het gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, beheer en onderhoud van de ecologische verbindingszone;
  10. voorafgaand aan de besluitvorming vindt een omgevingsdialoog plaats.

5.4 Specifieke gebruiksregels     

5.4.1 Strijdig gebruik     

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;

  2. detailhandel is niet toegestaan behoudens voor zover zulks in ondergeschikte vorm noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik

  3. voor (ondersteunende) horeca;

  4. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte, tenzij dit laatste mogelijk is op grond van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht;

  5. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;

  6. het bewonen van bedrijfsruimte;

  7. een (publieksgerichte) beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

  8. een seksinrichting.

  9. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

  10. risicovolle inrichtingen;

  11. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt. Indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, dan mag de bestemmingsgrens niet worden overschreden. Dit verbod geldt niet voor bestaande situaties;

  12. het bedrijfsmatig houden van dieren.



5.4.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing     
  1. Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het bedrijf aan de Balsedreef 14 ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - statische opslag', wanneer niet is voldaan aan het landschapsinrichtingsplan zoals opgenomen in bijlage 6.1 van deze regels;
  2. de landschappelijke inpassing op grond van het landschapsinrichtingsplan als bedoeld in het vorige lid dient duurzaam beheerd en in stand te worden gehouden.



5.5 Afwijken van de gebruiksregels     

5.5.1 Omgevingsvergunning voor de vestiging van een Bed & Breakfast     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten einde de vestiging van een Bed & Breakfast mogelijk te maken met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de omgevingsvergunning mag worden verleend voor kleinschalige vorm van onderbrenging van recreanten in bestaande bebouwing (maximaal 4 kamers, van maximaal 20m2 per kamer) , ondergeschikt aan de woonfunctie van de bedrijfswoning, mits

  2. de woonfunctie van de bedrijfswoning in overwegende mate behouden blijft, zodanig dat het gebruik geen onevenredige hinder mag opleveren voor het woon- en leefmilieu en geen afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  3. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;

  4. degene die de Bed & Breakfast verzorgt tevens de gebruiker van de woning dient te zijn;

  5. de activiteiten geen publieksgericht karakter hebben waarbij de verkeersafwikkeling nadelig wordt beïnvloed;

  6. parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden;





5.5.2 Omgevingsvergunning afwijkende bedrijfsactiviteiten     



Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.1.1. voor het toestaan van andere bedrijfsactiviteiten. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:

  1. aangetoond dient te worden dat er sprake is van een activiteit die past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied,

  2. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;

  3. een tweede bedrijfswoning, voor zover niet reeds aanwezig, is niet toegestaan;

  4. de oppervlakte aan bebouwing dient te worden afgestemd op de nieuwe functie, waarbij is vereist dat overtollige bebouwing dient te worden gesloopt. Er mag geen uitbreiding van de bestaande bebouwing plaatsvinden;

  5. detailhandel is niet toegestaan behoudens voor zover zulks in ondergeschikte vorm noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  8. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, wat wordt aangetoond door middel van een landschapsinrichtingsplan. Er dient te worden voldaan aan de Nota Kwaliteitsverbetering regio West-Brabant die als bijlage bij de regels is opgenomen;

  9. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  10. de omzetting is slechts toegestaan naar een bedrijf met eenzelfde of lagere categorie van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;

  11. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan de bestaande omvang;

  12. voorafgaand aan de besluitvorming vindt een omgevingsdialoog plaats.







5.6 Wijzigingsbevoegdheid     

5.6.1 Wijziging naar wonen en woningsplitsing     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij de beëindiging van een bedrijf de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. het bedrijf (eventueel inclusief bijbehorende nevenactiviteiten) is volledig beëindigd;
  2. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning mag niet worden vergroot. Tevens mag het aantal woningen niet toenemen;
  3. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  4. de omvang van het bestemmingsvlak mag na wijziging niet meer bedragen dan 5.000 m². Het resterende voormalige bouwvlak ten dienste van het bedrijf dient te worden gewijzigd in een bestemming die aansluit op de aangrenzende bestemming(en);
  5. het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing en verharding(en);
  6. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m2 per woning. Hiertoe vindt sloop van overtollige bebouwing plaats;
  7. in afwijking van het bepaalde onder f. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 200 m² worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m² vergroting van de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken telkens minimaal 300 m² legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt. De sloop van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en monumentale gebouwen niet is toegestaan;
  8. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  9. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
  10. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  11. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, wat wordt aangetoond door middel van een landschapsinrichtingsplan. Er dient te worden voldaan aan de Nota Kwaliteitsverbetering regio West-Brabant die als bijlage bij de regels is opgenomen;
  12. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden;
  13. de regels van de bestemming 'Wonen' worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  14. voorafgaand aan de besluitvorming vindt een omgevingsdialoog plaats;
  15. de wijzigingsbevoegdheid kan niet worden toegepast voor een bouwvlak met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  16. in afwijking op 5.7.2 sub b is splitsing van de woning toegestaan indien sprake is van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, voor zover dit bijdraagt aan het behoud en herstel van deze bebouwing. Bij woningsplitsing mag de bestaande bedrijfswoning maximaal in 2 woningen worden gesplitst en mag de inhoud per woning, na splitsing, niet minder bedragen dan 350 m³. De bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot. Indien sprake is van een voormalige boerderij mag de agrarische verschijningsvorm niet worden aangetast;

Artikel 6 Maatschappelijk     

6.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats', uitsluitend voor een begraafplaats;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'militaire zaken', voor militaire doeleinden;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'scouting', voor scoutingactiviteiten met voorzieningen voor dagrecereatie en jeugdkampen;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - regionaal vormings- en trainingscentrum', een activiteitencentrum voor mensen met een verstandelijke beperking en een vormingscentrum voor tijdelijke huisvesting om zelfstandig te leren wonen met bijbehorende voorzieningen;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'dierenpension', voor een dierenpension;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenbegraafplaats', voor een dierenbegraafplaats met bijbehorende bebouwing;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'rijksmonument', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden en de daarop voorkomende bebouwing eigen zijnde cultuurhistorische en architectonische monumentale waarden;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'gemeentelijk monument', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden en de daarop voorkomende bebouwing eigen zijnde cultuurhistorische en architectonische monumentale waarden;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de karakteristieke waarden van de op deze grond voorkomende bebouwing;

  10. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen.



6.2 Bouwregels     

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het aangegeven bouwvlak;
  2. indien blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een koppeling van twee bouwvlakken dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing;
  3. het bebouwingspercentage per bouwvlak niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  4. indien geen bebouwingspercentage is opgenomen het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;
  5. de bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is aangegeven met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  6. voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:
    1. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter;
    2. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  7. op het perceel dient in de eigen parkeerbehoefte te worden voorzien;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'militaire zaken' mogen bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van militaire doeleinden, met dien verstande dat:
    1. van ieder bestemmingsvlak mag ten hoogste 2% worden bebouwd;
    2. de goothoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 10 meter;
    3. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 15 meter;
    4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet bedragen dan 40 meter;
    5. de afstand van de gebouwen tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 meter;
    6. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden' mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht, tenzij sprake is van kleinschalige bebouwing en bouwwerken ten behoeve van de natuurfunctie of het recreatieve medegebruik daarvan, voor zover dit geen aantasting geeft van de ecologische waarden en kenmerken van het Natuur Netwerk Brabant;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' mogen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van een begraafplaats, met dien verstande dat:
    1. binnen de aanduiding 'bouwvlak' mogen gebouwen worden opgericht tot een maximale bouwhoogte van 9 meter;
    2. buiten de aanduiding 'bouwvlak' mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan 2%;
    3. buiten de aanduiding 'bouwvlak' mogen gebouwen worden opgericht met een maximale goothoogte van 3 meter;
    4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  10. ter plaatse van de aanduiding 'scouting', mogen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van dagrecreatie en jeugdkampen , waaronder een clubhuis, met dien verstande dat:
    1. de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het aangegeven bouwvlak;
    2. de goothoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
    3. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 7 meter;
    4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet bedragen dan 2 meter;
  11. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - regionaal vormings- en trainingscentrum', mogen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van een activiteitencentrum voor mensen met een verstandelijke beperking en een vormingscentrum voor tijdelijke huisvesting om zelfstandig te leren wonen, met dien verstande dat:
    1. indien en voor zover binnen een bestemmingsvlak bouwgrenzen zijn aangegeven, mogen de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen de bebouwingsgrenzen;
    2. de goothoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 8 meter;
    3. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 12 meter;
    4. de afstand van gebouwen en andere bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 5 m. te bedragen;
    5. er is maximaal één inpandige of vrijstaande bedrijfswoning toegestaan per aanduiding 'bouwvlak';
    6. de goothoogte van een vrijstaande bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 6 meter;
    7. de bouwhoogte van een vrijstaande bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 10 meter;
    8. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m³;
    9. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet bedragen dan 6 m.
  12. ter plaatse van de aanduiding 'dierenpension', mogen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van een dierenpension, met dien verstande dat:
    1. indien en voor zover binnen een bestemmingsvlak bouwgrenzen zijn aangegeven, mogen de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen de bebouwingsgrenzen;
    2. de goothoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 meter;
    3. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 10 meter;
    4. de afstand van gebouwen en andere bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  13. ter plaatse van de aanduiding 'dierenbegraafplaats', mogen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van een dierenpension, met dien verstande dat:
    1. indien en voor zover binnen een bestemmingsvlak bouwgrenzen zijn aangegeven, mogen de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen de bebouwingsgrenzen;
    2. de goothoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 meter;
    3. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 10 meter;
    4. de afstand van gebouwen en andere bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen.

Op de gronden op de verbeelding aangegeven als 'Maatschappelijk' mag, overeenkomstig de aanduiding de bebouwde oppervlakte dan wel het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan de in onderstaande tabel opgenomen.

Aanduiding

Adres

Bebouwde oppervlakte bedrijfsbebouwing (incl. bedrijfswoning) in m² of bebouwingspercentage

dierenpension

Heerlesebaan 27

2012 m²

scouting

Bergsebaan 27

10%

scouting

Bergsebaan 30

10%

scouting

Boslustweg 6

10%

scouting

Huijbergsebaan 419/415

20%

specifieke vorm van maatschappelijk - dierenbegraafplaats

Heerlesebaan 27

564 m²

specifieke vorm van maatschappelijk - regionaal vormings- en trainingscentrum

Bergsebaan 32

50%

6.3 Specifieke gebruiksregels     

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:

  1. voor woondoeleinden, met uitzondering van een op grond van het bepaalde in 6.2 sub k onder 5 toegestane bedrijfswoning;

  2. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;

  3. een al dan niet publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis ;

  4. een risicovolle inrichting;

  5. het opslaan/ storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, behoudens horeca als ondergeschikte nevenactiviteit ten dienste van de bestemming;

  7. voor permanente bewoning van kampeermiddelen;

  8. voor detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit ten dienste van de bestemming.

  9. ter plaatse van de aanduiding 'scouting' is commercieel recreatief nachtverblijf (bijvoorbeeld camping en hotel) niet toegestaan. Enkel de organisatie van de jeugdkampen vanuit maatschappelijk oogpunt zijn ter plaatse van de aanduiding ‘scouting’ toegestaan. Het organiseren van jeugdkampen is eveneens niet toegestaan als het scoutinggebouw niet in overeenstemming is met de eisen van brandveiligheid en/of de vereiste vergunning (of melding) voor brandveiliggebruik ontbreekt.

  10. ter plaatse van de aanduiding 'scouting' is geen verblijfsrecreatie toegestaan, behoudens de organisatie van jeugdkampen.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

6.4.1 Omgevingsvergunningplicht     

Het is verboden op de met de aanduiding 'natuurwaarden' bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 6.4.3 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.

De in 6.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 6.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 6.4.3 de toetsingscriteria weergegeven.

6.4.2 Uitzondering vergunningplicht     

Het onder 6.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  3. welke betreffen het normale onderhoud en/of plaatsvinden in het kader van natuurbouw/ natuurbeheer en/of in kader van de ontwikkeling van de ecologische verbinding dan wel voor zover het leidingen betreft, het normale onderhoud en beheer van de leidingen.
6.4.3 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden     



Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden

Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

aanleggen van oppervlakteverhardingen;

er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke en natuurwaarden;

het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik;

aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;

er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke, ecologische en natuurwaarden;

het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;

er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke, ecologische en natuurwaarden;

het vellen of rooien van houtgewas

er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke, ecologische en natuurwaarden;

het beplanten van de gronden met houtgewas

er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke, ecologische en natuurwaarden;

het diepploegen en diepwoelen van de bodem

er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke, ecologische en natuurwaarden;





6.5 Wijzigingsbevoegdheid     

6.5.1 Wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Maatschappelijk' te wijzigen in de bestemming 'Natuur' teneinde om de ecologische waarden en kenmerken ter plaatse te behouden, te herstellen of duurzaam te ontwikkelen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. alle aanwezige bebouwing dient te worden gesloopt;
  2. na wijziging zijn de regels van de bestemming 'Natuur" van overeenkomstige toepassing;
  3. voorafgaand aan de besluitvorming vindt een omgevingsdialoog plaats.

Artikel 7 Sport     

7.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sportvoorzieningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij', voor een gebruiksgerichte paardenhouderij, waarbij tevens ondergeschikte acviteiten behorende bij een productiegerichte paardenhouderij zijn toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden', uitsluitend voor de ontwikkeling en behoud van bos en water ter plaats van ten minste 15% van het vlak met deze aanduiding;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone', de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'water', zijn de bestaande watergangen uitsluitend bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden en is een strook van 5 meter aan weerszijden van de bestaande watergang mede bestemd voor aanleg en onderhoud van de watergang;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', tevens voor het behoud en herstel van landschapselementen;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden', tevens voor het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van ecologische waarden en kenmerken vanwege de ligging binnen het Natuur Netwerk Brabant;



  8. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', voor parkeren ten behoeve van de golfbaan gelegen aan de Moerstraatsebaan;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - overloopparking', voor incidenteel parkeren in gevallen dat de parking als bedoeld in 7.1 sub i onvoldoende capaciteit biedt tijdens bijzondere evenementen zoals wedstrijden;

  11. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie', is tevens een groepsaccommodatie toegestaan;

bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, paden, groen en de daarbij behorende bouwwerken.

7.2 Bouwregels     

Op de in artikel 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd met dien verstande dat:

  1. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' mag niet worden gebouwd, tenzij aangetoond wordt dat het realiseren van gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde niet betekent dat het gebied minder geschikt wordt voor de vewezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden' mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht, tenzij sprake is van kleinschalige bebouwing en bouwwerken ten behoeve van de natuurfunctie of het recreatieve medegebruik daarvan, voor zover dit geen aantasting geeft van de ecologische waarden en kenmerken van het Natuur Netwerk Brabant;
  4. de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 meter;
  5. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
  6. voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt:
    1. de bouwhoogte van antennes bedraagt niet meer dan 10 meter;
    2. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat voor de voorgevelrooilijn de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 meter;
    3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 12 meter;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan' mogen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van een golfbaan, met dien verstande dat:
    1. gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlak(ken);
    2. de bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan 7 meter;
    3. buiten de aangegeven bouwvlakken zijn ten hoogste 4 gebouwen toegestaan, met dien verstande dat: de oppervlakte per gebouw ten hoogte 25 m² mag bedragen, de goothoogte niet meer dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;
    4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 18 meter;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' mogen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van een gebruiksgerichte paardenhouderij, zoals stallen, een binnenmanege, e.d. , met dien verstande dat:
    • per paardenhouderij maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;
    • de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³;
    • de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 6 meter;
    • de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 10 meter;
    • het maximale bebouwingspercentage (inclusief de bedrijfswoning) mag niet meer bedragen dan aangegeven in onderstaande tabel;
  9. indien en voorzover op de verbeelding bebouwingsgrenzen zijn aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend binnen deze bebouwingsgrenzen worden gesitueerd;
  10. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

Op de gronden op de verbeelding aangegeven als 'Sport' mag, overeenkomstig de aanduiding het bebouwingspercentage of de bebouwde oppervlakte niet meer bedragen dan het in de onderstaande tabel opgenomen bebouwingspercentage.

Aanduiding

Adres

Bebouwingspercentage/ bebouwde oppervlakte

Paardenhouderij Boslustweg 15/15a 80%
Paardenhouderij Bergsebaan 71 6.241 m2

Paardenhouderij

Molenzichtweg 15

80%

Paardenhouderij

Verlengde Zandstraat 5-7

50%

Paardenhouderij

Verlengde Zandstraat 9

80%

Golfbaan

Zoomvlietweg 66

100%

Golfbaan Moerstraatsebaan 25%

7.3 Specifieke gebruiksregels     

7.3.1 Strijdig gebruik     

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:

  1. voor woondoeleinden, met uitzondering van een op grond van het bepaalde in 7.1 toegestane bedrijfswoning;

  2. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;

  3. lawaaisporten;

  4. een niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis of een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

7.3.2 Voorwaardelijke verplichting zorgvuldige landschappelijke inpassing     

a. Binnen 2 jaar na het verlenen van de omgevingsvergunning voor het verlengen van de rijhal op het adres Verlengde Zandstraat 7 dient uitvoering te zijn gegeven aan zorgvuldige landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijk inrichtingsplan Verlengde Zandstraat 7 zoals opgenomen in bijlage 5;

b. het is verboden de voor Sport aangewezen gronden te (laten) gebruiken op een wijze die inbreuk maakt op een duurzaam beheer en instandhouding van de in lid a genoemde gronden.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

7.4.1 Omgevingsvergunningsplicht     

Het is verboden op de met de aanduiding 'golfbaan' en/of de aanduiding 'natuurwaarden' en/of de aanduiding 'ecologische verbindingszone' bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 7.4.3 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.

De in 7.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 7.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 7.4.3 de toetsingscriteria weergegeven.

7.4.2 Uitzondering vergunningenplicht     

Het onder 7.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;

  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  3. welke betreffen het normale onderhoud en/of plaatsvinden in het kader van natuurbouw/ natuurbeheer en/of in kader van de ontwikkeling van de ecologische verbinding dan wel voor zover het leidingen betreft, het normale onderhoud en beheer van de leidingen.

7.4.3 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden     

Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden

Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

aanleggen van oppervlakteverhardingen;

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke en natuurwaarden;

  • het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik;

  • er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de ecologische verbinding langs de Bleekloop

aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;

er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke, ecologische en natuurwaarden;

het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke en natuurwaarden;

  • er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de ecologische verbinding langs de Bleekloop;

het vellen of rooien van houtgewas

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke en natuurwaarden;

  • er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de ecologische verbinding langs de Bleekloop

het

het beplanten van de gronden met houtgewas

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke en natuurwaarden;

  • er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de ecologische verbinding langs de Bleekloop

het diepploegen en diepwoelen van de bodem

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke en natuurwaarden;

  • er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de ecologische verbinding langs de Bleekloop

7.5 Wijzigingsbevoegdheid     

7.5.1 Wijziging voor vergroting bouwvlak/toename bebouwing     

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd de bestemming 'Sport' te wijzigen en de opgenomen maximale oppervlakte bebouwing van sportactiviteiten te vergroten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de uitbreiding past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied, met dien verstande dat de omvang van het bestemmingsvlak niet groter is/wordt dan 5000 m²;
  2. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een grootschalige voorziening;
  3. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden' is vergroting van het bouwvlak of de toename van bebouwing niet toegestaan;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' is de vergroting van het bouwvlak of de toename van bebouwing slechts toegestaan indien het gebied niet minder geschikt wordt voor verwezenlijking, beheer en onderhoud van de ecologische verbindingszone;
  6. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  7. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
  8. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  9. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  10. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, wat wordt aangetoond door middel van een landschapsinrichtingsplan. Er dient te worden voldaan aan de Nota Kwaliteitsverbetering regio West-Brabant die als bijlage bij de regels is opgenomen;
  11. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 13.1 omschreven waarden;
7.5.2 Wijziging naar wonen en woningsplitsing     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij de beëindiging van een bedrijf de bestemming 'Sport' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. het bedrijf (eventueel inclusief bijbehorende nevenactiviteiten) is volledig beëindigd;
  2. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning mag niet worden vergroot. Tevens mag het aantal woningen niet toenemen;
  3. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  4. de omvang van het bestemmingsvlak mag na wijziging niet meer bedragen dan 5.000 m². Het resterende voormalige bouwvlak ten dienste van het bedrijf dient te worden gewijzigd in een bestemming die aansluit op de aangrenzende bestemming(en);
  5. het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing en verharding(en);
  6. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m2 per woning. Hiertoe vindt sloop van overtollige bebouwing plaats;
  7. in afwijking van het bepaalde onder f. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 200 m² worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m² vergroting van de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken telkens minimaal 300 m² legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt. De sloop van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en monumentale gebouwen niet is toegestaan;
  8. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  9. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
  10. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  11. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, wat wordt aangetoond door middel van een landschapsinrichtingsplan. Er dient te worden voldaan aan de Nota Kwaliteitsverbetering regio West-Brabant die als bijlage bij de regels is opgenomen;
  12. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 13.1 omschreven waarden;
  13. de regels van de bestemming 'Wonen' worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  14. voorafgaand aan de besluitvorming vindt een omgevingsdialoog plaats;
  15. in afwijking op 13.5.2 sub b is splitsing van de woning toegestaan indien sprake is van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, voor zover dit bijdraagt aan het behoud en herstel van deze bebouwing. Bij woningsplitsing mag de bestaande bedrijfswoning maximaal in 2 woningen worden gesplitst en mag de inhoud per woning, na splitsing, niet minder bedragen dan 350 m³. De bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot. Indien sprake is van een voormalige boerderij mag de agrarische verschijningsvorm niet worden aangetast;
7.5.3 Wijziging naar natuur     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Sport' te wijzigen in de bestemming 'Natuur' teneinde om de ecologische waarden en kenmerken ter plaatse te behouden, te herstellen of duurzaam te ontwikkelen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. alle aanwezige bebouwing dient te worden gesloopt;
  2. na wijziging zijn de regels van de bestemming 'Natuur" van overeenkomstige toepassing;
  3. voorafgaand aan de besluitvorming vindt een omgevingsdialoog plaats.

Artikel 8 Wonen     

8.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. beroep aan huis;

  3. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone', de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', uitsluitend voor de realisering van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', het behoud en herstel van landschapselementen;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'water' zijn de bestaande watergangen uitsluitend bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden en is een strook van 5 meter aan weerszijden van de bestaande watergang mede bestemd voor aanleg en onderhoud van de watergang;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'rijksmonument', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden en de daarop voorkomende bebouwing eigen zijnde cultuurhistorische en architectonische monumentale waarden;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'gemeentelijk monument', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden en de daarop voorkomende bebouwing eigen zijnde cultuurhistorische en architectonische monumentale waarden;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de karakteristieke waarden van de op deze grond voorkomende bebouwing;

  11. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfsmatige activiteit aan huis’: een hoveniersbedrijf met een maximale oppervlakte van 140m2;

bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals paden, tuinen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en erven met de daarbij behorende bouwwerken.

8.2 Bouwregels     

8.2.1 Algemeen     

Op de in de bestemming 'Wonen' bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in de 8.1 bedoelde bestemmingen worden gebouwd met dien verstande dat:

  1. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  2. er is maximaal één woning per aanduiding 'bouwvlak' toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding. Indien geen aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' is opgenomen geldt dat de goothoogte maximaal 6 meter mag bedragen;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding. Indien geen aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' is opgenomen geldt dat de bouwhoogte maximaal 10 meter mag bedragen;

  5. de inhoud van het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 750 m³, de inhoud van kelders wordt niet meegeteld, met dien verstande dat voor zover de inhoud ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt de bestaande inhoud als maximum geldt;

  6. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - ruimte voor ruimte' en 'specifieke bouwaanduiding - ruimte voor ruimte 1' is het bepaalde in artikel 8.2.1, lid e, niet van toepassing. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ruimte voor ruimte' geldt dat de maximum inhoudt van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1.000 m3. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ruimte voor ruimte 1' geldt dat de maximum inhoud van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1.300 m3.

  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - uitgesloten - gebouwen uitgesloten', zijn geen gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

8.2.2 Op de grond staande bijbehorende bouwwerken bij het hoofdgebouw     

Voor op de grond staande bijbehorende bouwwerken gelden, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'erf', de volgende aanvullende bepalingen:

  1. op de grond staande bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van minimaal 1 meter van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  2. de afstand van een vrijstaand op de grond staand bijbehorend bouwwerk tot het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 20 meter;
  3. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 100 m²;
  4. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 meter;
  5. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 meter;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen per bouwperceel bijbehorende bouwwerken worden gebouwd waarbij:
    • de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per bouwperceel van de als 'erf' aangeduide gronden niet meer mag bedragen dan 75 m²;
    • de afstand van een vrijstaand op de grond staand bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens bedraagt niet minder dan 2 meter.
  7. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' mag maximaal 500 m² aan bijbehorende bouwwerken gerealiseerd worden.
  8. in afwijking van het bepaalde onder c mag de gezamelijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken voor:
    1. Het Laag 6 niet meer bedragen dan 250m2;
    2. Heiblokseweg 1 niet meer bedragen dan 200m2;
    3. Moerstraatsebaan 55 niet meer bedragen dan 200m2;
    4. Moerstraatsebaan 89 niet meer bedragen dan 270m2.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 meter, met dien verstande dat voor de voorgevelrooilijn en voor erfafscheidingen grenzend aan het openbaar gebied de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 meter;
  2. de bouwhoogte van een geluidscherm bedraagt niet meer dan de bestaande bouwhoogte;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 3 meter;
  4. bij een woning mag maximaal 1 niet overdekt zwembad worden opgericht met dien verstande, dat:
    1. het zwembad binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak wordt opgericht;
    2. de minimum afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3 meter;
    3. de minimum afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt 5 meter;
    4. de maximum afstand tot de woning bedraagt 20 meter;

8.3 Afwijken van de bouwregels     

8.3.1 Omgevingsvergunning bebouwde oppervlakte vrijstaande bijbehorende bouwwerken     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 16.2.2 teneinde de toegestane bebouwde oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken te vergroten. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:

  1. indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, kan een bebouwde oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden toegestaan van 200 m² mits er per 100m2 vergroting 300m2 aan legaal gebouwde gebouwen wordt gesloopt;

  2. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, wat wordt aangetoond door middel van een landschapsinrichtingsplan. Er dient te worden voldaan aan de Nota Kwaliteitsverbetering regio West-Brabant die als bijlage bij de regels is opgenomen;





8.3.2 Omgevingsvergunning bijbehorende bouwwerken i.v.m. paardenstalling     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.2 ten behoeve van het toestaan van een grotere bebouwde oppervlakte ten behoeve van het stallen van paarden, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de bebouwde oppervlakte ten behoeve van het stallen van paarden mag niet meer bedragen dan 100 m²;

  2. het bijgebouw dient in samenhang te zijn met de reeds aanwezige bebouwing;

  3. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast.

  4. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, wat wordt aangetoond door middel van een landschapsinrichtingsplan. Er dient te worden voldaan aan de Nota Kwaliteitsverbetering regio West-Brabant die als bijlage bij de regels is opgenomen;

8.3.3 Omgevingsvergunning paardenbak t.b.v. hobbymatig gebruik     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.3 ten behoeve van een paardenbak voor een hobbymatig gebruik toe te staan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de paardenbak wordt op of aansluitend aan het bouwvlak gesitueerd;

  2. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, wat wordt aangetoond door middel van een landschapsinrichtingsplan. Er dient te worden voldaan aan de Nota Kwaliteitsverbetering regio West-Brabant die als bijlage bij de regels is opgenomen;

  3. afrasteringen zijn toegestaan met dien verstande dat deze wordt uitgevoerd in een open constructie en een bouwhoogte van maximaal 2 meter heeft; schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;

  4. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 800 m²;

  5. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast.

8.4 Specifieke gebruiksregels     

8.4.1 Strijdig gebruik     

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  1. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte, tenzij dit laatste mogelijk is op grond van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht ;

  2. het bedrijfsmatig gebruiken van paardenbakken;

  3. het gebruik van gebouwen ten behoeve van een bed & breakfast;

  4. bedrijf aan huis;

  5. de gezamenlijke oppervlakte van het beroep aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning inclusief bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 70 m2.

  6. het bedrijfsmatig houden van dieren.



8.4.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing     
  1. binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan dient op de volgende locaties de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in bijlage 5 van deze regels gerealiseerd te zijn:
    1. Bergsebaan 97
    2. Heiblokseweg 1
    3. Het Laag 6
    4. Luienhoekweg 5
    5. Moerstraatsebaan 55
    6. Moerstraatsebaan 89
  2. het gebruiken en (doen) laten gebruiken van de onder a genoemde locaties voor Wonen is alleen toegestaan wanneer de landschappelijke inpassing in bijlage 5 gerealiseerd is;
  3. de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in sub a en sub b dient duurzaam beheerd en in stand te worden gehouden.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels     

8.5.1 Omgevingsvergunning voorzieningen t.b.v. kleinschalig kamperen     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken als bedoeld in lid 8.1 ten behoeve van het toestaan van kleinschalig kamperen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van 50 meter, gerekend vanaf de achter- of zijgevel van de eigen woning of een woning van een derde;

  2. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans);

  3. er zijn maximaal 25 standplaatsen voor kampeermiddelen toegestaan;

  4. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bijbehorende bouwwerken;

  5. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m² uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m²;

  6. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, wat wordt aangetoond door middel van een landschapsinrichtingsplan. Er dient te worden voldaan aan de Nota Kwaliteitsverbetering regio West-Brabant die als bijlage bij de regels is opgenomen;

  7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  8. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  9. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  10. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  11. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 8.1 omschreven waarden.

8.5.2 Omgevingsvergunning voor Bed & Breakfast     

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten einde de vestiging van een Bed & Breakfast, mogelijk te maken met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de omgevingsvergunning mag worden verleend voor kleinschalige vorm van onderbrenging van recreanten in bestaande bebouwing (maximaal 4 kamers, met een oppervlakte van 20 m2 per kamer), ondergeschikt aan de woonfunctie;
  2. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, en dat bedoeld gebruik geen onevenredige hinder mag opleveren voor het woon- en leefmilieu en geen afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  3. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
  4. degene die de Bed & Breakfast verzorgt tevens de gebruiker van de woning dient te zijn;
  5. de activiteiten geen publieksgericht karakter mogen hebben waarbij de verkeersafwikkeling nadelig wordt beïnvloed;
  6. parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden;
8.5.3 Omgevingsvergunning bedrijf aan huis     

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.1 ten behoeve van een bedrijf aan huis in woningen en/of bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsmatige werkruimten niet meer mag bedragen dan 70 m2, tenzij uit een ruimtelijke onderbouwing blijkt dat een grotere oppervlakte noodzakelijk is,
  2. de woonfunctie in overwegende mate behouden dient te blijven;
  3. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu op mag leveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent in ieder geval dat:
    1. uitsluitend medewerking wordt verleend aan het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 of 2 zoals genoemd in de bij deze regels behorende staat van bedrijfsactiviteiten (opgenomen als bijlage 1) of, qua milieuplanologische hinder gelijkwaardig aan de in categorie 1 of 2 genoemde bedrijfsactiviteiten;
    2. Vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
    3. het gebruik naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
    5. er dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte op het perceel.

8.6 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen' al dan niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' of de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek', te wijzigen in de bestemming 'Wonen met de aanduiding maximum aantal wooneenheden' voor de realisatie van twee woningen middels woningsplitsing van een karakteristieke boerderij, met dien verstande dat:

  1. het een karakteristieke dan wel monumentale boerderij betreft,

  2. de te splitsen karakteristieke hoofdbouwmassa een inhoud van meer dan 1.000 m³ heeft;

  3. de kenmerkende vorm gehandhaafd blijft;

  4. bestaande bijbehorende bouwwerken die aan het hoofdgebouw vast zitten, bij de woning betrokken worden;

  5. advies wordt gevraagd bij een algemeen erkende organisatie of instelling op het gebied van cultuurhistorie;

  6. na splitsing geen verdere vergroting van de woning(en) meer mogelijk is;

  7. er geen sprake is een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygienische waarden;

  8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

  9. voorafgaand aan de besluitvorming een omgevingsdialoog plaatsvindt;

Artikel 9 Waarde - Archeologie - 1     

9.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aan deze gronden eigen zijnde archeologische waarden.

9.2 Bouwregels     

Op of in de in lid 9.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen toegestaan. Een en ander volgens de voor deze bestemmingen geldende regels.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

9.3.1 Verbod     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op de in lid 9.1 bedoelde gronden de volgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren dieper dan 0,5 meter en over een oppervlakte groter dan 50 m²:

  1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;

  2. het bodemverlagen of afgraven van gronden;

  3. het aanleggen of verharden van wegen, (rijwiel)paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  4. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voor zover geen bouwwerken zijnde);

  5. het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers;

  6. het rooien van bomen waarbij de stobben tot dieper dan 0,5 meter en over een oppervlakte groter dan 50 m² worden verwijderd.

9.3.2 Uitzonderingen     

Het in lid 9.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke uit het oogpunt van het te beschermen archeologische waarden van ondergeschikte betekenis zijn. Hieronder worden in ieder geval werken of werkzaamheden bedoeld die niet dieper worden uitgevoerd dan 0,5 meter en een oppervlakte kleiner dan 50 m² betreffen.

9.3.3 Toelaatbaarheid     

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.3.1 is slechts toelaatbaar indien door de werken of werkzaamheden de archeologische waarde van de gronden niet in onevenredige mate wordt aangetast, dan wel de mogelijkheden voor behoud van die waarde niet onevenredig wordt verkleind.

9.3.4 Advies     

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.3.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.

9.4 Wijzigingsbevoegdheid     

9.4.1 Algemeen     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de in lid 24.1 bedoelde bestemming te laten vervallen indien uit onderzoek is gebleken dat, hetzij door archivering van de aanwezige waarden, hetzij anderszins, geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn die handhaving van de bestemming rechtvaardigen.

9.4.2 Advies     

Alvorens te beslissen omtrent een wijziging als bedoeld in lid 9.4.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.

Artikel 10 Waarde - Archeologie - 2     

10.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aan deze gronden eigen zijnde archeologische waarden.

10.2 Bouwregels     

Op of in de in lid 10.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen toegestaan. Een en ander volgens de voor deze bestemmingen geldende regels.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

10.3.1 Verbod     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op de in lid 10.1 bedoelde gronden de volgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren dieper dan 0,5 meter en over een oppervlakte groter dan 100 m²:

  1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;

  2. het bodemverlagen of afgraven van gronden;

  3. het aanleggen of verharden van wegen, (rijwiel)paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  4. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voor zover geen bouwwerken zijnde);

  5. het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers;

  6. het rooien van bomen waarbij de stobben tot dieper van 0,5 meter en over een oppervlakte groter dan 50 m2 worden verwijderd.

10.3.2 Uitzonderingen     

Het in lid 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke uit het oogpunt van het te beschermen archeologische waarden van ondergeschikte betekenis zijn. Hieronder worden in ieder geval werken of werkzaamheden bedoeld die niet dieper worden uitgevoerd dan 0,5 meter en een oppervlakte kleiner dan 100 m² betreffen.

10.3.3 Toelaatbaarheid     

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.3.1 is slechts toelaatbaar indien door de werken of werkzaamheden de archeologische waarde van de gronden niet in onevenredige mate wordt aangetast, dan wel de mogelijkheden voor behoud van die waarde niet onevenredig wordt verkleind.

10.3.4 Advies     

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.3.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.

10.4 Wijzigingsbevoegdheid     

10.4.1 Algemeen     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de in lid 10.1 bedoelde bestemming te laten vervallen indien uit onderzoek is gebleken dat, hetzij door archivering van de aanwezige waarden, hetzij anderszins, geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn die handhaving van de bestemming rechtvaardigen.

10.4.2 Advies     

Alvorens te beslissen omtrent een wijziging als bedoeld in lid 10.4.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.

Artikel 11 Waarde - Attentiezone waterhuishouding     

11.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Attentiezone waterhuishouding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de ander daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de waterhuishouding en het voorkomen van een negatief effect op de hydrologische instandhoudingsdoelen van het Natuur Netwerk Brabant.



11.2 Bouwregels     

Op de in lid 11.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende regels toegestaan. Een en ander volgens de voor deze bestemming geldende regels.

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

11.3.1 Algemeen     

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden de volgende andere werken, geen bouwwerken zijnde, en / of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  1. het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 cm beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet;

  2. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;

  3. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

  4. het buiten het agrarisch bouwperceel aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk;

  5. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;

  6. het bodem verlagen of afgraven van gronden;

  7. het wijzigen van de grondwaterstand;

  8. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;

  9. het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers.

  10. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voor zover geen bouwwerken zijnde);

  11. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

  12. het vellen of rooien van houtopstanden.



11.3.2 Uitzondering     
  1. Het onder lid 11.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  1. het uitvoeren van de werken of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. werken of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

  1. Voordat een beslissing wordt genomen op de aanvraag om omgevingsvergunning wordt het betrokken waterschapsbestuur gehoord.

11.3.3 Toelaatbaarheid     

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.3.1 is slechts toelaatbaar indien de werken en/of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de hydrologische instandhoudingsdoelen van het Natuur Netwerk Brabant en mede strekken tot het behoud hiervan en geen negatief effect hebben op de waterhuishouding van het Natuur Netwerk Brabant.

Artikel 12 Waarde - Cultuurhistorie     

12.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de ander daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden, zoals opgenomen in de bij deze regels als bijlage gevoegde Overzicht cultuurhistorische waarden in het plangebied.



12.2 Bouwregels     

12.2.1 Algemeen     

Bouwen op de in lid 12.1 bedoelde gronden is niet toegestaan, indien dat leidt tot de aantasting of de vernietiging van de onderkende cultuurhistorische waarden en kenmerken.

Alvorens op een aanvraag omgeveingsvergunning te beslissen wordt door het bevoegd gezag advies gevraagd aan de welstandsmomunmentencommissie van de gemeente Bergen op Zoom

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

12.3.1 Werken en werkzaamheden     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen gebouw zijnde, en werkzaamheden) op de in lid 12.1 bedoelde gronden de volgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;

  2. het bodemverlagen of afgraven van gronden;

  3. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

  4. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voor zover geen bouwwerken zijnde);

  5. het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers;

  6. het vellen of rooien van houtopstanden.

12.3.2 Uitzondering     

Het onder lid 12.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  1. het uitvoeren van de werken of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. werken of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

12.3.3 Toelaatbaarheid     

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.3.1 is slechts toelaatbaar indien de werken en/of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de cultuurhistorische waarde en mede strekken tot het behoud hiervan.

12.3.4 Advies     

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.3.1 wordt door het bevoegd gezag advies gevraagd aan de welstandsmonumentencommissie van de gemeente Bergen op Zoom.

12.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

12.4.1 Werken en werkzaamheden     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen op de in lid 12.1 bedoelde gronden bouwwerken te slopen.

12.4.2 Uitzondering     

Het onder lid 12.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

12.4.3 Toelaatbaarheid     

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.4.1 is slechts toelaatbaar indien de sloopwerkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de cultuurhistorische waarde. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.4.1 wordt door het bevoegd gezag advies gevraagd aan de welstandsmonumentencommissie van de gemeente Bergen op Zoom.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene bouwregels     

14.1 Bescherming van het plan     

Geen bouwwerk mag worden opgericht, indien daardoor op enig terrein of bouwperceel een toestand zou ontstaan waardoor aan deze regels niet langer meer zou worden voldaan, dan wel een reeds bestaande afwijking van deze regels zou worden vergroot.

14.2 Bestaande afstanden en andere maten     

14.2.1 Maximale en minimale maten     

Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal dan wel minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

14.2.2 (Her)oprichting     

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 14.2.1. uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

14.3 Overschrijding van de bouwgrenzen     

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm. bedraagt;

  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm. bedraagt;

  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm. bedraagt;

  4. antennes, kunstwerken, lichtmasten, reclamepalen, vlaggenmasten tot een bouwhoogte van 10 m.

14.4 Percentages     

Een in een maatvoeringsaanduiding aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is geregeld.

14.5 Waterhuishoudkundige doeleinden     

De gronden binnen een strook van 5 meter aan weerszijden vanaf de insteek van de als zodanig met 'Water' bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels     

15.1 Parkeren     

  1. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, moet volgens de Nota Parkeernormering Bergen op Zoom, zoals deze is opgenomen in bijlage 2 van de regels, ten behoeve van parkeren of stallen van personenauto's voldoende ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw en/of op of onder het (onbebouwd blijvende deel van het) terrein, met dien verstande dat:

  1. het bepaalde in lid a van toepassing is vanaf het moment dat er sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding en/of functiewijziging, waarbij moet worden voldaan aan de landelijke normen zoals vermeld in de CROW.

15.2 Laad- en losmogelijkheden     

Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, moet voor het laden en lossen van goederen voldoende ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw en/of op of onder het (onbebouwd blijvende deel van het) terrein, met dien verstande dat dit van toepassing is vanaf het moment dat er sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding en/of functiewijziging.

15.3 Afwijken parkeren     

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.1 indien:

  1. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

  2. op een andere wijze in de benodigde parkeer- en/of stallingsruimte wordt voorzien;

  3. nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen hiertoe aanleiding geeft.

15.4 Afwijken laad- en losmogelijkheden     

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.2 indien:

  1. het voldoen aan voldoende ruimte voor laad- en losmogelijkheden door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

  2. op een andere wijze in de laad- en losmogelijkheden wordt voorzien.

15.5 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan te wijzigen door de bijlagen waarna verwezen wordt in artikel 15.1 aan te passen c.q. te vervangen, indien nadere besluitvorming ten aan zien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen hiertoe aanleiding geeft.

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels     

16.1 Geluidzone - industrie 50 db     

16.1.1 Bestemmingsomschrijving     

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie 50 db' zijn de gronden, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidruimte in verband met de aanwezigheid van industrieterrein Fokker Services/vliegbasis als bedoeld in artikel 53 van de Wet geluidhinder en is het tevens niet toegestaan nieuwe geluidsgevoelige objecten te bouwen of geluidsgevoelige terreinen aan te leggen en in te richten ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie 50 dB', te weten de 50 dB(A) zone behorende bij het industrieterrein Theodorushaven - Noordland.

16.1.2 Bouwregels     

Binnen de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'geluidzone - industrie 50 db' is de bouw en gebruik van nieuwe geluidgevoelige functies alleen toegestaan indien middels een akoestisch onderzoek is aangetoond dat de geluidsbelasting vanwege het industrielawaai op de gevels van de gebouwen met de geluidgevoelige functies niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of de maximaal te verlenen hogere grenswaarde.

16.1.3 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in lid 16.1.1 te wijzigen in die zin, dat de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie 50 db' opgeheven of veranderd wordt indien de bron van de geluidzone is opgehouden te bestaan dan wel het gebied voor geluidshinderlijke bedrijven is aangepast.

16.2 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied     

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' betreft het de 25-jaarszone kwetsbaar. Hierbinnen geldt dat er geen negatieve verandering mag plaatsvinden in de risico's van de kwaliteit van het grondwater.

16.3 Overig zone - IHCS     

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - IHCS' (met nummer) geldt ten behoeve van het obstakelvrije start- en landingsvlak met zijkanten een bouwverbod voor bouwwerken met een hogere bouwhoogte dan:

  1. 56 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 1';

  2. 60 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 2';

  3. 65 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 3';

  4. 70 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 4';

  5. 75 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 5';

  6. 80 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 6';

  7. 85 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 7';

  8. 90 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 8';

  9. 95 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 9';

  10. 100 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 10';

  11. 105 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 11';

  12. 110 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 12';

  13. 115 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 13';

  14. 120 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 14';

  15. 125 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 15';

  16. 130 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 16';

  17. 135 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 17';

  18. 140 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 18';

  19. 145 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 19';

  20. 150 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 20';

  21. 155 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 21';

  22. 160 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 22';

in verband met het beschermingsgebied van de in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen van en naar de vliegbasis Woensdrecht.

16.4 Vrijwaringszone - radar     

16.4.1 Verbod     

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - radar' (met nummer) geldt teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen een bouwverbod voor bouwwerken met een hogere bouwhoogte dan:

  1. 50 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar - 1

  2. 55 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar - 2

  3. 60 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar - 3

  4. 65 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar - 4';

  5. 70 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar - 5';

  6. 75 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar - 6';

  7. 80 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar - 7';

  8. 85 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar - 8';

  9. 90 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar - 9';

  10. 95 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar - 10'.

16.4.2 Afwijken     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.4.1 mits:

  1. de grote hoogte in overeenstemming is binnen de overige bouwregels die gelden voor de betreffende bestemming;

  2. de werking van de radar niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed;

  3. voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van het radarverstoringsgebied.

16.5 Vrijwaringszone - buisleidingenstraat     

16.5.1 Algemeen     

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - buisleidingenstraat' zijn de gronden, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd als vrijwaringszone als gevolg van de buisleidingenstraat.



16.5.2 Bouwregels     

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - buisleidingenstraat' is het verboden om binnen een zone van 55 meter, gemeten vanaf de rand van de onder artikel 'Leiding - Buisleidingenstraat' bedoelde bestemming, een beperkt kwetsbaar en/of een kwetsbaar object te realiseren.



16.5.3 Afwijken van de bouwregels     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van hetgeen bepaald is in 16.5.2 mits het afwijken niet in strijd is met de belangen van de binnen het naastgelegen bestemmingsvlak gelegen buisleidingstraat en de daarin gelegen buisleidingen, alsmede de veiligheid van de personen en goederen is afgewogen en het groepsrisico is verantwoord.

16.5.4 Advies     

Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de Buisleidingenstraat omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

16.6 Vrijwaringszone - weg overlegzone     

16.6.1 Algemeen     

In afwijking van het bepaalde in de bestemmingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels mag ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg overlegzone' geen bebouwing worden opgericht.

16.6.2 Bouwregels     

Voor het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg overlegzone' gelden de volgende bepalingen:

  1. er mag niet worden gebouwd binnen de zone gemeten tot 75 meter uit de kant verharding van de meest nabijgelegen rijbaan voor de rijksweg A4/A58, tenzij het betreft bouwwerken welke verband houden met de bestemming 'Verkeer' en/of welke direct verband houden met de aanleg c.q. verbreding van de rijksweg A4/A58.



16.6.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan bij van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.6.2 en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone- weg overlegzone' binnen de andere voor die gronden aangewezen (basis)bestemming, bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. het bouwwerk in overeenstemming is met de ter plaatse op de verbeelding aangewezen bestemming en door de bouw of situering van het bouwwerk het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast en/of een toekomstige uitbreiding van de rijksweg A4/A58 kan belemmeren;

  2. het bouwwerk direct verband houdt met de aanleg c.q. verbreding van de rijksweg A4/A58, zoals geluidswerende voorzieningen en ecologische voorzieningen.

  1. voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning schriftelijk advies is ingewonnen bij de wegbeheerder.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels     

Bij omgevingsvergunning kan door het bevoegd gezag worden afgeweken van het bepaalde in de hoofdstuk 2 ten behoeve van:

  1. de bouw ten dienste van openbaar nut van:
    • niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut waarbij de inhoud ten hoogste 75 m³ en de goothoogte ten hoogste 3 m. mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd
    • andere bouwwerken, zoals standbeelden, uitingen van kunst en dergelijke tot een maximale hoogte van 15 meter;
    • met dien verstande dat bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de omgevingsvergunning dient voor het bepaalde onder 1 en 2 in de belangenafweging eveneens te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid (voldoende ruimte voor voetgangers en/of bedienend verkeer);
  2. het in geringe mate aanpassen van het plan, zoals een aanduiding of een bouwgrens, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste realisatie van het plan redelijk gewenst of noodzakelijk is, met dien verstande dat de grenzen ten hoogste 2 meter mogen worden verschoven;
  3. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 10% mag worden afgeweken; met betrekking tot deze omgevingsvergunning voor het gebruik geldt, dat:
    • geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet;
    • die omgevingsvergunning slechts mag worden toegepast op primaire bouwnormen (normen welke "als recht" zijn toegestaan); cumulatieve toepassing van deze bepaling op een eerder verleende omgevingsvergunning ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan.
  4. het oprichten van andere bouwwerken voor telecommunicatiedoeleinden:
    • met een hoogte van 40 m;
    • met een hoogte van ten hoogste 10 m. meer dan de toegestane hoogte van bouwwerken;
    • met dien verstande dat door de omgevingsvergunning voor het bepaalde onder 1 en 2 geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet ter plaatse. Bij het verlenen van omgevingsvergunning kunnen door het bevoegd gezag voorwaarden en/of (nadere) eisen worden gesteld aan de stedenbouwkundige inpassing en/of de combinatie van aanbieders van telecomdiensten op masten.
  5. het oprichten van andere bouwwerken van geringe oppervlakte, zoals antenne-installaties, vlaggenmasten, windmolens en verlichtingsarmaturen, tot een bouwhoogte van ten hoogste 15 m.
    • met dien verstande dat door de omgevingsvergunning voor het bepaalde onder e geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet ter plaatse. Bij het verlenen van omgevingsvergunning kunnen door het bevoegd gezag voorwaarden en/of (nadere) eisen worden gesteld aan de stedenbouwkundige inpassing en/of de combinatie van aanbieders van telecomdiensten op masten.

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen,nadat er een omgevingsdialoog is gevoerd, en indien de wijziging betrekking heeft op:

  1. het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van ten hoogste 150 m³ en een goothoogte van ten hoogste 3 m. welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn, zulks voor zover deze op grond van de artikelen 7 tot en met 16 en de artikelen 18 tot en met 23 niet kunnen worden gebouwd;

  2. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, bestemmingsvlakken, bouwpercelen, danwel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak, niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;

  3. het wijzigen van het plan in die zin dat bouwwerken welke op grond van nader onderzoek, cultuurhistorische waarde bezitten waarbij handhaving, versterking of herstel van die waarde gerechtvaardigd wordt geacht, op de verbeelding, of anderszins kunnen worden voorzien van een monumentale aanduiding ; voor de hier bedoelde bebouwing geldt alsdan dat de op het tijdstip van het wijzigingsbesluit bestaande grondoppervlakte, goothoogte, dakhelling en/of hoogte niet mag worden gewijzigd, behoudens omgevingsvergunning;

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 19 Overgangsrecht     

19.1 Overgangsrecht bouwwerken     

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van het plan.

19.2 Overgangsrecht gebruik     

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 20 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Veegplan Buitengebied Oost 2020.

Toelichting 1     

Hoofdstuk 1 Doel en opzet bestemmingsplan     

1.1 Aanleiding en doel     

Op 30 september 2021 is het bestemmingsplan “Buitengebied Oost 2020” vastgesteld. Dit plan is conserverend van aard. Nieuwe ontwikkelingen zijn hierin niet meegenomen. Voor een aantal lopende (kleinschalige) initiatieven is besloten een zogenaamd veegplan op te stellen. In het veegplan zijn de volgende initiatieven opgenomen:

  • Bergsebaan 36a, toevoegen van een zelfstandige woning
  • Bergsebaan 97, omzetten van agrarische functie naar wonen
  • Heiblokseweg 1, omzetten van agrarische functie naar wonen
  • Het Laag 6, omzetten van agrarische functie naar wonen
  • Luienhoekweg 5, omzetten van agrarische functie naar wonen
  • Verlengde Zandstraat 7, vergroten van het bouwvlak ten behoeve van een paardenhouderij
  • Moerstraatsebaan 55, omzetten van omzetten van agrarische functie naar wonen in combinatie met bedrijfsmatige activiteit aan huis (hovenierbedrijf)
  • Moerstraatsebaan 89, omzetten van agrarische functie naar wonen

Dit veegplan bevat de juridische-planologische regeling voor deze ontwikkelingen.

Naast de bovenstaande initiatieven voorziet het veegplan in een regeling voor de binnen het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Oost 2020 gelegen scoutingslocaties, waarbij de reeds bestaande activiteiten met betrekking tot jeugdkampen worden geformaliseerd.

Het onderhavige bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een (digitale) verbeelding, waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels, waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen, en een toelichting, waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het (juridisch) bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied     

Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende locaties:

  • Bergsebaan 36a
  • Bergsebaan 97
  • Heiblokseweg 1
  • Het Laag 6
  • Luienhoekweg 5
  • Verlengde Zandstraat 7
  • Moerstraatsebaan 55
  • Moerstraatsebaan 89
  • De volgende scoutingslocaties:
    • Stichting clubhuis Padvindsters Gilde gevestigd aan de Boslustweg 6
    • Stichting Troephuis Padvinders, gevestigd aan de Bergsebaan 30
    • Stichting Scouting Markiezaatsgroep gevestigd aan de Bergsebaan 27
    • Scouting Petrus en Paulus, gevestigd Huijbergsebaan 415.

1.3 Geldend bestemmingsplan     

Voor alle locaties binnen het plangebied geldt het op 30 september 2021 door de raad vastgestelde bestemmingsplan “Buitengebied Oost 2020” en zijn hierin als volgt bestemd:

  • Bergsebaan 36a: ‘Wonen’
  • Bergsebaan 97: ‘Agrarisch’ met een agrarisch bouwvlak
  • Heiblokseweg 1: ‘Agrarisch’ met een agrarisch bouwvlak
  • Het Laag 6: ‘Agrarisch met waarden Natuur en Landschap’ met een agrarisch bouwvlak en dubbelbestemmingen ‘Attentiezone waterhuishouding’ en ‘Waarde Cultuurhistorie’
  • Luienhoekweg 5: ‘Agrarisch met waarden Natuur en Landschap’ met een agrarisch bouwblok.
  • Verlengde Zandstraat 7: ‘Sport’ met bouwvlak en functieaanduiding ‘paardenhouderij’. Dubbel bestemmingen ‘Attentiezone waterhuishouding’ en ‘Waarde Archeologie 2’
  • Moerstraatsebaan 55: ’Agrarisch met waarden Natuur en Landschap’ met dubbele bestemming ‘Waarde Archeologie 2’
  • Moerstraatsebaan 89: ‘Agrarisch’ met een agrarisch bouwvlak
  • De scoutingslocaties hebben allemaal een maatschappelijke bestemming met de aanduiding ‘scouting’.

De ontwikkelingen zijn allen in strijd met het bestemmingsplan “Buitengebied Oost 2020”. Een bestemmings-planherziening is nodig om te komen tot een passende juridisch-planologische regeling.

1.4 Leeswijzer     

Deze toelichting is mede gebaseerd op de voor de verschillende initiatieven ingediende ruimtelijke onderbouwingen. Waar nodig heeft actualisatie en aanvulling plaatsgevonden. In de volgende hoofdstukken gaan we nader in op de initiatieven en vindt toetsing aan het relevante beleid en de relevante ruimtelijke en milieukundige aspecten plaats. Vervolgens wordt een toelichting gegeven op de overwegingen en uitgangspunten van de bestemmingsregeling en op de aangegeven bestemmingen en de inhoud van de bijbehorende regels. Wat betreft de opzet van de bestemmingsmethodiek is aangesloten op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) en de bijbehorende Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen 2012 (PRBP 2012). Tot slot besteden we aandacht aan uitvoerbaarheid van het plan en de resultaten van de inspraak- en overlegprocedure.

Hoofdstuk 2 De initiatieven     

Dit veegplan omvat een achttal initiatieven. Deze initiatieven worden in dit hoofdstuk nader toegelicht.

2.1 Bergsebaan 36a (Bron: ruimtelijke onderbouwing Van Dun Ontwerp & Planologie d.d. 3 februari 2022)     

De locatie Bergsebaan 36/36a te Bergen op Zoom is in de huidige situatie bestemd als Wonen. In het verleden is er dubbele bewoning ontstaan op deze locatie. Het bestemmingsplan staat ter plaatse één woning toe. Initiatiefnemer, eigenaar Bergsebaan 36a te Bergen op Zoom wenst de dubbele bewoning te formaliseren en planologisch vast te leggen. Het gaat hierbij om het toekennen van een zelfstandige woonfunctie op het perceel Bergsebaan 36a. Kwaliteitsverbetering vindt plaats via de aankoop van een ruimte-voor-ruimte titel bij de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte CV. Op navolgende afbeelding zijn beide woningen weergegeven. De woning Bergsebaan 36a is gelegen op het kadastrale perceel bekend als gemeente Bergen op Zoom, sectie L, nummer 266.

afbeelding

(Bron: ruimtelijke onderbouwing Van Dun Ontwerp & Planologie d.d. 3 februari 2022)

2.2 Bergsebaan 97     

De locatie Bergsebaan 97 te Bergen op Zoom is in de huidige situatie bestemd als ‘Agrarisch’ met een agrarisch bouwblok. Het agrarisch bedrijf is echter beëindigd en de bedrijfswoning is sindsdien in gebruik als burgerwoning. De locatie bestaat uit het voormalig agrarisch bouwvlak waar de bebouwing is geconcentreerd met daaromheen agrarische gronden. De huidige eigenaar wenst het gebruik om te zetten naar Wonen. Deze ontwikkeling gaat gepaard met een goede landschappelijke inpassing. Een en ander zoals weergegeven in het bij dit initiatief behorende inpassingsplan.

afbeelding

Afbeelding: luchtfoto perceel Bergsebaan 97

2.3 Heiblokseweg 1 (Bron: ruimtelijke onderbouwing Agel Adviseurs d.d. 2 juni 2021)     

De locatie is gelegen in het buitengebied van de gemeente Bergen op Zoom, aan de Heiblokseweg 1. De Heiblokseweg is een doodlopende zijstraat van de Bergsebaan. Het plangebied bestaat uit het perceel kadastraal bekend als gemeente BGN01, sectie L nummer 196, met een totale oppervlakte van 2.645 m2. Het perceel is bebouwd met een woning en een aantal bijgebouwen. De onderstaande afbeelding toont de planlocatie met de kadastrale percelen.

afbeelding

(Bron: ruimtelijke onderbouwing Agel Adviseurs d.d. 2 juni 2021)

Een klein deel van het perceel rondom de woning en de bijgebouwen is in gebruik als verhard erf en een siertuintje. Het grootste deel van het perceel wordt gebruikt als weiland. Het perceel wordt aan de noordzijde door middel van een bomenrij afgescheiden van het naburige perceel. Rondom het perceel bevinden zich verschillende percelen met woon- en agrarische bestemmingen. Ook zijn in de directe omgeving een agrarisch verwant bedrijf (paardenhouderij) en een glastuinbouwbedrijf aanwezig.

Voor de voorgeschiedenis wordt verwezen naar de in de bijlage opgenomen ruimtelijke onderbouwing behorende bij dit initiatief.

afbeelding

(Bron: ruimtelijke onderbouwing Agel Adviseurs d.d. 2 juni 2021)

Dit bestemmingsplan heeft tot doel om de planologisch toegestane situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke en vergunde situatie. Er zijn geen (bouwkundige) ingrepen voorzien op het perceel; de bestaande vergunde woning en de nu aanwezige bijgebouwen blijven behouden. Zo ontstaat een toekomstbestendige situatie die meer rechtszekerheid biedt aan de eigenaren van het perceel en haar omgeving. De eigenaren investeren daarnaast extra in een betere landschappelijke inpassing van de aanwezige bebouwing op het perceel, aansluitend op de aanwezige landschappelijke kwaliteiten in de omgeving. Als bijlage is een ‘landschappelijk inpassingsplan’ toegevoegd, waaruit op te maken valt welke ingrepen worden gedaan.

2.4 Het Laag 6 (Bron: ruimtelijke onderbouwing Het Laag 6 Van Dun Ontwerp & Planologie d.d. 22 oktober 2021).     

Op de locatie Het Laag 6 was voorheen een agrarisch bedrijf aanwezig. De bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd en de huidige bewoners zijn voornemens de bestemming om te zetten in een woonbestemming. Op de locatie is een bedrijfswoning aanwezig en zijn opstallen (drie schuren) aanwezig. Op en rondom het perceel zijn bomen en bosschages gelegen. Tevens is op het perceel een paardenbak gerealiseerd. Hiervoor is op 16 april 2018 een tijdelijke vergunning verleend door de gemeente Bergen op Zoom.

afbeelding

(Bron: ruimtelijke onderbouwing Het Laag 6 Van Dun Ontwerp & Planologie d.d. 22 oktober 2021).

In de huidige situatie zijn de volgende opstallen aanwezig.

afbeelding

(Bron: ruimtelijke onderbouwing Het Laag 6 Van Dun Ontwerp & Planologie d.d. 22 oktober 2021).

Ten behoeve van de bestemmingswijziging worden de opstallen 1, 2 en 5 afgebroken. Met het plan wordt 108 vierkante meter aan opstallen afgebroken. Na sloop van de opstallen blijft 250 vierkante meter behouden (schuur 3: werkplaats en schuur 4: opslagloods). Deze schuren zijn van dusdanig goede kwaliteit dat sloop van deze opstallen niet noodzakelijke kapitaalvernietiging is.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen buiten het bestaand stedelijk gebied dient een investering in het landschap gedaan te worden In onderhavige situatie zal deze investering worden gedaan door sloop van bovengenoemde bebouwing en de aanleg van opgaande beplanting. De initiatiefnemer is voornemens om aan de noordelijke en zuidelijke rand van het perceel een groenstrook aan te leggen dat een verbindend element vormt bij de groenstructuur van Het Laag en omgeving. Een en ander conform het bij dit initiatief behorende landschappelijke inpassingsplan.

Ten zuiden van het plangebied is een paardenbak gerealiseerd. Hiervoor is een tijdelijke vergunning verleend door de gemeente Bergen op Zoom. Bij de aanleg is rekening gehouden met de landschappelijke kwaliteit van opgaande begroeiing ten zuiden van het perceel en is niet noodzakelijke bomenkap voorkomen. De gerealiseerde paardenbak voldoet aan de regeling zoals opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Oost 2020.

2.5 Luienhoekweg 5     

De locatie Luienhoekweg 5 te Bergen op Zoom is in de huidige situatie bestemd als ‘Agrarisch met waarden’ met een agrarisch bouwblok. Het agrarisch bedrijf is echter beëindigd en de bedrijfswoning is sindsdien in gebruik als burgerwoning. De locatie bestaat uit het voormalig agrarisch bouwvlak waar de bebouwing is geconcentreerd met daaromheen agrarische gronden. De huidige eigenaar wenst het gebruik om te zetten naar Wonen. Deze ontwikkeling gaat gepaard met een goede landschappelijke inpassing. Een en ander zoals weergegeven in het bij dit initiatief behorende inpassingsplan.

afbeelding

Afbeelding: Luchtfoto perceel het Luienhoekweg 5

2.6 Verlengde Zandstraat 7 (Bron: ruimtelijke onderbouwing ZLTO Advies d.d. december 2020)     

Het plangebied is gelegen ten noorden van de stad Bergen op Zoom. Kadastraal is de locatie bekend als gemeente Bergen op Zoom, sectie A, nummer 1614 en diverse percelen daar direct omheen. In figuur onderstaande is de ligging van de initiatieflocatie weergegeven.

afbeelding

(Bron: ruimtelijke onderbouwing ZLTO Advies d.d. december 2020)

In de huidige situatie is op de locatie een paardenhouderij aanwezig. Het bedrijf bestaat uit een bedrijfswoning met bijgebouwen en een bedrijfsgebouw met buitenopslag verder op het plangebied gelegen. Het plangebied is bereikbaar vanaf de Verlengde Zandstraat, ter hoogte van de locatie is de Verlengde Zandstraat een doodlopende straat.

Initiatiefnemer is voornemens één van de aanwezige rijhallen te verlengen. De verlenging zal gebruikt gaan worden voor verschillende trainingsdoeleinden waaronder paardencoaching voor het begeleiden van kinderen, jongeren en volwassenen. Er worden onder andere autistische kinderen, volwassenen met trauma’s en psychologische patiënten begeleid. Er blijft ruimte over om de verouderde stallen en de stacaravan die nu elders staan te slopen en de paarden in de uitbreiding te huisvesten en de uitbreiding te gebruiken voor de opslag van hindernissen en werktuigen die nu buiten opgeslagen staan.

Het huidige bouwvlak geeft niet de ruimte om de verlenging van de rijhal mogelijk te maken, in de beoogde situatie zal het aanwezige bouwvlak van vorm veranderen. In onderstaand figuur is aangegeven hoe het bouwvlak zal worden aangepast.

afbeelding

(Bron: ruimtelijke onderbouwing ZLTO Advies d.d. december 2020)

Er is voor de ontwikkeling een landschappelijke inpassing opgesteld. Doel van de inpassing is het inrichten van een perceel ten zuiden van de bebouwing met inheemse planten en bomen. Doel van de inpassing is het verhogen van de landschappelijke kwaliteit van het bedrijf en om het zicht van en naar de naastgelegen snelweg te verhinderen.

In de bijlagen is de opgestelde landschappelijke inpassing opgenomen.

2.7 Moerstraatsebaan 55 (Bron: ruimtelijke onderbouwing ZLTO Advies d.d. januari 2021)     

De locatie is gelegen in het noorden van de gemeente Bergen op Zoom. Kadastraal is de locatie bekend als gemeente Bergen op Zoom, sectie A, nummers 1629, 1627 en 1491. In onderstaande figuur is de ligging van de initiatieflocatie weergegeven.

afbeelding

(Bron: ruimtelijke onderbouwing ZLTO Advies d.d. januari 2021)

In de huidige situatie is op de locatie een voormalig agrarisch bedrijf aanwezig. Het bedrijf bestaat uit een bedrijfswoning met bijgebouwen en een bedrijfsgebouw met buitenopslag. De locatie is bereikbaar vanaf de Moerstraatsebaan, ter hoogte van het plangebied is de weg het beste te typeren als een bosweg. Het plangebied is vanaf de openbare weg niet tot nauwelijks zichtbaar vanwege de aanwezigheid van de vele en hoge bomen.

Ten opzichte van de bestaande situatie verandert er op het plangebied betrekkelijk weinig. De huidige aanwezige bebouwing zal behouden blijven, het gebruik verandert: van agrarisch naar wonen. In de beoogde situatie zal de woning met het bijgebouw in gebruik zijn en blijven ten behoeve van het wonen. Het nu aanwezige bedrijfsgebouw zal in gebruik genomen worden voor een hoveniersbedrijf aan huis. Een hovenier is passend als een bedrijf aan huis vanwege de beperkte ruimtevraag en hinder die dit type bedrijfsvoering met zich meebrengt. Het overgrote deel van de daadwerkelijke uitvoering van een hoveniersbedrijf vindt plaats bij klanten thuis. Op de vestigingsplaats van het bedrijf worden gereedschappen en aanhangers opgeslagen. De aanwezige bedrijfsloods is met circa 140 m2 beperkt van formaat maar voldoet voor het opslaan van gereedschap, aanhangers en overige middelen die voor het bedrijf aan huis aanwezig zijn. Als bijlage is een het landschappelijk inpassingsplan toegevoegd.

2.8 Moerstraatsebaan 89 (Bron: ruimtelijke onderbouwing Agel Adviseurs d.d. 26 januari 2021)     

​​​​​

De planlocatie is gelegen aan de Moerstraatsebaan 89 in Bergen op Zoom. De locatie bestaat uit een agrarisch perceel met een woning, bedrijfsgebouw en een aantal losstaande schuren en maakt onderdeel uit van het perceel kadastraal bekend als gemeente BGN01, sectie L nummer 544, met een totale oppervlakte van ca. 12.620 m2. Het perceel ligt tussen de Moerstraatsebaan en de Schansbaan. Onderstaande afbeelding toont de planlocatie met de kadastrale percelen.

afbeelding

(Bron: ruimtelijke onderbouwing Agel Adviseurs d.d. 26 januari 2021)

Het perceel is nu bestemd als ‘Agrarisch’. Feitelijk is inmiddels sprake van een burgerwoning met bijgebouwen. In het zuidwesten staat een gebouw t.b.v. een nutsvoorziening. De centraal gepositioneerde bebouwing wordt omringt door groene elementen. Rond het perceel bevinden zich verschillende percelen met woon- en agrarische bestemmingen. Ook bevinden zich een aantal bedrijven met bedrijfsgebouwen, schuren en glastuinbouw.

Het initiatief voorziet in een bestemmingswijziging van ‘Agrarisch’ naar ‘Wonen’ en het slopen van een schuur ten noordwesten van de woning. Dit betreft een oppervlakte van circa 100 m2. De oppervlakte aan bijgebouwen wordt teruggebracht naar maximaal 270 m2. Hierdoor wordt een toekomstbestendige woonbestemming gecreëerd, die passend is binnen de functies en structuren in de omgeving van het perceel. Daarbij is sprake van een passende landschappelijke inpassing van de bebouwing, aansluitend op de landschappelijke kwaliteiten in de omgeving. Als bijlage is een het landschappelijk inpassingsplan toegevoegd. Gezien de locatie reeds een zeer groen karakter heeft, is hier op hoofdlijnen op aangesloten.

afbeelding

(Bron: ruimtelijke onderbouwing Agel Adviseurs d.d. 26 januari 2021)

2.9 Scoutinglocaties     

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Oost 2020 zijn een viertal scoutinglocaties gelegen. Het betreft:

  • Stichting clubhuis Padvindsters Gilde, gevestigd aan de Boslustweg 6,
  • Stichting Troephuis Padvinders, gevestigd aan de Bergsebaan 30,
  • Stichting Scouting Markiezaatsgroep, gevestigd aan de Bergsebaan 27
  • Scouting Petrus en Paulus, gevestigd Huijbergsebaan 415

De scoutinglocaties worden gebruikt voor jeugdkampen. In het bestemmingsplan Buitengebied Oost 2020 is hiervoor de volgende regeling opgenomen:

Ter plaatse van de aanduiding 'scouting' is het organiseren van jeugdkampen buiten de schoolvakanties en weekenden niet toegestaan. Het organiseren van jeugdkampen is eveneens niet toegestaan als het scoutinggebouw niet in overeenstemming is met de eisen van brandveiligheid en/of de vereiste vergunning (of melding) voor brandveilig gebruik ontbreekt.

Geconstateerd is dat deze regeling niet aansluit bij de huidige activiteiten en dan met name de periodes waarin deze mogen plaatsvinden. Dit veegplan bevat een regeling die inzet op de nodige flexibiliteit zonder dat we voorbij gaan de maatschappelijke doelstelling. Jeugdkampen kunnen worden daarmee gefaciliteerd vanuit maatschappelijk oogpunt (bijvoorbeeld voor scholen). Het aanbieden van commercieel recreatief nachtverblijf is niet toegestaan.

Daarnaast is het van belang dat de scoutingverenigingen op gepaste wijze gebruik maken van aangrenzende gronden. Dit gebruik is niet altijd beperkt tot het bestemmingsvlak 'Maatschappelijk' met de aanduiding 'scouting' zoals opgenomen in het plangebied van dit bestemmingsplan. Deze aangrenzende gronden hebben in het moederplan bestemmingslan "Buitengebied Oost 2020" de bestemming 'Natuur'. De activiteiten van de scouting zijn verenigbaar met deze bestemming. Het gaat hier dan om aan scouting gerelateerde buitenactiviteiten, waaronder ook begrepen het (incidenteel) groepskamperen vanuit maatschappeljk oogpunt.

Hoofdstuk 3 Onderbouwing en onderdelen     

3.1 Rijksbeleid     

Voor een toelichting op het van toepassing zijnde rijksbeleid wordt verwezen naar hoofdstuk 2.3.1 van de toelichting van het moederplan Buitengebied Oost 2020.

Ladder van duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de plantoelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing.

De ladder voor duurzame verstedelijking is sinds 1 oktober 2012 opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en stelt eisen aan bestemmingsplannen met het oog op een zorgvuldige afweging, transparante besluitvorming en een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.

De ladder voor duurzame verstedelijking heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en overprogrammering op regionaal niveau te voorkomen en bevat drie treden die doorlopen moeten worden in een ruimtelijke procedure.

De definitie van een stedelijke ontwikkeling is als volgt in het Bro omschreven: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. In deze paragraaf wordt beschreven hoe de ladder wordt ingevuld.

Artikel 3.1.6 tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft het volgende voor:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  1. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  2. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  3. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

De in dit bestemminsplan opgenomen initiatieven zijn niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in het Bro. Daarmee hoeft geen invulling te worden gegeven aan de ladder van duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid     

Voor een toelichting op het van toepassing zijnde provinciale beleid wordt verwezen naar hoofdstuk 2.3.2 van de toelichting van het moederplan Buitengebied Oost 2020. De Interim Omgevingsverordening (IOV) is recent gewijzigd. Deze wijzigingsverordening is in april 2022 in werking treden. De wijzigingen zijn voor zover relevant betrokken bij de totstandkoming van dit veegplan.

De ontwikkellocaties zijn allemaal gelegen binnen “Landelijk gebied” en hebben hierbinnen afhankelijk van de ligging nadere aanduidingen (zie onderstaande tabel). De locaties maken geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Brabant (NNB). Een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt in Landelijk Gebied bepaalt dat die ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving. Een verbetering van de landschappelijke kwaliteit kan mede de volgende aspecten omvatten:

  • de op grond van deze verordening verplichte landschappelijke inpassing;
  • het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
  • het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
  • het wegnemen van verharding;
  • het slopen van bebouwing;
  • de realisering van het Natuur Netwerk Brabant en ecologische verbindingszones;
  • het aanleggen van extensieve recreatieve mogelijkheden.

In regionaal verband zijn afspraken gemaakt over de manier waarop inhoud gegeven wordt aan de gevraagde kwaliteitsverbetering. Deze afspraken zijn opgenomen in het Afsprakenkader kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant. Er worden hierbij een drietal categorieën onderscheiden:

Categorie 1: ruimtelijke ontwikkelingen met nauwelijks tot geen landschappelijke invloed en waarbij geen (extra) kwaliteitsverbetering van het landschap wordt geëist. Bijvoorbeeld: herbouw van een woningen binnen het bestemmingsvlak of het vergroten van de inhoud van de woning.

Categorie 2: ruimtelijke ontwikkelingen met weinig landschappelijke invloed, dan wel ruimtelijke ontwikkelingen die van nature aan het buitengebied zijn gebonden, of plaatsvinden in hiervoor aangewezen gebied. De kwaliteitsverbetering vindt plaats in de vorm van landschappelijke inpassing. Bijvoorbeeld omschakeling van de ene agrarische bedrijfsvorm naar een andere agrarische bedrijfsvorm of de wijziging naar de bestemming Wonen, zolang het bestemmingsvlak niet wordt vergroot.

Ruimtelijke ontwikkelingen welke niet tot categorie 1 of 2 behoren. De kwaliteitsverbetering wordt berekend aan de hand van bestemmingswinst. Hiervoor is het vereist dat een taxatie van de locatie aanwezig is.

Dit bestemmingsplan maakt een aantal kleine ontwikkelingen mogelijk. Voor al deze kleine ontwikkelingen is aangegeven op welke wijze aan kwaliteitsverbetering is voldaan.

Locatie Aanduiding Waarden
Bergsebaan 36a Groenblauwe mantel

Bergsebaan 97 Gemengd landelijk gebied

Heiblokseweg 1 Gemengd landelijk gebied

Luienhoekweg 5 Groenblauwe mantel Attentiezone waterhuishouding / Cultuurhistorisch waardevol gebied
Het Laag 6 Groenblauwe mantel Attentiezone waterhuishouding / Cultuurhistorisch waardevol gebied
Moerstraatsebaan 55 Groenblauwe mantel Cultuurhistorisch waardevol gebied
Moerstraatseweg 89 Gemengd landelijk gebied

Verlengde Zandstraat 7 Groenblauwe mantel Attentiezone waterhuishouding

Bergsebaan 36a

Dit initiatief betreft het toevoegen van een zelfstandige burgerwoning. Voor wonen in landelijk gebied bestaat de mogelijkheid om op grond van maatwerk een woning toe te voegen. De bijdrage aan het versterken van omgevingskwaliteit betreft maatwerk waarbij de volgende aspecten in ogenschouw moeten worden genomen:

  • de woning wordt opgericht op een aanvaardbare locatie in Landelijk gebied;
  • de fysieke tegenprestatie, die is gericht op het versterken van omgevingskwaliteit , is qua omvang gelijk aan de tegenprestatie voor een ruimte-voor-ruimtekavel; en
  • in overleg met de Ontwikkelingsmaatschappij ruimte voor ruimte is onderzocht of de ontwikkeling van een ruimte-voor-ruimtekavel tot de mogelijkheden behoort;

Er is sprake van een aanvaardbare locatie voor de ontwikkeling van een woning als de locatie in een bebouwingsconcentratie ligt; of de ontwikkeling een logische afronding geeft van Stedelijk gebied of een bebouwingsconcentratie. In overleg met provincie is vastgesteld dat in onderhavige situatie sprake is van een bebouwingsconcentratie. Er is ingestoken op aankoop van RvR-titel. Deze is inmiddels aangekocht. Er wordt tevens voorzien in een landschappelijke inpassing.

Borging en bescherming van de aanwezige waarden is geborgd middels de in het plan opgenomen dubbelbestemmingen / gebiedsaanduidingen met bijbehorende regels. Deze regels zijn overgenomen uit het bestemmingsplan Buitengebied Oost 2020 en zijn gebaseerd op de instructieregels uit de Interim omgevingsverordening.

Bergsebaan 97, Heiblokseweg 1 , Moerstraatsebaan 55 en 89, Luienhoekweg, Het Laag 6

Initiatieven betreffen omzetting van voormalige agrarisch bouwblok naar een woonfunctie.

De Iov stelt het volgende:

Voor wonen in Landelijk gebied kan een bestemmingsplan voorzien in het gebruik van een voormalige bedrijfswoning als burgerwoning, als is verzekerd dat:

  • er geen splitsing in meerdere woonfuncties plaatsvindt;
  • overtollige bebouwing wordt gesloopt.

De ontwikkelingen betreffen een zogenaamde categorie 2-ontwikkeling zoals bedoeld in het Afsprakenkader kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant d.d. 18 december 2014. Er is sprake van een goede landschappelijk inpassing. Voor de Bergsebaan 97 en Heiblokseweg 1 is geen overtollige bebouwing aanwezig dat voor sloop in aanmerking komt. Bij de Moerstraatsebaan 89 wordt 100 m2 aan overtollige bebouwing gesloopt. Op het perceel Het Laag 6 wordt 108m2 aan overtollige bebouwing gesloopt. Voor Luienhoekweg 5 is sprake van sloop van ca. 110 m2 aan overtollige bebouwing gesloopt. Verwezen wordt naar de landschappelijk inpassingsplannen en de hierbij gegeven onderbouwing over de hoogte van de bestemmingswinst is en hoe 20% van deze winst wordt ingezet voor de landschappelijke inpassing.

Borging en bescherming van de aanwezige waarden is geborgd middels de in het plan opgenomen dubbelbestemmingen / gebiedsaanduidingen met bijbehorende regels. Deze regels zijn overgenomen uit het bestemmingsplan Buitengebied Oost 2020 en zijn gebaseerd op de instructieregels uit de Interim omgevingsverordening.

Verlengde Zandstraat 7

Initiatief betreft een geringe vergroting van een bouwvlak behorende bij een paardenhouderij zodat de bestaande rijhal kan worden verlengd.

De Iov biedt ruimte voor het uitbreiden van bestaande niet-agrarische functie in Landelijke Gebied. Van belang is dat er sprake is van een bijdrage aan het versterken van de omgevingskwaliteit. De ontwikkeling betreft een zogenaamde categorie 2-ontwikkeling zoals bedoeld in het Afsprakenkader kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant d.d. 18 december 2014. Er wordt zorggedragen voor een goede landschappelijke inpassing. Verwezen wordt naar de in de bijlage opgenomen landschappelijk inpassingsplan.

Borging en bescherming van de aanwezige waarden is geborgd middels de in het plan opgenomen dubbelbestemmingen / gebiedsaanduidingen met bijbehorende regels. Deze regels zijn overgenomen uit het bestemmingsplan Buitengebied Oost 2020 en zijn gebaseerd op de instructieregels uit de Interim omgevingsverordening.

3.3 Gemeentelijk beleid     

Voor een toelichting op het van toepassing zijnde gemeentelijke beleid wordt verwezen naar hoofdstuk 2.3.3 van de toelichting van het moederplan Buitengebied Oost 2020.

Hoofdstuk 4 Onderbouwing en onderdelen     

Voor een algemene toelichting op de verschillende ruimtelijke en milieuaspecten wordt verwezen naar de toelichting van het moederplan Buitengebied Oost 2020 en de voor de initiatieven opgestelde ruimtelijke onderbouwingen. In dit hoofdstuk vindt waar nodig een verdieping en/of aanvulling plaats voor de in het veegplan opgenomen ontwikkellocaties.

4.1 Ruimtelijke aspecten     

4.1.1 Archeologie     

Voor de locaties Bergsebaan 36a, Bergsebaan 97, Heiblokseweg 1, Het Laag 6, Luienhoekseweg 5, Moerstraatsebaan 89 geldt dat deze liggen in gebieden met een lage archeologische trefkans. Dit betekent dat er geen dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie’ aan de orde is.

De locaties Moerstraatsebaan 55 en de Verlengde Zandstraat zijn gelegen in een gebied met een hoge trefkans. Deze is niet gerelateerd aan de huidige gebouwen (geen historische hoeve) maar aan plaatselijke bodemkundige situatie. In het bestemmingsplan is voor deze locaties de dubbelbestemming ‘Waarde Archeologie’ opgenomen en de hierbij behorende regeling ter bescherming van archeologische waarden.

4.1.2 Verkeer en parkeren     

Voor de betreffende ontwikkelingen geldt dat gebruik wordt gemaakt van bestaande ontsluitingen en dat er op eigen terrein in voldoende mate kan worden voorzien in de parkeerbehoefte.

4.1.3 Flora en Fauna     

Op 1 januari 2017 is de Wet Natuurbescherming (hierna Wnb) in werking getreden. Deze wet heeft de Boswet, Flora & faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 vervangen. De Wnb regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden, de bescherming van soorten en de bescherming van houtopstanden.

Soortenbescherming

In het onderhavige bestemmingsplan zijn de aanwezige natuurwaarden planologisch-juridisch beschermd. Dit betekent dat voor dat onderzoek moet worden gedaan naar beschermde plant- en diersoorten bij ruimtelijke ingrepen die effect kunnen hebben op de waarden en eventuele aanwezige (beschermde) soorten. Voor zover er ruimtelijke ingrepen aan de orde zijn, is hiervoor nader onderzoek gedaan. Zie hiervoor het ecologische onderzoek behorende bij het initiatief Het Laag 6. In aanvulling hierop is in het kader van zorgvuldigheid door de Omgevingsdienst Midden West-Brabant een werkprotocol opgesteld om verstoring van soorten in de directe omgeving van het plangebied te voorkomen. Alle betrokkenen krijgen het werkprotocol ten minste twee weken voorafgaande aan de werkzaamheden verstrekt. Hierdoor is er voldoende tijd om in te lezen en vragen te stellen aan de ecoloog van de OMWB. Het ecologisch werkprotocol is opgesteld om overtreding van de Wnb te voorkomen en is opgenomen in bijlage.

Gebiedsbescherming

De Wet Natuurbescherming verplicht tot het maken van een passende beoordeling indien ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt door het bestemmingsplan kunnen leiden tot significante effecten op het Natura 2000-gebied Brabantse Wal. Het gaat zowel om activiteiten die rechtstreeks mogelijk gemaakt worden in het bestemmingsplan, maar ook om de afwijkingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt.

Stikstofdepositie

Stikstof verspreid zich door de lucht en komt op een gegeven moment weer op de grond terecht. Stikstofdepositie is niet afkomstig van één bron, maar ontstaat door veel activiteiten die elk hun eigen bijdrage hebben. Een activiteit die kan leiden tot een toename van stikstofdepositie kan op zichzelf veel negatieve effecten hebben op de natuur.

Voor het Natura 2000-gebied Brabantse Wal is vastgelegd welke soorten en habitattypen beschermd moeten worden. Dit gebeurt door de formulering van instandhoudingsdoelstellingen. Een groot aantal beschermde soorten en habitattypen zijn gevoelig voor stikstofdepositie. Voor al deze habitattypen zijn kritische depositiewaarden vastgesteld. Als de stikstofdepositie boven de kritische depositiewaarde uitkomt, zijn negatieve gevolgen voor de natuur niet uit te sluiten. Op het moment worden al in veel natuurgebieden de kritische depositiewaarde overschreden. Dit geldt ook voor het Natura 2000-gebied Brabantse Wal.

Dit bestemmingsplan omvat kleinschalige initiatieven, waarbij het in de meeste gevallen een omzetting van een agrarische bedrijfsbestemming naar een woonbestemming betreft. In die gevallen is juist sprake van een afname van stikstofdepositie. Bovendien gaat het om functiewijzigingen, waardoor geen sprake is van bouwwerkzaamheden (aanlegfase) en het gebruik van de voormalige agrarische bedrijfswoning niet verandert (gebruiksfase). Voor een nadere toelichting op het onderdeel stikstof wordt verwezen naar de milieuparagraaf.

4.1.4 Water     

Voor de in dit bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen is sprake van een min of meer hydrologisch neutraal karakten voor de waterhuishouding. Voor bepaalde locaties is vanwege de ligging de aanduiding attentiezone waterhuishouding opgenomen. Hieraan zijn bepaalde regels verbonden die dienen ter bescherming van de waterhuishouding en het voorkomen van een negatief effect op de hydrologische instandhoudingsdoelen van het Natuur Netwerk Brabant.

4.2 Milieuaspecten     

In de ruimtelijke onderbouwingen behorende bij de initiatieven worden de relevante milieuaspecten besproken. Door de Omgevingsdienst Midden- en West Brabant is per initiatief op onderdelen een aanvulling hierop gemaakt. Deze is hieronder opgenomen.

4.2.1 Bergsebaan 36a     

Trillingshinder

Binnen een afstand van 100 meter tot het spoor is in principe altijd een trillingshinderonderzoek nodig, buiten 250 meter in principe niet. Tussen 100 en 250 meter wordt aanbevolen onderstaand stappenplan (zie onderstaande afbeelding 5.1) uit de ‘Handreiking nieuwbouw en spoortrillingen’ te volgen. De te formaliseren bestaande woning bevindt zich op circa 150 meter van het spoor (Roosendaal – Bergen op Zoom).

afbeelding

Het betreft hier een bestaande tweegezinswoning waarbij klachten, bodemopbouw en/of treinbeeld geen aanleiding geven voor een trillingshinderonderzoek.

M.e.r.-beoordeling

Ten aanzien van de m.e.r.-beoordeling zijn wij van mening dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r. Zie hiervoor uitspraak ECLI:NL:RVS:2019:1879. Er is sprake van een beperkte omvang vanwege het toevoegen van een enkele woning in het buitengebied. Daarnaast is het ruimtebeslag zeer beperkt omdat de woning binnen de bestaande bebouwing is gerealiseerd. Een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling (en aanmeldnotitie) hoeft niet te worden uitgevoerd.

Geluid

Het splitsen van een woning wordt zowel planologisch als in het kader van de Wet geluidhinder beschouwd als het realiseren van een nieuw geluidsgevoelig object. Dat dit in een bestaande woning gebeurt, neemt niet weg dat moet worden getoetst aan de Wet geluidhinder. Omdat de te formaliseren woning (Bergsebaan 36A) op korte afstand van het spoor is gelegen en zich binnen de geluidzone van de Bergsebaan en Delweg bevindt, is een akoestisch onderzoek verkeerslawaai noodzakelijk. Het is in dit geval namelijk niet mogelijk om alleen te verwijzen naar geluidkaarten uit de Atlas leefomgeving. Deze berekeningen zijn niet actueel en alleen indicatief te gebruiken. In bijlage 1 is derhalve middels Standaardrekenmethode 2 (SRM2) aangetoond dat de geluidgevelbelastingen op de te formaliseren woning voor zowel wegverkeerslawaai als spoorweglawaai de voorkeursgrenswaarden van respectievelijk 48 dB en 55 dB niet overschrijden. Een beschikking hogere waarde is hiermee niet aan de orde. Ook is er hiermee sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat c.q. een goede ruimtelijke ordening ten aanzien van het aspect verkeerslawaai. Voor wegverkeerslawaai is hierbij uitsluitend naar de Bergsebaan gekeken omdat op voorhand al duidelijk is dat de geluidbelasting vanwege de Delweg, gezien onder andere de combinatie van afstand en de te verwachten etmaalintensiteit, ruimschoots onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB zal blijven. Voor de verkeersinvoergegevens van de Bergsebaan is gebruik gemaakt van het verkeersmodel BBMA (BrabantBrede ModelAanpak). Het jaar 2030 is als maatgevend jaar aangehouden. De prognosegegevens voor dit jaar zijn namelijk hoger dan voor het jaar 2040. Voor het akoestisch model spoorweglawaai zijn de verkeersgegevens rechtstreeks geïmporteerd uit het geluidregister spoor (download: 16 mei 2022). In bijlage 1 zijn de belangrijkste invoergegevens van beide akoestische modellen (wegverkeers- en spoorweglawaai) zowel in tabelvorm als grafisch weergegeven. Op pagina 28 (van de 31) zijn de rekenresultaten ten gevolge van de Bergsebaan grafisch weergegeven. Ten slotte is op de laatste pagina een grafische weergave van de rekenresultaten ten gevolge van het spoor opgenomen.

Geurhinder

Voor een beoordeling van de achtergrondbelasting is gekeken naar de kaart van de ODZOB. Daarin is gebruik gemaakt van de gegevens uit Web BVB van maart 2022 en dit is dus behoorlijk actueel. Deze kaart geeft een indicatie en kan niet gebruikt worden voor overbelaste situaties.

afbeelding

Uit de kaart blijkt dat er voor de te formaliseren woning sprake is van de kwalificatie “zeer goed”. Omdat de leefkwaliteit op deze kaart berekend is voor een concentratiegebied en het initiatief gelegen is in een niet-concentratiegebied, kan de leefkwaliteit rooskleuriger op de kaart zijn afgebeeld dan de werkelijkheid. Gezien de grote afstand tot veehouderijen met dieren met emissiefactoren (ruim 800 meter) zijn wij echter van mening dat de afgebeelde leefkwaliteit “zeer goed” aannemelijk is. Hiermee is het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning aanvaardbaar.

Verzuring en vermesting door stikstof uit de lucht

Omdat er ten opzichte van de referentiesituatie een woning wordt toegevoegd, moet rekenkundig onderbouwd worden of er sprake is van depositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Hiervoor hebben wij een indicatieve berekening uitgevoerd. Het initiatief ligt op een afstand van ruim 800 meter tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ‘Brabantse Wal’. Bij de berekening is uitgegaan van 2 woningen binnen het project (de legale woning en de te legaliseren gesplitste woning). Voor de verwarming is uitgegaan van een standaard van 3,59 kg NOx per jaar. En voor de vervoersbewegingen van 9 voertuigbewegingen per etmaal per woning, conform de CROW. Uit de indicatieve berekening blijkt dat er geen sprake is van een significante depositie op Natura 2000-gebieden.

afbeelding

Bedrijven en milieuzonering

Gezien de ligging op relatief korte afstand van het spoor en de nabijheid van diverse bedrijfsmatige functies is het realistisch om uit te gaan van het omgevingstype ‘gemengd gebied’ waardoor een vermindering van de richtafstand uit de VNG-brochure met één afstandsstap verantwoord is. De omliggende bedrijven zijn door de initiatiefnemer reeds geïnventariseerd. Hiervoor geldt het volgende:



afbeelding

De feitelijk afstand is gemeten van bestemmingsvlak tot bestemmingsvlak. In onderhavige situatie komt het bestemmingsvlak overeen met het bouwvlak. Voor het kampeerterrein en het woonzorgcomplex wordt niet voldaan aan de richtafstand. Omdat er al woningen op kortere afstand liggen, worden de bedrijven niet belemmerd in de bedrijfsvoering door de te formaliseren woning. De bestaande (legale) woningen zijn reeds maatgevend voor de (geluids)normen. Aangezien voornoemde bedrijven reeds belemmerd worden door nabijgelegen woningen en bij geluidsuitstraling naar de omgeving derhalve al rekening moet worden gehouden met deze woningen, kan gesteld worden dat het woon- en leefklimaat ter plaatse van de te formaliseren woning aanvaardbaar is. Bovendien heeft het dichtstbijzijnde deel van de bestemming ‘Recreatie’ de functieaanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – verblijfsrecreatie 2’. Deze gronden zijn bestemd voor het plaatsen van kampeermiddelen en het plaatsen van stacaravans met bijbehorende centrale voorzieningen. De gronden lijken hiermee enigszins op een woonbestemming. De op het kampeerterrein gelegen horeca is namelijk separaat bestemd (bestemming ‘Horeca’) en bevindt zich op circa 36 meter van het bestemmingsvlak c.q. bouwvlak van onderhavige woonbestemming. Volgens de functieaanduiding is hier horeca tot en met categorie 2 toegestaan. Dit betreft middelzware horeca. Dergelijke horeca is normaal gesproken ook delen van de nacht geopend en kan daardoor hinder voor omwonenden veroorzaken.

Externe veiligheid

Voor externe veiligheid geldt dat bij elk ruimtelijk besluit een nieuwe afweging moet worden gemaakt. De te formaliseren woning is op circa 850 meter en meer dan 4,5 kilometer van respectievelijk de A58 en SABIC gelegen. Vanwege toxische scenario’s ligt het hiermee binnen het invloedsgebied van deze transportroute en inrichting, waardoor een beperkte verantwoording van het groepsrisico aan de orde is. De te formaliseren woning ligt zowel binnen 200 meter van het spoor Roosendaal – Vlissingen als de gemeentelijke weg Bergsebaan. De OMWB heeft in 2018 een inventarisatie gedaan naar transporten van gevaarlijke stoffen over gemeentelijke en provinciale wegen. Volgens deze inventarisatie vinden er ter hoogte van het plangebied echter slechts op zeer beperkte schaal transporten van brandbare gassen (stofgroep GF3) plaats over de Bergsebaan. Omdat het plangebied binnen 200 meter van genoemde transportroutes ligt, moet ook worden getoetst aan artikel 8 van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Dit blijkt ook uit de kaart en bijbehorend stroomschema uit het document ‘Standaard Verantwoording Groepsrisico 2019’ van de gemeente Bergen op Zoom. Onderhavige woning ligt in de blauwe zone. Deze zone is afkomstig van een transportroute. Er is sprake van zelfredzame personen zodat gebruik kan worden gemaakt van voornoemde standaard verantwoording (met daarin het bijbehorende standaardadvies van de Veiligheidsregio) mits op basis van het Bevt een beperkte verantwoording geldt. De te formaliseren woning is in het buitengebied gelegen. Gezien de bijbehorende relatief lage populatiedichtheid zal het groepsrisico te allen tijde lager zijn dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Tevens leidt de legalisatie van één woning nooit tot een toename van meer dan 10% van het groepsrisico. Gezien het vorenstaande kan voor de verantwoording van het groepsrisico gebruik worden gemaakt van het document ‘Standaard Verantwoording Groepsrisico 2019’ van de gemeente Bergen op Zoom. De standaard verantwoording is in bijlage opgenomen.

4.2.2 Bergsebaan 97     

M.e.r.-beoordeling

Het betreft een bestaande situatie waarbij de voormalige agrarische bedrijfswoning een burgerwoning wordt. Deze wijziging komt niet voor in bijlage C en D van het Besluit m.e.r. Een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling is niet nodig.

Stikstof

De betreffende woning ligt op een afstand van ruim 1,2 kilometer tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ‘Brabantse Wal’. Omdat er een bedrijfsmatige activiteit wordt opgeheven en de vervoersbewegingen van en naar de woning gelijk blijven, is er geen sprake van significante effecten op Natura 2000-gebieden.

Geluid

Hoewel er voor de bestaande woning geen nieuwe toetsing aan de Wet geluidhinder hoeft plaats te vinden, dient er wel iets te worden gezegd over het geluidsniveau en de aanvaardbaarheid in het kader van ‘een goede ruimtelijke ordening’. De Atlas leefomgeving geeft een ruwe indicatie van de te verwachten geluidsbelasting op de woning. Deze kaart is daardoor op globale schaal goed hanteerbaar om te bepalen of er een acceptabel woon- en leefklimaat aanwezig is.

afbeelding

Uit bovenstaande kaart blijkt dat ter plaatse van de bedrijfswoning een geluidsbelasting is van 46-50 dB. Dit staat gelijk aan een “goed” woon- en leefklimaat. De geluidsbelasting afkomstig van het wegverkeer op de Bergsebaan leidt niet tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat. Ten aanzien van wegverkeerslawaai zijn er dan ook geen belemmeringen voor de beoogde omzetting van een agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning.

Geurhinder en veehouderij

In de onderbouwing wordt getoetst aan de vaste afstand die geldt voor een geurgevoelig object die onderdeel uitmaakt van een veehouderij of, op of na 19 maart 2000 is opgehouden onderdeel uit te maken van een veehouderij. Volgens Web BVB heeft er op dit perceel geen veehouderij gezeten. Dit betekent dat voor dieren met emissiefactoren uitgegaan moet worden van de normen in plaats van vaste afstanden. Voor deze normen en vaste afstanden uit de Wet geurhinder en veehouderij geldt dat er op de initiatieflocatie sprake is van een bestaande woning. Ook liggen er tussen de veehouderijen en het initiatief andere woningen die beperkend zijn voor de omliggende veehouderijen. De veehouderijen worden hierdoor niet verder ingeperkt door de wijziging.

Voor een beoordeling van de achtergrondbelasting hanteren wij de kaart van de ODZOB. Daarin is gebruik gemaakt van de gegevens uit Web BVB van maart 2022 en dit is dus behoorlijk actueel. Deze kaart geeft een indicatie en kan niet gebruikt worden voor overbelaste situaties.

afbeelding

Uit de kaart blijkt dat er voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning sprake is van de kwalificatie “zeer goed”. Omdat de leefkwaliteit op deze kaart berekend is voor een concentratiegebied en de tot burgerwoning om te zetten woning is gelegen in een niet-concentratiegebied, kan de leefkwaliteit op de kaart rooskleuriger zijn dan de werkelijkheid. In onderhavige geval zal de leefkwaliteit naar verwachting “goed” tot “zeer goed” zijn. Hiermee is het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning aanvaardbaar.

Bodemkwaliteit

De bestemmingswijziging omvat een juridisch-planologische verandering. Het gebruik van de agrarische bedrijfswoning is altijd wonen geweest. Bij een bestemmingswijzing naar burgerwoning zal het feitelijke gebruik niet wijzigen. Verder wordt het bouwwerk met een gevoelige functie, het woonhuis, niet gewijzigd. Het nader in beeld brengen van de bodemkwaliteit wordt hierdoor op dit moment niet noodzakelijk geacht. Bij toekomstige herontwikkelingen, bouwactiviteiten en/of grondverzet moet alsnog de bodemkwaliteit aangetoond worden via een bodemonderzoek.

Bedrijven en milieuzonering

Voor het tegenover gelegen gronddepot geldt dat het terrein een oppervlakte heeft van meer dan 200 m2. Daarom geldt hiervoor SBI-code 46735.5 (Groothandel in hout en bouwmaterialen; zand en grind algemeen: b.o. > 200 m2). Een dergelijke activiteit valt onder milieucategorie 3.2 en heeft hiermee een richtafstand van 100 meter. Aan deze richtafstand wordt niet voldaan. Omdat er sprake is van een bestaande woning wordt het gronddepot niet belemmerd door de wijziging. Voor de woon- en leefkwaliteit geldt dat de aanwezigheid van het gronddepot niet leidt tot onaanvaardbare hinder. Het gronddepot moet namelijk reeds voldoen aan de normen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Bovendien vindt de ontsluiting van het gronddepot niet rechtstreeks plaats op de doorgaande weg Bergsebaan - Torenbaan en zullen de meeste verkeersbewegingen niet voorbij onderhavige woning aan Bergsebaan 97 voeren. Ten slotte wordt de geluiduitstraling van veel bedrijfsactiviteiten afgeschermd door de ter plaatse aanwezige grondlichamen (gronddepots).

Externe veiligheid

Voor externe veiligheid geldt dat bij elk ruimtelijk besluit een nieuwe afweging moet worden gemaakt. De tot burgerwoning om te zetten voormalige agrarische bedrijfswoning ligt vanwege toxische scenario’s binnen het invloedsgebied van zowel het spoor Roosendaal - Vlissingen, SABIC en de Rijkswegen A58 en A4. Om die reden is een verantwoording van het groepsrisico nodig. Er dient getoetst te worden aan artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes en artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Voor de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid kan gebruik worden gemaakt van de standaard verantwoording en het standaard advies. Dit blijkt ook uit de kaart en bijbehorend stroomschema uit het document ‘Standaard Verantwoording Groepsrisico 2019’ van de gemeente Bergen op Zoom. Onderhavige woning ligt in de grijze zone. Voornoemde standaard verantwoording is in bijlage opgenomen.

4.2.3 Het Laag 6     

Geurhinder

Voor de normen en vaste afstanden uit de Wet geurhinder en veehouderij geldt dat er op de initiatieflocatie sprake is van een bestaande woning. Ook liggen er tussen de veehouderijen en het initiatief andere woningen die reeds beperkend zijn voor de omliggende veehouderijen. De veehouderijen worden niet belemmerd door de wijziging. Voor de beoordeling van de achtergrondbelasting hanteren wij de kaart van de ODZOB. Daarin is gebruik gemaakt van de gegevens uit Web BVB van maart 2022 en dit is dus behoorlijk actueel. Deze kaart geeft een indicatie en kan niet gebruikt worden voor overbelaste situaties.

afbeelding

Uit de kaart blijkt dat er voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning sprake is van de kwalificatie “zeer goed”. Omdat de leefkwaliteit op deze kaart berekend is voor een concentratiegebied en het initiatief gelegen is in een niet-concentratiegebied, kan de leefkwaliteit op de kaart rooskleuriger zijn dan de werkelijkheid. Gezien de grote afstand tot veehouderijen met dieren met emissiefactoren (ruim 800 meter) zijn wij van mening dat de leefkwaliteit “zeer goed” aannemelijk is. Hiermee is het woonen leefklimaat ter plaatse van de woning aanvaardbaar.

M.e.r.-beoordeling

In dit geval is het volgens ons niet nodig om een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling uit te voeren. Omdat er geen nieuwe woning mogelijk wordt gemaakt is het volgens ons aanvaardbaar om het initiatief te beschouwen als een activiteit die niet voorkomt in bijlage C en D van het Besluit m.e.r.

Bodemkwaliteit

De bestemmingswijziging omvat een juridisch-planologische verandering. Het gebruik van de agrarische bedrijfswoning is altijd wonen geweest. Bij een bestemmingswijzing naar burgerwoning zal het feitelijke gebruik niet wijzigen. Verder wordt het bouwwerk met een gevoelige functie, het woonhuis, niet gewijzigd. Het nader in beeld brengen van de bodemkwaliteit wordt hierdoor op dit moment niet noodzakelijk geacht. Bij toekomstige herontwikkelingen, bouwactiviteiten en/of grondverzet moet alsnog de bodemkwaliteit aangetoond worden via een bodemonderzoek.

Bedrijven en milieuzonering

Zoals in de onderbouwing is aangegeven, is er sprake van een bestaande woning en zullen omliggende agrarische bedrijven niet belemmerd worden in hun bedrijfsvoering. Ten aanzien van het woon- en leefklimaat bij de woning geldt dat de agrarisch bouwvlakken in de omgeving op een afstand van meer dan 100 meter zijn gelegen. Voor de functies die binnen de agrarische bestemming mogelijk zijn, is dat meer dan voldoende om aan de richtafstand te voldoen. Omdat aan alle richtafstanden wordt voldaan, is er in beginsel sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Luchtkwaliteit

In het kader van een goed woon- en leefklimaat is de luchtkwaliteit ter plaatse van de planlocatie bepaald met de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Uit de monitoringstool volgt dat ter plaatse van de planlocatie zowel in de huidige situatie als voor 2030 de jaargemiddelde concentraties van NO2 en PM10 ruimschoots onder de grenswaarden van 40 microgram per kubieke meter lucht liggen. Het aantal dagen per jaar dat de etmaalgemiddelde concentratie van PM10 groter is dan 50 microgram per kubieke meter lucht, ligt tevens ruimschoots onder de grenswaarde van 35 dagen per jaar. Ten slotte wordt de grenswaarde van 25 microgram per kubieke meter lucht als jaargemiddelde concentratie voor PM2,5 eveneens niet overschreden.

Geluid

Hoewel er voor de bestaande woning geen nieuwe toetsing aan de Wet geluidhinder hoeft plaats te vinden, dient er wel iets te worden gezegd over het geluidsniveau en de aanvaardbaarheid in het kader van ‘een goede ruimtelijke ordening’. De Atlas leefomgeving geeft een ruwe indicatie van de te verwachten geluidsbelasting op de woning. Deze kaart is daardoor op globale schaal goed hanteerbaar om te bepalen of er een acceptabel woon- en leefklimaat aanwezig is.

afbeelding

Uit de kaart blijkt dat de geluidsbelasting ter plaatse van de bedrijfswoning 46-50 dB bedraagt. Dit komt overeen met een “goed” woon- en leefklimaat. De geluidbelasting afkomstig van het wegverkeer op Het Laag leidt derhalve niet tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat. Ten aanzien van wegverkeerslawaai zijn er dan ook geen belemmeringen voor het initiatief.

Externe veiligheid

Voor externe veiligheid geldt dat bij elk ruimtelijk besluit een nieuwe afweging moet worden gemaakt. De tot burgerwoning om te zetten voormalige agrarische bedrijfswoning ligt vanwege toxische scenario’s binnen het invloedsgebied van zowel het spoor Roosendaal - Vlissingen, SABIC en de Rijksweg A4. Om die reden is een verantwoording van het groepsrisico nodig. Er dient getoetst te worden aan artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes en artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Voor de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid kan gebruik worden gemaakt van de standaard verantwoording en het standaard advies. Dit blijkt ook uit de kaart en bijbehorend stroomschema uit het document ‘Standaard Verantwoording Groepsrisico 2019’ van de gemeente Bergen op Zoom. Onderhavige woning ligt in de grijze zone. Voornoemde standaard verantwoording is in bijlage opgenomen.

4.2.4 Heiblokseweg 1     

Geluid

Hoewel er voor de bestaande woning geen nieuwe toetsing aan de Wet geluidhinder hoeft plaats te vinden, dient er wel iets te worden gezegd over het geluidsniveau en de aanvaardbaarheid in het kader van ‘een goede ruimtelijke ordening’. De Atlas leefomgeving geeft een ruwe indicatie van de te verwachten geluidsbelasting op de woning. Deze kaart is daardoor op globale schaal goed hanteerbaar om te bepalen of er een acceptabel woon- en leefklimaat aanwezig is.

afbeelding

Uit de kaart blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeer ter plaatse van de bedrijfswoning minder dan 45 dB bedraagt. Dit staat gelijk aan een “zeer goed” woon- en leefklimaat. De geluidsbelasting afkomstig van het wegverkeer op de Heiblokseweg en de Bergsebaan leidt derhalve niet tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat. Ten aanzien van wegverkeerslawaai zijn er dan ook geen belemmeringen voor de beoogde legalisering van onderhavige woning.

Bedrijven en milieuzonering

Zoals in de onderbouwing is aangegeven, is er sprake van een bestaande woning en zullen omliggende agrarische bedrijven niet belemmerd worden in hun bedrijfsvoering. Ten aanzien van het woon- en leefklimaat bij de woning geldt het volgende. De paardenhouderij ligt op een afstand van ruim 60 meter. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand uit de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’. Daarnaast ligt er ook een agrarisch bouwvlak voor het bedrijf aan de Bergsebaan 87a. Dit betreft een dierenkliniek. Aan de richtafstand van de dierenkliniek (SBI-code 8621, 8622, 8623) van 10 meter wordt eveneens voldaan. De overige agrarisch bouwvlakken liggen op een afstand van meer dan 50 meter. Voor de functies die binnen deze bestemming mogelijk zijn, is dat meer dan voldoende om aan de richtafstand te voldoen. Omdat aan alle richtafstanden wordt voldaan, is er in beginsel sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Bodem

De bestemmingswijziging omvat een juridisch-planologische verandering. Het gebruik van de agrarische bedrijfswoning is altijd wonen geweest. Bij een bestemmingswijzing naar burgerwoning zal het feitelijke gebruik niet wijzigen. Verder wordt het bouwwerk met een gevoelige functie, het woonhuis, niet gewijzigd. Het nader in beeld brengen van de bodemkwaliteit wordt hierdoor op dit moment niet noodzakelijk geacht. Bij toekomstige herontwikkelingen, bouwactiviteiten en/of grondverzet moet alsnog de bodemkwaliteit aangetoond worden via een bodemonderzoek.

Externe veiligheid

Voor externe veiligheid geldt dat bij elk ruimtelijk besluit een nieuwe afweging moet worden gemaakt. De tot burgerwoning om te zetten voormalige agrarische bedrijfswoning ligt vanwege toxische scenario’s binnen het invloedsgebied van zowel het spoor Roosendaal - Vlissingen, SABIC en de Rijkswegen A58 en A4. Om die reden is een verantwoording van het groepsrisico nodig. Er dient getoetst te worden aan artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes en artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Voor de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid kan gebruik worden gemaakt van de standaard verantwoording en het standaard advies. Dit blijkt ook uit de kaart en bijbehorend stroomschema uit het document ‘Standaard Verantwoording Groepsrisico 2019’ van de gemeente Bergen op Zoom. Onderhavige woning ligt in de grijze zone. Voornoemde standaard verantwoording is in bijlage opgenomen.

Geur van agrarische bedrijven

Voor de normen en vaste afstanden uit de Wet geurhinder en veehouderij geldt dat er op de initiatieflocatie sprake is van een bestaande woning. Ook liggen er tussen de veehouderijen en het initiatief andere woningen die reeds beperkend zijn voor de omliggende veehouderijen. De veehouderijen worden niet belemmerd door de wijziging. Voor de beoordeling van de achtergrondbelasting hanteren wij de kaart van de ODZOB. Daarin is gebruik gemaakt van de gegevens uit Web BVB van maart 2022 en dit is dus behoorlijk actueel. Deze kaart geeft een indicatie en kan niet gebruikt worden voor overbelaste situaties.

afbeelding

Uit de kaart blijkt dat er voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning sprake is van de kwalificatie “zeer goed”. Omdat de leefkwaliteit op deze kaart berekend is voor een concentratiegebied en de tot burgerwoning om te zetten woning is gelegen in een niet-concentratiegebied, kan de leefkwaliteit op de kaart rooskleuriger zijn dan de werkelijkheid. In onderhavige geval zal de leefkwaliteit naar verwachting “goed” zijn. Hiermee is het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning aanvaardbaar.

Luchtkwaliteit

De inwerkingtreding van het NSL heeft gevolgen voor het NIBM-criterium. Een plan is vanaf 1 augustus 2009 NIBM als het een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m³ voor zowel PM10 en NO2. Bij woningbouw zijn de volgende categorieën altijd NIBM:

  • niet meer dan 1500 woningen (netto) bij minimaal één ontsluitingsweg;
  • niet meer dan 3000 woningen (netto) bij minimaal twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Het initiatief valt hieronder en er is dus sprake van een NIMB-project. In het kader van een goed woon- en leefklimaat is de luchtkwaliteit ter plaatse van de planlocatie bepaald met de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Uit de monitoringstool volgt dat ter plaatse van de planlocatie zowel in de huidige situatie als voor 2030, de jaargemiddelde concentraties van NO2 en PM10 ruimschoots onder de grenswaarden van 40 microgram per kubieke meter lucht liggen. Het aantal dagen per jaar dat de etmaalgemiddelde concentratie van PM10 groter is dan 50 microgram per kubieke meter lucht, ligt tevens ruimschoots onder de grenswaarde van 35 dagen per jaar. De grenswaarde van 25 microgram per kubieke meter lucht als jaargemiddelde concentratie voor PM2,5 wordt eveneens niet overschreden

4.2.5 Luienhoekweg 5     

M.e.r.-beoordeling en stikstof

Het betreft een bestaande situatie waarbij de voormalige bedrijfswoning een burgerwoning wordt. Deze wijziging komt niet voor in bijlage C en D van het Besluit m.e.r. Een (vormvrije) m.e.r.- beoordeling is derhalve niet nodig.

Het initiatief ligt op een afstand van ruim 4 kilometer tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ‘Brabantse Wal’. Omdat er een bedrijfsmatige activiteit wordt opgeheven, de verkeersbewegingen van en naar de woning gelijk blijven, is er naar verwachting geen sprake van significante effecten op Natura 2000-gebieden.

Geluid

Hoewel er voor de bestaande woning geen nieuwe toetsing aan de Wet geluidhinder hoeft plaats te vinden, dient er wel iets te worden gezegd over het geluidsniveau en de aanvaardbaarheid in het kader van ‘een goede ruimtelijke ordening’. De Atlas leefomgeving geeft een ruwe indicatie van de te verwachten geluidsbelasting op de woning. Deze kaart is daardoor op globale schaal goed hanteerbaar om te bepalen of er een acceptabel woon- en leefklimaat aanwezig is.

afbeelding

Uit de kaart blijkt dat ter plaatse van onderhavige woning sprake is van een geluidsbelasting die lager is dan 45 dB. Dit komt overeen met een “zeer goed” woon- en leefklimaat. De geluidsbelasting afkomstig van het wegverkeer op de Luienhoekweg leidt hiermee niet tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat. Ten aanzien van wegverkeerslawaai zijn er dan ook geen belemmeringen voor het initiatief.

Geurhinder en veehouderij

In de onderbouwing wordt getoetst aan de vaste afstand die geldt voor een geurgevoelig object die onderdeel uitmaakt van een veehouderij of, op of na 19 maart 2000 is opgehouden onderdeel uit te maken van een veehouderij. Volgens Web BVB heeft er op dit perceel geen veehouderij gezeten. Dit betekent dat uitgegaan moet worden van de normen in plaats van vaste afstanden. Voor deze normen en vaste afstanden uit de Wet geurhinder en veehouderij geldt dat er op de initiatieflocatie sprake is van een bestaande woning. Ook liggen er tussen de veehouderijen en het initiatief andere woningen die beperkend zijn voor de omliggende veehouderijen. De veehouderijen worden niet belemmerd door de wijziging. In de paragraaf in de onderbouwing is het woon- en leefklimaat niet voldoende gemotiveerd. Er is niet gekeken naar de achtergrondbelasting. Voor een beoordeling van de achtergrondbelasting hanteren wij de kaart van de ODZOB. Daarin is gebruik gemaakt van de gegevens uit Web BVB van maart 2022 en dit is dus behoorlijk actueel. Deze kaart geeft een indicatie en kan niet gebruikt worden voor overbelaste situaties.

afbeelding

Uit de kaart blijkt dat er voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning sprake is van de kwalificatie “zeer goed”. Omdat de leefkwaliteit op deze kaart berekend is voor een concentratiegebied en het initiatief gelegen is in een niet-concentratiegebied, kan de leefkwaliteit op de kaart rooskleuriger zijn dan de werkelijkheid. Gezien de grote afstand tot veehouderijen met dieren met emissiefactoren (ruim 1,5 kilometer) zijn wij van mening dat de leefkwaliteit “zeer goed” aannemelijk is. Hiermee is het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning aanvaardbaar.

Bodemkwaliteit

De bestemmingswijziging omvat een juridisch-planologische verandering. Het gebruik van de agrarische bedrijfswoning is altijd wonen geweest. Bij een bestemmingswijzing naar burgerwoning zal het feitelijke gebruik niet wijzigen. Verder wordt het bouwwerk met een gevoelige functie, het woonhuis, niet gewijzigd. Het nader in beeld brengen van de bodemkwaliteit wordt hierdoor op dit moment niet noodzakelijk geacht. Bij toekomstige herontwikkelingen, bouwactiviteiten en/of grondverzet moet alsnog de bodemkwaliteit aangetoond worden via een bodemonderzoek.

Externe veiligheid

Voor externe veiligheid geldt dat bij elk ruimtelijk besluit een nieuwe afweging moet worden gemaakt. De tot burgerwoning om te zetten voormalige agrarische bedrijfswoning ligt vanwege toxische scenario’s binnen het invloedsgebied van zowel het spoor Roosendaal - Vlissingen, SABIC en de Rijksweg A4. Om die reden is een verantwoording van het groepsrisico nodig. Er dient getoetst te worden aan artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes en artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Voor de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid kan gebruik worden gemaakt van de standaard verantwoording en het standaard advies. Dit blijkt ook uit de kaart en bijbehorend stroomschema uit het document ‘Standaard Verantwoording Groepsrisico 2019’ van de gemeente Bergen op Zoom. Onderhavige woning ligt in de grijze zone. Voornoemde standaard verantwoording is in bijlage 2 opgenomen.

4.2.6 Verlengde Zandstraat 7     

Geluid

Hoewel er geen nieuwe toetsing aan de Wet geluidhinder hoeft plaats te vinden, dient er in het kader van ‘een goede ruimtelijke ordening’ wel iets te worden gezegd over het geluidsniveau ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning en de aanvaardbaarheid daarvan. De Atlas leefomgeving geeft een ruwe indicatie van de te verwachten geluidsbelasting op de woning. Deze kaart is daardoor op globale schaal goed hanteerbaar om te bepalen of er een acceptabel woon- en leefklimaat aanwezig is.

afbeelding

Uit de kaart blijkt dat ter plaatse van de bedrijfswoning (gelegen op enige afstand ten zuiden van de cirkel in de afbeelding) sprake is van een geluidsbelasting van 56-65 dB. Dit komt overeen met een “tamelijk slecht” tot “matig” woon- en leefklimaat. Deze laatste kwalificatie geldt voor het grootste deel van de woning. Overigens geldt voor vrijwel alle gevels dat de geluidsbelasting lager zal zijn dan weergegeven in de figuur. Dit komt door de afscherming van zowel het eigen gebouw als de rondom aanwezige bijgebouwen. In bovenstaande uitsnede is deze afscherming niet meegenomen. Desondanks lijkt er akoestisch gezien sprake te zijn van een “matig” woon- en leefklimaat. Om dit nader te onderzoeken hebben we vervolgens met het rekenprogramma Geomilieu (SRM2) een nauwkeurige berekening uitgevoerd. Hieruit bleek dat de oostgevel geluidluw is, zodat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gewaarborgd. Ten aanzien van wegverkeerslawaai zijn er dan ook geen belemmeringen voor de beoogde verlenging van een rijhal met bijbehorende vormverandering van het bouwvlak.

Geur

In aanvulling op de ruimtelijke onderbouwing is nog gekeken naar een achtergrondbelasting. Voor een beoordeling van de achtergrondbelasting hanteren we de kaart van de ODZOB. Daarin is gebruik gemaakt van de gegevens uit Web BVB van maart 2022 en dit is dus behoorlijk actueel. Deze kaart geeft een indicatie en kan niet gebruikt worden voor overbelaste situaties.

afbeelding

Uit de kaart blijkt dat er voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning sprake is van de kwalificatie “zeer goed”. Omdat de leefkwaliteit op deze kaart berekend is voor een concentratiegebied en het initiatief gelegen is in een niet-concentratiegebied, kan de leefkwaliteit op de kaart rooskleuriger zijn dan de werkelijkheid. Gezien de grote afstand tot veehouderijen met dieren met emissiefactoren (ruim 1,5 kilometer) zijn wij van mening dat de leefkwaliteit “zeer goed” aannemelijk is. Hiermee is het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning aanvaardbaar.

Bedrijven en milieuzonering

Manages staan opgenomen in de richtafstandenlijst (lijst 1) in de VNG-handreiking onder SBI-code ‘931,E’ met een richtafstand van 50 meter voor geur en 30 meter voor stof en geluid en 0 meter voor gevaar. Aan deze afstanden wordt voldaan. Voor de bestaande bedrijfswoning moet sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat als gevolge van omliggende bedrijven. Hiervoor geldt dat de meeste agrarisch bouwvlakken in de omgeving op een afstand van meer dan 100 meter liggen. Voor de functies die binnen deze bestemming mogelijk zijn, is dat meer dan voldoende om aan de richtafstand te voldoen. Alleen voor de aangrenzende paardenhouderij aan de Verlengde Zandstraat 9 wordt niet voldaan aan de richtafstand. Voor de motivering dat toch sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat verwijzen wij naar hetgeen gesteld is in de paragraaf over geur. Omdat aan alle overige richtafstanden wordt voldaan, is er in beginsel sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat

Externe veiligheid

Voor externe veiligheid geldt dat bij elk ruimtelijk besluit een nieuwe afweging moet worden gemaakt. Het plan voorziet met name in de verlenging van een rijhal. De verlenging zal gebruikt gaan worden voor verschillende trainingsdoeleinden, waaronder paardencoaching voor het begeleiden van (autistische) kinderen, jongeren en volwassenen (met trauma’s en psychologische problemen). Dit betreft 1 op 1 begeleiding zodat er sprake is van zelfredzame personen. Het planvoornemen ligt vanwege toxische scenario’s binnen het invloedsgebied van de inrichting SABIC, de Rijksweg A58 en het spoor Roosendaal – Vlissingen. Hierdoor is een beperkte verantwoording van het groepsrisico aan de orde. Het planvoornemen ligt op korte afstand van de Rijksweg A4. Omdat het plangebied binnen 200 meter van genoemde transportroutes ligt, moet ook worden getoetst aan artikel 8 van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Dit blijkt ook uit de kaart en bijbehorend stroomschema uit het document ‘Standaard Verantwoording Groepsrisico 2019’ van de gemeente Bergen op Zoom. Onderhavige woning ligt in de blauwe zone. Deze zone is afkomstig van voornoemde transportroute. Er is zoals gezegd sprake van zelfredzame personen zodat gebruik kan worden gemaakt van voornoemde standaard verantwoording (met daarin het bijbehorende standaardadvies van de Veiligheidsregio) mits op basis van het Bevt een beperkte verantwoording geldt. Het planvoornemen is in het buitengebied gelegen. Gezien de bijbehorende relatief lage populatiedichtheid zal het groepsrisico te allen tijde lager zijn dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Tevens leidt de beoogde verlenging van een rijhal met bijbehorend extra gebruik nooit tot een toename van meer dan 10% van het groepsrisico. Gezien het vorenstaande kan voor de verantwoording van het groepsrisico gebruik worden gemaakt van het document ‘Standaard Verantwoording Groepsrisico 2019’ van de gemeente Bergen op Zoom. De standaard verantwoording is in bijlage opgenomen.

4.2.7 Moerstraatsebaan 55     

Geluid

Hoewel er voor de bestaande woning geen nieuwe toetsing aan de Wet geluidhinder hoeft plaats te vinden, dient er wel iets te worden gezegd over het geluidsniveau en de aanvaardbaarheid in het kader van ‘een goede ruimtelijke ordening’. De Atlas leefomgeving geeft een ruwe indicatie van de te verwachten geluidsbelasting op de woning. Deze kaart is daardoor op globale schaal goed hanteerbaar om te bepalen of er een acceptabel woon- en leefklimaat aanwezig is.

afbeelding

Uit de kaart blijkt dat ter plaatse van onderhavige woning sprake is van een geluidsbelasting van 56-60 dB. Dit komt overeen met een “matig” woon- en leefklimaat. De geluidsbelasting afkomstig van het wegverkeer op de Moerstraatsebaan leidt niet tot onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat. De relatief hoge geluidsbelasting is namelijk afkomstig van de Rijksweg A4. Ter plaatse van de westelijke kopgevel is sprake van voornoemde relatief hoge geluidsbelasting. De geluidsbelasting op de voor- en achtergevel valt door afscherming van het eigen gebouw lager uit en kan als “redelijk” worden geclassificeerd. Dit zelfde geldt voor de geluidsbelasting in de achtertuin. Aan de achtergevel bevindt zich bovendien een serre die voorzien is van schuifpuien. Hierdoor bestaat de beschikking over een relatief geluidluwe buitenruimte. Gezien het vorenstaande zijn er ten aanzien van wegverkeerslawaai geen belemmeringen voor het initiatief.

Geurhinder

In de onderbouwing wordt getoetst aan de vaste afstand die geldt voor een geurgevoelig object die onderdeel uitmaakt van een veehouderij of, op of na 19 maart 2000 is opgehouden onderdeel uit te maken van een veehouderij. Volgens Web BVB heeft er op dit perceel geen veehouderij gezeten. Dit betekent dat uitgegaan moet worden van de normen in plaats van vaste afstanden. Voor deze normen en vaste afstanden uit de Wet geurhinder en veehouderij geldt dat er op de initiatieflocatie sprake is van een bestaande woning. Ook liggen er tussen de veehouderijen en het initiatief andere woningen die beperkend zijn voor de omliggende veehouderijen. De veehouderijen worden niet belemmerd door de wijziging. In de paragraaf in de onderbouwing is het woon- en leefklimaat niet voldoende gemotiveerd. Er is niet gekeken naar een achtergrondbelasting. Voor een beoordeling van de achtergrondbelasting hanteren wij de kaart van de ODZOB. Daarin is gebruik gemaakt van de gegevens uit Web BVB van maart 2022 en dit is dus behoorlijk actueel. Deze kaart geeft een indicatie en kan niet gebruikt worden voor overbelaste situaties.

afbeelding

Uit de kaart blijkt dat er voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning sprake is van de kwalificatie “zeer goed”. Omdat de leefkwaliteit op deze kaart berekend is voor een concentratiegebied en het initiatief gelegen is in een niet-concentratiegebied, kan de leefkwaliteit op de kaart rooskleuriger zijn dan de werkelijkheid. Gezien de grote afstand tot veehouderijen met dieren met emissiefactoren (ruim 1,5 kilometer) zijn wij van mening dat de leefkwaliteit “zeer goed” aannemelijk is. Hiermee is het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning aanvaardbaar.

Bodem

De bestemmingswijziging omvat een juridisch-planologische verandering. Het gebruik van de agrarische bedrijfswoning is altijd wonen geweest. Bij een bestemmingswijzing naar burgerwoning zal het feitelijke gebruik niet wijzigen. Verder wordt het bouwwerk met een gevoelige functie, het woonhuis, niet gewijzigd.

Het nader in beeld brengen van de bodemkwaliteit wordt hierdoor op dit moment niet noodzakelijk geacht. Bij toekomstige herontwikkelingen, bouwactiviteiten en/of grondverzet moet alsnog de bodemkwaliteit aangetoond worden via een bodemonderzoek.

Bedrijven en milieuzonering

Omdat er sprake is van een bestaande woning zullen omliggende agrarische bedrijven niet belemmerd worden in hun bedrijfsvoering. Ten aanzien van het woon- en leefklimaat bij de woning geldt het volgende. De agrarisch bouwvlakken in de omgeving liggen op een afstand van meer dan 100 meter. Voor de functies die binnen deze bestemming mogelijk zijn, is dat meer dan voldoende om aan de richtafstand te voldoen. Omdat aan alle richtafstanden wordt voldaan is er in beginsel sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In de onderbouwing is gemotiveerd dat er voor het hoveniersbedrijf voldaan wordt aan de richtafstanden.

Externe veiligheid

Voor externe veiligheid geldt dat bij elk ruimtelijk besluit een nieuwe afweging moet worden gemaakt. De tot burgerwoning om te zetten bedrijfswoning is op relatief ruime afstand van de Rijksweg A58, het spoor Roosendaal – Vlissingen en SABIC gelegen. Vanwege toxische scenario’s ligt het hiermee wel binnen het invloedsgebied van deze transportroutes en inrichting, waardoor een beperkte verantwoording van het groepsrisico aan de orde is. De om te zetten woning ligt binnen 200 meter van zowel de Rijksweg A4 als het deel van de Moerstraatsebaan waarop op zeer beperkte schaal transport van brandbare gassen (stofgroep GF3) plaatsvindt. Vanwege deze beperkte afstand moet er voor beide transportroutes worden getoetst aan artikel 8 van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Dit blijkt eveneens uit de kaart en bijbehorend stroomschema uit het document ‘Standaard Verantwoording Groepsrisico 2019’ van de gemeente Bergen op Zoom. Onderhavige woning ligt in de blauwe zone. Deze zone is afkomstig van voornoemde transportroutes. Er is sprake van zelfredzame personen zodat gebruik kan worden gemaakt van voornoemde standaard verantwoording (met daarin het bijbehorende standaardadvies van de Veiligheidsregio) mits op basis van het Bevt een beperkte verantwoording geldt. Onderhavige woning is in het buitengebied gelegen. Ook als de omzetting tot burgerwoning als een toevoeging van een nieuwe woning wordt gezien, zal het groepsrisico te allen tijde lager zijn dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Dit komt vanwege de relatief lage populatiedichtheid in het buitengebied. Tevens zal dit nooit leiden tot een toename van meer dan 10% van het groepsrisico. Gezien het vorenstaande kan voor de verantwoording van het groepsrisico gebruik worden gemaakt van het document ‘Standaard Verantwoording Groepsrisico 2019’ van de gemeente Bergen op Zoom. De standaard verantwoording is in bijlage opgenomen.

4.2.8 Moerstraatsebaan 89     

Geluid

Hoewel er voor de bestaande woning geen nieuwe toetsing aan de Wet geluidhinder hoeft plaats te vinden, dient er wel iets te worden gezegd over het geluidsniveau en de aanvaardbaarheid in het kader van ‘een goede ruimtelijke ordening’. De Atlas leefomgeving geeft een ruwe indicatie van de te verwachten geluidsbelasting op de woning. Deze kaart is daardoor op globale schaal goed hanteerbaar om te bepalen of er een acceptabel woon- en leefklimaat aanwezig is.

afbeelding

Uit de kaart blijkt dat ter plaatse van onderhavige woning sprake is van een geluidsbelasting van 46-50 dB. Dit komt overeen met een “goed” woon- en leefklimaat. De geluidsbelasting afkomstig van het wegverkeer op de Moerstraatsebaan leidt hiermee niet tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat. Ten aanzien van wegverkeerslawaai zijn er dan ook geen belemmeringen voor het initiatief.

Bedrijven en milieuzonering

Zoals in de onderbouwing is aangegeven, is er sprake van een bestaande woning en zullen omliggende agrarische bedrijven niet belemmerd worden in hun bedrijfsvoering. Ten aanzien van het woon- en leefklimaat bij de woning geldt het volgende. Op 0 meter afstand van het bouwvlak is een agrarisch bedrijf gelegen. Derhalve wordt niet voldaan aan de richtafstand voor een agrarische activiteit. Omdat er sprake is van een bestaande woning wordt het agrarisch bedrijf echter niet belemmerd door de wijziging. Voor de woon- en leefkwaliteit geldt dat deze niet leidt tot onaanvaardbare hinder. Het agrarisch bedrijf moet te allen tijde voldoen aan de normen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Omdat er sprake is van een bestaande situatie kan gesteld worden dat het woon- en leefklimaat aanvaardbaar is.

Bodem

De bestemmingswijziging omvat een juridisch-planologische verandering. Het gebruik van de agrarische bedrijfswoning is altijd wonen geweest. Bij een bestemmingswijzing naar burgerwoning zal het feitelijke gebruik niet wijzigen. Verder wordt het bouwwerk met een gevoelige functie, het woonhuis, niet gewijzigd. Het nader in beeld brengen van de bodemkwaliteit wordt hierdoor op dit moment niet noodzakelijk geacht. Bij toekomstige herontwikkelingen, bouwactiviteiten en/of grondverzet moet alsnog de bodemkwaliteit aangetoond worden via een bodemonderzoek.

Externe veiligheid

Voor externe veiligheid geldt dat bij elk ruimtelijk besluit een nieuwe afweging moet worden gemaakt. De tot burgerwoning om te zetten voormalige agrarische bedrijfswoning ligt vanwege toxische scenario’s binnen het invloedsgebied van zowel het spoor Roosendaal - Vlissingen, SABIC en de Rijkswegen A4 en A58. Om die reden is een verantwoording van het groepsrisico nodig. Er dient getoetst te worden aan artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes en artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Voor de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid kan gebruik worden gemaakt van de standaard verantwoording en het standaard advies. Dit blijkt ook uit de kaart en bijbehorend stroomschema uit het document ‘Standaard Verantwoording Groepsrisico 2019’ van de gemeente Bergen op Zoom. Onderhavige woning ligt in de grijze zone. Voornoemde standaard verantwoording is in bijlage opgenomen.

Geur van agrarische bedrijven

Voor de normen en vaste afstanden uit de Wet geurhinder en veehouderij geldt dat er op de initiatieflocatie sprake is van een bestaande woning. Ook liggen er tussen de veehouderijen en het initiatief andere woningen die beperkend zijn voor de omliggende veehouderijen. De veehouderijen worden niet belemmerd door de wijziging. Voor de beoordeling van de achtergrondbelasting hanteren wij de kaart van de ODZOB. Daarin is gebruik gemaakt van de gegevens uit Web BVB van maart 2022 en dit is dus behoorlijk actueel. Deze kaart geeft een indicatie en kan niet gebruikt worden voor overbelaste situaties.

afbeelding

Uit de kaart blijkt dat er voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning sprake is van de kwalificatie “zeer goed”. Omdat de leefkwaliteit op deze kaart berekend is voor een concentratiegebied en het initiatief gelegen is in een niet-concentratiegebied, kan de leefkwaliteit op de kaart rooskleuriger zijn dan de werkelijkheid. Gezien de grote afstand tot veehouderijen met dieren met emissiefactoren (ruim 1 kilometer) zijn wij van mening dat de leefkwaliteit “zeer goed” aannemelijk is. Hiermee is het woonen leefklimaat ter plaatse van de woning aanvaardbaar.

Luchtkwaliteit

De inwerkingtreding van het NSL heeft gevolgen voor het NIBM-criterium. Een plan is vanaf 1 augustus 2009 NIBM als het een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m³ voor zowel PM10 en NO2. Bij woningbouw zijn de volgende categorieën altijd NIBM:

  • niet meer dan 1500 woningen (netto) bij minimaal één ontsluitingsweg;
  • niet meer dan 3000 woningen (netto) bij minimaal twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Het initiatief valt hieronder en er is dus sprake van een NIMB-project. In het kader van een goed woon- en leefklimaat is de luchtkwaliteit ter plaatse van de planlocatie bepaald met de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Uit de monitoringstool volgt dat ter plaatse van de planlocatie zowel in de huidige situatie als voor 2030 de jaargemiddelde concentraties van NO2 en PM10 ruimschoots onder de grenswaarden van 40 microgram per kubieke meter lucht liggen. Het aantal dagen per jaar dat de etmaalgemiddelde concentratie van PM10 groter is dan 50 microgram per kubieke meter lucht ligt tevens ruimschoots onder de grenswaarde van 35 dagen per jaar. Ten slotte wordt de grenswaarde van 25 microgram per kubieke meter lucht als jaargemiddelde concentratie voor PM2,5 eveneens niet overschreden.

Hoofdstuk 5 Bestemmingsregeling     

5.1 Inleiding     

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het hiervoor beschreven kader juridisch is vertaald. Ingegaan wordt op de juridische opzet van het bestemmingsplan (het karakter van het plan, de verbeelding en de regels).

De planregels in dit bestemmingsplan zijn overgenomen uit het bestemmingsplan Buitengebied Oost 2020. Het plan bevat een gedetailleerde regeling van bestemmingen en bouw- en gebruiksregels. Indien een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen past binnen de bestemming en de bijbehorende regels, ontstaat een directe bouwtitel. Daarnaast kent het bestemmingsplan enige flexibiliteit, die het mogelijk maakt om in de planperiode in te spelen op ontwikkelingen, zonder dat de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur wordt aangetast.

5.2 Verbeelding     

Welke bestemming gronden binnen het plangebied hebben, is te zien op de verbeelding. Er is een digitale verbeelding en een analoge verbeelding. Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien, en voor zover, deze in de regels daaraan wordt gegeven. Soms heeft een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis en is uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid (bijvoorbeeld topografische gegevens).

5.3 Regels     

De regels gaan over het gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of nog op te richten bouwwerken. Voor de opbouw van de regels is aangesloten bij de SVBP 2012. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

Hoofdstuk 1: Inleidende regels; met daarin een aantal begripsbepalingen die van belang zijn voor de toepassing en interpretatie van de regels in de overige hoofdstukken en de wijze van meten;

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels; met daarin per bestemming onder meer bestemmingsomschrijving, bouwregels en afwijkingsregels;

Hoofdstuk 3: Algemene regels; met daarin algemene regels inzake bouwen, gebruik, afwijkingen en wijzingen. In dit hoofdstuk zijn ook de algemene aanduidingen opgenomen.

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels; met daarin het overgangsrecht en de slotregel.

5.3.1 Inleidende regels     

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen, welke van belang zijn voor een juiste toepassing van de regels. In artikel 1 worden begripsbepalingen gegeven met daarin een nadere uitleg van een aantal in de regels gehanteerde begrippen. Hierdoor wordt de eenduidigheid en daarmee de rechtszekerheid vergroot. Artikel 2 bevat regels die aangeven op welke wijze bepaalde zaken, zoals grondoppervlakte en inhoud van gebouwen dienen te worden bepaald.

5.3.2 Bestemmingsregels     

Dit hoofdstuk bevat artikelen waarin regels zijn opgenomen betreffende de op de verbeelding voorkomende bestemmingen en de op de verbeelding aangegeven aanduidingen met betrekking tot de toegestane (hoofd)bebouwing. Bij de opbouw van deze regels is, voor zover voorkomend binnen de verschillende bestemmingen, de indeling overeenkomstig de SVBP 2012 aangehouden:

• Bestemmingsomschrijving

In dit onderdeel wordt de materiële inhoud van de bestemming aangegeven, dit houdt in: de functies die binnen de bestemming “als recht” zijn toegestaan. De bestemmingsomschrijving vormt de eerste “toetssteen” voor bouwactiviteiten en/of gebruiksvormen. Beiden zijn slechts toegestaan, voor zover zij zullen plaatsvinden binnen de opgenomen omschrijving.

• Bouwregels

Dit onderdeel geeft aan welke bouwwerken mogen worden opgericht. Voorop staat dat slechts mag worden gebouwd ten behoeve van de voor de bestemming aangegeven bestemmingsomschrijving.

• Afwijking van de bouwregels

In een aantal gevallen zijn voor de bestemming specifieke afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid kunnen onder voorwaarden en binnen de betreffende bestemming bouwactiviteiten worden toegelaten, welke niet als recht zijn toegestaan.

• Afwijking van de gebruiksregels

In de bestemmingen komen ook een aantal specifieke afwijkingsmogelijkheden voor. Met toepassing van een afwijkingsmogelijkheid kunnen onder voorwaarden en binnen de betreffende bestemming gebruiksvormen worden toegelaten, welke niet als recht zijn toegestaan.

• Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Ten behoeve van het behoud van in het plan voorkomende waarden is de uitvoering van bepaalde werken en/of werkzaamheden aan een vergunning gebonden (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden).

• Wijzigingsbevoegdheid

De wijzigingsbevoegdheid biedt burgemeester en wethouders de mogelijkheid om via een voorgeschreven procedure, voor een specifieke situatie of geval, af te wijken van de bestemmings- en bebouwingsregels.

De in dit hoofdstuk opgenomen bestemmingen worden hieronder achtereenvolgens toegelicht.

Agrarisch

De bestemming Agrarisch omvat het 'reguliere' agrarische gebied, zonder specifieke natuur- en landschapswaarden. Het kan voorkomen dat zich landschapselementen bevinden in het agrarische gebied. Op de locaties waar een bouwvlak aanwezig is, mag een agrarisch bedrijf gevestigd worden/zijn. Op de gronden zonder bouwvlak mogen logischerwijs agrarische (bedrijfs)activiteiten plaatsvinden. De bestemming Agrarisch kan alleen aan gronden toegekend worden voor zover deze niet zijn gelegen binnen de Groenblauwe Mantel op grond van de Interim Omgevingsverordening.

Agrarisch met waarden - Natuur en landschap

Het gaat om agrarische gronden, waar ook natuur- en landschapswaarden aanwezig zijn. Het zijn de gronden die op grond van de Interim Verordening binnen de Groenblauwe Mantel zijn gelegen. Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschap' zijn eveneens agrarische bouwvlakken aanwezig. Hierbij wordt dezelfde systematiek gehanteerd als bij de bestemming 'Agrarisch'. Ook hetzelfde typen bedrijven komen voor binnen de bestemming.

Voor deze gronden ligt de nadruk op bescherming, behoud en herstel van natuur- en landschapswaarden. De agrarische sector is echter ook binnen de Groenblauwe Mantel een grote en belangrijke grondgebruiker. Binnen deze bestemming kan het huidige agrarisch gebruik worden voortgezet, mits aanwezige specifieke natuur- en of landschapswaarden, van bijzonder gemeentelijk belang, niet onevenredig worden aangetast. Betreffende gronden zijn voorzien van een aanvullend beschermingsregeling d.m.v. een extra bepaling in het stelsel van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. Hiermee kunnen bepaalde bodemingrepen en werkzaamheden nader worden getoetst aan eventuele effecten op de omgeving.

Ook voor agrarische bedrijven gelegen binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' geldt dat er diverse mogelijkheden zijn om nevenactiviteiten te ontplooien. Ook kunnen zij omschakelen naar een andere functie indien gewenst. Uiteraard moet aan de voorwaarden worden voldaan.

De gronden die de bestemming 'Agrarisch met waarden-Natuur- en landschap’ hebben gekregen liggen binnen de aanduiding 'beperkingen veehouderij' afkomstig uit de IOV. Agrarische veehouderijbedrijven binnen het gebied 'Beperkingen veehouderij' mogen niet uitbreiden. Ook is de vestiging van en de omschakeling naar een agrarisch bedrijf uitgesloten. Concreet betekent dit dat de bestaande bebouwing (zowel gebouwen als bouwwerken) van de veehouderijen niet mag worden uitgebreid. Enkel voor grondgebonden veehouderijbedrijven is er een mogelijkheid om tot uitbreiding over te gaan.

Bedrijf

Binnen het plangebied is een nutsvoorziening aanwezig. Deze is als zodanig specifiek aangeduid.

Maatschappelijk

Deze bestemming is opgenomen voor de vier scoutinglocaties die onderdeel uitmaken van het plangebied van dit bestemmingsplan. Tevens is hiervoor de aanduiding scouting opgenomen. Bebouwing is toegestaan binnen het bouwvlak. Er zijn specifieke gebruiksregels opgenomen voor de toegestane activiteiten.

Sport

Deze bestemming is toegekend aan de binnen het plangebied gelegen gebruiksgerichte paardenhouderij, waarbij tevens ondergeschikte activiteiten behorende bij een productiegerichte paardenhouderij. Een en ander is nader gespecificeerd middels de aanduiding ‘paardenhouderij’. Bebouwing dient te worden opgericht binnen het opgenomen bouwvlak, waarvoor een maximaal bebouwingspercentage geldt.

Wonen

Door het hergebruik van vrijgekomen boerderijen als woning is de woonfunctie in toenemende mate in het buitengebied aanwezig. De woningen met bijbehorend erf zijn positief bestemd middels een bestemmingsvlak en de bestemming 'Wonen'. Het opgenomen bouwvlak is gelijk aan de omvang van de woonbestemming. Hierbinnen dient de bebouwing te worden opgericht. De maximale inhoud van een woning bedraagt 750 m3, tenzij de huidige omvang reeds meer is.

Iedere burgerwoning mag bijbehorende bouwwerken aanwezig hebben binnen het bouwvlak. In beginsel geldt het uitgangspunt dat iedere burgerwoning maximaal 100 m2 bijbehorende bouwwerken mag hebben. Indien voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen worden gesloopt, kan worden gerealiseerd dat meer vierkante meters bijgebouw mogen blijven staan.

Het is rechtstreeks toegestaan om binnen de woonbestemming een beroep of bedrijf aan huis op te richten. Hiervoor geldt geen vergunningplicht. Er geldt wel een vergunningplicht voor het oprichten van een kleinschalig kampeerterrein of het realiseren van een bed & breakfast.

Voor wat betreft kleinschalig kamperen geldt dat maximaal 25 standplaatsen mogen worden opgericht. Er mag ondersteunende horeca worden opgericht, maar wel voor maximaal 30 m2. Voor de vestiging van een bed & breakfast geldt dat maximaal 4 kamers van maximaal 20 m2 per kamer mogen worden gerealiseerd. Voor zowel het kleinschalige kampeerterrein als voor de bed & breakfast geldt dat geen belemmeringen mogen optreden voor omliggende bedrijven. Ook moet sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat.

Tot slot is in het bestemmingsplan opgenomen dat in geval van hobbymatig gebruik een paardenbak kan worden gerealiseerd bij een woning. De paardenbak mag zowel in het bouwvlak of aansluitend aan het bouwvlak worden gesitueerd. Hiervoor is het wel vereist dat een vergunning wordt verleend. De omvang van een paardenbak is toegestaan tot maximaal 800 m2. Bovendien moet de paardenbak landschappelijk worden ingepast. Oprichting van lichtmasten is niet toegestaan. Een afrastering van de paardenbak is toegestaan als deze wordt uitgevoerd in een open constructie van maximaal 2 meter hoog. Schuurtjes en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan.

Waarde - Archeologie

De gemeente heeft een Beleidsplan Archeologie, waarin de te beschermen waardevolle archeologische gebieden en waarden inzichtelijk zijn gemaakt. In onderhavig bestemmingsplan is aangesloten bij de archeologische verwachtingswaarden zoals aangegeven op de archeologische waardenkaart. Logischerwijs zijn de archeologische verwachtingswaarden ook opgenomen op de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan.

Er zijn twee typen archeologische gebieden aangewezen. Beiden met hun eigen beschermingsniveau. De archeologische waarden worden beschermd door dubbelbestemmingen. Een deel van het plangebied heeft geen archeologische verwachtingswaarde, waardoor voor deze gebieden dus ook geen dubbelbestemming voor archeologie is opgenomen.

Voor gebieden met een dubbelbestemming 'archeologie' geldt dat voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden dieper dan een halve meter en over een oppervlakte van respectievelijk meer dan 50 of 100 meter een omgevingsvergunning vereist is. Het gaat dan bijvoorbeeld over het ophogen, egaliseren of ontginnen van gronden of het aanleggen of verharden van wegen, (rijwiel)paden, banen of parkeergelegenheden. Voor activiteiten met een beperkt oppervlak of een beperkte verstoringsdiepte is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

Een omgevingsvergunning voor de uitvoering van de werken wordt enkel verleend als blijkt dat de archeologische waarde van de betreffende gronden niet onevenredige mate wordt aangetast. Het is vereist dat de stadarcheoloog van Bergen op Zoom schriftelijk advies uitbrengt over het al dan niet verlenen van de omgevingsvergunning.

Waarde - Cultuurhistorie

Bij de totstandkoming van dit bestemmingsplan moet rekening gehouden met de cultuurhistorische (landschaps)waarden die binnen het plangebied gelden. Een deel van het plangebied is door de provincie aangewezen als cultuurhistorisch en/of aardkundig waardevol gebied. Het bestemmingsplan dient deze waarden te beschermen.

De cultuurhistorische en/of aardkundig waardevolle gebieden zoals aangewezen door de provincie zijn in het bestemmingsplan planologisch beschermd door een dubbelbestemming aan deze gronden toe te kennen.

Waarde - Attentiezone waterhuishouding

Deze gronden liggen eveneens binnen de provinciale aanduiding 'Attentiezone waterhuishouding'. Ontwikkelingen of activiteiten die een mogelijk negatief effect hebben op de Natte Natuurparel die binnen de 'Attentiezone waterhuishouding' is gelegen, moeten worden geweerd. De provincie verplicht tot het opnemen van een vergunningplicht voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. Deze vergunningplicht is opgenomen in de planregels.

5.3.3 Algemene regels     

Anti-dubbeltelbepaling

De anti-dubbeltelbepaling is erop gericht om grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing te laten.

Algemene bouwregels

Het onderhavige artikel dient te voorkomen dat situaties ontstaan, welke niet in overeenstemming zijn met de bedoeling van het plan. Daarnaast beoogt dit artikel te voorkomen dat bouwwerken die groter of juist kleiner zijn dan in de bouwregels bij de diverse bestemmingen is toegestaan of voorgeschreven, onder het overgangsrecht komen te vervallen. Voor deze bouwwerken gelden de bestaande grotere dan wel kleinere afmetingen als maximaal respectievelijk minimaal toegestaan.

Algemene aanduidingsregels

Het plangebied valt binnen het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Woensdrecht. Binnen deze zones geldt een beperking van de bouwhoogte. Een van de locaties binnen het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de overlegzone van de rijksweg A4. Bebouwing is hier niet zonder meer toegestaan en dient in afstemming met de wegbeheerder plaats te vinden.

Algemene afwijkingsregels

Deze afwijkingsmogelijkheden hebben tot doel flexibiliteit in het plan in te bouwen. Het afwijken van de bebouwingsregels, ten behoeve van bijvoorbeeld het oprichten van nutsvoorzieningen en het in beperkte mate afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen, kan in veel gevallen plaatsvinden zonder dat hierdoor het belang van een goede ruimtelijke ordening wordt geschaad. Voor dit soort gevallen is derhalve in het plan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.

Algemene gebruiksregels

In dit artikel zijn regels opgenomen betreffende de plicht om voldoende parkeerplaatsen en laad- en losmogelijkheden te realiseren. Er moet in basis voldaan worden aan de in de bijlage opgenomen Nota Parkeernormering, waarbij de parkeerplaatsen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd. In dit artikel is de mogelijkheid opgenomen hiervan af te wijken. Er kan worden afgeweken indien door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren wordt gestuit. Eveneens worden afgeweken van de parkeereis als de nodige parkeer- of stallingsruimte op een andere manier wordt voorzien of indien wanneer herziening van het parkeerbeleid hiertoe aanleiding geeft.

Algemene wijzigingsregels

In dit artikel zijn voor burgemeester en wethouders enkele mogelijkheden gecreëerd om, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, in iets ruimere mate dan bij de “algemene afwijkingsregels” af te wijken van de regels. Het gaat dan echt om een wijziging van het bestemmingsplan. De wijzigingsbevoegdheden dragen bij aan een meer flexibel plan.

5.3.4 Overgangs- en slotregels     

Overgangsrecht

De overgangsregels voor bouwen hebben ten doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken welke op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van het plan gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden en welke afwijken van de bouwregels van het plan. Overgangsregels voor gebruik betreft het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan (rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming.

Slotregel

Dit artikel tenslotte, geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald (citeertitel).

Hoofdstuk 6 Uitvoeringsaspecten     

Hoofdstuk 6 bespreekt de economische uitvoerbaarheid van het plan en gaat in op het aspect handhaving.

6.1 Economische uitvoerbaarheid     

Op grond van artikel 6.12 van de Wro dient de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden, waarop een bouwplan zoals dat in het Bro is omschreven, is voorgenomen. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet nodig indien:

  1. het kostenverhaal anderszins is verzekerd;
  2. het bepalen van een tijdvak of fasering niet nodig is;
  3. het stellen van locatie-eisen of regels niet nodig is.

Het betreffende bestemmingsplan valt niet onder het begrip ‘bouwplan’ zoals opgenomen in het Bro. Een exploitatieplan is derhalve niet aan de orde.

6.2 Handhaving     

Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor daadwerkelijke controle en handhaving ligt bij de gemeente. De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatiesysteem bij uitvoering van het bestemmingsplan. Onderdeel van dit mutatiesysteem is een goede registratie van verleende vergunningen. Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de feitelijke situatie. Daarnaast vindt registratie plaats van verleende vergunningen.

Handhaving kan plaatsvinden via publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden.

Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Hoewel het effect van dergelijke middelen niet goed meetbaar is, wordt aan deze middelen toch een zekere betekenis toegekend.

Daarnaast zijn in het bestemmingsplan instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden, de bevoegdheid nadere eisen te stellen en de mogelijkheid om omgevingsvergunningen ten behoeve van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden te verlenen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk, voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.

Hoofdstuk 7 Resultaten inspraak en overleg     

7.1 Resultaten vooroverleg     

Ten aanzien van het voorontwerpbestemmingsplan is geen inspraaktraject gevolgd. In het kader van de aard en omvang van de in dit plan opgenomen ontwikkelingen is er geen formeel vooroverleg gevoerd en is het ontwerp voorbesproken met de provincie Noord-Brabant. Er zijn geen inhoudelijke opmerkingen gemaakt.

7.2 Vaststellingsprocedure     

Het ontwerpbestemmingsplan ligt voor een periode van zes weken ter inzage. Gedurende deze termijn is het voor een ieder mogelijk schriftelijk dan wel mondeling een zienswijze in te dienen. Ingediende zienswijzen worden bij de vaststelling van het bestemmingsplan betrokken.