|
Volgens de Wet Maatschappelijke Ondersteuning zijn gemeenten verantwoordelijk voor de opvang van mensen die niet op eigen kracht zelfredzaam zijn. In januari 2016 heeft de Haarlemse gemeenteraad het regionaal beleidskader Opvang, Wonen en Herstel 2022 tot en met 2027 vastgesteld om invulling te geven aan deze taakstelling. Om te voldoen aan de taakstelling met betrekking tot de opvang van mensen die in het verleden aangetoond hebben niet in de gangbare woonomgeving te kunnen wonen wil de gemeente skaeve huse realiseren aan de Vergierdeweg.
Daarnaast wil de gemeente ervoor zorgen dat de monumentale en vervallen boerderij Noord-Akendam, gelegen op het naastgelegen perceel, gerestaureerd wordt. Tevens krijgt de boerderij inclusief het agrarisch ensemble waartoe het behoort, een herbestemming met een functie voor de stad en omgeving.
Afbeelding: Ligging van het bestemmingsplangebied, indicatief met een rood kader aangegeven
Het bestemmingsplan Skaeve Huse - Vergierdeweg bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De regels bevatten juridische regels over het gebruik van de ruimte. Deze regels geven aan of, en zo ja, hoe ruimte bebouwd mag worden en welke functies (bestemmingen) zijn toegestaan. De verbeelding geeft de exacte plaats van de bestemmingen aan, en verwijst naar de regels. De toelichting, tenslotte, is de onderbouwing van regels en verbeelding. Hierin staan het doel van het bestemmingsplan en de toekomstige ontwikkeling van het gebied. De toelichting gaat in op onderwerpen die voor die ontwikkeling van belang zijn, zoals de stedenbouwkundige structuur, de haalbaarheid van het plan en milieuaspecten.
Het plangebied van bestemmingsplan Skaeve Huse - Vergierdeweg ligt ten noordoosten van de binnenstad van Haarlem en beslaat een oppervlakte van 1,5 ha. Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door de Vergierdeweg, aan de noordzijde door crematorium Sterrenheuvel, aan de oostzijde door de Hekslootpolder en aan de zuidzijde door agrarische gronden (zie voorgaande en navolgende afbeelding).
Afbeelding: Plangebied
Voor het plangebied Skaeve Huse - Vergierdeweg is het voornemen om skaeve huse met een beheersderskantoor te realiseren tot een omvang van 280 m2 bvo. Op de reden om voor deze planlocatie te kiezen wordt later ingegaan. Daarnaast krijgt de boerderij Noord Akendam een nieuwe bestemming. Het vigerende bestemmingsplan is niet afgestemd op deze ontwikkeling en daarom dient een nieuw planologisch-juridisch regime te worden vastgesteld. Dit is het voorliggende bestemmingsplan.
Hoofddoel van het nieuwe bestemmingsplan Skaeve Huse - Vergierdeweg is het opstellen van een actueel juridisch kader, waarbinnen de nieuwe ontwikkeling juist wordt geregeld, zowel wat betreft gebruik als wat betreft bebouwingsmogelijkheden.
Daar waar dit mogelijk en verantwoord is, wordt een bestemmings- of bouwverruiming toegepast.
Binnen het plangebied Skaeve Huse - Vergierdeweg gelden de volgende bestemmingsplannen:
IMRO-nummer | Naam van het plan | Vastgesteld | ||||||
NL.IMRO.0392.BP7120005-va01 | Hekslootgebied / Spaarndam | 9-11-2009 | ||||||
NL.IMRO.0392.BP0120001-va01 | Parapluplan parkeernormen Haarlem 2018 | 17-5-2018 | ||||||
NL.IMRO.0392.BP0120003-va01 | Reparatieplan B Haarlem 2019 | 21-11-2019 | ||||||
NL.IMRO.0392.BP0120005-va01 | Reparatieplan C Haarlem 2020 | 22-4-2021 |
Tabel: Geldende bestemmingsplannen op moment van opstellen bestemmingsplan.
Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan Skaeve Huse - Vergierdeweg zullen de in tabel 1 genoemde plannen, voor het deel dat ligt binnen het plangebied, hun rechtskracht verliezen.
Het bestemmingsplan Skaeve Huse - Vergierdeweg doorloopt de wettelijke procedure. Het conceptontwerpbestemmingsplan wordt op basis van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegestuurd aan de verschillende (semi)overheden en belangenorganisaties. Ook is in het kader van participatie vooraf overleg gevoerd met opgerichte werkgroepen: de werkgroep herbestemming Noord Akendam en de werkgroep veiligheid Skaeve Huse. De reacties op basis van het wettelijke vooroverleg, kunnen leiden tot aanpassing van het conceptontwerpbestemmingsplan Skaeve Huse - Vergierdeweg.
Vervolgens geeft het college van burgemeester en wethouders na bespreking in de commissie Ontwikkeling het ontwerpbestemmingsplan vrij voor tervisielegging volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Na publicatie wordt het ontwerp gedurende zes weken ter inzage gelegd. In die tijd kunnen door eenieder zowel mondeling als schriftelijk zienswijzen worden ingediend bij de gemeenteraad. De gemeente organiseert in deze periode een informatiebijeenkomst waarin het bestemmingsplan wordt toegelicht.
Na verwerking van de zienswijzen en mogelijke ambtelijke aanpassingen besluit de gemeenteraad over de vaststelling van het bestemmingsplan.
Na aanpassing van het bestemmingsplan met inachtneming van de door de raad aangebrachte wijzigingen wordt het vastgestelde bestemmingsplan weer zes weken ter inzage gelegd (aanvang beroepstermijn). Eenieder die een zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend en belanghebbenden kunnen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Dit hoofdstuk van de toelichting is de inleiding van het bestemmingsplan. Vervolgens gaat hoofdstuk 2 in op de bestaande ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied. De ontstaansgeschiedenis van het gebied verklaart namelijk de huidige verschijningsvorm voor een belangrijk deel. Hoofdstuk 3 behandelt het voor het plangebied relevante beleid. Hoofdstuk 4 bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten en de resultaten van de verschillende onderzoeken. Het gaat hierbij om alle zaken die kunnen leiden tot ruimtelijke beperkingen. Het uitvoeren van onderzoeken en het maken van analyses van het plangebied is nodig op basis van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hoofdstuk 5 beschrijft de visie op het plangebied en gaat in op ontwikkelingen die nu of mogelijk in de toekomst in het plangebied spelen. Hoofdstuk 6 gaat in op de juridische aspecten en licht de planregels, milieuzoneringslijst, waarderingskaart, verbeelding en de regeling voor bebouwing toe. Het laatste hoofdstuk beschrijft de financieel-economische uitvoerbaarheid en licht de uitkomsten van het gevoerde vooroverleg toe. Bij de toelichting hoort ook een aantal bijlagen. Daarmee sluit de toelichting af.
In dit hoofdstuk wordt een historische schets van het bestemmingsplangebied gegeven. Ook komt in dit hoofdstuk aan de orde wat de huidige situatie is van de ruimtelijke en functionele structuur.
Ontginning
Het voorliggende plangebied ligt aan de westzijde van de Hekslootpolder. Dit gebied is gelegen in de overgangszone van de strandwal, waarop Haarlem voor het grootste deel is gelegen, naar het veengebied ten oosten daarvan. Voor het grootste gedeelte bestond het gebied van oorsprong uit veenmoeras. In de periode van de 9de tot de 12de eeuw werd het gebied ontgonnen. Hierbij werd de bodem ontwaterd door middel van evenwijdige sloten die in zuidoostelijke richting naar het veenriviertje het Spaarne zijn gegraven. Deze sloten verdeelden het gebied in langwerpige kavels. Dergelijke strokenverkavelingen zijn typisch voor de veenontginningen die in deze periode in de Lage Landen plaatsvonden. De boerderijen stonden vanouds net ten westen van de westelijke rand van het gebied, in het voormalige dorp Schoten (waar sinds het tweede kwart van de 20ste eeuw Haarlem-Noord ligt) en langs de Vergierdeweg.
Aanvankelijk werd in het gebied aan akkerbouw gedaan (o.a. rogge en gerst). Doordat de veenbodem in het oostelijke deel van het gebied inklonk ten gevolge van de ontwatering, kwam het grondwater echter te hoog te staan voor dit gebruik. Daarom is er vanaf de 15de eeuw in toenemende mate sprake van gebruik als grasland ten bate van de veeteelt. Op een gegeven moment was de bodem in het oostelijk deel van het gebied zo ver gezakt dat de ontwatering hier kunstmatig moest worden geregeld. Hiertoe werd de Oude Spaarndammer Polder, vroeger Het Sparenlant genoemd, in waterstaatkundige zin afgescheiden van de westelijke rest van het gebied. Dit westelijke gedeelte wordt tegenwoordig Hekslootgebied genoemd, naar de wetering langs de westkant van de kade die de polders scheidt.
Slaperdijk
In verband met de vele overstromingen vanuit het westelijke IJ werd in 1612 besloten een nieuwe dijk in het gebied aan te leggen. Dit werd de Slaperdijk, die een stuk achter de oude Velserdijk werd aangelegd. De Slaperdijk kwam iets ten zuiden van de Westlaan te liggen. De Slaperdijk is gelegen op 250 meter ten noorden van voorliggend plangebied. Deze laan was een oude weg die de grens vormde tussen de polders Noord-Akendam en Velserbroek. Tegenwoordig vormt dit dijkje nog de gemeentegrens. De strook grond tussen de Westlaan en de nieuwe dijk werd gebruikt om klei voor de dijk te winnen en wordt daarom vanouds Verdolven Landen genoemd. De Slaperdijk was feitelijk een zeedijk langs het IJ, die heel midden-Holland moest beschermen tegen hoog water. In 1806 is de dijk verhoogd en in 1823 werd er een straatweg over aangelegd.
Stelling van Amsterdam
Direct ten westen van Spaarndam is een deel van het landschap in de 19de en 20ste eeuw sterk gewijzigd door de aanleg van diverse objecten en structuren als onderdeel van een militaire verdedigingslinie.
Voor de linie mocht in een zone van een kilometer breed niet worden gebouwd, teneinde een vrij schootsveld te hebben. Het is hieraan te danken dat de bebouwing van Haarlem-Noord, die tot stand kwam na de annexatie van de gemeenten Schoten en Spaarndam in 1927, niet verder is opgerukt in de richting van Spaarndam. De begrenzing van de woonwijk, in de vorm van de Vondelweg, werd aangelegd als een boog op een kilometer afstand van het Fort Bezuiden Spaarndam. In 1960 werd de status van "verboden kring" opgeheven.
De voorliggende planlocatie is gelegen op circa 700 meter ten westen van deStelling van Amsterdam en ligt buiten de voormalige verboden kring.
Op de navolgende afbeelding is te zien hoe het plangebied en de omgeving zich hebben ontwikkeld in 1850, 1900, 1960 tot nu. Te zien is dat de boerderij Noord Akendam al vanaf 1850 op kaarten was terug te zien.
Afbeelding: ontwikkeling plangebied en omgeving vanaf 1850 (linksboven) tot nu (rechtsonder) (bron: Topotijdreis.nl)
Het plangebied is gelegen aan de westkant van de Hekslootpolder en is enigzins verscholen door de begroeiing van het ensemble van de boerderij Noord Akendam. De boerderij is gelegen op 150 meter van de Vergierdeweg. Het plangebied sluit aan aan het groen behorende bij de begraafplaats St. Jozef en het crematorium Sterrenheuvel. In tegenstelling tot de meer oostelijk gelegen agrarische gronden is op en rond het plangebied geen sprake meer van langwerpige kavels tussen sloten die in noordwest-zuidoost-richting lopen. De ontsluiting van het plangebied vindt plaats op en via de Vergierdeweg.
Afbeelding: aanzicht plangebied vanaf de Vergierdeweg
Het Hekslootgebied functioneert als openbaar stedelijk recreatiegebied en kent een viervoudige functie van natuur, recreatief, agrarisch en cultureel. De polder maakt deel uit van het Bijzonder Provinciaal Landschap 'Spaarnwoude en omgeving'. Het grenst aan het NNN-gebied ‘Heksloot, Westbroekplas en omgeving’. Hier is aangepaste agrarische bedrijfsvoering om natuur- en landschapswaarden te behouden of te creëren verplicht. Het provinciale beleid gaat uit van het duurzame behoud van de aanwezige waarden. De recreatieve functie van de polder is voor een groot deel passief. Verblijfsplekken met voorzieningen zijn niet aanwezig en wandelpaden door het gebied ontbreken.
Binnen het plangebied is sprake van een recreatieve bestemming waar volkstuinen mogelijk zijn. Dit betreft het deel waar de Skaeve Huse moeten komen. Het gebied rondom de boerderij Noord Akendam is ingericht als tuin ten behoeve van de boerderij waar wonen is toegestaan. Een kleiner deel is gericht op agrarische aciviteiten met behoud van natuurwaarden.
Skaeve huse
In Haarlem wonen mensen uit alle verschillende lagen van de bevolking en verschillende groepen, van startende gezinnen tot ouderen en van studenten tot statushouders. Het overgrote deel van de bevolking past in de bestaande of geplande woningvoorraad. Echter, er zijn mensen die niet in de reguliere woningvoorraad passen omdat zij extreme overlast veroorzaken voor de overige bewoners. Soms is er ook sprake van verslavingsproblematiek of psychische problemen. Om deze overlast tegen te gaan is het mogelijk skaeve huse te realiseren in een relatief minder dichtbevolkte omgeving. Skaeve huse is een bijzonder woonvorm bedoeld voor inwoners van Haarlem die zich niet aanpassen aan een gewone woonomgeving (denk aan geluidsoverlast, stankoverlast, onaangepast gedrag etc). Hier wonen zij onder begeleiding in een rustige omgeving. Woonoverlast wordt hierdoor tegengegaan, de rust in de wijken waar zij momenteel verblijven keert daardoor terug. De toekomstige bewoners zijn doorgaans mannen en ouder dan 18 jaar. Huisvesting in skaeve huse is in de meeste gevallen een laatste redmiddel om niet permanent op straat te belanden. Slechts in een enkel geval zal een bewoner op termijn kunnen terugkeren naar een reguliere woning. Voorwaarde voor plaatsing in een skaeve huse is dat dit alleen is toegestaan na toewijzing door een plaatsingscommissie. Regulier wonen is in de Skaeve Huse niet toegestaan.
Dit plan voor skaeve huse bestaat uit losstaande en identieke woonunits. Elke unit heeft een oppervlakte van maximaal 40 m2 bvo en is enkellaags. Daarnaast wordt er één werkunit voor een beheerder gerealiseerd. Het maximum bruto vloeroppervlak dat wordt mogelijk gemaakt bedraagt 280 m2, inclusief de werkunit voor de beheerder. De units die geplaatst worden tussen het groen en bomen zijn nauwelijks zichtbaar vanuit het weidevogelgebied van de Hekslootpolder. De units worden onopvallend vormgegeven en ingetogen uitgevoerd qua materiaal- en kleurgebruik.
Uitgangspunt voor het groen en de bomen is om deze te behouden en aan te vullen. Ook dienen de ontwikkelingen aan te sluiten bij het karakter van het omliggende landschap. Het verhardingsoppervlak wordt geminimaliseerd. Indien bomen gekapt moeten worden, wordt dit op hetzelfde terrein gecompenseerd. Hetzelfde geldt voor het groen dat moet wijken voor de woonunits zelf. Vanaf de Vergierdeweg zal skaeve huse zal worden ontsloten door een eigen halfverhard toegangspad vanaf de Vergierdeweg. Dit pad sluit aan bij het landelijke en groene karakter van de omgeving. Op het terrein komen twee parkeerplaatsen voor auto's en er komen rekken voor fietsen. Bewoners bezitten geen auto, bezoekers (zoals zorgverleners en begeleiders) kunnen parkeren op eigen terrein. De locatie wordt uiteraard wel toegankelijk voor hulpdiensten. Overige noodzakelijke inpassingen zoals brievenbussen of een trafostation zullen geclusterd worden aan de Vergierdeweg.
Boerderij Noord Akendam
Behalve het realiseren van de skaeve huse is het restaureren, verduurzamen en herbestemmen van de oude, vervallen boerderij integraal onderdeel van dit plan. Het betreft hier een oude stolpboerderij, de enige die nog in de omgeving staat, met een bijzonder hoge cultuurhistorische waarde. De boerderij stamt in zijn oudste onderdelen uit de 17e eeuw en wordt nog altijd bewoond. Een groot deel van het boerderijcomplex is extreem vervallen en moet met spoed worden gerestaureerd. De boerderij is recent met subsidie wind- en waterdicht gemaakt om verder verval tot stilstand te brengen. Niet enkel de boerderij in zichzelf is bijzonder. De boerderij behoort tot een agrarisch ensemble bestaand uit hoofdgebouw, opstallen, erf en omliggend terrein dat eveneens een hoge cultuurhistorische waarde vertegenwoordigt en onder de monumentale bescherming valt. Ook de ligging in landelijk gebied is speciaal en mede daardoor het behouden waard. In de bestaande situatie rust er een woonbestemming op de gehele boerderij. Onderdeel van de planvorming is herbestemmen van deze locatie. Er is gezocht naar een kansrijke bestemming die passend is in het landschap en ook goed samengaat met de skaeve huse.
De nieuwe functie van de boerderij is nog niet bekend. Er wordt gedacht aan een initiatief in de maatschappelijke richting, mogelijk een welzijnsinstelling gecombineerd met ruimte voor dagbesteding en een functie voor de wijk. Dit kan binnen deze categorie nog veel kanten op gaan. Om deze reden is een gemengde bestemming opgenomen waarbinnen naast het behoud van de ene bestaande woning ook enkele maatschappelijke functies en een culturele functie zijn toegestaan. De gronden tussen het toegangspad naar de boerderij en het terrein van de skaeve huse behoud de agrarische bestemming. In de toekomst bestaat de mogelijkheid dat deze gronden een functie krijgen als volkstuinen / stadslandbouw.
Concreet
Samenvattend maakt voorliggend bestemmingsplan de volgende ontwikkelingen mogelijk:
Het bovenstaande wordt vormgegeven door het opnemen van een bestemmingsvlak Maatschappelijk voor de skaeve huse en beheerderskantoor. De boerderij Noord Akendam inclusief omliggende bebouwing krijgt een gemengde bestemming. De gronden rond de boerderij krijgen een tuinbestemming zodat deze gronden kunnen worden gebruikt ten behoeve van de gemengde en maatschappelijke bestemming.
De doelgroep van skaeve huse heeft behoefte aan de rustige omgeving waar zij anderen niet of nauwelijks tot last zijn. Op de voorliggende locatie zijn geen omwonenden en kan een woonomgeving in het groen worden gerealiseerd die rustig en prikkelarm is. Het was geen eenvoudige opgave om een locatie te vinden voor deze voorziening. In 2020 zijn door de gemeente potentieel kansrijke locaties onderzocht en aan inwoners van Haarlem is gevraagd hierover mee te denken. Samen met de gemeentelijke organisatie zijn alle suggesties beoordeeld op basis van door de gemeenteraad vastgestelde criteria.Voorafgaand aan het locatieonderzoek heeft de gemeenteraad locatiecriteria vastgesteld die passen bij de behoefte van de cliënt en voldoen aan normen en eisen die door de beroepsgroep of in het vakgebied algemeen zijn aanvaard. Een belangrijk criterium was dat de locatie zich op minimaal 100 meter afstand moest bevinden van bestaande woningen en kwetsbare bestemmingen. Van de 60 voorgestelde locaties zijn er uiteindelijk 4 overgebleven die kansrijk waren en waarover bewoners, instellingen en bedrijven uit de omgeving is gevraagd om hun inbreng. Op basis van alle inbreng is een weloverwogen keuze gemaakt voor de meest geschikte locatie voor Skaeve Huse. Op 22 april 2021 heeft de gemeenteraad de Vergierdeweg aangewezen als meest geschikte locatie voor de realisatie van de Skaeve Huse.
Net als bij alle potentiele locaties zijn er ook bij deze locatie bedenkingen geuit door bewoners van Haarlem Noord. De locatie is gelegen in nabijheid van een begraafplaats en crematorium. Met plaatsing en inrichting van het perceel voor de skaeve huse moet daarom ook rekening worden gehouden met deze functies en de mogelijke overlast worden beperkt tot een minimum. Er zal daarom ook een beheerder permanent op de locatie aanwezig zijn, in ieder geval in de eerste periode van bewoning. Voor wat betreft de inpassing in relatie tot functies in de omgeving is aandacht besteed aan het beperken van overlast. Er is gekozen voor een groene inpassing met een geluidsreducerende afscheiding rondom de locatie voor de skaeve huse.
Door het aanwijzen van de locatie voor Skaeve Huse is ook de herbestemming en restauratie van de boerderij urgent geworden. Een zorginstelling in de boerderij (zorg en/of dagbesteding) kan mogelijk ook de begeleiding van de bewoners van Skaeve Huse verzorgen. Door het herstel en herbestemmen van de boerderij wordt een cultuurhistorisch waardevol object toekomstbestendig gemaakt. Dit heeft een positief effect op de omgeving.
Hoofduitgangspunt voor de ruimtelijke inpassing van de Skaeve Huse en het boerderijensemble is dat de nieuwbouw een geringe ruimtelijke impact heeft en dat bestaande bomen en struiken zoveel mogelijk behouden blijven. Er zijn beeldkwaliteitseisen waaraan de ontwikkeling moet voldoen.
Bebouwing
De beeldkwaliteitseisen voor de Skaeve Huse kunnen als volgt worden samengevat: De woonunits, die de uitstraling van een (moderne) boshut hebben, zijn verscholen in het groen, tussen de bomen en struiken. Deze units zijn voor de fietser en voetganger bereikbaar via een eigen entree en toegangspad vanaf de Vergierdeweg Op het terrein zijn voldoende plekken voor het stallen van fietsen aanwezig. De bewoners bezitten geen auto. Eventuele bezoekers en de beheerders parkeren de auto in de omgeving. Het terrein is goed toegankelijk voor hulpdiensten zoals brandweer, ziekenwagen en politie.
Buitenruimte
De Hekslootpolder is een agrarisch vogelweidegebied met een open en groen karakter. Het plangebied bevindt zich in en aan de rand van deze Hekslootpolder. De huidige groenstructuur en groeninrichting in het plangebied is gevormd door de agrarische functie van de historische boerderij Noord-Akendam. Het is een bomenrijke erfinrichting met windsingel (omsloten bomenrij) en boomgaard met daarnaast de grasvlaktes van het agrarische land. Een deel van de windsingel bevindt zich tussen het plangebied en het terrein van Sterrenheuvel en St Joseph vanaf de Vergierdeweg tot aan Noord Akendam. Uitgangspunt is om de nieuwe inrichting van het plangebied aan te sluiten bij het cultureel historische agrarische karakter. Het cultureel historisch ensemble van de boerderij Noord-Akendam. Enkele eisen:
Zowel de skaeve huse als de boerderij krijgen een eigen toegang. De toegang naar de boerderij is bestaand en onderdeel van het beschermde ensemble. Nabij beide ingangen is een bushalte aanwezig voor lijn 12, welke rijdt tussen Spaarndam en Haarlem.
Skaeve huse
Omdat er geen autobezit is onder de bewoners van de skaeve huse, behoeft niet te worden
voorzien in autoparkeerplaatsen voor bewoners. Er komen twee parkeerplaatsen op eigen
terrein voor bezoekers, zoals hulpverleners en begeleiders. Ook wordt het terrein
van de skaeve huse toegankelijk voor nood- en hulpdiensten en is een opstelplaats
voor de brandweer nabij de huisjes vereist. Deze kan ook worden gebruikt voor verhuizen.
Op het terrein komt een overdekte fietsenstalling voor de bewoners en een andere overdekte
plek waar medewerkers hun fietsen kunnen stallen. Voor bezoekers worden fietsnieten
(zonder afdak) geplaatst aan het begin van de toegangsweg.
Boerderij
Voor Noord Akendam geldt dat er twee vaste parkeerplekken op het terrein gerealiseerd mogen worden (één is er nu al t.b.v. de huidige bewoner) en één Kiss&Ride parkeerplek zodat laden en lossen of het halen en brengen van personen mogelijk is. Voor het overige geldt er op het terrein van Noord Akendam en langs het toegangspad een parkeerverbod. Via het bestaande pad is het terrein voldoende toegankelijk voor nood- en hulpdiensten. De boerderij krijgt een functie voor de buurt en daardoor is de verkeersgeneratie laag en daarmee ook de parkeerbehoefte. Planologisch gezien is er in de bestaande situatie geen beperking van het aantal woningen binnen de boerderij. Met voorliggend bestemmingsplan wordt het aantal woningen beperkt tot één. Daar tegenover staat de toevoeging van de functie voor de buurt met een lage parkeerbehoefte. Op het terrein komt een overdekte fietsenstalling voor de medewerkers en/of bewoners en/of vaste gebruikers.
Beoordeling
De locatie is goed bereikbaar, zowel met de auto, met de fiets/wandelend als met het openbaar vervoer. De bewoners van de skaeve huse hebben geen auto in hun bezit en de functiemogelijkheden in de boerderij hebben geen grote verkeersaantrekkende werking. De effecten op de verkeersafwikkeling op de omgeving zijn daarom klein. Hierdoor blijft de invloed van parkeren op het beeld en de inpassing van de skaeve huse en de boerderij beperkt.
Het vinden van een geschikte locatie voor Skaeve Huse verliep moeizaam en ook het ontwerpen en voorbereiden van het bestemmingsplan is geen gemakkelijk proces vanwege weerstand in de omgeving. Sommige buurtbewoners zijn namelijk bang voor overlast door de toekomstige cliënten. Het is daarom belangrijk dat, naast de gemeente, ook de toekomstige zorgaanbieder een rol speelt in het zorgen voor begrip en acceptatie in de buurt, zodat zowel de bewoners van de Skaeve Huse als de buurtbewoners en sporters en recreanten in de omgeving zich prettig voelen in de omgeving van de Skaeve Huse. Het informeren en betrekken van buurtbewoners in een vroeg stadium is daarbij cruciaal. Om begrip, acceptatie en wederkerigheid te bevorderen, is er een werkgroep opgericht met betrokken Haarlemmers uit de omgeving van de Vergierdeweg, die voorafgaande aan het opstellen van het bestemmingsplan, hebben meegedacht over de inrichting van het terrein en over de herbestemming van de boerderij Noord-Akendam.
In dit hoofdstuk worden de beleidskaders belicht voor zover dat leidend is voor het bestemmingsplan. Eerst wordt kort ingegaan op de relevante (ruimtelijke) beleidskaders van het Rijk, de provincie en de gemeente. Het rijks- en provinciaal beleid voor archeologie wordt beschreven in de paragraaf Archeologie van hoofdstuk 4. Het rijks- en provinciaal beleid over water en het beleid van het Hoogheemraadschap van Rijnland wordt samen met het gemeentelijk beleid beschreven in de paragraaf Water van hoofdstuk 4.
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit noemen we 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen. Voorbeelden van nationale belangen zijn:
De belangrijkste keuzes die worden gemaakt richten zich op het volgende. De opwekking
van duurzame energie moet worden ingepast met oog op omgevingskwaliteit. Iedereen
krijgt de komende jaren te maken met de overstap naar duurzame energie. Daarvoor zijn
bijvoorbeeld meer windmolens en zonnepanelen nodig. Clustering is daarbij van belang
en zonnepanelen worden in eerste instantie op en aan gebouwen gerealiseerd.
Ook moet er ruimte zijn voor een overgang naar een circulaire economie. Hergebruiken van grondstoffenen materialen en benutten van duurzame energiebronnen wordt steeds belangrijker. De inrichting van de leefomgeving moet een aantrekkelijk vestigingsklimaat zoveel mogelijk bevorderen. Een aantrekkelijke omgevingskwaliteit vraagt goede inpassing van bedrijven, logistieke functies en datacentra.
Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijft. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang in de stad, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad.
Het landgebruik moet in balans zijn met natuurlijke systemen. Bijvoorbeeld door kringlooplandbouw. Zo wordt een goede bodem- en waterkwaliteit en biodiversiteit bevorderd. Om te kunnen blijven genieten van het landschap moet behoud van de kwaliteit van het landschap sterker meewegen in de keuzes die worden gemaakt.
Planspecifiek
Het voorliggende plan zorgt voor de toevoeging van woningen voor een specifieke doelgroep, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan een nationaal belang. Bovendien hangt daarmee samen het bevorderen van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving. Het opknappen en functioneel verbreden van de boerderij zorgt voor het behoud en de versterking van dit cultureel erfgoed.
Het bestemmingsplan is in lijn met de NOVI.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft regels waar concrete ruimtelijke projecten aan moeten voldoen. Zo is in het Bro de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. Deze ladder is gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. In artikel 3.1.6, lid 2 Bro is voorgeschreven dat indien bij een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk wordt gemaakt, de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving van de behoefte bevat en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied (BSG) mogelijk maakt, een motivering is opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Planspecifiek
Uit jurisprudentie blijkt dat bij de ontwikkeling van meer dan 11 woningen sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Voor wat betreft de ontwikkeling van de skaeve huse is hierdoor geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De voorliggende woningen zijn echter geen reguliere woningen, maar betreffen een bijzondere maatschappelijke woonvorm. Als dus geen sprake is van wonen, kan de ontwikkeling worden gezien als een andere stedelijke voorziening. Uit jurisprudentie volgt dat dat wanneer een bestemmingsplan voorziet in een terrein met een ruimtebeslag van meer dan 500 m² of in een gebouw met een bruto-vloeroppervlakte groter dan 500 m², deze ontwikkeling in beginsel als een stedelijke ontwikkeling dient te worden aangemerkt. De oppervlakte aan bebouwing (en verharding) ten behoeve van de skaeve huse betreft minder dan 500 m2. De bestaande recreatiewoning (die gebruikt wordt voor opslag en een oppervlakte heeft van circa 50 m2) wordt gesloopt.
Het boerderijensemble betreft een bestaand samenstel van bebouwing waarvoor een functiewijziging plaatsvindt. De bestaande bebouwing is planologisch toegestaan, er komt op het terrein van de boerderij geen bebouwing bij. Uit jurisprudentie blijkt dat wanneer enkel sprake is van een planologische functiewijziging, in beginsel geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Dit is anders wanneer sprake is van een functiewijziging van zodanige aard en omvang dat toch moet worden gesproken van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In voorliggend geval wordt de bestaande woonbestemming (waarin het aantal woningen niet is beperkt) teruggebracht tot 1 woning en uitgebreid met een sociaal-maatschappelijke functie. Deze wijziging is niet van dien aard en omvang dat gesproken moet worden van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Mocht worden vastgesteld dat de skaeve huse een nieuwe stedelijke ontwikkeling betreffen, dan schrijft de ladder van duurzame verstedelijking voor dat de ontwikkeling in beginsel binnen BSG moet plaatsvinden. Omdat er ook gronden met een agrarische functie worden gewijzigd van bestemming is geen sprake van BSG. Het betreft hier echter gronden aan de oostzijde van het plangebied die feitelijk behoren bij de boerderij en als zodanig in gebruik zijn. Hier zijn moestuinen aanwezig. Bovendien zijn de gronden aangewezen als wijzigingsgebied ten behoeve van een sauna.
De volgende stap is het beantwoorden van de vraag waarom de functie niet binnen BSG kan worden gerealiseerd. Zoals uit paragraaf 2.5 blijkt is voorliggende locatie overgebleven aan de hand van een grootschalige locatieafweging. Hieruit blijkt ook dat de functie niet binnen BSG kan worden gerealiseerd vanwege de afstandseis van 100 meter. Daarbij komt het voordeel dat als gevolg van de ontwikkeling van de skaeve huse op deze plek, ook de boerderij Noord Akendam zal worden hersteld.
Voor wat betreft het moeten voldoen aan een behoefte kan het volgende worden gesteld. Zoals uit paragraaf 2.4 blijkt is vanuit maatschappelijk oogpunt grote behoefte aan woningen voor mensen die niet kunnen wonen in de reguliere woonbuurten. Dit verklaart ook de keuze voor de voorliggende locatie. Het belang van het behoud van de boerderij Noord Akendam hangt deels samen met de skaeve huse, maar het belang komt vooral ook uit cultuurhistorische hoek. De boerderij is sterk vervallen en mede door het verbreden van de functie kan er toekomst worden gegeven aan het ensemble.
Geconcludeerd kan worden dat wordt voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking en dat er sprake is van een behoefte waarin met voorliggend bestemmingsplan wordt voorzien.
Op 19 november 2018 heeft de provincie Noord-Holland de “Omgevingsvisie NH2050 – Balans tussen economische groei en leefbaarheid” vastgesteld. Deze Omgevingsvisie vervangt de Structuurvisie Noord-Holland 2014. De provincie wil balans tussen economische groei en leefbaarheid. Dit betekent dat in heel Noord-Holland een basiskwaliteit van de leefomgeving wordt gegarandeerd. De provincie ontwikkelt zoveel mogelijk natuurinclusief en met behoud van (karakteristieke) landschappen, clustert ruimtelijke economische ontwikkelingen rond infrastructuur en houdt rekening met de ondergrond.
Ambities
Noord-Holland heeft een relatief hoog welvaarts- en welzijnsniveau. Om deze ook voor de toekomst vast te kunnen houden, richt de provincie zich op een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid. Zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven. Dit is de hoofdambitie. Als subambities zijn er een aantal opgenomen:
Noord Holland moet voorbereid zijn op klimaatverandering en waterrobuust worden ingericht.
De ambitie is het behouden en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van bodem-, water- en lucht, externe veiligheid, geluidbelasting en (ontwikkelingen in) de ondergrond. Gestreefd wordt naar een gezonde leefomgeving, wat inhoudt: een woon-werkomgeving waar je zo min mogelijk wordt blootgesteld aan ongezonde stoffen en veiligheidsrisico's en die een gezonde levensstijl ondersteunt.
De ambitie is om de biodiversiteit in Noord-Holland te vergroten, ook omdat daarmee andere ambities/doelen kunnen worden bereikt. Dit betekent dat ontwikkelingen zoveel mogelijk natuurinclusief zullen zijn.
De ambitie is een duurzame economie, met innovatie als belangrijke motor. Economische ontwikkelingen dienen qua aard, omvang en vorm aan te sluiten bij de regio of plek.
De ambitie is dat vraag en aanbod van woon- en werklocaties (kwantitatief en kwalitatief) beter met elkaar in overeenstemming zijn.
De ambitie is dat de inwoners en bedrijven van Noord-Holland zichzelf of producten effectief, veilig en efficiënt kunnen verplaatsen, waarbij de negatieve gevolgen van de mobiliteit op klimaat, gezondheid, natuur en landschap steeds nadrukkelijk meegewogen worden. Clustering van functies is een belangrijk duurzaamheidsprincipe.
De ambitie is het benoemen, behouden en versterken van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en de cultuurhistorie.
De ambitie is dat Noord-Holland als samenleving in 2050 volledig klimaatneutraal en gebaseerd is op (een maximale inzet op opwekking van) hernieuwbare energie.
Sturingsfilosofie
In de aanpak om de ambities waar te maken geldt het principe 'lokaal wat kan, regionaal wat moet' als sturingsfilosofie. Daarbij staat de opgave altijd centraal. Deze bepaalt het schaalniveau, de samenstelling van samenwerkende partijen en de tijdspanne. Vanuit een gedeelde visie op de (bestaande en toekomstige) kwaliteiten van een gebied.
Vijf bewegingen
Vanuit de ambities zijn een vijftal bewegingen opgesteld die laten zien hoe Noord-Holland wil omgaan met de opgaven die op onze samenleving afkomen en die de provincie wil faciliteren.
Planspecifiek
Voorliggende ontwikkeling komt tegemoet aan de vraag naar een maatschappelijke woonvorm die niet in de bestaande woonstructuur kan worden gerealiseerd. Op de voorliggende locatie vindt dat de combinatie met een cultuurhistorisch waardevol element, waarbij inpassing plaatsvindt met het oog op de gevoelige omgeving. Dit draagt bij aan het hoge welzijnsniveau dat wordt nagestreefd in Noord-Holland, aan de ambitie met betrekking tot wonen en aan die van landschappen.
Er is geen strijd met de Omgevingsvisie NH2050.
Op 16 november 2020 is de Omgevingsverordening NH2020 in werking getreden. Hierin zijn 21 provinciale verordeningen samengevoegd, waaronder ook de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). De provincie wil met de omgevingsverordening ontwikkelingen, zoals woningbouw en de energietransitie, mogelijk maken en zet in op het beschermen van mooie en bijzondere gebieden in Noord-Holland. Gezocht is naar een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid. De belangrijkste ambities voor Noord-Holland, zoals omschreven in de Omgevingsvisie, zijn verankerd in de Omgevingsverordening NH2020.
In de verordening zijn werkingsgebieden vastgelegd. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met de regels die aan deze werkingsgebieden verbonden zijn. Hierna wordt per relevant werkingsgebied ingegaan op de regels.
Landelijk gebied / MRA - Landelijk gebied
Artikel 6.9 van de omgevingsverordening NH2020 geeft aan dat een ruimtelijk plan binnen het werkingsgebied MRA- landelijk gebied niet kan voorzien in een kleinschalige woningbouwontwikkeling. Het betreft hier niet de realisatie van woningen, maar van een maatschappelijke functie. Er wordt weliswaar gewoond, maar dit betreft een bijzondere woonvorm waarbij begeleiding wordt gegeven. Bovendien kan niet iedereen in de skaeve huse wonen. Een plaatstingscommissie bestaande uit gemeente, politie, GGD en zorgverlener, moet ervoor zorgen dat alleen overlastgevers met de juiste achtergrond worden geplaatst. Met de client wordt een woonbegeleidingsovereenkomst gesloten die onslosmakelijk is verbonden aan de huurovereenkomst. De huurder/cliënt is verplicht behandeling en begeleiding te accepteren. Het betreft dus geen kleinschalige woningbouwontwikkeling.
De skaeve huse worden wel gezien als kleinschalige ontwikkeling. Artikel 6.4 geeft aan dat een kleinschalige ontwikkeling mogelijk is indien:
De voorliggende ontwikkeling van de skaeve huse voldoet niet aan deze voorwaarden.
De functiewijziging van de boerderij voldoet wel aan de voorwaarden van artikel 6.4.
Ruimtelijke inpassing in landelijk gebied
Afdeling 6.5 gaat over de ruimtelijke inpassing in landelijk gebied. Artikel 6.59 geeft aan dat bij de inpassing van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het werkingsgebied 'landelijk gebied' wordt rekening gehouden met de 'Leidraad Landschap en Cultuurhistorie', op de volgende wijze:
Zuid-Kennemerland
Voorliggend plangebied is onderdeel van het ensemble Zuid-Kennemerland.
Het landschap heeft een noordzuidgerichte opbouw evenwijdig aan de kust en kent daardoor een grote diversiteit van oost naar west. Achter de brede duinzone van het jonge duinlandschap bevindt zich het strandwallen en -vlaktenlandschap.
Het duinlandschap is uitgestrekt en heeft een grote maat. Het landschap is open tot matig open. Op de toppen van de duinen kun je ver weg kijken. De duinzoom, de overgangszone met bos en landgoederen, is zeer gesloten van karakter. Aan de voet van de duinzoom liggen langgerekte open ruimten van de strandvlaktes. Veel buitenplaatsen kijken vanuit de duinzoom uit over de strandvlaktes (zichtlijnen). De strandwal van Haarlem-Heemstede is verstedelijkt en verdicht. Enkele smalle, diffuse half-verdichte zones scheiden de kernen van elkaar. De aanwezigheid van de Stelling van Amsterdam (met forten, schootvelden en inundatiegebieden) heeft ervoor gezorgd dat het landschap aan de noordoostzijde van Haarlem open is gebleven.
De duinzoom en de noordzuidgerichte strandwallen vormen de belangrijkste dragers in het ensemble. Bebouwing ontwikkelde zich langs de duinzoom (Herenweg) en de wegen op de strandwallen (Rijksstraatweg, Heemsteedse Dreef). De Stelling van Amsterdam valt vrijwel samen met de loop van de Liede en zuidelijker de ringvaart van de Haarlemmermeer en vormt de drager aan de oostkant van Haarlem. De Stelling vormt een verbinding tussen diverse grote groene ruimten en recreatieve voorzieningen van Spaarnwoude tot en met het Floriadegebied in de Haarlemmermeer.
De relevante ambities en ontwikkelprincipes voor het ensemble zijn als volgt:
De voorliggende ontwikkeling wijzigt niets aan het bestaande begroeide ensemble van de boerderij Noord Akendam. Deze boerderij is op ruime afstand van de Vergierdeweg gelegen. De locatie van de skaeve huse grenst aan de bestaande structuur van de noordelijk gelegen begraafplaats en ligt ten westen van het boerderijensemble. Hierdoor wordt er geen bestaande zichtlijn op de Stelling van Amsterdam weggenomen en is er sprake van het behoud van openheid. De oostwestelijk aanwezige overgang is hierdoor blijvend contrastrijk. Door de groene inpassing wordt er aangesloten aan het bosrijke karakter van het historische complex Noord Akendam. Geconcludeerd wordt dat er sprake is van een inpassing die in overeenstemming is met de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie. Hiermee wordt voldaan aan de ruimtelijke kwaliteitseis uit artikel 6.5.
Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
Artikel 6.49 gaat over de bescherming van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. Een ruimtelijk plan ter plaatse van dit werkingsgebied bevat regels ter bescherming en versterking van de kernkwaliteiten van het erfgoed. De stelling van Amsterdam is een dergelijk erfgoed. De kernkwaliteiten zijn als volgt:
De voorliggende planontwikkeling tast de kernkwaliteiten niet aan. De skaeve huse worden geplaatst juist buiten het schootsveld (1.000 meter vanaf fort) van het Fort Benoorden Spaarndam, zoals te zien is op de navolgende afbeelding. Door de aanwezigheid van de boerderij Noord Akendam en de bijbehorende groene inrichting met veel bestaande bomen is er hier geen sprake van een nog open landschap en zorgt de invulling met skaeve huse niet voor een aantasting van de relatief grote openheid.
De planontwikkeling is daarmee niet in strijd met artikel 6.49 van de Omgevingsverordening NH2020.
Afbeelding: schootsvelden, locatie aangegeven met gele pijl (bron: Leidraad Landschap en Cultuurhistorie)
Bijzonder Provinciaal Landschap
Artikel 6.46 regelt de bescherming van Bijzonder Provinciaal Landschap (BPL). Voorliggend plangebied is onderdeel van BPL 'Spaarnwoude en omgeving'. De kernkwaliteiten behorende bij het BPL dienen te worden beschermd. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling die de kernkwaliteiten aantast is mogelijk indien er sprake is van een groot openbaar belang, er geen reële alternatieven zijn en de aantasting zoveel mogelijk wordt beperkt en gecompenseerd.
Spaarnwoude en omgeving
De kernkwaliteiten van het BPL zijn als volgt:
De voorliggende planontwikkeling zorgt niet voor het dempen van sloten of het wijzigen van het verkavelingspatroon. De de bestaande beslotenheid zorgt de voorliggende groene inpassing van de skaeve huse niet voor een aantasting van de openheid. De openheid is aanwezig ten oosten van voorliggende planlocatie en wordt niet aangetast. Op het aspect weidevogels wordt ingegaan in paragraaf 4.10.
Geconcludeerd wordt dat geen strijd is met artikel 6.46.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat er geen strijd is met de Omgevingsverordening NH2020.
In de Woonagenda 2020 - 2025 heeft de provincie bepaald dat er voldoende betaalbare, duurzame en toekomstbestendige woningen voor alle doelgroepen moeten komen. De woningbouwproductie moet omhoog, waarbij binnenstedelijk bouwen de voorkeur heeft. Buitenstedelijk zijn er ook mogelijkheden, maar dient er wel sprake te zijn van zorgvuldig ruimtegebruik. De afstemming binnen de regio gebeurt via op te stellen 'woonakkoorden' tussen provincie en gemeenten.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor wonen en zorg. In het woonbeleid van de provincie worden daarom geen kaders voor dit onderwerp meegegeven. De provincie constateert dat gemeenten en corporaties op dit terrein voor een belangrijke taak staan. Toekomstbestendig bouwen betekent aandacht voor de sociale infrastructuur, zeker bij een bepaalde omvang aan woningen. Mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben, willen en kunnen steeds langer zelfstandig wonen.
Planspecifiek
Met voorliggende realisatie van een bijzondere woonvorm wordt invulling gegeven aan de ruimte die er is vanuit het provinciale woonbeleid op het gebied van wonen en zorg.
De regio Zuid-Kennemerland/IJmond bestaat uit de gemeenten Beverwijk, Bloemendaal, Haarlem, Heemskerk, Heemstede, Velsen en Zandvoort en werkt in deze samenstelling al acht jaar samen. Sinds 2012 heeft deze regio afspraken gemaakt over wonen in een Regionaal Actieprogramma (RAP) Wonen. Eerst in het RAP 2012-2015. Daarna in het RAP 2016-2020 'De regio Zuid-Kennemerland/IJmond geeft thuis!', dat door het voorliggende woonakkoord is vervangen.
De opgaven die in het RAP 2016-2020 zijn beschreven, gelden grosso modo nog steeds. Het Woonakkoord is dan ook in veel opzichten een voortzetting van de lijnen uit het RAP. Dit geldt bijvoorbeeld voor het woningbouwprogramma, waarbij de geactualiseerde RAP-afspraken uit 20191 worden voortgezet. Het Woonakkoord legt wel een aantal nieuwe accenten. Zo is duurzaamheid een belangrijker onderwerp geworden en vraagt ook de huisvestingssituatie van diverse doelgroepen meer aandacht. Het woonakkoord bestaat uit een meerjarig bestuursakkoord en een uitvoeringsagenda met concrete acties en afspraken gericht op de uitvoering.
De hoofdstad van de provincie is een prettige woonstad met bedrijvigheid en cultuur. Het is de relatief jongste gemeente in de regio, door de instroom van jonge huishoudens. De woningvoorraad groeit binnenstedelijk door nieuwbouw, herstructurering en transformaties. Er vinden dan ook tal van verhuizingen plaats binnen de regio, zowel binnen deelregio’s als tussen deelregio’s waarbij Haarlem een centrale functie vervult. Ook blijkt hieruit de sterke samenhang met de MRA: er verhuizen meer huishoudens vanuit Amsterdam naar de regio Zuid-Kennemerland/ IJmond dan andersom. Met name Haarlem is in trek.
De relevante opgaven kunnen als volgt worden samengevat:
Door extramuralisering en decentralisatie van de zorg gaan allerlei doelgroepen die extra ondersteuning nodig hebben weer meer in reguliere woningen en wijken wonen. Dit is een grote opgave en een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor alle gemeenten, corporaties en zorgpartijen in de regio. De opgave aan zelfstandig wonen wordt in het Pact voor uitstroom voorlopig geraamd op 178 woningen per jaar. Deze opgave is naar rato verdeeld over de gemeenten in de regio. Voor Haarlem is het aantal woningen geraamd op 79. De toegenomen vraag naar zelfstandig wonen door extramuralisering brengt met zich mee dat de zorgbehoefte en de behoefte aan maatschappelijke voorzieningen verandert. Het betekent ook dat een steeds groter deel van de vrijkomende corporatiewoningen wordt toegewezen aan kwetsbare bewoners, die soms beter tot hun recht komen in een vorm van beschermd- of begeleid wonen. Om de leefbaarheid in wijken (met veel corporatiewoningen) te waarborgen is daarom aandacht nodig voor een ‘zachte landing’, zoals overeengekomen in het Pact.
Planspecifiek
Voorliggende ontwikkeling vindt aansluiting bij de regionale afspraken uit het woonakkoord
die zijn vastgelegd in het Pact voor uitstroom.
De gemeenteraad van Haarlem heeft op 27 januari 2022 de Omgevingsvisie Haarlem 2045 vastgesteld. De Omgevingsvisie Haarlem geeft aan de hand van zes strategische keuzes en 14 speerpunten een integrale ontwikkelrichting van de stad voor 2045 weer. De zes strategische keuzes voor de leefomgeving dragen bij aan de integrale opgaven waar Haarlem voor staat. De keuzes worden niet uniform over heel Haarlem op dezelfde manier uitgevoerd maar houden rekening met de eigenschappen van de verschillende buurten. Dit betekent een verdere uitwerking op gebiedsniveau in samenwerking met betrokkenen voor het betreffende deelgebied.
Deze zes genoemde strategische keuzes zijn:
In het kader van buurtgericht ontwikkelen wil Haarlem het sociaal weefsel versterken. Hiervoor wordt ingezet op het versterken van het sociaal-maatschappelijk voorzieningenaanbod. Hiervoor moet onder andere specifieke aandacht zijn voor voor doelgroepen met onvoldoende kansen op de arbeidsmarkt, waaronder kwetsbare doelgroepen.
Planspecifiek
De voorliggende ontwikkeling zorgt voor huisvesting van kwetsbare doelgroepen, waarvoor aandacht is vanuit de strategische keuze met betrekking tot buurtgericht ontwikkelen. De groene inpassing zorgt daarbij voor een klimaatbestendige (vergroening) ontwikkeling. De planontwikkeling is in lijn met de Omgevingsvisie Haarlem 2025.
Eind 2017 is door de gemeenteraad de Structuurvisie Openbare Ruimte (SOR) Haarlem 2040: Groen en Bereikbaar vastgesteld. De Structuurvisie Openbare Ruimte gaat in op een prioritering bij ingrepen in de openbare ruimte. De Structuurvisie openbare ruimte is een deelherziening van het Structuurplan uit 2005, en gaat alleen over de openbare ruimte en het buitengebied.
De drie belangrijkste thema's uit de structuurvisie zijn: mooi, veerkrachtig en sterk. Uit deze thema's volgen de vier belangrijkste doelen van de structuurvisie:
De hoogste prioriteit wordt gegeven aan het beschermen en versterken van de groenstructuur gevolgd door het beschermen en versterken van de waterstructuur en het inpassen van benodigde extra klimaatadaptatiemaatregelen. Daarnaast biedt het een afwegingskader voor mobiliteit waarbij binnen de stad het belang van de voetganger gaat boven opeenvolgend: het belang van de fiets, het openbaar vervoer en de auto.
Planspecifiek
Het voorliggende plangebied is gelegen in een gebied dat in de groenstructuurkaart is aangewezen als 'parken en plantsoenen'. Het bestaande groen heeft een duidelijke functie, bijvoorbeeld voor recreatie, het is ecologisch waardevol of draagt bij aan klimaatadaptatie en krijgt daarvoor de benodigde ruimte. De stadsparken hebben een eigen karakteristiek en parken en grote groengebieden verdienen aantrekkelijke en herkenbare entrees.
Ook is het aangewezen als 'ecologisch waardevolle plek'. Deze worden beschermd en behouden. Belangrijke bestaande ecologische elementen en structuren, zoals bermen en watergangen, maar ook sommige gebouwen, worden in stand gehouden ter wille van planten en dieren. Verlichting werkt verstorend voor de fauna. Dat is een reden om op deze plekken steeds een afweging te maken of verlichting wordt geplaatst. Bij de flora sluit de begroeiing altijd aan op de plaatselijke omstandigheden, zoals grondsoort, waterstand, voedselrijkdom en verkeerssituatie. Vooral zonnige plekken waar bloemrijke kruiden groeien, zijn zeer waardevol voor de ecologie in de stad.
Voorliggende ontwikkeling wordt groen ingepast waarbij er oog is voor de toe te passen flora. Deze hebben uiteindelijk ook invloed op de fauna die er door wordt aangetrokken. De vergroening van het plangebied weegt op tegen de toevoeging van de bebouwing. In paragraaf 4.10 wordt verder ingegaan op de natuuronderzoeken die worden uitgevoerd. De huidige stand van zaken is dat er tot op heden nog geen beschermde soorten zijn geconstateerd. In december 2023 wordt nog een controle van boomholtes uitgevoerd in verband met winterverblijfplaatsen voor vleermuizen.
PM
In de Nota Ruimtelijke Kwaliteit (2012) wordt een integrale stadsbrede visie gegeven op ruimtelijke kwaliteit die voor ieder nieuw ruimtelijk plan de basis vormt. Met de visie wil Haarlem kernachtig uitdragen waar haar kracht en haar ambitie ligt. De relatie tussen duurzaamheid, in de zin van toekomstbestendigheid en de kwaliteit van de leefomgeving, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit is een belangrijk thema van de visie. Er zijn tien gouden regels geformuleerd die een prioriteit voor ruimtelijke ontwikkeling in Haarlem uitspreken. De Nota Ruimtelijke Kwaliteit (2012) bestaat uit twee delen. Het eerste deel is de Visie op Ruimtelijke Kwaliteit. Deel twee is het Beoordelingskader voor Ruimtelijke Kwaliteit. De in deel 2 opgenomen criteria hebben betrekking op alle vergunningplichtige plannen.
Het plangebied ligt in het gebiedstype 'De geconsolideerde stad'. De geconsolideerde stad omvat de gebieden in Haarlem waar, net als in de beschermde stad, niet zo snel iets zal veranderen aan de stedelijke structuur. Het gaat wat betreft de ruimtelijke kwaliteit letterlijk om de hoofdlijnen.
In de Beoordelingskaders Ruimtelijke Kwaliteit geldt voor dit gebied een 'consolidatieregie’, gericht op het behoud van het onderscheidende karakter van de buurten en - daarbinnen - vrijheid voor individuele invullingen. Plannen en ontwikkelingen moeten zich voegen naar de stedenbouwkundige context: naar het stratenpatroon, het bouwbloktype en de bestaande massa- en gevelopbouw. Er is vrijheid mogelijk in architectonische expressie en materialisering op pandniveau.
Planspecifiek
De voorliggende ontwikkeling verbetert de ruimtelijke kwaliteit voor wat betreft de boerderij en het ensemble. In de groene rand van Haarlem worden de skaeve huse toegevoegd. Door de groene inpassing en kleine omvang van de gebouwen is er sprake van een inpassing die past in de context.
In de Woonvisie Haarlem 2021 - 2025 'Samen Doorbouwen aan een Duurzaam (t)huis' geeft richting aan het woonbeleid op de lange termijn tot 2030 en handvatten voor de uitvoering ervan in de periode 2021-2025. Belangrijkste doel is een toegankelijke, diverse en inclusieve stad te zijn die een duurzaam (t)huis biedt aan een breed scala van doelgroepen. De komst van voldoende (betaalbare) woningen is hierbij een randvoorwaarde.
De bouwambitie tot 2030 ligt hoog. Gelet op de resterende opgave van de ambitie 2016 tot en met 2025 (7.200 woningen 2020-2025), de actualisatie van de raming van de aanvullende woningbehoefte (8.000 woningen 2019-2030) en de beschikbare plancapaciteit waarvoor visies zijn vastgesteld, wordt de ambitie voor de periode 2020-2030 vastgesteld op 8.000-10.000 woningen. De ambitie is dat er 3.200 tot 4.000 sociale huurwoningen bij komen. Doorstroming moet worden gestimuleerd door naast het bouwen van middeldure woningen ook voorrang te geven aan doorstromers vanuit sociale huurwoningen.
Haarlem wil een inclusieve stad zijn, een stad voor iedereen. Voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen is extra aandacht. Door de gemeente en partners worden woonvormen ontwikkeld voor Haarlemmers die uit de maatschappelijke opvang of een beschermde woonvorm komen.
Op het gebied van duurzaamheid wordt gestreefd naar het voorkomen van hittestress en wateroverlast.
Planspecifiek
De voorliggende ontwikkeling met aandacht voor sociaal-maatschappelijke functies in
combinatie met een bijzondere maatschappelijke woonvorm is in lijn met de Woonvisie
2021-2025.
Op basis van een intensief en interactief visievormingstraject in de eerste helft van 2016 in samenwerking met vele tientallen vertegenwoordigers van zorginstellingen, gemeenten, cliëntenorganisaties en woningcorporaties het beleidskader 'Opvang, wonen & herstel' opgesteld. Het is opgesteld voor drie belangrijke, nauw met elkaar samenhangende beleidsterreinen: maatschappelijke opvang; beschermd wonen en vrouwenopvang. De hoofdopgave luidt:
Voor alle cliënten maatschappelijke opvang, beschermd wonen en vrouwenopvang willen we werken aan zo gewoon mogelijk wonen met herstelondersteuning gericht op inclusie, volwaardig burgerschap, participatie, zelfredzaamheid en informele steun in de lokale omgeving.
In de regio Zuid-Kennemerland, IJmond en Haarlemmermeer waren in 2015 circa 1.600 inwoners die onvoldoende in staat waren om op eigen kracht zelfstandig te wonen en in andere noodzakelijke bestaansvoorwaarden te voorzien. Voor hen is er een ondersteuningsaanbod beschikbaar vanuit de maatschappelijke opvang, beschermd wonen en vrouwenopvang. Voor een deel van deze kwetsbare inwoners volstaat ondersteuning door middel van kortdurende opvang. Voor een ander deel is langer durende opvang, beschermd wonen of begeleid wonen in de vrouwenopvang noodzakelijk, meestal in de vorm van ‘intramuraal wonen’. De visie betreft niet alleen kwetsbare inwoners die nu gebruik maken van intramurale voorzieningen van maatschappelijke opvang, beschermd wonen en de vrouwenopvang. De visie betreft ook inwoners die weliswaar over eigen huisvesting beschikken, maar door allerlei problemen het risico lopen maatschappelijk uit te vallen. Met andere woorden: het gaat ook om preventie en het voorkomen van verhuizingen naar een intramurale voorziening. Doorgaans is er sprake van meervoudige problematiek (ook wel multiproblematiek genoemd). Samenhangend met het niet zelfstandig kunnen wonen is er doorgaans meer aan de hand, zoals een psychische kwetsbaarheid, een licht verstandelijke beperking, verslaving, schulden, huiselijk geweld, werkloosheid, eenzaamheid of contacten met justitie. Al deze kwetsbare mede-inwoners behoeven een vorm van ondersteuning in het werken aan herstel: een leven met meer stabiliteit en kwaliteit.
Er is bij twee groepen cliënten sprake van langdurige zorgafhankelijkheid. In de eerste plaats zijn er in de regio zeer kwetsbare cliënten met multiproblematiek waardoor ondersteuning in een 24-uurs setting nodig is. Naar schatting gaat het om 10 tot 20% van de gehele doelgroep beschermd wonen. Een tweede groep bestaat uit langdurig zorgafhankelijken, cliënten die eigenlijk moeilijk te ondersteunen zijn in de reguliere 24-uursvoorzieningen, veelal door verslavingsgerelateerde problematiek. Deze cliënten moeten de zekerheid hebben dat ze veilig en stabiel kunnen blijven wonen in een 24-uurssetting. Ook voor hen is een thuis-gevoel en maatschappelijke participatie naar vermogen belangrijk.
Planspecifiek
Het voorliggende initiatief realiseert een maatschappelijke woonvoorziening voor cliënten met een psychische kwetsbaarheid die niet zelfstandig kunnen wonen in een reguliere woonbuurt. Door de cliënten een woonomgeving te bieden buiten de reguliere woobuurten kan voor hen een woonsituatie met meer stabiliteit en leefkwaliteit worden geboden. Het draagt bij aan de doelen die zijn gesteld in het beleidskader.
Het Haarlems beleid ten aanzien van Duurzaamheid kent eisen en wensen. De Richtlijn Duurzaam Bouwen Haarlem (in ontwikkeling) vat dit beleid samen in concrete 'randvoorwaarden' en 'doeleinden' voor het bouwen. Randvoorwaarden zijn gebaseerd op het rijksbeleid of bestaande wetten zoals bijvoorbeeld aardgasvrij bouwen en compensatiemaatregelen voor water en ecologie. Doeleinden zijn ambities van de gemeente zoals natuurinclusief en circulair bouwen. Wanneer nieuw beleid wordt gemaakt of wordt aangescherpt wordt dat in de richtlijn toegevoegd. Bij elk project kan bepaald worden of er doeleinden zijn die als aanvullende randvoorwaarden gesteld worden. Bij elke stap van het ontwikkelproces wordt het pakket aan duurzaamheidsmaatregelen scherper geformuleerd:
Randvoorwaarden en doeleinden:
Energie en Warmte
Randvoorwaarde: Aardgasvrij bouwen
Aardgasvrij bouwen wordt reeds als voorwaarde bij het bouwen gesteld. Het Rijk heeft per 1 juli 2018 de gaswet gewijzigd waardoor nieuwe gebouwen in principe geen gasaansluiting meer krijgen. Gemeente heeft de 'routekaart naar aardgasvrij 2040' vastgesteld.
Randvoorwaarde: Bijna energieneutraal bouwen (BENG)
Voor alle nieuwbouw, zowel woningbouw als utiliteitsbouw, geldt dat alle aanvragen van omgevingsvergunningen moeten voldoen aan de eisen voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG ). Deze vervangt de energieprestatiecoëfficiënt (EPC). De BENG is opgebouwd uit drie indicatoren: de maximale energiebehoefte, het maximale primair fossiel energiegebruik en het minimale aandeel hernieuwbare energie. De BENG-eisen gelden alleen voor nieuwbouw.
Doeleinde: Energieneutraal en -leverend bouwen
De BENG-eisen gaan niet uit van volledige energieneutraliteit. De 'versnelling Duurzaamheidsprogramma' (2017) zet in op een klimaatneutraal Haarlem in 2030. Bij nieuwe bouwontwikkelingen waar de gemeente de randvoorwaarden bepaald, zal maximaal op deze ambitie ingezet moeten worden door energieneutraliteit of energieleverende gebouwen te realiseren.
Doeleinde: checklist Warmtebron
Nieuwbouwprojecten kunnen bijdragen aan de energietransitie van omliggende bestaande bouw. De checklist geeft een indicatie of een ontwikkeling in theorie geschikt is voor een collectief warmtesysteem (Energiestrategie Haarlem, 2019).
Doeleinde: Warmtevoorziening via bodemwarmte
Om te voorzien in de benodigde warmtevraag wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van een bodemwarmtevoorziening. Indien in de omgeving al een warmtenet aanwezig is waar op kan worden aangesloten heeft dit de eerste voorkeur. Wanneer dit niet mogelijk is, wordt dit gemotiveerd. Bodemwarmtevoorzieningen moeten passen binnen eventueel aanwezige (lokale) bodemenergieplannen. (Routekaart aardgasvrij 2040, en Routekaart Versnelling Duurzaamheidsprogramma).
Klimaatadaptatie
Randvoorwaarde: Watertoets en watercompensatie
Een ontwikkeling mag niet leiden tot verslechtering van de waterhuishouding of een versnelde toename van de af-en aanvoer van water. Er mag geen afwenteling plaatsvinden op naastgelegen percelen / gebieden en er wordt rekening gehouden met de gewenste stroombaan van het hemelwater. De watertoets is een wettelijke verplichting bij planvorming en moet uitwijzen of/hoeveel gecompenseerd dient te worden. Het watersysteem wordt robuust ingericht met waterbergings- en afvoermogelijkheden conform de watertoets.
Doeleinde: Toekomstbestendig watersysteem
Het extra hemelwater wordt zoveel bovengronds geborgen en afgevoerd naar open water. Bij nieuwbouw wordt een toekomstbestendig watersysteem aangelegd met voldoende waterbergingscapaciteit. Dat houdt concreet in dat de ontwikkeling minimaal 70 mm water per m² moet kunnen bergen op eigen terrein gedurende in een etmaal.
Doeleinde: Aanpak droogte en hittestress
Een gebiedsontwikkeling mag niet bijdragen aan een versnelde bodemdaling, verslechtering van waterkwaliteit en hittestress in bestaand stedelijk gebied.
Groen en Ecologie
Randvoorwaarde: Natuurtoets en compensatiemaatregelen ecologie
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet deze met een natuurtoets beoordeeld worden op ecologische effecten. Een quickscan ecologie maakt standaard deel uit van de uit te voeren onderzoeken. Deze quickscan kan als basis dienen voor een mitigatie- of compensatieplan in het kader van een ontheffingsaanvraag. Het ontwerp houdt rekening met uitkomsten van de quickscan en wordt hierop aangepast en past, als behoud niet mogelijk is, compenserende maatregelen toe. De compenserende maatregelen worden genomen voor de aangetroffen (beschermde) soorten. (o.a. Wet natuurbescherming 2017 en Ecologisch Beleidsplan 2013-2030, gemeente Haarlem)
Doeleinde: Natuurinclusief bouwen
Om een gezonde, aantrekkelijke en toekomstbestendige leefomgeving voor mens en dier te maken, moet de natuur een volwaardige plaats krijgen bij het ontwerpen van nieuwbouw en (openbare) ruimte hier omheen. Behoud en aansluiten op de bestaande ecologische waarden is uitgangspunt. Indien behoud niet mogelijk is, dienen in het bouwproject compensatiemaatregelen te worden getroffen. Daarnaast liggen er grote kansen voor bevordering van natuur binnen bouwprojecten d.m.v natuurinclusief bouwen.
Circulair bouwen en ontwikkelen
Randvoorwaarde: Milieu Prestatie Gebouwen (MPG)
Voor nieuwbouw dienen de waardes gehanteerd te worden conform
Bouwbesluit 2021. De Milieu Prestatie Gebouwen (MPG) geeft aan wat de
milieubelasting is van de materialen die in een gebouw worden toegepast. De MPG is
bij elke aanvraag voor een omgevingsvergunning verplicht. Er geldt voor de MPG een
maximum grenswaarde van 0,8. (Bouwbesluit 2021)
Doeleinde: Duurzame GWW
De Aanpak Duurzaam GWW helpt om op een uniforme en systematische manier de juiste processtappen te zetten. Door duurzaamheid te verankeren in de bedrijfsprocessen geven partijen binnen de GWW-sector op een zelfde manier invulling aan duurzaamheid in projecten en zijn verwachtingen vooraf duidelijk. De aanpak Duurzaam GWW wordt gevolgd voor planvorming, aanleg, aanbesteding, beheer en onderhoud. Van de private partijen die GWW aanleggen wordt gevraagd mee te werken aan deze aanpak. (Grondstoffenakkoord, Green Deal Duurzaam GWW 2.0)
Doeleinde: Registratie materialen
De bestaande stad is de grondstoffenmijn van de toekomst. Het opstellen van een materialenpaspoort en de registratie daarvan in het Madaster 7, of vergelijkbaar registratiesysteem, draagt bij aan het hergebruik van materialen. Het betreft een relatief eenvoudig uitvoerbare maatregel omdat het in de ontwerpfase wordt toegepast en geen uitvoeringskosten betreft.
Doeleinde: Toekomstbestendig ontwerpen
Flexibiliteit bieden voor functionele verandering op termijn kan hoge kosten en materiaalverspilling bij een herbestemming of woningaanpassing voorkomen. De woonvisie vraagt aandacht voor flexibiliteit en duurzaamheid. (Doorbouwen aan een (t)huis, Woonvisie Haarlem 2017 - 2020).
Doeleinde: Afvalinzameling integreren in ontwerp
De voorzieningen voor (gescheiden) inzameling van afval dienen bij de oplevering van nieuwbouwlocaties al op orde te zijn, zodat geen noodoplossingen worden ingezet. Daarom dienen voorzieningen zoals ondergrondse en inpandige containers in een vroege fase van het ontwerp geïntegreerd te worden.
Mobiliteit
Het college van B en W heeft op 24 augustus 2021 nieuw Mobiliteitsbeleid vastgesteld. Hiermee wil Haarlem een aantrekkelijke, gezonde en goed bereikbare stad blijven, terwijl de stad groeit. Dat betekent onder andere:
Het streven is dat in 2030 het merendeel van de korte afstanden binnen Haarlem per
fiets of te voet afgelegd worden en dat meer dan de helft van de verplaatsingen vanuit
of naar Haarlem met het openbaar vervoer (OV) of de fiets plaatsvinden.
Doeleinde: Stimuleren fiets en voetgangers door de bebouwing
Voor iedere nieuwe woning schrijft het Bouwbesluit 2012 voor om een eigen berging voor het stallen van fietsen en scootmobielen met een minimale oppervlakte te realiseren. Op grond van de gelijkwaardigheidsbepaling mag er op een andere manier aan worden voldaan dan is aangegeven. De "Beleidsregel bergingen nieuwe woongebouwen Haarlem 2018" geeft voorwaarden daar aan. Tevens wordt er bij woongebouwen rekening gehouden met levensloopbestendigheid (d.m.v. stalling voor scootmobielen).
Doeleinde: Stimuleren fiets en voetgangers door de openbare ruimte
Het aantal autoritten moet gereduceerd worden en het is de bedoeling dat er minder parkeerplaatsen in de openbare ruimte komen. Ook bij (ver)bouwprojecten moet dit principe leidend zijn. Bijvoorbeeld met een aantrekkelijke looproute naar de dichtstbijzijnde HOV-halte of NS-station, autoparkeren op afstand en voldoende en comfortabele fietsenbergingen of -stallingen die gemakkelijker bereikbaar zijn dan de parkeerplaatsen voor auto's.
Doeleinde: Duurzaam mobiliteitsplan
Binnen de 'beleidsregels parkeernormen' is het mogelijk om gebruik te maken van een mobiliteitsplan. Het uitwerken van een locatie specifiek mobiliteitsplan is een goede methode om bij te dragen aan de duurzame mobiliteitstransitie én te voorzien in voldoende ruimte voor parkeren. Het mobiliteitsplan wordt opgesteld door de initiatiefnemer en kan elementen bevatten over bijvoorbeeld deelauto's, goede fietsontsluiting i.c.m. nabijheid en OV etc.
Doeleinde: Fietsparkeren in ontwerp
In het ontwerp moet er aandacht zijn voor het fietsparkeren voor bewoners, maar ook voor bezoekers. Slimme locaties, goed bereikbaar en zeer comfortabel waardoor gebruikers verleid worden de fiets te verkiezen boven de auto. Een goede integratie van (voldoende) fietsparkeren in het ontwerp moet als doel hebben de ruimtelijke kwaliteit vergroten én om het gebruik van de fiets te stimuleren.
Doeleinde: Laadpunten auto
Als onderdeel van de energiestransitie wordt elektrisch rijden gestimuleerd door het vergroten van de laadinfrastructuur (laadvoorzieningen). Bouwontwikkelingen moeten voldoende laadvoorzieningen realiseren. Het CROW heeft hiervoor een richtlijn opgesteld, dit kan als basis gebruikt worden. (CROW, publicatie 381, 2018).
Doeleinde: Smart Mobility in ontwikkelzones
De ontwikkelzones worden duurzame toekomstwijken, waarbij op het gebied van mobiliteitsconcepten geëxperimenteerd wordt en met zo efficiënt mogelijke ruimtebehoefte wordt gebouwd. Initiatiefnemers worden uitgedaagd om te komen met een passend experiment voor een mobiliteitsconcept, waarbij ze ook oog hebben voor de bestaande omgeving.
Planspecifiek
In paragraaf 4.7 is nader toegelicht hoe duurzaamheid onderdeel is van voorliggende ontwikkeling.
Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten en de resultaten van de verschillende milieuonderzoeken. Daarbij komen aspecten aan de orde zoals geluid, lucht- en bodemkwaliteit, natuurwaarden en externe veiligheid. Het gaat hier om zaken die kunnen leiden tot ruimtelijke beperkingen in het plangebied.
Milieuzonering is een instrument dat helpt bij het afwegen en verantwoorden van keuzes aangaande nieuwe woningbouw- en bedrijvenlocaties en beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie. Het gaat hierbij om de milieuaspecten: geluid, geur, stof en gevaar, waarbij de belasting afneemt naarmate de afstand tot de bron toeneemt. Om ervoor te zorgen dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden en dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen, is de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' opgesteld. Door toepassing te geven aan deze handreiking wordt zoveel mogelijk voorkomen dat woningen hinder en gevaar ondervinden van bedrijven en dat die bedrijven in hun milieugebruiksruimte worden beperkt.
In de handreiking zijn richtafstanden opgenomen voor een scala aan milieubelastende activiteiten, opslagen en installaties. De richtafstand geldt vanaf de grens van de inrichting tot de bestemmingsgrens van omliggende woningen en betreft nadrukkelijk een leidraad en geen norm. Indien goed gemotiveerd en onderbouwd door middel van relevant milieutechnisch onderzoek, kan ervoor worden gekozen van de richtafstand af te wijken.
Tabel: richtafstanden bedrijven en milieuzonering
De richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied. Zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat kan de richtafstand met één stap worden verlaagd indien sprake is van een omgevingstype gemengd gebied. In gemengd gebied komen direct naast woningen bijvoorbeeld winkels, horeca en kleine bedrijven voor.
De richtafstanden ten opzichte van de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied gaan uit van het principe van functiescheiding.
De omgeving van het plangebied is aan te merken als het omgevingstype gemengd gebied. Er zijn weinig woningen aanwezig en vooral andere functies, zoals een maatschappelijke-, agrarische- en sportfuncties.
Er worden in voorliggend geval gevoelige bestemmingen gerealiseerd in de vorm van bijzondere woonvormen. Ook wordt er een sociaal-maatschappelijke functie toegevoegd aan de boerderij Noord Akendam.
Crematorium en begraafplaats
In de nabijheid van de noordelijke maatschappelijke bestemming en het crematorium worden de woningen gerealiseerd. Een begraafplaats heeft een milieucategorie 1 en daarom is de richtafstand 0 meter. Hieraan wordt voldaan.
Een crematorium is een bedrijvigheid met een milieucategorie 3.2, met een richtafstand van (gereduceerd) 50 meter. Deze afstand wordt bepaald door het geuraspect. Ondanks dat crematoria logischerwijs geen geur uitstoten is voor dit aspect vooral het uitstootkanaal van de verbrandingsoven relevant. Wanneer de afstand wordt gemeten tussen dit kanaal en de voorliggende bestemming waar de skaeve huse worden mogelijk gemaakt, is deze afstand groter dan 50 meter. Op de verbeelding van voorliggend bestemmingsplan is een milieuzone opgenomen waarmee voldoende afstand tot het uitstootkanaal wordt aangehouden.
Voor geluid geldt een gereduceerde afstand van 10 meter. Hieraan wordt volledig voldaan. Desalniettemin is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de invloed van het crematorium (inclusief parkeerterrein) op de skaeve huse en de invloed van de skaeve huse op de bedrijfsvoering van het crematorium. In het kader van eventuele overlast is in het onderzoek ook bepaald wat het effect is van een geluidsscherm. Het onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 1. Uit het onderzoek blijkt het volgende.
Invloed crematorium op skaeve huse
Zowel het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (38 dB(A)) als het maximale geluidsniveau (62 db(A)) van het crematorium ter plaatse van de nieuwe woningen van het plan voldoet aan de richtwaarde van stap 2 van de VNG-publicatie. Het treffen van geluidsbeperkende maatregelen is voor deze situatie niet nodig. Vanuit het oogpunt van geluid van het crematorium is sprake van goede ruimtelijke ordening.
Invloed skaeve huse op crematorium
In het onderzoek wordt rekening gehouden met het gebruik van een akoestische gitaar gedurende de gehele dagperiode. Daarnaast wordt rekening gehouden met spreken van bewoners en schreeuwen van bewoners.
De piekniveaus veroorzaakt door schreeuwen (47 db(A)) blijven beneden de richtwaarden van stap 2 van de VNG-publicatie, zonder toepassing van een geluidsscherm.
Het gemiddelde geluidsniveau op de gevels van het crematorium (45 db(A)) voldoen ook aan de richtwaarden van stap 2 van de VNG-publicatie.
Ter plaatse van het parkeerterrein is de berekende geluidsbelasting maximaal 52 db(A) en wordt de richtwaarde van stap 3 van de VNG-publicatie van 50 db(A) overschreden. Dit is volledig toe te schrijven aan het gebruik van een akoestische gitaar. Wanneer wordt uitgegaan van alleen het stemgeluid van de bewoners, is de maximale geluidsbelasting 32 dB(A) en wordt ruimschoots voldaan aan de richtwaarden.
Vervolgens is berekend wat het effect is van een geluidsscherm van 2 meter hoog. Hieruit blijkt dat met een dergelijk geluidsscherm het geluidsniveau op het parkeerterrein voldoet aan stap 3 van de VNG-publicatie.
Invloed skaeve huse op woning in de boerderij
Ter plaatse van de woning in de bestaande boerderij is de te verwachten geluidsbelasting (langtijdgemiddelde) 48 dB(A). Daarmee wordt de richtwaarde van stap 2 van de VNG-publicatie overschreden maar wordt wel voldaan aan de richtwaarde van stap 3.
Het maximale geluidsniveau (50 dB(A))blijft ruim beneden de richtwaarde van stap 2 van de VNG-publicatie.
Toepassing van het geluidsscherm zorgt ervoor dat het langtijdgemiddelde geluidsniveau behoorlijk omlaag gaat naar 41 dB(A) en het maximale geluidsniveau naar 44 dB(A).
Conclusie
Als gevolg van toepassing van een akoestische gitaar gedurende de gehele dagperiode wordt het langtijdgemiddelde niveau ter plaatse van de parkeerplaats van het crematorium overschreden. Het plaatsen van een geluidsscherm biedt hiervoor een significant gunstig effect en wordt een akoestisch acceptabel woon- en leefklimaat gerealiseerd zowel bij het crematorium als de woningen binnen het plangebied.
Sociaal-maatschappelijke functie
De sociaal-maatschappelijke functie die wordt toegevoegd aan de boerderij zal een bijeenkomstfunctie behelsen die vergelijkbaar is met een kantine. De richtafstand voor een kantine bedraagt 0 meter (gereduceerd). De afstand tussen de sociaal maatschappelijke functie en de skaeve huse is daarmee voldoende. De bestaande woning binnen de boerderij is daarmee ook verenigbaar met de nieuwe functie. Er zal voorts worden gezorgd voor voldoende bouwtechnische maatregelen om een goed woon- en leefklimaat te borgen.
Op grond van de Wet bodembescherming wordt getoetst of de aanwezige bodemkwaliteit een belemmering vormt voor de beoogde functies in het bestemmingsplangebied. Het bestemmingsplangebied wordt beoordeeld op basis van de bodemkwaliteitskaart en wordt beoordeeld op de aan/afwezigheid van locaties verdacht die verdacht worden van bodemverontreiniging. Ook worden eerder uitgevoerde onderzoeken in het bestemmingsplangebied beoordeeld.
In 2010 en 2011 zijn verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd voor de locatie van de Skaeve Huse. De onderzoeken zijn bijgevoegd als Bijlage 2 en Bijlage 3 bij de toelichting. De onderzoeken zijn uitgevoerd ten behoeve van de toenmalige sauna die zou worden gerealiseerd op de voorliggende planlocatie. Uit de onderzoeken komt naar voren dat er in de toplaag van de bodem lichte verontreinigingen met barium, koper, kwik, lood, zink, PAK en PCB zijn geconstateerd. Deze zijn te relateren aan in het verleden opgebracht ophoogmateriaal en lichte bijmengingen met puin. Het grondwater is licht verontreinigd met o.a. nikkel, zink en xylenen.
Geconcludeerd kan worden dat ten eerste de bodemonderzoeken nog bruikbaar zijn omdat er aan de situatie binnen het plangebied ten opzichte van het moment van uitvoering van de onderzoeken niets is gewijzigd en er geen mobiele verontreinigingen zijn geconstateerd.
Daarnaast kan worden geconcludeerd dat de bodem geschikt kan worden geacht voor het beoogde gebruik. Er zijn slechts lichte verontreinigingen geconstateerd.
Externe veiligheid gaat over risicobronnen (bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken of transportroutes waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd) en risico-ontvangers (personen of objecten die risico lopen). Om voldoende ruimte te scheppen tussen risicobronnen en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten) moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen. Bij risicovolle inrichtingen en leidingen gelden wettelijke afstanden, voor vervoer van gevaarlijke stoffen is dat voorlopig nog niet het geval.
Wat betreft de risico-ontvangers maakt de wetgeving onderscheid in kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De kans heeft betrekking op iemand die continu op die plaats aanwezig is. Het PR kan weergegeven worden met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt meestal begrensd door de 1% letaliteitsgrens. Dit is de afstand waarop niet meer dan 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.
Het plangebied bevindt zich niet binnen het invloedsgebied van bedrijf dat met gevaarlijke stoffen werkt of een (spoor)weg waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Wel is er onder de Vergierdeweg een buisleiding aanwezig waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Door AVIV is een notitie opgesteld waarin wordt ingegaan op het risico van deze buisleiding op het plangebied. Deze notitie is bijgevoegd als Bijlage 4.
Uit de notitie blijkt dat de nabijgelegen aardgasleiding een diameter heeft van 6 inch en een ontwerpdruk van 40 bar. Deze combinatie levert een standaard invloedsgebied op van 70 meter. De skaeve huse bevinden zich op een grotere afstand dan 70 meter. Een verdere beschouwing van het aspect externe veiligheid kan buiten beschouwing blijven omdat het bestemmingsplan geen invloed heeft op het groepsrisico.
In het kader van de Wet geluidhinder moeten geluidsgevoelige objecten voldoen aan de wettelijk bepaalde normering als het gaat om de maximale geluidsbelasting op de gevels. De limitatieve lijst geluidsgevoelige gebouwen bestaat uit:
Relevante geluidbronnen in het kader van de Wet geluidhinder zijn wegverkeerslawaai,
railverkeerslawaai en industrielawaai. Op het moment dat een van bovenstaande functies
ontwikkeld wordt in de nabijheid van voornoemde geluidbronnen of binnen de zones daarvan,
zal middels een geluidsonderzoek aangetoond moeten worden of er voldaan wordt aan
de wettelijke voorkeursgrenswaarde. Vervolgens kan worden bepaald of er sprake zal
zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat binnen de geluidsgevoelige gebouwen.
De skaeve huse zijn nieuwe geluidgevoelige bestemmingen die binnen de geluidszone liggen van de Vondelweg en de Slaperdijkweg. Hierom is akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd waarvan de rapportage is bijgevoegd als Bijlage 5. In dit onderzoek is ook de Vergierdeweg betrokken. Dit is een 30 km/u weg en daarom niet wettelijk gezoneerd. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het geluid afkomstig van deze weg wel onderzocht.
Uit de resultaten volgt dat de maximale geluidsbelasting van de Vondelweg 35 dB bedraagt. De maximale geluidsbelasting als gevolg van de Slaperdijkweg bedraagt 34 dB. Dit is ruim lager dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB en daarom is een hogere waardebesluit niet nodig.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de totale geluidsbelasting van alle wegen inclusief de Vergierdeweg beoordeeld. De ongecorrigeerde maximale geluidsbelasting bedraagt 43 dB. Hiermee is de geluidsbelasting te classificeren als 'goed' volgens de methode Miedema (t/m 51 dB is 'goed').
Voldaan wordt aan zowel de wettelijk norm als aan de grenswaarde van een akoestisch acceptabel woon- en leefklimaat. Nader onderzoek naar c.q. het treffen van geluidsbeperkende maatregelen is voor dit plan niet nodig. Vanuit het oogpunt van geluid van wegverkeer kunnen de nieuwe wooneenheden van het plan zonder verdere voorzieningen worden gerealiseerd.
In Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer, worden normen gesteld aan de luchtkwaliteit. Om te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarin de grenswaarden worden overschreden of bestaande overschrijdingen toenemen, moet bij het opstellen van ruimtelijke plannen getoetst worden aan de wettelijke grenswaarden. De gevolgen van een ruimtelijk besluit voor de luchtkwaliteit hangen direct samen met de eventuele verkeersaantrekkende werking van het plan ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan dan wel de bestaande toestand.
De Wet Luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen kleine en grote ruimtelijke projecten. Onder kleine projecten worden projecten verstaan die de luchtkwaliteit 'niet in betekende mate' verslechteren. Deze projecten worden niet meer beoordeeld op luchtkwaliteit. Ze zijn namelijk zo klein dat ze geen wezenlijke invloed hebben op de luchtkwaliteit. Draagt een klein project niet of nauwelijks bij aan luchtverontreiniging, dan bestaat er geen belemmering voor. Het ministerie VROM heeft de definitie van 'in betekenende mate' vastgelegd in het Besluit NIBM. Projecten die de concentratie NOx, SO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling.
Deze 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in de regeling NIBM omgezet in getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld:
Om te bepalen of een ontwikkeling in 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit, is de NIBM-tool ontwikkeld. Zoals in paragraaf 2.7 is verwoord, genereert voorliggend plan zeer weinig verkeer. Dit komt omdat de bewoners van de skaeve huse geen auto bezitten. Hierna is de NIBM-tool ingevuld met een zwaar overschatte hoeveelheid verkeersbewegingen per dag (500), waarmee wordt aangetoond dat voorliggend project NIBM is.
Afbeelding: ingevulde NIBM-tool
In 1992 ondertekende onder andere Nederland het Verdrag van Valletta. Het doel van dit verdrag is het beschermen van het archeologische erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Het verdrag is verwerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) en de Erfgoedwet. De gemeente is op basis van artikel 38a van die wet verplicht om rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. De drie belangrijkste uitgangspunten van de Wamz zijn:
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed beheert de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Deze kaart bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria en ingedeeld in diverse categorieën archeologische waarden. In aanvulling op de AMK is er de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). De IKAW geeft voor heel Nederland, inclusief de bodems van grote wateren, de kans aan op het aantreffen van archeologische resten bij werkzaamheden in de bodem. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën.
De Haarlemse bodem
Het huidige Haarlem ligt zowel op de oudste strandwal, 56 eeuwen geleden ontstaan, als de op één na oudste strandwal van Nederland. Op deze strandwallen bouwden jagers en vissers in de nieuwe steentijd (vanaf 3600 v. Chr.) eenvoudige onderkomens. Vanaf de bronstijd (2000-800 v. Chr.) legden de mensen akkers aan en bouwden ze boerderijen. Vele eeuwen later, vanaf de Karolingische tijd, ontstond op een strategische plek aan het Spaarne de nederzetting Harulahem. Harulahem, wat huis(en) op een open plek in een op zandgrond gelegen bos betekent, is later verbasterd tot Haarlem. Haarlem ontwikkelde zich al snel tot een belangrijke stad in Holland en kreeg in 1245 stadsrechten. De resten van woningen, huisraad en andere sporen van vroegere bewoning zijn in de loop der eeuwen door natuurlijke processen en kunstmatige ophogingen verborgen geraakt in de Haarlemse bodem. Zo is de Haarlemse bodem een opeenstapeling geworden van diverse lagen van 56 eeuwen bewoningsgeschiedenis.
Verwachtingswaarde plangebied
Op grond van de archeologische beleidskaart van Haarlem ligt het volledige plangebied in een verwachtingsgebied van categorie 2. Dit betekent dat er ten minste bureauonderzoek (ABO) nodig is bij bodemroeringen die over een grotere oppervlakte plaatsvinden dan 50 m2 en die dieper gaan dan 0,3 meter onder maaiveld. Omdat deze grenswaarden bij voorliggende ontwikkeling kunnen worden overschreden, is een ABO nodig.
Door RAAP is in 2018 een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd bestaande uit een ABO en een inventariserend veldonderzoek. De rapportage is bijgevoegd als Bijlage 6.
Tijdens het veldonderzoek zijn zes boringen verricht. Op deze wijze is een goed beeld verkregen van het opsporen van de meeste in dit gebied aanwezige nederzettingsterreinen uit de periode IJzertijd t/m de Late Middeleeuwen.
Uit het onderzoek volgt dat in de bouwvoor, het stuifzand, het Hollandveen en de getijdenafzettingen geen archeologisch waardevolle resten zijn te verwachten. De top van het strandzand kon niet in voldoende mate worden onderzocht. Deze laag bevindt zich vanaf 4,05 m onder maaiveld.
Omdat de skaeve huse worden geplaatst op de grond zal verstoring van eventueel aanwezige archeologische resten in de strandzandlaag niet plaatsvinden. De bebouwing van de boerderij wordt niet uitgebreid. Verstoring van archeologische resten als gevolg van voorliggende ontwikkeling is daarom niet aan de orde. Om eventueel aanwezige resten in de toekomst te beschermen is de bestaande archeologische dubbelbestemming overgenomen in voorliggend bestemmingsplan.
In paragraaf 3.4.6 is reeds ingegaan op welke zaken voor dit aspect relevant zijn en waar bij ontwikkelingen op gelet moet worden. De ontwikkeling is toekomstbestendig en dus klimaatrobuust. Dat betekent dat de gebouwen en het terrein bestand zijn tegen hevige neerslag, langdurige droogte en hitte en dat het energieverbruik per saldo niet tot uitstoot van CO2 of andere broeikasgassen leidt.
De wens bestaat om de nieuw te bouwen Skaeve Huse demontabel uit te voeren en overeenkomstig het convenant Greendeal Houtbouw van de MRA uit te voeren in biobased materialen.
Het voorliggende plangebied bestaat in de bestaande situatie voornamelijk uit groen: grasland met bomen. In het schetsplan en functioneel programma van eisen wordt een analyse gemaakt van het huidige aanwezige groen en bomen. Daarnaast zijn er ambities, randvoorwaarden en eisen opgenomen voor de nieuwe groene inrichting.
Voor iedere boom die gekapt wordt wordt een nieuwe teruggeplant middels een compensatieplan. In een uitgevoerde quick scan ecologie (Bijlage 7) is tevens een inventarisatie opgenomen van de aanwezige bomen en de staat ervan in het plangebied. Deze biedt basis voor het compensatieplan. Uitgangspunt is dat wordt onderzocht of bomen verplantbaar zijn. Er komt meer groen terug in de nieuwe situatie waardoor de beeldkwaliteit sterk wordt verbeterd en de ecologische waarde toeneemt door het aanplanten van inheemse soorten.
Geconcludeerd wordt dat het plangebied ondanks het toevoegen van bebouwing vanuit het oogpunt van groen wordt verbeterd.
Er bevinden zich geen kabels en leidingen in het plangebied waarvoor een specifieke regeling nodig is. In dit licht zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.
Inleiding
Het is belangrijk voor de natuur dat er veel verschillende planten- en diersoorten zijn. Sommige diersoorten zijn kwetsbaar, zoals vleermuizen en mussen. Een goede natuurbescherming is belangrijk. Wanneer het goed gaat met de natuur, is er ook meer ruimte voor economische en andere maatschappelijke activiteiten.
Er is één wet van toepassing die de natuurwetgeving in Nederland regelt: de Wet natuurbescherming. De wet ligt in de lijn van Europese wetgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn.
Wet natuurbescherming
Via de Wet natuurbescherming wordt de soortenbescherming en gebiedsbescherming geregeld. De soortenbescherming heeft betrekking op alle, in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten en op een honderdtal vaatplanten. Gebiedsbescherming wordt geregeld middels de Natura 2000-gebieden. Daarnaast kan de provincie ervoor kiezen om een gebied aan te wijzen als bijzonder nationaal natuurgebied- of landschap of als Nationaal Natuurnetwerk (NNN). Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in de bijlage van de Wet natuurbescherming. Dat houdt in dat, bij planvorming, uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met gevolgen, die ruimtelijke ingrepen hebben, voor instandhouding van de beschermde soort.
Nationaal Natuurnetwerk
De term EHS werd in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan (NBP) van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In 2013 veranderde de naam van Ecologische Hoofdstructuur naar Nationaal Natuurnetwerk (NNN). NNN is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Het NNN kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. NNN is tevens opgenomen in het streekplan van de provincie. Indien het projectgebied in of in de nabijheid van het NNN gelegen is, verlangt de provincie een 'nee-tenzij-toets'.
Het ecologisch beleidsplan Haarlem 2013-2030 beschrijft hoe de gemeente, in samenhang met het realiseren van de duurzaamheiddoelstelling en het bevorderen van groen participatie, de soortenrijkdom versterkt en zorgt voor een hogere ecologische waarde in de stad. Het doel is het kwalitatief verbeteren en verhogen van de ecologische waarden en de leefbaarheid. Bij een herontwikkeling moet worden bepaald of het project kansen biedt voor het ontwikkelen van nieuwe ecologische waarden en structuren.
Zoals eerder is gesteld is het uitgangspunt van voorliggend plan dat er meer groen wordt teruggebracht dat er in de bestaande situatie aanwezig is. Dit verhoogd tevens de ecologische waarde door een verantwoorde inpassing van soorten bomen.
In 2022 is een quick scan Wet natuurbescherming uitgevoerd om te bepalen of er ecologische waarden in het plangebied aanwezig waren. De rapportage is bijgevoegd als Bijlage 7.
Inmiddels is een gedeelte van de bebouwing binnen het plangebied gesloopt. Het plangebied is onderzocht en beoordeeld op de aanwezigheid van en betekenis voor door de Wet natuurbescherming beschermde plant- en diersoorten.
Het plangebied is beoordeeld op vleermuizen, grondgebonden zoogdieren, vaatplanten, vogels, amfibieën en reptielen, vissen en overige beschermde soorten zoals libellen, vlinders, insecten en andere ongewervelden.
Uit de quick scan komt naar voren dat er vervolgonderzoek nodig is naar de volgende soorten omdat deze niet kunnen worden uitgesloten:
Op dit moment wordt het vervolgonderzoek uitgevoerd waarvan de resultaten zullen worden verwerkt in deze toelichting.
PM
In de quick scan ecologie is ook aandacht besteed aan de beschermde gebieden. Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde natuurgebieden. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn dusdanig ver gelegen dat directe effecten zoals oppervlakteverlies en verstoring door licht en geluid zijn uitgesloten. Het projectgebied grenst direct aan NNN-gebied. Er vinden geen werkzaamheden plaats binnen NNN-gebied. NNN-gebied kent geen externe werking en omdat er geen sprake is van oppervlakteverlies is er geen negatief effect.
Het plangebied en het NNN-gebied maken beide onderdeel uit van weidevogelgebied. Het weidevogelgebied is onderdeel van het Bijzonder Provinciaal Landschap (BPL). Zie paragraaf 3.2.2. Om te beoordelen wat de effecten zijn op eventueel aanwezige weidevogels is onderzoek uitgevoerd.
PM
Om te bepalen of er bij de ontwikkeling van voorliggend plan sprake is van een toename aan stikstofdepositie die de grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar overschrijdt is een stikstofnotitie opgesteld aan de hand van berekeningen met de AERIUS-calculator. De berekeningen zijn uitgevoerd voor de aanlegfase en de gebruiksfase. De rapportage is bijgevoegd als Bijlage 8.
Er is uitgegaan van uitgangspunten die worst case zijn. Gerekend is namelijk met een café/bar/cafetaria van 250 m2 voor de verkeersbewegingen ten behoeve van de sociaal-maatschappelijke functie en met 4 parkeerplaatsen binnen het plangebied. Een café van 250 m2 heeft een groter verkeersaantrekkende werking dan de functie die hier beoogd wordt.
Uit de resultaten volgt dat er geen verhoging van de stikstofdepositie plaatsvindt, hoger dan 0,00 mol/hectare/jaar. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig.
De bomen in het plangebied vallen buiten de door de gemeenteraad van Haarlem vastgestelde bebouwde kom. De bepalingen vanuit de Wet natuurbescherming ten aanzien van houtopstanden zijn van toepassing.
Indien tijdens de werkzaamheden houtopstanden van meer dan 10 are of bomenrijen van meer dan 20 bomen worden gekapt is een kapmelding bij de Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland verplicht. Voor deze bomen geldt een herplantplicht. Hieraan kunnen specifieke eisen worden gesteld. Gezien het uitgangspunt dat voor iedere te kappen boom minimaal een boom wordt teruggeplant vormt dit geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Met ingang van 1 februari 2003 is het zogenoemde Luchthavenindelingbesluit (LIB) van kracht. In het LIB, onderdeel van de gewijzigde Wet Luchtvaart (ofwel de "Schipholwet"), is rond de luchthaven Schiphol een beperkingengebied aangewezen. Hierbinnen gelden beperkingen van de maximale hoogte van objecten, en van vogel aantrekkende bestemmingen en vogel aantrekkend gebruik. De hoogtebeperkingen zijn opgelegd om ervoor te zorgen dat vliegtuigen op een veilige manier van en naar de luchthaven Schiphol kunnen vliegen.
De beperkingen voor de vogel aantrekkende bestemmingen en vogel aantrekkend gebruik zijn opgelegd om te voorkomen dat zich in de nabijheid van de luchthaven concentraties vogels bevinden, die hinderlijk kunnen zijn voor vliegtuigen.
Ook zijn er beperkingengebieden opgenomen voor het gebruik van gebouwen opgenomen. Dit zijn de LIB-zones. Er zijn 5 zones: LIB 1 tot en met 5. Deze zones beperken het gebruik voor (beperkt) kwetsbare objecten, geluidgevoelige gebouwen en kent een afwegingsgebied voor geluid en externe veiligheid.
Een belangrijk ordenend principe bij ruimtelijke plannen is het waterbeheer: de zorg voor veiligheid tegen overstromingen en voor voldoende en gezond oppervlaktewater. Waterbeheerders worden in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken bij het proces van ruimtelijke planvorming. De Watertoets is hiervoor het wettelijk geregelde procesinstrument, zie www.dewatertoets.nl. De resultaten van het doorlopen van dit proces van afstemming zijn weergegeven in deze waterparagraaf. Deze paragraaf benoemt de waterbeheerder, beschrijft het relevante beleid en het huidige watersysteem en gaat in op de effecten daarop van ruimtelijke ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt.
Het hoogheemraadschap van Rijnland is in het plangebied het bevoegd gezag voor het beheer van waterkeringen, oppervlaktewater en (ondiep) grondwater. In het proces van ruimtelijke planvorming heeft Rijnland een adviserende rol. In de uitvoerings- en beheerfase van ruimtelijke plannen heeft Rijnland een regelgevende rol.
Nederland is een waterland. De opgaven op het terrein van water zijn omvangrijk en worden in de toekomst alleen maar groter. Dit komt door een aantal samenhangende uitdagingen: klimaatverandering, bodemdaling, milieuverontreinigingen en ruimtedruk. In de uitvoering ligt bovendien een grote opgave om infrastructuur zoals waterkeringen, bruggen en sluizen in stand te houden en waar nodig te vervangen of te renoveren.
Het NWP beschrijft de hoofdlijnen en ambities van het nationale waterbeleid voor de periode 2022-2027: waterveiligheid, waterkwaliteit en klimaatadaptatie. Het beschrijft tevens de uitvoering daarvan en het beheer van de rijkswateren en rijksvaarwegen. De wateropgaven staan niet op zichzelf; een integrale aanpak met andere opgaven in de fysieke leefomgeving zoals de energietransitie, de woningbouw en de transitie landelijk gebied is noodzakelijk. Voor een integrale aanpak van de opgaven wordt het water- en bodemsysteem meegenomen als leidend principe.
In het NWP stelt het kabinet drie hoofdambities voor 2050 en verder:
Het kabinet heeft de afgelopen jaren het waterbeleid en de uitvoering daarvan verder
versterkt en het NWP bouwt hier voor de periode 2022-2027 op verder. Belangrijke relevante
onderdelen van dit NWP zijn:
Met de Watervisie 2021 zoals vastgesteld op 16 november 2015 geeft de provincie Noord-Holland vervolg aan het Provinciaal Waterplan 2010-2015. De Watervisie is afgestemd met de Stroomgebiedbeheerplannen uit de Kaderrichtlijn Water (KRW). De Watervisie is een strategisch beleidsdocument voor de periode 2016-2012 en beschrijft de ambitie en kaders voor het regionale waterbeheer in Noord-Holland richting 2021 met doorkijk naar 2040. De Watervisie is integraal onderdeel van het strategisch omgevingsbeleid en heeft een directe relatie met de provinciale structuurvisie. In de Watervisie richt de provincie zich op de thema's veilig, schoon en voldoende water en werkt die uit in doelstellingen voor onder andere veilige dijken en duinen, robuuste inrichting van het achterland, rampenbeheersing bij overstromingen, kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater, zoetwatervoorziening en het tegengaan van wateroverlast.
De Waterwet en straks de Omgevingswet vereisen dat waterschappen elke 6 jaar de aanpak van hun watertaken vastleggen in een waterbeheerprogramma. Met het programma WBP6 maakt Rijnland duidelijk hoe het, in samenwerking met de omgeving, invulling geeft aan zijn wettelijke taken en zijn eigen ambities voor de periode 2022 - 2028.
Als waterexpert ziet Hoogheemraadschap van Rijnland mogelijkheden zijn kerntaken te koppelen aan 5 maatschappelijke opgaves:
Rijnland gaat zich de komende jaren inzetten op het gebied van:
Rijnland dient haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder adequaat te kunnen uitvoeren. De “Keur” is een verordening van de waterbeheerder met juridisch bindende regels (gebod- en verbodsbepalingen). Zo zijn werken en werkzaamheden in en bij waterkeringen (dijken, kaden, duinen) en watergangen (sloten, vaarten, plassen) zonder of in afwijking van een vergunning op grond van de Keur niet toegestaan. Ook het aanbrengen van verhard oppervlak (bebouwing, bestrating) en het onttrekken van grondwater zijn in veel gevallen vergunningsplichtig. In de “Beleidsregels” die bij de “Keur” horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. De “Keur en Beleidsregels” van Rijnland zijn te vinden op www.rijnland.net.
Rijnland geeft de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater. Naast een voorkeursvolgorde voor afvalwater geldt voor de behandeling van hemelwater de zorgplicht. Rijnland geeft daarbij de voorkeur aan brongerichte maatregelen boven 'end-of-pipe' maatregelen.
Hierbij geldt de volgende toelichting. 'Hemelwater kan de capaciteit van riolering en zuivering aanzienlijk belasten. Dat is niet wenselijk en vaak ook niet nodig. Zeker bij nieuwbouw ontwikkelingen is het gescheiden aanbieden van hemelwater en afvalwater vaak een doelmatige maatregel. Rijnland volgt hierbij een de voorkeursvolgorde (rijksbeleid), waarbij vooropstaat het voorkomen van het ontstaan van afvalwater. Ten behoeve van afvalwater is het zoveel mogelijk beperken van verontreiniging en waar mogelijk afvalwaterstromen scheiden het uitgangspunt. De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). De uiteindelijke afweging wordt lokaal gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat'.
Het te lozen hemelwater mag geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater veroorzaken. Maatregelen om dit te bereiken zijn duurzaam bouwen, infiltratie, het toepassen van berm- of bodempassage en straatkolken met extra voorzieningen. Als ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of- als laatste keus - aansluiten op het gemengde stelsel.
Een algemene regel met betrekking tot de waterkwantiteit is het compenseren van een eventuele toename van verharding (wegen, gebouwen). Indien verharding in een gebied toeneemt, zullen waterhuishoudkundige maatregelen getroffen moeten worden om waterbezwaar als gevolg van de toegenomen verharding te voorkomen. Gemeente Haarlem en het Hoogheemraadschap van Rijnland stellen als richtlijn dat - indien gebouwd wordt en hierbij meer dan 500 m2 onverhard oppervlak omgezet wordt naar verhard oppervlak - minimaal 15 procent van de toename aan verharding gecompenseerd dient te worden in de vorm van oppervlaktewater.Voor toename aan verhard oppervlak, graven of dempen van oppervlaktewater, werken in of nabij de kern- en beschermingszones van waterkeringen of oppervlaktewater of in kwelgevoelig gebied moet een vergunning/melding op grond van de Waterwet te worden aangevraagd bij het hoogheemraadschap via het Omgevingsloket Online (OLO). Voor deze water gerelateerde aspecten zijn de Keur van Rijnland 2020 en de bijbehorende uitvoeringsregels van toepassing.
Het uiteindelijk te compenseren oppervlak hangt af van overige maatregelen die de
waterhuishouding in een gebied ten goede kunnen komen, zoals het vertraagd afvoeren
van hemelwater. Of maatregelen mogelijk zijn en welke maatregelen dat zijn vraagt
om nadere afstemming tussen de ontwikkelaar en het waterschap.
De gemeente Haarlem en het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben eind 2004 het Integraal Waterplan Haarlem vastgesteld en in 2014 geactualiseerd. Centrale doelstelling van het Integraal Waterplan is het ontwikkelen en behouden van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond watersysteem. Het plan functioneert als strategisch kader voor gerelateerde beleidsvelden zoals het grondwater-, afvalwater-, en baggerbeleid. Om ervoor te zorgen dat het Haarlemse waternetwerk bestand is tegen klimaatsverandering (hoger zeeniveau, toename van de hoeveelheid en intensiteit van de neerslag), inklinking van de bodem, en verstedelijking (toename verhard oppervlak) is ruimte voor oppervlaktewater nodig.
Ruimte voor extra oppervlaktewater kan worden gevonden door het verbreden van bestaande watergangen, het graven van nieuwe watergangen en het weer open leggen van gedempte grachten. Doelstelling voor het oppervlaktewater is het creëren van een veilig watersysteem met voldoende afwaterend en bergend vermogen, een adequate doorstroming en maximale benutting van gebiedseigen water. Als streefbeeld heeft de gemeente voor ogen een verbeterd waternetwerk dat uitgebreid is met nieuw water.
Het GRP is een beleidsmatig en strategisch plan waarin het verbreed rioleringsbeheer (incl. financiën) en de visie op riolering voor de langere termijn worden beschreven. Met het GRP beschikt de gemeente over een instrument om systematisch inzicht te krijgen in de te beheren en onderhouden rioleringsobjecten en de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan de wettelijke (milieu)eisen. Door het opstellen van het GRP wordt het verbreed rioleringsbeleid inzichtelijk en toetsbaar. Er zijn vier doelstellingen voor het GRP van toepassing, te weten:
Voor het voorliggende bestemmingsplanis een digitale watertoets uitgevoerd via www.dewatertoets.nl. Naar aanleiding van deze watertoets is het overleg met waterschap Rijnland opgestart. Hierna worden de verschillende wateraspecten belicht.
Oppervlaktewater
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Van demping en compensatie is daarom geen sprake.
Oppervlakteverharding
Er komt er een toegangspad vanaf de openbare weg tot aan de Skaeve Huse dat bestaat uit een strook verharding met daarnaast een strook halfverharding (ten behoeve van toegankelijkheid voor hulpdiensten) en aan weerszijden een onverharde groenstrook. Het pad is niet voorzien van hemelwaterafvoer/kolken. Regenwater dat op het pad valt infiltreert in de naastgelegen onverharde grond volledig in de bodem en wordt dus niet versneld afgevoerd op het oppervlaktewatersysteem.
De skaeve huse zorgen voor een toename aan verharding van circa 910 m2. De boerderij inclusief ensemble is bestaand en wordt niet uitgebreid. De navolgende tabel toont de opbouw van de verhardingstoename.
Perceel Skaeve Huse circa 4.000 m2 | ||
Bestaand (m2) | Maximale toevoeging (m2) | |
Dakoppervlak en terrassen | 0 | 315 |
Overige (half)verhardingen bij woningen | 0 | 170 |
Parkeervakken half verhard | 0 | 25 |
Toegangspad: lijnvormige (half)verharding zonder hwa | 0 | 400 |
TOTAAL toename verharding, inclusief halfverharding |
0 |
910 (waarvan lijnvormig zonder hwa: 400) |
Op het aanbrengen van meer dan 500 m2 (en minder dan 5.000 m2) verharding is een algemene regel van toepassing: Het aanbrengen van de verharding moet worden gecompenseerd door het graven van compenserend wateroppervlak ter grootte van 15% van het oppervlak van de toename aan verharding. En er is een mogelijkheid voor maatwerk vanwege de lijnvormige verharding. Water dat afstroomt van lijnvormige verhardingen die niet worden voorzien van een hemelwaterafvoer (zoals in dit geval het toegangspad), infiltreert in de bodem. De afstand tot de naastgelegen watergang is daarvoor breed genoeg en de strook grond aan weerszijden naast het toegangspad is en blijft onverhard. Omdat het hemelwater in de bodem infiltreert, ontstaat geen extra belasting op het (oppervlakte)watersysteem.
Afbeelding: verhardingstoename Skaeve Huse
Voor de werkzaamheden kan een watervergunning nodig zijn. Het bestemmingsplan maakt zowel watercompensatie door het graven van open water als door alternatieven maatregelen (bijvoorbeeld infiltreren in de bodem) mogelijk. Het perceel is daarvoor ruim genoeg en de bestemmingen laten water toe.
Riolering
Er is een gemengd riool aanwezig waar voor het vuil water op wordt aangesloten.
Hemelwater
Voor de verharding geldt dat het overtollige hemelwater (dat niet in de bodem geïnfiltreerd wordt) vertraagd wordt afgevoerd naar open water: De neerslag van een hevige bui (1/100 jaar, 70 mm in een uur) wordt op eigen terrein opgevangen, waar mogelijk geïnfiltreerd in de bodem en overtollig hemelwater wordt vertraagd afgevoerd. De berging wordt de eerste 24 uur na een hevige bui niet geleegd en is in maximaal 60 uur weer beschikbaar. Het overtollige hemelwater wordt zo veel mogelijk natuurlijk (oppervlakkig) afgevoerd en wordt afgevoerd naar open water (afgekoppeld).
In opdracht van de gemeente Haarlem heeft het bureau REASeuro in 2016 historisch vooronderzoek gedaan naar niet gesprongen explosieven uit de Tweede Oorlog. Op Open Data Portaal van de gemeente Haarlem is een kaart beschikbaar gesteld met de locaties waar waarschijnlijk niet gesprongen explosieven aangetroffen kunnen worden bij werkzaamheden aan de bodem. Deze kaart is verwerkt in de verbeelding en de regels van voorliggend bestemmingsplan.
De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU-richtlijn m.e.r. Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r. bestaat een belangrijk onderscheid tussen bijlage C en bijlage D. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit bijlage C geldt een m.e.r.-plicht. In bijlage D staan de activiteiten benoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt: er moet beoordeeld worden of sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden, geldt een m.e.r.-plicht. Kunnen deze belangrijke nadelige milieugevolgen wel uitgesloten worden, dan is een m.e.r. niet noodzakelijk.
Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen, dient een toets uitgevoerd te worden of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd
Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een maatschappelijke bestemming ten behoeve van een bijzondere woonvorm en het realiseren van een gemengde bestemming bij een bestaand gebouw met een bestaande woonmogelijkheid. Dit zou kunnen worden gekwalificeerd als stedelijk ontwikkelingsproject, welke voorkomt in bijlage D categorie 11.2 van het Besluit m.e.r.. Een stedelijk ontwikkelingsproject is m.e.r.-beoordelingsplichtig wanneer het betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer. Onderhavige ontwikkeling valt daarmee ruim onder de drempelwaarden. Er geldt geen directe m.e.r.-beoordelingsplicht, een vormvrije m.e.r.-beoordeling is wel noodzakelijk. Indien hieruit blijkt dat belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu niet kunnen worden uitgesloten, geldt alsnog een m.e.r.-beoordelingsplicht.
Ook worden gronden binnen het plangebied aangepast door de aanleg van een pad en groen. Dit kan worden gezien als een landinrichtingsproject, welke voorkomt in bijlage D categorie D9 van het Besluit m.e.r. Een landinrichtingsproject is m.e.r.-beoordelingsplichtig wanneer het betrekking heeft op een functiewijziging van meer dan 125 hectare of meer, van water, natuur, recreatie of landbouw, of de vestiging betreft van een glastuinbouwgebied of bloembollenteeltgebied van 50 hectare of meer. Voorliggende ontwikkeling valt ruim onder de drempelwaarden en er is geen directe m.e.r.-beoordelingsplicht. Een vormvrije m.e.r. is wel noodzakelijk. Omdat sprake is van een vormvrije m.e.r.-beoordeling is een aanmeldingsnotitie opgesteld. Het bevoegd gezag heeft hierover een besluit genomen en geoordeeld dat geen significante negatieve effecten te verwachten zijn en dat een nadere m.e.r. beoordeling niet noodzakelijk is.
Volledigheidshalve is de aanmeldingsnotitie als Bijlage 10 opgenomen bij deze toelichting.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten bestemmingsplannen op te stellen. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is verder uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Het gaat om een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast biedt zowel de Wro als het Bro opties voor een verdere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet worden gedacht aan de toepassing van afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen.
De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Haarlem. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar. Dat is in principe de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.
Er is één landelijke voorziening waar alle ruimtelijke plannen voor een ieder volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Hiertoe moeten alle bestemmingsplannen voldoen aan landelijk vastgestelde standaarden. In de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) zijn de hoofdgroepen van bestemmingen bepaald, zoals Wonen, Bedrijven e.d. Ook geeft de SVBP2012 bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels. Dat leidt ertoe dat de systematiek zoals gehanteerd in dit bestemmingsplan, op ondergeschikte onderdelen af kan wijken van de voorheen geldende planologische regelingen.
Het juridische bindende onderdeel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De planregels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen over de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels en ook de functie van visualisering van de bestemmingen.
Bij bestemmingsplannen gaat het om de belangen van burgers en bedrijven. Zij dienen zich snel en op eenvoudige wijze een juist beeld te kunnen vormen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op één of meer locatie(s). Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen van groot belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te bezien. Denk hierbij aan degenen die betrokken zijn bij de planvoorbereiding, de planbeoordeling, het monitoren van beleid en de handhaving.
Er is één landelijke voorziening waar alle ruimtelijke plannen voor iedereen volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn: www.ruimtelijkeplannen.nl. Hiertoe moeten alle bestemmingsplannen voldoen aan landelijk vastgestelde standaarden. In de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012) zijn de hoofdgroepen van bestemmingen bepaald, zoals Wonen, Bedrijven e.d. Ook geeft de SVBP2012 bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels.
De regels van het bestemmingsplan vallen op grond van de SVBP2012 in 4 hoofdstukken uiteen.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 1 Begrippen
Dit artikel definieert de begrippen die in de regels worden gehanteerd. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties van de begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zouden kunnen leiden. Bij toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten gemeten moeten worden. Een aantal bepalingen schrijft de regeling SVBP2012 dwingend voor.
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Natuurwaarde
Dit artikel regelt het gebruik vand e agrarische gronden die grenzen aan de bestemming Tuin-1. De gronden met deze bestemming zijn de zogenaamde 'Verdorven Landen' en een groot deel van het Hekslootgebied. In de doeleinden is naast de agrarische gebruiksmogelijkheden het gebruik als ecologische verbindingszone toegevoegd. Op de gronden mogen geen gebouwen mogen gebouwd, maar uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Te denken valt aan bijvoorbeeld hekwerken.
Artikel 4 Gemengd
De bestemming 'Gemengd' wordt toegepast voor de bestaande boerderij met bijbehorende bouwwerken. Hier is een gecombineerd gebruik mogelijk voor maximaal één woning en een gebruik voor gebouwen waarin een menging van wonen en een buurtcentrum, verenigingsleven, een welzijnsinstelling of creativiteitscentrum mogelijk is. Daaraan ondergeschikt is ondersteunende horeca en detailhandel toegestaan, onder voorwaarden. Er is gekozen voor functies voor de buurt met een lage verkeersaantrekkende werking en een lage parkeervraag, omdat dit gewenst is. Ter ondersteuning van de skave huse is het tevens mogelijk om de boerderij te gebruiken ten behoeve van de beheerders van de skaeve huse.
Tevens is de bestaande bebouwing aangeduid als 'orde-1'. Dit in verband met de gemeentelijk monumentale status. De bestaande afmetingen en hoogtes worden hiermee beschermd in het bestemmingsplan. Daarnaast geldt de monumentale status vanuit de Erfgoedverordening.
Atikel 5 Maatschappelijk
De bestemming 'Maatschappelijk' wordt gehanteerd voor de skaeve huse. Wat verstaan wordt onder 'skaeve huse' is gedefinieerd in artikel 1.50. De skaeve huse zijn een 'bijzondere woonvorm', zie artikel 1.23. Naast wooneenheden is één beheerderskantoor toegestaan, tot een hoogte van 4 meter. De hoofdgebouwen zijn toegestaan binnen het gehele bouwvlak met een maximum vloeroppervlak geldend voor alle hoofdgebouwen.
Daarnaast zijn fietsenstallingen toegestaan en mogen er erfafscheidingen tot een hoogte van 2 meter worden gerealiseerd.
Artikel 6 Tuin - 1
De op de verbeelding voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de boerderij. Binnen deze bestemming is het ook toegestaan om te (fiets)parkeren en om volkstuinen of stadslandbouw te hebben. Er zijn als bebouwing uitsluitend fietsenstallingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, beide tot een hoogte van 2 meter toegestaan. Te veel bebouwing in dit gebied geeft een rommelig beeld wat afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarden van het gebied.
Artikel 7 Water
De in het plangebied voorkomende waterlopen, waterwegen en waterpartijen, en bijbehorende voorzieningen zijn ondergebracht in de bestemming 'Water'.
Artikel 8 Waarde - Archeologie
De aanwezige archeologische verwachtingswaarden krijgen bescherming door het toekennen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
Het bestemmingsplan houdt rekening met de (voorlopige) Archeologische Beleidskaart Haarlem. In het plangebied komen de categorieën 2a en 4 voor.
Categorie 2a
In de gebieden die tot deze categorie behoren geldt een hoge archeologische verwachting. Voor deze categorie geldt dat bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van 50 m² en groter en die dieper gaan dan 30 cm beneden maaiveld, een waardestellend archeologisch rapport moet worden overlegd bij de aanvraag van een omgevingsvergunning. Aan deze gebieden is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' toegekend.
Categorie 4
In de gebieden die tot deze categorie behoren geldt een lage archeologische verwachting. Voor deze categorie geldt dat bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van 2.500 m² en groter en die dieper gaan dan 30 cm beneden maaiveld, een waardestellend archeologisch rapport moet worden overlegd bij de aanvraag van een omgevingsvergunning. Aan deze gebieden is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' toegekend.
Artikel 9 Waarde - Cultuurhistorie
De binnen de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn ook bestemd voor het behoud en de versterking van de cultuurhistorische waarden vanuit de Stelling van Amsterdam. Voor deze bestemming geldt voor bepaalde activiteiten en werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken (voorheen: aanlegvergunningenstelsel). Ook is het verboden te bouwen met uitzondering van verbouw-, of vervanging van bestaande bouwwerken en het bouwen conform de basisbestemming (enkelbestemming) die geldt op basis van voorliggend bestemmingsplan.
Artikel 10 Waarde - Cultuurhistorisch ensemble
Deze dubbelbestemming is bedoeld ter bescherming van het ensemble van de boerderij Noord Akendam. De boerderij en omliggende bebouwing zijn beschermd via de monumentale aanwijzing en de orde-1 aanduiding die is opgenomen in de bestemming Gemengd. De buitenruimte rond de boerderij inclusief het toegangspad vanaf de Vergierdeweg krijgen een bescherming middels deze dubbelbestemming. Bouwen is alleen mogelijk conform wat de overige regels binnen dit bestemmingsplan bij recht toelaten. Ook is voor diverse werkzaamheden op of in de grond een aanlegvergunning nodig. Voorwaarde voor verlening van de aanlegvergunning is dat er geen onevenredige afbreuk aan de cultuurhistorische waarden van het ensemble wordt gedaan. Hierbij wordt verwezen naar de waardestelling die is opgenomen in de bijlage bij de regels.
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Met deze regel wordt voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Bijvoorbeeld in het geval (onderdelen van) bouwpercelen - al dan niet tijdelijk - van eigenaren wisselen. De regeling is vooral van belang met het oog op nieuwbouw. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden al meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere omgevingsvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit te verkrijgen.
Artikel 12 Algemene gebruiksregels
Dit artikel geeft algemene regels met betrekking tot ongewenst gebruik van
gronden die in alle gevallen opgeld doen, tenzij dit in de specifieke gebruiksregels
expliciet alsnog wordt toegestaan.
Artikel 13 Algemene aanduidingsregels
Lid 13.1 Veiligheidszone - niet gesprongen explosieven
Deze aanduiding is opgenomen om regels te stellen ter bescherming van iedereen bij en rondom grondroerende werkzaamheden nabij locaties waar niet gesprongen explosieven aanwezig kunnen zijn.
Lid 13.2 Milieuzone - geur
Deze aanduiding is opgenomen in verband met het nabijgelegen crematorium. Er is een
bouwverbod opgenomen voor geurgevoelige functies. Van het bouwverbod kan worden afgeweken
als het crematorium weg is of als wordt aangetoond dat het crematorium niet wordt
belemmerd in de bedrijfsvoering en er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat
binnen en rond het geurgevoelige object. Hiermee wordt tevens het omliggende erf bedoeld.
Artikel 14 Algemene afwijkingsregels
Het bestemmingsplan als bindende verordening is opgebouwd uit objectief vastgelegde ruimtelijke begrenzingen. De mogelijkheden en onmogelijkheden voor het bouwen en het gebruik zijn nauwkeurig vastgelegd. Die ruimtelijke en functionele begrenzing is een afgeleide van de basisgegevens van de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT), stedenbouwkundige afwegingen en het bestaande gebruik. In de praktijk kunnen afwijkingen voorkomen. Ook kan, bij nieuwe ontwikkelingen, veranderde wetgeving of voorschreidend inzicht, toch behoefte zijn aan een andere maatvoering oif een andere functie van bouwwerken.
Starheid van bestemmingsregels mag niet de oorzaak zijn van gekunstelde oplossingen, waarmee de kwalitatieve doelstelling van het bestemmingsplan niet gediend is. Door middel van dit artikel is enige mate van flexibiliteit mogelijk. Zo kan er een afwijking plaatsvinden voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10%.
Het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid gebeurt altijd met inachtneming van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, zodat belanghebbenden de mogelijkheid tot bezwaar/beroep hebben wanneer op grond van dit artikel van het plan wordt afgeweken.
Artikel 15 Overige regels
Parkeren, laden en lossen
Dit artikel legt een koppeling tussen de regels van het bestemmingsplan en de gemeentelijke beleidsregels voor het parkeren. De normen voor parkeren, stallen, laden en lossen zelf liggen namelijk niet vast in dit bestemmingsplan, maar in gemeentelijke beleidsregels. Die beleidsregels geven aan wanneer er sprake is van voldoende ruimte voor parkeren, stallen, laden en lossen. Uitgegaan wordt altijd van de gemeentelijke beleidsregels voor het parkeren zoals die gelden op het moment van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
Artikel 16 Overgangsrecht
Het overgangsrecht is van toepassing op bestaande situaties (gebruik en/of bebouwing) die op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan niet passen binnen het nieuwe plan.
Het overgangsrecht houdt in dat gebruik en bebouwing dat in strijd is met het nieuwe bestemmingsplan, maar al aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet. Ook bouwwerken die op basis van een geldige omgevingsvergunning nog gebouwd mogen worden, worden onder het overgangsrecht geschaard.
Het overgangsrecht is nadrukkelijk niet bedoeld voor bouwwerken die een gebruik kennen dat onrechtmatig is op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan. Er is geen sprake van legalisatie van al strijdig gebruik door dit bestemmingsplan en er kan ook nog steeds gehandhaafd worden. Ook bouwwerken die op de peildatum illegaal zijn, blijven illegaal.
Artikel 17 Slotregel
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.
Bij ontwikkelingen die middels het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, is het noodzakelijk aan te tonen in hoeverre de beoogde plannen financieel haalbaar zijn en wie de risicodragende partij is. In dit kader is in afdeling 6.4 Wro bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen, indien een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Hiervan kan worden afgeweken indien het verhaal van de kosten van een grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is.
Met dit bestemmingsplan wordt beoogd het vigerende juridisch-planologisch kader te herzien naar aanleiding van de gewenste realisatie van de skaeve huse en de uitbreiding van gebruiksmogelijkheden voor de boederij Noord Akendam en omliggende gronden. Er is hierdoor sprake van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Daarom is het opstellen van een exploitatieplan noodzakelijk, tenzij de kosten van de ontwikkeling anderszins verzekerd zijn.
De gemeente Haarlem is eigenaar van de gronden waarop de skaeve huse worden gerealiseerd. Er is binnen de begroting voldoende budget om het plan te realiseren. Hiermee zijn de kosten van de ontwikkeling anderszins verzekerd en is een exploitatieplan niet nodig.
Overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het ontwerp-bestemmingsplan toegezonden aan de volgende instanties:
De volgende instanties hebben niet gereageerd:
De volgende instanties hebben schriftelijk hun opmerkingen kenbaar gemaakt:
Het Hoogheemraadschap wenste een tabel met een overzicht van (toename aan) verhard oppervlak. Ook heeft het Hoogheemraadschap aangegeven dat halfverharding ook wordt meegerekend als verhard oppervlak en dat er meer inzicht nodig is in de verhardingstoename als gevolg van halfverharding. In de watertoets (zie 4.12.4) is een tabel opgenomen met daarin de verhardingstoename weergegeven. Ook is er een inrichtingsschets opgenomen waaruit blijkt waar (half)verharding wordt toegevoegd.
Daarnaast wenste het Hoogheemraadschap in de bestemmingsomschrijving van de bestemming Tuin-1 te hebben toegevoegd dat 'water en waterhuishoudkundige voorzieningen' mogelijk zijn. Dit is toegevoegd aan de regels.
Participatie en welstand
Zoals in paragraaf 2.8 is aangegeven is voorafgaand aan het opstellen van het bestemmingsplan een werkgroep opgericht die heeft meegedacht over de invulling van de boerderij en de inrichting van de gronden. Ook is de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit (ARK) van de gemeente Haarlem geconsulteerd over het uiterlijk van de te realiseren bebouwing.
Met dit bestemmingsplan beoogt de gemeenteraad een voor de burgers duidelijk en herkenbaar ruimtelijk beleid te formuleren. Op grond daarvan mag dan ook verwacht worden dat het college van burgemeester en wethouders handhavend optreedt als iemand de regels van het bestemmingsplan niet naleeft. De ruimtelijke kwaliteit van het gebied loopt namelijk gevaar als men in strijd met het bestemmingsplan een bouwwerk bouwt of als men in strijd met het bestemmingsplan gronden of bouwwerken gebruikt. Het achterwege laten van handhaving kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit en de veiligheid. Daarom wordt hier het beleid over de handhaving uiteengezet en aangegeven hoe de handhaving van de bestemmingsplanregels wordt opgepakt. Volgens vaste jurisprudentie bestaat er een beginselplicht om handhavend op te treden. Dit houdt in dat, gelet op het algemeen belang dat gediend is met de handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift of regel het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als er concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. De gemeente Haarlem voldoet aan deze beginselplicht door daadkrachtig en consequent op te treden.
Eens in de vier jaar stelt de gemeente Haarlem een integraal handhavingsbeleid vast waarin de projecten staan aangegeven die worden opgepakt. De opzet is dat de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving niet alle illegale situaties tegelijk aanpakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, wat een uitstralend effect zal hebben. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor deze projectmatige aanpak. Uiteraard wordt bij calamiteiten altijd opgetreden. Handhaving van de regels van bestemmingsplannen vindt in de gemeente Haarlem plaats langs bestuursrechtelijke weg. Rechtszekerheid en gelijke behandeling van burgers staan hierbij voorop. Daarbij is ook communicatie belangrijk. Hier kan bovendien een preventieve werking van uitgaan. De gemeente brengt vooral de relatie met de na te streven beleidsdoelstellingen onder de aandacht, zodat voor iedere inwoner, eigenaar en ondernemer duidelijk mag zijn hoe en wanneer het college handhaaft.
Ook voor dit plangebied zal de handhaving van de kaders van het bestemmingsplan ook plaatsvinden na het verstrekken van omgevingsvergunningen voor de activiteiten 'bouwen', 'het uitvoeren van een werk' en 'het gebruiken van gronden en bouwwerken'. Want niet alleen handelingen zonder vergunning zijn onderwerp van handhaving, maar ook handelingen in afwijking van een omgevingsvergunning vormen een overtreding. Het gemeentelijk toezicht tijdens de vergunningplichtige activiteiten is gewaarborgd doordat inspecteurs in Haarlem volgens het Landelijk Toezichtprotocol werken. Deze inspecteurs classificeren projecten volgens het protocol, waarmee zij de noodzakelijke frequentie en het niveau van de controles tijdens de bouw bepalen. De rapportage van deze controles slaan zij digitaal op. Zo draagt het college zorg voor de handhaving van de bestemmingsplanregels.
het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig of technisch vlak of daarmee gelijk te stellen activiteiten niet zijnde detailhandel, dat een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
een aangebouwd gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengingsvermogen van de grond, door middel van het telen van gewassen en/of het houden van vee.
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
professioneel archeoloog die op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologische onderzoek uit te voeren en programma's van eisen op te stellen en te toetsen.
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarde binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid en de waarde van archeologische resten.
gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.
vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.
een op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt.
onder “bestaande” goot- of bouwhoogte, kap- en dakvorm, gevelindeling, maatvoering en oppervlakte wordt verstaan de goot-/bouwhoogte, kap- en dakvorm, nokrichting, gevelindeling, maatvoering en oppervlakte zoals die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan rechtens bestaat of rechtens mag bestaan.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
een gebouw dat, zowel in bouwkundige als in functionele zin ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw.
een gebouw of gedeelte van een gebouw dat blijkens aard en indeling geschikt is voor de huisvesting van specifieke doelgroepen.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijn toegelaten.
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
de totale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, met inbegrip van de bouwconstructie, bergingen,trappenhuizen, interne verkeersruimten, magazijnen, dienstruimten et cetera, met uitzondering van balkons, galerijen, parkeer- en stallingsvoorzieningen.
een cluster of complex van structuren, patronen, sporen en /of objecten, die bij elkaar horen vanwege hun onderlinge ruimtelijke en/of inhoudelijke samenhang en waaraan vanwege de specifieke samenhang tussen cultuurhistorische elementen cultuurhistorische waarde wordt toegekend vanwege de betekenis voor de identiteit van een plek of gebied.
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
een agrarisch bedrijf waarbij de productie hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf.
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen zonder of nagenoeg zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond ter plaatse als productiemiddel.
civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen,waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf.
de aan een landschap toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende geologische, bodemkundige, biologische en ecologische elementen.
orde 1 betreft bouwwerken die beschermd zijn op grond van de Erfgoedwet, de provinciale of gemeentelijke Monumentenverordening.
het bestemmingsplan Skaeve Huse - Vergierdeweg met identificatienummer NL.IMRO.0392.BP7120007-on01 van de gemeente Haarlem.
een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden ten opzichte van het horizontale vlak.
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam) prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een besloten huis, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
een bijzondere vorm van begeleid wonen voor mensen die door psychiatrische problemen overlast veroorzaken in een gewone buurt of instelling en niet volledig zelfstandig kunnen wonen.
omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid , onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie.
voorzieningen ten behoeve van openbare verlichting, telecommunicatie, gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse kabels en leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
een aangewezen gebied waarbinnen incidenteel of permanent het teveel aan water wordt vastgehouden op het ene moment totdat er water nodig is op een later moment.
afstand tot de bouwperceelsgrens
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die
afstand het kortst is.
bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk
met uitzondering van ondergeschikte onderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar
de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. Siergevels zoals trapgevels, halsgevels,
klokgevels en lijstgevels worden niet meegerekend bij het bepalen van de bouwhoogte.
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeiboord,
of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
verticale diepte van een ondergronds bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de laagstgelegen vloer.
inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of
het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse
van het bouwwerk.
de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
breedte dakvlak bij dakdoorbreking
de meetlijn wordt gelegd op de helft van de hoogte van de dakdoorbreking.
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouwgrenzen te overschrijden ten behoeve van:
De voor 'Agrarisch met waarden - Natuurwaarde' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden gelden de volgende bouwregels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 12 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 onder b en c, ten behoeve van een een functie onder de hoofdgroep 'maatschappelijk' of 'cultuur en ontspanning' dat niet is genoemd, maar dat naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten functies.
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 12 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 12 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de gronden met de bestemming 'Water' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze bij een ander archeologiecategorie, zoals vermeld in lid 8.2 in te delen, als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van cultuurhistorische- en landschappelijke waarden Stelling van Amsterdam.
In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden voor bouwwerken de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 en toestaan dat wordt gebouwd in afwijking van de bouwregels van de andere bestemming, mits de cultuurhistorische- en landschappelijke waarden van de gronden hierdoor niet onevenredig worden geschaad.
De voor 'Waarde - Cultuurhistorisch ensemble' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de versterking van cultuurhistorische ensemblewaarden.
In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden voor bouwwerken de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de bouwregels van de andere bestemming, mits:
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
Binnen de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - niet gesprongen explosieven' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met de mogelijke aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven in de bodem.
Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - geur' zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoge geurbelasting op geurgevoelige objecten.
In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen geldt dat ter plaatse van de aanduiding Milieuzone - geur het niet is toegestaan om geurgevoelige objecten te bouwen.
Het bevoeg gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 13.2.2 en toestaan dat geurgevoelige objecten worden gebouwd indien:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning als genoemd in lid 14.1 onder a tot en met d nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en toetsen of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of het gebruiken van gronden of bouwwerken geldt dat in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht en in stand worden gehouden op eigen terrein voor parkeer- of stallingsgelegenheid en laad- en losmogelijkheden overeenkomstig de 'Nota Parkeernormen' en waarbij geldt dat (toekomstige) bewoners/gebruikers geen recht hebben op een parkeervergunning en bezoekersregeling in de openbare ruimte.
Het bevoegd gezag past de in sublid 15.1.1 genoemde regels toe met inachtneming van de 'Nota Parkeernormen' met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte is aangebracht en in stand wordt gehouden op eigen terrein voor het genoemde in sublid 15.1.1 overeenkomstig de beleidsregels als bedoeld in sublid 15.1.2.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 16.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Lid 16.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 16.4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in lid 16.4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Lid 16.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.