Bijlmermuseum    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

Op 25 november 2018 is het precies 50 jaar geleden dat de eerste bewoners in de Bijlmer de sleutel van hun nieuwe huis kregen. Vanaf dat moment heeft de Bijlmer zich ontwikkeld tot een levendige, diverse, veelzijdige buurt die vele bewoners, bouwkundigen, bestuurders, kunstenaars en anderen geïnspireerd heeft en dat nog steeds doet. Amsterdam viert dit jubileum. Een heel jaar lang staat een groot aantal activiteiten en evenementen in het teken van 50 jaar Bijlmer. Vooral in het onderhavige bestemmingsplangebied Bijlmermuseum is nog te zien hoe de Bijlmer er 50 jaar geleden uitzag. Inmiddels is een groot deel van de oorspronkelijke Bijlmer vernieuwd, maar de grote architectonische waarde van het gebied Bijlmermuseum werd door een groep bewoners gekoesterd en voor sloop behoed. Door het gebied te koesteren en voor mogelijke sloop te behoeden is de naam Bijlmermuseum ontstaan. Dit werd versterkt met de oprichting van de Stichting Bijlmer Museum. Het voorstel ligt er nu om het gebied als Beschermd Stadsgezicht aan te wijzen.

Het bestemmingsplan Bijlmermuseum geeft concrete invulling aan het ruimtelijk beleid voor dit gedeelte van Amsterdam Zuidoost. Het geeft aan waar welke functies zijn toegestaan en hoe deze gronden bebouwd mogen worden. Dit gebied, dat ligt aan de zuidzijde van de Bijlmerdreef en ten noorden van het winkelcentrum De Kameleon, was tot dusver onderdeel van het bestemmingsplan 'De Nieuwe Bijlmer', dat is vastgesteld op 26 juni 2007. Daarnaast is het een onderdeel van het vastgestelde bestemmingsplan 'Restgebieden Zuidoost' dat is vastgesteld op 15 maart 2017.

De afgelopen jaren is door stadsdeel Zuidoost gewerkt aan de inhaalslag bestemmingsplannen, een project om alle verouderde bestemmingsplannen te actualiseren. De tienjaarstermijn voor bestemmingsplannen in de Wet ruimtelijke ordening houdt voor dit gebied in, dat per 26 juni 2017 actualisatie van het bestemmingsplan 'De Nieuwe Bijlmer' nodig is. Daarom is voorliggend bestemmingsplan opgesteld. In het Plan van Aanpak bestemmingsplannen van Stadsdeel Zuidoost (DB besluit 17 september 2013) zijn de plangrenzen voor de nieuwe bestemmingsplannen vastgelegd. Dit bestemmingsplangebied is onderdeel van het gebied dat beschreven is in de Startnotitie Bijlmermuseum dat is vastgesteld door het DB van Zuidoost op 9 augustus 2016.

Het bestemmingsplan bestaat uit regels, een verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de regels opgenomen juridische regeling. De verbeelding en de regels vormen samen de bestemmingsplanregeling zoals deze door de gemeenteraad wordt vastgesteld. De toelichting geeft de achtergronden (beschrijving van het gebied, relevant beleid, resultaten van uitgevoerde onderzoeken) bij de bestemmingsplanregeling.

Hoofdstuk 2 Plangrenzen     

Het plangebied van het bestemmingsplan wordt globaal omgeven door: aan de oostzijde de s'-Gravendijkdreef, de Arenpalmstraat en de Lontarpalmstraat, de westzijde de Groesbeekdreef , de noordzijde de Bijlmerdreef en de zuidzijde de Kikkensteinhof, de Kruitberghof en de Arènpalmstraat. De zuidzijde is ook wel de begrenzing van het ontwerpbestemmingsplan 'Kameleon e.o'. Op de afbeelding hieronder is de globale begrenzing van het plangebied aangegeven in de brede omgeving. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Zie voor een uitgebreide beschrijving van het gebied hoofdstuk 4.

verplicht

Afbeelding: Overzichtskaart globale begrenzing plangebied

Hoofdstuk 3 Vigerende plannen     

In dit hoofdstuk wordt beschreven welke bestemmingsplannen op dit moment gelden in het plangebied en welke vergunningen verleend zijn in het verleden. Daarnaast wordt ook beschreven welke bestemmingen er zijn in de vigerende plannen.

3.1 Twee bestemmingsplannen     

Binnen het plangebied zijn twee bestemmingsplannen vigerend:

a. Het bestemmingsplan 'De Nieuwe Bijlmer' (vastgesteld 30 mei 2007, onherroepelijk 24 juni 2009).

b. Het bestemmingsplan 'Restgebieden Zuidoost' (vastgesteld 15 maart 2017), dit plan heeft het bestemmingsplan 'Ganzenhoef/Vogeltjeswei' vervangen.

Ad a. Voor het zuidelijke en oostelijk deel van het plangebied geldt nu nog het bestemmingsplan 'De Nieuwe Bijlmer'. Dit bestemmingsplan uit 2007 is deels een conserverend plan, deels ontwikkelplan.

In het bestemmingsplan 'De Nieuwe Bijlmer' is vooral de bestaande bebouwing vastgelegd. De bestemmingen in dit gebied zijn vooral woningen in de vorm van honingraatflats met groenvoorzieningen, water en een aantal parkeergarages. In het noordoosten is een wijk met laagbouw woningen en daar aangrenzend tuinen. Langs de Bijlmerdreef zijn twee gebouwen met de functie 'woningen boven gemengde voorzieningen met horecafuncties'.

verplicht

Afbeelding: Overzichtskaartje van het bestemmingsplangebied 'De Nieuwe Bijlmer' (rood) en 'Restgebieden' (blauw)

verplicht

Afbeelding: Uitsnede van het bestemmingsplan 'Restgebieden Zuidoost'

Ad b. In het bestemmingsplan 'Restgebieden Zuidoost' zijn verspreid gelegen gebieden in Zuidoost met bestemmingsplannen opgenomen waarvoor de tienjaarstermijn is verstreken. In de loop van de jaren worden de gebieden stuk voor stuk opgenomen in de te actualiseren bestemmingsplannen. Om te voorkomen dat deze gebieden tijdelijk geen actueel bestemmingsplan hebben, is het bestemmingsplan Restgebieden Zuidoost opgesteld. Voor dit deelgebied gold tot voor kort het bestemmingsplan 'Ganzenhoef/Vogeltjeswei'. Voor het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan gaat het om het noordwestelijke deel. Dit deelgebied verschilt weinig van het deelgebied dat in de 'De Nieuwe Bijlmer' ligt. Ook hier zijn de belangrijkste functies woningen in de vorm van honingraatflats met groenvoorzieningen, water en een tweetal parkeergarages. Ook hier langs de Bijlmerdreef een aantal gebouwen met de bestemming gemengde voorzieningen.

3.2 Verleende vergunningen/vrijstellingen     

In de loop van de jaren zijn er ruimtelijke ontwikkelingen geweest die strijdig waren met het vigerende bestemmingsplan, maar wel gewenst waren. Hier zijn (project)afwijkingprocedures voor gevoerd die voor zover relevant binnen de termijn van het bestemmingsplan, overgenomen worden in het nieuwe bestemmingsplan 'Bijlmermuseum'. De belangrijkste projectafwijking/ vrijstelling is:

  1. Omgevingsvergunning Kleiburg (vastgesteld 2013): In de verleende omgevingsvergunning is besloten dat er ten oosten van de flat Kleiburg maximaal 505 parkeerplaatsen in de openbare ruimte (groen) worden gerealiseerd ipv een parkeerveld en een parkeerterp. Deze omgevingsvergunning wordt overgenomen in dit bestemmingsplan en zal verder worden toegelicht in Hoofdstuk 5: Nieuwe situatie.

Daarnaast zijn er voor het plangebied meerdere kleinere vergunningen verleend. De verleende vergunningen binnen het gebied zijn in de voorontwerp fase uitgezocht en wanneer relevant voor het bestemmingsplan overgenomen.

verplicht

Afbeelding: Omgevingsvergunning Kleiburg (lichtblauw gearceerd binnen Bijlmermuseum gebied)

Hoofdstuk 4 Beschrijving plangebied     

In dit hoofdstuk wordt ingezoomd op de huidige situatie van het gebied en wordt beschreven wat de geschiedenis van stadsdeel Zuidoost is. Verder zal kort worden ingegaan op de plannen die in het verleden voor dit gebied zijn gemaakt.

4.1 Geschiedenis van het plangebied     

4.1.1 De drooggelegde Bijlmermeer

Het begin van de moderne Bijlmermeer ligt in 1963. In dat jaar wordt begonnen met het bouwrijp maken van de Bijlmermeer, een polder ten zuidoosten van Amsterdam, gelegen tussen de gemeenten Diemen en Weesp. De geschiedenis van deze polder voert veel verder terug. Oorspronkelijk bevond zich hier het dorpje Bijlmer. Het lag aan het zandpad tussen Amsterdam en Weesp, in een zeer waterrijk gebied, aan het Bijlmermeer. In de zeventiende eeuw kreeg een aantal Amsterdamse kooplieden toestemming om het Bijlmermeer droog te malen. Een kleine vier jaar later was de drooglegging voltooid. De bodemgesteldheid van de polder was niet gunstig, en door steeds weer opkomende kwellen was het land moeilijk droog te houden. De Bijlmermeer bleef tot in de jaren zestig van de twintigste eeuw een polder waarin ongeveer 40 boeren hun beroep uitoefenden.

verplicht

Afbeelding: Het Bijlmermeer met het dorpje Bijlmer rond 1700

4.1.2 De Bijlmermeer als woningbouwlocatie

Stadsuitbreidingen in Amsterdam werden in de 20e eeuw gebaseerd op het, in 1935 vastgestelde, Algemeen Uitbreidingsplan (AUP). Het AUP ging uit van de compacte ontwikkeling van Amsterdam, met het zwaartepunt van de ontwikkeling aan de westzijde van de stad. Na de Tweede Wereldoorlog bleek echter dat de stadsuitbreiding zoals vastgelegd in het AUP niet voldoende was. Dat kwam vooral door de daling van de gemiddelde woningbezetting. Er bleek grote behoefte aan extra woningen en bedrijfsterreinen. De oplossing voor dit probleem werd gezocht in Amsterdam Noord, de binnenstad en in Amsterdam Zuidoost.

In dezelfde periode werkte de Rijks Planologische Dienst (RPD) aan de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening die in 1966 zou worden vastgesteld. In deze Nota werd het begrip “gebundelde deconcentratie” geïntroduceerd. Daarin werden stadsgewesten opgebouwd uit verschillende ruimtelijke eenheden. In het stadsgewest Amsterdam moesten vier verschillende ruimtelijke eenheden ontstaan. Eén van die vier eenheden was in de Bijlmermeer geprojecteerd: een relatief zelfstandige eenheid van circa 60.000 inwoners.

De dienst Stadsontwikkeling maakte de uitbreidingsplannen, conform de ideeën van de RPD. In plaats van de compacte ontwikkeling uit het AUP, werd nu uitgegaan van scheggen en lobben, groene gebieden die tot diep in het centrum van Amsterdam moesten doordringen. De Bijlmermeer werd ontworpen als een zelfstandige eenheid die deel uitmaakte van de agglomeratie Amsterdam.

Uiteindelijk moesten in de Bijlmermeer meer dan 100.000 mensen komen te wonen. Door Stadsontwikkeling werd het plan 'de Zuidoostelijke Stadsuitbreiding' gepresenteerd met 40.000 woningen waarvan 90% hoogbouw (vooral galerijflats in honingraatvormige complexen van elf lagen hoog en daarnaast een 8-tal torens van 20-hoog, waarvan er later maar 4 gerealiseerd werden) en 10% eengezinswoningen, plus subcentra en een hoofdcentrum, voor winkels en andere voorzieningen. Vanwege de slechte bodemgesteldheid, moest de bodem met meer dan twee meter worden opgehoogd. Zo'n 130 hectare bouwland werd opgehoogd met 2.700.000 kubieke meter zand.

Het noordelijke deel van de polder, ten noorden van de latere Gaasperdammerweg, werd als eerste bebouwd. Dit gebied zou later bekend worden als de Bijlmer. Op 13 december 1967 werd in een verlaten zandvlakte door toenmalig burgemeester Van Hall de eerste paal geslagen, in de H-buurt. In 1975 was de bouw van de Bijlmer voltooid. Voor het zuidelijke deel, het latere Gaasperdam, werden de plannen rond begin 1970 afgemaakt.

De Bijlmermeer lag oorspronkelijk op het grondgebied van de gemeente Weesperkarspel. In 1966 werd een aantal polders tussen de Rijksweg A2 en het Amsterdam Rijnkanaal, waaronder de Bijlmermeer, bestuurlijk voor een periode van twaalf jaar aan Amsterdam toegevoegd. Dat was lang genoeg om de voorgenomen bouwplannen te realiseren.

In 1978 werd het gebied dat nu bekend staat als Zuidoost bestuurlijk definitief deel van Amsterdam. De Bijlmermeer moest een stad van de toekomst worden, gebouwd volgens de principes van de functionele stad. Het ontwerp van de Bijlmermeer was gebaseerd op de ideeën van het Congres International d'Architecture Moderne (CIAM). Hoofdkenmerken voor de ontwerpen volgens deze ideeën waren:

  1. satellietsteden met woningen voor enkele tienduizenden inwoners,
  2. een hoog percentage hoogbouw. Door nieuwe bouwsystemen konden snel en effectief veel woningen worden gerealiseerd,
  3. verbindingen met het centrum door middel van snelwegen en nieuw openbaar vervoer. De verkeersstructuur wordt hiermee heel belangrijk in de wijken,
  4. een strikte scheiding tussen wonen, werken, recreëren en verkeer,
  5. licht, lucht en ruimte.

verplicht

Afbeelding: De Bijlmermeer in aanbouw rond 1970

Een groot deel van de nieuwe woningen werd in honingraat-vormige complexen van elf lagen hoog gebouwd. De ontsluiting van de individuele woningen vond plaats via binnenstraten. Tussen de hoogbouwcomplexen kwamen grote groene ruimtes, met daar doorheen de fiets- en voetgangersroutes. De afwikkeling van het gemotoriseerde verkeer vond plaats via verhoogd aangelegde wegen (de dreven). De flats kregen grote parkeergarages, die met de dreven waren verbonden. Na jarenlang alleen ov-verbindingen met bussen, reden boven deze wegen metro's die de verbinding met het stadscentrum verzorgden. Onder de viaducten kwamen winkelcentra, waaronder het winkelcentrum Kraaiennest. Destijds was er een groot vertrouwen in de toekomstige waarde van de wijk.

verplicht

Afbeelding: links de metrobaan. Op de voorgrond Groeneveen en Gooioord elk met een parkeergarage aan de Bijlmerdreef, daarachter Kruitberg en Kikkenstein met een dubbele parkeergarage aan de Karspeldreef.

verplicht

Afbeelding: rechts de metrobaan in aanbouw. Links de gesloopte flats Grunder en Koningshoef. Op de voorgrond de toen nog verhoogde Bijlmerdreef en de inmiddels gesloopte parkeergarage

4.1.3 Verval van de Bijlmer

Het oorspronkelijke plan voor de Bijlmermeer is echter nooit in zijn geheel uitgevoerd. De binnenstraten kwamen niet op de begane grond, maar op het eerste niveau. Op de begane grond kwamen bergingen, wat zorgde voor een anonieme en gesloten gevel op het maaiveld. In de binnenstraten werden huizen gebouwd, om meer huuropbrengsten te kunnen genereren. Dat ging ten koste van de kwaliteit van de binnenstraten, die aan de schaduwkant kwamen te liggen. Er werd ook bezuinigd op het aantal liften. Voorzieningen kwamen later dan gewenst, zodat de ruimtes onder de verhoogde wegen en parkeerdekken verloederden. De snelle metroverbinding met het stadscentrum werd veel later aangelegd dan gepland. Door de aantasting van de oorspronkelijke plannen werd de Bijlmermeer extra kwetsbaar voor sociale problematiek.

Maar waarschijnlijk veel meer bepalend voor de teloorgang van het gebied, was dat de bebouwing niet aansloot bij de woonwensen van de middengroepen op de woningmarkt. Terwijl in de Bijlmer nog volop gebouwd werd, werden in de overloopgemeenten rondom Amsterdam tienduizenden laagbouwwoningen gebouwd, waaronder veel koopwoningen. De belangrijkste doelgroep voor de Bijlmer, de middenklassegezinnen, koos massaal voor een woning in Lelystad, Almere, Purmerend of Hoorn. Toen ook de Nederlandse bevolking minder snel bleek toe te nemen dan gepland, deed zich begin jaren '70 in de Bijlmer de eerste leegstand voor.

4.1.4 Vernieuwing van de Bijlmer

Om het tij te keren richtten de woningcorporaties die de flats in bezit hadden in 1984 de nieuwe woningstichting Nieuw Amsterdam op. Eén gespecialiseerde organisatie werd beter in staat geacht de moeilijke wijk te beheren. De huren van de flats werden verlaagd en het parkeren in de garages werd gratis. Delen van leegstaande parkeergarages werden afgebroken. De probleemflat Gliphoeve (tegenwoordig Geldershoofd) werd geheel gerenoveerd. Ongeveer duizend vier- en vijfkamerwoningen werden gesplitst in kleinere eenheden, om ze aantrekkelijk te maken voor kleinere huishoudens. Lange galerijen werden op een aantal plaatsen afgesloten en er werden liften bijgebouwd. In het openbare groen werden volkstuintjes uitgegeven aan bewoners. Hier en daar werd parkeren op het maaiveld toegestaan. Maar ondanks deze maatregelen, bleven de verliezen van de corporatie oplopen. Er gingen steeds meer stemmen op om een deel van de Bijlmer te slopen.

In 1992 waren de tekorten van Nieuw Amsterdam door de leegstand en de hoge kosten van het beheer opgelopen tot meer dan 60 miljoen euro. Dat was de directe aanleiding voor gemeente, stadsdeel en woningcorporatie om vergaande plannen te ontwikkelen voor de verbetering van de Bijlmermeer. De plannen voorzagen in sloop van een kwart van de hoogbouwflats, maar ook in vernieuwing van het beheer en projecten voor sociaaleconomische vernieuwing. De gesloopte flats werden vervangen door gevarieerde laagbouwmilieus en een deel van de dreven werden verlaagd. De ruimtelijke structuur moest door de vernieuwing gevarieerder, herkenbaarder en sociaal veiliger worden. De Bijlmermeer moest weer een wijk worden waar mensen graag wonen.

Na een tussentijdse evaluatie in 1999, is in 2000 door de gemeente Amsterdam, stadsdeel Zuidoost en woningstichting Nieuw Amsterdam besloten tot een aanzienlijke schaalvergroting van de vernieuwingsoperatie. Het aantal te slopen woningen werd verdubbeld tot 6.500 en besloten werd om daarvoor in de plaats meer nieuwe woningen, bedrijfsruimten en voorzieningen te bouwen. Ook werd besloten om de vernieuwing uit te breiden tot alle buurten in het hoogbouwgebied van de Bijlmermeer en samen te laten gaan met een programma voor sociaal economische vernieuwing en vernieuwing van het beheer. Het nieuwe grootschalige herstructureringsprogramma werd uitgewerkt in het 'Finale Plan van Aanpak Vernieuwing Bijlmermeer'. De gemeenteraad formuleerde daarnaast als taakstelling dat de plannen voor de vernieuwing van de Bijlmermeer samen moesten gaan met de toevoeging van 10% extra woningen ten opzichte van het aantal gesloopte, in het vernieuwingsgebied. Voor iedere 100 gesloopte woningen komen er dus 110 terug, zo was de opgave.

 4.1.5 Bijlmermuseum

Het grootste deel van het onderhavige bestemmingsplangebied wordt gevormd door het zogeheten Bijlmermuseum. Deze geuzennaam dateert uit de eerste vernieuwingsfase van de Bijlmermeer toen een groep bewoners, moreel gesteund door onder anderen de architecten Rem Koolhaas en Pi de Bruin die ondanks de sociale problemen luid en duidelijk ook op de grote architectonische waarde van de woonwijk hadden gewezen, zich rond 1982 succesvol begonnen te roeren. Hun pleidooi om in ieder geval hun buurt aan weerszijden van de hoge metrobaan – het hart van de wijk – als Bijlmermuseum te koesteren en voor mogelijke sloop te behoeden, werd kracht bijgezet met de oprichting van de Stichting Bijlmer Museum. De in verschillende lengtes geknikte flatgebouwen, samen met de 800 meter lange hoge metrobaan en de groenstructuur met waterlopen, fiets- en voetgangerspaden, zou dit kloeke en representatieve hoogbouwveld overeind moeten houden. Dat het Bijlmermuseum vervolgens de historische plek werd waar de eerste hoogbouw tegen de grond ging is een trieste speling van het lot: op 4 oktober 1992 vond de Bijlmerramp plaats, waar een vliegtuig precies in de knik van Groeneveen en Klein Kruitberg neerstortte.

verplicht

Afbeelding: November 1992, sloop Groeneveen na vliegtuigramp 4 oktober 1992 met eerste gedenkplek rond de boom die alles zag

De getroffen flatgebouwsegmenten werden kort daarna geheel gesloopt, waarbij de footprint in het maaiveld zichtbaar werd gelaten, en bij de boom 'die alles zag' ontstond een spontane gedenkplaats die later passend werd ingericht met ondermeer een namenwand en een betegelde vloer. De lege ruimte van de ramplocatie maakt sindsdien deel uit van het glooiende parklandschap dat aanvankelijk om de flatgebouwen was gedrapeerd, maar dat nu als een ononderbroken ruimte het hart van het Bijlmermuseum vormt. De huidige constellatie van het Bijlmermuseum ontstond nadat in 1996, ondanks felle protesten, alsnog het sloopbesluit werd genomen voor Koningshoef, en niet lang daarna ook voor Grunder, flatgebouwen die oorspronkelijk de oostflank van het ensemble vormden. Stichting Bijlmer Museum beschouwde deze gang van zaken als een schending van de weliswaar nooit geformaliseerde maar stilzwijgende overeenkomst dat de acht flatgebouwen een status aparte genoten. Overleg tussen het stadsdeel en Stichting Bijlmer Museum volgde, met als uitkomst een raadsvoordracht die in juni 1998 werd aangenomen: het Bijmermuseum zal als concept benaderd worden, in het centrale autovrije groengebied worden de oorspronkelijke ontwerpuitgangspunten van de Bijlmermeer gerespecteerd, maar aan de randen van de te verlagen dreven moet ruimte blijven voor vernieuwing en, na sloop van de parkeergarages, ruimte voor parkeren op het maaiveld. Dat is tot vandaag de dag dan ook ruwweg de leidraad geworden voor de verdere planvorming in en rond het gebied, zowel voor de aanpak en inrichting van het maaiveld als voor de renovatie van de zes flatgebouwen, waarbij het behoud van Grubbehoeve en Kleiburg nog wel serieus ter discussie heeft gestaan. In 2010, midden in een economische crisis, leek het doek te vallen voor Kleiburg, nadat woningcorporatie Rochdale, geen heil meer zag in de renovatie van nog eens 500 flatwoningen. Het flatgebouw werd voor een symbolische euro te koop aangeboden aan een ontwikkelaar, die onder een aantal strikte voorwaarden zou kunnen aantonen Kleiburg wel rendabel te kunnen opknappen en exploiteren. In samenwerking met het stadsdeel is uit een grote groep belangstellende inzenders uiteindelijk in 2011 de combinatie De Flat uitverkozen met het uiterst succesvol gebleken plan om de woningen als goedkope kluswoningen te koop aan te bieden. Tussen 2013 en 2015 slaagde De Flat er in om gefaseerd 502 klushuizen casco op te leveren.

verplicht

Afbeelding: Gebied Bijlmermuseum binnen rode cirkel met een aantal gesloopte flats en garages

Daarmee is, op de voorgenomen sloop van de restanten van de parkeergarages van Gooioord en Groeneveen na, de vernieuwingsoperatie in het gebied van het Bijlmermuseum grotendeels voltooid. De zes oorspronkelijke flatgebouwen zijn sinds 1999 alle meer of minder ingrijpend gerenoveerd, met de nodige bewonersinspraak, waarbij de aandacht vooral uitging naar het verbeteren van de ontsluiting en het aanpakken van de plinten. Lees meer in paragraaf 7.8 en het als bijlage bij deze toelichting toegevoegde 'Cultuurhistorische Verkenning Bijlmermuseum'.

4.2 Huidige situatie plangebied     

In deze paragraaf wordt verder ingezoomd op het plangebied en wordt beschreven wat de huidige situatie is. Het Bijlmermuseum staat voor een gebied ingeklemd tussen Ganzenhoef en Kraaiennest. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een centraal groengebied en een overgangsgebied in de randen. In het centrale groengebied worden de oorspronkelijke ontwerpuitgangspunten van de Bijlmermeer gerespecteerd: een groen, autovrij gebied, ingericht volgens de Engelse landschapsstijl, met in het gebied een woonfunctie in de hoogbouw. In de plinten van deze hoogbouw bevinden zich ook verschillende functies. De randen worden vormgegeven als een overgangsgebied waarin een mix mogelijk is van oorspronkelijkheid en vernieuwing. Het gebied wordt ingeklemd door een viertal dreven: Bijlmerdreef, 's Gravendijkdreef, Karspeldreef en Groesbeekdreef. Langs deze dreven zijn veel functies gevestigd zoals een medisch centrum, restaurants, winkels etc.

verplicht

Afbeelding: Galerijflats bestaand en gesloopt in Bijlmermuseumgebied

Wonen

Oorspronkelijk waren er 8 galerijflats in dit gebied, maar in de jaren '80 stijgt de leegstand van woningen steeds meer. Er was te weinig vraag naar hoogbouw en de woningen waren te duur in verhouding tot andere woontypen in Zuidoost en omgeving. Naast de sloop van flats in andere gebieden worden in dit gebied de flats Koningshoef en Grunder gesloopt. De bestaande flats Kikkenstein, Kruitberg, Kleiburg, Gooioord, Groeneveen en Grubbehoeve staan in een park met bomen en veel vijvers. Daarnaast werden naar aanleiding van de Bijlmerramp in 1992 de flats Klein-Kruitberg en Groeneveen deels gesloopt. Op de plek van de ramp is een monument opgericht.

verplicht verplicht verplicht

Afbeeldingen: Monument opgericht op de plek van de Bijlmerramp

verplicht

Afbeelding: Huidige situatie plangebied

Honingraatflats

De laatste jaren zijn de flats gerenoveerd en dit levert een kwaliteitsverbetering op van de woningen en het gebouw. Dankzij bouwkundige ingrepen is de directe woonomgeving qua sociale veiligheid (oriëntatie en herkenbaarheid) sterk verbeterd. Dankzij de flatgewijze aanpak heeft elke flat een eigen herkenbare uitstraling gekregen door bijvoorbeeld toegepaste kunst. Op de begane grond van de flats (plinten) zijn veelal woon- of werkfuncties gekomen. Deze kunnen bestaan uit woningen, werkruimtes, ateliers,

verplicht

Afbeelding: overzichtelijk entree

kinderopvang, maatschappelijke voorzieningen, of gebouwde parkeervoorzieningen zoals de “terp”. De functies in de plint heffen 'blinde' / 'dode' muren op en vergroten het toezicht op het maaiveld, de sociale controle. Bij de renovatie hebben de flats duidelijk herkenbare en overzichtelijke entrees en poorten gekregen. Dit beperkt zich tot twee of drie poorten per flat en twee of drie hoofdentrees per flat. De kopgevels van de flats in de G/K-buurt zijn verfraaid met een aantal monumentale kunstwerken.

Gooioord

De flat Gooioord is gebouwd in elf lagen met bergingen op de begane grond. Op de eerste etage is een binnenstraat gesitueerd. Er worden in de binnenstraat steeds meer niet-woonfuncties gerealiseerd. De flat Gooioord is vernieuwd en deels aangepast voor senioren. De monotone gevels, de slecht herkenbare entrees en de grote aantallen onveilige onderdoorgangen vroegen om vernieuwing van het casco.

verplicht

Afbeeldingen: Links overzichtskaart flat Gooioord en openbare ruimte er omheen. Rechtsboven de binnenstraat

Groeneveen

De flat Groeneveen is gebouwd in elf lagen met bergingen op de begane grond. Het is een gerenoveerd flatgebouw in het Bijlmermuseum dat uit 400 ruime woningen bestaat. Groeneveen staat in de G-buurt, net ten zuiden van winkelcentrum Ganzenpoort en metrostation Ganzenhoef. Na de Bijlmerramp is een deel van de flat gesloopt (161 appartementen). In een aantal gevallen zijn ook enkele niet-woonfuncties op de begane grond gerealiseerd.

verplicht

Afbeeldingen: Overzichtskaart flat Groeneveen en openbare ruimte er omheen. Rechtsboven kunst op de kopgevel van Groeneveen

Grubbehoeve

De flat Grubbehoeve (319 woningen) is gerenoveerd en een deel is verkocht aan onder andere de huurders. Ook zijn er nog steeds huurwoningen in deze flat. In de plint van het huurdeel is op de begane grond bedrijfsruimte gerealiseerd.

verplicht

Afbeelding: Overzichtskaart flat Grubbehoeve en openbare ruimte er omheen

Kikkenstein

De flats Kikkenstein, Kruitberg en Kleiburg in de K-buurt zijn behouden en gerenoveerd. Ook is het maaiveld opnieuw ingericht. De flat Kikkenstein bestaat uit 493 woningen, variërend van tweekamer tot vierkamerwoningen. Het merendeel van de woningen (418) is in het sociale huursegment. De overige 82 woningen zijn koopwoningen. Aan het principe van het oorspronkelijke ontwerp met bergingen op de begane grond is niets gewijzigd. De bergingen zijn wel opnieuw ingedeeld in kleinere, goed verlichte eenheden. Er zijn in het verleden drie glazen liften bijgebouwd, met drie nieuwe entrees voor de flat. Er is een lange binnenstraat op de eerste etage. Doordat de lange flat wordt onderbroken door drie glazen liftschachten en entrees, ziet het gebouw er veel minder massaal uit.

verplicht

Afbeelding: Links overzichtskaart flat Kikkenstein en openbare ruimte er omheen

Kruitberg

Hier zijn niet alleen 363 sociale huurwoningen gerenoveerd, maar er is ook een nieuwe parkeergarage aangelegd en er zijn bedrijfsruimten bijgekomen. In de flat zijn net als in Kikkenstein drie nieuwe entrees gekomen met een glazen uitbouw. In het eerste deel van de flat zijn in de onderste twee bouwlagen bedrijven en een kinderdagverblijf gesitueerd. Deze bedrijvigheid draagt bij aan de levendigheid van de buurt. In het middendeel is de parkeergarage gevestigd op begane grondniveau. De bergingen in dit deel zijn behouden gebleven. Boven de parkeergarage zijn vernieuwde woningen met een kleine tuin of terras aan de achterkant gesitueerd. In het derde deel van de flat zijn eengezinswoningen gesitueerd met een tuin. Dit zijn voornamelijk vijf- en zeskamerwoningen. De bergingen en binnenstraat zijn er gesloopt.

verplicht

Afbeeldingen: Links overzichtskaart flat Kruitberg en openbare ruimte er omheen. Rechts plint van de flat Kruitberg

Kleiburg

Kleiburg was de laatste flat die nog op sloop of renovatie wachtte. In 2009 begon de voormalig eigenaar van het complex met de uitplaatsing van de bewoners uit Kleiburg. Het pand zou worden gesloopt. De eigenaar zag geen kansen meer om de flat te behouden. Tegen de voorgenomen sloop werd actie gevoerd door wijkbewoners. Twintig jaar na de start van de vernieuwing is uiteindelijk gekozen voor renovatie die in september 2013 startte. Uiteindelijk werd besloten om het gebouw voor het symbolische bedrag van 1 euro te verkopen aan een derde partij die met een volwaardig renovatieplan zou komen. De woningen worden tegen een scherpe prijs casco verkocht als klushuis. De ontwikkelende partijen renoveren de buitenkant, waarna de koper aan de beurt is om de binnenkant van het appartement naar eigen smaak in te richten en af te bouwen. In het eerste en tweede segment zijn de eerste 200 gerenoveerde woningen aan de kopers opgeleverd in 2014. Het derde en vierde segment van nog eens 300 gerenoveerde woningen zijn inmiddels gereed. De bergingen zijn verplaatst naar de etages van de woningen en de collectieve ruimten op de begane grond zijn verwijderd en vervangen door nieuwe woningen, bedrijfsruimten, entreeportalen en gezamenlijke fietsenstallingen. Dit moet resulteren in een verhoogde sociale controle op de omgeving en een overzichtelijke begane grond. De openbare binnenstraat op de eerste verdieping is eveneens verwijderd.

verplicht

Afbeeldingen: Links overzichtskaart flat Kleiburg en openbare ruimte er omheen. Rechts de flat Kleiburg

Vernieuwing Bijlmer: nieuwbouw Grunder

In het noordoosten van het plangebied, op de plaats van het gesloopte flatgebouw Grunder, is een gebied heringericht met nieuwbouw. Deze gevarieerde nieuwbouwwijk bestaat uit ongeveer 450 woningen, hoog- en laagbouw, koop- en huurwoningen die eind 2007 werden opgeleverd. Tussen het hof van Grubbehoeve en de nieuwbouw van Grunder is water en groen aangelegd. Aan de westzijde van de nieuwbouw Grunder zijn 5 vrijstaande middelhoge appartementencomplexen gesitueerd. Langs de dreven zijn grondgebonden woningen gerealiseerd waardoor een samenhangend beeld ontstaat in combinatie met het doorgaand wegprofiel. In het rustige binnengebied van Nieuw Grunder staan 4 bouwblokken met eengezinswoningen in 2 á 3 bouwlagen.

verplicht

Afbeelding: Plattegrond Nieuw Grunder

Vernieuwing Bijlmer: Verdichting aan de Bijlmerdreef

Langs de Bijlmerdreef zijn appartementen gebouwd in doorgaans vijf bouwlagen, met hoogte accenten op de hoeken. Langs de Bijlmerdreef zijn in de plint van meerdere gebouwen ruimten gerealiseerd ten behoeve van niet-woonfuncties. De woningen langs de Bijlmerdreef zijn gestapelde middelhoogbouw woningen.

Verkeer

De Bijlmerdreef en de 's Gravendijkdreef zijn verlaagd naar het omliggende maaiveld. Het wegprofiel van het al eerder verlaagde deel van de Bijlmerdreef is doorgezet langs Grubbehoeve en de nieuwbouw van Grunder, d.w.z. twee hoofdrijbanen van één rijstrook, gescheiden door een middenberm en ventwegen met parkeerstroken en trottoirs. Dit profiel sluit aan op het eerder verlaagde deel van de 's Gravendijkdreef.

Iedere flat heeft een eigen verkeersontsluiting vanaf de omliggende dreven. Op deze manier wordt het autoverkeer gespreid over de verschillende ontsluitingswegen en kruispunten en naar de parkeervelden aan de randen van het park geleid.

Van noord naar zuid loopt de metrobaan, met net ten noorden van het plangebied het metrostation Ganzenhoef en net ten zuiden metrostation Kraaiennest.

verplicht

Afbeelding: metrobaan van noord naar zuid

Vanuit het oogpunt van sociale veiligheid zijn de fiets- en voetpaden geconcentreerd. De hoofdroutes, de routes die de K-buurt met de omgeving verbinden, zijn gehandhaafd. Dit zijn het Gulden Kruispad, het Nellesteinpad, het Gaasperparkpad en het Kraaiennestpad. Ook zijn er nog verbindende voetgangersroutes en recreatieve routes die door het plangebied lopen.

Parkeren

Vanwege lage inkomsten en hoge beheer- en exploitatiekosten en technische staat zijn de meeste garages in het gebied gesloopt. Ook werden ze gesloopt omdat de loopafstanden tot de woning te groot waren en ze onoverzichtelijk en onaantrekkelijk waren.

verplicht verplicht

Afbeeldingen: links afgetopte parkeergarage; rechts parkeerveld op maaiveld

Al in het verleden is de parkeergarage Kleiburg / Koningshoef, evenals de garage Kruitberg / Kikkenstein, gesloopt, om plaats te maken voor nieuwe (woon)functies in het centrumgebied van de K-buurt. Tussen de flats Kikkenstein en Kruitberg is alleen parkeren op maaiveld mogelijk. Bij de flat Kruitberg is een parkeerterp (gebouwde parkeervoorziening tegen de flat aan) gerealiseerd voor ca. 100 auto's, geïntegreerd in het 2e segment van de flat. Bij Kikkenstein zijn twee parkeervelden ten westen van de flat gesitueerd op maaiveldniveau. Bij de flat Kleiburg was oorspronkelijk een parkeerterp bedacht, maar dit botste met de wens van een levendige plint en het behoud van zoveel als mogelijk beeldbepalend groen. Ook viel dit buiten de financiële mogelijkheden voor dit project. Daarom is gekozen voor het realiseren van parkeerplaatsen op maaiveld (zie hoofdstuk 5, Nieuwe situatie).

verplicht

Afbeelding: Parkeervelden aangegeven met rode cirkels (zuidelijk deel plangebied)

Bij de flat Gooioord zijn de bovenste verdiepingen van de parkeergarage er af gehaald (afgetopt) en zijn er plannen om deze garage compleet af te breken. In plaats van de parkeerruimte op de bovenste verdieping zijn er parkeerplaatsen op het maaiveld naast de parkeergarage geplaatst. Bij de flat Groeneveen is de afgetopte parkeergarage afgebroken en wordt nu op maaiveld geparkeerd (zie hoofdstuk 5, Nieuwe situatie). Tussen de flat Grubbehoeve en het gebouw CEC is een parkeerplaats op maaiveld gesitueerd. In de buurt Nieuw Grunder wordt zowel in het openbaar als op eigen terrein geparkeerd. Bij de 5 appartementenblokken is een ondergrondse parkeergarage gebouwd.

verplicht

Afbeelding: Parkeergarage/velden aangegeven met rode cirkels (noordelijk deel plangebied)

Groen en Water

Een groot deel van het Bijlmermuseum heeft een parkachtig karakter. Dit groen bestaat vooral uit grasvelden waarop de bomen staan, met daartussendoor waterpartijen. In het kader van sociale veiligheid is het merendeel van de onderbegroeiing, ook in de omgeving van parkeerplaatsen en de entrees en poorten van de flats, verwijderd. De waterloop die door het midden van het plangebied loopt van oost naar west, is onderdeel van de zogenaamde Groene Scheg. De Groene Scheg loopt van het Nelson Mandelapark naar de Bijlmerweide. Langs deze route kan men wandelen, fietsen of relaxen. De toename van het verhard oppervlak (nieuwbouw) maakte het noodzakelijk het waterbergend vermogen van het gebied te vergroten en dus de bestaande waterlopen te verbreden. Er zijn drie Groene Banen als openbare groengebieden tussen de flats met elk een eigen karakter. De Groene Banen is een verzamelnaam voor de groenelementen die een verbinding vormen tussen het Bijlmermuseum, de Karspeldreef en de groengebieden van K-zuid.

verplicht

Afbeeldingen: Veel groen en waterpartijen in het plangebied

Voorzieningen

In het sport- en spelcomplex net ten noorden van het metrostation Kraaiennest zijn voorzieningen voor verschillende sporten gebundeld. De sporten die men kan beoefenen zijn voetbal en basketbal. Daarnaast is er een skatebaan, atletiekbaan en verschillende tennisbanen. Er zijn verschillende speelplekken voor kinderen bij de flats aangelegd. Ook zijn er verschillende kinderdagverblijven in het plangebied.

verplicht

Afbeeldingen: Sport- en spelcomplex

Langs de Bijlmerdreef zijn verschillende gebouwen met wonen boven gemengde functies. In de afbeelding hieronder zijn de functies beschreven in 4 verschillende cirkels.

In het noordwesten van het plangebied staat een gebouw waar meerdere maatschappelijke functies zijn gevestigd in de plint. Hier zit onder andere het Gezondheidscentrum Klein Gooioord (zie cirkel 1). In het gebouw ten oosten van dit Gezondheidscentrum langs de Bijmerdreef is het Medisch Centrum Ganzenhoef gehuisvest. Hier zitten ook een aantal bedrijfsruimten in de plint. Helemaal op de hoek net voor de metrobaan heeft het gebouw de functie kantoor (zie cirkel 2).

verplicht

Afbeelding: Functies langs de Bijlmerdreef

Het eerste gebouw, de Kandelaar genaamd, ten oosten van de metrobaan langs de Bijlmerdreef herbergt een aantal functies waaronder horeca en maatschappelijke voorzieningen met daarboven woningen. De Kandelaar is een multifunctioneel verenigingsgebouw dat onderdak biedt aan een aantal kerkgenootschappen uit Amsterdam Zuidoost. Er zijn vijf kerkzalen, die in totaal plaats bieden aan 900 gelovigen (zie cirkel 3). Daartegenover staat het gebouw Cultureel Educatief Centrum (CEC). Dit gebouw bestaat sinds 2004 en is een knooppunt in de buurt. Dit pand huisvest verschillende organisaties die hoofdzakelijk vanuit een educatieve of culturele grondslag werken. Een aantal functies die daar gehuisvest zijn, zijn het ROC, een tweetal restaurants en bedrijfsruimten met woningen erboven (zie cirkel 4).

verplicht

Afbeeldingen: Gebouw CEC en Kandelaar er tegenover

Hoofdstuk 5 Nieuwe situatie     

In dit hoofdstuk wordt verder ingezoomd op het plangebied en wordt beschreven hoe de situatie in de afgelopen jaren gewijzigd is en wat er overgenomen gaat worden. De nieuwe situatie gaat er iets anders uitzien dan de situatie in de huidige bestemmingsplannen. Voor het grootste deel van het bestemmingsplangebied wordt de bestaande situatie dan wel de reeds verleende omgevingsvergunningen in het bestemmingsplan opgenomen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het overnemen van de omgevingsvergunning Kleiburg.

Kleiburg parkeren

In de verleende omgevingsvergunning (2013) is besloten dat er ten oosten van de flat Kleiburg maximaal 505 parkeerplaatsen in de openbare ruimte (groen) worden gerealiseerd. Uiteindelijk zijn er 383 parkeerplaatsen gerealiseerd. Het plan in het vigerende bestemmingsplan was om het parkeren op een geconcentreerd parkeerveld en een parkeerterp te realiseren. Dit gebied was eerst bestemd voor Groenvoorzieningen, Verblijfsgebied-2 en Parkeergarage. Hier wordt dus van afgeweken.

verplicht

Afbeeldingen links: Vigerend bestemmingsplan. Afbeelding rechts: Plankaart omgevingsvergunning Kleiburg (nieuwe situatie)

Andere ontwikkelingen parkeren

Vanwege de zeer slechte staat van de afgetopte parkeergarage Groeneveen is besloten dat deze helemaal werd gesloopt (sloopvergunning 2014). Dit is inmiddels afgerond en hier is een parkeervoorziening op maaiveldniveau voor terug geplaatst. Dit zal overgenomen worden in dit bestemmingsplan. Langs de metrobaan liggen tijdelijke parkeerplaatsen die ter zijne tijd weer verwijderd worden en waar weer groen voor terug geplaatst wordt.

verplicht

Afbeelding: De afgetopte parkeergarage bij Gooioord.

De afgetopte parkeergarage Gooioord wordt ook gesloopt. Er wordt onderzocht of er mogelijkheden zijn om een nieuwe parkeergarage te plaatsen. Er zal een tijdelijke parkeervoorziening op maaiveld komen van 2 tot 5 jaar, waarna een beslissing genomen zal worden genomen over verdere plannen.

Verkeersbestemmingen

Er zijn 4 verkeersbestemmingen in dit gebied. Deze verschillen alle 4 een beetje van elkaar. Gronden bestemd voor “Verkeer – 1” zijn de hoofdwegen die om het plangebied heen liggen zoals de Bijlmerdreef en de Groesbeekdreef. De aangewezen gronden met de bestemming “Verkeer – 2” zijn de gebouwde parkeervoorzieningen in het gebied. Dit kan zowel een parkeergarage zijn als een parkeerterp tegen een flat aan. “Verkeer – 3” zijn de belangrijke fietspaden in het gebied. De verhoogde metro heeft de bestemming “Verkeer – 4”.

CEC gebouw

Het CEC gebouw langs de Bijlmerdreef is bestemd als “Gemengd – 1”. Hier zijn maatschappelijke voorzieningen, publieksgerichte en zakelijke dienstverlening en kantoren toegestaan. Ook is er een horeca - 1 toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'h'. Ook zijn hier woningen in de vierde bouwlaag toegestaan.

Kandelaar

Naast het CEC gebouw staat de Kandelaar dat bestemd is als “Gemengd”. Hier zijn functies naast maatschappelijke voorzieningen ook kantoren, publieksgerichte dienstverlening, zakelijke dienstverlening toegestaan in de eerste bouwlaag. Ter plaatse van de aanduiding 'h' is horeca 1 toegestaan in de eerste bouwlaag. Ook zijn hier woningen in de tweede en hoger gelegen bouwlagen toegestaan.

Beschermd Stadsgezicht

Monumenten en Archeologie van de gemeente Amsterdam adviseert om het ensemble van de zes hoogbouwflats, de hoge metrobaan, de onderliggende groen- en waterstructuur en de oorspronkelijke fiets- en voetgangersbruggen, aan te wijzen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht.

Met het oog op de al lang bestaande status aparte van het Bijlmermuseum, in 1984 voor het eerst als naam gebruikt door de bewoners/initiatiefnemers van de Stichting Bijlmer Museum, in 1998 geformaliseerd met het raadsbesluit om in het Bijlmermuseum de oorspronkelijke ontwerpuitgangspunten van de Bijlmermeer te respecteren en in 2008 opgenomen in de gemeentelijke Top 100 van naoorlogs erfgoed. Nu de per deelgebied en in verschillende fases gerealiseerde vernieuwing van de flatgebouwen en het maaiveld vrijwel voltooid is, biedt de status van beschermd gezicht de kans om het Bijlmermuseum in de toekomst weer meer als eenheid te benaderen, zodat onderhoudswerkzaamheden en noodzakelijke en/of gewenste ingrepen integraal aangepakt kunnen worden. De procedure tot het aanwijzen beschermd stadsgezicht is in gang gezet en loopt parallel aan de bestemmingsplan procedure.

Naast de status beschermd stadsgezicht zal op advies van Monumenten en Archeologie het gebied in ieder geval conserverend bestemd worden middels een dubbelbestemming Cultuurhistorie, ook voor de aanleg van het groen en de maaiveldinrichting, en het vastleggen van de bestaande bouwhoogten en rooilijnen van de flatgebouwen.

Wonen

De voorziene woningen in het gebied bestaan hoofdzakelijk uit de 6 flats van meestal 11 bouwlagen. Het is toegestaan om huisgebonden beroepen uit te oefenen. Ter plaatse van de aanduiding parkeergarage is een gebouwde parkeervoorziening toegestaan. In de flats Gooioord, Groeneveen en Grubbehoeve mogen in de 1e en 2e bouwlaag maximaal 30% van het brutovloeroppervlak gebruikt worden voor andere functies dan wonen. Voor de flats Kikkestein, Kruitberg en Kleiburg geldt dat alleen voor de 1e bouwlaag. De toegestane andere functies zijn voor wat betreft een kinderdagverblijf en een sociaal-culturele voorziening beperkt tot de nu aanwezige kinderdagverblijven en sociaal-culturele voorzieningen. Om de vestigingen van deze voorzieningen te kunnen reguleren en zo eventuele overlast te kunnen voorkomen zijn deze functies mogelijk gemaakt met een afwijking.

De woningen in het heringerichte gebied Grunder bestaan uit ongeveer 450 hoog- en laagbouw, koop- en huurwoningen. In dit bestemmingsplan is een dakopbouwregeling opgenomen voor een deel van deze woningen.

Dakopbouw

Alleen voor het gebied Nieuw Grunder zijn deels dakopbouwen toegestaan op woningen van twee bouwlagen. Voor dakopbouwen geldt, dat deze een grote invloed kunnen hebben op de omgeving. Zij beïnvloeden immers de bezonning, het uitzicht en de privacy van omwonenden. Ook veranderen dakopbouwen de stedenbouwkundige uitstraling van gebouwen. Om die redenen is voor dit bestemmingsplan geïnventariseerd of en waar dakopbouwen ruimtelijk aanvaardbaar zijn. Dakopbouwen zijn uitsluitend toegestaan op woningen met platte daken. Op de woningen van 9 meter hoogte zijn dakopbouwen niet toegestaan. De reden daarvoor is, dat extra bebouwing boven op de hoogte van 9 meter, niet past bij het laagbouwkarakter van de wijk.

Voor de dakopbouwen op woningen van 6 meter en van 3 meter hoogte is een terugligging voorgeschreven. Dat wil zeggen dat een dakopbouw nooit tot aan de voorgevel gebouwd mag worden. Daar is ten eerste voor gekozen omdat dakopbouwen nadelige gevolgen kunnen hebben voor de bezonning van aangrenzende woningen en tuinen. Dat moet zoveel mogelijk worden beperkt. Maar een terugligging is ook gewenst om ruimtelijk het onderscheid tussen de hoofdmassa en de uitbreiding daarvan te markeren. Verder geldt dat ook om stedenbouwkundige redenen een terugligging van dakopbouwen gewenst is. Alle dakopbouwen dienen tenminste een halve meter terug te liggen van de dakrand.

Functies plinten flats

Er heeft voor het bestemmingsplan een inventarisatie plaatsgevonden van de functies in de plinten. Er zijn verschillende omgevingsvergunningen verleend voor functieveranderingen voor in de plint van verschillende flats. In dit nieuwe bestemmingsplan zullen deze vergunningen worden overgenomen en functies worden gelijk geschakeld tussen de verschillende flats. Ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' zijn bedrijven in de categorie A en B, kantoren, consumentverzorgende dienstverlening , maatschappelijke voorzieningen, ateliers en zakelijke dienstverlening inclusief ondersteunende horeca van categorie 1 toegestaan

Maatschappelijke functies

Langs de Bijlmerdreef ter hoogte van de flats Gooioord en Groeneveen staan een aantal gebouwen met de functie “Gemengd 1 -4 ”. Hier zijn functies naast maatschappelijke voorzieningen ook kantoren, publieksgerichte dienstverlening, zakelijke dienstverlening toegestaan. Per bestemming is aangegeven in welke bouwlagen functies mogen en vanaf welke bouwlaag uitsluitend wonen is toegestaan in de eerste bouwlaag. Ter plaatse van de aanduiding 'h' is horeca 1 toegestaan in de eerste bouwlaag.

Tuinen

Gronden bestemd voor “Tuinen” zijn bestemd voor tuinen en groenvoorzieningen. Hier zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan. En ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' mag 1 auto worden geparkeerd.

Groen en Water

De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, parken, sportvoorzieningen met bijbehorende voet- en fietspaden, straatmeubilair, speelvoorzieningen en water huishoudkundige voorzieningen zoals bruggen en duikers. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen' – gedenkteken' is een gedenkplaats toegestaan ter nagedachtenis aan de vliegramp van 1992 met bijbehorende voorzieningen. De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor water, steigers, bruggen en water huishoudkundige voorzieningen. Ook hier geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water- gedenkteken' is een gedenkplaats toegestaan ter nagedachtenis aan de vliegramp van 1992 met bijbehorende voorzieningen.

Hoofdstuk 6 Toetsing aan beleidskaders     

De ontwikkelingen in het bestemmingsplan worden getoetst aan rijks-, provinciaal, gemeentelijk en stadsdeelbeleid. Het plangebied ligt binnen bestaand stedelijk gebied. Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend. Het plan dat wordt opgesteld dient te passen binnen de kaders van het geldende beleid. Voor dit bestemmingsplan is als kader stellend beleid het volgende relevant:

6.1 Rijksbeleid     

6.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. In de structuurvisie is aangegeven dat het Rijk drie hoofddoelen heeft:

  1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  2. het verbeteren, in standhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
  3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Uit de drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn.

Structuurvisies hebben alleen een bindende werking voor de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, worden daarom geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Die Amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.

6.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden. In het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van een aantal beschreven onderwerpen van nationaal belang, zoals hoofdwegen en spoorwegen, buisleidingen van nationaal belang, ecologische hoofdstructuur, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. De regels uit het Barro zijn voor wat betreft een aantal onderwerpen verder uitgewerkt in het Rarro (bijvoorbeeld de uitbreiding van het hoofdwegennet).

Consequenties voor dit bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Bijlmermuseum raakt niet aan deze nationale belangen.

6.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening aangepast. Teneinde een zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren dient bij het mogelijk maken van een nieuwe stedelijke ontwikkeling gemotiveerd te worden dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte. De ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing op aanvragen waarop de reguliere procedure van toepassing is.

Consequenties voor dit bestemmingsplan

Er hoeft niet getoetst te worden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking omdat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen toestaat.

6.1.4 Luchthaven Schiphol

Op 1 november heeft het kabinet zijn definitieve goedkeuring verleend aan nieuwe milieu- en veiligheidsregels voor Schiphol. De regels zijn vastgelegd in twee uitvoeringsbesluiten, behorende bij de in 2001 goedgekeurde Schipholwet: het luchthavenindelingsbesluit en het luchthavenverkeerbesluit. Voor ruimtelijke plannen is hoofdzakelijk het luchthavenindelingsbesluit (LIB) van belang, omdat dat (ruimtelijke) regels bevat voor de omgeving, ten behoeve van het functioneren van Schiphol. Voor bepaalde gebieden rondom Schiphol is een 'beperkingengebied' aangewezen. Binnen dat gebied gelden beperkingen ten aanzien van maximale bouwhoogten, vogel aantrekkende werking en toegestane functies (zoals woningen). In 2015 is het luchthavenindelingsbesluit Schiphol in verband met wijzing van het beperkingengebied gewijzigd. Het besluit is op 3 november 2015 bekendgemaakt en met ingang van 4 november 2015 in werking getreden.

Consequenties voor dit bestemmingsplan

Het gewijzigd besluit betekent voor het bestemmingsplangebied Bijlmermuseum, dat niet meer een maximale bouwhoogte van 150 meter, maar een maximale bouwhoogte van 64 tot 72 meter geldt. Voor gebouwen hoger dan 60 meter moet op grond van de Structuurvisie Amsterdam 2040 een Hoogbouweffectrapportage (HER) opgesteld worden. In de HER worden dan ook de effecten van het LIB meegewogen. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe hoge gebouwen mogelijk en is daarmee in overeenstemming met het LIB. Ook de bestaande flats in het gebied liggen ruim onder de maximale bouwhoogte uit het LIB.

6.2 Provinciaal beleid     

6.2.1 Structuurvisie Noord-Holland en Provinciale Ruimtelijke Verordening

De Provinciale Staten van de provincie Noord-Holland hebben op 21 juni 2010 de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. De PRV is als laatste op 1 maart 2017 gewijzigd. In artikel 5a is opgenomen dat een bestemmingsplan uitsluitend kan voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken (lid 1). In lid 2 van dit artikel is aangegeven dat Gedeputeerde Staten nadere regels stellen aan de afspraken bedoeld in het eerste lid.

Gedeputeerde Staten hebben op 28 februari 2017 de uitvoeringsregeling met betrekking tot regionale afspraken over nieuwe stedelijke ontwikkelingen in Noord-Holland vastgesteld. Deze uitvoeringsregeling is ook op 1 maart in werking getreden.

Een stedelijke ontwikkeling wordt in het besluit ruimtelijke ordening gedefinieerd als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Consequenties voor dit bestemmingsplan

Het bestemmingsplan maakt dergelijke bebouwing van nieuwe woningen en voorzieningen niet mogelijk.

6.2.2 Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan

Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (2007) maakt de keuzes van de provincie duidelijk op het gebied van verkeer en vervoer. Er staat in welke maatregelen zij in de periode 2007-2013 wil uitvoeren en wat zij van andere partijen verwacht. Daarnaast geeft het plan aan hoe de provincie wil omgaan met de effecten van verkeer en vervoer op veiligheid, milieu, economie, ruimtelijke kwaliteit, natuur en landschap en water. De provincie is volgens de Planwet verkeer en vervoer verplicht een verkeers- en vervoersplan te maken. De essentiële onderdelen uit het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan, de Nota Mobiliteit uit 2006, moeten daarin zijn verwerkt. Bovendien vereist de Planwet dat gemeenten de essentiële onderdelen die de provincie in haar Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan formuleert, in hun beleid en maatregelen overnemen. De provincie kán, indien zij dat wenst, uitvoering van de essentiële onderdelen van gemeenten afdwingen. Het doel van het beleid is eenvoudig samen te vatten met het motto 'vlot en veilig door Noord- Holland'. Lopende plannen voor verbetering van de infrastructuur worden verder ontwikkeld en waar mogelijk verwezenlijkt. Omdat alleen met de uitbreiding van weginfrastructuur de groei van het autogebruik niet is bij te houden, worden ook andere beleidsonderdelen geïntensiveerd. De bedoeling is dat het totaal van netwerken - auto, openbaar vervoer, fiets - efficiënter wordt gebruikt en alternatieven voor het autogebruik worden gestimuleerd, zodat er meer keuzemogelijkheden ontstaan.

Consequenties voor dit bestemmingsplan

Voorliggend bestemmingsplan is in overeenstemming met het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan opgesteld.

6.3 Regionaal beleid     

6.3.1 Metropoolregio Amsterdam

De Metropoolregio Amsterdam is het informele samenwerkingsverband van lokale en provinciale overheden in de noordvleugel van de Randstad. Belangrijk kenmerk van de metropoolsamenwerking vormt het feit dat dit gebeurt op vrijwillige basis. De democratische legitimatie van besluiten vindt plaats in de Staten en Raden van de aangesloten gemeenten en provincies.

Het versterken van de concurrentiepositie, nationaal en internationaal, vormt de rode draad binnen de metropoolsamenwerking. Om in de Europese top mee te kunnen blijven spelen, is de gezamenlijke ambitie gericht op het creëren van een hoogwaardig, veilig en duurzaam leef- en woonmilieu voor bedrijven, bewoners en bezoekers, nu en straks. Door in te zetten op compacte, hoogwaardige en bereikbare steden die omringd worden door recreatief groen moet het vestigingsklimaat aantrekkelijk blijven.

Rond de beleidsvelden verkeer en vervoer, economie, verstedelijking, landschap en duurzaamheid zijn drie regionale bestuurlijke overlegorganen geformeerd. De samenwerking in metropoolverband levert de regio bovendien structureel meer kracht en zeggenschap op richting het Rijk.

6.3.2 Stadsregio Amsterdam

De Stadsregio Amsterdam is een samenwerkingsverband van zestien gemeenten. De Stadsregio werkt onder meer aan verbetering van de bereikbaarheid, de leefbaarheid en de economische ontwikkeling en heeft in dat kader een aantal beleidsnota's opgesteld. In het voorliggend bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen opgenomen die in strijd zijn met het beleid van de Stadsregio.

6.3.3 Regionale woonvisie

De Woonvisie Amsterdam tot 2020: Wonen in de Metropool (december 2007) is het beleidskader op het gebied van volkshuisvesting voor de zestien gemeenten in de Stadsregio tot 2020. Het geeft richting aan de programmering en prioritering op het gebied van wonen.

6.4 Beleid gemeente Amsterdam     

6.4.1 Structuurvisie “Amsterdam 2040 Economisch sterk en duurzaam” (2011)

De gemeenteraad van Amsterdam heeft op 16 februari 2011 de Structuurvisie Amsterdam 2040 vastgesteld. In de structuurvisie worden keuzes vastgelegd voor de ruimtelijke ontwikkeling van de stad. In de structuurvisie is als centrale ambitie verwoord dat Amsterdam zich als kernstad verder dient te ontwikkelen binnen een internationaal concurrerende duurzame Europese metropool.

verplicht

Afbeelding: Uitsnede structuurvisie

Consequenties voor dit bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan ligt in het bestaande stedelijke gebied van de Structuurvisie. Het plangebied valt binnen het gebied 'Wonen – werken'. Er zijn geen specifieke opgaves voor het plangebied geformuleerd.

6.4.2 Ecologische visie

In 2012 heeft de gemeenteraad de Ecologische Visie Amsterdam vastgesteld. Dit is een uitwerking van de structuurvisie. In de structuurvisie is een globale kaart opgenomen van een ecologische structuur voor Amsterdam, ter versterking van en aanvulling op de provinciale ecologische hoofdstructuur. Deze ecologische visie geeft een preciezere uitwerking van deze globale kaart met de ecologische structuur voor Amsterdam. Er wordt een verschil gemaakt in de visie tussen “hoofdgroenstructuur” en “ecologische structuur” voor Amsterdam.

Consequenties voor dit bestemmingsplan

Dit plangebied valt buiten beide “structuren”.

6.4.3 Overnachtigingsbeleid

Op 13 juli 2016 heeft de gemeenteraad de herziening van het Amsterdamse deel van de regionale hotelstrategie 2016-222: van hotelbeleid naar overnachtigingsbeleid, vastgesteld. Amsterdam gaat daarmee van een hotelbeleid naar een integraal (regionaal) overnachtigingsbeleid dat zich richt op kwaliteit, spreiding en een gelijkwaardig ondernemersveld. In heel Amsterdam wordt in ieder geval tot 2022 alleen ruimte geboden aan nieuwe innovatieve en kwalitatieve hotelinitiatieven. Voor de overige overnachtigingsvormen wordt het aanbod beter gereguleerd teneinde een legaal, geregistreerd en kwalitatief aanbod te borgen.

Hotels

De gemeente Amsterdam verleent geen medewerking aan nieuwe hotels in een groot deel van de stad. In een beperkt deel van de stad is het uitgangspunt `Nee tenzij´. Medewerking aan nieuwe hotelinitiatieven wordt in Amsterdam in de basis niet gegeven. Alleen als hotelinitiatieven écht iets toevoegen aan de omgeving en de markt, wordt een uitzondering gemaakt voor de locaties waar 'nee, tenzij' geldt. Concepten worden getoetst op verbinding met de buurt, kwaliteit, innovatief karakter, duurzaamheid, houdbaarheid, sociaal ondernemerschap en bijdrage aan het vestigingsklimaat voor bedrijven. Het advies van het adviesteam hotelontwikkeling is verplicht. Indien dat advies negatief is, kan de bestuurscommissie er voor kiezen om het plan voor te leggen aan B&W. De hotelladder is uitgebreid met onder andere een duurzaamheidstoets, een toets sociaal ondernemen en een eis om een buurtverslag bij een aanvraag bij te voegen.

In het nieuwe beleid zijn nieuwe hotels niet meer mogelijk in de bestemmingsplannen. Pas als er zich een concreet initiatief voordoet, kan een stadsdeelbestuur afwegen of zij daarvoor planologisch ruimte wil maken. Indien dat het geval is, is een positief advies van het adviesteam hotelontwikkeling vereist. Bij het adviseren wordt o.m. de in 2014 geïntroduceerde hotelladder gebruikt.

Consequenties voor dit bestemmingsplan

Het woongebied van Zuidoost valt niet in de 'nee, tenzij' gebieden. Hotels zijn dus uitgesloten. Een nieuw hotel is geen onderdeel van dit bestemmingsplan en daarmee in overeenstemming met het overnachtingsbeleid.

Bed & Breakfast

De regels voor Bed & Breakfast (het bedrijfsmatig aanbieden van nachtverblijf in een woning) blijven in het nieuwe beleid ongewijzigd. Voor een Bed & Breakfast gelden de volgende regels:

1. B&B mag uitsluitend worden aangeboden in woonruimte en er mag aan maximaal vier personen logies worden verschaft;

2. De woning dient te worden bewoond door de hoofdbewoner en het pand moet officieel de bestemming 'wonen' hebben;

3. Maximaal 40% van de woning mag worden gebruikt voor een B&B;

4. Een B&B moet worden gemeld bij het stadsdeel en er moet een hotelregister worden bijgehouden;

5. Er mag geen alcohol tegen betaling worden geschonken

Consequenties voor dit bestemmingsplan

Bed and breakfast is in dit bestemmingsplan als beroep aan huis toegestaan. Daarbij gelden bovengenoemde voorwaarden.

Short stay

Short stay houdt in het tijdelijk wonen in een zelfstandige woning voor een periode van ten minste 7 nachten en maximaal 6 maanden. In het nieuwe beleid is short stay niet meer toegestaan en worden ook voor de aflopende vergunningen geen nieuwe meer verstrekt.

Consequenties voor dit bestemmingsplan

Voor dit bestemmingsplan betekent dat, dat short stay niet als mogelijkheid is opgenomen.

Toeristisch verhuur

Toeristisch verhuur via websites als Airbnb en Wimdu is een groeiend fenomeen in Amsterdam. Bij vakantieverhuur is evenals bij bed & breakfast in principe geen sprake van woningonttrekking (in tegenstelling tot short stay) en woont de hoofdbewoner het overgrote deel van het jaar in de woning. Het tijdelijk toeristisch verhuren van woningen is in Amsterdam toegestaan onder bepaalde voorwaarden:

  1. de verhuurder moet toeristenbelasting betalen;
  2. de woning mag maximaal 60 dagen per jaar worden verhuurd aan maximaal vier personen tegelijk; vanaf 2019 wordt het mogelijk maximaal 30 dagen per jaar;
  3. particuliere vakantieverhuur door woningeigenaren mag alleen met toestemming van de Vereniging van Eigenaren (VvE). De toestemming moet blijken uit de statuten van de VvE en er moet in ieder geval vooraf ook toestemming gegeven worden;
  4. vakantieverhuur door huurders van corporatiewoningen mag alleen met toestemming van de woningcorporatie;
  5. de woning moet voldoen aan de brandveiligheidseisen.

Consequenties voor dit bestemmingsplan

Bij toeristische verhuur moet genoemd beleid in acht worden genomen. Mogelijk zullen bovengenoemde voorwaarden in het beleid in de komende jaren gewijzigd worden. Bij toeristische verhuur dient daarom altijd het laatste beleid geraadpleegd te worden.

6.4.4. Horecabeleid

Er wordt gewerkt aan horecabeleid voor de gehele stad. Dit centraal stedelijk beleid vervangt uiteindelijk het horecabeleid van de verschillende stadsdelen. Zolang dat echter nog niet is vastgesteld gelden de uitgangspunten van het stadsdeelbeleid.

6.5 Beleid stadsdeel Zuidoost     

6.5.1 Structuurvisie Zuidoost

De structuurvisie 'Zuidoost Open Huis' is op 27 september 2005 vastgesteld door de stadsdeelraad Zuidoost. In de structuurvisie heeft het stadsdeel de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor het gehele stadsdeel tot 2020 weergegeven. De structuurvisie vormt daarmee het beleidskader voor het stadsdeel. De structuurvisie gaat in op de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid op lange termijn waarmee een samenhangend perspectief wordt neergezet.

Binnen de structuurvisie heeft het plangebied de milieutypering 'hoogbouw'. De kenmerken daarvan zijn flats in het groen, bereikbaarheid vooral per auto en ov, geen functiemenging, een gemiddelde intensiteit (bebouwingsdichtheid) en de financieringscategorie laag.

Consequenties voor dit bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is conserverend en gericht op het behoud van de typische Bijlmer structuren en daarmee past het binnen de typering uit de Structuurvisie Zuidoost.

6.5.2 Programma Groen & Blauw Zuidoost 2030

De Structuurvisie Zuidoost 2020 stelt dat de hoeveelheid groen in de toekomst is afgenomen, maar in kwaliteit en differentiatie is toegenomen. Ook is het water in Zuidoost een drager geworden van de ruimtelijke kwaliteit. Dit programma Groen & Blauw Amsterdam Zuidoost 2030 is hier een uitwerking van. Het doel van dit programma is het ontwikkelen van een visie voor de groen- en waterstructuur van Amsterdam Zuidoost én een realisatiestrategie.

6.5.3 Woonvisie Zuidoost

De stadsdeelraad heeft op 30 juni 2009 de Woonvisie Zuidoost 2020 vastgesteld. De Visie geeft over het wonen beleidskaders voor de nabije toekomst. De ambitie van de Woonvisie is, om in de komende decennia circa 10.000 nieuwe woningen in Zuidoost te bouwen, waarvan 3.000 in het kader van de Vernieuwing Bijlmermeer.

Het bestemmingsplangebied is in de Woonvisie onderdeel van Bijlmer Oost. De Woonvisie beschrijft de Bijlmer Oost als het gedeelte van Zuidoost met de meest gevarieerde woningvoorraad.

Het plangebied heeft in de woonvisie het woonmilieu 'stedelijk gestapeld'. De omschrijving daarvan is gestapeld wonen (appartementen) nabij stedelijke knooppunten, beperkte functiemenging. De gewenste ontwikkeling is behouden, voltooien en veranderen/versterken en waar mogelijk verder ontwikkelen.

Het deel van het plangebied Nieuw Grunder heeft het woonmilieu 'stedelijk in de luwte'. De omschrijving hiervan is suburbaan wonen nabij stedelijke knooppunten.

Consequenties voor dit bestemmingsplan

Er zullen geen nieuwe woningen worden gerealiseerd in het plangebied.

6.5.4 Nota Parkeernormen

De gemeente wil de stad bereikbaar en leefbaar houden met voldoende aantrekkelijke openbare ruimte en meer ruimte voor de fietser en voetganger. Met de verwachte groei van de stad (woningen, kantoren etc.) is het noodzakelijk dat Amsterdam grenzen stelt aan het aantal geparkeerde auto's in de openbare ruimte. Daartoe heeft de gemeente de nieuwe Nota Parkeernormen Auto en de Nota Parkeernormen Fiets en Scooter opgesteld. De nota's leveren een bijdrage aan de regulering van het parkeren in het openbaar gebied. De Nota Parkeernormen Auto is op 8 juni 2017 vastgesteld door de gemeenteraad en gewijzigd op 29 november 2017. Op 14 maart 2018 is de Nota Parkeernormen Fiets en Scooter vastgesteld.

Consequenties voor dit bestemmingsplan

In de Nota's zijn de nieuwe parkeernormen vastgesteld voor nieuwbouw en transformatieprojecten in de stad. De nieuwe normen in de nota gelden vanaf 1 juli 2017.

6.5.5 Horecanota Zuidoost 2007-2012

Op 18 december 2007 is de Horecanota Zuidoost 2007-2012 door de stadsdeelraad Zuidoost vastgesteld. De horecanota speelt in op de ontwikkelingen in het stadsdeel Zuidoost, zoals de vernieuwing van de Bijlmer. De nota vormt verder het beleidskader voor de ontwikkelingsmogelijkheden en kwaliteitsverbetering voor de horeca in Zuidoost. De Horecanota is een beleidsstuk dat dient als toetsingskader voor ontwikkelingen en planvorming rond de horeca, vergunningverlening en handhaving. In de nota wordt aangegeven waar en hoeveel ruimte in het stadsdeel aanwezig is voor extra horecavestigingen. Ook worden de risico's voor de openbare orde in de nota meegenomen.

De genoemde vernieuwingsoperatie is gericht op een integrale aanpak waarbij sprake is van ruimtelijke en sociale vernieuwing met een bijpassend voorzieningenniveau, waaronder horeca. Op dit moment kent het stadsdeel vooral veel horecabedrijven in de categorie van fastfood/afhaalrestaurants en cafés en in mindere mate in de categorie van restaurants en lunchrooms. Het gaat hierbij dikwijls om kleinere zaken, met een eenvoudige uitstraling. De vernieuwingsoperatie heeft geleid tot een behoefte aan andere vormen van horeca en een opwaardering van de horecavoorzieningen. Het stadsdeel streeft daarom naar kwalitatief goede horeca die past bij het vernieuwde stadsdeel. Het stadsdeel ondersteunt tevens nieuwe trends in de horeca.

Consequenties voor dit bestemmingsplan

Er is een afwijking van het vigerende bestemmingsplan (omgevingsvergunning) verleend voor een extra horecapunt in het CEC gebouw. Deze is overgenomen in dit bestemmingsplan.

6.5.6 Gebiedsplannen Zuidoost

Voor Amsterdam is in 2015 het gebiedsgericht werken ingevoerd. De stad is daarvoor ingedeeld in 22 gebieden met elk hun eigen ambtelijk gebiedsteam. Vanuit de gebiedsgerichte aanpak worden gebiedsplannen voorbereid. Het plangebied valt in gebiedsplan Bijlmer Oost. De gebiedsplannen benaderen de opgave in de gebieden integraal, de voorgestelde ingrepen zijn zowel sociaal als ruimtelijk. Voor een bestemmingsplan zijn vooral de ruimtelijke ingrepen interessant.

Gebiedsplan Bijlmer Oost 2018

Bijlmer Oost heeft sinds de vernieuwing een goede balans tussen hoog- en laagbouw. Het woningaanbod is divers en daardoor kunnen veel mensen er een geschikte woning vinden. Om het gebied heen liggen langgerekte parken met ruimte voor sport, spel en recreatie. Bewoners zijn over het algemeen tevreden met hun vaak grote woning. Wel scoren gebieden met veel flats, zoals de G-buurt Noord, wat lager. Mensen vinden het er vaker niet schoon, heel en veilig genoeg. Bij de stedelijke vernieuwing is, net als bij de oorspronkelijke bouw, aandacht voor groen in de directe omgeving en het beperken van verkeersoverlast. Bewoners waarderen de buurt op beide punten goed. Alleen bij de rotonde Ganzenhoef wordt nog verkeersoverlast ervaren, met name op marktdagen. Niet overal is de openbare ruimte af, er liggen enkele terreinen braak waar nog nieuwe woningen komen. De ontwikkelopgave van Bijlmer Oost richt zich vooral op de E- en in de K-buurt. De gemeente wil hier betaalbare woningen realiseren voor jongeren en jongvolwassenen (niet-studenten) die starten op de woningmarkt. Op de overkapping van de rijksweg A9 (2015-2020) kunnen kantoren, woningbouw en groen komen. Ruimtelijke ontwikkelingen die in het gebiedsplan is vastgesteld (en binnen het plangebied van dit bestemmingsplan valt) is:

- In Bijlmer Oost is de parkeerdruk hoog rond winkelcentrum Ganzenpoort, de E-buurt, Laag Gerenstein, de ventwegen langs de Bijlmerdreef en in Nieuw Geinwijk. In deze gebieden worden parkeermaatregelen overwogen. Omdat deze maatregelen gevolgen zullen hebben voor de K-buurt, wil de gemeente daar onderzoek doen naar de parkeerdruk. Voorafgaand daaraan zal een participatietraject met bewoners en ondernemers gestart worden.

Consequenties voor dit bestemmingsplan

Het bestemmingsplan houdt rekening met de ontwikkelingen.

6.5.7 Evenementenbeleid

Het nieuwe evenementenbeleid voor de gehele stad is 1 maart 2018 ingaan. Dit vervangt de Nota Evenementenbeleid voor Zuidoost uit 2010. Vergunningen voor evenementen die plaatsvinden worden conform het nieuwe beleid verleend. In het nieuwe beleid zijn grenzen gesteld aan geluid en hinder, zijn er per locatie specifieke normen gesteld aan het aantal evenementendagen en worden hoge eisen gesteld aan professionaliteit van organisatoren. Op het gebied van duurzaamheid zijn criteria vastgesteld waar organisatoren aan moeten voldoen als zij een groot evenement in de stad organiseren.

Begrenzing geluidsbelasting

Om overlast door evenementengeluid te beperken, kiest Amsterdam ervoor om voor evenementen die muziek niet als primair doel hebben (zoals sportevenementen) te begrenzen tot maximaal 75 dB (C) gevelwaarde. Met gevelwaarde wordt het geluidsniveau dat wordt gemeten op gevels van omliggende woningen bedoeld. Voor muziekevenementen geldt een gevelnorm van maximaal 85 dB(C). Door te kiezen voor een norm in dB(C) in plaats van dB(A), biedt als meerwaarde dat bastonen die vaak als hinderlijk worden ervaren zwaarder meewegen.

Locatieprofielen Zuidoost

In de gehele stad zijn locatieprofielen ontwikkeld waarin staat onder welke voorwaarden er op deze locaties evenementen kunnen plaatsvinden. In de profielen is ook expliciet aangegeven hoeveel evenementdagen er mogen plaatsvinden en met welke geluidbelasting. Het locatieprofiel stelt kaders voor de vergunningverlening. Het al dan niet toekennen van een evenementenvergunning blijft maatwerk en is ter beoordeling aan de vergunningverlener.

Voor Zuidoost zijn 11 locatieprofielen vastgesteld. In het gebied zijn geen locatieprofielen vastgesteld, maar 2 locaties grenzen wel aan het bestemmingsplangebied, namelijk:

  1. Winkelcentrum Kameleon: locatie geschikt voor maximaal 10 kleine en middelgrote evenementen met aantallen bezoekers minder dan 2000 met een aantrekkingskracht voor een breed publiek. Voorbeelden zijn dans, muziek, film, maatschappelijk- en of culturele activiteiten.
  2. Winkelcentrum Ganzenpoort, Annie Romeinplein: locatie geschikt voor maximaal 10 kleine en middelgrote evenementen met aantallen bezoekers minder dan 2000 met een aantrekkingskracht voor een breed publiek. Voorbeelden zijn dans, muziek en culturele activiteiten.

verplicht

Afbeeldingen: Links locatieprofiel Kameleon; Rechts locatieprofiel Ganzenpoort, Annie Romeinplein

 Consequenties voor dit bestemmingsplan

Voor eventuele toekomstige evenementen in dit bestemmingsplan geldt dat deze moeten voldoen aan het nieuwe stedelijke evenementenbeleid. Voor dit bestemmingsplangebied geldt dat 2 van de 11 locatieprofielen in Zuidoost net buiten, maar tegen het bestemmingsplangebied liggen.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan     

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Beschreven wordt hoe met een aantal (technische) (uitvoerings)aspecten van het plan wordt omgegaan en welke onderzoeken zijn verricht. Ook wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het plan.

7.1 Bodem     

Bij de realisatie van de bebouwing in de Bijlmermeer is de grond geschikt bevonden of zo nodig geschikt gemaakt voor woningbouw. Gezien het gebruik van de bebouwing sinds de oprichting ervan is niet te verwachten dat er veel bodemverontreinigingen aanwezig zullen zijn. Ook uit de in het plangebied uitgevoerde bodemonderzoeken (bron: city data Amsterdam) blijkt dat er over het algemeen sprake is van niet of licht verontreinigde grond. De milieu hygiënische kwaliteit van de grond vormt geen belemmering voor wonen en stedelijke functies.

7.2 Geluid     

Kader

In de Wet geluidhinder (Wgh) zijn sinds het eind van de jaren '70 de wetten en regels voor het bestrijden en voorkomen van geluidhinder ten gevolge van wegverkeer, railverkeer en industrie vastgelegd. Hierin staat bijvoorbeeld wanneer de geluidbelasting moet worden getoetst. Daarnaast is vastgelegd hoeveel decibel geluid in deze situaties zijn toegestaan. Wanneer een overschrijding van de norm wordt geconstateerd bij de toetsing, moeten er maatregelen worden getroffen om de geluidbelasting terug te brengen. De akoestische berekeningen moeten voldoen aan de regels die zijn vastgelegd in Reken- en Meetvoorschriften.

Indien een bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige functies of nieuwe infrastructuur mogelijk maakt, dient akoestisch onderzoek verricht te worden. Bestaande wegen, die niet zijn aangewezen als woonerf of 30 km-zone, hebben een wettelijke onderzoekszone. Indien binnen deze zone nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient met een akoestisch onderzoek aangetoond te worden dat er voldaan wordt aan de hoogst toelaatbare waarde van de Wgh.

Indien uit onderzoek blijkt dat de hoogst toelaatbare waarde op de gevel wordt overschreden, zal er een hogere waarde vastgesteld moeten worden. Het ontwerpbesluit tot vaststelling van een hogere waarde dient gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd te worden.

Wegverkeer

De ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai bedraagt 48 dB (ook wel voorkeurgrenswaarde genoemd). In geval van een overschrijding van de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting kan een hogere grenswaarde worden verleend. Voor wegverkeerslawaai als gevolg van wegen met een maximumsnelheid van 50 km/u geldt een maximale hogere grenswaarde van 63 dB.

Het plangebied wordt omsloten door de dreven Groesbeekdreef (westzijde), Bijlmerdreef (noordzijde), 's-Gravendijkdreef (oostzijde) en Karspeldreef (zuidzijde). Voor deze wegen is akoestisch onderzoek nodig indien er nieuwe ontwikkelingen worden gerealiseerd.

verplicht

Afbeelding: Geluidskaart plangebied (bron: Maps Amsterdam)

Railverkeer

Het plangebied ligt in de nabijheid van twee spoorlijnen, het spoortracé Amsterdam - Utrecht en het spoortracé Schiphol – Almere. Voor spoorwegen die zijn aangegeven op de geluidplafondkaart wordt in art. 1.4a Besluit geluidshinder de omvang van de geluidzone geregeld (zie tabel hieronder). De breedte van de zone is afhankelijk van de hoogte van het geluidproductieplafond. De ruimte boven en onder de spoorweg behoort tot de zone. De geluidproductieplafonds ter plaatse van referentiepunten, die achter een geluidscherm zijn gelegen, worden niet beschouwd, wel die van de eerste voorkomende referentiepunten voorbij de beëindigingen van het geluidscherm.

Hoogte geluidproductieplafond                               Breedte zone (in meters)

Kleiner dan 56 dB                                                            100

Gelijk aan of groter dan 56 dB en kleiner dan 61            200

Gelijk aan of groter dan 61 dB en kleiner dan 66            300

Gelijk aan of groter dan 66 dB en kleiner dan 71            600

Gelijk aan of groter dan 71 dB en kleiner dan 74            900

Gelijk aan of groter dan 74 dB                                           1200

Het geluidsproductieplafond langs het tracé Schiphol – Almere bedraagt maximaal 65,4 dB. De zone van het spoor bedraagt daarmee 300 meter. De spoorlijn ligt op een afstand van meer dan 1250 meter van het plangebied. Het geluidsproductieplafond langs het tracé Amsterdam – Utrecht bedraagt maximaal 66,3 dB ter plaatse van de Bijlmerdreef. De zone van het spoor bedraagt daarmee 600 meter. Het tracé Amsterdam-Utrecht ligt op een afstand van 3000 meter. Het plangebied ligt hiermee buiten de zone van de beide spoorwegen.

Het middelste deel van het bestemmingsplan valt binnen de zone van de metro (lijn 53 naar Gaasperplas).

verplicht

Afbeelding: Middelste deel bestemmingsplangebied valt binnen zone metro 53

In het bestemmingsplan wordt geen nieuwe woningbouw mogelijk gemaakt binnen de geluidscontouren van het metrospoor.

Industrie

In het plangebied van het bestemmingsplan of in de directe omgeving zijn geen gezoneerde industriegebieden aanwezig.

Gecumuleerde geluidsbelasting

Op grond van artikel 110f van de Wet geluidhinder dient de gecumuleerde geluidbelasting te worden berekend als een nieuwe geluidsgevoelige functie binnen twee of meerdere geluidzones ligt én de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting daarbij door twee of meer geluidsbronnen wordt overschreden.

Stille zijde

In het beleid van de gemeente Amsterdam is het uitgangspunt bepaald dat 'iedere woning een stille zijde heeft'. Hieronder wordt een (deel van een) gevel verstaan waar de geluidbelasting gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde of lager. De geluidbelasting bedraagt dan maximaal 48 dB vanwege wegverkeerslawaai, 55 dB voor spoorweglawaai en 50 dB(A) voor industrielawaai.

De conclusie is, dat het een conserverend bestemmingsplan is, dus geen nieuwe ontwikkelingen en daarom vormt het aspect geluid geen belemmering vormt voor dit bestemmingsplan.

7.3 Externe veiligheid     

Bij externe veiligheid gaat het om het binnen aanvaardbare grenzen houden van risico's bij productie, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Voor deze risico's is zowel landelijke wet- en regelgeving als het Uitvoeringsbeleid Externe veiligheid Amsterdam (vastgesteld 2012) van toepassing. In het beleid zijn minimale afstanden bepaald van de bronnen van het risico tot de bebouwing en activiteiten voor/van (groepen) mensen. Er zijn daarnaast specifieke minimale afstanden vastgelegd van de bronnen tot de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar object.

Voor de afstanden van het plangebied tot de bronnen van externe veiligheid geldt (bron: Atlas Amsterdam):

Inrichtingen

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen risicovolle bedrijven. Het dichtstbijzijnde Lpg-station is gelegen langs de Gooiseweg en het plangebied ligt op meer dan 350 meter buiten de risicozone van dit station.

Transportroutes gevaarlijke stoffen

Het bestemmingsplangebied is niet gelegen binnen de invloedsgebieden van transport van gevaarlijke stoffen. Het spoor Amsterdam-Utrecht is de dichtstbijzijnde spoorverbinding waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaats vindt. De risicozone van het spoor bedraagt 200 meter. Het plangebied ligt op een afstand van 3000 meter van het spoor en dus buiten de risicozone van dit spoor.

Buisleidingen

Het plangebied ligt 400 meter buiten de risicozone van een bestaande buisleiding. Externe veiligheid vanwege buisleidingen vormt geen belemmering voor het plangebied.

De conclusie is, dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor dit bestemmingsplan.

7.4 Kabels en leidingen     

Ondergrondse kabels en leidingen zijn toegestaan in het bestemmingsplan. Voor de verlening van een eventuele omgevingsvergunning wordt per gebied bekeken of er kabels en leidingen verlegd moeten worden en zal een klicmelding moeten worden uitgevoerd om de actuele stand van zaken te bepalen.

7.5 Water     

7.5.1 Beleid

Nationaal Waterplan 2016 - 2021

Het Nationaal Waterplan is in december 2015 vastgesteld en beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

Bij de ontwikkeling van locaties in de stad wordt ernaar gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo toeneemt. Dit moet stedelijk gebied aantrekkelijk en leefbaar maken en houden. Bij de aanpak van de stedelijke wateropgave wordt rekening gehouden met verdergaande verstedelijking en klimaatverandering en zoveel mogelijk aangesloten bij de dynamiek van de stad.

Onderdeel van het bestemmingsplan is een waterparagraaf. IJkpunt daarbij is, of het nieuwe plan een groter bebouwingspercentage toestaat dan het vigerende plan. Als dat het geval is, dient te worden aangegeven hoe de watercompensatie daarvan plaatsvindt. Aangezien dit bestemmingsplan grotendeels conserverend is spelen geen watercompensatieaspecten.

Waterbeheerplan AGV 2016-2021

Het Algemeen Bestuur van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht heeft op 8 oktober 2015 het Waterbeheerplan 2016-2021 definitief vastgesteld. Het waterschap heeft de zorg voor het regionale watersysteem en streeft op een duurzame en kosteneffectieve wijze naar optimale bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van schoon water en efficiënte zuivering van afvalwater. Daarnaast draagt het waterschap op het gebied van recreatie, landschap en cultuurhistorie bij aan verbetering van de beleving van het water. In het waterbeheerplan legt het waterschap vast hoe het invulling geeft aan de zorg voor deze taken voor de komende zes jaar.

Watergebiedsplan Bijlmerring (2011)

Het Watergebiedsplan Bijlmerring is nieuw en speciaal voor het waterschap en Waternet, omdat het gebruik maakt van de input uit de waterplannen, die het waterschap gezamenlijk met de gemeenten of stadsdelen opstelt. Het Watergebiedsplan Bijlmerring volgt de werkwijze van de landelijke watergebiedsplannen, zoals die door het waterschap voor het landelijk gebied worden opgesteld, maar door het grote percentage stedelijk gebied (80%) is gekozen voor samenwerking met de gemeenten op het gebied van de samenhang tussen watersystemen en ruimtelijke ontwikkelingen in de interactie tussen het watersysteem en de riolering. Het plangebied van de Bijlmerring, gelegen langs de zuidoostrand van Amsterdam, is 5000 ha groot en ligt in meerdere gemeenten en stadsdelen. De begrenzingen van het watersysteem vallen niet samen met de gemeentegrenzen. Het doel van het Watergebiedsplan Bijlmerring is op themaniveau de samenhang van de verschillende in het plangebied liggende “stedelijke” watersystemen te sturen. Het Watergebiedsplan Bijlmerring geeft daarbij een leidraad voor de op te stellen waterplannen en kan de inrichting op het niveau van het watersysteem sturen in plaats van op gemeentegrenzen. Daarnaast vergroot het Watergebiedsplan de kennis van het watersysteem en signaleert het knelpunten en kansen. Ook wordt bij de toekomstige inrichting van het watersysteem rekening gehouden met de ruimtelijke ordening en vice versa. Hierdoor krijgt het water een onmiskenbare plek in de ruimtelijke ordening. Het Watergebiedsplan Bijlmerring was de leidraad voor het opgestelde Waterplan Zuidoost.

Waterplan Amsterdam Zuidoost (2011)

In 2011 heeft de stadsdeelraad het Waterplan Zuidoost vastgesteld. Het waterplan geeft aan op welke wijze de gemeente en het waterschap willen omgaan met het water binnen de gemeentegrenzen (integrale visie op het water) en wat de ambities zijn met het water in de toekomst. Tevens geeft het waterplan inzicht in de verantwoordelijkheden (waterschap, gemeente, of derden).

Amsterdam Zuidoost bestaat grotendeels uit verstedelijkt gebied over een aantal polders. Deze polders hebben verschillen in maaiveldhoogtes en mede hierdoor grote verschillen in grondwaterstanden. In de dieper gelegen polder, de Bijlmermeerpolder, waar het plangebied onderdeel van is, komen hoge grondwaterstanden voor. Ook kent Amsterdam Zuidoost nog een forse woningbouwopgave. Voor deze verdere verstedelijking dient meer open water gerealiseerd te worden. Om deze wateropgave te coördineren en het water aan te leggen daar waar het meest bijdraagt aan het duurzaam maken van het watersysteem, dient er per polder een waterbank te worden opgesteld. De Bijlmermeerpolder staat bekend als kwelgebied.

7.5.2 Watertoets

Het Rijk, de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen hebben in februari 2001 de startovereenkomst Waterbeheer 21ste eeuw ondertekend. Deze startovereenkomst is in 2003 omgezet in het Nationaal Bestuursakkoord Water dat is geactualiseerd in juni 2008. Hiermee hebben deze partijen elkaar gecommitteerd om een watertoets toe te passen bij het opstellen van ruimtelijke plannen. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorts bepaald dat waterbeheerders dienen te worden geraadpleegd bij het opstellen van bestemmingsplannen.

Wanneer het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt moet worden onderzocht wat de consequenties hiervan zijn voor de waterhuishouding. De watertoets is een instrument om bij alle ruimtelijke plannen en besluiten waarin water huishoudkundige aspecten voorkomen te toetsen of in voldoende mate rekening wordt gehouden met die aspecten. Het gaat daarbij vooral om aandacht voor de waterkwantiteit (ruimte voor water, berging, infiltratie, aan- en afvoer), aandacht voor effecten op de waterkwaliteit en aandacht voor de veiligheid (overstroming).

Het plangebied valt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Waternet voert voor AGV de waterschapstaken uit. Binnen Amsterdam voert Waternet ook de taken uit voor de gemeente, te weten de grondwaterzorgtaak en de rioleringstaak.

Waterkeringen

In het plangebied van het nu voorliggende bestemmingsplan zijn geen waterkeringen aanwezig. De dichtstbijzijnde waterkering is de regionale waterkering van de Gaasperdammerweg. Het plangebied valt ruim buiten de beschermingszone van deze waterkering.

Waterkwantiteit

Uit de toelichting van het bestemmingsplan De Nieuwe Bijlmer blijkt dat er in het kader van de Milieueffectrapportage (MER) voor De Nieuwe Bijlmer onderzoek is gedaan naar de effecten van de nieuwe ontwikkelingen op de waterhuishouding. In de MER is aangegeven in welke mate het wateroppervlak moet worden uitgebreid in relatie tot de toename van het verharde oppervlak. Voor de gehele Bijlmer lijkt de ratio verharding/onverhard in 2010 uit te komen op 1,34 (57% verhard van het landoppervlak). In deze verharding is de al gerealiseerde toename van verharding meegenomen. Op basis van de logaritmische interpolatie van de DWR berekeningen komt dit neer op een noodzakelijk open water areaal van 8,9%. Dit komt overeen met 54 hectare. Uitgaande van een huidig open water areaal van 40 hectare betekent dit een toename van 14 hectare. Deze toename is opgenomen in het “Finale Plan van Aanpak”. Het bovenstaande geldt voor de gehele Bijlmermeer, dus ook voor het plangebied van dit bestemmingsplan. Dit houdt in dat de in de gehele Bijlmermeer voorziene uitbreiding van het oppervlaktewater ook voldoende is. De waterbalans die voor de Nieuwe Bijlmer is opgesteld, wordt momenteel geactualiseerd.

Waterkwaliteit

Waternet adviseert om het gebruik van uitlogende materialen te voorkomen. Waternet stimuleert het afkoppelen van verharde oppervlakken. Dit betekent dat de hemelwaterafvoer en de vuilwaterafvoer gescheiden worden, zodat het hemelwater kan infiltreren in de bodem en het rioolstelsel niet onnodig wordt belast.

De conclusie is, dat het aspect water geen belemmering vormt voor dit bestemmingsplan.

7.6 Flora en Fauna     

7.6.1 Beleid

Wet Natuurbescherming

De bescherming van planten- en diersoorten is geregeld in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming is vanaf 1 januari 2017 van kracht en vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. De wet staat in het teken van de verbinding tussen ecologie en economie en bescherming van natuur. Het voorziet in duidelijke en eenvoudige regels ter bescherming van waardevolle natuur en in minder administratieve lasten. Met deze wet worden de Europese natuurbeschermingsrichtlijnen (de Vogel- en Habitatrichtlijn) zo helder mogelijk geïmplementeerd. Bovendien sluit het instrumentarium van de Wet natuurbescherming aan op het huidige omgevingsrecht en de toekomstige Omgevingswet.

De Wet natuurbescherming bevat verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De beschermde soorten zijn onderverdeeld in soorten van de Habitatrichtlijn, soorten van de Vogelrichtlijn en Nationale soorten. Bij ontwikkelingen in een gebied of de sloop van gebouwen dient een natuurscan te worden uitgevoerd om de soorten en gebiedsstatus in kaart te brengen.

Gedragscode Flora- en faunawet Amsterdam (2009)

De gedragscode is van toepassing binnen de grenzen van de gemeente Amsterdam en het beheer gebied van het Amsterdamse Bos op alle medewerkers van de gemeente Amsterdam die zelf of samen met andere werkzaamheden uitvoeren of die daartoe opdracht geven aan derden. Deze derden verklaren bij hun werkzaamheden de 'Gedragscode flora en fauna van de gemeente Amsterdam' te onderschrijven en te volgen. Op verzoek kunnen zij een exemplaar van de gedragscode overhandigen aan controlerende instanties of verenigingen.

Met de gedragscode beschrijft de Gemeente Amsterdam de voorzorgsmaatregelen die erop gericht zijn de gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten die binnen haar gemeente grenzen voorkomen bij het uitvoeren van werkzaamheden te handhaven dan wel te versterken. Daarmee voldoet de gemeente Amsterdam aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 16c van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantsoorten Flora- en faunawet. De gedragscode heeft betrekking op plannen en projecten die in opdracht van of door de gemeente Amsterdam worden voorbereid en uitgevoerd. De gedragscode betreft:

  1. de voorbereiding en uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling;
  2. het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud.

7.6.2 Plangebied

Het bestemmingsplangebied is geen aangewezen beschermd gebied in de zin van Vogel- en Habitatrichtlijn. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van eventuele nieuwe bouwwerken en of andere nieuwe activiteiten dient rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten- en diersoorten, zoals genoemd in de Wet Natuurbescherming. Indien uit gegevens of onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en / of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de betreffende bouwwerkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaats vinden na ontheffing op grond van de Wet Natuurbescherming.

7.7 Archeologie     

7.7.1 Beleid

Het archeologisch erfgoed bestaat uit voorwerpen en structuren die in de bodem bewaard zijn. Deze materiële overblijfselen vormen een onderdeel van onze leefomgeving. Het beleid voor het archeologisch erfgoed heeft dan ook veel raakvlak met dat van de ruimtelijke ordening. Voor optimale integratie van de archeologie in de ruimtelijke ordening heeft het rijk onder andere de Monumentenwet 1988 en de Wet ruimtelijke ordening aangepast.

Rijk

In 1992 hebben de Europese ministers van Cultuur het Verdrag van Valletta opgesteld (ook bekend als het Verdrag van Malta). Deze culturele overeenkomst had tot doel om meer bewustzijn van het Europese erfgoed te creëren en in het bijzonder het Europese archeologische erfgoed voor toekomstige generaties beter in stand te houden. In de Monumentenwet is een bepaling opgenomen dat in elk bestemmingsplan rekening moet worden gehouden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten archeologische waarden. Ook bevat de Monumentenwet een verplichting om toevalsvondsten te melden (de zogenaamde meldingsplicht).

Provincie Noord-Holland

Als toetsingskader voor bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen gebruikt de provincie Noord-Holland de structuurvisie, de leidraad Landschap en Cultuurhistorie en de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). Op de CHW zijn o.a. archeologisch verwachtingsvolle gebieden opgenomen.

Naast de CHW beheert de provincie de Archeologische Monumentenkaart (AMK) van het rijk. Op de AMK staan de beschermde archeologische monumenten, de terreinen van zeer hoge en hoge archeologische waarde en de gebieden met een archeologische betekenis.

Gemeente Amsterdam

De gemeente Amsterdam vindt het belangrijk dat archeologie vroegtijdig in ruimtelijke ordeningsprocessen wordt geïntegreerd. Op basis van de resultaten uit het archeologisch bureauonderzoek wordt bepaald of in het bestemmingsplan regels met betrekking tot archeologie moeten worden opgenomen. In Amsterdam gelden elf beleidsvarianten, zoals de uitzondering van archeologisch onderzoek bij bodemingrepen kleiner dan 10.000 m² of ondieper dan de 19de- of 20ste-eeuwse ophogingen. In de praktijk komen per plangebied meestal twee tot zes varianten voor.

7.7.2 Archeologisch onderzoek

Voor dit bestemmingsplan is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (kenmerk BO 16-095 Amsterdam 2016, opgenomen als bijlage bij de toelichting) door Monumenten en Archeologie van de gemeente Amsterdam.

Binnen het plangebied zijn volgens de Archeologische Monumentenkaart (AMK) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed geen archeologische monumenten aangewezen. Ook is het plangebied vrij van zones met een archeologische waardering. De Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie van de Provincie Noord-Holland komt overeen met het AMK-kaartbeeld. Binnen het plangebied is tot op heden geen archeologisch veldwerk uitgevoerd.

Op basis van de inventarisatie zijn binnen het plangebied bewoningsresten van de Bijlmermeerpolder van de 17e eeuw te verwachten. In het noordoosten van het plangebied is de verwachting hoog dat er overblijfselen van watermolens gevonden kan worden. Deze zone betreft de locatie van twee 17de-eeuwse watermolens van de Bijlmermeerpolder. Archeologische overblijfselen kunnen bestaan uit ophogingen van de molenwerf, houten en bakstenen funderingen, en beschoeiingen van de molenkolk (zie afbeelding hieronder). Een groot deel van de polder is aangetast tijdens de verstedelijking van Amsterdam Zuidoost in de 20ste eeuw.

verplicht

Afbeelding: Archeologische verwachtingskaart plangebied

Aan de hand van de archeologische verwachtingskaart is een archeologische beleidskaart opgesteld, waarin de beleidsregels en maatregelen voor de vereiste archeologische monumentenzorg zijn vastgelegd. De beleidskaart telt twee zones (zie afbeelding hieronder). Hiervoor is gespecificeerd in welke gevallen archeologisch vervolgonderzoek nodig is bij planontwikkeling.

verplicht

Afbeelding: Archeologische beleidskaart plangebied

Beleidsvariant 5b: (zones met hoge verwachting)

Uitzondering van archeologisch veldonderzoek geldt bij bodemingrepen kleiner dan 500 m2 of ondieper dan 1,5 m.

Beleidsvariant 11: (gebieden met een lage verwachting en/of verstoorde gebieden)

Uitzondering van archeologisch veldonderzoek geldt bij alle bodemingrepen. Voor het gehele plangebied geldt conform de Erfgoedwet een meldingsplicht. Indien tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden sporen en/of vondsten ouder dan vijftig jaar worden aangetroffen, wordt dit aan Monumenten en Archeologie, Gemeente Amsterdam gemeld zodat in overleg met de opdrachtgever maatregelen getroffen worden tot documentatie en berging van de vondsten.

7.8 Cultuurhistorie     

Door de invoering van de Modernisering van de Monumentenwet (2011) en de wijziging van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (2011), dient bij het maken van een bestemmingsplan een beschrijving te worden opgenomen van 'de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden'. Ook in het Amsterdamse beleid wordt waarde gehecht aan het verankeren van de cultuurhistorische waarden van de stad in het proces van ruimtelijke ordening (Beleidsnota 'Ruimte voor Geschiedenis – 2005 en 'Spiegel van de Stad, visie op het erfgoed van Amsterdam'). Monumenten en Archeologie van de gemeente Amsterdam heeft onderzoek gedaan naar de in het plangebied aanwezig cultuurhistorische waarden (kenmerk C 16-010, opgenomen als bijlage bij de toelichting).

De cultuurhistorische betekenis van de Bijlmermeer (ontwerp en bouw tussen 1963 en 1973) is zonder meer groot. Hoewel het uitgestrekte oorspronkelijke groene tapijt waarop de hoogbouw stond gegroepeerd door de omvangrijke stedelijke vernieuwing drastisch is gekrompen herinnert het groene maaiveld op enkele plekken nog aan het unieke landschappelijke karakter dat de ontwerpers met de Bijlmermeer voor ogen stond. Dit kwam door de plannen om de hoogbouw om te slopen en te vervangen door een mix van middelhoge appartementenblokken en vooral eengezinshuizen, met in de nabijheid een ruim aanbod aan nieuwe voorzieningen. Maar om verder te voorkomen kwamen de bewonersinitiatieven die ervoor gezorgd hebben dat met het Bijlmermuseum een substantieel deel van de oude Bijlmermeer behouden bleef.

Nu de rook rond deze tumultueuze ontwikkelingsgeschiedenis van de Bijlmermeer vrijwel opgetrokken lijkt, is het goed te bezien welke (oorspronkelijke) stedenbouwkundige en architectonische waarden in de Bijlmermeer vanuit cultuurhistorisch perspectief aandacht, zorg en mogelijk een vorm van bescherming verdienen.

Toegespitst op het deelgebied van dit bestemmingsplan leidt dat tot de volgende aanbevelingen:

Met het oog op de al lang bestaande status aparte van het Bijlmermuseum - in 1984 voor het eerst als naam gemunt door de bewoners/initiatiefnemers van de Stichting Bijlmer Museum, in 1998 geformaliseerd met het raadsbesluit om in het Bijlmermuseum de oorspronkelijke ontwerpuitgangspunten van de Bijlmermeer te respecteren en in 2008 opgenomen in de gemeentelijke Top 100 van naoorlogs erfgoed – adviseert Monumenten en Archeologie om het ensemble van de zes hoogbouwflats, de hoge metrobaan, de onderliggende groen- en waterstructuur en de oorspronkelijke fiets- en voetgangersbruggen, aan te wijzen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht.

Nu de per deelgebied en in verschillende fases gerealiseerde vernieuwing van de flatgebouwen en het maaiveld vrijwel voltooid is, biedt de status van beschermd gezicht de kans om het Bijlmermuseum in de toekomst weer meer als eenheid te benaderen, zodat onderhoudswerkzaamheden en noodzakelijke en/of gewenste ingrepen integraal aangepakt kunnen worden, waarmee vooral de maaiveldinrichting gebaat zal zijn. De procedure tot het aanwijzen beschermd stadsgezicht loopt parallel aan de bestemmingsplan procedure.

Naast de status beschermd stadsgezicht zal op advies van Monumenten en Archeologie het gebied in ieder geval conserverend bestemd worden middels een dubbelbestemming Cultuurhistorie, ook voor de aanleg van het groen en de maaiveldinrichting, en het vastleggen van de bestaande bouwhoogten en rooilijnen van de flatgebouwen.

7.9 Luchtkwaliteit     

Voor luchtkwaliteit is titel 5.2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), beter bekend als de Wet luchtkwaliteit kader. Daarin is bepaald dat in ruimtelijke plannen moet worden voldaan aan grenswaarden voor onder meer stikstofdioxide en fijn stof. In het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen” is bepaald dat indien een plan/project kan worden beschouwd als “niet in betekenende mate” er geen toetsing aan de grenswaarden hoeft plaats te vinden. In het Nationaal Samenwerkings-programma Luchtkwaliteit, vastgesteld op 1 augustus 2009, is deze grens in het Besluit gesteld op 3%, wat betekent dat de concentratie stikstofdioxide of fijn stof met maximaal 3% mag toenemen als gevolg van de nieuwe ontwikkelingen die een plan toestaat. Als het meer is dan 3% moet worden getoetst aan de grenswaarden. In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen" is voor een aantal specifieke projecten een berekening gemaakt bij welk bouwprogramma er nog sprake is van “niet in betekenende mate”. Dit is als het project betrekking heeft op maximaal 1.500 woningen of 100.000 m² kantoren (bij één ontsluitingsweg) of een combinatie van beide.

Naast landelijke wetgeving, heeft de gemeente Amsterdam aanvullend eigen beleid ten aanzien van nieuwe voorzieningen langs drukke wegen. Het college van B&W van Amsterdam heeft daartoe op 5 januari 2010 de Richtlijn gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit Amsterdam vastgesteld. Daarin is aangegeven dat nieuwe voorzieningen voor ouderen, kinderen of mensen met een kwetsbare gezondheid voortaan in Amsterdam niet meer langs drukke wegen worden gerealiseerd. Het gaat dan om eerste lijnsbebouwing bij stedelijke wegen met meer dan 10.000 motorvoertuigbewegingen per etmaal binnen een afstand van 50 meter tot de weg.

Het onderhavige bestemmingsplan voorziet niet in extra woningen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan maximaal toegestane aantal woningen. Het effect hierdoor op de luchtkwaliteit draagt niet in betekende mate bij en het bestemmingsplan voldoet aan de Wet luchtkwaliteit. Nader onderzoek is niet nodig.

7.10 Luchthaven Schiphol     

Op 1 november 2002 heeft het kabinet zijn definitieve goedkeuring verleend aan nieuwe milieu- en veiligheidsregels voor Schiphol. De regels zijn vastgelegd in twee uitvoeringsbesluiten, behorende bij de in 2001 goedgekeurde Schipholwet: het luchthavenindelingsbesluit en het luchthavenverkeersbesluit. Voor ruimtelijke plannen is hoofdzakelijk het luchthavenindelingbesluit van belang, omdat dat (ruimtelijke) regels bevat voor de omgeving, ten behoeve van het functioneren van Schiphol. Voor bepaalde gebieden rondom Schiphol is een 'beperkingengebied' aangewezen. Binnen dat gebied gelden beperkingen ten aanzien van maximale bouwhoogten, vogelaantrekkende werking en toegestane functies (zoals woningen).

In 2017 is het Luchthavenindelingbesluit Schiphol in verband met wijziging van het beperkingengebied gewijzigd. Het besluit is met ingang van 1 januari 2018 in werking getreden.

Het gewijzigd besluit betekent voor het bestemmingsplangebied Bijlmermuseum dat er een maximale bouwhoogte van 140 meter geldt en in verband met de radar een maximale bouwhoogte van 80 meter. De maximale bouwhoogte in dit bestemmingsplan is 40 meter en valt daar ruimschoots onder.

Het bestemmingsplan is daarmee in overeenstemming met het vigerende Luchthavenindelingbesluit.

Het plangebied ligt wel in de nieuwe toetszone voor windturbines en lasers. In het bestemmingsplan Bijlmermuseum worden geen windturbines mogelijk gemaakt. Lasers worden niet geregeld in het bestemmingsplan.

7.11 Milieueffectrapportage     

Voor het bestemmingsplan De Nieuwe Bijlmer is een Milieueffectrapportage (m.e.r.) opgesteld. Het m.e.r. met zijn onderliggende rapporten geeft informatie over de milieueffecten van de vernieuwingsoperatie in de Bijlmermeer, waar het bestemmingsplan Bijlmermuseum deel van uitmaakt. Alles bij elkaar genomen blijkt uit het MER dat de vernieuwingsoperatie geen belangrijke negatieve milieueffecten heeft.

Op 1 april 2011 is het Besluit M.e.r. gewijzigd. Een belangrijke wijziging die is aangebracht, is dat voor de vraag of een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen, toetsing aan de drempelwaarden in de D-lijst niet toereikend is. Indien een activiteit een omvang heeft die onder de grenswaarden ligt, dient op grond van de selectiecriteria in de Europese richtlijn milieu-effectbeoordeling te worden vastgesteld of belangrijke nadelige gevolgen van de activiteit voor het milieu kunnen worden uitgesloten. Pas als dat het geval is, is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. In het kader van de wijziging van het Besluit m.e.r. is een handreiking opgesteld over de vraag hoe moet worden vastgesteld of een activiteit met een omvang onder de drempelwaarde toch belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. In de handreiking is opgenomen dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarden liggen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt. Uit deze toets kunnen twee conclusies volgen: belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten. In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.(-beoordelings)-plichtig in het andere geval dient een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd. De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de Europese richtlijn milieu-effectbeoordeling (kenmerk en plaats van het project, kenmerk van potentieel effect).

De uitkomst van de m.e.r.-beoordeling bij De Nieuwe Bijlmer was dat er geen verplichting was tot het uitvoeren van een m.e.r. Belangrijkste reden hiervoor is dat er per saldo geen woningen worden toegevoegd aan de woningvoorraad.

7.12 Economische uitvoerbaarheid     

7.13.1 Inleiding

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de financiële haalbaarheid van het plan aangetoond te worden. Dit om te voorkomen dat recht gaat gelden dat niet realistisch blijkt te zijn. Op grond van artikel 6.12, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) moet voor een bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld indien er sprake is van een 'bouwplan'. Artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschrijft wat een 'bouwplan' is. De gemeenteraad kan bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, wanneer:

- het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is (art. 6.12 Wro);

- er geen kosten te verhalen zijn (art 6.2.1a Bro).

Deze bepalingen zijn erop gericht dat de overheid kosten kan verhalen die gemaakt worden naar aanleiding van een bouwplan. Indien er geen kosten gemaakt worden, hoeven deze ook niet verhaald te worden.

7.13.2 Plangebied

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe bouwplannen mogelijk.

Conclusie

Het plan is economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 8 Juridische planbeschrijving     

8.1 Standaardisatie en digitalisering     

Het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan alle bepalingen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de daaruit volgende aanvullende regelingen. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt verplicht dat een bestemmingsplan in digitale vorm volgens de ro-standaarden voor de digitalisering wordt vastgesteld en dat daarvan tevens een analoge verbeelding wordt vastgesteld. Het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan de standaarden voor vergelijkbaarheid, de SBVP 2012, en er is tevens een digitaal plan. Dit betekent dat de namen van de bestemmingen en aanduidingen in enkele gevallen zijn gewijzigd en aangepast aan de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012).

8.2 Hoofdopzet     

Dit bestemmingsplan bestaat uit een GML-bestand, regels en een toelichting. Het GML-bestand bevat de verbeelding, waaraan de regels zijn gekoppeld. Deze vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

8.3 Verbeelding     

Op de verbeelding van de plankaart wordt door middel van letters, cijfers, lijnen en aanduidingen het toegestane gebruik van de gronden en de mogelijke bouwhoogtes/volumes aangegeven. De verbeelding heeft, in samenhang met de regels, een juridisch bindend karakter. Als ondergrond is een recente topografische kaart gehanteerd. Daarmee kan exact worden bepaald waar het plan is gelegen en hoe begrenzingen lopen. Het plangebied van het bestemmingsplan is aan de hand van een plangrens (bolletjeslijn) op de verbeelding weergegeven.

8.4 Regels     

In de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) is voorgeschreven hoe de regels van het bestemmingsplan dienen te worden opgebouwd. De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit vier hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk zijn de begrippen en wijze van meten opgenomen. Deze hebben als doel begrippen in de regels te verklaren en eenduidige richtlijnen te geven op basis waarvan de bouwmaten die zijn opgenomen in de regels dienen te worden gemeten. In het tweede hoofdstuk zijn de regels opgenomen, die betrekking hebben op alle bestemmingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. In onderstaande paragraaf wordt een toelichting gegeven op de regels in hoofdstuk 2. Het derde en vierde hoofdstuk omvat een aantal regels, die niet op een bepaalde bestemming betrekking hebben, maar voor het gehele bestemmingsplan gelden.

Het overgangsrecht en de anti-dubbeltelregel zijn opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan. In de bestemmingsomschrijving wordt beschreven welke functies binnen de betreffende bestemming zijn toegestaan. In de bouwregels wordt weergegeven of en hoe gebouwd mag worden. Daarin wordt in algemene zin geregeld in alle bestemmingen dat er slechts gebouwd mag worden ten behoeve van de bestemming. In de navolgende (sub)leden worden maten zoals oppervlakten en bouwhoogten opgenomen, die betrekking hebben op de toegestane gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. In een aantal gevallen is in afwijking van bepalingen in de eerder genoemde leden mogelijk. In de specifieke gebruiksregels worden nadere bepalingen gegeven omtrent de functies die zijn vermeld in de bestemmingsomschrijving. Zo kan bijvoorbeeld de omvang van bepaalde functies beperkt worden, of de situering van functies worden aangewezen.

8.5 Toelichting     

De toelichting heeft géén bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. Door de grote flexibiliteit, of beter vrijheid in regels, kan de rechtszekerheid van belanghebbenden in het gedrang komen. In de toelichting dienen derhalve duidelijk de beleidsintenties te worden aangegeven met betrekking tot het toekomstig grondgebruik.

8.6 Regels met betrekking tot de afzonderlijke bestemmingen     

De bestemmingen van het onderhavige bestemmingsplan zijn geregeld (in alfabetische volgorde) in de artikelen:

Artikel 1: Begripsbepalingen

Dit artikel bevat definities van begrippen die in dit bestemmingsplan worden gebruikt. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties van begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zouden kunnen leiden.

Artikel 2: Wijze van meten

Dit artikel regelt op welke manier moet worden gemeten. De bouwhoogte wordt gemeten vanaf het aangrenzende straatpeil. Het bebouwingspercentage geldt ten opzichte van het beschermingsvlak of het bouwvlak.

Artikel 3: Bedrijf

Deze bestemming regelt de nutsvoorzieningen in het gebied. Deze is met de bestemming Bedrijf (B) op de verbeelding weergegeven.

Artikel 4: Gemengd - 1

Deze gronden zijn bestemd voor bedrijven van categorie A of B zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging in de 1e tot en met de 3e bouwlaag. Daarnaast is het bestemd voor kantoren in de 1e tot en met de 3e bouwlaag, maatschappelijke voorzieningen in de 1e tot de 3e bouwlaag, consumentverzorgende voorzieningen in de 1e tot en met de 3e bouwlaag, zakelijke dienstverlening in de 1e tot en met de 3e bouwlaag. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'h' is horeca categorie 6 toegestaan in de eerste bouwlaag. Verder zijn mogelijk: woningen in de vierde en hoger gelegen bouwlagen, ruimten ten behoeve van huisgebonden beroepen in de vierde en hoger gelegen bouwlagen, daktuinen en erven en groenvoorzieningen.

Artikel 5: Gemengd - 2

Deze gronden zijn bestemd voor bedrijven van categorie A of B zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de eerste bouwlaag. Daarnaast is het bestemd voor kantoren in de 1e bouwlaag, maatschappelijke voorzieningen in de 1e bouwlaag, consumentverzorgende voorzieningen in de 1e bouwlaag, zakelijke dienstverlening in de 1e bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'h' is horeca categorie 6 toegestaan in de eerste en tweede bouwlaag, woningen in de derde en hoger gelegen bouwlagen, ruimten ten behoeve van huisgebonden beroepen in de tweede en hoger gelegen bouwlagen.

Artikel 6: Gemengd - 3

Deze gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, niet zijnde geluidgevoelige bestemmingen, kantoren, consumentverzorgende dienstverlening en zakelijke dienstverlening.

Artikel7: Gemengd - 4

Deze gronden zijn bestemd voor bedrijven van categorie A of B zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de eerste bouwlaag. Daarnaast is het bestemd voor kantoren in de 1e bouwlaag, maatschappelijke voorzieningen niet zijnde geluidgevoelige bestemmingen in de 1e bouwlaag, consumentverzorgende voorzieningen in de 1e bouwlaag, zakelijke dienstverlening in de 1e bouwlaag, woningen in de tweede en hoger gelegen bouwlagen, ruimten ten behoeve van huisgebonden beroepen in de tweede en hoger gelegen bouwlagen. De aanwezige gymzaal valt onder de mogelijk gemaakt maatschappelijke voorzieningen. De sportschool is expliciet in de regels genoemd.

Artikel 8: Groen

Deze bestemming regelt de groenvoorzieningen, extensief dagrecreatief gebruik, openbare sport- en spelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, voet- en fietspaden, en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - gedenkteken' is een gedenkplaats toegestaan ter nagedachtenis aan de vliegramp van 1992 met bijbehorende voorzieningen.

Artikel 9: Tuin

Deze gronden zijn bestemd voor tuinen en erven en groenvoorzieningen. Daarnaast zijn parkeervoorzieningen toegestaan voor maximaal 1 auto uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 's- +p'

Artikel 10: Verkeer - 1

Deze bestemming regelt het verkeersareaal, gebouwde (fiets) parkeervoorzieningen, kunstuitingen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, bruggen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 's - - p' niet geparkeerd mag worden.

Artikel 11: Verkeer - 2

Deze functie behoort toe aan bebouwde parkeervoorzieningen met bijbehorende in- en uitritten, technische ruimten, bergingen en verkeersareaal.

Artikel 12: Verkeer - 3

Deze gronden zijn bestemd voor fiets- en voetpaden, fietsparkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, kunstuitingen, bruggen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Artikel 13: Verkeer - 4

De voor Verkeer – 4 aangewezen gronden zijn bestemd voor metrobanen en treinbanen en bijbehorende voorzieningen zoals geluidsschermen, alsmede voor groenvoorzieningen, sport- en spelvoorzieningen, verkeersareaal, bruggen en viaducten, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Artikel 14: Water

Deze functie behoort toe aan water, steigers, bruggen, kunstwerken, waterhuishoudkundige voorzieningen, en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water' is een gedenkplaats toegestaan ter nagedachtenis aan de vliegramp van 1992 met bijbehorende voorzieningen.

Artikel 15: Wonen

Deze gronden zijn bestemd voor woningen, ruimten ten behoeve van de uitoefening van huisgebonden beroepen, tuinen en erven, verkeersareaal en groenvoorzieningen, ter plaatse van de bouwaanduiding “onderdoorgang” en functies in de plint van de flats.

In de flats Gooioord, Groeneveen en Grubbehoeve mogen in de 1e en 2e bouwlaag maximaal 30% van het brutovloeroppervlak gebruikt worden voor andere functies dan wonen. Voor de flats Kikkestein, Kruitberg en Kleiburg geldt dat alleen voor de 1e bouwlaag. De toegestane andere functies zijn voor wat betreft een kinderdagverblijf en een sociaal-culturele voorziening beperkt tot de nu aanwezige kinderdagverblijven en sociaal-culturele voorzieningen. Om de vestigingen van deze voorzieningen te kunnen reguleren en zo eventuele overlast te kunnen voorkomen zijn deze functies mogelijk gemaakt met een afwijking. Bij gebruikmaking van de afwijkingsbevoegdheid zal een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten worden met de aanvrager.

Artikel 16: Waarde – Archeologie

Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van archeologische waarden.

Artikel 17: Waarde – Cultuurhistorie

Deze gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden van het gebied en zijn bebouwing.

Artikel 18: Anti-dubbeltelregel

Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd.

Artikel 19: Algemene bouwregels

In deze regel wordt geregeld dat bepaalde (kleine) overschrijdingen van de bouwregels zijn toegestaan.

Artikel 19: Algemene gebruiksregels

In deze regel worden de algemene regels met betrekking tot het gebruik vastgelegd. Naast het algemene gebruiksverbod om de gronden en opstallen in strijd met de bestemming te gebruiken, is een aantal activiteiten uitgezonderd.

Artikel 20: Algemene afwijkingsregels

In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels opgesomd. Er kan voor gebouwen van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken en dergelijke worden afgeweken van de regels. Ook kan van de regels worden afgeweken voor geringe afwijkingen en daarnaast mag de in de regels toegestane maximale bouwhoogte worden overschreden in bepaalde gevallen. Hetzelfde geldt voor de op de verbeelding aangegeven bestemmings- of bouwgrenzen.

Artikel 21: Overgangsrecht

De overgangsregel is evenals de anti-dubbeltelregel overgenomen uit de standaardregels uit het Bro.

Artikel 22: Slotregel

De slotregel ten slotte geeft de officiële benaming van dit bestemmingsplan weer en de datum van vaststelling door de gemeenteraad.

Hoofdstuk 9 Overleg     

9.1 Participatie     

Over het voorontwerpbestemmingsplan heeft een participatie plaats gevonden. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft voor een periode van 6 weken ter visie gelegen. Tijdens deze periode is een participatiebijeenkomst georganiseerd. Deze heeft plaatsgevonden op 18 januari 2018. Bewoners hebben de gelegenheid gehad om een inspraakreactie in te dienen.

9.2 Vooroverleg artikel 3.1.1. (Bro)     

Conform artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan voor advies verzonden aan:

1. Waternet

2. Brandweer Amsterdam Amstelland

3. Gemeente Amsterdam, structuurvisietoets

4. Provincie Noord-Holland

5. Gemeente Amsterdam, Monumenten & Archeologie

Zie voor de beantwoording paragraaf 9.4.2

9.3 Zienswijzen     

Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 6 december 2018 tot en met 16 januari 2019. Gedurende deze periode is één zienswijze ingediend, zie de Nota Beantwoording zienswijzen.

9.4 Inspraakreacties     

Met ingang van 4 januari 2018 heeft het voorontwerpbestemmingsplan 6 weken ter inzage gelegen. In deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om te reageren op de inhoud van het plan.

Op donderdag 18 januari is een inloopavond gehouden in de tijdelijke tentoonstellingsruimte in het CEC-gebouw aan de Bijlmerdreef in het plangebied. De avond is door ongeveer 25 belangstellenden bezocht. De vragen op de inspraakavond zijn verwoord in het verslag dat als bijlage bij deze Nota is gevoegd.

Gedurende de termijn van ter inzage legging zijn er zes schriftelijke reacties ontvangen. De ingediende reacties zijn in voorliggende nota samengevat en beantwoord. Per reactie wordt aangegeven of en in welke mate deze aanleiding hebben gegeven tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens is het niet toegestaan de persoonsgegevens van de insprekers digitaal openbaar te maken. Om deze reden zijn de NAW-gegevens geanonimiseerd.

9.4.1 Ingekomen reacties

De volgende indieners hebben een inspraakreactie op het voorontwerpbestemmingsplan Bijlmermuseum ingediend:

[persoon], te Amsterdam, per e-mail d.d. 25 januari 2018

[persoon], te Amsterdam, per e-mail d.d. 31 januari 2018

[persoon] te Amsterdam, bij inspraakformulier d.d. 18 januari 2018

[persoon] te Amsterdam, per e-mail ontvangen d.d. 29 januari 2018

[persoon] te Amsterdam, per email ontvangen d.d. 3 februari 2018

{persoon} namens CEC-gebouw Bijlmerdreef 1289 te Amsterdam

Alle reactie zijn binnen de gestelde termijn van 6 weken ingediend. Veel van de in de reacties genoemde punten zijn eveneens ingebracht op de inspraakavond.

Inspraakreactie a

Inspreker is niet overtuigd van de voordelen van de aanwijzing van het Bijlmermuseum tot gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Inspreker is van mening dat de aanwijzing kan leiden tot een achteruitgang van dit deel van de Bijlmer omdat het de vernieuwing blokkeert. De aanwijzing accentueert de economische en culturele verschillen tussen de bewoners. Er zijn veel sociaal maatschappelijke problemen in de wijk, als voorbeeld benoemd inspreker het winkelcentrum Ganzenpoort. Veel zwerfvuil, lawaaioverlast, kleine en grote criminaliteit.

Inspreker heeft het gevoel geen gehoor te vinden bij het stadsdeel voor zijn vragen/opmerkingen over de aangehaalde zaken.

Inspreker meent dat het bestemmingsplan een status quo creëert in de ontwikkeling van de Bijlmer.

En daarmee bijdraagt aan de verdere verloedering. Inspreker ziet graag de buurt verder ontwikkelen met een goede mix aan inkomens en verschillende achtergronden.

Reactie gemeente

De aanwijzing tot gemeentelijk beschermd stadsgezicht geeft aan dat de nog resterende flatgebouwen van het oorspronkelijke plan voor de Bijlmer een cultuurhistorische en architectonische waarde hebben. Dit heeft te maken met de geschiedenis, het stedenbouwkundig plan en de gedachte achter de opzet van de Bijlmer. De te beschermen waarde ziet in dit geval niet alleen op de gebouwen maar ook juist op het samenspel tussen de gebouwen en de groene openbare ruimte.

De Bijlmer heeft perioden gekend die zeer roerig te noemen waren. Dat heeft geleid tot de plannen om de Bijlmer te vernieuwen. De vernieuwing heeft geleid tot sloop en nieuwbouw op verschillende plekken van de Bijlmerflats. Echter, toen is ook besloten om deze flats niet te slopen.

De aanwijzing tot gemeentelijk beschermd stadsgezicht betekent niet dat er geen mogelijkheden zijn om de openbare ruimte op nieuw in te richten of aanpassingen aan de gebouwen te doen als dat noodzakelijk blijkt. Het bestemmingsplan neemt een extra toets op om te beoordelen dat herinrichting past binnen de te beschermen waardes,

De door inspreker aangehaalde voorbeelden zien ook niet op ruimtelijke aspecten waar het beschermde stadsgezicht en het bestemmingsplan op zien maar op andere aspecten die liggen in de sfeer van sociale veiligheid en ongewenst gedrag. Deze problemen zijn niet alleen op te lossen met sloop en nieuwbouw. De gemeente is hard bezig op verschillende manieren om deze problematiek aan te pakken en zet in op andere middelen dan sloop en nieuwbouw. Inspreker heeft inmiddels ook een gesprek gehad met de gebiedsmakelaar over de door hem ervaren overlast en problemen in zijn woonomgeving.

Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Inspraakreactie b

Nu het gebied Bijlmermuseum wordt aangewezen als gemeentelijke beschermd stadsgezicht (wat inhoudt dat een waardevol erfgoed betreft) betekent dit dat gebouwen niet zonder meer gesloopt kunnen worden. Ondanks dit voornemen heeft de gemeenteraad in december 2017 ingestemd met de sloop van garage Gooioord. Inspreker wil juist voorstellen om de garage onderdeel te laten zijn bij de flat Gooioord en gezamenlijk behoren tot het beschermd stadsgezicht. Kan de gemeente hier zomaar aan voorbij gaan?

Reactie gemeente

De aanwijzing tot gemeentelijk beschermd stadsgezicht heeft niet tot gevolg dat er niets meer zou mogen veranderen in het gebied. De gebouwen worden geen monument. De daadwerkelijke aanwijzing tot gemeentelijk beschermd stadsgezicht vindt pas plaats als de gehele procedure is doorlopen en de gemeenteraad het besluit heeft genomen. Er is geen sprake van een voorbereidende beschermende werking op dit moment.

Het besluit om de garage te slopen en de start van de procedure van het bestemmingsplan in samenhang met de aanwijzing hebben nagenoeg parallel gelopen.

De garage zelf verkeerd in slechte staat, daarnaast is de originele staat van het bouwwerk aangetast door het aftoppen. Hiermee is de garage op zich zelf in relatie met de flat al wezenlijk gewijzigd ten opzichte van de oorspronkelijke opzet.

Het genomen besluit van de gemeenteraad ziet op sloop van de garage en een tijdelijke inrichting van het terrein als parkeervoorziening. De voorgenomen aanwijzing tot gemeentelijk beschermd stadsgezicht vormt geen aanleiding tot heroverweging van het besluit om te slopen.

Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan

NB

Volledigheidshalve: Gelet op deze ontwikkelingen rondom de garage is in het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het bouwvlak te verwijderen van de verbeelding indien blijkt dat er geen garage wordt terug gebouwd. Het slopen en eventueel herbouwen maar ook de inrichting van de parkeervoorziening zal mede beoordeeld worden door de afdeling Monumentenzorg in het kader van het aan te wijzen gemeentelijk beschermd stadsgezicht.

Inspraakreactie c

Inspreker stelt voor om Ganzenhoef Cultuur Boulevard te maken

Reactie gemeente

Inspreker kon niet concreet aangeven wat zijn plannen precies inhielden. Het advies is dat inspreker zijn plannen verder uit werkt dan kan beoordeeld worden of de plannen al passen binnen de huidige regels. Misschien zijn er mogelijkheden in het kader van 50 jaar Bijlmer. Dit valt echter buiten de werking van dit bestemmingsplan

Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan

Inspraakreactie d

Inspreker is betrokken bij de (her)ontwikkelingen in K-midden en wil voorkomen dat het beschermd stadsgezicht aan deze plannen in de weg komt te staan. Inspreker wil alle mogelijkheden ophouden rondom het metrostation, de entree van Kruitberg, net als de omgeving van de speeltuin achter Kleiburg zodat genoemde gebieden betrokken kunnen worden bij K-midden en geen deel uitmaken van het beschermd stadsgezicht.

Reactie gemeente

De aanwijzing tot gemeentelijk beschermd stadsgezicht ziet nu op het gebied binnen de grenzen van het bestemmingsplan Bijlmermuseum. Vanuit monumentenzorg leeft de wens om uiteindelijk het metrostation te betrekken bij de aanwijzing van het gebied. De ligging van het station en de hoge metrobaan zijn unieke kenmerken van de opzet van de Bijlmer.

Er is afstemming gezocht met het projectteam van K-midden om de ontwikkelingen in dat gebied en de relatie met het gemeentelijke beschermd gezicht in samenhang te bezien. Uit dit overleg is het volgende naar voren gekomen.

De aanwijzing tot beschermd stadsgezicht heeft geen belemmerende werking op de plannen zoals deze zijn opgenomen in de stedenbouwkundige modellen welke vanuit het participatietraject tot stand zijn gekomen en het metrostation wordt op dit moment niet meegenomen in de aanwijzing.

Inspraakreactie e

Inspreker is betrokken bij de (her)ontwikkelingen in K-midden en bij het opknappen van de speeltuin (fort Kraaiennest), de sportvelden en de ruimte rond het metrostation Kraaiennest. Het lijkt inspreker beter om dit gedeelte dan ook buiten het plan van het Bijlmer museum te houden en het beschermde stadsgezicht. Verder wil inspreker een locatie voor urbansports. Inspreker is bezig om contacten te leggen in de buurt. Als hij de maatvoeringen en exacte locatie krijgt aangewezen kan hij snel een mooi en concreet plan aanleveren.

Reactie gemeente

Voor wat betreft de herontwikkeling van K-midden en de gebieden in het Bijlemrmuseum wordt verwezen naar de reactie bij inspreker d.

In aanvulling daarop door inspreker gewenste de urban sports. Er zijn verschillende sport voorzieningen aanwezig in het plangebied. Op dit moment is niet helemaal duidelijk wat het verzoek is van inspreker en wat zijn plan concreet inhoudt. Het advies aan inspreker is om zijn plan verder uit werken en voorleggen bij de gemeente bijvoorbeeld bij gebiedsmanager. Dan kan het plan beoordeeld worden en of er een locatie te vinden is.

Inspraakreactie f

Inspreker meent dat een aantal zaken niet helemaal correct is weergegeven op de verbeelding met betrekking het CEC-gebouw. De aanduiding (h) horeca is niet correct. Deze moet worden aangepast naar de huidige situatie. De hoogte van het atrium is niet correct weergegeven en dient 18 meter te bedragen. En de entree van de woningen is ten onrechte bestemd tot horeca, dit is niet juist.

Reactie gemeente

Het bestemmingsplan zal op bovengenoemde punten worden aangepast naar aanleiding van deze reactie

9.4.2 Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro, twee reacties ontvangen

Waternet

Bureau Monumentenzorg en archeologie gemeente Amsterdam

Alle reacties zijn bijgevoegd (zie bijlage 2 bij deze nota). Waternet, Postbus 94370, 1090 GJ Amsterdam

Waternet verwijst naar de MER van het bestemmingsplan Nieuwe Bijlmer en de veranderingen in verharding en water en dat de gevolgen van het aanleggen van nieuwe parkeerplaatsen in beeld dienen te worden gebracht.

Reactie gemeente

Het voorliggende bestemmingsplan Bijlmermuseum is uitsluitend een conserverend bestemmingsplan en bestemd alleen de aanwezige bestaande bebouwing. Er zijn parkeerplekken aangelegd in het verleden op locaties waar garages zijn gesloopt. Op dit moment is dat mogelijk het geval bij de Gooioord garage waar dan mogelijk tijdelijke een parkeervoorziening zal worden gerealiseerd op de huidige locatie van de garage. Per saldo zal geen verharding worden toegevoegd. Bij het herinrichten zal ook rekening worden gehouden met de Puccinimethode en het rainproof maken.

Gemeente Amsterdam, Afdeling Monumentenzorg en Archeologie, Postbus 10718, 1001ES Amsterdam

De afdeling vraagt om de plangrens aan te passen en op deze wijze de Groesbeekdreef in het plan op te nemen mede als onderdeel van het beschermd stadsgezicht.

Reactie gemeente

Het plan zal worden aangepast

9.4.3 Inloopavond 18 januari 2018

Insprekers brachten de volgende concrete zaken onder de aandacht. Er is zoveel mogelijk direct verwezen naar de juiste afdelingen.

1. De hoeveelheden zwerfafval

Reactie gemeente insprekers kunnen hiervoor een zogeheten MOR-melding doen

2. Te volle containers/ te weinig ophaalmomenten

Reactie gemeente insprekers kunnen hiervoor een zogeheten MOR-melding doen

3. Mogelijke overlast door uitbreiding van horeca in het CEC-gebouw

Daar is op dit moment geen sprake van en het bestemmingsplan maakt geen nieuwe of ruimere horeca bestemmingen mogelijk

4. Groesbeekdreef hoort binnen het plangebied

De Groesbeekdreef wordt opgenomen binnen de plangrenzen

5. De relatie met de plannen in K-midden

Er heeft afstemming plaatsgevonden over de ontwikkelingen in K-midden

6. Er rijden auto's op het fiets pad vanaf Gooioord naar de Bijlmerdreef.

Een bestemmingsplan regelt wat ergens gebouwd mag worden en hoe gronden gebruikt mogen worden. Een bestemmingsplan kan geen maatregelen treffen betreffende verkeersoverlast. Dat kan gemeld worden bij Boa's of politie zodat men kan handhaven.

7. Als het regent liggen de voetpaden vol met plassen

Een bestemmingsplan regelt niets over het onderhoud van wegen of paden. Dat zal met een MOR-melding bij de gemeente gemeld moeten worden

Mensen wilden ook meer aandacht voor het groen/ ecologie, aandacht voor het parkeren door niet bewoners. Ook werden verschillende vragen gesteld over bouwmogelijkheden of gebruiksmogelijkheden voor de eigen woning.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan:     

Het bestemmingsplan Bijlmermuseum met identificatienummer NL.IMRO.0363.T1603BPSTD-VG01 van de gemeente Amsterdam.

1.2 Bestemmingsplan:     

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanbouw     

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 Aanduiding     

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens     

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Automatenhal     

Iedere besloten ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld ten behoeve van het publiek.

1.7 Bebouwing     

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 Bebouwingspercentage     

Een in het bestemmingsplan:aangegeven percentage dat de grootte van het te bebouwen deel van een bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft, waarbij kelders en souterrains niet mee worden gerekend, tenzij anders is bepaald.

1.9 Bed & breakfast     

Het in een woning bedrijfsmatig verlenen van logies aan maximaal 4 personen, waarbij de woning wordt bewoond door de hoofdbewoner en maximaal 40% van de woning mag gebruikt worden voor een Bed & Breakfast.

1.10 Bedrijf     

Bedrijven als bedoeld in artikel 3 van deze regels.

1.11 Belwinkel/internetcafé     

Een gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de voornaamste activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen en het toegang bieden tot het internet.

1.12 Bestemmingsgrens     

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 Bestemmingsvlak     

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 Bijbehorend bouwwerk     

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.15 Bijgebouw     

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.16 Bouwen     

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.17 Bouwgrens     

De grens van een bouwvlak

1.18 Bouwlaag     

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, met dien verstande dat onder de eerste bouwlaag wordt verstaan de bouwlaag waarvan de vloer op gelijke hoogte als het peil ligt.

1.19 Bouwvlak     

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.20 Bouwwerk     

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 Brutovloeroppervlakte (bvo)     

De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc.

1.22 Consumentverzorgende dienstverlening     

Persoonlijke verzorging van consumenten, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven.

1.23 Cultuurhistorische waarde     

De fysieke overblijfselen van de historie, zowel bovengronds(gebouwde monumenten) als ondergronds (archeologie) als het cultuurlandschap met zijn historische landschapselementen als verbinding daartussen.

1.24 Detailhandel     

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die goederen kopen voor verbruik, gebruik of aanwending anders dan de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van ondersteunende horeca en met inbegrip van bijbehorende ruimten als magazijnen, personeelsruimten, laad- en losvoorzieningen, technische ruimten, bergingen en andere nevenruimten.

1.25 Dove gevel     

  1. een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen een dak, zonder te openen delen en met een in de Wet geluidhinder bedoelde karakteristieke geluidswering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), of
  2. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.26 Gebouw     

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 Geldwisselkantoor     

Een kantoor of gelegenheid waarvan het hoofdbestanddeel van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig wisselen van geld of waardepapieren en het verzenden van geld (money transfer).

1.28 Geluidgevoelige bestemmingen     

Geluidsgevoelige gebouwen en terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.

1.29 Groenvoorziening     

Ruimten in de open lucht, zoals (bos)parken, plantsoenen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren.

1.30 Hoofdgebouw     

Eén of meerdere panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.31 Hoogseizoen     

Van 1 juni tot 1 september.

1.32 Horeca van categorie 1     

Een voorziening waar al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren worden verkocht, zoals fastfoodrestaurants, cafetaria's, snackbars en shoarmazaken.

1.33 Horeca van categorie 2     

Een voorziening waar muziek ten gehore wordt gebracht en de gelegenheid wordt geboden tot dansen, zoals dancings en discotheken.

1.34 Horeca van categorie 3     

Een voorziening waar zalen aan (besloten) gezelschappen worden verhuurd, inclusief de verkoop van dranken en spijzen, zoals zaalverhuurbedrijven.

1.35 Horeca van categorie 4     

Een voorziening waar verenigingen tot bevordering van de gezelligheid bij elkaar komen (sociëteit).

1.36 Horeca van categorie 5     

Een voorziening die overwegend gericht is op de verstrekking van (sterke) dranken, zoals cafés en bars.

1.37 Horeca van categorie 6     

Een voorziening die gericht is op het verkopen van ter plaatse bereide etenswaren, zoals restaurants, eetcafés, grand-cafés, lunchrooms, koffiehuizen, theehuizen en ijssalons.

1.38 Huisgebonden beroepen     

Kantoren, maatschappelijke voorzieningen, bed & breakfast die in een woning worden uitgeoefend, waarbij:

  1. de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt, en het huisgebonden beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die geen onevenredige afbreuk doet aan de woonfunctie van de betreffende woning en de omliggende woningen in dezelfde straat;
  2. maximaal 30% van het bruto vloeroppervlak van de woning voor het huisgebonden beroep gebruikt mag worden.

1.39 Kantoor     

Gebouw of deel van een gebouw waarin kantoorwerkzaamheden zoals administratie, bestuur, vergaderingen of andere bureauwerkzaamheden plaatsvinden.

1.40 Maaiveld     

De hoogte van het afgewerkte bouwterrein.

1.41 Maatschappelijke voorzieningen     

Overheids-, medische-, paramedische-, onderwijs-, sociaal-culturele, sport-, religieuze en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen, inclusief kinderdagverblijven, ondersteunende horeca en ondersteunende detailhandel.

1.42 Nutsvoorzieningen     

Gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding, de distributie van gas, water, elektra, telematische diensten, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer en vergelijkbare doeleinden.

1.43 Omgevingsvergunning     

Vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.44 Ondersteunende detailhandel     

Bij de hoofdfunctie horende en aan de hoofdfunctie ondergeschikte detailhandel ter plaatse van een inrichting die niet als hoofddoel detailhandel heeft, waarbij maximaal 15% van de omzet van de inrichting uit ondersteunende detailhandel mag worden gebruikt.

1.45 Ondersteunende horeca     

Verkoop van etenswaren en/of dranken voor gebruik ter plaatse in een inrichting die niet als hoofddoel horeca heeft, waarbij maximaal 30% van het bruto vloeroppervlak van de inrichting voor ondersteunende horeca gebruikt mag worden.

1.46 Openbare ruimte     

Pleinen, groenvoorzieningen en water, met in begrip van bij deze voorzieningen behorende nutsvoorzieningen, bermen, taluds, waterlopen en waterbouwkundige kunstwerken, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.47 Overbouwing / onderdoorgang     

Een op de verbeelding aangegeven gebied waar, binnen de bestemming een doorgang mogelijk moet zijn waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.48 Parkeerbeleid     

Parkeernormen zoals deze zijn opgenomen in de Nota Parkeernormen Auto, vastgesteld door de gemeenteraad op 8 juni 2017 en de Nota Parkeernormen Fiets en Scooter, vastgesteld door de gemeenteraad op 14 maart 2018 dan wel, in het geval deze tussentijds wordt gewijzigd of vervangen door een andere beleidsregel, deze gewijzigde respectievelijk vervangende beleidsregel.

1.49 Parkeervoorzieningen     

Voorzieningen ten behoeve van de stalling van motorvoertuigen, zoals parkeergarages (ook ondergronds), met bijbehorende in- en uitritten, entreegebouwen, technische ruimten, bergingen beheerderkantoren, laad- en losvoorzieningen en andere nevenruimten.

1.50 Peil     

  1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of een tuin grenst geldt de hoogte van die weg of tuin ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw als peil;
  2. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan een weg of een tuin grenst geldt de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld als peil;
  3. voor bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt de hoogte van het direct aangrenzende maaiveld als peil, tenzij anders in de regels is bepaald;
  4. voor bouwwerken geen gebouwen zijnde op bruggen en viaducten geldt de hoogte van het brugdek of bovenzijde van het viaduct als peil.

1.51 Prostitutie     

Het aanbieden of verrichten van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding.

1.52 Prostitutiebedrijf     

Een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt.

1.53 Seksinrichting     

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhal en -winkel.

1.54 Short stay     

Het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning aan één huishouden of voor maximaal vier personen indien deze personen deel uitmaken van meerdere huishoudens, voor een aaneensluitende periode van tenminste één week en maximaal zes maanden.

1.55 Smartshop     

Een winkel waarin de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door detailhandel in psychotrope stoffen.

1.56 Sociëteit     

Een gebouw waar verenigingen tot bevordering van de gezelligheid bij elkaar komen.

1.57 Staat van Inrichtingen     

De als bijlage opgenomen lijst, behorende bij deze regels, waarin vormen van gebruik anders dan wonen, zijn aangegeven, ingedeeld in categorieën van toenemende hinder.

1.58 Stille zijde     

Een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of een geluidgevoelige voorziening scheidt van de buitenlucht met een maximale geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai van 48 dB gerekend per gezoneerde weg of 55 dB (woningen) en 53 dB (geluidgevoelige voorzieningen) in geval van spoorweglawaai.

1.59 Telefooninrichting / belhuis     

Een voor publiek toegankelijk ruimte waarin de hoofdactiviteit wordt gevormd door het gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden en ontvangen van faxen.

1.60 Terras     

Een buiten de besloten ruimte liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden ten dienste van het horecabedrijf en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.

1.61 Uitbouw     

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee hij in functioneel opzicht verbonden is, en dat door de vorm als een afzonderlijke en duidelijk ondergeschikte aanvulling op dat hoofdgebouw onderscheiden kan worden en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.62 Verbeelding     

De verbeelding van het bestemmingsplan.

1.63 Verkeersareaal     

Gronden die in gebruik zijn als verkeersruimte voor al dan niet gemotoriseerd verkeer, bestaande uit rijwegen, fiets- en voetpaden en ongebouwde parkeervoorzieningen.

1.64 Vliesgevel     

een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel met een geluidswerende functie ten behoeve van de betrokken gevel van het gebouw, waarbij de afstand tussen de vliesgevel en de gevel van het gebouw ten minste 0,5 meter bedraagt.

1.65 Voorgevelrrooilijn     

Een lijn die evenwijdig aan de as van de weg, langs een wegzijde met een regelmatig ligging van de voorgevel van de bestaande bebouwing is gelegen, die zoveel mogelijk aansluit aan de voorgevels van de bestaande bebouwing en zoveel mogelijk overeenkomstig de richting van de weg loopt.

1.66 Watergang     

Een werk dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren, en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede begrepen.

1.67 Waterhuishoudkundige voorzieningen     

Voorzieningen, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterhuishouding, zoals dammen, duikers, dijken, sluizen, beschoeiingen en remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.68 Waterpeil     

Het N.A.P. of het plaatse aan te houden waterpeil.

1.69 Weg     

Alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen of trambanen zijnde, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen.

1.70 Woning     

Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, daaronder begrepen zorgwonen.

1.71 Zakelijke dienstverlening     

Het verlenen van economische of commerciële diensten aan derden, waarvan de uitoefening geschiedt in een rechtstreeks contact met het publiek, zoals banken, reisbureaus.

1.72 Zorgwonen     

Nagenoeg zelfstandige bewoning van een woning, de zorg bestaat uit specifieke ondersteuning voor de algemene dagelijkse levensbehoeften. De bewoners hebben geen voortdurende zorg nodig.

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling     

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk     

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk     

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwdiepte van een bouwwerk     

Vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.5 De bouwhoogte van een bouwwerk     

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 De oppervlakte van een bouwwerk     

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 De brutovloeroppervlakte van een gebouw     

De bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.

2.8 De minimum bouwhoogte van een bouwwerk     

Vanaf peil tot aan het punt van het gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, waaraan de bouwhoogte ten minste moet voldoen, waarbij in ieder geval geldt dat de omhullende gevel van een gebouw aan deze minimum bouwhoogte moet voldoen.

2.9 De bouwhoogte van een antenne-installatie     

Tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; als de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Bedrijf     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. nutsvoorzieningen;

3.2 Bouwregels     

3.2.1 Algemeen     

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend zijn toegestaan binnen de aangegeven bouwvlakken.

3.2.2 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. bouwen is uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak toegestaan;
  2. maximum bebouwingspercentage zoals opgenomen in het bouwvlak bedraagt 100%
  3. maximum bouwhoogte: zoals met de aanduiding "maximum bouwhoogte" staat aangeduid op de verbeelding.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximum bouwhoogte van 6 meter.

Artikel 4 Gemengd - 1     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Gemengd - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven in de eerste tot en met de derde bouwlaag, met inachtneming van het bepaalde in 20.2;
  2. kantoren in de eerste tot en met de derde bouwlaag;
  3. maatschappelijke voorzieningen, in de eerste tot en met de derde bouwlaag;
  4. consumentverzorgende dienstverlening dienstverlening in de eerste tot en met de derde bouwlaag;
  5. zakelijke dienstverlening in de eerste tot en met de derde bouwlaag;
  6. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is horeca categorie 6 toegestaan in de eerste bouwlaag;
  7. woningen in de vierde en hoger gelegen bouwlagen;
  8. ruimten ten behoeve huisgebonden beroepen in de vierde en hoger gelegen bouwlagen;
  9. speelvoorzieningen;
  10. één sportschool met een brutovloeroppervlak van maximaal 500 m2;
  11. (dak)tuinen en erven;
  12. gebouwde parkeervoorziening in de kelder;
  13. groenvoorzieningen.

4.2 Bouwregels     

4.2.1 Algemeen     

Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend zijn toegestaan binnen de aangegeven bouwvlakken.

4.2.2 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak
  2. maximum bebouwingspercentage bouwvlak bedraagt 100%;
  3. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding met de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" staat aangeduid.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. maximum bouwhoogte: 2 meter.

Artikel 5 Gemengd - 2     

5.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven in de eerste bouwlaag met inachtneming van het bepaalde in 20.2;
  2. kantoren in de eerste bouwlaag;
  3. maatschappelijke voorzieningen, niet zijnde geluidgevoelige bestemmingen in de eerste bouwlaag;
  4. consumentverzorgende dienstverlening in de eerste bouwlaag;
  5. zakelijke dienstverlening in de eerste bouwlaag;
  6. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'h' is horeca categorie 6 toegestaan in de eerste en de tweede bouwlaag;
  7. woningen in de derde en hoger gelegen bouwlagen;
  8. ruimten ten behoeve huisgebonden beroepen in de tweede en hoger gelegen bouwlagen
  9. speelvoorzieningen.

5.2 Bouwregels     

5.2.1 Algemeen     

Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend zijn toegestaan binnen de aangegeven bouwvlakken.

5.2.2 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  2. maximum bebouwingspercentage bouwvlak bedraagt 100%;
  3. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding met de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" staat aangeduid;
  4. ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" mag tot de vloer van de tweede bouwlaag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van voor de bovengelegen bebouwing benodigde ondersteuningsconstructies.

Artikel 6 Gemengd -3     

6.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd -3' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. maatschappelijke voorzieningen, niet zijnde geluidgevoelige bestemmingen
  2. kantoren;
  3. consumentverzorgende dienstverlening;
  4. zakelijke dienstverlening;
  5. speelvoorzieningen.

6.2 Bouwregels     

6.2.1 Algemeen     

Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend zijn toegestaan binnen de aangegeven bouwvlakken.

6.2.2 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak
  2. maximum bebouwingspercentage bouwvlak bedraagt 100%;
  3. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding met de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" staat aangeduid;
  4. ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" mag tot de vloer van de tweede bouwlaag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van voor de bovengelegen bebouwing benodigde ondersteuningsconstructies.

Artikel 7 Gemengd - 4     

7.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Gemengd - 4 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven in de eerste bouwlaag, met in achtneming van het bepaalde in 20.2;
  2. kantoren in de eerste bouwlaag;
  3. maatschappelijke voorzieningen, niet zijnde geluidgevoelige bestemmingen in de eerste bouwlaag;
  4. consumentverzorgende dienstverlening in de eerste bouwlaag;
  5. zakelijke dienstverlening in de eerste bouwlaag;
  6. woningen in de tweede en hoger gelegen bouwlagen;
  7. ruimten ten behoeve huisgebonden beroepen in de tweede en hoger gelegen bouwlagen;
  8. speelvoorzieningen.

7.2 Bouwregels     

7.2.1 Algemeen     

Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend zijn toegestaan binnen de aangegeven bouwvlakken.

7.2.2 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak
  2. maximum bebouwingspercentage bouwvlak bedraagt 100%;
  3. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding met de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" staat aangeduid;
  4. ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" mag tot de vloer van de tweede bouwlaag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van voor de bovengelegen bebouwing benodigde ondersteuningsconstructies.

Artikel 8 Groen     

8.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;
  2. extensief dagrecreatief gebruik;
  3. openbare sport- en spelvoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. voet- en fietspaden;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen'-gedenkteken' is een gedenkplaats toegestaan ter nagedachtenis aan de vliegramp van 1992 met bijbehorende voorzieningen.

8.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. maximale bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van speelvoorzieningen 6 meter;
  2. maximale bouwhoogte overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 4 meter
  3. maximale bebouwingsoppervlakte: 2%.

Artikel 9 Tuin     

9.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen en erven;
  2. groenvoorzieningen;

alsmede voor:

c. parkeervoorzieningen voor maximaal 1 auto uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.

Artikel 10 Verkeer - 1     

10.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Verkeer - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verkeersareaal;
  2. gebouwde (fiets) parkeervoorzieningen;
  3. kunstuitingen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. speelvoorzieningen;
  6. bruggen;
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein uitgesloten' niet geparkeerd mag worden.

10.2 Bouwregels     

10.2.1 Algemeen     

Op en onder de in lid 10.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte kunstuitingen: 8 meter;
  2. maximum bouwhoogte overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 3 meter.

Artikel 11 Verkeer - 2     

11.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Verkeer - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwde parkeervoorzieningen met bijbehorende in- en uitritten, technische ruimten, bergingen en andere nevenruimten;
  2. verkeersareaal.

11.2 Bouwregels     

11.2.1 Algemeen     

Op en onder de in lid 11.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.

11.2.2 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak
  2. maximum bebouwingspercentage bouwvlak bedraagt 100%;
  3. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding met de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" staat aangeduid.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. maximum bouwhoogte: 5 meter, met dien verstande dat, indien deze worden gerealiseerd op het dak van gebouwen, de bouwhoogte moet worden gemeten vanaf het dak.

11.3 Wijzigingsbevoegdheid     

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen en het bouwvlak van de verbeelding verwijderen en de bestemming 'Verkeer-3' op de locatie leggen, indien de gebouwen waarop deze aanduiding van toepassing is, overeenkomstig een verleende omgevingsvergunning zijn gesloopt.

Artikel 12 Verkeer - 3     

12.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Verkeer - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. fiets- en voetpaden;

  1. fietsparkeervoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. speelvoorzieningen;
  4. kunstuitingen;
  5. bruggen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

12.2 Bouwregels     

12.2.1 Algemeen     

Op en onder de in lid 12.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming met in achtneming van de volgende bepalingen:

  1. de maximum bouwhoogte voor kunstuitingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 6 meter;
  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'brug', is een brug toegestaan.

Artikel 13 Verkeer-4     

13.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Verkeer-4 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. metrobanen en treinbanen en bijbehorende voorzieningen zoals geluidsschermen;

alsmede voor:

  1. groenvoorzieningen;
  2. sport- en spelvoorzieningen
  3. verkeersareaal;
  4. bruggen en viaducten;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels     

13.2.1 Algemeen     

Op en onder de in lid 13. 1 genoemde gronden mogen uitsluitend worden bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte bedraagt: 12 meter, gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf;
  2. maximum hoogte overige bouwwerken geen gebouw zijnde bedraagt 6 meter;
  3. maximum hoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van speelvoorzieningen bedraagt 4 meter;
  4. de maximale bebouwingsoppervlakte bedraagt 2%;
  5. voor geluidsschermen gelden de volgende regels:
    1. de geluidsschermen die ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan zijn gerealiseerd mogen uitsluitend worden vervangen indien geluidsschermen worden terug gebouwd met een zelfde bouwhoogte;
    2. in afwijking van het bepaalde onder a zijn lagere geluidsschermen toegestaan indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat aan de voorkeurgrenswaarde of een eerder vastgestelde hogere waarde conform de Wet geluidhinder kan worden voldaan.

Artikel 14 Water     

14.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water;
  2. steigers;
  3. bruggen;
  4. kunstwerken;
  5. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - gedenkteken' is een gedenkplaats toegestaan ter nagedachtenis aan de vliegramp van 1992 met bijbehorende voorzieningen.

14.2 Bouwregels     

14.2.1 Algemeen     

Op en onder de in lid 1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte bedraagt: 3 meter;
  2. ter plaatste van de functieaanduiding 'brug' is een brug toegestaan.

Artikel 15 Wonen     

15.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woningen;
  2. ruimten ten behoeve van de uitoefening van huisgebonden beroepen;
  3. tuinen en erven;
  4. verkeersareaal en groenvoorzieningen, ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang";
  5. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' zijn in flats Gooioord, Groeneveen en Grubbehoeve in eerste en tweede bouwlaag en in de flats Kikkestein, Kruitberg en Kleiburg in de eerste bouwlaag bedrijven in de categorie A en B, kantoren,consumentverzorgende dienstverlening , maatschappelijke voorzieningen, ateliers en zakelijke dienstverlening inclusief ondersteunende horeca van categorie 1 toegestaan. Voor de flats Gooioord, Groeneveen en Grubbehoeve geldt dat het aantal functies in totaal maximaal 30% van het gezamenlijk bruto vloeroppervlak van de eerste en tweede bouwlaag per flat hiervoor mag worden gebruikt. Voor de flats Kikkestein, Kruitberg en Kleiburg geldt dat het aantal functies in totaal maximaal 30% van het gezamenlijk bruto vloeroppervlak van de 1e bouwlaag hiervoor mag worden gebruikt.

15.2 Bouwregels     

15.2.1 Algemeen     

Op en onder de in lid 15.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.

15.2.2 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  2. maximum bebouwingspercentage bouwvlak: 100%, tenzij ander staat aangeduid op de verbeelding;
  3. maximum bouwhoogte: zoals met de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" staat aangeduid op de verbeelding;
  4. maximum goothoogte: zoals met de aanduiding "maximum goothoogte (m)" staat aangeduid op de verbeelding;
  5. ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" mag tot de vloer van de tweede bouwlaag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van voor de bovengelegen bebouwing benodigde ondersteuningsconstructies;
  6. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding "sba -1 dakopbouw" mag de aangegeven bouwhoogte op de verbeelding met maximaal 3 meter worden overschreden ten behoeve van een dakopbouw of een dakterras. De dakopbouw mag maximaal 2/3 bedragen van het brutovloeroppervlak van de begane grond en dient aan de voorzijde tenminste 0,5 meter terug te liggen vanaf de goot. De maximale bouwhoogte mag met maximaal 1,5 meter worden overschreden ten behoeve van een dakterras.

15.3 Specifieke gebruiksregels     

  Voor het in 15.1 bedoelde gebruik gelden de volgende specifieke gebruiksregels:

  1. sociaal-culturele voorzieningen en kinderdagverblijven zijn alleen toegestaan voor zover deze op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn;
  2. het brutovloeroppervlak van een vestiging van een bedrijf/voorziening binnen de aanduiding 'gemengd' mag niet meer bedragen dan 100 m2.

15.4 Afwijken van de gebruiksregels     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.3 onder a ten behoeve van de vestiging van een sociaal-culturele voorziening of kinderdagverblijf, met dien verstande dat de functie geen onevenredige hinder mag opleveren voor de aangrenzende woonfuncties.

Artikel 16 Waarde - Archeologie     

16.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor "Waarde - Archeologie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van archeologische waarden.

16.2 Bouwregels     

16.2.1 Algemeen     

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen dient een inventariserend veldonderzoek (IVO) te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein, die blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar oordeel van het bevoegde gezag in voldoende mate is vastgesteld, indien de aanvraag voor het bouwen leidt tot grondroerende werkzaamheden:

  1. van 500 m² of meer en;
  2. dieper dan 0,5 meter onder peil.
16.2.2 Uitzondering onderzoeksplicht     

Het bepaalde in lid 16.2.1 is niet van toepassing indien uit aanvullend bureauonderzoek blijkt dat er een lage archeologische verwachting is en er geen nader archeologisch onderzoek nodig is.

16.2.3 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan nader eisen stellen aan bouwplannen die voorzien in grondroerende werkzaamheden. Het bevoegd gezag stelt, indien een Inventariserend veldonderzoek (IVO) daartoe aanleiding geeft, nadere eisen aan bouwplannen die kunnen strekken tot:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

16.3.1 Verbodsregel     

Op en onder de in 16.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren: het uitvoeren van grondbewerkingen over een oppervlakte van meer dan 500 m² in combinatie met werken op een diepte van 0,50 meter of meer, waartoe onder meer wordt gerekend het egaliseren, roeren en omwoelen van gronden.

16.3.2 Uitzondering verbodsregel     

Een omgevingsvergunning voor het aanleggen als bedoeld in 16.3.1 is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden:

  1. het reguliere onderhoud;
  2. werkzaamheden die samenhangen met het aanbrengen of wijzigen van drainage;
  3. werkzaamheden die samenhangen met het aanbrengen of wijzigen van kabels en leidingen;
  4. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  5. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen uitgevoerd door een ter zake deskundige;
  6. indien uit archeologisch bureau-onderzoek blijkt dat er ter plaatse sprake is van een negatieve archeologische verwachting;
  7. werkzaamheden die samenhangen met een evenement als bedoeld in artikel van deze regels.
16.3.3 Onderzoeksplicht     

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien een Inventariserend veldonderzoek (IVO) naar mogelijk aanwezige archeologische waarden in de betrokken gronden heeft plaatsgevonden en waarin de archeologische waarde van het terrein, die blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

16.3.4 Uitzondering onderzoeksplicht     

Het bepaalde in lid 16.3.3 is niet van toepassing indien uit aanvullend bureauonderzoek blijkt dat er een lage archeologische verwachting is en er geen nader archeologisch onderzoek nodig is.

16.3.5 Voorschriften omgevingsvergunning voor het aanleggen     

Aan de omgevingsvergunning kunnen in het belang van de archeologische waarden de volgende voorschriften worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegde gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 17 Waarde - Cultuurhistorie     

17.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden van het gebied en zijn bebouwing.

17.2 Bouwregels     

Op deze gronden mag ten behoeve van de op de verbeelding aangegeven onderliggende bestemming worden gebouwd met inachtneming van aanwezige cultuurhistorische waarde. Uit de aanvraag omgevingsvergunning moet blijken dat de cultuurhistorische waarden van het gebied in voldoende mate zijn vastgesteld en dat met deze waarden actief rekening wordt gehouden.

17.3 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag is bevoegd, ter verkrijging van een stedenbouwkundig en architectonisch verantwoorde bebouwing in relatie tot het behoud van het (cultuur)historische karakter van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Bijlmermuseum, nadere eisen te stellen aan:

  1. de situering en aan de afmetingen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor zover deze vanaf de openbare weg zichtbaar zijn;
  2. de situering van parkeer- en verkeersvoorzieningen alsmede de aantallen parkeervoorzieningen;
  3. de situering van groenvoorzieningen, straatmeubilair, speelvoorzieningen, water huishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en andere bouwwerken.

17.4 Specifieke gebruiksregels     

De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden en opstallen mogen niet worden gebruikt op een wijze die afbreuk doet aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

17.5.1 Verboden werkzaamheden     

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden;
  2. het ontgronden, bodemverlagen of afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  3. het graven en/of dempen van waterlopen en waterpartijen;
  4. het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.
17.5.2 Toegestane werkzaamheden     

Het in 17.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
  3. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.
17.5.3 Voorwaarden     
  1. De in lid 17.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:
    1. de gemeentelijke monumentencommissie om advies is gevraagd, en
    2. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied.
  2. De in lid 17.5.1 genoemde vergunning moet worden geweigerd indien de cultuurhistorische waarden worden geschaad en dit niet kan worden voorkomen door voorschriften op te nemen in de omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene bouwregels     

Op en onder in het bestemmingsplan begrepen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen;

  1. Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden c.q. af te wijken van de gevellijn ten behoeve van stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,2 meter;
  2. gevelaccenten, gevel- en kroonlijsten, pilasters, overstekende daken, erkers, balkons en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 meter en deze werken niet lager gelegen zijn dan de tweede bouwlaag / niet lager zijn gelegen dan 4,2 meter boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,5 meter langs een rijweg dan wel 2,4 meter boven een rijwielpad of voetpad, dat geen deel uitmaakt van de bedoelde strook van 1,5 meter;
  3. hijsinrichtingen, mits de overschrijding van de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 meter; trappenhuizen, technische installaties, dakterrassen, hekwerken en vergelijkbare bouwwerken, mits de overschrijding van de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 meter en deze worden gebouwd op tenminste 2 meter afstand van de gevellijn;
  4. windmolens, mits de overschrijding van de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter en deze worden gebouwd op ten minste 3 meter afstand van de gevellijn.

Artikel 20 Algemene gebruiksregels     

20.1 Verbodsregels     

  1. Voor zover voor dit bestemmingsplan een vrijstelling, ontheffing of vergunning zoals bedoeld in de Wet natuurbescherming noodzakelijk is, vindt verwezenlijking van enig planonderdeel niet eerder plaats dan nadat deze in werking is getreden;
  2. Als strijdig gebruik - in de zin van gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven - wordt in ieder geval begrepen:
    1. telefoneerinrichting of belhuis, automatenhal, prostitutiebedrijf, seksinrichting, geldwisselkantoor, smartshop;
    2. de opslag en/of stalling van kampeermiddelen, voer- of vaartuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen, en aan hun gebruik onttrokken machines, behoudens gebruik dat strekt tot realisering van de bestemming en gebruik dat voortvloeit uit het normale dagelijkse gebruik en onderhoud dat ingevolge de bestemming is toegestaan;

20.2 Toegelaten bedrijven     

Voor zover gronden binnen dit bestemmingsplan mogen worden gebruikt voor bedrijven, zijn slechts de volgende categorieën bedrijven toegestaan:

  1. in geval van activiteiten die aanpandig zijn aan woningen, zijn uitsluitend bedrijven toegestaan die in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging vallen onder categorie A;
  2. in geval van activiteiten die bouwkundig afgescheiden zijn van woningen en maatschappelijke dienstverlening, zijn uitsluitend bedrijven toegestaan die in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging vallen onder de categorieën A en B;
  3. nutsvoorzieningen.

20.3 Parkeren     

  1. Tot een strijdig gebruik met de in dit bestemmingsplan gegeven bestemmingen wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken, uitgezonderd bestaand gebruik, waarbij niet wordt voldaan aan de parkeernormen zoals deze zijn opgenomen in het parkeerbeleid wat geldend is bij de vaststelling van dit bestemmingsplan.
  2. Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de parkeernormen zoals deze zijn opgenomen in het op dat moment geldende parkeerbeleid.

Bevoegd gezag kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid a en b en toestaan dat wordt afgeweken van de toe te passen parkeernorm, mits wordt aangetoond dat wordt voldaan wordt aan één van de in het parkeerbeleid opgenomen uitzonderingen

Artikel 21 Algemene afwijkingsregels     

  1. Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afwijking kan worden verleend, dan kan het bevoegd gezag afwijken van de desbetreffende regels van dit bestemmingsplan, ten behoeve van:
    1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 6 meter, en een maximale brutovloeroppervlak van 25 m²;
    2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair, vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken.
    3. Geringe afwijkingen worden toegestaan welke in het belang zijn van een ruimtelijke en/of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, wegen en anderszins, of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in situering niet meer bedraagt dan 2 meter;
    4. De in de regels en op de verbeelding toegestane maximale bouwhoogte mag worden overschreden ten behoeve van:
    5. lift- en trappenhuizen met ten hoogste 3 meter;
    6. centrale verwarmingsinstallaties, dakopbouwen en met ten hoogste 3 meter;
    7. schoorstenen, ventilatie-inrichtingen, antennes en zendmasten ten behoeve van mobiele telefonie met ten hoogste 5 meter;
    8. ten behoeve van uitkragingen, bordessen, buitentrappen, galerijen, luifels, erkers, balkons, lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen met ten hoogste 2,5 meter.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 22 Overgangsrecht     

22.1 Overgangsrecht bouwwerken     

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig ontheffing verlenen van het gestelde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het gestelde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

22.2 Overgangsrecht gebruik     

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het gestelde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 23 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Bijlmermuseum.

De volledige naam is de aanhaaltitel.