direct naar inhoud van 4.2 PlanMER
Plan: Sluiskil-Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0715.BPKGP04-VG99

4.2 PlanMER

4.2.1 Planmer-plicht en aanpak planMER

De Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage 1994 maken onderscheid in:

  • Een mer-plicht voor plannen (planmer).
  • Een mer-(beoordelings)plicht voor projecten (projectmer).

Een milieueffectrapportage staat niet op zichzelf, maar is een hulpmiddel bij de besluitvorming van de overheid over een plan of project. Daarom is:

  • De planmer gekoppeld aan de besluiten van de overheid die het kader scheppen voor een mer-(beoordelings)plichtige activiteit. Een planmer is tevens aan de orde indien voor een project een zogenaamde passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 vereist is.
  • De projectmer gekoppeld aan de besluiten (plannen of vergunningen) van de overheid die de realisatie een mer-(beoordelings)plichtige activiteit direct mogelijk maken.

Het plangebied Sluiskil-Oost biedt plaats aan relatief zware bedrijvigheid. Een deel van de bedrijven die de gemeente toelaat in dit bestemmingsplan is mer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig in het kader van de procedures voor omgevingsvergunningen voor het in werking hebben van een inrichting. Dit bestemmingsplan vormt daarmee het kader voor deze mogelijk mer-(beoordelings)plichtige activiteiten. Dit betekent dat voor het bestemmingsplan een planMER moet worden opgesteld.

Voor dit bestemmingsplan wordt een planMER opgesteld omdat het bestemmingsplan activiteiten mogelijk maakt die in het kader van het omgevingsvergunningenspoor mogelijk mer-(beoordelings)plichtig zijn. Dit betekent het volgende:

  • in het kader van de omgevingsvergunning is een mer-beoordeling of projectmerprocedure voor dergelijke activiteiten nog steeds noodzakelijk: de opgestelde planMER verandert daar niets aan. De systematiek van het Besluit mer is dusdanig dat elk plan dat het kader biedt planmer-plichtig is, maar dat voor het uiteindelijk besluit dat de activiteit mogelijk maakt (in dit geval de omgevingsvergunning) een projectmer of mer-beoordeling noodzakelijk is.
  • Wel is de vestiging van deze activiteit rechtstreeks toegestaan in het bestemmingsplan: er hoeft te zijner tijd geen herziening van het bestemmingsplan met bijbehorende planMER meer plaats te vinden.

4.2.2 Reikwijdte en detailniveau

PlanMER geïntegreerd in het milieuhoofdstuk

De vorm van een planMER is vrij en niet aan regels gebonden. In een bestemmingsplan voor een bedrijventerrein wordt altijd al veel aandacht besteed aan verschillende milieuaspecten. Dezelfde milieuaspecten dienen tevens te worden behandeld in het planMER. Om deze reden is ervoor gekozen om het milieuhoofdstuk in dit bestemmingsplan op een dusdanige manier vorm te geven dat het tevens als planMER fungeert. Hiermee wordt tevens bereikt dat de milieu-informatie op één plek in het bestemmingsplan aanwezig is, in plaats van in verschillende hoofdstukken.

In dit milieuhoofdstuk zijn de resultaten van het milieuonderzoek systematisch beschreven (passend bij de mer-methodiek). Derhalve is in elke sectorale milieuparagraaf (met uitzondering van de paragrafen 4.3, 4.8 en 4.9) onder de subparagraaf “onderzoek” onderscheid gemaakt in de beschrijving van de referentiesituatie en de milieueffecten van het voornemen. De paragraaf wordt afgesloten met een conclusie.

Referentiesituatie

De referentiesituatie beschrijft de huidige situatie inclusief de autonome ontwikkelingen in en rond het plangebied. Autonome ontwikkelingen zijn ontwikkelingen die ook zullen plaatsvinden indien de uitvoering van het bestemmingsplan geen doorgang vindt. Dit zijn bijvoorbeeld de aanleg van de tunnel onder het Kanaal van Gent naar Terneuzen bij Sluiskil, de ontwikkeling van het bedrijventerrein Koegorsstraat en de aanleg van de tijdelijke natuur rondom de waterzuivering bij Yara Sluiskil B.V.

Plansituatie: milieueffecten voorgenomen activiteit

De milieueffecten van het bestemmingsplan zijn beschreven voor zover dat in dit stadium op bestemmingsplanniveau mogelijk is.

In het bestemmingsplan is gewerkt met een milieuzonering met daaraan gekoppeld een algemene toelaatbaarheid voor bepaalde categorieën bedrijven. De aanwezige bedrijven passen binnen de aangegeven milieuzonering. Daarnaast wordt in dit bestemmingsplan de uitbreiding van Yara Sluiskil B.V. met 12 ha planologisch-juridisch geregeld. Hiervoor is op dit moment nog niet precies bekend welke mogelijk mer-(beoordelings)plichtige bedrijven zich in de toekomst binnen het plangebied zullen vestigen en op welke locatie. Tevens is logischerwijs nog niet bekend hoe de bedrijfsvoering van die bedrijven zal zijn (capaciteit productie, lay-out bebouwing, maatregelen om milieubelasting op de omgeving zo veel mogelijk tegen te gaan door bijvoorbeeld filters, geluidsisolatie, locatie vervoersbewegingen et cetera). In het kader van dit planMER is dan ook geen uitgebreid kwantitatief onderzoek verricht naar de effecten van specifieke bedrijfsactiviteiten. Op basis van beschikbare informatie over de milieusituatie in het gebied is inzicht gegeven in mogelijke gevolgen en noodzakelijke randvoorwaarden die bij toekomstige vestiging van mer-(beoordelings)plichtige bedrijven in acht dienen te worden genomen. Waar mogelijk en relevant zijn maatregelen beschreven om nadelige milieueffecten te voorkomen of te beperken.

Rondom het bestaande bedrijventerrein is een geluidzone industrielawaai van kracht. Het bedrijventerrein is namelijk aangemerkt als een gezoneerd terrein6. Hoewel in het bestemmingsplan de gronden worden toegevoegd aan het gezoneerde terrein7, wordt de buitengrens van de geluidszone niet gewijzigd.