Plan: | Reparatie inpassingsplan N244 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | inpassingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.9927.BP16115-VA01 |
Uitspraak Raad van State
Op 12 november 2014 heeft de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State (hierna: Raad van State) in eerste aanleg uitspraak gedaan over de beroepen tegen het inpassingsplan N244 van de provincie Noord-Holland (uitspraak 201402666/1/R6). De Raad van State heeft de beroepen over de ontoereikende motivering van het openbaar belang voor de horecavoorziening en het verkooppunt motorbrandstoffen met LPG gegrond verklaard. Het gegrond verklaren van deze beroepsgronden heeft geleid tot vernietiging van de bestemmingen 'Gemengd' en de aanduidingen 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' en 'Wro-zone - wijzigingsgebied 2'. Hierdoor is de Raad van State niet toegekomen aan inhoudelijke behandeling van de beroepen tegen het compensatieplan over ontbreken van compensatie voor verstoring van het weidevogelleefgebied van de P+R-voorziening, de horecavestiging en het verkooppunt motorbrandstoffen met LPG.
De Raad van State heeft het bestuur van de provincie Noord-Holland opgedragen om binnen 20 weken na de verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen over de bestemmingen 'Gemengd' en de aanduidingen 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' en 'Wro-zone - wijzigingsgebied 2' van het inpassingsplan, met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
De uitspraak komt er kort samengevat op neer dat de P+R-voorziening, de horecavestiging en het verkooppunt motorbrandstoffen met LPG geen onderdeel meer vormen van het inpassingsplan N244. De overige onderdelen van het inpassingsplan N244 zijn na uitspraak van de Raad van State onherroepelijk geworden.
Reparatie inpassingsplan
In de voorliggende reparatie van het inpassingsplan wordt een nieuw planologisch besluit genomen over de locaties van de beoogde P+R-voorziening, de horecavoorziening en verkooppunt motorbrandstoffen met LPG.
Voor de P+R-voorziening is in de voorliggende reparatie van het inpassingsplan de motivering van het grote openbaar belang en het ontbreken van alternatieven aangevuld en is aan de hand van de provinciale uitvoeringsregels voor natuurcompensatie bepaald op welke wijze de negatieve effecten op het weidevogelgebied dienen te worden gecompenseerd.
Omdat op korte termijn wijziging van de begrenzing van het weidevogelleefgebied ten noorden van de N244 wordt voorzien, heeft de provincie Noord-Holland besloten de horecavestiging en het verkooppunt motorbrandstoffen met LPG toe te staan, nadat de begrenzing van dit weidevogelleefgebied is gewijzigd. Het grote openbaar belang hoeft in dat geval niet te worden gemotiveerd en er er hoeft geen compensatie voor het weidevogelgebied te worden bepaald (zie paragraaf 4.2 en hoofdstuk 7 voor een nadere toelichting op de relatie van de voorliggende reparatie van het inpassingsplan en de voorziene wijziging van de begrenzing van het weidevogelleefgebied).
Planopzet
Met de vaststelling van voorliggende reparatie van het inpassingsplan N244 (het moederplan) neemt Provinciale Staten een nieuw planologisch besluit over de beoogde P+R-voorziening, de horecavoorziening en het verkooppunt motorbrandstoffen met LPG. De overige regels van het inpassingsplan blijven ongewijzigd van kracht. Deze regels worden in deze reparatie daarom niet nogmaals vastgelegd en toegelicht.
In de voorliggende reparatie van het provinciaal inpassingsplan N244 wordt geregeld welke functies in het plangebied zijn toegestaan en waar wat mag worden gebouwd. Vaste onderdelen van een inpassingsplan zijn de regels (voorschriften) voor het gebied, een verbeelding (plankaart) waarop de bestemmingen zijn aangegeven en een toelichting waarin de beoogde nieuwe situatie, toetsing van het plan aan het beleid, wet en regelgeving en uitkomsten van de onderzoeken naar de omgevingseffecten zijn beschreven.
Het provinciaal inpassingsplan is een algemeen verbindend voorschrift. De regels die in het plan zijn opgenomen zijn juridisch bindend voor eenieder, zowel overheid zelf, als private partijen (bijvoorbeeld eigenaren en gebruikers van het plangebied).
Het provinciaal inpassingsplan vormt daarnaast het ruimtelijk toetsingskader bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor onder andere het oprichten van gebouwen en bouwwerken (‘bouwvergunning’) en het uitvoeren van werken en werkzaamheden (‘aanlegvergunning’).
De Raad van State heeft het bestuur van de provincie Noord-Holland opgedragen om binnen 20 weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen over de onderdelen van het inpassingsplan N244 die zijn vernietigd.
Verkorte procedure: 3.4 Awb niet van toepassing
In tegenstelling tot het inpassingsplan N244, is voor de voorliggende reparatie van het inpassingsplan de uniforme algemene voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 van Awb) niet van toepassing. Dit betekent dat voor de voorliggende reparatie van het inpassingsplan een verkorte procedure wordt gehanteerd, waarbij geen ontwerp-besluit ter visie worden gelegd.
Wel wordt het besluit van Provinciale Staten over het voorliggende plan zes weken ter inzage gelegd en kunnen belanghebbenden in deze periode een beroep tegen het plan indienen bij de Raad van State.
Het plangebied ligt ten noorden van de N244 en vormde bij aanleg van de weg een reservering voor een (toekomstige) ongelijkvloerse kruising met de Salvador Allendelaan. In de huidige situatie is het plangebied ingericht als grasland en een populierenbos van circa 0,8 ha.
Voor het plangebied van deze reparatie van het inpassingsplan N244 zijn op dit moment twee bestemmingsplannen van kracht:
In het inpassingsplan N244 is reeds een toetsing van het plan aan het relevante beleid en de wet- en regelgeving opgenomen. In het inpassingsplan is geconcludeerd dat de verbreding van de N244 en de realisatie van een P+R-voorziening, horecavoorziening en verkooppunt voor motorbrandstoffen met LPG in lijn zijn met het beleid en de regels van het Rijk, de provincie Noord-Holland, de stadsregio Amsterdam en de gemeenten Beemster, Edam-Volendam, Purmerend en Zeevang.
Na vaststelling van het inpassingsplan N244 is geen, voor deze reparatie van het inpassingsplan relevant, nieuw beleid, wet- en/of regelgeving van het Rijk en/of de decentrale overheden van kracht geworden.
Wijziging begrenzing weidevogelleefgebieden
De provincie Noord-Holland heeft het voornemen om per 1 januari 2016 de begrenzing van de weidevogelleefgebieden, zoals bedoeld in artikel 25 en kaart 5 van de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie, te wijzigen. De begrenzing van de weidevogelleefgebieden zal worden aangepast conform het ontwerp Natuurbeheerplan 2016, dat in februari 2015 dat in februari 2015 ter besluitvorming wordt aangeboden aan Provinciale Staten. Dat betekent dat de aanwijzing als weidevogelleefgebied vervalt voor het gebied tussen de N244 en Kwadijk.
De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 13 maart 2012 de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid vervangt de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de structuurvisie Randstad 2040. De structuurvisie heeft betrekking op:
Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt. Daarnaast wordt (boven) lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio's rond de mainports (Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het rijk los.
Noordwest Nederland
De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Om de samenhang tussen de verschillende nationale opgaven inzichtelijk te maken, zijn de rijksopgaven in de SVIR per MIRT (Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport) regio beschreven.
De MIRT regio Noordwest Nederland beslaat de provincies Noord-Holland en Flevoland en het IJsselmeergebied. De Metropoolregio Amsterdam is binnen dit gebied de grootste stedelijke regio. In de SVIR zijn de volgende opgaven van nationaal belang, die relevant zijn voor de verbreding van de N244, genoemd:
Figuur 3.1: Gebiedsgerichte kaart Noordwest Nederland (Bron: Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte)
Verbetering bereikbaarheid Metropoolregio Amsterdam
De gemeenten Beemster, Edam-Volendam en Purmerend vormen onderdeel van de Metropoolregio Amsterdam. De P+R-voorziening draagt bij aan vermindering van de verkeersdruk op de N244 en A7. De P+R-voorziening levert dan ook een bijdrage aan de rijksopgave voor verbetering van de bereikbaarheid van de noordkant van de Metropoolregio Amsterdam. De voorliggende reparatie inpassingsplan past daarmee binnen het rijksbeleid.
Natura 2000
De op korte afstand van de N244 gelegen polder Zeevang is in de SVIR aangewezen als onderdeel van Natura 2000-gebieden. De effecten van de P+R-voorziening, horecavestiging en verkooppunt motorbrandstoffen met LPG op de ecologische waarden en instandhoudingsdoelstellingen van de polder Zeevang zijn in het inpassingsplan N244 onderzocht en getoetst aan regelgeving voor Natura 2000-gebieden en de EHS. Uit het ecologisch onderzoek is gebleken dat de verbreding van de N244 door het nemen van mitigerende maatregelen ten behoeve van de meervleermuis geen significante negatieve effecten heeft op de wezenlijke kenmerken en waarden en instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Polder Zeevang.
De voorliggende reparatie van het inpassingsplan N244 leidt niet tot planologische wijzigingen en/of verruiming van het toegelaten gebruik en de bebouwingsmogelijkheden ten opzichte van de bandbreedte die in het inpassingsplan en het MER zijn onderzocht. Deze reparatie leidt dan ook niet tot andere uitkomsten en maatregelen voor de doelstellingen van het Natura-2000 gebied dan beschreven in het inpassingsplan N244. De voorliggende reparatie van inpassingsplan past daarmee binnen het rijksbeleid.
Ecologische hoofdstructuur (EHS)
Enkele delen van de polder Zeevang zijn in de SVIR aangewezen als onderdeel van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Het Rijk heeft de globale begrenzing van de EHS en de voorwaarde voor nieuwe ontwikkelingen binnen de EHS (het beschermingsregime) vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (zie voor een verdere toelichting onder 'Barro').
Cultureel erfgoedgebied Stelling van Amsterdam
Het ten noorden van de N244 gelegen Fort Beneden Purmerend vormt onderdeel van het UNESCO werelderfgoed Stelling van Amsterdam. De Stelling van Amsterdam is in de SVIR aangewezen als Cultureel Erfgoedgebied, dat van rijkswege wordt beschermd. Ontwikkelingen in deze gebieden zijn volgens de SVIR alleen mogelijk als deze de aan de uitzonderlijke universele waarde verbonden kernkwaliteiten van het Cultureel Erfgoedgebied behouden of versterken.
Het Rijk heeft de begrenzing van en de voorwaarden voor nieuwe ontwikkelingen binnen het Cultureel Erfgoedgebied Stelling van Amsterdam (het beschermingsregime) vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (zie hieronder onder Barro).
De effecten van de P+R-voorziening, horecavestiging en verkooppunt motorbrandstoffen met LPG op de cultuurhistorische waarden van de Stelling van Amsterdam zijn getoetst aan regelgeving voor Cultureel Erfgoedgebieden (Barro) en de provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie (zie paragraaf 3.2.2). Uit deze toetsing is gebleken dat het plan niet leidt tot aantasting van de cultuurhistorische waarden van de Stelling van Amsterdam, omdat de P+R-voorziening, horecavestiging en verkooppunt motorbrandstoffen met LPG binnen de ruimte passen die in het verleden voor de weg is gereserveerd. Voor de realisatie van deze functies hoeven daarom geen kenmerkende structuren en waarden van dit gebied te worden aangetast.
De verbreding van de N244 past daarmee binnen het rijksbeleid voor Cultureel Erfgoedgebieden.
Motivering ex art. 3.1.6 lid 2 Bro
Per 1 oktober 2012 is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 van het Bro (Besluit ruimtelijke ordening). Als in een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk wordt gemaakt, dient in de toelichting van dat plan een onderbouwing/toetsing van het initiatief aan de ladder plaats te vinden. Daarbij dient te worden beschreven op welke wijze, met betrekking tot onder meer bedrijventerreinen, kantoren, detailhandel en woningbouwlocaties, rekening is gehouden met de voorkeursvolgorde uit de ladder:
De voorliggende reparatie van het inpassingsplan N244 voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling voor zover het voorziet in de mogelijkheid van realisatie van het tankstation en de horecagelegenheid. Voor deze voorzieningen zijn bovengenoemde sporten van de ladder hieronder uitgewerkt:
De inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft gevolgen voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. Totdat de Wro in werking was getreden werd het geldende rijksbeleid vastgelegd in Planologische Kernbeslissingen (zogenaamde PKB's). Sinds 1 juli 2008 zijn deze documenten alleen nog bindend voor het rijk en niet meer voor andere overheden. Het rijk kiest ervoor om het deel van het ruimtelijk beleid dat bedoeld is bindend te zijn voor andere overheden, ook onder de Wro te borgen. De Wro geeft daarvoor het rijk de beschikking over het instrument Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de AMvB die het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid vormt voor bestemmingsplannen. Dat betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan het Barro aan de gemeente opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau.
Op 30 december 2011 is de eerste tranche van het Barro in werking getreden. Deze eerste tranche van het Barro bevat een vertaling van het geldende planologische beleid dat bedoeld was om op lokaal niveau (in bestemmingsplannen) te worden verwerkt. De vastgestelde onderdelen van het Barro Ruimte hebben betrekking op onder meer het kustfundament, de grote rivieren en het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).
Op 1 oktober 2012 is de tweede tranche van het Barro in werking getreden. Deze tranche vormt een vertaling van nieuw ruimtelijk beleid van het Rijk, dat eerder is vastgelegd in o.a. de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de MIRT- agenda's.
Dit deel van het Barro bevat regels voor onder meer de ecologische hoofdstructuur, radarverstoringsgebieden, militaire terreinen, gebieden van uitzonderlijke universele waarde en reserveringsgebieden voor (nieuwe en uitbreiding van bestaande) hoofdwegen en spoorlijnen.
Relevante regels
Op dit plan zijn de regels uit het Barro van toepassing met betrekking tot:
Ecologische hoofdstructuur (EHS)
In het Barro zijn enkele delen van polder Zeevang aangewezen als onderdeel van de Ecologische hoofdstructuur (EHS). Volgens artikel 2.10 van het Barro dienen provincies in een provinciale verordening:
De provincie Noord-Holland heeft de begrenzing van de EHS, het beschermingsregime en de beschrijving van de wezenlijke kenmerken en waarden verder uitgewerkt en vastgelegd in de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie 2010 (zie paragraaf 3.2.2).
De effecten van de verbreding van de P+R-voorziening, horecavestiging en verkooppunt motorbrandstoffen met LPG op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS zijn in het inpassingsplan N244 reeds onderzocht en getoetst aan regelgeving voor de EHS.
De voorliggende reparatie van het inpassingsplan leidt niet tot planologische wijzigingen en/of verruiming van het toegelaten gebruik en de bebouwingsmogelijkheden ten opzichte van de bandbreedte die in inpassingsplan N244 en het MER zijn onderzocht. Deze reparatie leidt dan ook niet tot andere uitkomsten en maatregelen voor het EHS-gebied dan beschreven in het inpassingsplan N244. De voorliggende reparatie inpassingsplan past daarmee binnen het rijksbeleid.
Gebieden van uitzonderlijke universele waarde
UNESCO- werelderfgoed gebied Stelling van Amsterdam is op kaart 9 bij artikel 2.13 lid 2 van het Barro aangewezen als gebieden van uitzonderlijke universele waarde.
Voor de Stelling van Amsterdam zijn volgens bijlage 8 van artikel 2.13 lid 3 van het Barro de volgende kernkwaliteiten van belang: “Het unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven, laat negentiende-eeuwse en vroeg twintigste-eeuwse hydrologische en militair- landschappelijke geheel, de relatief grote openheid en de functie van het wereld erfgoedgebied als groene en relatief stille ring rond Amsterdam”.
Volgens artikel 2.13 lid 4 van het Barro dienen provincies de beschreven kernkwaliteiten verder uit te werken en te objectiveren. Daarnaast dienen de provincies in de provinciale ruimtelijke verordening regels op ten nemen over de inhoud en toelichting van bestemmingsplannen, ten behoeve van instandhouding en bescherming van de kernkwaliteiten van de erfgoederen van uitzonderlijke universele waarden.
De provincie Noord-Holland heeft de kernkwaliteiten de Stelling van Amsterdam uitgewerkt in de Structuurvisie Noord-Holland 2040. Deze kernkwaliteiten zijn in de Provinciale Verordening Ruimte van de provincie Noord-Holland vertaald naar regels opgenomen voor bestemmingsplannen (zie paragraaf 3.2.2 voor de toetsing van dit inpassingsplan aan de regels van de provinciale verordening).
De structuurvisie 'Kwaliteit door veelzijdigheid, Noord-Holland in 2040' is door Provinciale Staten vastgesteld op 21 juni 2010. Deze structuurvisie vervangt het streekplan. De provincie Noord-Holland zet in de structuurvisie in op compacte, hoogwaardige en bereikbare steden omringd door aantrekkelijk, recreatief groen. Belangrijke aandachtspunten zijn: ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. De provincie wil steden optimaal benutten, landschappen open houden en ruimte bieden aan economie en woningbouw.
In de structuurvisie is de N244 aangemerkt als (nieuw) regionaal wegennet. De gebieden rond de N244 zijn aangeduid als:
Met betrekking tot de infrastructuur heeft de structuurvisie als doel het regionale wegennet te behouden en te ontwikkelen. Als wegbeheerder werkt de provincie Noord-Holland aan de verbetering van het eigen wegennet. Deze werkzaamheden vinden plaats op basis van het Provinciaal Verkeers- en vervoersplan en het Provinciaal Meerjarenprogramma Infrastructuur (PMI). De verdubbeling van de N244 maakt hier deel van uit.
Provinciale staten heeft in maart 2010 de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie (PRVS) vastgesteld. In 2012 en 2013 is de PRVS op onderdelen geactualiseerd en/of aangevuld.
De PRVS schrijft voor waaraan de inhoud van (gemeentelijke) bestemmingsplannen, omgevingsvergunningen voor afwijken van het bestemmingsplan en beheersverordeningen moeten voldoen. In de verordening zijn regels opgenomen voor onderwerpen met heldere criteria, weinig gemeentelijke beleidsvrijheid en een zwaarwegend provinciaal belang.
De regels in de PRVS zijn gebaseerd op de beleidskeuzes in de provinciale structuurvisie Noord-Holland 2040. Het gaat daarbij om thema's over bebouwingscontouren, ecologische hoofdstructuur, agrarische bedrijven, kantoren, bedrijventerreinen, detailhandel, waterkeringen, etc.
Relevante regels
De volgende regels uit de PRVS zijn van toepassing op het plangebied:
Bestaand bebouwd gebied
Het plangebied voor de P+R-voorziening, horecavestiging en verkooppunt motorbrandstoffen met LPG is in de PRVS aangewezen als onderdeel van het bestaand bebouwd gebied.
Figuur 3.2: Bestaand bebouwd gebied (Bron: Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie)
Unesco werelderfgoederen
Volgens artikel 22 van de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie dient een bestemmingsplan (hieronder wordt ook een provinciaal inpassingsplan verstaan) uitsluitend te voorzien in nieuwe functies of uitbreiding van bestaande functies in een Unesco werelderfgoedgebied, als deze de kernkwaliteiten en/ of universele waarden van het werelderfgoedgebied behouden of versterken.
De effecten van de verbreding van de N244 (incl. de P+R-voorziening, horecavoorziening en verkooppunt motorbrandstoffen met LPG) op de cultuurhistorische waarden van de Beemster en de Stelling van Amsterdam zijn in het inpassingsplan N244 getoetst aan de provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie. Uit deze toetsing is gebleken dat het plan niet leidt tot aantasting van de cultuurhistorische waarden van de Stelling van Amsterdam omdat de verbreding van de weg binnen de ruimte past die in het verleden voor de weg is gereserveerd. Voor de P+R-voorziening, horecavoorziening en verkooppunt motorbrandstoffen met LPG hoeven daarom geen kenmerkende structuren en waarden van het werelderfgoedgebied te worden aangetast.
De voorliggende reparatie van het inpassingsplan leidt niet tot planologische wijzigingen en/of verruiming van het toegelaten gebruik en de bebouwingsmogelijkheden ten opzichte van de bandbreedte die in het inpassingsplan N244 en het MER zijn onderzocht. Deze reparatie leidt dan ook niet tot andere uitkomsten voor het Unesco-werelderfgoedgebied dan beschreven in het inpassingsplan N244. De voorliggende reparatie inpassingsplan past daarmee binnen de provinciale regelgeving voor Unesco werelderfgoederen.
Figuur 3.3: Unesco werelderfgoederen (Bron: Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie)
Weidevogelleefgebied
Volgens artikel 25 van de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie mag een bestemmingsplan dat betrekking heeft op weidevogelleefgebied (hieronder wordt ook een provinciaal inpassingsplan verstaan) niet voorzien in ruimtelijke ontwikkelingen weidevogelleefgebieden aantasten of verstoren. Omdat de beoogde P+R-voorziening kan leiden tot verstoring van het aangrenzende weidevogelleefgebied, dient op grond van artikel 25 lid 4 te worden beschreven op welke wijze schade aan het weidevogelleefgebied wordt voorkomen en resterende schade wordt gecompenseerd.
In onderstaande paraaf is het beleid met betrekking tot weidevogelgebieden nader toegelicht. In hoofdstuk 4 zijn voor de P+R-voorziening de motivering van het grote openbaar belang en het ontbreken van alternatieven aangevuld en is aan de hand van de provinciale uitvoeringsregels voor natuurcompensatie bepaald op welke wijze de negatieve effecten op het weidevogelgebied dienen te worden gecompenseerd.
In beginsel staat de provincie ruimtelijke ontwikkelingen die de weidevogelleefgebieden aantasten of verstoren niet toe. Hierop kan de provincie een uitzondering maken wanneer voor die ontwikkeling geen aanvaardbaar alternatief aanwezig is en waarmee bovendien een groot openbaar belang wordt gediend. Dit is opgenomen in artikel 25 van de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie.
Als met een bestemmingsplan (of inpassingsplan) een dergelijke ruimtelijke ontwikkeling wordt toegestaan, dient de initiatiefnemer de (potentiële) natuurwaarden die verloren gaan, te compenseren. De regels voor de natuurcompensatie waren uitgewerkt in de beleidsregel compensatie natuur en recreatie Noord-Holland (december 2007), maar zijn recentelijk gewijzigd opgenomen in de Uitvoeringsregeling natuurcompensatie Noord-Holland (vastgesteld door GS op 2 december 2014).
In figuur 3.4 is de huidige begrenzing van de weidevogelleefgebieden opgenomen. Het gebied direct ten noorden van de beoogde P+R-planlocatie en de N244, is aangemerkt als weidevogelleefgebied. Zowel het gebied van de geplande verbreding van de N244 als de beoogde locatie voor de P+R-voorziening zijn geen onderdeel van een weidevogelleefgebied. Er is dus geen sprake van vernietiging hiervan.
De ruimtelijke ontwikkelingen die de voorliggende reparatie van het inpassingsplan N244 mogelijk maakt, leiden wel tot verstoring van het aangrenzende weidevogelleefgebied met als gevolg kwaliteitsverlies hiervan.
Figuur 3.4: Huidige begrenzing van de weidevogelleefgebieden (in groen) in de nabijheid van de N244 (bron: Structuurvisie 2040, provincie Noord-Holland).
Toekomstig beleid weidevogelleefgebieden
Ondanks de inspanningen van het huidige beleid om de weidevogels te behouden, is hun aantal afgenomen. Omdat bij ongewijzigd beleid dit aantal verder zal afnemen, kiest de provincie Noord-Holland met ingang van 2016 voor het aanwijzen van weidevogelkerngebieden. De achterliggende gedachte is dat met weidevogelkerngebieden het areaal waarop gericht weidevogelbeheer wordt uitgevoerd, ruimtelijk wordt geconcentreerd en dat daarbinnen de omstandigheden gunstig zijn, zodat een duurzaam voortbestaan van weidevogels mogelijk is. Deze aanpak is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek van onderzoeksbureau Alterra.1
De provincie zal de weidevogelleefgebieden met ingang van 2016 in de Provinciale Ruimtelijke Verordening aanpassen op basis van de nieuwe begrenzingen in het Natuurbeheerplan 2016. Het Ontwerp-Natuurbeheerplan 2016 wordt in februari 2015 ter besluitvorming aangeboden aan Provinciale Staten.
In figuur 3.5 is de voorlopige toekomstige begrenzing van de weidevogelleefgebieden in de nabijheid van de N244 weergegeven. Gebaseerd op deze begrenzing, kan worden opgemerkt dat vanaf 2016 het gebied tussen de N244 en Kwadijk niet meer de status van weidevogelleefgebied zal hebben.
Figuur 3.5: De voorlopige toekomstige begrenzing (in groen) van de weidevogelleefgebieden in de nabijheid van de N244 per 2016 (bron: Ontwerp-Natuurbeheerplan 2016, provincie Noord-Holland
Horecavestiging en verkooppunt motorbrandstoffen met LPG toegestaan na wijziging begrenzing weidevogelleefgebied
Omdat op korte termijn wijziging van de begrenzing van het weidevogelleefgebied ten noorden van de N244 wordt voorzien, heeft de provincie Noord-Holland besloten de horecavestiging en het verkooppunt motorbrandstoffen met LPG toe te staan, nadat de begrenzing van dit weidevogelleefgebied is gewijzigd. Het grote openbaar belang hoeft in dat geval niet te worden gemotiveerd en er hoeft geen compensatie voor het weidevogelgebied te worden bepaald (zie paragraaf 4.2 en hoofdstuk 7 voor een nadere toelichting op de relatie van de voorliggende reparatie van het inpassingsplan en de voorziene wijziging van de begrenzing van het weidevogelleefgebied).
Regionale openbaar vervoervisie
Iedere tien jaar brengt de stadsregio Amsterdam ook een openbaar vervoer visie uit. In 2008 is de nota Regionaal OV als impuls voor de Metropoolregio Amsterdam - OV-visie 2010-2030 verschenen. De visie geeft het OV in de Metropoolregio Amsterdam, waar de N244 ook onder valt, een hoofdrol. De Stadregio streeft naar 70 procent marktaandeel voor het OV en dat dit OV het visitekaartje voor de Metropoolregio is. Eén van de genoemde projecten in de OV- visie is een Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) verbinding tussen Edam- Volendam en Purmerend. Een deel van de route van deze bus gaat via de N244. Ook is ter hoogte van de Salvador Allendelaan een P+R-locatie met HOV bushalte gepland. Hiermee sluit dit project aan bij de OV- visie van de Stadsregio Amsterdam.
Regionale fietsstructuurvisie
De regionale fietsstructuurvisie van de stadsregio Amsterdam gaat in op de fietsstructuur in de Metropoolregio. Doel is het versterken van de samenhang tussen de netwerken van auto, openbaar vervoer en fiets. Ook staat in de visie dat bij verbeteringen van capaciteit (voor de auto) ook het fietsgebruik moet worden bevorderd. Voor de N244 betekent dit bijvoorbeeld dat de geplande P+R voorzieningen bij de Salvador Allendelaan ook goed bereikbaar moet zijn voor fietsers. In het inpassingsplan N244 is daarom een nieuw fietspad opgenomen vanaf de toegang tot de fietstunnel onder de N244 bij de Miedijk tot aan het P+R-terrein. Daarmee sluit het project aan op de fietsstructuurvisie.
Vanuit de Structuurvisie 2005-2020 van Purmerend ligt de nadruk vooral op de interne ontsluitingen van de stad. Met betrekking tot de N244 staat een deel van de N244 als gepland/in ontwikkeling aangegeven (stadsrand Kwadijk). Het gaat hierbij tevens om de fietsverbinding die langs de N244 komt te liggen. Daarnaast wordt aangestuurd op een verbetering van de aantakking van Purmer Noord op de N244.
Structuurvisie ‘Zeevang 2040 - Vitaal perspectief’
De gemeenteraad van Zeevang heeft op 17 december 2013 de Structuurvisie ‘Zeevang 2040 - Vitaal perspectief’ gewijzigd vastgesteld. De Structuurvisie is een ruimtelijke visie voor het hele grondgebied van Zeevang en heeft betrekking op de hoofdlijnen van de ambities van de gemeente op het gebied van wonen, werken, natuur, voorzieningen en recreëren.
Het gebied tussen Kwadijk en de N244 is in de structuurvisie aangeduid als onderdeel van 'De Kogen'. De Kogen vormen waterrijke veenweidelandschappen met zichtbare historie, die een hoge waarde hebben. De primaire functie van de polders betreft agrarisch gebruik.
De gemeente Zeevang streeft in dit gebied naar een meer duurzame landbouw, d.w.z. met een zo laag mogelijke belasting voor natuur en milieu. Voor veehouderij is een specifiek gebiedsgericht beleid aan de orde: grondgebonden (melk)veehouderij dient levensvatbaar te blijven, aangezien deze een bijdrage levert aan het behoud van het landschap.
Behalve verduurzaming van de landbouw ziet de gemeente ook verbreding als één van de instrumenten om het huidige agrarische cultuurlandschap te behouden.
Geen beperkingen voor huidig en toekomstig agrarisch gebruik
In de voorliggende reparatie van het inpassingsplan is ter plaatse van de agrarische percelen die in de gemeente Zeevang liggen, alleen een wijzigingsbevoegdheid voor het opnemen van een plaatsgebonden risicocontour, behorend bij een verkooppunt motorbrandstoffen met LPG, opgenomen (zie paragraaf 7.3 voor een nadere toelichting op de wijzigingsbevoegdheid voor de risicocontour). Deze risicocontour leidt niet tot beperkingen voor het huidige en toekomstige agrarisch gebruik van de onderliggende agrarische percelen.
In het inpassingsplan N244 is een (uitgebreide) beschrijving opgenomen van de beoogde toekomstige situatie van de weg, de P+R-voorziening, de horecavestiging en het verkooppunt motorbrandstoffen met LPG en de nut- en noodzaak van de verbreding van de N244 (zie hoofdstuk 3 van het inpassingsplan N244 voor een nadere toelichting).
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het actuele ontwerp voor de P+R-voorziening en op de nadere motivering van de nut- en noodzaak (het grote openbaar belang en ontbreken van alternatieven) van de P+R-voorziening en de overweging om de horecavestiging en verkooppunt met LPG pas na de wijziging van het beleid voor weidevogelleefgebieden toe te staan.
De beoogde P+R-voorziening (zie figuur 4.1) bestaat momenteel uit grasland met aan de noordoostelijke zijde een populierenbosje (circa 0,8 hectare, bomen van 18-20 meter hoog). Ten noorden van de watergang die grenst aan het plangebied, ligt de Overweersche Polder, die begrensd is als weidevogelleefgebied.
Figuur 4.1: Huidige situatie beoogde planlocatie P+R-voorziening (in rood omcirkeld) (Google Earth)
Inrichting P+R-voorziening
In het definitieve ontwerp van de inrichting van de P+R-voorziening is voorzien dat enkele zuidelijke rijen populieren worden gekapt om plaats te maken voor de parkeervoorziening. Op het terrein komen een rotonde (ovonde), fietsenstalling, bushalte, openbare verlichting, enkele bomen en de aansluiting met de N244. Ten noorden van deze planelementen wordt een dicht hekwerk van circa 1,5 meter hoog voorzien.
Figuur 4.2: Definitief ontwerp P+R-voorziening (Royal HaskoningDHV, 2014)
Groot openbaar belang
Op de P+R-voorziening kunnen automobilisten en fietsers overstappen op het openbaar vervoer, onder meer op de R-Net busverbindingen met Amsterdam. De aanleg van de P+R-voorziening dient daarmee een groot openbaar belang. Het gaat om het mogelijk maken van alternatieven voor particulier vervoer, met name voor woon-werkverkeer per auto. Dat is nodig om de Metropoolregio Amsterdam duurzaam te laten functioneren. Door het gebruik van het openbaar vervoer te stimuleren worden zwaar belaste wegverbindingen ontlast, worden de milieueffecten door het wegverkeer beperkt en wordt de regio als vestigingsgebied voor zowel bewoners als bedrijven aantrekkelijker.
De realisatie van de P+R-voorziening sluit aan bij de OV-Visie 2010-2030 van de Stadsregio Amsterdam en bij de regionale fietsstructuurvisie van de Stadsregio Amsterdam.
Geen aanvaardbare alternatieven
De P+R-voorziening wordt gerealiseerd aan de noordkant van het kruispunt van de N244 met Salvador Allendelaan. Dit is de best geschikte locatie voor de P+R-voorziening.
De locatie is uitstekend bereikbaar per auto, zowel voor verkeer vanuit Purmerend als voor verkeer vanuit Edam/Volendam als ook voor verkeer vanaf de A7. De locatie is ook ideaal vanuit een oogpunt van het fietsverkeer. De P+R-voorziening wordt direct aangesloten op de regionale fietsverbinding tussen Purmerend en Kwadijk (Miedijk). Daarmee wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan de ambitie uit de Regionale fietsstructuurvisie van de Stadsregio Amsterdam om de samenhang tussen netwerken van auto, openbaar vervoer en fiets te versterken. Wat betreft het openbaar vervoer is de locatie perfect gelegen aan het R-Net busnetwerk met hoogwaardige verbindingen met onder meer Amsterdam, alsmede de buslijnen richting Purmerend. Deze combinatie van kwaliteiten uit een oogpunt van auto-, fiets- en openbaar vervoer maakt de locatie bij uitstek geschikt voor de P+R-voorziening.
Op de bestaande T-kruising van de N244 met de Salvador Allendelaan kan heel eenvoudig de vierde richting worden gerealiseerd, te weten de toegang tot de P+R-voorziening. De ontsluiting op deze plaats heeft een zeer gering effect op doorstroming en veiligheid van het overige verkeer.
Bovendien is de locatie bij de aanleg van de N244 in de jaren '70 al opgehoogd en gereserveerd voor de uitbreiding van de N244 en bijbehorende voorzieningen. Daardoor heeft realisatie van de P+R-voorziening geen effect op de cultuurhistorische waarden (verkavelingspatroon, waterstructuur) van het (aangrenzende) veenweidegebied.
Al met al heeft de beoogde locatie een unieke combinatie van kwaliteiten voor de P+R-voorziening. Reële alternatieven in de omgeving zijn niet beschikbaar.
De beoogde horecavestiging en verkooppunt motorbrandstoffen met LPG vormen een aanvulling op de beoogde P+R-voorziening. Deze functies zorgen voor een verhoging van het serviceniveau en het verblijfsklimaat op de P+R-voorziening.
Deze functies grenzen - evenals de beoogde P+R-voorziening - aan het weidevogelleefgebied ten noorden van de N244. Volgens artikel 25 van de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie zijn de beoogde horecavoorziening en verkooppunt in dat geval alleen mogelijk als er sprake is van een groot openbaar belang en indien alternatieven ontbreken.
De provincie Noord-Holland heeft het voornemen om per 1 januari 2016 de begrenzing van de weidevogelleefgebieden te wijzigen. De begrenzing van het weidevogelleefgebied zal dan minimaal 400 meter naar het noorden richting Polder Zeevang worden verlegd (zie paragraaf 3.2.3).
Na de herbegrenzing zal er geen sprake meer zijn van verstoring van het weidevogelleefgebied door realisatie van de planelementen horecavestiging en LPG-tankstation, omdat het weidevogelleefgebied dan buiten de effectafstanden van verstoring tengevolge van deze planelementen ligt.
In dat geval hoeven voor de horecavestiging en het verkooppunt motorbrandstoffen met LPG het grote openbaar belang niet te worden gemotiveerd en geen compensatie voor het weidevogelgebied te worden bepaald (zie paragraaf 5.2).
Aangezien op korte termijn wijziging van de begrenzing van het weidevogelleefgebied ten noorden van de N244 wordt voorzien, heeft de provincie Noord-Holland besloten deze onderdelen van het plan toe te staan, nadat de begrenzing van dit weidevogelleefgebied is gewijzigd (zie hoofdstuk 7 voor een nadere toelichting op de wijze waarop de voorwaarde voor wijziging van de begrenzing van het weidevogelleefgebied in de regels van deze reparatie van het inpassingsplan is geborgd).
In de onderstaande paragraaf zijn de effecten van de P+R-voorziening op het weidevogelleefgebied kwalitatief beschouwd. Vervolgens is in paragraaf 5.2 de kwantitatieve verstoring bepaald en de daarvoor benodigde compensatie uitgewerkt.
Mogelijke effecten
Als gevolg van de realisatie van de P+R-voorziening (inclusief de planelementen fietsenstalling, ovonde, bushalte, bomen, openbare verlichting) en de aansluiting met de N244 kan er sprake zijn van een toename van verstoring van weidevogels door menselijke bewegingen (personen/voertuigen), licht en geluid.
Er is geen sprake van oppervlaktevernietiging van het weidevogelleefgebied.
Optische verstoring
Optische verstoring omvat zichthinder (opgaande objecten met als gevolg een beperking van openheid) en effecten van visuele verstoring (bewegingen met als gevolg een beperking van rust).
In de huidige situatie zijn er geen menselijke activiteiten op de planlocatie. Wel is er nu sprake van enige optische verstoring van weidevogels door de passerende auto's op de N244. Na de realisatie van de P+R-voorziening en de aansluiting met de N244 neemt het aantal bewegingen van personen en voertuigen (fiets/bus/auto's) toe. In de huidige situatie betekent de aanwezigheid van het populierenbosje in de noordoostelijke hoek een uitzichtbeperking voor de weidevogels.
Als gevolg van een optische verstoring kunnen weidevogels vluchten en wordt het areaal rustig leefgebied en broedbiotoop verkleind. Opgaande elementen in het landschap als bomen en bosjes hebben een negatieve invloed op de openheid en de weidevogelstand. De belangrijkste reden hiervoor is dat ze (vanouds vogels van toendra's en steppen, specialisten van grote open gebieden) bij hoog opgaande elementen hun vijanden niet aan kunnen zien komen. Uit veldonderzoek blijkt dan ook dat een hoger percentage openheid van een gebied voor minder predatie zorgt.2 In het specifieke geval van het weidevogelleefgebied tussen de N244 en Kwadijk gaat het om de gevleugelde predatoren zoals havik, sperwer, slechtvalk, buizerd en zwarte kraai.
Bij de inrichting van de planlocatie is rekening gehouden met de optisch verstorende effecten van weidevogels in het nabijgelegen weidevogelleefgebied. Om de toename van optische verstoring zoveel mogelijk te beperken, is het grootste deel van de planelementen (met name de parkeerplaatsen en bomen) gepland ten zuiden van het populierenbosje, zodat dit uit het zicht ligt van de weidevogels. Ten noorden van de parkeerplaatsen, bomen, fietsenstalling, ovonde en de aansluiting met de N244 wordt een laag dicht hekwerk (circa 1,5 meter hoog) gerealiseerd. Het hekwerk is bewust laag gehouden, zodat het de weidevogels zo min mogelijk in hun uitzicht verstoort. Tegelijkertijd worden bewegingen van voertuigen en personen zoveel mogelijk afgeschermd van het weidevogelleefgebied, maar niet 100 procent voorkomen.
Verstoring door licht
Momenteel wordt het weidevogelleefgebied al enigszins verstoord door wegverlichting en autolampen. De invloed van de wegverlichting is beperkt, omdat de lampen op de weg en van het weidevogelleefgebied af gericht zijn. De koplampen van voertuigen die vanaf de Salvador Allendelaan de N244 opdraaien (met name in westelijke richting; in oostelijke richting worden de lichtbundels geblokkeerd door het tussenliggende populierenbosje), schijnen in de richting van het weidevogelleefgebied.
Uit onderzoek blijkt dat (weg)verlichting de weidevogels afstoot. Hierdoor wordt de geschiktheid van een grasland als broedbiotoop significant negatief beïnvloed.3 De vroegste broeders gingen verder van de weg af broeden en daarmee verder van het licht af. Effecten waren merkbaar tot honderden meters afstand van de lichtbron. Effecten van verlichting op het broedsucces konden niet worden aangetoond.
In de toekomstige situatie komt er openbare verlichting op het terrein (van de aansluiting met de N244, ovonde, parkeerterrein, fietsenstalling en bushalte). Dit betekent ten opzichte van de huidige situatie een toename van verlichting ter plaatse. Het aantal verlichtingsarmaturen op de planlocatie neemt toe en de positionering ervan schuift circa 70 meter richting het weidevogelleefgebied op. De nieuw geplande openbare verlichting wordt van het weidevogelleefgebied af gericht. Omdat de nieuwe openbare verlichting boven het hekwerk uitkomt, neemt de verstoring van licht op een deel van het weidevogelleefgebied toe. Het betreft het gebied ten noorden van de P+R-voorziening. Daar schuift de verstoringscontour als gevolg van verlichting, circa 70 meter naar het noorden op in vergelijking met de huidige situatie.
Het geplande hekwerk blokkeert daarentegen wel de uitstraling van de voertuigenverlichting naar het weidevogelleefgebied. In vergelijking met de huidige situatie neemt de invloed hiervan dus af, omdat de verlichting van koplampen van voertuigen vanaf de Salvador Allendelaan in de toekomst door het dichte hekwerk wordt geblokkeerd.
Voor watervogels in het IJsselmeergebied (ook vogels van grote open gebied) is bekend dat in vergelijking met verlichting afkomstig van voertuigen, de openbare wegverlichting geringere effecten heeft, doordat de lichtbundels niet bewegen en minder ver over het water schijnen.4 Of dit ook geldt voor weidevogels, is onbekend.
Er kan worden geconcludeerd dat door de realisatie van de verschillende planelementen bij de P+R-voorziening de lichtverstoring op het weidevogelleefgebied zowel toe- (openbare verlichting) als afneemt (minder verstoring van verlichting voertuigen door plaatsen hekwerk). Per saldo is er wel sprake van een toename van verlichting van het weidevogelleefgebied. Het betreft in het ergste geval een verstoring hiervan over de breedte van de planlocatie en circa 70 meter verder het weidevogelleefgebied in.
Verstoring door geluid
In de huidige situatie is een deel van het weidevogelleefgebied al verstoord door het geluid van verkeer dat over de N244 rijdt. Na realisatie van de P+R-voorziening en de aansluiting met de N244 zal er sprake zijn van additioneel geluid als gevolg van langzaam rijdend, startend en stoppend verkeer, het openen en dichtslaan van autodeuren en pratende personen. In tegenstelling tot het constant aanwezige geluid van het wegverkeer, gaat het met name om piekgeluiden.
Continu geluid heeft een verstorende werking op vogels, omdat het de onderlinge communicatie voor paargedrag, territoriumafbakening en alarmering kan maskeren of overstemmen. Aangetoond is dat continu geluid een verstorend effect op de populatiedynamica heeft. Verder zijn er voor een aantal soorten weidevogels bruikbare correlaties voor de dosis-effectwaarden vastgesteld.5 Voor continu geluid treedt volgens de literatuur niet of nauwelijks gewenning op. Een piekgeluid kan schrikreacties bij vogels oproepen, zoals opkijken, versnelde hartslag of opvliegen. Er zijn geen studies bekend die het effect van piekgeluiden meten op variabelen die relevant zijn voor de populatiedynamiek (territoriumdichtheid, reproductiesucces). Wel is bekend dat hoe harder het piekgeluid is, des te sterker de schrikreactie is.6 In hoeverre er gewenning optreedt voor piekgeluid, is onbekend.
Op basis van expert judgement kan worden gesteld dat toekomstige piekgeluiden op de beoogde P+R-voorziening, gezien de aard en luidheid, voor een groot deel worden gemaskeerd door het geluid van het verkeer over de N244 en beperkt onderscheidend zijn. Door de aanwezigheid van het populierenbosje en het gesloten hekwerk zal ook een deel van het geluid worden afgeschermd.
Conclusies kwalitatieve effecten
Als gevolg van de realisatie van de P+R-voorziening (inclusief de planelementen fietsenstalling, ovonde, bushalte, bomen, openbare verlichting) en de aansluiting met de N244 is er, ook na inzet van mitigerende maatregelen, een:
Het betreft additionele verstoringseffecten ten opzichte van de effecten waarvan is uitgegaan bij de compensatie van de verbreding van de N244.7 Deze additionele effecten doen zich alleen voor over een beperkte lengte van het weidevogelleefgebied.
Effectafstanden compensatie weidevogelleefgebied
Vogels reageren op verstoringsbronnen en er zijn verschillende manieren om dit te kwantificeren. Dit kan met behulp van de minimale, de maximale of de gemiddelde verstoringsafstand. Onder de minimale verstoringsafstand wordt verstaan de kleinste afstand waarbij (vrijwel) alle individuen van een soort of soortengroep verstoord raken. Onder de maximale verstoringsafstand wordt verstaan de grootste afstand waarbij op individuen van een soort of soortengroep nog een effect merkbaar is van de verstoring. Op de maximale verstoringsafstand zal incidenteel nog een vogel verstoord raken. Tussen de minimale en de maximale verstoringsafstand bevindt zich een gemiddelde verstoringafstand. De gemiddelde verstoringsafstand is die afstand waarbij ruwweg de helft van de individuen van een soort of soortengroep zijn verstoord.8
In de provinciale werkwijze voor weidevogelcompensatie wordt het verstoorde areaal aan geschikt weidevogelgebied gecompenseerd (niet de aantallen weidevogels). Om het verstoorde areaal te bepalen worden doorgaans gemiddelde tot maximale verstoringsafstanden gebruikt als effectafstand.9 Deze verstoringsafstanden hebben betrekking op de zone rond het verstoringsobject (bijvoorbeeld weg, gebouw of opgaande beplanting) waar weinig weidevogels broeden. Een verstoring neemt gradueel af met de afstand tot het verstoringsobject; vlakbij broeden vrijwel geen vogels maar op enige afstand daarvan wel. Het verstoorde areaal weidevogelleefgebied wordt bepaald door de lineaire dimensies (lengte) van de verstoringsbron maal de verstoringsafstand.10
Verder wordt bij het bepalen en berekenen van de compensatieopgave uitgegaan van de huidige kwaliteit van het weidevogelleefgebied en eventuele verstoring van weidevogels in de huidige situatie.11 12 Vervolgens wordt er gekeken naar de extra verstoring van het weidevogelleefgebied als gevolg van de planrealisatie. Alleen dit laatste hoeft gecompenseerd te worden.
Onderbouwing compensatieopgave P+R-voorziening
Hieronder wordt onderbouwd, wat de compensatieopgave is die voorkomt uit de realisatie van de P+R-voorziening en aansluiting, aanvullend op de al vastgestelde compensatieopgave voor de verbreding van de N244. De verbreding van de N244 leidde tot een compensatieopgave van 5,3 ha weidevogelleefgebied. Deze was gebaseerd op het effect van opschuiven van de voorafgaand aan de verbreding reeds bestaande verstoringscontour over een afstand van 20 meter in noordelijke richting als gevolg van de verbreding.
In de huidige situatie en in de situatie met een verbrede N244 is er in het plangebied al sprake van optische verstoring (zichthinder/verstoring van openheid) van weidevogels als gevolg van de aanwezigheid van het populierenbosje. Uit literatuur blijkt dat het aantal broedvogels, binnen een afstand van maximaal 400 meter van boomgroepen, lager is dan in de nabijgelegen open omgeving.13 Het optische effect van de bomen geeft in zowel de huidige als de toekomstige situatie de grootste negatieve gevolgen voor weidevogels. De realisatie van het parkeerterrein en de bijbehorende inrichting ten zuiden van deze populieren, betekent geen extra verstoring (optisch/licht/geluid) van het weidevogelleefgebied. Er is dan ook geen sprake van een te additioneel compenseren effect.
Ten opzichte van de huidige situatie en de situatie met een verbrede N244 introduceert de realisering van de P+R-voorziening en aansluiting met de N244 nieuwe verstoringsbronnen door het gesloten lage hekwerk, de bewegende voertuigen en personen die boven het hekwerk uitkomen. Deze verstoring vindt plaats vanaf het meest westelijke punt van de nieuwe planelementen tot aan de westelijke kant van het populierenbosje (ruim genomen: over circa 45 meter).
De bepaling van de maximale effectafstand voor deze verstoring is als volgt tot stand gekomen. Voor lijnvormige elementen, zoals een hekwerk wordt doorgaans een verstoringsafstand van 200 meter gehanteerd.14 Uit een analyse van verspreidingsgegevens van weidevogels in Laag Holland, blijkt dat het aantal broedvogels tot een afstand van 175 meter van gebouwen lager is dan daarbuiten.15 Omdat er bij deze gebouwen ook sprake was van wegverkeer en menselijke activiteiten (optische verstoring, verstoring door licht en (piek)geluid), wordt ervan uitgegaan dat 200 meter een geschikte worst-case-effectafstand is voor het bepalen van het areaal waarover effecten als gevolg van de P+R-voorziening aan de orde zijn. Dat betekent dat er sprake is van een additioneel verstoord oppervlak van 0,9 hectare weidevogelleefgebied.16 Dit effect dient te worden gecompenseerd.
Deze hierboven gestelde 0,9 hectare is een grote overschatting van het verstoorde areaal weidevogelleefgebied. Bij de bepaling van het te compenseren areaal is namelijk geen rekening gehouden met de reeds aanwezige verstoring als gevolg van de weg en dat de negatieve effecten van het populierenbosje alleen in noordelijke richting zijn meegewogen.
Uitwerking en borging compensatie P+R-voorziening
Het berekende te compenseren oppervlakte is 0,9 hectare. Omdat:
is ervoor gekozen de compensatieverplichting op grond van artikel 1, lid 3, van Uitvoeringsregeling natuurcompensatie Noord-Holland op financiële wijze te voldoen.
De financiële bijdrage omvat de volgende kostenelementen (artikel 6, lid 2):
Conform het subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer zijn de kosten per hectare per jaar geraamd op € 531,75. De kosten voor 30 jaar actief weidevogelbeheer voor 0,9 hectare bedragen € 14.357,25.17 Aangevuld met 20 procent kosten voor de plantontwikkeling en -uitvoering (= € 2871,45) komt de totale vergoeding neer op € 17228,70. De middelen worden beschikbaar gesteld vanuit het PMI-krediet Verdubbeling N244, traject A7-N247, voor een nader te bepalen weidevogelcompensatieproject.
Ten behoeve van het inpassingsplan N244 is een Milieueffectrapportage (MER) opgesteld en zijn de omgevingseffecten van het plan onderzocht. Daarnaast zijn in het inpassingsplan N244 - indien noodzakelijk - maatregelen beschreven om aan wet- en regelgeving voor diverse milieuaspecten te voldoen.
In dit hoofdstuk is getoetst of de voorliggende reparatie van het inpassingsplan leidt tot andere conclusies uitkomsten en conclusies van de in het inpassingsplan N244 en het MER beschreven omgevingseffecten.
Milieueffectrapportage (MER)
De voorliggende reparatie van het inpassingsplan leidt niet tot planologische wijzigingen en/of verruiming van het toegelaten gebruik en de bebouwingsmogelijkheden ten opzichte van de MER bij het inpassingsplan N244 onderzochte varianten. De voorliggende reparatie leidt daarom niet tot een andere beoordeling van de varianten die in het MER zijn onderzocht, een aanvulling op het MER is voor deze reparatie van het inpassingsplan in dat geval niet nodig.
Omgevingseffecten
De voorliggende reparatie van het inpassingsplan leidt niet tot planologische wijzigingen en/of verruiming van het toegelaten gebruik en de bebouwingsmogelijkheden ten opzichte van het inpassingsplan N244. Dit plan heeft dan ook geen invloed op de verkeersaantrekkende werking en leidt niet tot andere omgevingseffecten voor archeologie, bodem, cultuurhistorie, landschappelijke structuur, Natura 2000-gebieden, beschermde soorten volgens de Flora- en faunawet, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid en water dan onderzocht in het inpassingsplan.
Voor deze reparatie van het inpassingsplan zijn daarom geen aanvullende onderzoeken voor deze omgevingsaspecten nodig.
In artikel 1 worden de begrippen die in de regels van de voorliggende reparatie van het inpassingsplan worden gebruikt omschreven. In deze reparatie zijn drie begripsomschrijvingen opgenomen: 'Plan', 'Inpassingsplan' en 'Gebiedsontsluiting'.
De begripsomschrijving 'Plan' is een standaardomschrijving, waarin ten behoeve van de digitale vaststelling en publicatie de naam van deze reparatie van het inpassingsplan is gekoppeld aan het identificatienummer.
In de begripsomschrijving 'Inpassingsplan N244' is een verwijzing opgenomen naar het inpassingsplan (het moederplan). Met deze verwijzing is een koppeling gelegd tussen deze reparatie (partiële herziening) en het moederplan. Hierdoor is het niet nodig alle artikelen die in het moederplan staan ook weer op te nemen in deze reparatie van het inpassingsplan.
De begripsomschrijving 'Gebiedsontsluiting' is opgenomen om te verduidelijken welke verkeerskundige voorzieningen in deze reparatie onder dit begrip worden verstaan.
In artikel 2 is het toepassingsbereik van deze reparatie van het inpassingsplan bepaald. Door het afbakenen van het toepassingsbereik van de regels en de koppeling met het moederplan, blijven de regels van het inpassingsplan N244 van kracht, met uitzondering van de regels die in de voorliggende reparatie (gewijzigd) worden vastgesteld.
In de voorliggende reparatie van het inpassingsplan is gebruikgemaakt van de landelijke richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Hierin zijn verplichtingen opgenomen ten aanzien van de opbouw en presentatie van inpassingsplannen.
De bestemming gemengd is bedoeld voor de beoogde P+R- voorziening. De bestemming gemengd zorgt voor de gewenste flexibiliteit bij de uitwerking van de P+R-voorziening en de bijbehorende toegangsweg naar de kruising N244-Salvador Allendelaan.
In lid 3.4 is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het toestaan van een maximale bouwhoogte van 8 meter voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde. Deze afwijkingsbevoegdheid is opgenomen om in de toekomst een scherm te kunnen realiseren ten behoeve van de visuele afscheiding van de beoogde horecavestiging binnen de bestemming 'Gemengd 2' (zie Artikel 6). Voor de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid is als voorwaarde opgenomen dat gelijktijdig of eerst de bestemming 'Groen' is gewijzigd in de bestemming 'Gemengd 2'.
Daarmee is tevens geborgd dat het scherm pas kan worden gerealiseerd nadat de begrenzing van het weidevogelleefgebied is gewijzigd (zie Artikel 6).
De bestemming 'Groen' is opgenomen voor de locaties van de beoogde horecavoorziening en verkooppunt motorbrandstoffen met LPG. Omdat deze functies pas kunnen worden toegestaan na wijziging van de begrenzing van het weidevogelleefgebied, is de bestemming 'Groen' als directe bestemming opgenomen. Met wijzigingsbevoegdheden is het mogelijk gemaakt deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de realisatie van een horecavoorziening en verkooppunt motorbrandstoffen met LPG. (zie paragraaf 7.3 voor een nadere toelichting op de wijzigingsbevoegdheid voor de horecavoorziening en verkooppunt motorbrandstoffen met LPG).
Na wijziging krijgen deze gronden respectievelijk de bestemmingen 'Gemengd 2' en 'Bedrijf - verkooppunt motorbrandstoffen met LPG'. De regels die in ieder geval moeten worden opgenomen bij deze bestemmingen zijn in bijlagen 1 en 2 van de regels opgenomen.
De anti- dubbeltelregel is opgenomen om te voorkomen dat grond die eerder voor bouwplannen is aangemerkt, niet nogmaals in de beoordeling mag worden betrokken.
Artikel 6 Algemene wijzigingsregels
In artikel 5 zijn de regels opgenomen waaronder de bestemming ‘Groen' kan worden gewijzigd in de bestemmingen ‘Bedrijf - verkooppunt motorbrandstoffen met LPG’ en 'Gemengd 2'. Deze wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen om de vestiging van een LPG-tankstation en horecavestiging mogelijk te maken op het moment dat de begrenzing van het aangrenzende weidevogelleefgebied is gewijzigd.
Voorwaarde wijziging begrenzing weidevogelleefgebied
De provincie Noord-Holland heeft het voornemen om per 1 januari 2016 de begrenzing van de weidevogelleefgebieden, zoals bedoeld in artikel 25 en kaart 5 van de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie, te wijzigen. De begrenzing van de weidevogelleefgebieden zal worden aangepast conform het ontwerp Natuurbeheerplan 2016, dat in februari 2015 ter besluitvorming aan Provinciale Staten wordt aangeboden. Dat betekent dat de aanwijzing als weidevogelleefgebied vervalt voor het gebied tussen de N244 en Kwadijk. De vestiging van een LPG-tankstation en horecavestiging hebben dan geen verstorend effect meer op weidevogelleefgebied. In dat geval kan de realisatie van een verkooppunt motorbrandstoffen met LPG en horecavestiging uit een oogpunt van weidevogelbeheer worden toegestaan (zie hoofdstuk 5 voor een nadere toelichting).
De voorwaarde dat de vestiging van een verkooppunt Motorbrandstoffen met LPG en horecavestiging pas is toegestaan nadat de begrenzing van het weidevogelleefgebied is gewijzigd, is opgenomen in lid 6.1.3 en 6.2.2 van de regels.
Wro-zone wijzigingsgebied 2
Daarnaast is in dit artikel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om, gelijktijdig met de toepassing van de hiervoor genoemde bevoegdheid, een gebiedsaanduiding ‘veiligheidszone LPG’ op te nemen op de verbeelding. Deze aanduiding omvat de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico van het LPG-vulpunt. Aan de veiligheidszone dient - onder andere - de voorwaarde te worden verbonden dat binnen de onderliggende bestemmingen geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden toegestaan.
Door toepassing van deze bevoegdheid te verbinden aan de bevoegdheid voor de vestiging van het LPG-tankstation is er voldoende planologische borging van een aanvaardbare externe veiligheidssituatie ter plaatse. Van belang hierbij is dat het LPG-vulpunt daadwerkelijk wordt gesitueerd ter plaatse van de aanduiding op de verbeelding, omdat de ligging van het wijzigingsgebied (c.q. de veiligheidszone) aan dit punt is gerelateerd. In de onderhavige bevoegdheid zijn hiertoe specifieke aanvullende voorwaarden opgenomen.
In dit artikel is het overgangsrecht geregeld, zowel qua gebruik als qua bouwen. Het zorgt ervoor dat duidelijk vastligt hoe in een overgangssituatie van de ene planologische situatie naar de andere planologische situatie met de afwijkingen (ten opzichte van wat was toegestaan) moet worden omgegaan. Een afwijking ten opzichte van wat planologisch was toegestaan mag bijvoorbeeld blijven bestaan, maar niet worden vergroot.
In dit artikel is de naam van de reparatie (partiële herziening) van het inpassingsplan N244 vastgelegd. Onder deze titel kunnen de regels van dit plan worden aangehaald.
Verschillende partijen participeren in de financiering van het project. In paragraaf 6.1 van het inpassingsplan N244 zijn de betrokken partijen en de hoogte van de financiële bijdrage die zij leveren aan het plan reeds beschreven.
Naar aanleiding van de voorliggende reparatie van het inpassingsplan, is het benodigde compensatiebedrag voor de P+R-voorziening toegevoegd aan de provinciale compensatievoorziening. Dit bedrag kan worden gefinancierd uit de beschikbare middelen van het project N244. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid van het plan voldoende verzekerd.
Een inpassingsplan is een van de in artikel 6.1 Wro genoemde schadeveroorzakende besluiten. Ten behoeve van het inpassingsplan N244 is een planschaderisicoanalyse uitgevoerd. Uit de planschaderisicoanalyse is gebleken dat het planschaderisico aanvaardbaar is voor de provincie Noord-Holland.
De voorliggende reparatie van het inpassingsplan leidt niet tot planologische wijzigingen en/of verruiming van het toegelaten gebruik en de bebouwingsmogelijkheden ten opzichte van het inpassingsplan N244. Dit plan heeft dan ook geen invloed op aanvaardbaarheid van het planschaderisico voor de provincie Noord-Holland.
De beoordeling of het plan leidt tot planschade en de bepaling van het planschadebedrag zullen, na onherroepelijk worden van het voorliggende inpassingsplan, door de het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland (met eventueel een toetsing door de rechter) moeten worden vastgesteld.
Overleg 3.1.1. Bro
In de voorliggende reparatie van het inpassingsplan N244 zijn geen planologische wijzigingen en/of verruiming van het toegelaten gebruik en de bebouwingsmogelijkheden ten opzichte van het inpassingsplan mogelijk gemaakt. Het voorliggende plan heeft dan ook geen andere gevolgen op de bestuurlijke en/of zakelijke belangen van andere partijen in het plangebied dan het inpassingsplan N244. De voorliggende reparatie van inpassingsplan is daarom niet opnieuw voor een reactie voorgelegd aan de 3.1.1. Bro-overleg partners.