direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Delfzijl - LTS locatie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1979.63BP-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Perspectieflocaties

Met het project Perspectieflocaties wordt nieuw woonaanbod ontwikkeld (circa 1.000 woningen) in reactie op de sloop- & nieuwbouwopgave als gevolg van de versterkingsopgave in de Zandplatenbuurt en omgeving. Hiervoor worden ontwikkelingen opgestart en zijn in sommige reeds uitgevoerd in de gaten die zijn ontstaan uit de krimp- en sloopgave van rond de eeuwwisseling. De nieuwe woningen zijn nadrukkelijk ter vervanging van bestaande woningen in de Zandplatenbuurt die op termijn gesloopt moeten worden.

Door de forse krimp en sloop van de afgelopen decennia zijn er in Delfzijl gaten ontstaan binnen de stedelijke structuur. Vanuit het project Perspectieflocaties wordt getracht om enigszins gelijktijdig de gaten in de stedelijke structuur zorgvuldig te vullen. Als gevolg hiervan worden momenteel voorbereidingen getroffen om op verschillende locaties verspreid in Delfzijl nieuwbouw te realiseren.

Delfzijl-West (Voormalige LTS locatie)

Dit is ook het geval op de voormalige locatie van het LTS in Delfzijl. Het voornemen is om ter plaatse de open plek in bebouwing te herontwikkelen ten behoeve van woningbouw. Er wordt een appartementengebouw gerealiseerd, bestaande uit 25 appartementen ten behoeve van woongroep Filadelfia. De woongroep is thans gevestigd aan de Finsestraat, verderop in Delfzijl. Daarnaast worden 12 grondgebonden woningen gerealiseerd.

Deze ontwikkeling is echter niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan Delfzijl-Kern West. De ontwikkeling kan juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt middels een nieuw bestemmingsplan. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied maakt deel uit van Delfzijl-West dat in het noordelijke deel van de Kern ligt. Het plangebied ligt tussen de Hogelandsterweg, Jachtlaan, Boeierlaan en de Rijksweg. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.63BP-VG01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Delfzijl Kern-West

Het plangebied is momenteel deels geregeld in het bestemmingsplan Delfzijl-Kern West, dat is vastgesteld op 15 december 2011. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Maatschappelijk'. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor maatschappelijke voorzieningen met de daarbij behorende verkeers- en verblijfsvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water. Onder maatschappelijke voorzieningen worden educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen verstaan. Binnen het bestemmingsvlak is geen bouwvlak opgenomen. Gebouwen dienen binnen een bouwvlak gebouwd te worden. In figuur 1.2 is een uitsnede van het geldende plan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.63BP-VG01_0002.jpg"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Delfzijl-Kern West

Facetplan Geluidzone

Tevens is het Facetplan - Geluidzone van toepassing op het plangebied. Binnen dit bestemmingsplan zijn de geluidzones van de industrieterreinen in Delfzijl opgenomen, op basis van uitgevoerde akoestische onderzoeken. Binnen dit plan geldt voor het plangebied de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'. Hier geldt dat een op grond van de basisbestemming toelaatbaar geluidgevoelig gebouw, of uitbreiding daarvan, slechts mag worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevel van dit geluidgevoelig gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Facetplan Cultuurhistorie

Op basis van het facetplan Cultuurhistorie geldt voor het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Ruimtelijke kwaliteit'. Deze gronden zijn mede bestemd voor het behoud van bestaande ruimtelijke kwaliteiten waaronder wordt begrepen:

  • a. het aanwezige straat-, bebouwings- en/of landschapsbeeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek gebied';
  • b. de stedenbouwkundige, landschappelijke en/of architectonische waarden en/of ruimtelijk-visuele waarden van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek object'. Meer informatie over de achtergronden en de beoordeling van het object is beschikbaar via www.delfzijl.nl/karakteristiek en de rapportage 'Karakteristieke objecten gemeente Delfzijl', opgenomen in Bijlage 3 bij de toelichting van het facetplan cultuurhistorie. Deze informatie maakt juridisch geen deel uit van het bestemmingsplan.

1.4 Crisis- en herstelwet

Dit bestemmingsplan valt onder het bereik van de Crisis- en herstelwet. Deze wet beoogt een versnelde ontwikkeling en realisering van ruimtelijke en infrastructurele projecten als bijdrage aan de bestrijding van de economische crisis. Het gaat er hierbij met name om dat de procedure van een plan sneller kan worden afgerond, waarmee in dit geval ook vlotter met de realisatie van de woningen kan worden gestart.

Hiertoe bevat de Crisis- en herstelwet een tweetal hoofdstukken met bijzondere wettelijke voorzieningen van tijdelijke aard en een hoofdstuk met wijzigingen van een groot aantal wetten, waaronder de Wet ruimtelijke ordening. Deze wijzigingen hebben een blijvend karakter. Het toepassen van deze wet heeft als grootste voordeel een snelle afhandeling bij beroep. Bij beroep moet de Raad van State de zaak binnen zes maanden na indiening van het beroepschrift afhandelen.

Er is ook geen mogelijkheid voor belanghebbenden om een pro-forma beroep in te dienen en om beroepsgronden aan te voeren na het einde van de beroepstermijn. Een ander voordeel is dat een nieuw besluit na vernietiging (of na een tussenuitspraak) gebaseerd kan worden op de feiten waarop het oude besluit berustte, behalve wanneer die feiten reden waren voor de vernietiging. Bij de Crisis- en herstelwet geldt onder andere de verplichting dat bij het besluit en de bekendmaking of mededeling van het besluit wordt vermeld dat de procedurele versnellingen van de Crisis- en herstelwet van toepassing zijn. De gemeente Eemsdelta zal dit bij de vaststelling van het bestemmingsplan expliciet vermelden.

1.5 Leeswijzer

Het bestemmingsplan voldoet aan de landelijke standaarden voor de opzet van (digitale) bestemmingsplannen. Voor wat betreft structuur, indeling en bestemmingen is zoveel als mogelijk aangesloten bij de geldende bestemmingsplannen voor het centrum van Delfzijl en bij de bestaande door Delfzijl gehanteerde plansystematiek. De stedenbouwkundige randvoorwaarden en beleidsmatige keuzes zijn op hoofdlijn vastgelegd.

In deze plantoelichting wordt het plan beschreven en de uitgangspunten, die daaraan ten grondslag liggen, gemotiveerd. Na deze inleiding (hoofdstuk 1) worden in de volgende hoofdstukken beschreven:

  • Een gebiedsbeschrijving en beschrijving van de bestaande situatie (hoofdstuk 2);
  • een beschrijving van het geldende en van belang zijnde beleidskader (hoofdstuk 3);
  • de voorgenomen ontwikkelingen in het gebied (hoofdstuk 4);
  • de effecten voor de omgeving en de te nemen maatregelen vanuit de omgeving (hoofdstuk 5);
  • een planbeschrijving met daarin de hoofduitgangspunten voor de juridische regeling (hoofdstuk 6);
  • een weergave van de uitvoerbaarheidsaspecten (hoofdstuk 7).

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

Voorheen was het plangebied ingericht ten behoeve van de voormalige LTS-school in Delfzijl. De bebouwing betrof een groot gebouw, grotendeels bestaande uit één tot twee bouwlagen met een plat dak. Op de locatie was de hoofdvestiging van het Fivelcollege gevestigd, die in de jaren '90 was ontstaan uit een fusie van verschillende scholen. In 2012 fuseerde het Fivelcollege met het Ommenader College te Appingedam en gingen ze verder onder de noemer Eemsdeltacollege. Toen het onderwijs daardoor op deze plek stopte, is het gebouw overbodig geraakt en is het gebouw gesloopt.

In de huidige situatie is alle bebouwing uit het plangebied verwijderd en betreft het een grasveld. De locatie valt op als open plek gelegen midden in het stedelijk gebied. Het plangebied wordt begrensd door de Rijksweg aan de zuidzijde, de Hogelandsterweg aan de westzijde, woningen aan de Boeierlaan aan de oostzijde en een parkeerterrein, grenzend aan twee flatgebouwen aan de noordzijde.

De woningen ten oosten van het plangebied, aan de Boeierlaan, bestaan uit twee bouwlagen met een kap. De twee noordelijk gelegen flatgebouwen, die omstreeks 2010 zijn gerealiseerd, bestaan uit vier en drie bouwlagen met een plat dak. Aan de overzijde van de Hogelandsterweg is ziekenhuis Delfzicht gevestigd. Hier wordt in de toekomst ook een herontwikkeling naar woningbouw voorzien. In figuur 2.1 is een luchtfoto van de huidige situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.63BP-VG01_0003.jpg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Binnen het rijksbeleid zijn de Nationale Omgevingsvisie, de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, de Ladder voor Duurzame verstedelijking en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening van belang.

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden..
  • 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Uitvoering

De NOVI gaat vergezeld van een Uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda zijn onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

De ontwikkeling in het plangebied raakt, gezien de relatief kleine omvang en de locatie, geen opgaven die zijn opgenomen in de NOVI.

3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Dit plan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

3.1.4 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor de behoefte en de beschikbare ruimte binnen stedelijk gebied.

Binnen het plangebied worden 37 woningen gerealiseerd: 25 appartementen en 12 grondgebonden woningen. Deze ontwikkeling maakt deel uit van een grotere ontwikkeling, namelijk de versterkingsopgave die als gevolg van de aardbevingsproblematiek in de gemeente is ontstaan. In het kader hiervan worden niet-aardbevingsbestendige woningen gesloopt en worden aardbevingsbestendige woningen teruggebouwd. Hierbij neemt het aantal woningen in totaal af. Ondanks dat dus 37 woningen in het plangebied worden gebouwd, neemt het aantal woningen van de totale ontwikkeling af. Verder ligt het plangebied binnen bestaand stedelijk gebied. De behoefte naar deze woningen is nader onderbouwd in paragraaf 3.3 en 3.4, waar het gemeentelijk beleid uitéén is gezet. Daarmee wordt voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciale Omgevingsvisie

Het ruimtelijk beleid is door de Provincie Groningen vastgelegd in de Omgevingsvisie 2016-2020. In de Omgevingsvisie wordt al het ruimtelijk beleid gebundeld in één document. Tegelijk met de Omgevingsvisie is ook de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 vastgesteld. Beide documenten hebben inmiddels diverse wijzigingen ondergaan. In dit bestemmingsplan is getoetst aan de geconsolideerde versie van 3 februari 2021 van beide documenten die op www.ruimtelijkeplannen.nl bekend zijn gemaakt. De provinciale belangen uit de visie zijn in de Omgevingsverordening vertaald in bindende regels die bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen in acht dienen te worden gehouden. Het gaat hierbij om zowel ruimtelijke aspecten waaronder landschapswaarden en cultuurhistorische waarden als functionele aspecten waaronder verkeer en vervoer en wonen.

3.2.2 Provinciale Omgevingsverordening

Ter uitvoering van het beleid uit de Omgevingsvisie hebben Provinciale Staten op 1 juni 2016 de provinciale Omgevingsverordening vastgesteld. De verordening bevat regels over de fysieke leefomgeving en wel voor de onderwerpen ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en ontgrondingen. Daarmee sluit het aan bij eerdere verordeningen. De verordening bevat algemene regels omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en de daarbij behorende toelichting. Deze regels moeten bewerkstelligen dat provinciale ruimtelijke belangen doorwerken op het lokale niveau. Dat betekent dat gemeenten zich bij het opstellen van (nieuwe) bestemmingsplannen hieraan moeten houden; de voorwaarden zijn zowel inhoudelijk als methodisch. In de Omgevingsverordening wordt met betrekking tot de inhoud van bestemmingsplannen onder meer aandacht gevraagd voor de wijze waarop met de ruimtelijke kwaliteit en aspecten van duurzaamheid wordt omgegaan. Na vaststelling op 1 juni 2016 is de verordening inmiddels diverse malen gewijzigd. Toetsing aan de verordening heeft plaats gevonden op basis van de geconsolideerde versie van 3 februari 2021 die is bekendgemaakt op ruimtelijkeplannen.nl.

De provinciale omgevingsverordening ziet primair toe op het buitengebied. Het stedelijk gebied wordt met name geregeld in gemeentelijk beleid. Desondanks zijn wel regels opgenomen ten aanzien van woningbouw.

In artikel 2.15.1 is opgenomen dat een bestemmingsplan alleen kan voorzien in de bouw van nieuwe woningen, voor zover deze woningbouwmogelijkheden naar aard, locatie en aantal overeenstemmen met een regionale woonvisie, die rekening houdt met regionale woningbehoefteprognoses. In paragraaf 3.3 en 3.4 is opgenomen dat hier sprake van is. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met de provinciale omgevingsverordening.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Ontwikkelingsvisie Eemsdelta 2030

Op basis van de Ontwikkelingsvisie wil de regio werken aan een veilig en duurzaam ingerichte Eemsdeltaregio in 2030. Een regio met een aantrekkelijk woonklimaat en een goede balans tussen de economie en de ecologie. De Ontwikkelingsvisie wil daarbij twee functies vervullen.

  • het aanjagen van ontwikkelingen en functies in de regio;
  • het sturen en ordenen hiervan.

Ten aanzien van de concentratie in centrumdorpen wordt in de visie vermeld dat lokale voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs en detailhandel gevoelig zijn voor de concentratie van functies. Het totale niveau van bovenlokale voorzieningen voor de regio als geheel wordt op niveau gehouden door deze te concentreren in de regionale centra en in een beperkt aantal centrumdorpen. De centrumdorpen zijn robuust, goed bereikbaar via weg en/of spoor en samen met de regionale centra de dragers van de robuuste ruimtelijke structuur.

Ten aanzien van wonen is de uitvoering nader uiteengezet in het Woon- en Leefbaarheidsplan. De regio wil in ieder geval mensen zo lang mogelijk in de eigen woning of leefomgeving laten wonen. Dat betekent dat de gemeente uitgebreid gaat investeren in het behoud en verbetering van woningen, wijken en dorpen. Nieuw bouwen gebeurd alleen in regionale centra en de centrumdorpen.

De voorgenomen ontwikkeling sluit aan op het beleid uit de ontwikkelingsvisie Eemsdelta 2030, in die zin dat de nieuwbouwwoningen in een regionaal centrum worden gerealiseerd. Meer over woningen is opgenomen in de volgende subparagraaf.

3.3.2 Woon- en Leefbaarheidsplan Noord-Groningen

Voor Noord-Groningen, waar de gemeente Eemsdelta deel van uit maakt, is het Woon- en Leefbaarheidsplan 'Noord-Groningen Leeft!'(WLP) met een bijbehorend Uitvoeringsprogramma vastgesteld, voor de periode 2017-2021.

In 2011 is het eerste WLP opgesteld, die daarna is geactualiseerd. In het WLP wordt ingegaan op de ontwikkeling van de leefbaarheid in de regio sinds 2011 en welke maatregelen er zijn en worden getroffen om de leefbaarheid te verbeteren. Daarnaast zijn voor de periode 2017-2021 nieuwe doelstellingen geformuleerd. Er wordt ingezet op krachtige buurten en dorpen die samen een toekomstbestendige en duurzame regio moeten vormen. Op regionaal niveau worden programma's, werkwijzen en instrumenten gevormd die voor het gebied als geheel van belang zijn en die op lokaal niveau kunnen worden ingezet voor lokale oplossingen.

Er zijn 5 kernopgaven geformuleerd waardoor de thema's bevolkingsdaling en versterking als rode draden heen lopen:

  • sociale vitaliteit en het werken aan lokale doelen;
  • nieuwe kansen voor kinderen;
  • van zorgstructuur naar zorgprestatie;
  • het wonen van de toekomst;
  • krachtige kernen.

In de kernopgave 'het wonen van de toekomst' komt duidelijk naar voren dat de veranderingen in bevolking en woningvoorraad groot zijn. Volgens de meest waarschijnlijke bevolkingsprognose neemt in Delfzijl de bevolking met af in de periode 2016-2026, waardoor de woningvoorraad met 775 woningen moet inkrimpen. Om tot een gezonde woningmarkt te komen moeten vraag en aanbod beter op elkaar worden afgestemd. Daarom moet de woningvoorraad worden ingekrompen.

Naast deze krimpopgave geldt ook een kwaliteitsopgave. De huidige kwaliteit van woningen voldoet in veel gevallen niet aan de eisen van de toekomst. Bovendien speelt hierbij ook nog de versterkingsopgave, voortkomend uit de aardbevingsproblematiek.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de planologische kaders voor de besloten ontwikkelingen. Er worden 37 woningen gebouwd, waarvan 25 in een appartementengebouw. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt voorzien in de behoefte naar kwalitatief goede woningen, die aardbevingsbestendig zijn. In verband met de versterkingsopgave en het streven naar een leefbare en diverse leef- en woonomgeving worden woningen gesloopt en elders in Delfzijl-Noord herbouwd. Derhalve neemt de totale woningvoorraad in Delfzijl met de ontwikkelingen uit het onderhavig bestemmingsplan niet toe, maar juist af. Hiermee is het initiatief in overeenstemming met het Woon- en Leefbaarheidsplan Noord-Groningen.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Woonvisie 2018-2022 (voormalige gemeente Delfzijl)

Sinds 1 januari 2021 bestaat de gemeente Eemsdelta. Deze is ontstaan uit de fusie van de gemeenten Appingedam, Delfzijl en Loppersum. De nieuwe gemeente is bezig met de ontwikkeling van een gemeentelijke woonvisie. Tot die tijd wordt getoetst aan de woonvisie van de voormalige gemeente Delfzijl.

Ook in Delfzijl leiden ontwikkelingen als ontgroening, vergrijzing en migratie tot een veranderende vraag naar woningen en woonmilieus. Zowel in kwalitatieve zin als in kwantitatieve zin. De Woonvisie 2018-2022 voorziet allereerst in de behoefte aan een actuele leidraad om deze ontwikkelingen in een samenhangend perspectief te kunnen plaatsen en gericht actie te kunnen ondernemen. De versterkingsopgave in het kader van de aardbevingingenproblematiek maakt de behoefte aan een actuele woonvisie groot. De woonvisie is een instrument ter voorbereiding op de versterkingsopgave. De bedoeling is kansen te benutten om méér te bereiken dan veiligheid voor aardbevingen alleen.

De woonvisie is tot stand gekomen na intensieve consultatie van alle betrokkenen bij de woningmarkt in Delfzijl.

Centraal uitgangspunt in de woonvisie is, dat iedereen in Delfzijl moet kunnen wonen in een goede woonomgeving, van jong tot oud, van huidige inwoners tot nieuwkomers. Dat betekent boven alles dat inspelen op veranderende woonwensen nodig is: meer woningen voor één- en tweepersoonshuishoudens (jong én oud), minder traditionele gezinswoningen (maar wel passend bij de middengroep), meer ‘leeftijdsvriendelijke’ woningen en woningen die (energetisch) duurzaam presteren. Ook voor huishoudens met een smallere beurs is er blijvend plek in Delfzijl. De woonvisie zet in op een kwalitatief gezonde woningmarkt. Richtinggevend is de daadwerkelijke woningbehoefte. Dat betekent dat aan de voorkant mogelijk wordt gemaakt, dat er voldoende woningen en locaties zijn om aan nieuwe woonwensen te voldoen en om verdichting in de richting van het centrum te organiseren. Het woningaanbod in de wijken rond het centrum kan vergroot worden. Hier moet iedereen kunnen wonen met het centrum binnen handbereik en een voorzieningenniveau dat aansluit bij de behoefte.

Met betrekking tot de verschillende wijken in Delfzijl stelt de gemeente dat ze leefbaar moeten zijn en blijven. Ook streeft de gemeente naar een zo groot mogelijke diversiteit in de wijken; koop- en huurwoningen, jong en oud en verschillende inkomensgroepen. Ook wil de gemeente gebiedsgericht gaan werken en aansluiten bij de kwaliteit en specifieke opgaves per wijk of buurt. In dit geval is er de mogelijkheid tot het realiseren van appartementen en grondgebonden gezinswoningen op een open locatie binnen het bestaand stedelijk gebied. De gemeente dergelijke open plekken benutten voor nieuwe woningen, zodat de structuur van Delfzijl compacter wordt. Met deze ontwikkeling wordt een open plek in de Delfzijl-West opgevuld met woningen en ontstaat een compactere stadskern.

3.4.2 Integraal InvesteringsProgramma Delfzijl 2012-2022 (IIP) en actieplan Dopen en Wijken

Om de functie van Delfzijl als regionaal en economisch centrum te behouden zijn maatregelen nodig, zowel op het gebied van wonen als voorzieningen. Deze maatregelen zijn beschreven in het Integraal InvesteringsProgramma Delfzijl 2012-2022 (IIP). Investeringen zijn nodig om bij een afnemende woningbehoefte de kwaliteit van wijken en dorpen op peil te houden. Daarnaast moet Delfzijl regionale voorzieningen blijven bieden zoals een goed zorgcluster, stevige scholen, inclusief voorgezet en beroepsonderwijs, een aantrekkelijk winkelcentrum en een divers cultureel aanbod.

De voormalige gemeente Delfzijl en de provincie Groningen hebben als nadere uitwerking van het IIP het Actieplan Dorpen en Wijken opgesteld. In het Actieplan staan concrete projecten uitgewerkt waaraan de komende jaren in de dorpen en wijken wordt gewerkt. Binnen deze verschillende projecten is er één hoofdlijn gekozen, het versterken van woningen in deze dorpen en wijken.

Binnen het plangebied is sprake van nieuwbouw van verschillende typen woningen. Binnen bestaand stedelijk gebied worden met dit project in totaal 37 woningen gerealiseerd, waarvan 25 appartementen en de overige woningen grondgebonden rijwoningen betreffen. De te realiseren woningen dragen niet alleen bij aan een goede woningvoorraad, maar ook aan een leefbare woonomgeving in het groen. Het plan sluit aan bij het Integraal IIP en het Actieplan Dorpen en Wijken en is passend binnen de behoefteraming.

3.4.3 Woonvisie Eemdelta 'Met vertrouwen aan de slag!' 2022-2032

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.63BP-VG01_0004.png"De gemeente Eemsdelta heeft sinds 2022 een nieuwe woonvisie vastgesteld, sinds de gemeente uit de voormalige gemeenten Delfzijl, Appingedam en Loppersum is samengesteld. Met deze woonvisie geeft de gemeente richting aan toekomstbestendige kernen en een aantrekkelijke woonomgeving. De visie bevat een uitvoeringsagenda op gemeente- en kernniveau.

Met betrekking tot Delfzijl is intensief gewerkt aan plannen voor versterking en vervanging van woningen. De perspectieflocaties zijn bedoeld om dit mogelijk te maken, en tegelijk te werken aan woningen en plekken die Delfzijl qua woningmarkt en ruimtelijke kwaliteit versterken. Uit het nieuwe woningmarktonderzoek blijkt dat de vraag naar wonen in Delfzijl toeneemt. Om die reden is extra ruimte voor woningbouw nodig. Voor Delfzijl-West geldt een programma van circa 250 woningen, waarbij de ziekenhuislocatie en de LTS-locatie expliciet benoemd zijn als locaties om dit uit te voeren.

Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met de woonvisie van de gemeente Eemsdelta.

Hoofdstuk 4 Ontwikkeling van het plangebied

4.1 Ruimtelijke ontwikkeling

Het voornemen is om de locatie van de voormalige LTS-school te gaan herontwikkelen tot woningbouwlocatie. Er worden 37 huurwoningen ontwikkeld, waarvan 12 grondgebonden rijwoningen en 25 appartementen, die deel uit maken van woongroep Filadelfia. Ten behoeve van de nieuwe woningen wordt in noord-zuid richting een nieuwe straat aangelegd in het plangebied, die voor de rijwoningen langs loopt en aansluit op een nieuw parkeerterrein dat wordt aangelegd ten behoeve van het appartementengebouw. In figuur 4.1 is een situatietekening weergegeven van de toekomstige inrichting van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.63BP-VG01_0005.png"

Figuur 4.1 Toekomstige inrichting van het plangebied

De twaalf grondgebonden rijwoningen komen aan de noordoostzijde van het plangebied te staan. Dit zullen aardbevingsbestendige woningen worden, bestaande uit twee bouwlagen met een kap. Er worden twee rijen van zes woningen gerealiseerd.

De 25 appartementen komen in een appartementengebouw bestaande uit vijf bouwlagen, in de zuidoosthoek van het plangebied. De appartementen worden betrokken door woongroep Filadelfia, die nu nog elders in Delfzijl gehuisvest is. Het huidige onderkomen voldoet echter niet meer aan de moderne eisen. Impressies van het voorgenomen woongebouw zijn weergegeven in figuur 4.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.63BP-VG01_0006.jpg"

Figuur 4.2 Impressies van het voorgenomen woongebouw

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling wordt een deel van het bestaande parkeerterrein ter plaatse van het plangebied verwijderd. Het gaat in totaal om 40 parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen worden in een later stadium aan de noordzijde van de Jachtlaan weer terug geplaatst.

Mogelijke ontwikkelingen in de toekomst

De voorgenomen situatie is niet de enige ruimtelijke ontwikkeling die momenteel gepland wordt. Binnen het plangebied, ten noorden van het appartementengebouw is op dit moment nog een groenvoorziening voorzien. Er zijn echter plannen om op termijn ook hier woningen mogelijk te maken. Het voornemen is om hier patiowoningen te realiseren met een maximale bouwhoogte van 8 meter. Omdat dit voornemen echter nog niet concreet genoeg is, is dit nog niet meegenomen in dit bestemmingsplan.

Ook in de omgeving wordt nog het één en ander ontwikkeld. Zo is het voornemen om ter plaatse van het voormalige ziekenhuis Delfzicht op termijn woningen mogelijk te maken. Daarnaast wordt ook bekeken in hoeverre de huidige infrastructuur voldoet indien deze ontwikkelingen gerealiseerd worden. Er wordt met betrekking hiertoe een overkoepelend verkeersplan opgesteld. Bekeken wordt onder meer of er ten zuidwesten van het plangebied een rotonde wordt aangelegd en of de ontsluiting binnen het plangebied te zijner tijd nog dient te worden aangepast.

4.2 Stedenbouwkundige verkenning en beeldkwaliteitsplan

Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn een stedenbouwkundige verkenning en een beeldkwaliteitsplan opgesteld door de gemeente Eemsdelta. Deze zijn opgenomen in één document die is bijgevoegd in bijlage 1.

Hoofdstuk 5 Milieu- en omgevingsaspecten

5.1 Archeologie en cultuurhistorie

5.1.1 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2022 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, ruimtelijke plannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.

Onderzoek

Ter plaatse van het plangebied is geen sprake van archeologische verwachtingswaarden. Daarom hoeft geen rekening te worden gehouden met eventuele archeologische waarden in de grond.

Conclusie

Wegens het ontbreken van archeologische verwachtingswaarden is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk. Wel blijft de meldplicht van kracht. Mocht tijdens de werkzaamheden toch op archeologische vondsten gestuit worden, dan zal dit moeten worden gemeld.

5.1.2 Cultuurhistorie

Toetsingskader

De regering heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd, dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of er cultureel erfgoed wordt geraakt.

Onderzoek

Op basis van de Nota cultuurhistorie en de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente, geldt ter plaatse van het plangebied de cultuurhistorische waarde 'Verkaveling (WR-ch2). Binnen de gemeente zijn verschillende typen historische verkaveling bewaard gebleven. Deze vertellen elk een afzonderlijk deel van het ontstaan van de huidige gemeente Delfzijl. De verschillende verkavelingstypen die binnen de gemeente Delfzijl voorkomen zijn:

  • Onregelmatige blokverkaveling;
  • Opstrekkende verkaveling;
  • Meedenverkaveling/blokstrookverkaveling.

De verkaveling is in de huidige situatie al verdwenen uit het plangebied omdat de gronden zijn ontwikkeld ten behoeve van woningbouw. De cultuurhistorische waarde binnen het plangebied is daarmee reeds verdwenen. Er hoeft dan ook geen rekening meer mee gehouden te worden.

Daarnaast geldt conform het facetplan Cultuurhistorie de dubbelbestemming 'Waarde - Ruimtelijke kwaliteit', die er op toeziet dat de gronden mede bestemd zijn voor het behoud van de bestaande ruimtelijke kwaliteiten, waaronder de stedenbouwkundige, landschappelijke en/of architectonische waarden en/of ruimtelijk-visuele waarden van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Aangezien de gebouwen op het terrein inmiddels zijn gesloopt, is het niet meer noodzakelijk dat deze aanduiding wordt opgenomen in dit nieuwe bestemmingsplan.

In dit geval is het plangebied onbebouwd en wordt deze herontwikkeld door middel van woningbouw. Bij de toekomstige ontwikkeling is nauwkeurig gekeken naar de cultuurhistorische waarden in de omgeving. In paragraaf 4.2 is een stedenbouwkundige onderbouwing gegeven van het voornemen en is het beeldkwaliteitsplan uiteengezet. Door deze randvoorwaarden aan te houden worden geen cultuurhistorische waarden geschaad met dit voornemen.

Conclusie

Er is geen onderzoek noodzakelijk naar cultuurhistorische waarden in het plangebied, omdat deze niet aanwezig zijn.

5.2 Ecologie

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

5.2.1 Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn). Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Onderzoek

Het plangebied ligt in de kern van Delfzijl en ligt ten zuiden en westen van de Waddenzee, op een afstand van circa 2 kilometer. Het plangebied ligt in binnenstedelijk gebied en kent in de huidige situatie een maatschappelijke functie. Omdat de ontwikkeling in binnenstedelijk gebied ligt en er dus al sprake is van een stedelijke functie, zal de toekomstige situatie geen negatieve effecten hebben op beschermde natuurwaarden in de omgeving. Het plangebied maakt zelf geen deel uit van beschermde natuurgebieden. De situatie blijft, wat betreft impact op natuurgebieden, min of meer gelijk.

Ten aanzien van stikstofgevoelige gebieden is in het kader van deze ontwikkeling een stikstofberekening uitgevoerd. Deze is opgenomen in bijlage 2. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de stikstofdepositie als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is op stikstofgevoelige gebieden.

5.2.2 Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming provincie Groningen

In de provincie Groningen wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In verband met de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkering, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of in het kader van natuurbeheer, de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw of bestendig gebruik worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage II bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. De quickscan is onderdeel van een quickscan die betrekking heeft op meerdere locaties binnen Delfzijl, die binnenkort voor ontwikkeling in aanmerking komen. De quickscan is opgenomen als bijlage 3.

Met betrekking tot het plangebied (deelgebied N binnen de quickscan) is naar voren gekomen dat er naar verwachting geen negatieve effecten op beschermde amfibieën, jaarrond beschermde vogels, ongewervelden, planten, reptielen, vissen, vleermuizen en grondgebonden zoogdieren optreden ter plaatse van het plangebied. Voor deze soortgroepen behoeven geen mitigerende maatregelen genomen te worden. Wel kunnen tijdens het broedseizoen algemene broedvogels aanwezig zijn. Indien binnen het broedseizoen gewerkt wordt dient hier rekening mee gehouden te worden.

Aanvullend op bovenstaande quickscan, is in 2022 een aanvullende quickscan uitgevoerd naar de aanwezigheid van de haas, de bunzing en de hermelijn. Deze quickscan is opgenomen als bijlage 4. Voor deze soorten geldt sinds 2022 geen vrijstelling meer binnen de provincie Groningen, waardoor de quickscan nu ook betrekking dient te hebben op deze soorten.

Uit deze aanvullende quickscan is geconcludeerd dat, gezien de locatie, het voorkomen van verblijfplaatsen van de haas binnen het plangebied kan worden uitgesloten. De haas kan wel incidenteel het plangebied gebruiken als niet essentieel foerageergebied. Aanbevolen wordt de vegetatie binnen het plangebied kort te houden door deze wekelijks te maaien. Hier wordt dan ook uitvoering aan gegeven.

Op basis van de verspreidingsgegevens en het ontbreken van geschikt habitat wordt het voorkomen van de bunzing en hermelijn binnen het plangebied uitgesloten. Er zijn geen belemmeringen op basis van deze quickscan voor dit plan.

Voor alle soorten geldt, ongeacht bescherming via natuurwetgeving of niet, de zorgplicht waarbij eenieder voldoende zorg in acht neemt voor de in het wild levende dieren en planten en hun directe omgeving.

Conclusie

Op basis van de eerste quickscan zijn in principe geen mitigerende maatregelen of nader onderzoek noodzakelijk.

5.3 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Onderzoek

Ten behoeve van voorgenomen woningbouwontwikkelingen in Delfzijl is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd, dat onder meer betrekking heeft op het plangebied van dit bestemmingsplan. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 5.

Uit het historisch bodemonderzoek is met betrekking tot het plangebied naar voren gekomen dat een nader onderzoek noodzakelijk is om de kwaliteit van de bodem te onderzoeken. Dit onderzoek is uitgevoerd en opgenomen als bijlage 6. Uit dit onderzoek blijkt het volgende:

  • in de bovengrond zijn plaatselijk bijmengingen met baksteen (sporen) waargenomen;
  • ter plaatse van de demping zijn eveneens in de bovengrond sporen baksteen waargenomen. Er is in de boringen geen bodemvreemd dempingsmateriaal waargenomen;
  • op het maaiveld en in de opgeboorde grond zijn geen asbestverdachte materialen waargenomen;
  • in de baksteenhoudende bovengrond ter plaatse van de gehele locatie en de demping zijn maximaal licht verhoogde gehalten PCB en PAK aangetoond;
  • in het grondwater is een licht verhoogde concentratie naftaleen gemeten. De overige onderzochte parameters zijn niet aangetoond in concentraties die de streefwaarde overschrijden;
  • getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit voldoet de grond ter plaatse van de demping indicatief aan klasse 'wonen'. De onderzochte grond ter plaatse van het overige terrein op onderhavige onderzoekslocatie voldoet indicatief aan klasse 'altijd toepasbaar'.

Op grond van het uitgevoerde onderzoek kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een bodemverontreiniging van betekenis en de onderzoeksresultaten geven geen aanleiding voor het uitvoeren van een nader bodemonderzoek en/of sanerende maatregelen.

Conclusie

Op basis van historisch bodemonderzoek is naar voren gekomen dat een nader onderzoek noodzakelijk is. Uit het daarop volgende verkennend bodemonderzoek is gebleken dat er geen bodemverontreiniging is en er geen maatregelen noodzakelijk zijn. De bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.4 Verkeer, ontsluiting en parkeren

Verkeer en ontsluiting

Binnen het plangebied worden 37 woningen mogelijk gemaakt, bestaande uit 12 grondgebonden huurwoningen en 25 huurappartementen. Op basis van CROW publicatie 381 zorgt dit voor een verkeersgeneratie van 135 motorvoertuigbewegingen per etmaal (stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk', ligging in de 'rest bebouwde kom' en het minimale parkeerkencijfer).

In de planfase van Kindcentrum West, gelegen aan de Jachtlaan, is de verkeersstructuur rondom het plangebied in breder perspectief beoordeeld. Er is geconstateerd dat de Jachtlaan (een erftoegangsweg met maximumsnelheid 30 km/uur) qua functie en gebruik niet in overeenstemming is. Het aantal voertuigbewegingen ligt in de huidige situatie veel te hoog voor deze categorie weg én de samenstelling van het verkeer zorgt voor verkeersveiligheidsrisico's/ extra verkeersstromen toevoegen op de Jachtlaan kan niet. Het aantal extra verkeersbewegingen vanuit de LTS-locatie (135 motorvoertuigbewegingen per etmaal) wordt daarom niet ontsloten op de Jachtlaan. De ontsluiting van het plangebied geschiet via de Hogelandsterweg.

Aansluiting vanuit het plangebied op de Hogelandsterweg (gebiedsontsluitingsweg) geschiet via een rechts in - rechts uit aansluiting. Deze maatregelen hebben geen negatieve invloed op de doorstroming van de Hogelandsterweg. Alle mogelijke verkeersveiligheidsrisico's zijn binnen het wegontwerp beheerst. De wijze van ontsluiten is weergegeven in figuur 5.1. De ontsluitingsweg in het plangebied op de Hogelandsterweg is tijdelijk van aard. Er vindt een heel verkeersonderzoek plaats in de omgeving van het plangebied. Naar aanleiding daarvan zullen nog infrastructurele wijzigingen worden uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.63BP-VG01_0007.png"

Figuur 5.1 Wijze van ontsluiten van het plangebied

Parkeren

Op basis van publicatie 381 van het CROW is de parkeerbehoefte berekend. Binnen het plangebied worden 12 grondgebonden huurwoningen gerealiseerd en 25 huurappartementen. Dit komt neer op een totale parkeerbehoefte van 32 parkeerplaatsen. Binnen het plangebied worden 36 parkeerplaatsen aangelegd. Daarmee wordt voorzien in de toekomstige parkeerbehoefte.

Zoals eerder benoemd verdwijnt daarnaast een deel van het bestaande parkeerterrein ter plaatse van het plangebied. Het gaat om 40 parkeerplaatsen in totaal. Deze parkeerplaatsen worden aan de noordzijde van de Jachtlaan teruggeplaatst, zodat er geen grotere parkeerdruk op de omgeving ontstaat.

5.5 Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals bijvoorbeeld woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en (nieuwe) milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in deze rapportage gebruikgemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor de richtafstanden wordt onderscheidt gemaakt tussen rustige woongebieden/rustige buitengebieden en gemengde gebieden.

Onderzoek

Het plangebied maakt deel uit van een woonwijk in Delfzijl. Desondanks is wel sprake van een aantal andere functies in de omgeving. Het gaat in beginsel uitsluitend om functies die goed verenigbaar zijn met de woonfunctie, en die op kortere afstand dan tot het plangebied, reeds woningen in de omgeving hebben staan.

Ten noorden van het plangebied zijn, in de flat op de hoek van de Jachtlaan en de Hogelandsterweg maatschappelijke functies en dienstverlening toegestaan, naast wonen. Omdat er woningen op de verdiepingen van dit flatgebouw zijn, zijn deze maatgevend voor de functies die er zijn gevestigd. De woningen in het plangebied zorgen daarom niet voor een belemmerende werking. Bovendien zijn de toegestane functies maximaal uit milieucategorie 1. Hiervoor geldt een richtafstand van 10 meter. De nieuwe woningen komen op grotere afstand te staan.

Ten zuidoosten van het plangebied, aan de Ringenum 3, is een basisschool gevestigd. Voor een dergelijke inrichting geldt milieucategorie 2, met een richtafstand van 30 meter. De woningen komen buiten deze richtafstand te staan.

Ten oosten van het plangebied, aan de overzijde van de Hogelandsterweg staat ziekenhuis Delfzicht. Voor een ziekenhuis geldt eveneens een richtafstand van 30 meter, behorende bij milieucategorie 2. Ook ten aanzien van dit ziekenhuis wordt aan de richtafstand voldaan.

Conclusie

Voor alle omliggende inrichtingen wordt voldaan aan de richtafstanden, waardoor geen onderzoek ten behoeve van milieuzonering noodzakelijk is.

5.6 Geluid

Toetsingskader

Wegverkeerslawaai

In de Wet geluidhinder wordt de omvang van de wettelijke zones langs verkeerswegen aangegeven. Op grond van de Wet geluidhinder hebben alle wegen een geluidszone, tenzij er sprake is van een woonerf, een 30-km/uur-gebied of een gemeentelijke geluidsniveaukaart waaruit blijkt dat de geluidsbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook 48 dB of minder bedraagt. De 48 dB is de voorkeursgrenswaarde voor het wegverkeerslawaai. Voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen die in een zone geprojecteerd worden, bepaald de wet dat akoestisch onderzoek verplicht is. De geluidbelasting van het verkeer op de buitengevels van geluidsgevoelige bestemmingen mag de in de wet genoemde normen niet overschrijden.

Geluidzone industrielawaai

Een geluidzone wordt vastgesteld rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die 'in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Dergelijke bedrijven worden in de volksmond ook wel 'grote lawaaimakers' genoemd. Op grond van de wet behoort tot de geluidzone het gebied tussen het industrieterrein zelf en de buitengrens van de zone. Het industrieterrein zelf maakt dus geen deel uit van de zone. Buiten een geluidzone mag de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Voor het gezoneerde industrieterrein zelf en daarop aanwezige of geprojecteerde woningen gelden geen geluidnormen.

Grenswaarden voor nieuwe gevoelige functies

Binnen de geluidzone zijn woonbestemmingen en andere geluidsgevoelige bestemmingen slechts aanvaardbaar indien de geluidsbelasting aan de gevel aan de wettelijke grenswaarden voldoet. Voor nieuwe geluidsgevoelige functies, zoals woningen, geldt een wettelijke voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Voor nieuwe woningen die binnen de geluidzone liggen is in het algemeen de vaststelling van een hogere waarde tot 55 dB(A) mogelijk. Op grond van de momenteel vigerende Wet geluidhinder kan het bevoegd gezag de betreffende hogere grenswaarden vaststellen indien blijkt dat maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ondervinden van stedenbouwkundige, landschappelijke of financiële aard.

Onderzoek

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 7. Uit het onderzoek zijn de volgende resultaten naar voren gekomen:

Wegverkeerslawaai

Als gevolg van wegverkeer over de Hogelandsterweg wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. Het wegverkeerslawaai afkomstig van de overige wegen in de omgeving voldoet wel aan de voorkeursgrenswaarde. De overschrijding van de voorkeursgrenswaarde vindt alleen plaats voor de geprojecteerde hoogbouw en geldt niet voor de grondgebonden rijwoningen. Voor wegverkeerslawaai zal een hogere grenswaarde worden aangevraagd. Deze bedraagt 50 dB voor de noord- en zuidgevel en 54 dB voor de westgevel.

Railverkeerslawaai

De geluidsbelasting ten gevolge van railverkeer vormt geen belemmering voor de geprojecteerde woningbouw.

Industrielawaai

Uit het onderzoek blijkt dat als gevolg van industrieterrein Delfzijl de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Hiervoor wordt een hogere grenswaarde aangevraagd van 52 dB(A) voor de oost- en zuidgevels van zowel de hoogbouw als de grondgebonden woningen. Door de zonebeheerder wordt geadviseerd een hogere grenswaarde van 53 dB(A) vast te stellen voor alle woningen.

Cumulatie van geluid

Bij de beoordeling van de geluidssituatie kan de cumulatieve geluidbelasting een rol spelen. Het betreft hier de totale geluidbelasting ten gevolge van alle geluidbronnen in de omgeving. Voor deze situatie is met name de cumulatie van wegverkeerslawaai en industrielawaai van belang. Uit de berekeningen blijkt dat als gevolg van cumulatief geluid de belasting op de woningen met 1 tot 2 dB wordt verhoogd, maar alsnog onder de maximale ontheffingswaarden uitkomen.

Conclusie

Door het voeren van hogere waarden procedures ten aanzien van wegverkeerlawaai en industrielawaai is er geen belemmering op het gebied van geluid. De hogere waarden worden acceptabel geacht.

5.7 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het extern veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan. Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Advies Omgevingsdienst Groningen externe veiligheid

De Omgevingsdienst Groningen heeft een externe veiligheidsonderzoek uitgevoerd ten behoeve van het de invulling van de voormalige LTS locatie aan de Hogelandsterweg te Delfzijl met 12 woningen en 1 wooncomplex met 25 woningen. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 8. Hiervoor is het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van risicovolle inrichtingen, risicovolle transportassen en risicovolle transportleidingen beoordeelt. De belangrijkste constateringen en te nemen maatregelen voor de verantwoording van het groepsrisico kunnen als volgt worden samengevat.

  • Op dit moment is onbekend of de gemeente Eemsdelta de beleidsvisie stilzwijgend blijft hanteren tot een nieuwe beleidsvisie is opgesteld of dat de beleidsvisie terzijde wordt geschoven omdat de geldigheidsduur is verlopen en de gemeente Eemsdelta geen actie wenst te ondernemen ten aanzien van de beleidsvisie. In dit advies is niet ingegaan op de ontwikkeling en de relatie met de Beleidsvisie externe veiligheid Delfzijl;
  • De plaatsgebonden risico-contour 10-6 van Nouryon, Wildeman en JPB reikt niet tot het plangebied;
  • Nouryon heeft een invloedsgebied van 2.862 meter en ligt over het plangebied;
  • Wildeman heeft een invloedsgebied van 3.704 meter en ligt over het plangebied;
  • JPB heeft een invloedsgebied van 15.100 meter en ligt over het plangebied;
  • De spoorlijn route 40 CW Sauwerd - Delfzijl kent ter hoogte van het plangebied, volgens het Basisnet een plaatsgebonden risicocontour 10-6 van 10 meter. De afstand van het spoortraject tot de voormalige LTS locatie aan de Hogelandsterweg te Delfzijl bedraagt circa 670 meter. De plaatsgebonden risicocontour reikt niet tot het plangebied. Hierdoor is dit aspect niet relevant;
  • De spoorlijn is gelegen op een afstand van circa 670 meter van de nieuw te realiseren woningen op de voormalige LTS locatie aan de Hogelandsterweg te Delfzijl. Het plasbrandaandachtsgebied en de veiligheidszone 3 transport reiken niet tot in het plangebied. Hierdoor zijn deze aspecten niet relevant;
  • De spoorlijn route 40 CW Sauwerd - Delfzijl heeft een invloedsgebied van 4..000 meter en ligt over het plangebied;
  • De risicovolle transportleiding N-509-90 heeft geen plaatsgebonden risico 10-6 contour buiten de belemmeringenstrook;
  • Voor de risicovolle transportleiding N-509-90 moet rekening worden gehouden met een belemmeringenstrook, aan weerszijden van de leiding, van 4 meter;
  • Met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen door de risicovolle transportleiding N-509-90 geldt een invloedsgebied (1% letaliteit) van 70 meter.

Groepsrisico

  • Het berekende groepsrisico van Nouryon in de huidige situatie is gelegen boven de oriënterende waarde;
  • Het berekende groepsrisico van Wildeman in de huidige situatie is gelegen onder de oriënterende waarde;
  • Het berekende groepsrisico van JPB in de huidige situatie is gelegen onder de oriënterende waarde;
  • Voor de toekomstige situatie geldt dat het groepsrisico, door invulling te geven aan het plangebied op zeer grote afstand van Nouryon, Wildeman en JPB geen gevolgen heeft;
  • De spoorlijn Sauwerd - Delfzijl is gelegen op een afstand van circa 670 meter afstand van het plangebied. Gezien de artikelen 7 en 8 uit het Besluit externe veiligheid transportroutes kan voor de spoorlijn worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico
  • Het berekende groepsrisico van de risicovolle transportleiding weergegeven in Tabel 4 is gelegen onder de oriëntatiewaarde.

Veiligheidsregio Groningen

De Veiligheidsregio Groningen heeft eveneens advies afgegeven dat is opgenomen in bijlage 8. Ten aanzien van dit plan adviseert de Veiligheidsregio Groningen:

  • Om de bevolking bij een ramp niet alleen via het bestaande WAS maar ook op een andere wijze te alarmeren (radio, NL-Alert, televisie, geluidswagen, enz.).
  • De maatregel om de mechanische ventilatie geheel uitschakelbaar te maken.

Ongeacht de inzet van de gemeente Eemsdelta en de hulpverleningsdiensten om de situatie zo veilig mogelijk te maken, zal er altijd sprake zijn van een restrisico. Immers, de kans op een ongeval, hoe klein dan ook, blijft altijd aanwezig. Door, voor onderhavig plan, invulling te geven aan het advies van de Veiligheidsregio Groningen wordt getracht het restrisico zo klein mogelijk te maken.

Alles overwegende wordt geconcludeerd dat vanuit het oogpunt van externe veiligheid het verantwoord is om invulling te geven aan de voormalige LTS locatie door middel van de voorgestelde woningbouw. Het restrisico is in dit kader aanvaardbaar. Tot slot dient opgemerkt te worden dat de locatie van het appartementengebouw in de loop van de ruimtelijke procedure is gewijzigd. Het gaat om een kleine verschuiving, die geen afbreuk doet aan de bevindingen en conclusies die door bovenstaande instanties zijn getrokken.

5.8 Luchtkwaliteit

 Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in figuur 5.1 weergegeven.

Tabel 5.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.63BP-VG01_0008.png"

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

Het bestemmingsplan maakt 37 woningen mogelijk. Dit aantal valt ruim onder de grens van 1.500 woningen, die is vrijgesteld voor toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt dan ook voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2020 die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de N360, ten noorden van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijnstof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2020; 11,2 µg/m³ voor NO2, 14,9 µg/m³ voor PM10 en 8,2 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM 10 bedroeg 6 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.9 Water

Toetsingskader

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan te worden aangetoond en dient in het plan te worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit plan relevant zijn. De resultaten en conclusies van eventuele onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.

Waterbeheer en watertoets

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Noorderzijlvest. Het waterschap is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling. Dit is gedaan door middel van het doorlopen van de digitale watertoets. Het resultaat is opgenomen als bijlage 10. Hieruit is naar voren gekomen dat een maatwerk procedure gevolgd moet worden.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van de waterschappen nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Waterschapsbeleid

Het beleid van waterschap Noorderzijlvest is vastgelegd in het Waterbeheerprogramma 2016-2021, Keur van het waterschap Noorderzijlvest en de leggers. Het waterbeheerplan bevat de hoofdlijnen van het beleid voor de taken van het waterschap met betrekking tot de waterveiligheid, het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer, het beheer van afvalwaterketen en emissies, en het vaarwegenbeheer in Groningen en Noord-Drenthe. Het waterschap staat voor veilig, voldoende en schoon water. Daarin zijn de volgende aspecten van groot belang: de hoogte van de waterpeilen en het gewenste grondwaterregime (GGOR), een optimale wateraanvoer en -afvoer (waterkwantiteit), de waterkwaliteit voor verschillende functies en de inpassing van water in het landschap. Daarnaast geldt ook de Keur, deze geeft met verboden aan welke activiteiten in de buurt van water en waterkeringen niet zijn toegestaan.

Gemeentelijk beleid

In het watertakenplan DAL/W2 specifieke Delfzijl 2018-2022 worden de gemeentelijke watertaken van Delfzijl uitgewerkt. Er zijn drie zorgplichten die ook gehandhaafd zullen worden in de nieuwe Omgevingswet. Dit zijn: de zorgplicht voor inzameling en transport van stedelijk afvalwater, zorgplicht voor doelmatige inzameling en verwerking van hemelwater en de zorgplicht voor het voorkomen/beperken van schade door grondwateroverlast. Naast de DAL-gemeenten (Delfzijl, Appingedam en Loppersum) doen in totaal 27 gemeenten, 2 waterschappen en 2 waterbedrijven mee in de samenwerkingsovereenkomst Groningen en Noord-Drenthe. Het Watertakenplan is afgestemd op de regionale aanpak. Er zijn 5 doelen gedefinieerd omtrent de uitvoering van de gemeentelijke watertaken. Deze betreffen:

  • 1. Risico's voor de volksgezondheid door aanraking schadelijke stoffen en geuroverlast maximaal beperken
  • 2. Beperk wateroverlast door water op straat en beperkt overstroming maximaal
  • 3. Beperk hinder door falen riolen en door verstopping of werkzaamheden
  • 4. Zorg voor goede oppervlaktewaterkwaliteit, voer zo weinig mogelijk water af naar de zuivering
  • 5. De klant staat voorop. Aantal klachten zit onder het landelijk gemiddelde.

Toetsing

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij waterschap Noorderzijlvest.

Waterkwantiteit

Het verhard oppervlak binnen het plangebied neemt toe. In de huidige situatie is vrijwel het gehele plangebied ingericht als grasveld, vrij van verharding. In de toekomstige situatie worden grondgebonden woningen, een appartementengebouw en wegen en parkeerplaatsen aangelegd. Dit zorgt voor circa 2.662 m2 aan toenemende verharding. Hiervan dient 10% te worden gecompenseerd (266,2 m2). De gemeente zal dit in overleg met het Waterschap Noorderzijlvest vorm geven.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

De daken van de 12 woningen worden, met het regenwater van de parkeer- en straatverhardingen, ingezameld door kolken. Dit regenwater verlaat het gebied via het bestaande regenwaterstelsel (dat deel uitmaakt van een gescheiden stelsel in de wij) en loost op het Damsterdiep.

Het dak van het appartementencomplex loost het water op een wadi die wordt gemaakt naast het complex. Het teveel aan regenwater stroomt 'over' in het regenwaterstelsel, als hiervoor beschreven.

Zoals wellicht bekend, werkt de gemeente aan een kruispuntoplossing van het uitbreidingsplan op de Rijksweg / Hogelandsterweg. Tijdens de realisatie van deze oplossing (waarbij een rotonde voor de hand ligt), wordt een regenwaterleiding gelegd naar de vijver rondom het voormalige Delfzichtziekenhuisterrein. Het regenwater wat neervalt op de rotonde, wordt afgevoerd naar de vijver. De doorstroming van de vijver verbetert.

Tegelijkertijd wordt het regenwater van het uitbreidingsplan via de wadi geleid en het surplus verlaat het uitbreidingsplan onder de rotonde door naar de vijver.

In 2020 is gesproken of er ruimte is voor open water langs genoemde Rijksweg tot het Damsterdiep waarmee het regenwater op deze wijze kan worden afgevoerd. In dat laatste geval wordt de verbinding met de voormelde vijver gemaakt. Dit punt komt in de uitwerking van het inrichtingsplan van Rijksweg en rotonde aan de orde.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem worden duurzame, niet-uitloogbare materialen gebruik, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

5.10 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

5.11 Niet gesprongen explosieven (NGE)

Toetsingskader

Tijdens de Tweede Wereldoorlog is ook in het gebied van de gemeente Eemsdelta, waaronder in de kern Delfzijl, gevochten en hebben bombardementen plaatsgevonden. Daar zaten zogenaamde blindgangers bij, explosieven die niet tot explosie kwamen en in de grond zijn blijven liggen. Een groot deel van die blindgangers is tijdens de Tweede Wereldoorlog al geruimd. Een deel daarvan kan nog steeds in de grond liggen. Deze niet gesprongen explosieven (verder NGE genoemd) vormen een risico op het moment dat in de nabijheid van deze explosieven activiteiten in de bodem worden uitgevoerd. Als een gebied verdacht is van explosieven dient er een vervolgonderzoek te worden uitgevoerd door een gecertificeerd explosieven opsporingsbedrijf.

Onderzoek

Om na te gaan of mogelijk sprake kan zijn van niet gesprongen explosieven ter plaatse van het plangebied, is een onderzoek hiernaar uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 9. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat er een mogelijkheid is dat in het plangebied NGE aanwezig zijn. Daarom zijn mitigerende maatregelen voorgeschreven, die worden geadviseerd om de risico's ten aanzien van NGE tot een acceptabel niveau terug te dringen.

Ter plaatse van het plangebied zijn op locaties waar binnen de verdachte gebieden ontgravingen plaatsvinden dieper dan 1,0 meter mitigerende maatregelen nodig. Ter plaatse van deze ontgravingen wordt geadviseerd eventueel achtergebleven NGE op te sporen. In het onderzoek (bijlage 9) is nader uiteen gezet op welke wijze deze opsporing moet worden uitgevoerd.

Conclusie

Voor de uitvoering van werkzaamheden ten behoeve van dit plan moeten de mitigerende maatregelen worden nageleefd die in het onderzoek uiteen zijn gezet. Door deze maatregelen uit te voeren is het mogelijk om tot uitvoering te komen en vormen NGE verder geen belemmering voor de uitvoering.

5.12 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van PM. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

Onderhavig bestemmingsplan biedt een planologisch kader aan de voorgenomen ontwikkeling van 37 woningen in Delfzijl-West. Deze ontwikkeling maakt deel uit van een grotere woningbouwontwikkeling die wordt uitgevoerd als gevolg van de versterkingsopgave. Per saldo wordt hiermee de woningvoorraad ingekort.

Op basis van voorgaande paragrafen kan geconcludeerd worden dat er geen grote milieutechnische belemmeringen gelden voor de uitvoering van dit plan. Elk van de milieu- en omgevingsaspecten zijn te ondervangen. Voor een groot aantal zijn geen nadere onderzoeken en/of maatregelen noodzakelijk. Voor anderen is middels onderzoek reeds aangetoond dat er geen belemmeringen gelden. Alleen voor de aspecten geluid, stikstof dienen nog onderzoeken te worden uitgevoerd. Op voorhand kan echter al gesteld worden dan, ongeacht de uitkomsten, dit niet zal leiden tot een volledig MER.

Hoofdstuk 6 Juridische toelichting

6.1 Toelichting op het juridisch systeem

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

6.2 Toelichting op de bestemmingen

Het plangebied is in onderhavig bestemmingsplan opgedeeld in vijf enkelbestemmingen. In deze paragraaf is per bestemming toelichting gegeven. Met de gekozen wijze van bestemmen is aangesloten bij de gemeentelijke standaard.

Groen

De gronden die worden ingericht ten behoeve van openbaar groen zijn bestemd als 'Groen'. Binnen deze bestemming zijn groenvoorzieningen toegestaan. Ondergeschikt zijn ook andere functies als water en paden toegestaan, om de openbare ruimte zo vrij en toegankelijk mogelijk te kunnen inrichten. Om de gronden zo groen mogelijk te houden zijn geen gebouwen toegestaan.

Verkeer - Verblijfsgebied

De erfontsluitingswegen zijn bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Deze gronden hebben een primaire functie ter ontsluiting van de woningen en waar kan worden voorzien in de parkeerbehoefte.

Wonen - 3B

De woningen bestaande uit twee bouwlagen met een kap zijn bestemd als 'Wonen - 3B'. Hier geldt een maximale goot- en bouwhoogte van 6 en 11 meter, waarmee deze massa mogelijk wordt gemaakt. Er wordt in een kap voorzien door een dakhelling van tussen de 30 en 60 graden aan te houden. Binnen de bestemming zijn geen specifieke regels opgenomen ten aanzien van de te verwachten geluidbelasting die vanuit het akoestisch onderzoek naar voren is gekomen. Desondanks zal moeten worden voldaan aan een voldoende geluidwerende werking van de woning, overeenkomstig de cumulatieve berekeningen uit het akoestisch onderzoek.

Wonen - Woongebouw

Het appartementengebouw binnen het plangebied is bestemd als 'Wonen - Woongebouw', waarmee wordt aangesloten op de bestaande systematiek in Delfzijl. Daarin is deze bestemming specifiek opgenomen voor gestapelde bouw. Met een maximale hoogte van 17 meter worden de voorgenomen 5 bouwlagen mogelijk gemaakt. Ook binnen deze bestemming zijn geen specifieke regels opgenomen ten aanzien van de te verwachten geluidbelasting die vanuit het akoestisch onderzoek naar voren is gekomen. Desondanks zal ook hier moeten worden voldaan aan een voldoende geluidwerende werking van de woning, overeenkomstig de cumulatieve berekeningen uit het akoestisch onderzoek.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het wijzigingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling. De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt dat het plan financieel haalbaar is.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

In dit geval zal een samenwerkingsovereenkomst tussen initiatiefnemer en de gemeente Eemsdelta worden afgesloten. Als gevolg hiervan is geen exploitatieplan benodigd en is het verhaal van kosten van de grondexploitatie verzekerd in de samenwerkingsovereenkomst.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt het wijzigingsplan eerst voorgelegd aan de betrokken overleginstanties en wordt het plan ter inzage gelegd voor zes weken voor belanghebbenden.

Ontwerpfase en zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan is vervolgens gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze zes weken is eenieder in de gelegenheid gesteld zijn/haar zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan kenbaar te maken.

Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend. Voorafgaand aan en gedurende de periode van ter visie ligging van het ontwerpbestemmingsplan werd van de zijde van de wettelijke overlegpartners gereageerd. Zowel Provincie Groningen als Waterschap Noorderzijlvest en Veiligheidsregio Groningen hebben een reactie ingediend. Daarnaast zijn gedurende deze periode nog een aantal ambtshalve wijzigingen op het plan doorgevoerd.

De reacties en beantwoording van de gemeente en de ambtshalve wijzigingen zijn uiteengezet in de reactienota die is opgenomen als bijlage 11. Hierin is tevens omschreven of en, zo ja, op welke wijze het bestemmingsplan is aangepast.

Vaststelling

Het plan is gewijzigd vastgesteld. Na de vaststelling wordt het bestemmingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.