direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bedrijfsuitbreiding Energieweg 2 - Ambachtsweg 34, Groot-Ammers
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1978.BPenergieweg2AMS-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Energieweg 2 te Groot-Ammers, op het bedrijventerrein c.q. industriepark Gelkenes, is de bedrijfslocatie van Logisticon Water Treatment gelegen. Logisticon Water Treatment ontwerpt en bouwt in eigen fabriek complete waterzuiveringsinstallaties. Bijvoorbeeld voor de bereiding van drinkwater en proceswater, maar ook voor zuivering van communaal en industrieel afvalwater. Ook is het bedrijf werkzaam in de milieutechniek op het gebied van grondwaterzuivering en -sanering.

Het bedrijf maakt een dermate sterke groei door waardoor de huidige bedrijfslocatie niet meer aan de wensen van het bedrijf kan voldoen en daarmee de bedrijfsvoering in het geding komt. In het kader van de uitbreidingsbehoefte voor een optimale bedrijfsvoering, zijn door Logisticon Water Treatment extra gronden aangekocht ter plaatse van het naastgelegen perceel Ambachtsweg 34. Ter plaatse van Ambachtsweg 34 was in het verleden een bowlingcentrum aanwezig. Na sloop van het centrum hebben de gronden enige tijd braak gelegen, totdat deze in gebruik zijn genomen voor de uitbreiding van Logisticon Water Treatment.

In de zomer van 2020 is de watergang die tussen de percelen Energieweg 2 en Ambachtsweg 34 aanwezig was gedempt en er is hier een duiker aangebracht. Door het dempen van de watergang is het mogelijk gemaakt de percelen onderling goed te verbinden. Vervolgens is op het perceel aan de Ambachtsweg 34, middels toepassing van een tijdelijke omgevingsvergunning, een nieuwe portaalkraan gerealiseerd. Met de onderlinge verbinding tussen de percelen en de realisatie van de nieuwe portaalkraan, hebben de activiteiten die in het verleden op het buitenterrein van Energieweg 2 plaatsvonden (bedrijfsactiviteiten in de milieucategorie 4.1) kunnen verhuizen naar Ambachtsweg 34. Ter plaatse van Ambachtsweg 34 zijn op basis van een verleende omgevingsvergunning tevens activiteiten in de milieucategorie 4.1 (met een vergelijkbare milieuimpact als bedrijfsactiviteiten in de milieucategorie 3.2) toegestaan. Op het voormalige buitenterrein van Energieweg 2 is nu ruimte ontstaan voor de uitbreiding van de bestaande bedrijfshal, kantoor en kantine. De beoogde uitbreiding van de bedrijfshal, het kantoor (1.200 m2) en de kantine is reeds door de gemeente Molenlanden vergund en bestaand.

Middels de vergunde uitbreiding van de bedrijfslocatie aan Energieweg 2, zoals hiervoor beschreven, kan naar verwachting in voldoende mate in de vraag naar productie van waterzuiveringsinstallaties worden voorzien. Om een eventuele uitbreidingsbehoefte op de langere termijn op te vangen, wordt op het perceel aan Ambachtsweg 34 nog ruimte gereserveerd voor een extra bedrijfsruimte.

De vergunde en gewenste uitbreidingsmogelijkheden voor het bedrijf Logisticon Water Treatment aan de Energieweg 2 - Ambachtweg 34 te Groot-Ammers zijn niet geheel passend binnen het vigerende bestemmingsplan 'Dorpskernen'. Om voor de toekomst de gewenste bedrijfssituatie voor het bedrijf Logisticon Water Treatment planologisch-juridisch goed te regelen is het wenselijk om het vigerend bestemmingsplan te herzien. Hierbij geldt dat bij brief van 31 oktober 2019 het bevoegd gezag van de gemeente Molenlanden kenbaar heeft gemaakt onder voorwaarden aan het planvoornemen medewerking te willen verlenen.

Met onderhavige bestemmingsplanherziening wordt de beoogde toekomstige bedrijfssituatie voor Logisticon Water Treament nu en in de toekomst op een adequate wijze, met de benodigde flexibiliteit, planologisch-juridisch geregeld. Daarbij is de reeds vergunde situatie voor de beoogde uitbreidingen aan Energieweg 2 en Ambachtsweg 34 aangemerkt als een bestaande situatie en op adequate wijze planologisch-juridisch vertaald.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied is op het bedrijventerrein Gelkenes gelegen aan de Energieweg 2 - Ambachtsweg 34 te Groot-Ammers, gemeente Molenlanden. De westzijde van het plangebied wordt begrensd door de Energieweg. De noordzijde van het plangebied wordt begrensd door bedrijfspercelen en een watergang. De noordoostzijde en de oostzijde van het plangebied worden begrensd door de Ambachtsweg. De zuidzijde van het plangebied wordt begrensd door een bomenrij met daarachter een watergang c.q. waterpartij.

De gronden die binnen het plangebied zijn gelegen zijn kadastraal bekend als gemeente Groot-Ammers, sectie E, nummers 4 (ged.), 272, 922, 923, 1071 (ged.), 1602 (ged.), 1605, 1645, 1653 (ged.) en 1674 (ged.).

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPenergieweg2AMS-VG01_0001.png"

Indicatieve begrenzing plangebied (sloot tussen de percelen Energieweg 2 en Ambachtsweg 34 is reeds gedempt)

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied is bestemmingsplan 'Dorpskernen' (vastgesteld 4 november 2014) vigerend. Op basis van het vigerend bestemmingsplan zijn de gronden binnen het plangebied bestemd als 'Bedrijventerrein', 'Groen', 'Verkeer' en 'Water'.

Ter plaatse van gronden behorend bij Energieweg 2 is binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' een bouwvlak met maatvoeringseisen 'maximum goothoogte: 12 meter' en 'maximum bebouwingspercentage terrein: 70%' opgenomen. Tevens zijn hier de functieaanduidingen 'bedrijf tot en met categorie 3.2' en 'bedrijf tot en met categorie 4.1' van toepassing.

Ter plaatse van de gronden behorende bij Ambachtsweg 34 is binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' een bouwvlak met maatvoeringseisen 'maximum goothoogte: 12 meter' opgenomen. Tevens zijn hier de functieaanduidingen 'bedrijf tot en met categorie 3.1' en 'sportcentrum' van toepassing.

Voor het gehele plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 8'. Daarnaast is binnen een deel van het plangebied de figuur 'hartlijn leiding - riool' in combinatie met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' opgenomen. Dit in verband met de bescherming van de riolering die door het plangebied loopt parallel aan de bestaande watergang van noord naar zuid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPenergieweg2AMS-VG01_0002.png"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan


De grotendeels vergunde uitbreiding van het bedrijf Logisticon Water Treatment wijkt af van het vigerend bestemmingsplan op de volgende onderdelen:

  • de vergunde uitbreiding van de kantine en de bedrijfshal is gedeeltelijk voorzien ter plaatse van de gronden bestemd als 'Groen';
  • de toegestane milieucategorie ter plaate van het perceel Ambachtsweg 34 (milieucategorie 3.1 o.b.v. het vigerend bestemmingsplan) wordt overschreden. Echter, op basis van de verleende omgevingsvergunning zijn ter plaatse reeds bedrijfsactiviteiten in de milieucategorie 4.1 toegestaan;
  • de vergunde portaalkraan (ca. 13 meter hoog) ter plaatse van het perceel Ambachtsweg 34 overstijgt de maximaal toegestane bouwhoogte op basis van het bestemmingsplan (zijnde 12 meter);
  • de gronden gelegen te midden van de percelen Energieweg 2 en Ambachtsweg 34 en bestemd als 'Verkeer' en 'Water' zijn op basis van een omgevingsvergunning in gebruik genomen als 'Bedrijventerrein', waarbij het water is overkluisd;
  • ten behoeve van de benodigde watercompensatie wordt de bestemming 'Water' aan de zuidzijde van de bedrijfsbestemming uitgebreid;
  • de als 'Groen' bestemde gronden ten zuiden van het plangebied worden deels in gebruik genomen als parkeerterrein.

De reeds vergunde en gerealiseerde uitbreidingen van de bedrijfsbebouwing en -activiteiten ter plaatse van Energieweg 2 en Ambachtsweg 34 worden ook op juiste wijze in onderhavig bestemmingsplan vertaald. Het gaat hier hoofdzakelijk om de herbegrenzing van de bestemming 'bedrijventerrein' en het bouwvlak. Er worden passende bouw- en gebruiksmogelijkheden aan het plangebied toegekend. Daarbij worden bedrijsactiviteiten van ten hoogste milieucategorie 4.1 voor het volledige perceel toegestaan.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 eerst een beschrijving van de feitelijke situatie en het beoogde planvoornemen van de bedrijfsuitbreiding binnen het plangebied gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de structuur en de aanwezige functies. Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de huidige beleidskaders van het Rijk, de provincie en de gemeente. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 aandacht besteed aan de verschillende omgevingsaspecten die van invloed (kunnen) zijn op de opzet en inhoud van het nieuwe bestemmingsplan, zoals milieuaspecten, water, flora en fauna, archeologie en cultuurhistorie, etc. In hoofdstuk 5 wordt de juridische opzet van het bestemmingsplan met betrekking tot de regels en de verbeelding beschreven. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 en 7 respectievelijk de uitvoerbaarheid aangetoond en de doorlopen procedure beschreven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Ruimtelijke en functionele context

Het plangebied is gelegen aan de Energieweg 2 - Ambachtsweg 34 te Groot-Ammers, aan de zuidzijde van het bedrijventerrein Gelkenes. Het bedrijventerrein Gelkenes is gesitueerd aan de noordrand van de Alblasserwaard aan de rivier de Lek. Het terrein heeft een oppervlak van ruim 70 hectare en er zijn ca. 90 bedrijven gevestigd. Op het terrein zijn ca. 1.500 personen werkzaam en het voorziet in meer dan een kwart van de werkgelegenheid in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. Het bedrijventerrein Gelkenes is daarmee het grootste bedrijventerrein dat tussen Alblasserdam en Geldermalsen in is gelegen.

Het bedrijventerrein Gelkenes is projectmatig ontwikkeld en betreft een gemengd bedrijventerrein met verschillende kavelmaten. Het bedrijventerrein is ontwikkeld in de richting van de oorspronkelijke slagen in het landschap waarbij de breedtematen zijn opgerekt. De bebouwing op de bedrijfspercelen bestaat overwegend uit bedrijfshallen met een hoogte variërend van 7 meter tot 10 meter. Aan de voorzijde van de bedrijfspecelen zijn in de meeste gevallen de bijbehorende kantoorruimtes gesitueerd met de daarbij behorende voorzieningen.

Het plangebied is aan de zuidzijde van het bedrijventerrein gelegen. Aan de zuidzijde grenst het bedrijventerrein aan het buitengebied van de gemeente Molenlanden. Het buitengebied wordt hier gekenmerkt door hoofdzakelijk onbebouwde agrarische percelen. Slechts op enkele locaties is een agrarisch bedrijf gevestigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPenergieweg2AMS-VG01_0003.png"

Ligging plangebied (bij rode aanwijzer) in omgeving

2.2 Huidige situatie

Energieweg 2

Ter plaatse van Energieweg 2 te Groot-Ammers is het bedrijf Logisticon Water Treatment gelegen. Het bedrijf voorziet in de productie van waterzuiveringsinstallaties en is in te delen onder SBI-code (1993) 29: vervaardiging van machines en apparaten. Een dergelijk bedrijf met een oppervlakte van meer dan 2.000 m2 is een categorie 4.1-bedrijf. De oppervlakte van het bedrijf bedraagt ca. 6.000 m2. Een gedeelte daarvan is kantoor, een deel is productielocatie. Beide bedrijfsonderdelen zijn als geheel aan te merken als categorie 4.1-bedrijven.

Het kantoor tot 1.200 m2 en de bedrijfshal van Logisticon Water Treatment zijn ter plaatse van het perceel Energieweg 2 gelegen. Een uitbreiding van het kantoor en de bedrijfshal en een verruiming van de toegestane bedrijfsactiviteiten zijn onlangs door de gemeente Molenlanden vergund en worden gerealiseerd. Concreet bestaan de vergunde uitbreiding en verruiming van bedrijfsactiviteiten uit:

  • het slopen van een deel van de bestaande bedrijfshal en het hier vervolgens realiseren een nieuwe uitbreiding met extra hoogte ten opzichte van de gesloopte hal;
  • het uitbreiden van het kantoor tot 1.200 m2, waarbij tevens een extra bouwlaag c.q. verdieping wordt gerealiseerd;
  • het uitbreiden van de kantine, waarbij tevens een terras wordt aangelegd;
  • het ten behoeve van de bedrijfsvoering van Logisticon Water Treatment toestaan van bedrijfsactiviteiten van ten hoogste de milieucategorie 4.1, maar met een vergelijkbare milieu impact als milieucategorie 3.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPenergieweg2AMS-VG01_0004.png" Huidige situatie Energieweg 2

Aan de noordzijde van het perceel Energieweg 2 is een portaalkraan aanwezig. De portaalkraan wordt gebruikt voor het laden en lossen van zeecontainers waarbinnen de waterzuiveringsinstallaties worden gebouwd. Vanaf de Energieweg is een oprit voor vrachtwagens richting deze portaalkraan aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPenergieweg2AMS-VG01_0005.png"

Inrit vanaf Energieweg richting portaalkraan

Ambachtsweg 34

Ter plaatse van het perceel Ambachtsweg 34 was in het verleden een sportcentrum (bowling) aanwezig. Dit sportcentrum is enige tijd geleden gesloopt. Inmiddels is, met toepassing van een tijdelijke omgevingsvergunning, op het perceel een portaalkraan gerealiseerd. Ook is het perceel zo ingericht dat een deel van de bedrijfsactiviteiten die ter plaatse van Energieweg 2 plaatsvonden, hiernaartoe hebben kunnen verhuizen. Ter plaatse van het perceel zijn, op basis van het vigerend bestemmingsplan, bedrijfsactiviteiten van ten hoogste de milieucategorie 3.1 toegestaan met aan de zuid- en westzijde een verkeersbestemming. Op basis van de reeds verleende omgevingsvergunning zijn op het bedrijfsperceel bedrijfsactiviteiten in de milieucategorie 4.1, maar met een vergelijkbare milieu impact als milieucategorie 3.2, toegestaan.

Water en groen

Aan de zuidzijde van de percelen aan de Energieweg en de Ambachtsweg is een bomenrij met daarachter een watergang c.q. waterpartij gelegen. De bomenrij en watergang/-partij vormen hier de begrenzing van het bedrijventerrein als overgang naar het aangrenzende buitengebied. Verder geldt dat de percelen aan de Energieweg 2 en Ambachtsweg 34 in het verleden werden gescheiden door een watergang en bomenrij. Deze watergang met bomenrij staan haaks op de watergang en bomenrij die ten zuiden van het plangebied zijn gelegen. De watergang is inmiddels (gedeeltelijk) gedempt en overkluisd, waardoor de percelen Energieweg 2 en Ambachtsweg 34 onderling goed verbonden zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPenergieweg2AMS-VG01_0006.png"

Aanzicht watergang ten zuiden van Energieweg 2

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPenergieweg2AMS-VG01_0007.png" Aanzicht (gedempte) watergang tussen Energieweg 2 en Ambachtsweg 34

2.3 Toekomstige situatie

Wegens de grote vraag naar de productie van waterzuiveringsinstallaties is het bedrijf Logisticon Water Treatment voornemens om de bedrijfslocatie verder uit te breiden voor een optimale bedrijfsvoering. Hiervoor is het oostelijk gelegen, aangrenzende perceel aan de Ambachtsweg 34 aangewend. De huidige bedrijfsbestemming op het perceel is ca. 5.000 m2 groot. Op (globaal gezien) de noordelijke helft van de bedrijfsbestemming is middels toepassing van een tijdelijke omgevingsvergunning een nieuwe portaalkraan gerealiseerd. Op het perceel zijn, net als ter plaatse van Energieweg 2, bedrijfsactiviteiten van ten hoogste milieucategorie 4.1, maar met een vergelijkbare milieuimpact als bedrijfsactiviteiten in de milieucategorie 3.2, toegestaan (op basis van een verleende omgevingsvergunning).

Verder geldt dat, in verband met een eventuele uitbreidingsbehoefte in de toekomst, de wens bestaat om aan de zuidzijde van het perceel Ambachtsweg 34 ruimte te reserveren voor oprichting van een nieuwe bedrijfsruimte. De toegestane bedrijfsactiviteiten betreffen hier tevens bedrijfsactiviteiten van ten hoogste milieucategorie 4.1, met een vergelijkbare impact als bedrijfsactiviteiten in de milieucategorie 3.2.

Om de toename in verharding ten gevolge van het dempen van de watergang, de portaalkraan en de bedrijfsunits te compenseren, wordt de zuidelijk gelegen watergang c.q. waterpartij deels verbreed. Dit voornemen is reeds besproken met Waterschap Rivierenland en door het waterschap is hiervoor een vergunning verleend. Tot slot geldt dat een deel aan de zuidzijde van het perceel Ambachtsweg 34 wordt heringericht ten behoeve van parkeergelegenheid. Een meer gedetailleerde weergave van de toekomstige (en reeds vergunde) inrichting van het plangebied is als Bijlage 1 aan onderhavige toelichting toegevoegd.

Onderhavig bestemmingsplan ziet toe op een adequate borging van de reeds vergunde bouw- en gebruiksmogelijkheden ter plaatse van Energieweg 2 en Ambachtsweg 34. Daarbij wordt het planologisch-juridisch kader geschept om een eventuele latere bedrijfsuitbreiding ter plaatse van Ambachtsweg 34 te realiseren.

2.4 Verkeer en parkeren

2.4.1 Verkeer

Ter plaatse van Energieweg 2 is reeds een deel van de bedrijfsuitbreiding van Logisticon Water Treatment vergund. Op basis van de vergunde, representatieve bedrijfssituatie wordt het aantal verkeersbewegingen dat van en naar het plangebied plaatsvindt als volgt ingeschat:

  • Per dag vinden er 70 verkeersbewegingen van personenauto's plaats. Dit betreft het woon-werkverkeer ten gevolge van het personeel dat bij het bedrijf werkzaam is;
  • Per dag vinden er 40 verkeersbewegingen van bestelbussen/kleine vrachtwagens plaats. Dit betreffen bestelbussen/kleine vrachtwagens die materiaal aan het bedrijf leveren;
  • Per dag vinden er 30 verkeersbewegingen van vrachtwagens plaats. Dit betreffen vrachtwagens die lege zeecontainers komen leveren waar de waterzuiveringsinstallaties ingebouwd worden of zeecontainers met ingebouwde waterzuiveringsinstallaties die gereed zijn komen ophalen.

Met onderhavig bestemmingsplan wordt de vergunde situatie ter plaatse van Energieweg 2 en Ambachtsweg 34 op adequate wijze planologisch-juridisch vertaald. Hiermee is geen sprake van een nieuwe ontwikkeling en is ook geen sprake van een nieuwe verkeersgeneratie.

Daarnaast schept onderhavig bestemmingsplan het planologisch-juridisch kader om een eventuele uitbreiding van bedrijfsruimte ter plaatse van Ambachtsweg 34 te realiseren. Hiermee is wel sprake van een ontwikkeling waarvan de verkeersgeneratie inzichtelijk dient te worden gemaakt.

Voor de bedrijfsruimte die met onderhavig bestemmingsplan aan de zuidzijde van Ambachtsweg 34 kan worden opgericht (in totaal ca. 1.400 m2 aan vloeroppervlak) wordt de verkeersgeneratie op basis van de CROW-normen (5,7 verkeersbewegingen/100 m2 bvo) ingeschat op 80 verkeersbewegingen per dag (gebaseerd op functie 'bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief', gelegen in rest bebouwde kom van niet stedelijk gebied).

In het verleden was op de locatie Ambachtsweg 34 een bowlingcentrum met 8 bowlingbanen aanwezig. De voormalige verkeersgeneratie van het bowlingcentrum wordt op basis van de CROW-normen (19,3 verkeersbewegingen/bowlingbaan) ingeschat op 155 verkeersbewegingen per dag (gebaseerd op functie 'bowlingcentrum', gelegen in rest bebouwde kom van niet stedelijk gebied).

Op basis van het aantal verkeersbewegingen dat in het verleden binnen en rondom de locatie Ambachtsweg 34 plaatsvond (ca. 155 verkeersbewegingen per dag) en het aantal verkeersbewegingen dat er in de toekomst plaats zal vinden (ca. 80 verkeersbewegingen per dag), wordt geconcludeerd dat het aantal verkeersbewegingen binnen en rondom het plangebied niet toeneemt ten gevolge van onderhavig planvoornemen.

Naar schatting vinden er in de toekomstige situatie in totaal ca. 220 verkeersbewegingen van en naar het plangebied plaats (ca. 140 verkeersbewegingen ten gevolge van de bestaande vergunde situatie aan de Energeiweg 2, ca. 80 verkeersbewegingen ten gevolge van de bedrijfsuitbreiding aan de Ambachtsweg 34). Het plangebied is aan de westzijde toegankelijk vanaf een inrit aan de Energieweg en aan de oostzijde toegankelijk vanaf een inrit aan de Ambachtsweg. De Energieweg, de Ambachtsweg en de inritten vanaf deze wegen zijn ruim van opzet waardoor vrachtwagens hier voldoende manoeuvreerruimte hebben.

Vanaf de Energieweg en de Ambachtsweg is de Wilgenweg eenvoudig bereikbaar. Vervolgens is vanaf de Wilgenweg de oostelijk gelegen N216 te bereiken. Het plangebied is op deze wijze goed ontsloten en de ontsluitingswegen zijn in staat om het aantal verkeersbewegingen probleemloos op te vangen en op verkeersveilige wijze te verwerken.

2.4.2 Parkeren

Op 27 oktober 2020 is de 'Parapluherziening Parkeren' vastgesteld. Op basis van dit parapluplan geldt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij gelden de parkeernormen zoals vastgelegd in de 'Nota Parkeernormen Molenlanden 2020'. De volgende parkeernormen zijn relevant voor onderhavig planvoornemen:

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPenergieweg2AMS-VG01_0008.png"

Te hanteren parkeernormen o.b.v. 'Nota Parkeernormen Molenlanden 2020'

Op basis van genoemde parkeernormen is voor onderhavig planvoornemen een parkeerbalans opgesteld. De parkeerbalans (zie Bijlage 2) is reeds afgestemd met de verkeerskundige van de gemeente Molenlanden. Uit de parkeerbalans volgt dat de parkeerbehoefte ten gevolge van onderhavig planvoornemen ca. 113 parkeerplaatsen bedraagt.

In de huidige situatie zijn op het perceel aan de Energieweg 2 reeds 52 parkeerplaatsen aanwezig. Hiervan komen twee parkeerplaatsen te vervallen in verband met de constructie van het nieuwe kantoor. Het totaal aantal beschikbare parkeerplaatsen ter plaatse van Energieweg 2 bedraagt daarmee 50. Ter plaatse van het perceel aan de Ambachtsweg 34 zijn oorspronkelijk 46 openbare parkeerplaatsen aanwezig (in verband met de voormalige vestiging van partycentrum De Ooijevaar). Van de 46 openbare parkeerplaatsen zijn er 28 reeds toegekend aan de bedrijven gevestigd aan Ambachtsweg 30 en 32. Het aantal nog beschikbare parkeerplaatsen ter plaatse van het perceel Ambachtsweg 34 bedraagt zodoende 18. Het totaal aantal beschikbare parkeerplaatsen binnen het plangebied bedraagt (50+18=) 68.

Om aan de parkeerbehoefte te voldoen, worden er op het perceel aan de Energieweg (ter plaatse van de huidige parkeerplaats) nog 16 nieuwe parkeerplaatsen gerealiseerd. Op het perceel aan de Ambachtsweg (langs de bomenrij) worden 32 parkeerplaatsen gerealiseerd. Daarmee wordt binnen het plangebied in totaal in (68+16+32=) 116 parkeerplaatsen voorzien. Hiermee wordt aan de parkeerbehoefte ten gevolge van het planvoornemen voldaan.

Ten aanzien van het vrachtverkeer dat de locatie bezoekt geldt dat het hier enkel om laden en lossen gaat. Er worden geen parkeerplaatsen voor vrachtwagens langdurig in gebruik genomen. Het plangebied is zo ingericht dat er voor vrachtwagens voldoende manoeuvreerruimte en tijdelijke opstelplaatsen ten behoeve van het laden en lossen aanwezig is.

Het aspect 'parkeren' vormt geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Bij ieder plan vindt inkadering binnen het beleid van de overheid plaats. Door een toetsing aan rijks-, provinciaal, en gemeentelijk beleid ontstaat een duidelijk beeld van de marges waarbinnen het bestemmingsplan wordt opgezet. De beleidsinkadering dient een compleet beeld te geven van de ruimtelijke overwegingen en het relevante planologisch beleid.

Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. De belangrijkste kaders van Rijk en de provincie Zuid-Holland worden in het kort weergegeven, omdat deze zoals gezegd randvoorwaarden geven voor het lokale maatwerk in het bestemmingsplan. Tevens komt de ladder voor duurzame verstedelijking in dit hoofstuk aan bod.

3.1 Rijksbeleid

Het rijk bereidt momenteel de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) voor, waarin nationale belangen en opgaven inzake onze leefomgeving zijn vertaald in strategische keuzes. In de basis hebben deze een nationaal karakter, maar de NOVI voorziet aanvullend in gebiedsgericht maatwerk. De NOVI is op 11 september 2020 naar de Tweede Kamer verzonden. Totdat de NOVI van kracht wordt, is het rijksbeleid vastgelegd in respectievelijk de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro).

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Milieu

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en in werking getreden. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteits Aanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en vervangt enkele ruimtelijke doelen en uitspraken uit andere documenten. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden.

Anders dan in de voormalige Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap (waaronder het beleid voor Nationale Landschappen) laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol. Het Rijk borgt dat het rivierensysteem ruimte houdt om water over Rijntakken en Maas veilig af te voeren, ook voor de lange termijn, mede ter bescherming van het binnendijkse plangebied. Het belang van bescherming van de buisleidingen is in een aparte structuurvisie vastgelegd.

Conclusie

Onderhavige ontwikkeling is niet gelegen in of nabij een gebied waarin het rijk een nationaal belang heeft aangewezen, derhalve heeft de SVIR geen consequenties voor voorliggend plan. Daarnaast voorziet onderhavig bestemmignsplan enkel in de uitbreiding van een bestaande bedrijf op een bestaand bedrijventerrein waarmee geen nationale belangen gemoeid zijn.

3.1.2 Besluit en regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationale ruimtelijke beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Navolgende onderwerpen met nationaal belang zijn opgenomen in het Barro en de eerste aanvulling (Stb. 2012, nr. 388):

  • 1. project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • 2. kustfundament en de daarbuiten gelegen primaire waterkeringen;
  • 3. grote rivieren en rijksvaarwegen en de veiligheid daarom heen;
  • 4. toekomstige rivierverruiming van de Maastakken;
  • 5. Waddenzee en Waddengebied, en IJsselmeergebied;
  • 6. verstedelijking in het IJsselmeer;
  • 7. defensie;
  • 8. erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  • 9. hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
  • 10. Elektriciteitsvoorziening;
  • 11. ecologische hoofdstructuur.

Naast het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) in werking getreden. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen, gebieden, objecten en zones worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen/wijzigingsplannen rekening mee moeten houden. In de Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven.

Conclusie

Onderhavig plangebied is niet gelegen in of nabij een gebied waarin het Rijk een nationaal belang heeft aangewezen. Derhalve leiden het Barro en de Rarro niet tot beperkingen voor voorliggend plan. Daarnaast voorziet onderhavig bestemmignsplan enkel in de uitbreiding van een bestaande bedrijf op een bestaand bedrijventerrein waarmee geen nationale belangen gemoeid zijn.

3.1.3 Bro: Ladder voor duurzame verstedelijking

Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening dienen overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren. Per 1 juli 2017 zijn de 3 treden van de Ladder losgelaten en geldt dat de toelichting bij een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing voor de aanvraag omgevingsvergunning die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaande stedelijk gebied, een motivatie waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Zoals gezegd is de Ladder-onderbouwing verplicht voor 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen'. Onder stedelijke ontwikkeling wordt de ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein, zeehaventerrein, kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen verstaan. Deze laatste categorie is in de handreiking bij de Ladder voor duurzame verstedelijking (ministerie van Infrastructuur en Milieu) nader gespecificeerd in accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure

De met onderhavig planvoornemen beoogde uitbreiding van het bedrijf Logisticon Water Treatment wordt aangemerkt als stedelijke ontwikkeling. In dit kader wordt de behoefte aan de ontwikkeling op onderhavige locatie gemotiveerd.

Logisticon Water Treatment is een bedrijf dat zich richt op de productie van waterzuiveringsinstallaties. Deze worden in eigen beheer ontworpen en gebouwd voor vele toepassingen: drinkwaterbereiding, proceswaterbehandeling, afvalwaterzuivering, grondwaterzuivering, milieutechniek en waterhergebruik. Als één van de weinige bedrijven in de waterbehandeling in Nederland heeft Logisticon eigen productiefaciliteiten waar alle installaties in staal, RVS en kunststof gemaakt kunnen worden. Snelheid, constante kwaliteit en flexibiliteit blijven hierdoor gewaarborgd.

Door de waterzuiveringsinstallaties zelf te bouwen waarborgt Logisticon Water Treatment kwaliteit en flexibiliteit tegenover klanten. Daarnaast beschikt het bedrijft over uitgebreide kennis en een goede serviceorganisatie. Het bedrijf wordt dermate gewaardeerd bij klanten dat de vraag naar waterzuiveringsinstallaties de capaciteit van het bedrijf overstijgt. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat er een concrete behoefte is aan uitbreiding van het bedrijf.

Voor de uitbreiding van het bedrijf is het oostelijk gelegen, aangrenzende perceel aan Ambachtsweg 34 aangewend. De aard van de voorgenomen bedrijfsactiviteiten passen binnen het karakter van het bedrijventerrein en er hoeft geen uitbreiding van het bedrijventerrein zelf plaats te vinden. De uitbreiding van het bedrijf voor een optimalere bedrijfvoering vindt plaats binnen het beschikbare ruimtebeslag van het bestaande bedrijventerrein, waardoor géén sprake is van uitbreiding van het bedrijventerrein maar enkel van uitbreiding van een bestaand ter plaatse gevestigd bedrijf. Met de uitbreiding van het bedrijf ter plaatse van het aangrenzende perceel wordt aan dit perceel een nieuwe invulling gegeven, waarbij enkel sprake is van aanpassing van de milieucategorie en bouwregels. Het aantal m2 bedrijventerrein neemt met dit planvoornemen per saldo niet toe.

Conclusie

Gelet op bovenstaande wordt geconcludeerd dat sprake is van duurzaam ruimtegebruik en dat aan de Ladder toetsing wordt voldaan.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland

De provincie Zuid-Holland brengt haar verschillende beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving samen tot één integraal Omgevingsbeleid. In het Omgevingsbeleid is al het bestaande provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving samengevoegd in een Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening.

De Omgevingsvisie (geconsolideerde versie 20 april 2019) bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Een introductie op het Omgevingsbeleid, waarin opgenomen de ruimtelijke hoofdstructuur;
  • De ontwikkelrichting die is opgenomen in het deel Ambities en sturing;
  • Een beschrijving van de omgevingskwaliteit van Zuid-Holland, waaronder de provinciale inzet voor ruimtelijke kwaliteit;
  • Samenhangende beleidskeuzes, integraal toegankelijk via de digitale raadpleegomgeving.

In de Omgevingsvisie beschrijft de provincie zes richtinggevende ambities in de fysieke leefomgeving. Deze zijn geworteld in de historie, ligging en economische structuur van Zuid-Holland en gekoppeld aan de strategische uitdagingen waar deze regio voor staat. De ambities zijn de kaders waarbinnen de provincie ruimte geeft. De ambities betreffen:

  • 1. Naar een klimaatbestendige agenda
  • 2. Naar een nieuwe economie: the next level
  • 3. Naar een levendige meerkernige metropool
  • 4. Energievernieuwing
  • 5. Best bereikbare provincie
  • 6. Gezonde en aantrekkelijke leefomgeving

Verder staat het verbeteren van de omgevingskwaliteit centraal in de Omgevingsvisie. De provincie streeft hierbij naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Een nadere uitwerking van het provinciale beleid voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit is opgenomen in de provinciale 'kwaliteitskaart' en 'richtingspunten ruimtelijke kwaliteit'.

Beter benutten bestaand stads- en dorpsgebied

De provincie Zuid-Holland zet in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Beter benutten van de bebouwde ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie. Onder “bebouwde ruimte” wordt het stelsel verstaan van de stedelijke agglomeratie, het systeem van kernen en linten en het logistiek-industrieel systeem. Tegelijkertijd is er het streven om de leefkwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPenergieweg2AMS-VG01_0009.png"

Uitsnede kwaliteitskaart Zuid-Holland met plangebied bij oranje contour

Het plangebied is gelegen binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Meer specifiek geldt dat het plangebied is gelegen binnen het bedrijventerrein Gelkenes. De (reeds vergunde) uitbreiding van het bedrijf Logisticon Water Treatment is het gevolg van een concrete behoefte (zie ook 3.1.3). Als gevolg van het planvoornemen worden de gronden binnen het bedrijventerrein beter benut en is sprake van een intensiever ruimtegebruik ten behoeve van het optimaliseren van de bedrijfsvoering en transformatie (Ambachtsweg 34) van het bestaande bedrijventerrein in Groot-Ammers.

Verbeteren ruimtelijke kwaliteit

Gezien het sterke contrast tussen een dynamische stedelijke omgeving en open deltalandschappen in Zuid-Holland, is zorg voor de ruimtelijke kwaliteit in het bijzonder van belang. De essentie van het ‘verbeteren van ruimtelijke kwaliteit’ is dat initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen enerzijds inspelen op de aanwezige kwaliteiten in de omgeving (zeker als de omgeving hoge cultuurhistorische of identiteitsbepalende waarden vertegenwoordigt) en er anderzijds specifieke kwaliteiten toevoegen aan het gebied en de samenleving. Richtpunten voor ruimtelijke kwaliteit binnen het gebiedstype 'steden en dorpen' zijn:

  • Ontwikkelingen dragen bij aan de karakteristieke kenmerken/identiteit van stad, kern of dorp.
  • Hoogteaccenten (waaronder hoogbouw) vallen zoveel mogelijk samen met centra (zwaartepunten) en interactiemilieus in de stedelijke structuur.
  • Daar waar hoogbouw niet samenvalt met “zwaartepunten” in de stedelijke structuur geeft een beeldkwaliteitsparagraaf inzicht in de effecten, invloed en aanvaardbaarheid van hoogbouw op de (wijde) omgeving.
  • Ontwikkelingen dragen bij aan versterking van de stedelijke groen- en waterstructuur.
  • Een nieuwe uitbreidingswijk bouwt voort op het bestaande stads- en dorpsgebied en versterkt de overgangskwaliteit van de stadsrand (zie stads- en dorpsranden).
  • Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en stedenbouwkundige patronen worden behouden door ze waar mogelijk een functie te geven die aansluit bij de behoeften van deze tijd.
  • Het eigen karakter van het historisch centrum wordt versterkt.
  • Historische centra en kernen blijven ervaarbaar vanuit het omringende gebied.
  • Bij bedrijventerreinen krijgt de beeldkwaliteit van de randen, een goede ontsluiting en de samenhang met de omgeving extra aandacht.

Verder geldt dat onderhavig plangebied is gelegen in de zone 'stads- en dorpsrand'. De stads- en dorpsrand is de zone op de grens van bebouwd gebied en landschap. Het is het deel van stad of dorp met potentie voor een hoogwaardig en geliefd woonmilieu, doordat hier de genoegens van stedelijk en buiten wonen bij elkaar komen; de nabijheid van voorzieningen gecombineerd met het vrije zicht en het directe contact met het buitengebied. De relatie tussen bebouwd gebied en landschap is afhankelijk van de karakteristieken van de bebouwingsrand en die van het aangrenzende landschap. Daarbij worden drie typen ‘overgangskwaliteiten’ onderscheiden: het front, het contact en de overlap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPenergieweg2AMS-VG01_0010.png"

Overgang bedrijventerrein Gelkenes (links) en buitengebied Molenlanden (rechts)

Onderhavig plangebied is gelegen aan de zuidzijde van het bedrijventerrein Gelkenes. De overgang tussen het bedrijventerrein en het zuidelijk gelegen buitengebied wordt gevormd door de Wilgenweg in combinatie met groen en water. De overgangskwaliteit wordt hier gekenmerkt als 'frontkwaliteit': een scherpe rand tussen bebouwing en land, waarbij de bebouwing en landschap ‘met het gezicht naar elkaar’ zijn gekeerd. Stedelijk gebied en buitengebied brengen hun eigen eigenschappen hier maximaal tot expressie. De voorgenomen bedrijfsuitbreiding vindt plaats binnen de bestaande grenzen van het bedrijventerrein Gelkenes. De scherpe rand tussen bebouwing en land blijft hiermee behouden en wordt (enigzins) verzacht door het bestaande groen en water ter plaatse als overgang naar het buitengebied.

Conclusie

Het plan is passend binnen de richtpunten voor ruimtelijke kwaliteit die voor het plangebied gelden door de versterking van de ruimtelijke structuur ter plaatse. Ook kan worden gesteld dat het plan bijdraagt aan de provinciale ambitie voor het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Er is op basis van de vergunde situatie sprake van een betere benutting (Energieweg 2) en nieuwe invulling c.q. transfomatie (Ambachtsweg 34) van het bestaande bedrijventerrein. Dit plan ziet toe op de juiste planologische-juridische borging hiervan. De overgang naar het aangrenzende buitengebied blijft hierbij als bestaande stads- en dorpsrand intact. Geconcludeerd wordt dat het plan passend is binnen de Omgevingsvisie.

3.2.2 Omgevingsverordening Zuid-Holland

De Omgevingsverordening Zuid-Holland (geconsolideerde versie 20 april 2019) integreert achttien verordeningen met het oog op het vereenvoudigen en harmoniseren van de provinciale regels voor de fysieke leefomgeving. Door deze integratie loopt de provincie Zuid-Holland vooruit op de invoering van de omgevingsverordening als een van de kerninstrumenten van de Omgevingswet, voor zover dat reeds op basis van de bestaande wetgeving mogelijk is.

Beoogd is een beleidsneutrale integratie van de provinciale regelgeving op de terreinen van de ruimtelijke ordening, het milieu, luchthavens, het beheer en gebruik van wegen en vaarwegen, het waterbeheer, de ontgrondingen, de kwaliteit op dit terrein van de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving en de regels over leges, schadevergoeding en andere financiële aspecten in het fysieke domein. Het beleidsneutrale karakter betekent dat bestaande regelgeving op deze domeinen zonder aanpassing van de normstelling en met een gelijkwaardig beschermingsniveau is overgezet in deze integrale omgevingsverordening. Vanzelfsprekend zijn daarbij wel aanpassingen doorgevoerd in de terminologie en de instrumentkeuze, waar dat was aangewezen om de gewenste stap te maken naar een uniforme omgevingsverordening die vooruitloopt op het nieuwe kader van de Omgevingswet.

Ruimtelijke kwaliteit

Op basis van artikel 6.9 van de verordening geldt dat een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de voorwaarde dat de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, niet voorziet in een wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart.

Onderhavig planvoornemen is gebiedseigen en passend bij de schaal en aard van het bestaande bedrijventerrein. Het plan sluit aan bij de provinciale kwaliteitskaart en daarmee richtpunten voor ontwikkelingen in ‘stads- en dorpsrand’ (zie ook paragraaf 3.2.1).

Stedelijke ontwikkelingen

Op basis van artikel 6.2.3 van de verordening geldt dat een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  • a. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
  • b. indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van locaties die zijn opgenomen in het Programma ruimte.

Onderhavig planvoornemen betreft de planologisch-juridische borging van een reeds vergunde uitbreiding van een bedrijfslocatie binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Het plan voorziet in de concrete behoefte naar extra ruimte om de vraag naar de productie van waterzuiveringsinstallaties te kunnen bedienen en deze te laten plaatsvinden op een bestaande locatie als onderdeel van een bestaand bedrijventerrein. Het plan voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking (zie ook paragraaf 3.1.3).

Natuurnetwerk Nederland

Op basis van artikel 6.24 van de verordening geldt dat een bestemmingsplan voor gronden binnen het Natuurnetwerk Nederland geen bestemmingen aanwijst die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant beperken, of leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte, kwaliteit of samenhang van die gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPenergieweg2AMS-VG01_0011.png"

Uitsnede kaart Natuurnetwerk Nederland (plangebied bij rode aanwijzer)

Onderhavig plangebied is niet gelegen binnen het Natuurnetwerk Nederland. Derhalve leidt de ligging van het Natuurnetwerk Nederland niet tot belemmeringen voor het planvoornemen.

Klimaatadaptatie

In 2021 is artikel 6.50 'Risico's van klimaatverandering' toegevoegd aan de omgevingsverordening. Per 15 maart 2022 is dit artikel vernummerd naar artikel 6.35a. Op grond van dit artikel dient in een bestemmings- of omgevingsplan rekening te worden gehouden met de gevolgen van de risico's van klimaat verandering, ten minste voor zover het betreft de risico's van wateroverlast door overvloedige neerslag, overstroming, hitte en droogte. Hierbij dient tevens aan te worden gegeven ho wordt omgegaan met het sterk inhoudelijk daaraan verbonden risico op bodemverlaging.

Het planvoornemen is inmiddels op basis van een vergunning gerealiseerd waardoor sprake is van een bestaande situatie. Onderhavig bestemmingsplan voorziet dan ook alleen in het planologisch-juridisch regelen van deze vergunde en bestaande situatie. Er worden dan ook geen maatregelen dan wel voorzieningen getroffen als onderdeel van dit bestemmingsplan met betrekking tot wateroverlast, overstroming, hitte en droogte. In in de toekomst opnieuw sprake is van uitbreiding dan dienen hiervoor wel de nodige maatregelen op het gebied van klimaatadaptatie genomen te worden om de risico's te beperking. Echter voor de uitbreiding van het bedrijventerrein en de toename van het verhard oppervlak is wel watercompensatie toegepast conform de regels van het waterschap.

Daarnaast is er geen risico op bodemverlaging omdat het reeds een bestaande situatie betreft.

Conclusie

Op basis van voorgaande wordt geconcludeerd dat het planvoornemen passend is binnen de Omgevingsverordening gestelde kaders.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regionale structuurvisie 2030 'Open voor elkaar'

In navolging van de regionale structuurvisie Alblasserwaard Vijfheerenlanden, heeft de regio in 2012 de visie 2030 opgesteld. Deze visie is een actualisering van het beleid uit de regionale structuurvisie en bepaalt de beleidskeuzes met het oog op 2030. Binnen de Visie 2030 komen onderwerpen als de regionale woonvisie, beleid op het gebied van recreatie & toerisme, bedrijventerreinen, water & klimaat, een regionaal verkeer & vervoersplan naar voren. In de visie speelt de leefbaarheid en behoud en versterking van voorzieningen in het gebied een grote rol. De centrale visie uit de nota is de vorming van een vitale regio, gericht op het duurzaam vernieuwen van zowel het landelijk als het stedelijk gebied, tezamen met het versterken van het overwegende open, rustige en authentieke karakter van de regio, waardoor bewoners, bedrijven en bezoekers zich thuis blijven voelen en zich verder kunnen ontplooien.

In het kader van de regionale centrale visie, de vorming van een vitale regio, is het belangrijk dat bedrijven zich kunnen blijven ontplooien. Onderhavig plan borgt voor het bedrijf Logisticon Water Treatment de mogelijkheid om zich op basis van een concrete behoefte verder uit te breiden voor een optimale bedrijfsvoering, op een daartoe passende locatie binnen het bedrijventerrein Gelkenes. Onderhavig planvoornemen is daarom passend binnen de regionale doelstelling om het bedrijfsleven in de regio te ondersteunen c.q. versterken.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Toekomstvisie Molenwaard 2030

In de Toekomstvisie Molenwaard 2030 staan de beleidsdoeleinden en ambities voor verschillende thema’s benoemd: wonen, economische dragers, ondersteuning, voorzieningen en landschap. Molenwaard wil een comfortabele en veilige woon- en werkomgeving bieden in een levend, groen en duurzaam landschap. Dit alles binnen de sociaal hechte gemeenschap.

Ten aanzien van bedrijven wil de gemeente bedrijven begeleiden in hun ontwikkeling. Door de borging van de uitbreiding van het bedrijf Logisticon Water Treatment die met onderhavig planvoornemen voorzien is, kan dit bedrijf haar werkzaamheden verder ontplooien op dezelfde, passende locatie binnen het bedrijventerrein Gelkenens. Er wordt een toekomstbestendige bedrijfssituatie gecreëerd waardoor het bedrijf niet op zoek hoeft te gaan naar een locatie elders. Hiermee wordt op een adequate wijze invulling gegeven aan de gronden op het bestaande bedrijventerrein en blijft ook de werkgelegenheid binnen de gemeente behouden. Leegstand wordt hiermee voorkomen. Het planvoornemen sluit daarmee aan op de ambities zoals geformuleerd in het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de omgevingsaspecten die een rol spelen binnen dit bestemmingsplan. Milieu-aspecten zoals bodem- en grondwaterkwaliteit, luchtkwaliteit, geluidshinder, bedrijven en milieuzonering, geurhinder en externe veiligheid worden besproken en indien nodig bijbehorende onderzoeken. Wat betreft water gerelateerde aspecten zal een watertoets plaatsvinden en relevante aspecten voor het planvoornemen zullen worden beschreven. Verder komen zowel archeologie en cultuurhistorie als flora en fauna aan de orde, zodat alle omgevingsaspecten behandeld zullen zijn. Op basis hiervan is een vormvrije m.e.r-beoordeling gedaan.

4.1 Geluid

Wettelijk kader

Het wettelijk kader bij ruimtelijke procedures is de Wet geluidhinder (Wgh). Deze wet biedt geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen, bescherming tegen geluidhinder van geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegen, industrie en luchtvaart. De bescherming vindt primair plaats door middel van zonering.

De zonering betreft een afstand, uitgaande van een geluidsbron, waarbinnen het normenstelsel uit de Wgh van toepassing is. Deze normen mogen niet verward worden met de normen die gelden in geval van een milieuvergunning. Hiervoor gelden andere normen en procedures, welke niet vergelijkbaar zijn met het normenstelsel uit de Wgh. Op grond van de Wgh gelden grenswaarden op basis waarvan de bouw van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszone wordt beperkt of wordt verboden. Wegverkeerslawaai, spoorweglawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai kennen ieder afzonderlijke normen.

Onderhavig planvoornemen ziet ter plaatse van de gronden aan Ambachtsweg 34 toe op de oprichting van geluidsbronnen in de vorm van een portaalkraan en kleine bedrijfsruimten. Deze kunnen mogelijk tot geluidhinder voor geluidgevoelige bestemmingen in de omgeving leiden. Om deze reden is de geluidbelasting ten gevolge van de voorgenomen bedrijfsactiviteiten op de omgeving nader onderzocht. Voor wat betreft de bedrijfsactiviteiten die plaatsvinden op de gronden aan Energieweg 2 geldt dat deze reeds akoestisch zijn onderzocht en geconcludeerd is dat de activiteiten passend zijn in de omgeving. Onderhavig planvoornemen ziet hier enkel toe op het planologisch-juridisch verankeren van een reeds vergunde situatie. Tot slot geldt dat met onderhavig planvoornemen geen sprake is van het oprichten van een geluidgevoelige bestemming. Geluidbelasting op het plangebied ten gevolge van verkeer of industrie is derhalve niet nader onderzocht. Wel is akoestisch onderzoek industrielawaai verricht naar de effecten op de omgeving.

Akoestisch onderzoek industrielawaai

Er is door BK Bouw- & Milieuadvies B.V. (projectnummer 201662, 16 oktober 2020, Bijlage 3) een akoestisch onderzoek naar industrielawaai uitgevoerd. Uit dit onderzoek is gebleken dat de berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus ter plaatse van de referentiepunten op 100 meter afstand van de perceelsgrens van het plangebied ten hoogste 33 dB(A) in de dagperiode, 15 dB(A) in de avondperiode en 14 dB(A) in de nachtperiode bedragen. Ter plaatse van de immissiepunten van de woning aan Wilgenweg 5 bedragen de langtijdgemiddelde beoordelingsniveuas ten hoogste 32 dB(A) en 9 dB(A) voor respectievelijk de dag-, de avond- en de nachtperiode.

De maximale geluidniveaus ter plaatse van de referentiepunten op 100 meter afstand van de perceelsgrens bedraagt ten hoogste 61 dB(A) in de dagperiode. Ter plaatste van de emmissiepunten bij de woning aan Wilgenweg 5 bedraagt de maximale geluidniveaus ten hoogste 63 dB(A) in de dagperiode.

De berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus ter plaatse van de referentiepunten ten gevolge van de verkeersaantrekkende werking bedraagt ten hoogste 36 dB(A) in de dagperiode.

Conclusie

Op basis van het akoestisch onderzoek industrielawaai wordt geconcludeerd dat de beoogde bedrijfsactiviteiten (in de regel ingeschaald onder milieucategorie 4.1) ter plaatse van Energieweg 2 en Ambachtsweg 34 niet tot overschrijdingen van geluidsbelasting op gevoelige functies in de omgeving van het plangebied leiden. Met het akoestisch onderzoek is aangetoond dat de activiteiten die plaatsvinden ten gevolgen van de inrichting qua geluidsemissie vergelijkbaar zijn met een milieucategorie 3.2 bedrijf overeenkomst de VNG brochure Bedrijven en milieuzonering. Het aspect industrielawaai vormt geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

4.2 Bodem

Wettelijk kader

Op basis van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening zijn gemeenten verplicht om in ruimtelijk plan een paragraaf over de bodemkwaliteit op te nemen. In deze paragraaf dient gemotiveerd te worden of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Zo mag een eventuele aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem en mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet.

Het is een taak van de gemeenten om erop toe te zien dat het verontreinigen van gronden door activiteiten voorkomen wordt. Daar waar in het verleden een verontreiniging is ontstaan van de bodem of het grondwater zullen stappen genomen moeten worden ter bescherming van de volksgezondheid. In principe moet bij elke bouwmogelijkheid die mogelijk wordt gemaakt, inzicht geboden worden in de kwaliteit van de bodem.

In het kader van de eerdere bedrijfsuitbreiding ter plaatse van Energieweg 2 is reeds onderzocht dat de bodem hier van voldoende kwaliteit is voor de voorgenomen bedrijfsfuncties. Ditzelfde geldt voor het dempen van de watergang en de realisatie van de portaalkraan ter plaatse van Ambachtsweg 34. Onderhavig planvoornemen ziet hier enkel toe op het planologisch-juridisch verankeren van een reeds vergunde situatie.

De gronden waar de eventuele oprichting van bedrijfsruimtes is voorzien, zijn in het verleden deels in gebruik geweest voor het sportcentrum c.q. bowlingcentrum en deels als verkeer- en parkeervoorziening. Het toekomstig gebruik van de gronden voor de bedrijfsruimtes is passend binnen het gebruik van de gronden dat op basis van het vigerend bestemmingsplan is toegestaan. Er is hier geen sprake van het toevoegen van een nieuwe danwel meer milieugevoelige functie. De kwaliteit van de bodem wordt als passend beschouwd voor de oprichting en het gebruik van de bedrijfsruimten. Nader onderzoek naar de kwaliteit van de bodem is hier dan ook niet aan de orde.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect 'bodem' geen belemmering vormt voor onderhavig planvoornemen.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen

In de publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” van de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) is een lijst met indicatieve richtafstanden opgenomen voor milieubelastende bedrijfsactiviteiten ten opzichte van gevoelige bestemmingen. De bedrijfsactiviteiten worden aan de hand van een milieucategorie verbonden met een maximale (indicatieve) hinderafstand.

Deze afstand (zonering) wordt bepaald door enerzijds de aard en omvang van het bedrijf en anderzijds door het karakter van zijn omgeving. De richtafstanden zijn niet wettelijk voorgeschreven en gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven en zijn geschreven voor nieuwe situaties. Indien bekend is welke activiteiten concreet beoogd worden, dan kan gemotiveerd worden afgeweken van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van richtafstanden). Voor bestaande bedrijven geldt allereerst de geldende omgevingsvergunning of de richtlijnen uit de geldende AMvB.

Indicatieve afstand op basis van Handreiking Bedrijven en milieuzonering

De richtafstanden opgenomen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied).

Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype gemengd gebied, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij milieu-inrichtingen of drukke wegen, al een hogere milieubelasting kent.

Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast gevoelige functies komen belastende functies voor, die om die reden een milieuzone kennen; zoals winkels, horeca en bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. De richtafstanden kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd, indien sprake is van het omgevingstype gemengd gebied.

De VNG-publicatie merkt bij stap 1 op dat overwogen kan worden om de richtafstanden met één afstandstap te verlagen (50 meter wordt dan 30 meter) in het geval dat de omgeving van de woning als een “gemengd gebied” kan worden beschouwd. Onderhavig gebied wordt wegens de geconcentreerde aanwezige bedrijvigheid en ligging nabij de ontsluitingsweg van het bedrijventerrein (Wilgenweg) aangemerkt als gemengd gebied. De richtafstand kan hier gemotiveerd met één afstandsstap worden verlaagd.

Relevante aspecten planvoornemen

Onderhavig planvoornemen ziet toe op het planologisch-juridisch borgen van een portaalkraan en bedrijfsruimten aan de Ambachtsweg 34. Er dient beoordeeld te worden of deze voorgenomen bedrijfsactiviteiten niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van omliggende milieugevoelige functies.

Ten aanzien van het planologisch-juridisch mogelijk borgen van een portaalkraan geldt dat de portaalkraan hoort bij het bedrijf Logisticon Water Treatment. Ten aanzien van het mogelijk maken van de bedrijfsruimten geldt dat deze ook door Logisticon Water Treatment in gebruik kunnen worden genomen en derhalve ook worden beschouwd als onderdeel van het bedrijf. Het bedrijf voorziet in de productie van waterzuiveringsinstallaties en is in de regel in te delen onder SBI-code (1993) 29: vervaardiging van machines en apparaten. Een dergelijk bedrijf met een oppervlakte van meer dan 2.000 m2 (wat in onderhavige situatie het geval is) wordt op basis van de VNG-publicatie aangemerkt als een categorie 4.1-bedrijf. Het maatgevende milieuaspect voor een bedrijf waar machines en apparaten wordt vervaardigd is geluid. Voor de overige aspecten (geur, stof en gevaar) is dit type bedrijf volgens de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering' maximaal milieucategorie 3.1.

Er is door BK Bouw- & Milieuadvies B.V een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting ten gevolge van de concreet beoogde bedrijfsactiviteiten van Logisticon Water Treatment (zie ook paragraaf 4.1 en Bijlage 3). Het akoestisch onderzoek toont aan dat het bedrijf een geluidbelasting (etmaalwaade) heeft op een afstand van 100 meter van maximaal:

  • 45 dB(A) langtijdgemiddelde beoordelingsniveau;
  • 65 dB(A) maximaal (piekgeluiden);
  • 50 dB(A) ten gevolge van verkeersaantrekkende werking.

Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat het maatgevende milieuaspect (geluid) voor het bedrijf Logisticon Water Treatment voldoet aan de eisen van een milieucategorie 3.2 bedrijf. Hoewel het bedrijf dus op basis van de algemene VNG-publicatie wordt ingeschaald onder milieucategorie 4.1, blijkt uit onderzoek naar de concreet beoogde bedrijfsactiviteiten dat dit bedrijf specifiek kan worden ingeschaald onder milieucategorie 3.2. Voor onderhavig bedrijf in de milieucategorie 3.2 geldt een grootste richtafstand tot milieugevoelige functies voor geluid van 100 meter.

De milieugevoelige functie die het meest dichtbij het plangebied is gelegen betreft een bedrijfswoning aan Wilgenweg 5, op ca. 100 meter afstand ten zuiden van het plangebied. Deze woning ligt in de invloedsfeer van de bedrijven op het nabijgelegen bedrijventerrein. Daarnaast is de woning gelegen aan de Wilgenweg. De Wilgenweg betreft een ontsluitingsweg voor bedrijventerrein Gelkenes waardoor hier veel (vracht)verkeer langskomt. Wegens de ligging van de woning nabij het bedrijventerrein en aan de verkeersintensieve ontsluitingsweg, wordt het omgevingstype waarbinnen de woning is gelegen aangemerkt als gemengd gebied. Gezien het feit dat sprake is van het omgevingstype gemengd gebied, kan de grootste richtafstand voor geluid gemotiveerd met één afstandsstap worden verlaagd van 100 meter naar 50 meter. Aan deze richtafstand wordt ruimschoots voldaan (zie ook onderstaand figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPenergieweg2AMS-VG01_0012.png"

Ligging hindergevoelige functie nabij plangebied

Tot slot geldt dat met onderhavig planvoornemen de reeds vergunde bedrijfsactiviteiten ter plaatse van Energieweg 2 en Ambachtsweg 34 in onderhavig bestemmingsplan worden overgenomen. Ten aanzien van de vergunde bedrijfsactiviteiten geldt dat reeds een beoordeling heeft plaatsgevonden waaruit is gebleken dat de huidige bedrijfsactiviteiten (milieucategorie 4.1, maar vergelijkbaar met milieucategorie 3.2) passend zijn in de omgeving. Gezien het hier enkel gaat om het planologisch-juridisch borgen van de reeds vergunde (en als passend beoordeelde) situatie, geldt dat een nadere toetsing aan het aspect 'bedrijven en milieuzonering' hier niet aan de orde is.

Conclusie

Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

4.4 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

In de Wet luchtkwaliteit zijn de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen als onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) beschreven. Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Hoofdstuk 5 van de Wm maakt onderscheid tussen projecten die 'Niet in betekenende mate' (NIBM) en 'In betekenende mate' (IBM) bijdragen aan de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen. In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die NIBM zijn. Deze NIBM-projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Als een project ervoor zorgt dat de concentratie fijn stof of CO2 met meer dan 3% van de grenswaarde verhoogd, draagt het project in betekenende mate bij aan luchtvervuiling en dient er een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd te worden. Deze regel komt voort uit het NSL.

Deze 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen.

NIBM

Voor de uitbreiding van het bedrijf en de bedrijfsactiviteiten ter plaatse van Energieweg 2 - Ambachtsweg 34 dient aannemelijk te worden gemaakt dat deze NIBM bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Dit wordt gedaan aan de hand van de zogeheten NIBM-tool. Uit de NIBM-tool blijkt dat tot een verkeersgeneratie van 1.055 voertuigbewegingen per etmaal, waarvan het aandeel vrachtverkeer 5% bedraagt, een ontwikkeling NIBM bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Voor onderhavig planvoornemen wordt de verkeersgeneratie geschat op 220 verkeersbewegingen per dag waarvan het aandeel vrachtverkeer 14% (30 vrachtwagens) bedraagt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPenergieweg2AMS-VG01_0013.png"

Uitsnede NIBM-tool

Op basis van de NIBM-tool wordt geconcludeerd dat de verkeersgeneratie ten gevolge van onderhavig planvoornemen niet in betekenende mate bijdraagt aan de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen.

Fijn stof

Voor wat betreft de beoordeling van het leefklimaat ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit dient er gelet te worden op de fijnstofconcentraties ter plaatse. Hiervoor is de NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) geraadpleegd. Uit de NSL-monitoringskaart blijkt dat de jaargemiddelde grenswaarden voor NO2, PM10 (beide 40 ìg/m3) en PM2,5 (20 ìg/m3) ter plaatse van het rekenpunten nabij het plangebied niet wordt overschreden (zie onderstaande afbeelding). Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uur gemiddelde concentratie is maximaal 6,3 (7), waardoor het maximum van 35 dagen niet wordt overschreden. De concentratie fijnstof heeft geen negatieve gevolgen voor het leefklimaat ter plekke van het plangebied. Het aspect fijnstof vormt geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPenergieweg2AMS-VG01_0014.png"

Uitsnede NSL-monitoringstool

Conclusie

Vanuit het aspect 'luchtkwaliteit' zijn er geen belemmeringen voor het planvoornemen.

4.5 Externe veiligheid

Wettelijk kader

Het algemene rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege: het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichting), het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, wateren spoorwegen, buisleidingen), het gebruik van luchthavens. Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar als gevolg van die activiteit wel risico's kunnen lopen, zoals omwonenden.

Het beleid is onder andere verankerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) en verder uitgewerkt / toegelicht in o.a. de Handleiding Externe Veiligheid Inrichtingen en de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is het beleid opgenomen in de zogenaamde 'Wet Basisnet',. Deze bestaat uit de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet.

In het externe veiligheidsbeleid staan twee doelen centraal: de bescherming van individuen tegen de kans op overlijden als gevolg van een ongeluk en de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een ramp met een groter aantal slachtoffers, respectievelijk het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico van een bepaalde activiteit is de kans per jaar op een bepaalde plaats, dat een continu daar aanwezig gedacht persoon die onbeschermd is, komt te overlijden als gevolg van een mogelijk ongeluk met die activiteit.

Het groepsrisico is de kans per jaar dat in één keer een groep mensen van een bepaalde omvang komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico is geen norm gesteld. Uit het vigerende beleid, zoals onder andere vastgelegd in het Bevi, geldt een verantwoordingsplicht. Iedere verandering (af- of toename) van het groepsrisico moet inzichtelijk worden gemaakt en worden voorzien van een onderbouwing (verantwoording groepsrisico).

Relevante aspecten planvoornemen

Op basis van de risicokaart kan worden geconcludeerd dat er zich diverse risicobronnen in de omgeving van het plangebied bevinden. Onderstaand figuur geeft de ligging van de risicobronnen ten opzichte van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPenergieweg2AMS-VG01_0015.png"

Uitsnede risicokaart met plangebied bij oranje contour (bron: risicokaart.nl)

Ten aanzien van de relevante risicobronnen geldt het volgende:

  • Transport van geklasseerde stoffen over de Lek
    De kortste afstand tussen het plangebied en de rivier de Lek bedraagt ca. 800 meter. De Lek wordt in het rapport Basisnet Water aangeduid als zwarte vaarweg (categorie binnenvaart met frequent vervoer van gevaarlijke stoffen: belangrijke binnenvaarwegen). Voor belangrijke binnenvaarwegen (zwart) geldt:
    • 1. Geen nieuwe bestemmingen binnen de waterlijn;
    • 2. Plasbrand Aandacht Gebied (PAG) 25 meter vanaf de waterlijn en in de uiterwaarden. Bouwen binnen een PAG is mogelijk in afweging met de gemeente;
    • 3. Verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Berekening nodig indien bevolkingsdichtheid > 1.500 personen/ha dubbelzijdig of 2250 personen/ha enkelzijdig.

  • Over de vaarweg de Lek is sprake van transport van gevaarlijke stoffen uit de klassen LF1, LF2 en GF3. De maximale effectafstand (1% overlijdenskans) bedraagt voor deze categorieën ten hoogste 90 meter. Het plangebied ligt ruim buiten deze afstand.
  • Transport van geklasseerde stoffen over de N216
    De kortste afstand tussen het plangebied en de N216 bedraagt ca. 615 meter. Volgens de risicokaart vindt transport van geklasseerde stoffen plaats over de N216. Voor de N216 geldt geen plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6). Over deze weg is sprake van transport van gevaarlijke stoffen uit de klassen LF1, LF2 en GF3. GF3 is de stof met het grootste invloedgebied: 355 meter van de transportas. Het plangebied ligt hier ruimschoots buiten.
  • Koelinstallatie Koelcentrum Zederik
    De kortste afstand tussen het plangebied en de koelinstallatie van Koelcentrum Zederik bedraagt ca. 500 meter. Het bedrijf beschikt over een ammoniakkoelinstallatie. De installatie bevat zoals aangegeven op de risicokaart 1.736 kg ammoniak. Een dergelijke installatie heeft conform de Regeling externe veiligheid inrichtingen geen 10-6/jaar contour. Daarnaast geeft de Regeling aan dat de grens van het invloedsgebied niet relevant is.
  • PGS15-opslag Akzo Nobel Decorative Coatings
    DE kortste afstand tussen het plangebied en de inrichting van Akzo Nobel bedraagt ca. 300 meter. De PGS15-opslagen van het bedrijf betreffen ruimten van 200 – 300 m2 en 1.500 – 2.500 m2, beide met beschermingsniveau 1. De opslaginrichting heeft zoals aangegeven op de risicokaart een 10-6 PR-contour van ten hoogste enkele tientallen meters. Deze ligt niet over het plangebied en daarmee wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico.
    Voor het bedrijf geldt een rekenkundig invloedsgebied van 2.765 meter. Het plangebied valt binnen het invloedsgebied. Op basis hiervan dient een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden.

Conclusie

Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico geldt dat de bevolkingsdichtheid in de kern Groot-Ammers ruim onder de 1.500 inwoners per hectare ligt, waardoor het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. Daarnaast geldt dat onderhavig planvoornemen toeziet op de planologisch-juridische borging van een reeds vergunde situatie. Er wordt enkel een kleinschalige uitbreidingsmogelijkheid geboden (een eventuele bedrijfsruimte) ter plaatse van het perceel Ambachtsweg 34. Op deze locatie was in het verleden een sportcentrum c.q. bowlingcentrum aanwezig. Het aantal personen dat in de toekomst binnen het plangebied zal verblijven neemt ten opzichte van de verleden situatie dan ook niet toe. Een verantwoordingsplicht van het groepsrisico is derhalve niet aan de orde.

Daarnaast is het plangebied goed bereikbaar voor hulpdiensten en zijn de mensen die er werken zelfredzaam. Tevens bestaat de mogelijkheid om bij eventuele calamiteiten van de bron af te vluchten in de richting van het aangrenzende buitengebied aan de zuidzijde.

Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

Advies veiligheidsregio Zuid-Holland (VRZHZ)

De Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid (VRZHZ) kan zich vinden in onderhavige paragraaf met betrekking tot externe veiligheid. Gezien de ligging is het scenario van een toxische wolk denkbaar. De VRZHZ adviseert daarom het bedrijfspand te voorzien van uitschakelbare mechanische ventilatie conform artikel 4.124 lid 4 van het Besluit bouwwerken leefomgeving: Een mechanisch ventilatiesysteem heeft een voorziening waarmee het systeem handmatig kan worden uitgeschakeld bij een externe calamiteit die kan leiden tot een voor de gezondheid nadelige kwaliteit van de binnenlucht.

Met betrekking tot de bereikbaarheid en de bluswatervoorzieningen binnen het plangebied moet er voldaan worden aan de Handreiking bluswatervoorziening en bereikbaarheid 2019 (Brandweer Nederland, 2020).

Daarnaast wil de veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid graag betrokken blijven bij de inrichtingsplannen van het gebied om gezamenlijk de zelfredzaamheid van de gebruikers en de beheersbaarheid door de hulpverleners te kunnen optimaliseren.

4.6 Natuur

4.6.1 Gebiedsbescherming

Natura 2000

Natura 2000-gebieden zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn wegens de aanwezigheid van bepaalde zeldzame en kwetsbare soorten en habitat-typen (de zogenoemde kwalificerende waarden). De bescherming ervan is geregeld in de Wet natuurbescherming. Overheden dienen de kwaliteit van deze gebieden te waarborgen, waarbij deze aangewezen waarden centraal staan. Deze kwaliteit is mede afhankelijk van de omgeving. Invloeden buiten het gebied kunnen een negatief effect hebben op de natuurwaarden binnen het gebied. Zo kunnen ontwikkelingen op korte afstand kwalificerende soorten in het Natura 2000-gebieden verstoren of verontrusten (externe werking van de bescherming).

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPenergieweg2AMS-VG01_0016.png"

Ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebied

Het plangebied igt op 3,6 kilometer afstand van het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Lek. Door de kenmerken van het plangebied, de afstand tot het Natura 2000-gebied en de aard van het tussenliggende gebied zijn geen negatieve effecten aan de orde als gevolg van de toekomstige inrichting van het plangebied op het Natura 2000-gebied en de instandhoudingsdoelen. Ook ten aanzien van stikstof zijn geen negatieve effecten te verwachten (zie ook Bijlage 4).

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Het NNN is een aaneengesloten of met elkaar in verbinding staand stelsel van belangrijke Nederlandse natuurgebieden. Het NNN is veel groter dan de voorgestelde Habitatrichtlijn- en Vogelrichtlijngebieden. In de Structuurvisie is het NNN op provinciaal niveau uitgewerkt. Het NNN omvat kerngebieden (natuurreservaten), natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPenergieweg2AMS-VG01_0017.png"

Ligging plangebied ten opzichte van Natuurnetwerk Nederland

Het plangebied ligt op 850 meter van het dichtbijzijnde NNN gebied. Gezien de stedelijke omgeving van het bestaande bedrijventerrein met reeds aanwezige verstoringsfactoren als licht, geluid et cetera worden op gebiedsniveau geen nadelige effecten verwacht.

Conclusie gebiedsbescherming

Op basis van de uitgevoerde bureaustudie naar de gebiedsbescherming, blijkt dat er geen negatieve effecten zijn te verwachten op de genoemde beschermde gebieden. Nader onderzoek op dit onderdeel is niet noodzakelijk.

4.6.2 Soortenbescherming

Behalve de mogelijke effecten op natuurgebieden moet ook duidelijk zijn of het betreffende plan effecten heeft, en zo ja welke, op beschermde soorten. De Wet natuurbescherming beschermt planten- en diersoorten. Op grond van de Wet natuurbescherming is het verboden om beschermde dieren te verontrusten, verjagen, vangen of te doden. Ook rust- en voorplantingsplaatsen mogen niet worden verontrust of beschadigd. Beschermde planten mogen niet worden beschadigd of gedood. Voor handelingen die mogelijk schadelijk kunnen zijn voor beschermde soorten, moet een ontheffing worden aangevraagd. Op basis van de quickscan die door BK Bouw- en Milieutechniek is uitgevoerd (zie ook Bijlage 5) wordt ten aanzien van soortenbescherming het volgende geconcludeerd:

Vogels

Binnen het plangebied zijn broedvogels te verwachten. Voor alle beschermde inheemse (ook de algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt vanuit de Wet natuurbescherming een verbod op handelingen die nesten of eieren beschadigen of verstoren. In de praktijk betekent dit dat storende werkzaamheden alleen buiten het broedseizoen uitgevoerd mogen worden. Handelingen die een vaste rust- of verblijfplaats van beschermde vogels verstoren, zijn eveneens niet toegestaan. Nestlocaties van boomvalk, buizerd, gierzwaluw, grote gele kwikstaart, havik, huismus, kerkuil, oehoe, ooievaar, ransuil, roek, slechtvalk, sperwer, steenuil, wespendief en zwarte wouw worden gezien als jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaats. Voor de verstoring van deze verblijfplaatsen en belangrijk leef- of foerageergebied is ook buiten het broedseizoen een ontheffing noodzakelijk. Met de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied worden echter geen jaarrond beschermde nest-locaties verstoord of verwijderd. Nader onderzoek of de aanvraag tot ontheffing voor (één van) deze soorten noodzakelijk is, is dan ook niet aan de orde.

Grondgebonden zoogdieren

Tijdens de veldronde zijn geen openingen of holen gezien van beschermde grondgebonden zoogdieren. Wel kunnen algemeen voorkomende soorten voorkomen en moet de zorgplicht in acht worden genomen.

Vleermuizen

De locatie wordt geschikt bevonden als foerageergebied, vliegroute en zomer-, kraam-, paar- en winterverblijfplaats met betrekking tot de groep van vleermuizen. De locatie is geschikt als foerageergebied en vliegroute door de aanwwezigheid van een watergang met bomen aan de zijkant. Er staat ook een boom die mogelijk gebruikt kan worden als verblijfplaats voor vleermuizen doordat deze boom scheuren en gaten in de stam heeft. Daarbij is er voldoende ruimte om uit/aan te vliegen. Met het uitvoeren van de werkzaamheden wordt verwacht dat belangrijke verblijfplaatsen worden verstoord of zullen verdwijnen. Nader (jaarrond)onderzoek naar (gebouw bewonende) vleermuizen is noodzakelijk. Om deze reden is een nader onderzoek uitgevoerd (zie 'Nader onderzoek vleermuizen').

Overige soorten

Tijdens de veldronde zijn geen beschermde amfibieën, reptielen, vissen of ongewervelden waargenomen, deze worden ook niet verwacht. Wel zullen algemeen voorkomende soorten op de locatie voor kunnen komen en moet rekening worden gehouden met de algemene zorgplicht. De algemene zorgplicht volgens Wet Natuurbescherming houdt in dat:

  • Een ieder voldoende zorg in acht neemt voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.
  • De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, ook in het geval dat ze beschermd zijn en er een ontheffing of vrijstelling is verleend.

Conclusie quickscan

Er is nader onderzoek nodig om te bepalen of de boom met gaten en scheuren gebruikt wordt door vleermuizen. Dit kan door met een endoscoop te kijken of de gaten en scheuren diep gegenoeg zijn. Tevens moet er onderzocht worden of de watergang met groen stroken gebruikt wordt als vlieg-en/of foerageerroute. Hiervoor zijn twee bezoeken nodig tussen 15 april en 1 oktober (volgens vleermuisprotocol) en kan eventueel worden gecombineerd met het onderzoek naar de verblijfplaats in de boom. Wel kunnen veranderingen in de situatie binnen het plangebied of in de planvorming leiden tot andere inzichten en daarmee tot wijziging van de conclusies.

Nader onderzoek vleermuizen

Door BK Bouw- en Milieuadvies B.V. is binnen het plangebied een nader onderzoek 'Vliegroute en foerageergebied vleermuizen' uitgevoerd. Het rapport (projectnr. 201261, d.d. 17 augustus 2020) is als Bijlage 6 bij deze toelichting toegevoegd. De resultaten en conclusie van het onderzoek zijn in onderstaande overgenomen.

Er zijn waarnemingen gedaan van foeragerende vleermuizen. Het plangebied heeft echter geen functie als essentieel foerageergebied of vliegroute. In de directe omgeving van het plangebied (watergangen en bomenrij langs de wilgenweg) bevinden zich foerageergebieden. Door tijdens de sloop en aanvullende bouwwerkzaamheden eventuele verlichting neerwaarts te richten en geen nachtelijke werkzaamheden uit te voeren, worden nadelige effecten ten aanzien foeragerende vleermuizen beperkt tot een minimum.

Op basis van het nader onderzoek naar vleermuizen wordt geconcludeerd dat voor het uitvoeren van de beoogde werkzaamheden geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is benodigd. Een eventuele omgevingsvergunning voor het vellen van de bomen zal aangevraagd dienen te worden bij de gemeente Molenlanden. Indien tijdens de werkzaamheden toch vleermuizen worden aangetroffen, dient een ecoloog te worden ingeschakeld.

Naar aanleiding van het nader onderzoek adviseert de OZHZ het volgende:

  • De bouwwerkzaamheden dienen zoveel mogelijk overdag te worden uitgevoerd (tot de avondschemer).
  • Als het onvermijdelijk is werkzaamheden in de schemer of nachtperiode uit te voeren, dient gebruik te worden gemaakt van vleermuisvriendelijke verlichting (op bouwplaats gerichte lichtbundels, niet zijwaarts gericht, gebruik van de juiste kleur verlichting, bijv. amberkleurig).
  • Voor het vellen van bomen zal zo mogelijk een omgevingsvergunning nodig zijn, het vellen dient te worden uitgevoerd buiten de broedperiode van vogels, 15 maart tot 15 juli, en kan alleen in de broedperiode worden uitgevoerd als een deskundige een broedvogelcheck uitvoert en de bevinding hiervan uiterlijk een week voor het vellen te mailen aan ecologie@ozhz.nl.

Daarnaast adviseert de OZHZ om bij de inrichting van het terrein zoveel mogelijk ruimte te bieden aan biodiversiteit, bijvoorbeeld groene daken of gevels, inbouw nestkasten voor vleermuizen of groenaanleg op het terrein. Indien mogelijk zal hiermee rekening worden gehouden.

Op basis van vorenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect 'soortenbescherming' geen belemmering vormt voor onderhavig planvoornemen.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

4.7.1 Archeologie

De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta (1992). De wet is een raamwet die regelt hoe rijk, provincie en gemeente bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet beoogt het culturele erfgoed (en vooral het archeologische erfgoed) te beschermen. Onder archeologisch wordt verstaan: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. In de wet is aangegeven dat gemeentes verantwoordelijk zijn voor hun eigen bodemarchief. Dit betekent dat gemeente bevoegd gezag is. Om te kunnen voldoen aan het gestelde in de voorgaande wet beschikt de gemeente over archeologiebeleid en een archeologische beleidskaart.

Regionaal beleid archeologie

De gemeenten in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden hebben een regionaal archeologiebeleid geformuleerd. Dit archeologiebeleid is samengevat in drie elementen te weten: de beleidsnota, een archeologische verwachtings- en beleidsadvies-kaart en een beleidsadvies, opgesteld door het adviesbureau BAAC. De nota is gebaseerd op de uitgangspunten en principes van het Verdrag van Malta en gaat uit van behoud van het cultureel erfgoed in situ (op locatie en veiliggesteld in de bodem). Daarnaast gaat het beleid uit van het principe 'de verstoorder betaalt' Het beleid krijgt vooral gestalte door de bescherming van archeologische waarden en verwachtingen via de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan vormt hierin het centrale instrument. Bij een nieuwe ontwikkeling, waarbij het noodzakelijk is een bodem verstorende activiteit uit te voeren op een plaats waar archeologische waarden aanwezig zijn of verwacht worden, zal door de gemeente worden getoetst of aan die activiteit specifieke voorwaarden verbonden moeten worden. Dit geschiedt aan de hand van de Archeologische Monumentenzorgcyclus, die er op is gericht om kennis te verzamelen om vervolgens een afgewogen besluit te kunnen nemen over het al dan niet of onder voorwaarden toestaan van die bodemverstorende activiteit. Bij de verlening van omgevingsvergunningen kunnen dan voorschriften worden opgenomen over (bijvoorbeeld) aanpassingen van het bouwplan, archeologievriendelijk heien of het beperken van bodemingrepen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPenergieweg2AMS-VG01_0018.png"

Uitsnede archeologische verwachtings- en beleidsadviesskaart met plangebied bij oranje contour

Op basis van de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart wordt geconcludeerd dat de archeologische verwachting binnen het plangebied laag is. Bij ingrepen groter dan of gelijk aan 10.000 m² en dieper dan 30 cm is archeologisch onderzoek noodzakelijk. Dit is in het vigerend bestemmingsplan vertaald middels de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie-8'.

Gevolg planvoornemen

Onderhavig planvoornemen voorziet niet in bodemingrepen groter dan 10.000 m2. Daarnaast geldt dat een groot deel van het plangebied bebouwd is geweest, maar dat de bebouwing (bowlingcentrum) inmiddels weer is gesloopt. De gronden zijn hier al eens geroerd, waardoor de archeologische verwachting ter plaatse van deze gronden minimaal is. Archeologisch onderzoek is niet aan de orde. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

Selectiebesluit

Door een senior archeoloog van Hamaland Advies is advies uitgebracht. Op basis van dit advies heeft de gemeente Molenlanden het volgende selectiebesluit (d.d. 9 februari 2022, Bijlage 7) genomen.

Het plangebied, is op basis van het vigerende bestemmingsplan, niet onderzoeksplichtig omdat de voorgenomen ontwikkeling kleiner is dan 10.000 m2. Bovendien heeft in het plangebied ooit een bowlingcentrum gestaan dat ook weer gesloopt is. Op grond daarvan is de kans groot dat de ondergrond van het plangebied reeds verstoord is, en bestaat bovendien de verwachting dat de bodem na de sloop van het bouwlingcentrum opnieuw verhoogd is.

Mochten er tijdens de graafwerkzaamheden archeologisch resten worden aangetroffen dan geldt hier een meldplicht conform artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet. Deze melding dient zo spoedig mogelijk te worden gedaan bij de gemeente Molenland en haar adviseur.

4.7.2 Cultuurhistorie

Vanaf 1 januari 2012 dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met cultuurhistorie. Dit is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening en maakt onderdeel uit van de modernisering van de monumentenzorg.

Onderhavig plangebied is gelegen op bedrijventerrein Gelkenes. Het westelijk deel van het plangebied is reeds bebouwd en in gebruik ten behoeve van het bedrijf Logisticon Water Treatment. Het oostelijk deel van het plangebied, aan de Ambachtsweg, ligt sinds de sloop van de voormalige bebouwing van het sportcentrum c.q. bowlingcentrum braak. Ter plaatse van de braakliggende gronden aan de Ambachtsweg is de uitbreiding van het bedrijf Logisticon Water Treatment voorzien.

Gevolg planvoornemen

Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorische waardevolle elementen aanwezig. Het aspect 'cultuurhistorie' vormt geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

4.8 Water

4.8.1 Algemeen

De waterparagraaf beschrijft de wijze waarop rekening wordt gehouden met eventuele gevolgen van het ruimtelijk plan voor de waterhuishouding. De waterparagraaf geeft een beschrijving van beleidsuitgangspunten, waterhuishoudkundige situatie en wateropgaven in het plangebied, (motivatie van) meest geschikte oplossingen en ruimtelijke consequenties daarvan. Indien aan de orde is tevens het advies van het waterschap in de waterparagraaf verwerkt.

Met het oog op de verwachte toename van de neerslag, veranderend landgebruik, de bodemdaling en de zeespiegelstijging wordt het belang om snel te zoeken naar oplossingen voor de waterproblematiek benadrukt. De oplossingen liggen in de lijn van de drietrapsstrategie “vasthouden-bergen-afvoeren” (watertrits).

Bij alle bouwplannen dient gestreefd te worden naar een scheiding van vuil water en (schoon) regenwater (afkoppeling). Bij de inrichting, het bouwen en het beheer worden zo min mogelijk vervuilende stoffen toegevoegd aan de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem. Bij een toename van het bestaande verhard oppervlak (bebouwing, bestrating, e.d.) dient het overtollige water overeenkomstig de hierboven genoemde watertrits te worden gehanteerd (stand-still beginsel).

4.8.2 Beleid Waterschap Rivierenland

Met ingang van 27 november 2015 is het Waterbeheerprogramma 2016-2021 Koers houden, kansen benutten bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen. Het waterschap vraagt bij een watertoets specifiek aandacht voor de volgende punten:

  • 1. Veiligheid (waterkering);
  • 2. Waterberging;
  • 3. Grondwater en kwel;
  • 4. Inrichten en waterkwaliteit
  • 5. Beheer en onderhoud watergangen;
  • 6. Riolering en hemelwater.

Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. In de Legger wateren wordt onder andere weergegeven welke wateren een A-, B-, C- status hebben.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPenergieweg2AMS-VG01_0019.png"

Uitsnede Legger wateren bij plangebied

Op basis van de Legger wateren wordt geconcludeerd dat binnen onderhavig plangebied een C-watergang loopt en ten zuiden van het plangebied een A-watergang. A-wateren zijn van primair belang voor het waterbeheer en worden daarom door het waterschap onderhouden. Voor A-wateren zijn beschermingszones opgenomen en deze bedraagt 5 meter, gemeten vanuit de insteek van de watergang. De beschermingszones worden altijd aan beide zijden van een A-water in de legger opgenomen. C-wateren betreffen wateren die van tertiair belang zijn voor het waterbeheer waarvoor geen jaarlijkse onderhoudsplicht geldt. Wel geldt dat deze watergangen niet mogen verlanden.

Gevolg planvoornemen

In het verleden is de C-watergang die door het plangebied loopt reeds gedeeltelijk gedempt. Er is een duiker aangebracht om de doorstroming van de watergang te borgen. Voor het gedeeltelijk dempen van de watergang en het aanbrengen van de duiker is door initiatiefnemer op 15 april 2020 een vergunning bij Waterschap Rivierenland aangevraagd. Op 30 juni 2020 is de vergunning door Waterschap Rivierenland (zaaknummer 20200503357/2020079198) verleend. De vergunning is als Bijlage 8 bij onderhavige toelichting toegevoegd.

In de vergunning zijn voorschriften opgenomen die waarborgen dat de doelstellingen van het waterbeheer voldoende worden beschermd. Zo dient ter compensatie als gevolg van het realiseren van een dam met duiker en de uitbreiding van het verhard oppervlak gecompenseerd te worden door het realiseren van extra bergingsruimte door het verbreden van bestaande wateren. Hiervoor wordt de A-watergang aan de zuidzijde van het plangebied verbreed. Het binnen het plangebied opgevangen hemelwater wordt naar deze watergang gevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.BPenergieweg2AMS-VG01_0020.png"

Compensatie water

Het aspect water vormt geen belemmering voor onderhavig plan.

4.9 Kabels en leidingen

In het plangebied is een rioolwaterpersleiding van het Waterschap Rivierenland gelegen. De rioolwaterpersleiding is beschermd middels een beschermingszone met zakelijk recht. Dit is in het vigerend bestemmingsplan verankerd middels de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' in combinatie met de figuur 'hartlijn leiding - riool'. Het is o.a. verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen te bouwen of wegen, paden of andere oppervlakteverhardingen aan te brengen.

Gevolg planvoornemen

Onderhavig planvoornemen ziet toe op het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ter plaatse van de als 'Leiding - Riool' bestemde gronden. Om het belang van de leiding door de hier beoogde bouwactiviteiten niet onevenredig te schaden wordt, alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, advies ingewonnen bij de leidingbeheerder (in dit geval Waterschap Rivierenland). Er heeft reeds een vooroverleg plaatsgevonden, op basis waarvan medewerking kan worden verleend aan onderhavig planvoornemen.

Daarnaast is binnen het plangebied, ten oosten van de te dempen watergang, een kleine gasleiding gelegen. Deze kleine gasleiding is niet planologisch-juridisch beschermd en vormt geen risico in het kader van externe veiligheid. Wel dient, om gedurende de realisatiefase schade aan de leiding te voorkomen, een klic-melding te worden gedaan voordat met graaf- en bouwwerkzaamheden op de locatie wordt gestart.

In het plangebied of de directe omgeving zijn verder geen andere planologisch relevante leidingen zoals rioolpersleidingen, waterleidingen, hoogspanningslijnen of straalpaden gelegen. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van onderhavig planvoornemen.

4.10 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

4.10.1 Wet milieubeheer en Besluit milieueffectrapportage

De voorgenomen activiteiten ter plaatse kunnen via een tweetal sporen leiden tot de plicht tot het uitvoeren van milieueffectrapportage (m.e.r.). Het eerste spoor is via de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage. Het nieuwe Besluit m.e.r. is op 1 april 2011 in werking getreden. Een milieueffectrapportage is bij dit spoor verplicht voor besluiten van de overheid over initiatieven van particulieren of marktpartijen, zoals bij de bouw van woonwijken, de aanleg van auto(snel)wegen, spoorwegen, vliegvelden, pijpleidingen voor gas of olie en (stuw)dammen.

Een m.e.r. kan ook verplicht zijn voor plannen van de overheid, zoals een bestemmingsplan. Ingevolge het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.) wordt getoetst of het bestemmingsplan voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Hiervoor zijn in de bijlage bij het Besluit m.e.r. lijsten opgenomen waarin activiteiten zijn aangewezen die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (lijst C) of ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (lijst D). In de lijsten zijn (indicatieve) drempelwaarden opgenomen.

Het planvoornemen ziet toe op de planologische-juridische borging van een reeds vergunde bedrijfsuitbreiding ter plaatse van Energieweg 2 en Ambachtsweg 34 te Groot-Ammers. Daarnaast wordt de oprichting van bedrijfsruimtes mogelijk gemaakt, om in een eventuele latere uitbreidingsbehoefte te voorzien. Het planvoornemen kan niet worden gezien als een stedelijk project. Het vindt immers plaats binnen het huidige ruimtebeslag van het bestaande bedrijventerrein en is vrijwel geheel reeds vergund. Daarnaast zullen, gelet op de kenmerken van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieueffecten optreden. Dit is nader onderbouwd in voorgaande paragrafen (paragrafen 4.1 tot en met 4.9). Voor het planvoornemen is dan ook verder geen m.e.r.-procedure of m.e.r.-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

4.10.2 Wet natuurbescherming en Wet milieubeheer

Het tweede spoor op basis waarvan de plicht tot het uitvoeren van milieueffectrapportage (m.e.r.) aanwezig kan zijn is via de Wet natuurbescherming en de Wet Milieubeheer. Indien niet (op voorhand) kan worden uitgesloten dat de voorgenomen activiteit significant negatieve effecten heeft op een Natura 2000-gebied, dient een zogenaamde passende beoordeling te worden uitgevoerd.

De voorgenomen plannen zullen gelet op de afstand (3,6 kilometer afstand van het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Lek) en de aard en omvang van het planvoornemen (planologisch-juridische borging van een reeds vergunde situatie) naar verwachting geen verstorend effect hebben op de Natura 2000-gebieden en geen nadelig effect hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Zie hiervoor ook Bijlage 4 en Bijlage 5.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Inleiding

In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het gebied op hoofdlijnen door voor de gronden bestemmingen aan te wijzen. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In deze paragraaf wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.

5.2 Uitgangspunten

5.2.1 Wettelijk kader

Het wettelijk kader wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De wettelijke regeling voor bestemmingsplannen is vervolgens verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de als bijlage bij de voornoemde Regeling opgenomen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Dit betekent dat bestemmingsplannen kwalitatief gelijkwaardig zijn en uniform in aanpak, uitvoering, uitwisseling van gegevens en raadpleging daarvan.

5.2.2 Planonderdelen

Onderhavig bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, de regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden opgenomen en toegepast.

Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de analoge verbeelding heeft geen juridische betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een kadastrale/GBKN ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding. Bij eventuele verschillen tussen de digitale en analoge verbeelding is de digitale verbeelding juridisch bindend.

De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de gebruiks- en bouwmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd conform de door het SVBP2012 voorgeschreven systematiek en gebaseerd op de regels uit het vigerende bestemmingsplan. De regels omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en ten slotte de overgangs- en slotregels.

5.3 Toelichting op de planregels

5.3.1 Inleidende regels

In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om onduidelijkheid door interpretatieverschillen te voorkomen. Er zijn alleen begripsbepalingen opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Een gedeelte van de begrippen is omschreven in het SVBP en dient letterlijk daaruit te worden overgenomen.

Deze begrippen en de voorgeschreven omschrijvingen zijn overgenomen. Ook over de bepaling van afstanden, hoogtes en oppervlaktes kunnen interpretatieverschillen ontstaan. Om op een eenduidige manier afstanden, hoogtes en oppervlakten te bepalen, wordt in de 'wijze van meten' uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden. Ook voor de wijze van meten worden in de SVBP2012 regels gegeven, welke in het plan letterlijk zijn overgenomen.

5.3.2 Bestemmingsregels

Per bestemming, die op de verbeelding wordt gebruikt, worden gebruiks- en bouwregels opgenomen. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Afwijken van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • Wijzigingsbevoegdheid;

Niet alle onderdelen komen bij elke bestemming voor. Van de meest gebruikte onderdelen volgt hieronder een korte toelichting.

Bestemmingsomschrijving

In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie(s) worden als eerste genoemd. Indien van toepassing worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies genoemd. De ondergeschiktheid kan worden aangegeven door de woorden 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie binnen de betreffende bestemming.

Bouwregels

In de bouwregels is bepaald welke bouwwerken mogen worden opgericht, waarbij in ieder geval een onderscheid wordt gemaakt tussen de regeling van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en daar waar van toepassing ook tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. Voorts bevatten de bouwregels, voor zover van toepassing, minimale en maximale maatvoeringen voor de diverse bouwwerken zoals goothoogtes, bouwhoogtes, oppervlaktes en dakhellingen.

Afwijken van de bouwregels

Door het opnemen van afwijkingsbevoegdheden wordt flexibiliteit in bestemmingsregels gecreëerd door mogelijkheden te bieden om in beperkte mate af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Deze bevoegdheden zijn niet bedoeld voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze veelal kunnen worden verleend. In dat geval zijn de bouwregels hierop aangepast. Voor elke afwijking is aangegeven waarvan een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels wordt verleend, de maximale afwijking die met de omgevingsvergunning kan worden toegestaan en meestal de situaties of voorwaarden waaronder een omgevingsvergunning wordt verleend. Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 van de regels (zijnde algemene regels).

Specifieke gebruiksregels

Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening vervallen. In dit artikel was het verbod opgenomen om gronden te gebruiken op een manier die in strijd is met het bestemmingsplan. Derhalve moeten in de specifieke gebruiksregels bepaalde functies concreet worden genoemd als zijnde verboden gebruik. Ook het laten gebruiken moet specifiek worden genoemd.

Afwijken van de gebruiksregels

Door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels kan van de gebruiksregels in het plan worden afgeweken ten behoeve van een concrete vorm van grondgebruik. Dit mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel kan worden afgeweken van de gebruiksregels ten behoeve van functies die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies, maar dat via het afwijken geen 'nieuwe' functies kunnen worden toegestaan. Het afwijken van de gebruiksregels dient te zien op kleinere, planologisch minder ingrijpende onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ruimtelijke ingrepen dienen te worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid of een afzonderlijke bestemmingsplanherziening.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden

Met een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een werk of werkzaamheid worden verbonden. Onder deze inrichtingsactiviteiten valt niet het bouwen en het gebruiken. Een vergunningenstelsel wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals landschappelijke of natuurlijke waarden, ecologische waarden of de groen- en/of waterstructuur. Een vergunningenstelsel kan in specifieke en bijzondere situaties worden opgenomen in verband met bijvoorbeeld het verwijderen van waardevolle boombeplanting.

5.4 Toelichting op bestemmingen

Hierna zijn de binnen het plangebied gelegen bestemmingen afzonderlijk opgenomen. Daarbij wordt ingegaan op de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen de desbetreffende bestemming.

5.4.1 Bedrijventerrein

Het bedrijfsperceel heeft de bestemming 'Bedrijventerrein'. Deze bestemming is gebaseerd op geldende bestemmingsplan. Ter plaatse van de bestemming zijn bedrijven mogelijk uit ten hoogste categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfactiviteiten. Overeenkomstig het vigerend bestemmingsplan mag het bouwvlak ter plaatse van Energieweg 2 voor 70% worden bebouwd en ter plaatse van Ambachtsweg 34 voor 100%. De maximale bouwhoogte bedraagt 12 meter.

Daarnaast zijn bij de bestemming 'Bedrijventerrein' behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, verkeersvoorzieningen (waaronder (ontsluitings)wegen), parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen toegestaan. Binnen de bestemming is ter plaatse van de gedeeltelijk te dempen watergang de aanduiding 'water' opgenomen. Hier is water in de vorm van een overkluizing toegestaan.

Binnen de bestemming zijn zelfstandige kantoren niet toegestaan. oppervlak behorende bij de bedrijfsvoering is wel toegestaan met een maximum van 1.200 m² bedrijfsvloeroppervlak per bedrijfsvestiging (conform bestaande en vergunde situatie). Risicovolle inrichtingen zijn op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) binnen de bestemming niet toegestaan, evenals geluidshinderlijke inrichtingen. De opslag van meer dan 10.000 kg vuurwerk is eveneens niet toegestaan. Binnen de bestemming geldt tevens een gebruiksregel waarin onder meer de opslag van goederen op onbebouwde gronden is gereguleerd.

Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen, zodat het bevoegd gezag bedrijven kan toestaan uit één categorie hoger en bedrijven die niet genoemd worden in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, indien het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegelaten categorieën op die gronden.

5.4.2 Groen

Hieronder vallen de openbare groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden alsmede nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen. Alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.

5.4.3 Water

Binnen deze bestemming zijn de watergangen opgenomen. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen die ten dienste staan aan de bestemming, zoals constructies voor bruggen, kademuren en duikers, zijn toegestaan.

5.4.4 Dubbelbestemming 'Leiding - Riool'

De in het plangebied aanwezige leidingen zijn bestemd met de daarop toegespitste dubbelbestemming. De regels (met name aan te houden afstanden) met betrekking tot deze leidingen zijn verankerd in de regels. Door deze regeling worden bouwwerkzaamheden en de in de regels genoemde aanlegactiviteiten getoetst aan de belangen verbonden aan de betrokken leiding.

5.4.5 Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 8'

Ter bescherming van de archeologische waarden die mogelijk in het gebied voorkomen is voorzien in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 8'. Voor deze gronden geldt dat bouwen en een aantal genoemde werken en werkzaamheden, waarbij archeologische waarden in het geding kunnen zijn, slechts mogelijk zijn na voorafgaande toetsing door het bevoegd gezag aan de archeologische waarden. De archeologische verwachtingswaarde, met bijbehorende regeling, is bepaald aan de hand van de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Liesveld. Vanwege deze archeologische verwachtingswaarde dient, eventueel voorafgaand aan werkzaamheden, een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau. Indien uit het onderzoek blijkt dat er resten aanwezig zijn, dan dient in overleg met het bevoegd gezag te worden bepaald hoe met deze resten wordt omgegaan.

5.5 Algemene regels

5.5.1 Anti-dubbeltelregeling

Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel wordt opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel of een bepaalde oppervlakte van een bouwperceel mogen beslaan, het resterende onbebouwde terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

5.5.2 Algemene bouwregels

Voor het hele plangebied, en dus alle bestemmingen, gelden eveneens een aantal algemene bouwregels. Deze zijn dus niet opgenomen in de afzonderlijke bestemmingen.

5.5.3 Algemene gebruiksregels

Voor het hele plangebied, en dus alle bestemmingen, gelden eveneens een aantal algemene gebruiksregels. Deze hoeven dus niet opgenomen te worden in de afzonderlijke bestemmingen.

5.5.4 Algemene afwijkingsregels

Behalve de specifieke afwijkingsregels, opgenomen binnen de bestemmingsregels, kent het plan ook een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden. Deze bevoegdheden hebben als doel om flexibel te kunnen inspelen op afwijkingen en overschrijdingen van beperkte aard of omvang.

5.5.5 Algemene wijzigingsregels

De specifieke en algemene wijzigingsbevoegdheden hebben als doel het bestemmingsplan van flexibiliteit te voorzien. Via gedeeltelijke planwijziging, zoals bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, kan worden besloten tot wijziging van het plan, zonder dat daarvoor een normale (integrale) herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk is.

5.5.6 Overige regels

In deze regels wordt de geldigheid van wettelijke regelingen opgenomen en wordt op basis van de parapluherziening parkeren een regeling voor het parkeren opgenomen.

5.6 Overgangs- en slotregels

5.6.1 Overgangsrecht

In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening, overgenomen.

5.6.2 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel schrijft voor hoe het plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

Naast het toetsen van een bestemmingsplan aan diverse omgevingsaspecten, dient het bestemmingsplan ook getoetst te worden aan de uitvoerbaarheid van het plan. Hierbij wordt gekeken naar de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Het betreft hier een private ontwikkeling waarbij het risico geheel gedragen wordt door de initiatiefnemer, tevens eigenaar. In dit geval het bedrijf Logisticon Water Treatment. Dit wordt geregeld door middel van een anterieure overeenkomst met de gemeente Molenlanden. In deze overeenkomst worden de principes op basis waarvan de ontwikkeling wordt gerealiseerd en de afwenteling van eventuele planschadeclaims geregeld. Voor de gemeente zelf zijn er geen kosten verbonden aan de verwezenlijking van het plan.

Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de economische en financiële uitvoerbaarheid van het project voldoende is gegarandeerd.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan zal conform de gebruikelijke procedure gedurende zes weken ter inzage worden gelegd. Tijdens de periode van ter inzage legging kunnen bewoners, bedrijven, dorps- en stadsraden en andere geïnteresseerden of belanghebbenden reageren op het plan. In dezelfde periode is ook overleg gevoerd met andere overheden over het plan. De resultaten van de ter inzage legging kunnen leiden tot aanpassingen, verbeteringen of wijzigingen van het plan.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Te volgen procedure

Het bestemmingsplan doorloopt als (voor)ontwerp respectievelijk vastgesteld en onherroepelijk bestemmingsplan de volgende procedure, te weten:

  • a. Voorbereiding:
    • 1. Vooroverleg met instanties
    • 2. Watertoets
    • 3. Inspraak (niet verplicht)
  • b. Ontwerp:
    • 1. 1e ter inzage legging (ontwerp bestemmingsplan)
  • c. Vaststelling:
    • 1. Vaststelling door de Raad
    • 2. 2e ter inzage legging (vastgesteld bestemmingsplan)
  • d. Beroep:
    • 1. (Gedeeltelijk) onherroepelijk bestemmingsplan
    • 2. Reactieve aanwijzing
    • 3. Beroep bij Raad van State

In het kader van deze procedure kunnen gedurende de ter inzageligging van het ontwerp bestemmingsplan (fase b) zienswijzen worden ingesteld. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Uiteindelijk besluit de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien nodig, over het plan in zijn onherroepelijke vorm.

7.2 Kennisgeving

Overeenkomstig artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is kennis gegeven van het voornemen tot het voorbereiden van het bestemmingsplan 'Bedrijfsuitbreiding Energieweg 2 - Ambachtsweg 34, Groot-Ammers'. Hierbij is aangegeven dat dit bestemmingsplan een herziening betreft van de geldende bestemmingsplannen in verband met de beoogde wijziging en uitbreiding van het bedrijf Logisticon Water Treatment ter plaatse van Energieweg 2 - Ambachtsweg 34 te Groot-Ammers.

7.3 Vooroverleg met instanties

Tot de voorbereiding van dit bestemmingsplan behoort het overleg met de daarvoor in aanmerking komende instanties. Instanties die blijkens hun werkterrein, belangen vertegenwoordigen of bevoegdheden krachtens de Wro hebben, bij de totstandkoming van bestemmingsplannen betrokken in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

In het kader van het vooroverleg is door de provincie Zuid Holland een reactie gegeven (d.d. 23 maart 2022) op het voorontwerp bestemmignsplan. De reactie van de provincit inzake het provinciale beleid inzake kantoren en klimaatadatatie is voor zover relevant verwerkt, met dien verstaande dat het (bestaande) kantoor vergund is en in zijn huidige vorm reeds een oppervlakte heeft van 1.200 m2. Deze bestaande situatie is dan ook planologisch-juridisch geregeld in onderhavig bestemmingsplan. Wel is de afwijkingsmogelijkheid om de vestiging van zelfstandige kantoren (artiek 3.4.2) komen te vervallen, zodat alleen kantoor als onderdeel van het bedrijf zijn toegestaan.

Tot slot wordt ten aanzien van de klimaatrisico'sgesteld dat het hier gaat om een bestaande en vergunde situatie die met onderhavig bestemmingsplan planologisch-juridisch wordt geregeld. Omdat het hier een bestaande en vergunde situatie betreft worden er geen maatregelen dan wel voorzieningen getroffen.

7.4 Ontwerp en vaststelling

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 27 oktober 2022 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is iedereen in de gelegenheid gesteld om zijn/haar zienswijze kenbaar te maken. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Er zijn dan ook geen zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan ingediend. Tevens is er ook geen aanleiding geweest om ambtshalve wijzigingen door te voere.

Het bestemmingsplan is in de raadsvergadering van 9 februari 2023 ongewijzigd vastgesteld.