Plan: | Zwagerbosch - Spoarbuorren Noard 1 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1970.BpZbSpoarbnoard1-VA01 |
Op het perceel Spoarbuorren Noard 1 te Zwagerbosch is een hondenkennel - / fokkerij gevestigd. Het bedrijf is voornemens om de bedrijfsactiviteiten in de nabije toekomst te gaan uitbreiden. Om deze uitbreiding mogelijk te maken is het bedrijf voornemens om een nieuwe schuur (circa 80 m2) en een nieuw hondenhok (circa 150 m2) te realiseren.
Op basis van de huidige woonbestemming en tuinbestemming is het huidige gebruik en de beoogde uitbreiding niet toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan. Om het gewenste gebruik en de inrichting daarvan juridisch-planologisch mogelijk te maken is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.
Het perceel Spoarbuorren Noard 1 te Zwagerbosch is het plangebied van dit bestemmingsplan. Deze ligt in de gemeente Noardeast-Fryslân. Het plangebied staat kadastraal bekend als WTG 01, sectie F, nummer 240. In figuur 1.1 is een luchtfoto met daarin het betreffende plangebied weergegeven.
Figuur. 1.1 Luchtfoto van het plangebied
Het perceel bevindt zich binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' en 'Partiële en correctieve herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012'. De gronden hebben in de huidige situatie de bestemming 'Wonen - 2' en 'Tuin'.
Binnen de bestemming is een beroep/bedrijf aan huis toegestaan zoals genoemd in de bijlage 3 ‘Lijst van toegestane beroepen en bedrijven aan huis’ van de regels van het bestemmingsplan. In de lijst zijn de activiteiten van een hondenkennel - / fokkerij niet opgenomen. Het bedrijf aan huis is daarom op basis van de huidige woonbestemming niet toegestaan.
De bouw van een nieuwe schuur met een oppervlakte van 80 m2 is op basis van het geldende bestemmingsplan al wel toegestaan. De bestaande bebouwing, gelegen binnen het bouwvlak, dient namelijk als hoofdgebouw te worden aangezien. De gezamenlijke oppervlakte van ondergeschikte bebouwing bedraagt maximaal 150 m2. Dit geldt niet voor het gebruiken van de ondergeschikte vrijstaande bebouwing voor een hondenkennel-/fokkerij, dit is in strijd met de bestemming.
In de woonbestemming (artikel 33, lid 6, sub a) is wel een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor de vestiging van beroep/bedrijf aan huis die niet zijn genoemd in de bijlage 3 ‘Lijst van toegestane beroepen en bedrijven aan huis’, mits deze beroepen/bedrijven aan huis naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat kunnen worden gelijkgesteld met de aan beroepen/bedrijven aan huis die wel zijn genoemd en geen sprake is van activiteiten die vergunningplichtig of meldingsplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer. In de principebrief van de gemeente (zie bijlage 1) is gemotiveerd dat het fokken vàn honden qua aard en omvang niet gelijk gesteld kan worden met de wel genoemde bedrijven. Bovendien is een hondenfokkerij meldingsplichtig op grond van de Wet milieubeheer. Het bestemmingsplan biedt derhalve ook geen binnenplanse mogelijkheid om af te wijken van het bestemmingsplan.
Het gebruik en de beoogde uitbreiding zijn daarmee in strijd met het geldende bestemming. In figuur 1.2 is een uitsnede weergegeven van het bestemmingsplan.
Figuur. 1.2 Uitsnede van het bestemmingsplan (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
In hoofdstuk 2 van deze toelichting is aandacht besteed aan de huidige en toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het voor dit bestemmingsplan relevante beleid van Rijk, provincie, regio en gemeente opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 komen de juridische aspecten aan bod, in hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Het plangebied bevindt zich ten noordoosten van de kern Zwagerbosch en direct ten noorden van de spoorlijn Groningen - Leeuwarden. De initiatiefnemer is eigenaar van de gronden (kadastraal perceel WTG 01, sectie F, nummer 240) van het perceel Spoarbuorren Noard 1 te Zwagerbosch. Op het perceel staat een woning van circa 325 m2. Alle gebouwen worden gelet op het gebruik hiervan aangemerkt als hoofdgebouw. De gebouwen zijn namelijk ingericht ten behoeve van de woonfunctie.
De gronden daaromheen hebben een tuininrichting en bestaan voornamelijk uit groen met hoogopgaande beplanting. Tevens bevindt zich een grote vijver in het plangebied. Het erf is omsingeld met erfbeplanting met een opening aan de zuidzijde. Gezien de ligging van het plangebied in het besloten singellandschap is vanaf de openbare weg sprake van beperkt zicht op het plangebied.
De eigenaar van het perceel heeft in de huidige situatie een hobbymatig bedrijf aan huis in de vorm van het fokken en houden van kleine honden. De honden worden achterop het erf in hondenhokken gehouden met een omheinde ren.
Een luchtfoto van de huidige situatie is weergegeven in figuur 2.1. Een foto van het vooraanzicht is weergeven in figuur 2.2.
Figuur. 2.1 Huidige situatie van het plangebied
Figuur 2.2 Vooraanzicht
De eigenaar van het bedrijf wil zijn bedrijfsvoering gaan uitbreiden middels het houden en fokken van meer honden. De eigenaar is voornemens om het bedrijf alleen te exploiteren zonder personeel. In de gewenste situatie zijn er circa 30 á 40 honden.
Voor de uitbreiding is nieuwe bebouwing benodigd in de vorm van een nieuwe hondenhok van 150 m2. De locatie van het hondenhok is weergeven in figuur 2.3. Het hondenhok krijgt een maximale bouwhoogte van 3 meter en wordt uitgevoerd met een schuin dak. Het hok wordt niet voorzien van ramen, waardoor overlast richting de omgeving zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het daglicht wordt gerealiseerd door doorzichtige dakplaten.
Het is niet wenselijk om een hondenkennel - / fokkerij nabij milieugevoelige functies te realiseren. Dit vanwege mogelijk overlast richting de omgeving. Daarnaast hebben de honden voldoende leefruimte nodig. Een locatie in het stedelijk gebied met milieugevoelige functies zoals woningen ligt daarom niet voor de hand en daarnaast bevinden zich in het stedelijk gebied geen locaties die in voldoende mate voorzien in geschikte leefruimtes voor honden.
De locatie van de hondenkennel - / fokkerij in het buitengebied van de gemeente is daarom uitermate geschikt omdat deze op voldoende afstand van milieugevoelige functies is gelegen. De dichtstbijzijnde woning bevindt zich op een ruime afstand van meer dan 120 meter tot de inrichting van de hondenkennel - / fokkerij. Paragraaf 4.4 zal nader ingaan op de milieugevolgen ten behoeve van het bedrijf.
Daarnaast is de eigenaar voornemens om een nieuwe schuur van circa 80 m2 bij zijn woning te realiseren. De positie van de schuur is rechtsachter de woning beoogd.
Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden. Volgens het gemeentelijk parkeerbeleid dient minimaal 3 parkeerplekken dienen te zijn.
Van belang is dat de functies en bebouwing op een goede manier zijn ingepast bij de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied. In de structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' heeft de provincie Fryslân aangegeven dat zij hecht aan een goede verankering van ontwikkelingen in het landschap. Grutsk beschrijft de kernkwaliteiten van de verschillende landschapstypen. Verder dient bij het inpassen van ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met het gemeentelijk beleid. In dit geval de 'Handreiking inrichtingsplannen van de gemeente Noardeast-Fryslân'. In het kader van de ontwikkeling is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Het landschappelijk inpassingsplan is opgenomen in bijlage 2 bij de toelichting.
Toelichting op landschappelijke inpassing
De bijgebouwen ten behoeve van de hondenkennel worden achter het hoofdgebouw gesitueerd, en zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw. Aan de oostzijde van het perceel, naast de woning, is voldoende parkeerruimte aanwezig. Er wordt inheemse beplanting, passend in het woudenlandschap toegepast. De nieuwe landschappelijke inpassing vindt met name aan de oostzijde van het perceel aan de Spoarbuorren Noard 1 plaats: hier komt een veldesdoorn- of meidoornhaag met een aantal elzen. Op het achterterrein komen een aantal fraaie, solitaire bomen als (meerstammige) berk, eik, (meerstammige) els, iep, wilg en/of eventueel linde. Een belangrijk onderdeel van de landschappelijke inpassing bestaat verder uit het goed beheren en onderhouden van de bestaande elzensingel rondom het perceel en behoud van de bestaande landschapselementen zoals de twee poelen, het bosje en de populier aan de weg. Op deze manier is sprake van een goede landschappelijke inpassing.
Figuur 2.3 Voorgestelde locatie hondenhokken (zie vierkant linksboven ter hoogte van vijver)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. Regio Groningen is aangewezen als voorlopig NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
Realiseren opgaven
In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:
Conclusie
Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI.
In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. De toelichting van een ruimtelijk project dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, moet een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevatten. Indien het project die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het omzetten van een woonperceel naar een woon-bedrijfsperceel waar geen grootschalige wijzigingen plaats vinden wordt, vanwege de relatieve kleinschaligheid, niet gezien als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro gezien (Raad van State, 27 augustus 2014, 201311233/1/R4, r.o. 3.3). Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde.
In de Verordening Romte Fryslân stelt de provincie regels aan de provinciale belangen. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden vertaald.
Voor dit bestemmingsplan is artikel 1.2 (hergebruik vrijkomende (niet-)agrarische bebouwing) van toepassing. Van de zijde van de provincie is in het kader van de toetsing aan de Verordening Romte Fryslân aangegeven dat de provincie in principe wel wil instemmen met een hondenkennel / - fokkerij op het perceel, maar dat de honden kennel / -fokkerij dan wel specifiek inbestemd dient te worden. Dit bestemmingsplan voorziet daarin.
Het plangebied ligt volgens de verordening in het buitengebied. Binnen artikel 1.2.1 lid 1 is het mogelijk om nieuwe stedelijke functies in het landelijk gebied toe te staan. Hierbij dient sprake te zijn van hergebruik, verbouw of vervanging van vrijkomende gebouwen. Onderhavig bestemmingsplan voorziet in hergebruik van een bestaand woonperceel wat in de huidige situatie al hobbymatig in gebruik is voor het houden en fokken van dieren.
Artikel 1.2.1 lid 2 gaat in op toegestane functies bij hergebruik. In sub d van lid 2 staat dat dienstverlening en niet-industriële bedrijven behorende tot de milieucategorieën 1, 2 en 3 of naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbare bedrijven, mits ruimtelijk en functioneel passend in de karakteristiek van de omgeving zijn toegestaan. Het bedrijf valt volgens de VNG-brochure onder milieucategorie 3.2 'Dierenasiels en -pensions' en past daarmee binnen de toegestane bedrijven conform sub d van lid 2. In paragraaf 4.4 van deze toelichting wordt ingegaan op de functionele inpassing in de omgeving.
Op de bedrijfslocaties in het buitengebied van de gemeente Noardeast-Fryslân komen bedrijfsgebouwen voor met een totale gezamenlijke oppervlakte van meer dan 470 m2. De gewenste totale gezamenlijk oppervlakte van 470 m2 bedraagt slechts 6,5 % van de totale oppervlakte van het plangebied, met een oppervlakte van circa 7.200 m2. Ruimtelijk gezien is het bedrijf in de toekomstige situatie dan ook passend in de karakteristiek van de omgeving.
Bij hergebruik van bestaande bebouwing kan enige aanvullende nieuwbouw worden toegestaan, mits deze wat betreft omvang duidelijk ondergeschikt is aan de bestaande bebouwing. De beoogde uitbreiding in de vorm van een schuur van circa 80 m2 en een hondenhok van 150 m2 en een hoogte van 3 meter is ondergeschikt aan de bestaande bebouwing. De oppervlakte van de toegestane ondergeschikte bebouwing (230 m2) in de regels van voorliggend bestemmingsplan is beduidend kleiner dan de bestaande bebouwing (circa 325 m2). Verder zal de uitstraling/hoogte van de nieuwbouw ook duidelijk ondergeschikt zijn aan de bestaande gebouwen op het perceel. In de regels wordt namelijk onderscheidt gemaakt in bouwregels voor hoofdgebouwen en bouwregels voor ondergeschikte bebouwing.
Tot slot geeft artikel 1.2.1 lid 4 aan dat de bestaande karakteristieke en monumentale gebouwen behouden moeten blijven, de plaatsing, omvang, vorm en het gebruik van gebouwen moeten passen in de karakteristiek van de omgeving en geen beperkingen mogen ontstaan voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving. Met dit bestemmingsplan blijven de bestaande gebouwen behouden en zal de plaatsing, omvang, vorm en het gebruik van de gebouwen passen in de karakteristiek van de omgeving. Tot slot ontstaan er geen beperkingen voor de ontwikkelingen van agrarische bedrijven in de omgeving. De nieuwe bedrijfsfunctie is namelijk geen functie waardoor bedrijven in hun ontwikkelingen worden beperkt.
Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Verordening Romte Fryslân 2014.
De Nota ruimtelijk beleid Buitengebied Kollumerland
De Nota ruimtelijk beleid Buitengebied Kollumerland c.a. 2010 – 2020 is de uitkomst van een gezamenlijk project tussen de gemeenten Dantumadiel en Kollumerland c.a. en bevat de door de gemeenteraad vastgestelde visie op en het beleidskader voor de wijze waarop ontwikkelingen in het buitengebied mogelijk blijven. De gemeenten Dantumadiel en Kollumerland c.a. voeren het beleid dat niet-agrarische bedrijven in de eerste plaats op een bedrijventerrein worden gevestigd. Toch is niet ieder bedrijf geschikt of bij machte om een vestiging op een bedrijventerrein te kunnen realiseren. Daarom wordt eveneens het beleid gevoerd om niet-agrarische bedrijvigheid toe te staan in het buitengebied.
Het is niet wenselijk om een hondenkennel - / fokkerij nabij milieugevoelige functies te realiseren. Dit vanwege mogelijk overlast richting de omgeving. Daarnaast hebben de honden voldoende leefruimte nodig. Een locatie in het stedelijk gebied met milieugevoelige functies zoals woningen ligt daarom niet voor de hand en daarnaast bevinden zich in het stedelijk gebied geen locaties die in voldoende mate voorzien in geschikte leefruimtes voor honden.
De locatie van de hondenkennel - / fokkerij in het buitengebied van de gemeente is daarom uitermate geschikt omdat deze op voldoende afstand van milieugevoelige functies is gelegen. De perceelsgrens van de dichtstbijzijnde woning tot de grens van de inrichting van de hondenkennel- /fokkerij bedraagt circa 117 meter. Paragraaf 4.4 zal nader ingaan op de milieugevolgen ten behoeve van het bedrijf.
Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de juridisch planologische regeling van een hondenkennel
-/fokkerij. In dit hoofdstuk worden de omgevingsaspecten besproken welke relevant zijn in het kader van de voorgenomen ontwikkeling.
Het perceel wordt ontsloten op de Spoarbuorren. Deze weg heeft ruim voldoende capaciteit voor de ontwikkeling. Voor parkeren geldt als uitgangspunt dat parkeren op eigen terrein opgelost wordt. De parkeerbehoefte is bepaald op basis van de parkeerkentallen zoals opgenomen in de CROW publicatie 317. De parkeernorm die voor het bedrijf gebruikt dienen te worden is de norm voor een arbeidsextensief bedrijf. Deze is 0,7 parkeerplaats per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlak. Dit betekent dat conform de norm 3 parkeerplaatsen moeten worden aangelegd. In het plangebied is voldoende ruimte om aan de benodigde parkeerplaatsen te kunnen voldoen. Hiervoor is voldoende ruimte aan de oostzijde van de woning; hier ligt een verharde strook van circa 5 bij 20 meter.
Tot 1 juli 2016 was de Monumentenwet 1988 het toetsingskader voor cultuurhistorie en archeologie. Die wet is grotendeels komen te vervallen omdat op die datum de Erfgoedwet in werking is getreden. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt (gepland 2022). Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.
Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld. Voor de provincie Fryslân is dit opgenomen in de provinciale FAMKE.
Figuur. 4.1 Archeologische verwachtingskaart voor de periode Steentijd - Bronstijd
Figuur. 4.2 Archeologische verwachtingskaart voor de periode IJzertijd - Middeleeuwen
Op basis van de archeologische verwachtingskaart steentijd-bronstijd en ijzertijd-middeleeuwen (zie figuur 4.1 en 4.2) bestaat er een kleine kans tot vondst van archeologische resten. Voor het plangebied geldt het advies 'karterend onderzoek 3'. Onderzoek is nodig bij ingrepen groter dan 5.000 m2. Daar is met dit bestemmingsplan geen sprake van. Archeologisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals bijvoorbeeld woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Een belangrijk te motiveren aspect is dat de bewoners van de woningen in de omgeving geen hinder ondervinden van de bedrijfsactiviteiten. De perceelsgrens van dichtstbijzijnde woning (van derden) bevindt zich op een afstand van meer circa 117 meter. Het bedrijf valt volgens de VNG-brochure onder milieucategorie 3.2 'Dierenasiels en –pensions'. Hiervoor geldt een aan te houden richtafstand van 100 meter ten opzichte van gevoelige functies, waaronder wonen. Aan de richtafstand van 100 meter wordt daarmee ruimschoots voldaan. Omdat het bedrijf op voldoende afstand ligt, zal sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de woningen in de omgeving.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.
De ontwikkeling vindt plaats op een bestaand erf. Het is niet aannemelijk dat deze gronden door het huidige gebruik verontreinigd zijn. Ook zijn er geen verdachte activiteiten uit het verleden bekend. Er is dus geen sprake van een verdachte locatie. Het uitvoeren van bodemonderzoek is daarom in het kader van dit bestemmingsplan niet nodig.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt.
In het plangebied zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig. De te bouwen gebouwen worden afgestemd op de kenmerken van de omgeving en worden zoveel mogelijk uit het zicht ontnomen. Daarnaast betreft het een perceelsgebonden ontwikkeling. De landschappelijke kenmerken van het singel landschap blijven dan ook onaangetast. Voor behoud van de elzensingels is in de regels een vergunningenstelsel opgenomen.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening (voorheen Ecologische hoofdstructuur, EHS). Binnen deze gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een natuurgebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Groote Wielen, gelegen op circa 10 km afstand. Gezien deze afstand en de beperkte omvang van onderhavig plan, is dit plan niet van invloed op dit Natura 2000-gebied. Ten aanzien van de gebiedsbescherming vormt dit bestemmingsplan geen belemmering.
Het plangebied ligt niet in een beschermd natuurgebied. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, de Grote Wielen, bedraagt 10 kilometer. Een ander nabij gelegen Natura 2000-gebied betreft het Lauwersmeer. Dit ligt op 11 kilometer afstand. Directe effecten als gevolg van de ontwikkeling op deze gebieden zijn uitgesloten. Het project heeft in de gebruiksfase mogelijk enige stikstofemissie tot gevolg. Het gaat vooral om een zeer beperkt aantal verkeersbewegingen bij de hondenkennel. Gelet op de afstand tot de gevoelige gebieden en het lage aantal verkeersbewegingen kan op voorhand worden uitgesloten dat het project leidt tot een toename van stikstofdepositie van meer dan 0,00 mol/ha/jaar. Vanuit de gebiedsbescherming bestaan er geen belemmeringen voor het project.
Tot slot geldt voor de mogelijke stikstofemissie in de aanlegfase een vrijstelling op basis van de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn). Mogelijke effecten van stikstofemissie in de aanlegfase hoeven dan ook niet te worden berekend.
De gronden rondom de bestaande bebouwing hebben een tuininrichting en bestaan voornamelijk uit groen met hoogopgaande beplanting. Tevens bevindt zich een grote vijver in het plangebied. Het erf is omsingeld met erfbeplanting met een opening aan de zuidzijde. De eigenaar van het perceel heeft in de huidige situatie een hobbymatig bedrijf aan huis in de vorm van het fokken en houden van kleine honden. De honden worden achterop het erf in hondenhokken gehouden met een omheinde ren. Voor de uitbreiding van het bedrijf is nieuwe bebouwing benodigd in de vorm van een nieuwe hondenhok van 150 m2. Daarnaast is de eigenaar voornemens om een nieuwe schuur van circa 80 m2 bij zijn woning te realiseren. De positie van de schuur is rechtsachter de woning beoogd.
Voor de te realiseren gebouwen is het niet nodig om sloten te dempen, bomen te kapen en/of gebouwen te slopen. Er worden dus geen potentiële vaste verblijfplaatsen van beschermde soorten geschaad.
De ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming. Voor alle soorten is de zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving. Hiermee zal tijdens de uitvoering van de werkzaamheden rekening worden gehouden.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen.
De normen voor externe veiligheid zijn voor risicovolle inrichtingen vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt het toetsingskader gevormd door de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.
Per 1 juli 2012 is de regelgeving veranderd. Op basis van het Besluit externe veiligheid transportroutes (2015) moet rekening worden gehouden met het zogenaamde basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uitgangspunt van het basisnet is dat door het vastleggen van veiligheidszones de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar kunnen worden afgestemd.
Risicobronnen
In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen risicobronnen zoals inrichtingen die gevaarlijke stoffen bevatten.
Transport gevaarlijke stoffen
Naast inrichtingen kan het aspect van externe veiligheid een rol spelen bij (spoor/weg/auto)weg in verband met het transport van gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt niet binnen het invloedgebied van de transportroutes gevaarlijk stoffen die een verhoging van het groepsrisico kunnen inhouden.
Buisleidingen
Het plangebied bevindt zich niet in het invloedsgebied van een buisleiding. De dichtstbijzijnde buisleiding ligt op ruim 1.200 meter afstand.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.
In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Daarbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige functies enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. Indien geluidsgevoelige functies binnen de geluidszone van een weg worden geprojecteerd, moet worden bepaald of ter plaatse van deze functies wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde.
Het bestemmingsplan stelt geen nieuwe geluidsgevoelige functies voor. De bestaande mogelijkheid voor een woning wordt uit het vigerende bestemmingsplan overgenomen en een hondenkennel is geen geluidsgevoelige functie in de zin van de Wet geluidhinder (Wgh). Er ontstaan dan ook geen strijdigheden met de Wgh.
Verder gelden de geluidsvoorschriften van de activiteiten die staan in het Activiteitenbesluit.
Wat betreft geluid zijn dan ook er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om de veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.
In en direct rond het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een planologische bescherming nodig hebben. Daarom is er geen noodzaak tot nader onderzoek.
Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.
Voor bepaalde typen projecten is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit bestemmingsplan stelt een functiewijziging naar een kennel - / fokkerij voor. Dit bedrijf heeft een dermate beperkte verkeersaantrekkende werking, hoogstens 20 verkeersbewegingen per dag, dat de bijdrage aan de verslechtering van de luchtkwaliteit ruimschoots onder grenswaarden van het besluit Nibm blijven. Alleen bij een toename van enkele honderden verkeersbewegingen per dag, zie hieronder een voorbeeldberekening, wordt hier niet aan voldaan. Bij het bedrijf is hier geen sprake van. Het bestemmingsplan veroorzaakt geen overschrijding van de normen voor de luchtkwaliteit. Hiermee wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen zoals gesteld in de Wet milieubeheer.
Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.
Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap (kenmerk: 20200424-2-23125). De watertoets is als bijlage bij de toelichting toegevoegd. De uitkomst is dat de korte procedure moet worden gevolgd. Het plan heeft een beperkte invloed op de wateraspecten die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke plannen. Bij de watertoets is ook een uitgangspuntennotitie toegevoegd waar bij de uitwerking van de plannen rekening mee gehouden moet worden. Deze worden hierna nader beschreven.
Toename verharding
Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. Voor de compensatie van toename verhard oppervlak is onderstaande tabel van toepassing.
Gebied | Stedelijk (>200 m²) | Landelijk (>1.500 m²) |
Boezem | 5% | 5% |
Polder | 10% | 10% |
Vrij afstromend | Maatwerk mogelijk | Maatwerk mogelijk |
Met het project is sprake van een toename van de verharding van minder dan 1.500 m2 in landelijk gebied. Het is niet nodig om de versnelde afvoer van het verhard oppervlak te compenseren om de waterberging in het gebied in stand te houden.
Klimaatadaptatie
Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Kansen moeten benut worden om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.
Bij de inrichting van het plangebied kan hierop geanticipeerd worden door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Door nú maatregelen te nemen, worden steden en dorpen mooier en wordt grote schade in de toekomst voorkomen. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen. Met voorgenoemd advies wordt bij de concrete uitvoering van de plannen rekening gehouden, door het terrein een zo groen mogelijke inrichting te geven.
Gebruik materialen
Tot slot wordt met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.
Op grond van hetgeen in de voorgaande paragrafen over de diverse omgevingsaspecten aan de orde is gekomen, kan worden geconcludeerd dat er geen belemmeringen bestaan voor de uitbreiding van de hondenkennel - / fokkerij.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Bro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden. Verder sluit de regeling in het voorliggende bestemmingsplan aan bij de geldende bestemmingsplannen 'Buitengebied 2012' en 'Partiële en correctieve herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012'
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Het bestemmingsplan bestaat uit een set met bestemmingsregels, een digitale verbeelding en de plantoelichting. In deze paragraaf volgt een toelichting op de bestemmingsregels. Voor dit bestemmingsplan geldt dat het is opgesteld ter plaatse van één perceel waar twee bestemmingen gelden.
Bestemming 'Tuin'
De bestemming 'Tuin' geldt voor de tuinen. In beginsel is het de bedoeling dat binnen de bestemming geen gebouwen kunnen worden opgericht. Dit om aantrekkelijk ruimtelijk beeld te behouden. De bouw van erfafscheidingen en bouwwerken, geen gebouw zijnde is wel mogelijk.
Voor die delen van het erf achter de woonbestemming die zijn bestemd voor ‘Tuin’ wordt door middel van een afwijkingsmogelijkheden ruimte geboden voor diverse voorzieningen, zoals voorzieningen voor duurzame energie opwekking. Binnen dit deel is het tevens mogelijk om de tuin te gebruiken als speelweide voor honden, ten behoeve van het medegebruik toegestaan binnen de aangrenzende woonbestemming. Hiervoor is een aanduiding opgenomen.
Bestemming 'Wonen -2'
De bestemming Wonen - 2 sluit aan op het bestaande gebruik en het voortzetten van de bestaande regeling. Ten behoeve van de hondenkennel en - fokkerij wordt een specifieke aanduiding toegevoegd. De gronden met de bestemming 'Wonen-2' mag worden gebruikt worden voor wonen en daaraan ondergeschikt voor een hondenkennel en - fokkerij ter plaatse van de specifieke aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hondenkennel en - fokkerij' en tevens voor agrarisch medegebruik én een beroep/bedrijf aan huis.
Een woning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd met een goothoogte van 3,5 meter, een bouwhoogte van 9,5 meter en een dakhelling van 30 - 50 graden dan wel de bestaande maatvoering indien deze afwijkt.
Ondergeschikte bebouwing (bijgebouwen) mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak en binnen de aanduiding “erf”, zoals die op de verbeelding is aangegeven. De gezamenlijke oppervlakte van ondergeschikte bebouwing bedraagt niet meer dan 240 m².
Binnen de bestemming Wonen - 2 zijn een aantal afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor bouwen en gebruiken. Bijvoorbeeld voor bêd en brochje.
Bestemming 'Waarde - Archeologie'
Ter bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden in de grond is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toegekend. Archeologische waarden bij gebiedsoverstijgende ingrepen boven de 5.000 m² en dieper dan 30 cm, worden hiermee beschermd.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een bestemmingsplan en de grondexploitatie. Bij de uitvoerbaarheid wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.
Overleg
Het bestemmingsplan is, conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), verzonden naar de overleginstanties. De provincie en de brandweer hebben hierop gereageerd. Het voorontwerp bestemmingsplan is niet voor inspraak ter inzage gelegd.
Provincie: de provincie verzoekt om:
Gemeentelijke reactie: Aan de overlegreactie is tegemoet gekomen in die zin dat de mogelijkheid voor ondergeschikte bebouwing is aangepast naar 230 m2. Het hoofdgebouw dient binenn het bouwvlak gebouwd te worden. Dit bouwvlak is 325 m2. Zie hiervoor artikel 4.2.2. Verder is een dubbel bestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen. Zie hiervoor artikel 5.
Brandweer: de brandweer verzoekt om:
Gemeentelijke reactie: Aan het advies om tussen de nieuwe bouwwerken en het woonhuis een afstand van 5 meter aan te houden wordt voorzien en de initiatiefnemer is hiervan op de hoogte. Verder acht de gemeente het niet nodig om een nieuwe brandkraan in het plangebied te realiseren. Er ligt een waterbuis met een doorsnede 100 in het gebied deze is geschikt om 60 m3 per uur te leveren. Alleen ligt deze op 250 meter in plaats van 100 meter. De initiatiefnemer is hierover in gesprek gegaan met de brandweer. In dit geval voorziet het plangebied al in een eigen bluswatervoorziening middels een vijver van ruim 400/500.000 liter. Bij serieuze brand is het mogelijk om hier met de Tankautospuit op aan te sluiten. De initiatiefnemer heeft ook een eigen grondwater pomp die alvast ingezet kan worden bij brand. Verder ligt de locatie op circa 1,1 kilometer van de brandweerkazerne. De brandweer is dus snel ter plaatse. Het realiseren van een nieuwe brandkraan op 100 meter wordt dan ook niet nodig geacht. Het onderhoud van de bestaande brandkraan is in beheer bij de gemeente.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Een ieder is daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
Vaststellingsfase
Het bestemmingsplan is vervolgens op 13 oktober 2022 vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat voor belanghebbenden de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Dit plan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. De kosten voor het realiseren van de ontwikkeling worden mede gedragen door de initiatiefnemer. De initiatiefnemer beschikt over voldoende financiële middelen om de gebouwen te kunnen realiseren. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.
Grondexploitatie
Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan door middel van een anterieure overeenkomst. Voor vaststelling van het planologisch besluit dient duidelijk te zijn op welke wijze de kosten zullen worden verhaald.
In dit geval wordt een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemers gesloten om het kostenverhaal te verzekeren. Hierin zijn onder de kosten met betrekking tot het begeleiden van de bestemmingsplanprocedure en daaraan verwante kosten opgenomen. Tevens is hierin het aspect planschade afgedekt.