Plan: | Mensumaweg 37 Tolbert |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1969.WZTB22HERS1-VA01 |
Op het perceel Mensumaweg 37, gelegen in het buitengebied ten noorden van Tolbert, bevindt zich een agrarische bedrijfslocatie. Inmiddels is dit bedrijf gestopt. Het voornemen is om de huidige agrarische bedrijfsbestemming te wijzigen naar wonen. Op het perceel wordt als gevolg van de beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering voormalige agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt. Ter compensatie van deze sloop wordt op het perceel een nieuwe woning gebouwd, in het kader van de regeling Ruimte voor Ruimte.
In het ter plaatse geldende bestemmingsplan is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het omzetten van de agrarische bestemming naar een woonbestemming. Tevens is er in de geldende bestemming een mogelijkheid opgenomen voor het toepassen van de ruimte-voor-ruimte-regeling.
Dit wijzigingsplan heeft tot doel het voornemen planologisch mogelijk te maken. Dit wijzigingsplan maakt gebruik van deze wijzigingsregels. In deze toelichting worden de voorwaarden verder uitgewerkt. Ook wordt aangetoond dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Het plangebied ligt op circa 2,6 km ten noorden van de bebouwde kom van Tolbert. Het plangebied ligt aan de Mensumaweg, een weg waarmee met name een aantal agrarische percelen wordt ontsloten en een doorgaande route van Tolbert naar omliggende dorpen, zoals Oldekerk. De grens van het plangebied komt overeen met het terrein dat nu als 'Agrarisch – Agrarische bedrijf 1' is bestemd.
Op onderstaande afbeelding is de ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1. Luchtfoto plangebied (bron: Kadastralekaart.com)
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied Leek, partiële en correctieve herziening 2016, vastgesteld d.d. 1 juli 2020.
Het perceel heeft de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf 1’. Daarnaast liggen op het perceel de dubbelbestemmingen ‘Waarde-Archeologie 5’ en ‘Waarde-Open gebied’.
De onderstaande figuur bevat een uitsnede van de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan. Wijziging van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' is nodig om het gebruik als burgerwoning mogelijk te maken. Ook is wijziging van de bestemming nodig om de ruimte-voor-ruimte-regeling toe te passen en de compensatiewoning te realiseren.
Figuur 1.2. Uitsnede geldend bestemmingsplan, het plangebied bevindt zich bij het rode aanwijspunt (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Voorliggende toelichting kent zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk komt in Hoofdstuk 2 de beschrijving van de ontwikkeling aan de orde. Hoofdstuk 3 bevat het beleidskader. Het daarop volgende hoofdstuk behandelt de toetsing aan de omgevingsaspecten (Hoofdstuk 4). Hoofdstuk 5 bevat de juridische vormgeving en Hoofdstuk 6 gaat ten slotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Het plangebied is gelegen aan de Mensumaweg 37, kadastraal bekend gemeente Leek 4417 en 4418. Het perceel 4418 is in de huidige situatie onbebouwd. De bestaande agrarische schuren op de achterzijde van perceel 4417 zullen worden gesloopt (752 m2). Tevens zal de bestaande mestkelder en deels de kuilbeplating op het perceel worden gesaneerd. Aan de noordkant van het perceel is de inrit vanaf de Mensumaweg. Ook bevindt zich hier de bedrijfswoning.
Om het perceel heen ligt verder voornamelijk grasland. Tegenover het perceel is nog een woning en een agrarisch bedrijf aanwezig.
Figuur 2.1. Te slopen/saneren bebouwing, inclusief mestkelder en kuilbeplating (752 m2 aan bebouwing + 9 m2 aan kuilbeplating)
Ontwerp en uitgangspunten
Door de gemeente zijn de uitgangspunten voor de erfinrichting opgesteld. Uitgangspunt is de nieuw te realiseren woning vorm te geven met een zelfstandige boerderijvorm, los van het bestaande erf 37. Op onderstaande afbeelding is het uitgangspunt voor de erfinrichting weergegeven. Op basis daarvan is een erfinrichtingsplan uitgewerkt. Het erfinrichtingsplan is als Bijlage 2 aan het plan toegevoegd.
Figuur 2.2. Uitgangspunt erfinrichting (bron: gemeente Westerkwartier)
Functies
In de nieuwe situatie wordt een bouwkavel voor één woning opgenomen in het plangebied. De dakrichting wordt in de lengte gepostioneerd. Door de breedte van het kavel is het niet wenselijk om de woning in de breedte te plaatsen. De bestaande agrarische bebouwing/schuren zal worden gesloopt. De bestaande bedrijfswoning blijft bestaan en wordt in gebruik genomen als reguliere woning.
Figuur 2.3. Landschappelijke inpassing, bron: BügelHajema Adviseurs
Het realiseren van een nieuwe woning is passend op deze locatie. De dichte begroeiing ontneemt het zicht en zorgt voor een besloten karakter in het verder open omringende landschap. Hierbij is het wenselijk dat het voorerf een groene en representatieve uitstraling heeft, aansluitend op de woningen in de omgeving.
Om de nieuwe woning te verankeren in de context dient deze op dezelfde manier gepositioneerd te worden als de bestaande woning. Ook moet er rekening worden gehouden met de oriëntatie van de woningen die haaks liggen ten opzichte van de openbare weg.
Het blijft van belang de ontwikkeling landschappelijk goed in te passen, zodat het totale erf zich op een natuurlijke wijze voegt in het landschap.
Aan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen liggen relevante beleidsdocumenten met beleidsuitgangspunten ten grondslag. Daarnaast dienen nieuwe ontwikkelingen passend te zijn binnen het beleid van de verschillende overheidsniveaus. In de navolgende paragrafen worden daarom de relevante beleidsuitgangspunten op rijksniveau, provinciaal niveau, regionaal niveau en gemeentelijk niveau beschreven.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht geworden. De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt de NOVI als structuurvisie uit onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.
De NOVI bevat de hoofdzaken van het beleid voor de fysieke leefomgeving. Uit de Omgevingswet volgt dat al het strategische beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, én het nieuwe strategische beleid op het beleidsterrein van de fysieke leefomgeving worden opgenomen in de NOVI.
In zijn totaliteit kent de NOVI in totaal 21 nationale belangen en opgaven die het verder uitwerkt. Die opgaven zijn niet meer op zichzelf staand op te lossen, maar grijpen in elkaar. Met de NOVI zoekt het Rijk een perspectief om de grote opgaven aan te pakken, om Nederland mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Om die reden worden binnen de NOVI prioriteiten gesteld. De NOVI stelt daarbij een integrale aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het Rijk. Met steeds een zorgvuldige afweging van belangen werkt het Rijk aan de vier prioriteiten:
Met de NOVI presenteert het Rijk een integrale, op samenwerking gerichte aanpak. De NOVI geeft een gebiedsgericht afwegingskader en sturende visie in een, gericht op het realiseren van een gezond, leefbaar, herkenbaar en economische sterk Nederland.
Het plangebied ligt niet in een gebied waarvoor de NOVI gerichte belangen of opgaven kent. Om die reden kan verdere toetsing aan de NOVI achterwege blijven.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen dat gemeenten en provincies verplicht zijn om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen, wanneer een zodanig ruimtelijk besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling (zie artikel 1.1.1 van het Bro) mogelijk maakt.
Het plan is in overeenstemming met de rijksbelangen. Het rijksbeleid werkt wel door in het beleid van lagere overheden. Het rijksbeleid werkt tevens door in de verschillende omgevingsaspecten die in dit wijzigingsplan zijn getoetst.
In dit wijzigingsplan is ervan uitgegaan dat een 'stedelijke ontwikkeling' zoals bedoeld in het Bro zich hier niet voordoet. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beschouwt het mogelijk maken van twee woningen niet als een 'stedelijke ontwikkeling'. Een nadere toets aan de Ladder is derhalve niet aan de orde. Wel dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening de behoefte van het plan te worden aangetoond. In paragraaf 3.5.1 Woonvisie Westerkwartier 2020-2025 wordt hier nader op ingegaan.
De Omgevingsvisie van de provincie Groningen (1 juni 2016) bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. Doel van de Omgevingsvisie is het aantrekkelijke woon- en leefklimaat in de provincie verder verbeteren. Het accent in het beleid ligt op het benutten van de ontwikkelingsmogelijkheden, naast het beschermen van de karakteristieke bebouwde en onbebouwde elementen. De provincie wil ruimte bieden voor ondernemerschap om in te spelen op de dynamische ontwikkelingen. Activiteiten lopen steeds meer door elkaar heen. Dat heeft gevolgen voor het ruimtegebruik. Functies, als bijvoorbeeld wonen en werken, zijn steeds minder van elkaar gescheiden. Door samenwerking met medeoverheden en andere partijen en het leveren van maatwerk wil de provincie haar doelen bereiken.
Een belangrijk doel van de Omgevingsvisie is op strategisch niveau samenhang aan te brengen in het beleid voor de fysieke leefomgeving. Daarom zijn in deze Omgevingsvisie zoveel mogelijk de visies op verschillende terreinen, zoals ruimtelijke ontwikkeling, landschap en cultureel erfgoed, natuur, verkeer en vervoer, water, milieu en gebruik van natuurlijke hulpbronnen, samengevoegd en inhoudelijk met elkaar verbonden. Er zijn ook onderdelen opgenomen van het provinciale beleid voor economie, energie en cultuur en welzijn, voor zover die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving. In deze Omgevingsvisie is al het provinciale beleid dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale 'belangen'.
RUIMTE
NATUUR EN LANDSCHAP
WATER
MOBILITEIT
MILIEU
De Omgevingsvisie is een kaderstellend document voor de uitwerking van het beleid op deelterreinen door de provincie zelf en door gemeenten en waterschappen. Ook voor andere partijen (bedrijven) die iets willen dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, biedt de Omgevingsvisie houvast. De provincie wil met de Omgevingsvisie ruimte bieden en uitnodigen. Maar uit deze Omgevingsvisie vloeien ook richtlijnen en voorschriften voort die zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening. Hiermee werkt het omgevingsbeleid (ruimtelijke ordening, water, mobiliteit en milieu) door in plannen van gemeenten en waterschappen.
De Omgevingsverordening Provincie Groningen (1 juni 2016) bevat regels voor de fysieke leefomgeving in de provincie Groningen. De onderhavige ontwikkeling is getoetst aan het provinciaal beleid en bijbehorende voorschriften. Hieronder volgen de voor dit plan relevante regels uit de verordening.
Niet functioneel aan het buitengebied gebonden functies, zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (afdeling 2.3)
In artikel 2.13.4 van de verordening is de Ruimte-voor-Ruimte-regeling opgenomen. Hiermee wordt het mogelijk om in het buitengebied een woning te bouwen ter compensatie van de afbraak van 750 m2 voor hergebruik niet geschikte of geschikt te maken niet karakteristieke of beeldbepalende bebouwing. Het is ook mogelijk om twee woningen te bouwen ter compensatie van afbraak van 2.000 m2. Hiervoor zijn de volgende voorwaarden opgenomen:
Het plan voldoet hieraan, zie paragraaf 3.5.1 Woonvisie Westerkwartier 2020-2025.
De woningen worden gebouwd op hetzelfde perceel als waar de voormalige stallen stonden.
De huidige bedrijfsbebouwing is verouderd, niet meer in gebruik en draagt niet bij aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. De nieuwe te realiseren woning wordt passend vormgegeven en het erf wordt landschappelijk ingepast.
Mits deze goed ingepast, kan een nieuwe woninge een bijdrage leveren aan het gesloten karakter van de locatie. Het erfinrichtingsplan is zo opgesteld dat nieuwe bebouwing en de erfinrichting passen in het landschapsbeeld.
In voorliggend bestemmingsplan is, mede conform artikel 2.13.8 POV, gewaarborgd dat de gezamenlijke grondoppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken, niet zijnde overkappingen, niet groter is dan 300 m²
Bij het proces is deskundigheid op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur betrokken.
Dit punt is niet van toepassing. De nieuw te bouwen woning wordt gebouwd op dezelfde locatie als waar de bedrijfsbebouwing (volledig) wordt gesloopt.
De gronden zijn niet gelegen binnen deze gebieden.
Woningbouw (afdeling 2.4)
In de Omgevingsverordening zijn voorschriften opgenomen ten aanzien van woningbouw. Een bestemmingsplan dat voorziet in de bouw van nieuwe woningen moet naar aard, locatie en aantal overeenstemmen met een regionale woonvisie, en passend in het kader van de Regio Groningen-Assen tot stand gekomen regionale planningslijsten voor woningbouw binnen de gemeente.
De ruimtelijke ontwikkeling is getoetst aan de gemeentelijke woonvisie in paragraaf 3.5.1 Woonvisie Westerkwartier 2020-2025. Vooruitlopend op deze paragraaf kan worden geconcludeerd dat het plan aansluit bij de woonbehoefte zoals vastgelegd in het gemeentelijk beleid. Het toevoegen van 1 woning past in het kader van de Regio Groningen-Assen tot stand gekomen regionale planningslijsten voor woningbouw binnen de gemeente Westerkwartier. Het plan voldoet daarmee aan het voorschrift zoals opgenomen in afdeling 2.4 van de provinciale Omgevingsverordening.
De gemeente Westerkwartier werkt met zeven gemeenten en de provincies Groningen en Drenthe samen op het vlak van onder andere woningbouw in het kader van de Regio Groningen-Assen (RGA). Het samenwerkingsverband heeft voor de gewenste ontwikkeling van de regio tot 2030 in 2004 een visie op hoofdlijnen vastgesteld. Deze visie is in 2013 geactualiseerd met de publicatie 'Veranderende context, blijvend perspectief, actualisatie regiovisie Groningen-Assen'.
De oorspronkelijke hoofddoelstellingen voor de Regio blijven in de geactualiseerde visie overeind. Dit betreft het benutten en uitbouwen van economische kansen en het behouden en versterken van gebiedskwaliteiten. Van die hoofddoelstellingen zijn voor de komende periode nieuwe speerpunten afgeleid, namelijk het verder ontwikkelen van het economisch kerngebied, het versterken van de interne samenhang tussen steden en regio en het behouden en versterken van de kwaliteit van stad en land.
In 2015 is besloten om onderzoek te doen naar de actuele trends en ontwikkelingen en zijn nieuwe prognoses opgesteld. Dit onderzoek bevestigde de enorme populariteit van het stedelijke wonen in Groningen. Tevens gaf het een geactualiseerd en genuanceerder beeld van de om de stad heen liggende regio.
In de 'Regionale woningmarktanalyse regio Groningen Assen 2017-2030', het vervolg op dit onderzoek, is de vraag gesteld of de afspraken uit 2012 - tot stand gekomen ten tijde van de economische crisis en stagnerende woningmarkt en sterk gericht op aantallen - ook niet herijkt zouden moeten worden. Deze analyse bevestigde dat de opgave op de woningmarkt anno 2017 anders is dan in 2012. In 2012 moest drastisch in het aantal nieuwbouwwoningen worden gesnoeid. De regionale woningmarktmonitor liet zien dat er in 2017 sprake was van een sterk toegenomen vraag naar woningen. De analyse leidde begin 2018 tot vaststelling van het 'Regionaal Woondocument Regio Groningen - Assen', waarin de actuele behoefteraming het regionale uitgangspunt is.
De recente woningmarktmonitor laat zien dat sprake is van een sterk toegenomen vraag naar woningen en een duidelijk gespannen marktsituatie in delen van de regio, met name in Groningen en Assen.
Het plan is in overeenstemming met de Regiovisie Groningen - Assen 2030 en de daarbij behorende woondocumenten.
De gemeente Westerkwartier heeft in 2020 de Woonvisie 2020-2025 opgesteld. De Woonvisie is vastgesteld door de gemeenteraad op 24 maart 2021. De visie is gebaseerd op een woningmarktonderzoek en beschrijft het beleid op het gebied van wonen in het Westerkwartier voor de komende 5 jaar. Het beleid geeft handvatten om in te spelen op de woonopgaven die in het gebied en in de afzonderlijke dorpen leven. De gemeente werkt vanuit drie invalshoeken aan het wonen:
De gemeente moet in de periode 2020-2029 jaarlijks netto 175 à 250 woningen toevoegen om de vraag te bedienen, met als zwaartepunt de eerste jaren. Het dorp Tolbert wordt specifiek genoemd als het gaat om groei en doorstroming vanuit de kernen Zuidhorn en Leek. De plannen moeten worden aangepast aan de behoefte. Uit de visie volgt dat nieuwbouw mogelijk en noodzakelijk is om de gewenste woonkwaliteit te bieden. De gemeente biedt ook ruimte voor nieuwbouw in kleine dorpen, passend bij de behoefte van huishoudens en bij de schaal van het dorp. De gemeente gaat in gesprek met de dorpen om draagvlak te bepalen en afspraken te maken over een programma in type, plekken en uitstraling. Hierbij zijn ‘rood voor rood’ en ‘ruimte voor ruimte’ regelingen vaak van toepassing.
De kwaliteit van wonen in het Westerkwartier wordt vooral bepaald door wat er al is, meer dan wat er nieuw bij komt. In alle dorpen is zichtbaar dat delen van de voorraad verouderd raken en dat soms ook de woonomgeving aan een update toe is. De gemeente wil dat een plan een meerwaarde heeft. Ruimtelijke verbetering is in dit geval doorslaggevend voor medewerking aan de realisatie van het plan. Het maakt de plek en omgeving ruimtelijk beter en lost het ruimtelijke probleem van overlast en verrommeling op. Het gaat slechts om het toevoegen van één woning. Daarnaast kan worden gesteld dat de woningdichtheid, door het toevoegen van deze ene woning, relatief laag blijft in het gebied. Er kan dan ook worden geconcludeerd dat het initiatief in lijn is met de Woonvisie.
Het ruimte-voor-ruimte-beleid van de provincie Groningen is vertaald in het bestemmingsplan voor het buitengebied van Leek. Om minder passende (voormalige bedrijfs-)gebouwen in het landelijk gebied te slopen is een actieve opstelling gewenst. Het simpelweg onder het overgangsrecht brengen van verstorende bebouwing leidt niet automatisch tot sloop van deze gebouw, vaak verpauperen deze gebouwen of worden soms aangewend voor ongewenste activiteiten. Het slopen van deze gebouwen is in verband met de ruimtelijke kwaliteit juist wel wenselijk. Om kwaliteitswinst te behalen is daarom een regeling nodig die aanspoort om de ontsierende bebouwing te slopen en, gelet op de hoge kosten die daarmee gemoeid gaan, vervangende economische dragers te creëren. Er moet daarmee wel een aantoonbare verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ontstaan. Doel van de regeling is om te komen tot kwaliteit van landschap en bebouwing, niet het financieel gewin van een individu. De gemeentelijke regeling is gebaseerd op de ruimte-voor-ruimte-regeling uit de Provinciale Omgevingsverordening. Het initiatief is daarmee niet strijdig met het gemeentelijk ruimte-voor-ruimte-beleid.
De Welstandsnota van de (voormalige) gemeente Leek vormt de basis voor welstandsbeoordeling en vormt
daarmee ook de basis voor de beoordeling van het voorliggend initiatief. In de Welstandsnota wordt itgegaan van algemene en gebiedsgerichte criteria. Het plangebied ligt in het buitengebied. In de Welstandsnota is het buitengebied qua landschap verdeeld in een open gebied aan de noordzijde van de voormalige gemeente Leek en een besloten gebied aan de zuidzijde. Het plangebied ligt in in het open gebied. Dit deel van het buitengebied wordt gekenmerkt door een vrij open landschap. De hoge delen worden gekenmerkt door vrij gave houtsingels, waardoor meer beslotenheid ontstaat. De lage (natte) gebieden worden gekenmerkt door open grasland zonder zware singels.
De bebouwing bevindt zich in een vrij ruime marge in een ruime tussenmaat haaks geplaatst langs de wegen. De veelal traditionele boerderijbebouwing kenmerkt zich door lage goten, een gedeeltelijke gerichtheid op de weg, enkelvoudige vormen en een complexvorm met moderne stallen aan de achterzijde. De materialisatie is steenachtig in gedekte kleuren te weten Groninger rood voor de gevels, antraciet/blauw voor het dak en donker groen voor de schuren. Ook in dit gebied zijn de detailleringen vrij sober.
Het beleid is gericht op het incidenteel aanpassen. Afwijkingen van de bestaande posities zijn mogelijk met uitzondering van de gerichtheid op de weg. Meer dan in het besloten gebied is het van belang de traditionele kleur en materialisatie te respecteren.
Bij de uitwerking van het voornemen (middels het erfinrichtingsplan) wordt voldaan aan de welstandscriteria voor het besloten buitengebied ten aanzien van ruimte, plaatsing, hoofdvorm en aanzichten.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de belangen van natuur en milieu, cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden bij het plan zijn betrokken. Dit hoofdstuk van de toelichting gaat in op de doorwerking van deze aspecten in dit wijzigingsplan.
Toetsingskader
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2022 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ).
Toetsing
Het initiatief leidt tot graafwerkzaamheden. In het geldende bestemmingsplan heeft het betreffende perceel een archeologische dubbelbestemming (Waarde - Archeologie 5), waarbij een ingreep met een oppervlakte van 1.000 m2 verkennend archeologisch veldonderzoek is vereist. In de regels van dit bestemmingsplan is het volgende bepaald: 'de gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 300 m2'. Aangezien de oppervlakte van 1.000 m2 daardoor niet wordt overschreden, kan archeologisch onderzoek achterwege blijven. De archeologische dubbelbestemming wordt evenwel overgenomen in de regels van dit plan.
Conclusie
Op basis van het vorenstaande kan worden gesteld dat het aspect archeologie geen belemmering vormt voor het planvoornemen. Het plan is dus voor het aspect archeologie uitvoerbaar.
Toetsingskader
Indien door middel van een project nieuwe, gevoelige functies mogelijk worden gemaakt, moet men aantonen dat een goed leefmilieu mogelijk blijft. Hierbij moet rekening worden gehouden met omliggende functies met een milieuzone. Anderzijds mag men omliggende bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden aantasten door de realisatie van een nieuwe gevoelige functie. Het aspect milieuzonering is dus tweeledig.
Bedrijven worden ingedeeld in categorieën met behulp van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering (2009)' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG). Deze publicatie biedt een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau en geeft informatie over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven. Op basis van de milieukenmerken van de verschillende typen bedrijven en inrichtingen wordt een indicatie van de afstanden gegeven, die als gevolg van deze kenmerken moeten worden aangehouden tussen de diverse omgevings- en gebiedstypen: 'rustige woonwijk', 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'.
Toetsing
Hinderveroorzakende bedrijven en functies in de omgeving
In de omgeving van het plangebied (rondom 500 m vanaf het gebied) zijn twee agrarische bedrijven aanwezig. Het gaat om de volgende bedrijven:
Tevens is tegenover het perceel een vleesgroothandel (Mensumaweg 38) aanwezig.
Figuur 4.1. Ligging omliggende bedrijven (met rood de agrarische bedrijven, blauw de vleergroothandel en in geel het plangebied (bron: GoogleMaps)
Mensumaweg 35
Voor het bedrijf op nr. 35 geldt dat deze op de afstand van meer dan 200 meter ligt (respectievelijk 215 m). Ten aanzien van agrarische activiteit geldt dat de grootste richtafstand die hiervoor in de VNG brochure is opgenomen, 200 m is. Dit bedrijf valt buiten deze richtafstand en vormen dus geen belemmering voor het voornemen.
Mensumaweg 39
Het bedrijf op nr. 39 ligt op kortere afstand van het plangebied. De precieze afstand om te meten is vanaf de grens van de bestemming van het bedrijf tot de uiterste situering van de gevel van de woning die volgens het wijzigingsplan mogelijk is. Deze afstand is:
Vanwege deze beperkte afstand is het daarom relevant na te gaan welke activiteiten hier precies plaatsvinden. Het gaat om een melkveehouderij. Voor het fokken en houden van rundvee wordt in de VNG brochure een afstand aangehouden van 100 m voor geur en 30 m voor stof en geluid. Het gaat hier om richtafstanden. In dit geval wordt niet voldaan aan de richtafstand van 100 m voor geur.
In het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn echter gerichtere regels gesteld voor bedrijven die landbouwhuisdieren houden. Deze gelden alleen voor bedrijven en zijn dus andersom niet bedoeld voor ruimtelijke ontwikkelingen. Toch kunnen deze regels wel in die zin gebruikt worden om na te gaan of het bedrijf niet door de ontwikkeling wordt belemmerd en nog kan voldoen aan de wettelijke regels. Daarnaast zijn deze regels opgesteld om geurhinder te voorkomen.
Voor dieren zonder geuremissiefactor (waar melkrundvee onder valt) geldt in artikel 3.117 van dit besluit een afstand tot een geurgevoelig object zoals een woning, van 100 m voor een geurgevoelig object binnen de bebouwde kom en 50 m voor een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom. Deze afstand geldt tussen het dierenverblijf en het geurgevoelig object. In dit geval is de afstand tussen het dichtstbij gelegen dierenverblijf en het bouwvlak waar een woning mogelijk wordt gemaakt (buiten de bebouwde kom) ruim 90 m. Er wordt dus voldaan aan deze afstand.
Het agrarisch bedrijf wordt door het plan daarom niet extra belemmerd. Het kan wel zo zijn dat ter plaatse van de bestaande woning geurhinder ontstaat. Omdat dit een bestaande situatie is en er nu geen knelpunten bekend zijn, acht de gemeente dat in dit geval acceptabel. De nieuwe woning voldoet aan de afstand van 50 m. Gelet op het bovenste kan worden geconcludeerd dat er door het plan geen belemmeringen zijn voor de agrarische bedrijven in de omgeving. Ook geldt dat er geen geurhinder wordt verwacht. Op de verbeelding zijn voorgevelrooilijnen opgenomen, waarmee wordt gegarandeerd dat deze afstand in stand blijft.
Mensumaweg 38
Voor de vleesgroothandel aan de Mensumaweg 38 geldt volgens de VNG-brochure als grootste afstand 50 m. De afstand van de (bedrijfs)woning tot de groothandel bedraagt circa 65 m. De nieuw te realiseren woning komt op een grotere afstand ten opzichte van het bedrijf. Hiermee wordt voldaan aan de afstand en kan ervan uit worden gegaan dat het plan geen belemmering oplevert voor dit bedrijf.
Hinder als gevolg van het voorliggende plan
De volgende vraag is of in of nabij het plangebied functies aanwezig zijn die als gevolg van het planvoornemen hinder zouden kunnen ondervinden. Voor die vraag is het van belang om helder te hebben in welke planologische mogelijkheden dit wijzigingsplan voorziet. Goed beschouwd gaat het dan om het gebruik van gronden voor bewoning. Vanuit de functie gaat geen hinder uit naar omliggende functies.
Conclusie
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de planologische ontwikkelingen die dit bestemmingplan mogelijk maakt. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar leefklimaat.
Toetsingskader
Voor de beoordeling van de bodemkwaliteit vormen de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit het toetsingskader. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is dat de kwaliteit ervan zodanig moet zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie.
Toetsing
Het initiatief heeft betrekking op het realiseren van een gebouw of bouwwerken, waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen (langer dan twee uur per dag) zullen verblijven. Dat maakt dat het noodzakelijk is bodemonderzoek uit te voeren. Door Sweco is op 16 augustus 2018 voor het deel van het perceel waar de huidige bedrijfsbebouwing en de bedrijfswoning is gesitueerd een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De bevindingen tijdens het bodem- en asbestonderzoek geven geen aanleiding voor een aanvullend of nader bodem- of asbestonderzoek. Op de locaties zijn geen verontreinigingen aangetoond. Het volledige onderzoeksrapport zijn als Bijlage 1 aan dit plan toegevoegd.
Tevens is op 29 juni 2023 een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de nieuwe woning. Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de locatie niet vrij is van bodemverontreiniging. De bovengrond en het grondwater ter plaatse van de onderzoekslocatie bevat plaatselijk verhoogde gehalten PAK en barium. Deze licht verhoogde gehalten overschrijden de tussenwaarde niet en geven daardoor geen aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek. De volledige rapportage van dit onderzoek is als Bijlage 2 aan het plan toegevoegd.
Conclusie
Op basis van de uitgevoerde bodemonderzoeken kan worden geconcludeerd dat het plan wat betreft het aspect bodem uitvoerbaar is.
Toetsingskader
Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden mee gewogen bij het vaststellen van ruimtelijke plannen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek.
Toetsing
De gemeente Westerkwartier heeft in totaal 323 monumenten. De monumenten geven een beeld van de unieke en veelzijdige geschiedenis van de gemeente Westerkwartier. Op de site van de gemeente Westerkwartier is een monumentenkaart te vinden die een overzicht geeft van de tachtig gemeentelijke-, en 243 rijksmonumenten. Uit de kaart blijkt dat in of in de nabijheid van het plangebied geen monumenten zijn gelegen. Het bestaande pand is niet beeldbepalend of karakteristiek.
Verder zijn de landschappelijke kwaliteiten van het gebied reeds in paragraaf 2.1 (Huidige situatie) besproken en worden deze kwaliteiten door middel van dit wijzigingsplan niet aangetast en waar nodig geborgd.
Conclusie
Op basis van de vorenstaande analyse wordt het plan wat betreft het aspect cultuurhistorie uitvoerbaar worden geacht.
Voor het plan is op 21 september 2022 een ecologische inventarisatie uitgevoerd, bestaande uit een veldbezoek en daarnaast zijn verspreidings-gegevens van beschermde soorten in en om het plangebied uit de NDFF geraadpleegd. Op basis van het veldbezoek en de verspreidingsgegevens is een voldoende beeld van de natuurwaarden in het gebied verkregen om de toetsing aan de Wet natuurbescherming op te baseren. De volledige notitie is als Bijlage 3 toegevoegd aan het plan.
Soortenbescherming
Als gevolg van de plannen gaan geen vleermuisverblijfplaatsen, jaarrond beschermde nesten van vogels of leefgebied en verblijfplaatsen van andere beschermde soorten verloren. Weidevogels worden niet broedend in het plangebied verwacht. Negatieve effecten op weidevogels als gevolg van de plannen kunnen dan ook worden uitgesloten.
Bij uitvoering van het plan wordt het plangebied mogelijk minder geschikt als foerageergebied voor sperwer en buizerd. Het plangebied vormt echter hooguit een klein onderdeel van het foerageer-gebied van deze soorten en bovendien is in de directe omgeving in ruime mate alternatief en deels ook hoogwaardiger foerageergebied voor deze soorten aanwezig. Negatieve effecten op vogels met jaarrond beschermde nesten door verlies van foerageergebied treden dan ook niet op.
Wel moet rekening worden gehouden met het broedseizoen van vogels. Dit betekent dat bij voorkeur buiten het broedseizoen wordt gewerkt, dus buiten de periode half maart tot half juli. Het is ook mogelijk om voor het broedseizoen te starten met de werkzaamheden en continu door te werken, om te voorkomen dat vogels gaan broeden. Hierbij bestaat echter het risico dat er alsnog vogels tot broeden komen, bijvoorbeeld als werkzaamheden onverwachts enkele dagen worden onderbroken. In dat geval kan het zijn dat de werkzaamheden (gedeeltelijk) moeten worden stilgelegd.
Is de wens om de werkzaamheden in het broedseizoen te starten, dan is het nodig het plangebied voorafgaand aan de start te (laten) inventariseren op broedgevallen. Zijn er op dat moment vogels aan het broeden, dan kunnen de werkzaamheden pas starten als de jongen zijn uitgevlogen.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt op relatief ruime afstand van het Natura 2000-gebied Leekstermeergebied. Hierdoor zijn in potentie alleen effecten mogelijk door externe werking. Het plangebied is gescheiden van het Natura 2000-gebied door bebouwing, wegen en agrarisch gebied. Gezien de afstand tot het Natura 2000-gebied, de inrichting van het tussenliggende gebied en de aard van het plan, kan een toename van verstoring door geluid, verlichting of optische verstoring worden uitgesloten.
Nader onderzoek of een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet nodig.
Gezien de aard van het plan zijn eveneens geen negatieve effecten te verwachten op het NNN. Het plan is daarnaast op het punt van provinciaal natuurbeleid niet in strijd met de Omgevingsverordening Provincie Groningen en het onderdeel houtopstanden van de Wet natuurbescherming.
Stikstof
In het kader van het plan Mensumaweg is de depositie van stikstof ten gevolge van de sloop van agrarische bebouwing en de bouw en het gebruik van de woning berekend. De depositie van stikstof in stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden ten gevolge van de emissie van NOx en NH3 van deze ontwikkeling, alsmede van het verkeer van en naar de locatie is berekend met het programmapakket AERIUS (13 april 2023). De berekening met AERIUS genereert een rekenresultaat en een pdf-bestand waarin wordt geconstateerd dat er geen stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden zijn met een overschrijding van een planbijdrage van meer dan 0,00 mol N/ha/jaar. Dit pdf-bestand is als Bijlage 4 aan dit plan toegevoegd.
Er treedt door de stikstofdepositie geen negatief effect op in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde Natura 2000-gebieden. Het aspect stikstof staat nadere besluitvorming niet in de weg.
Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het voornemen. Ook wat betreft het aspect stikstof kan het plan uitvoerbaar worden geacht.
Toetsingskader
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft voorwaarden voor nieuwe en bestaande situaties ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van inrichtingen waarin bepaalde gevaarlijke stoffen worden gebruikt, opgeslagen of geproduceerd. Het plaatsgebonden risico onderscheidt grens- en richtwaarden voor (beperkt) kwetsbare objecten. Het betreft de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Deze kans mag maximaal één op een miljoen (10-6) per jaar zijn. Het groepsrisico is van toepassing op groepen personen in het invloedsgebied van een inrichting met gevaarlijke stoffen en de kans op overlijden. Dit wordt weergegeven in een Fn-curve en getoetst aan een oriënterende waarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Op 1 april 2015 is de nieuwe wetgeving rond transportroutes, het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) met het bijbehorende Basisnet, in werking getreden. Dit besluit vervangt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.
Het Besluit transportroutes externe veiligheid sluit aan op de bepalingen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen omtrent het plaatsgebonden risico en groepsrisico. Daarnaast wordt het Basisnet voor wegen, spoor en water opgesteld. Dit basisnet omvat alle rijkswegen, spoorlocaties met goederenvervoer en kanalen en rivieren met goederenvervoer, met de bijbehorende (eventueel aanwezige) risicoafstanden.
Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Dit besluit omvat de nieuwe regelgeving op het gebied van buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
In plaats van de bebouwings- en toetsingsafstanden waar in de oude circulaires van werd uitgegaan, dienen nu de belemmeringenstrook (vijf meter bij leidingen met een druk boven de veertig Bar), de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico (1%-letaliteitsgrens) in acht te worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Toetsing
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de digitale Risicokaart voor het plangebied weer.
Figuur 4.4. Uitsnede risicokaart met in het blauw kader het plangebied, rode stippellijn is de dichtstbij gelegen buisleiding (bron: risicokaart.nl)
Buisleidingen
Uit een inventarisatie van de risicokaart (risicokaart.nl) blijkt dat zich in de omgeving van het plangebied een buisleiding bevindt die relevant is in het kader van externe veiligheid. De buisleiding ligt op circa 200 m afstand. Risicoconouren bedragen doorgaans enkele meters ter weerszijden van de leiding. Het plangebied ligt niet in het invloedsgebied van risicovolle leidingen.
Inrichtingen
In de omgeving van het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen die relevant zijn in het kader van externe veiligheid. Het plangebied ligt niet in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen.
Spoor, weg en water
In de provinciale Omgevingsverordening zijn de transportroutes voor gevaarlijke stoffen weergegeven wanneer het provinciale wegen betreft. Het plangebied ligt ver buiten de veiligheidszones die voor deze transportroutes worden aangehouden. Deze routes vormen daarom geen belemmering voor het voornemen.
Conclusie
Ten aanzien van inrichingen en buisleidingen wordt dit plan niet belemmerd. Deze risicobronnen liggen op grote afstand van het plangebied. Ook is de afstand tussen provinciale wegen die onderdeel zijn van transportroutes voor gevaarlijke stoffen, voldoende. Het plan is ten aanzien van het aspect externe veiligheid uitvoerbaar.
Toetsingskader
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km per uur. De wet stelt dat akoestisch onderzoek moet plaatsvinden wanneer binnen zones van (spoor)wegen nieuwe geluidsgevoelige bebouwing, zoals woningen, wordt gerealiseerd. Uit zulk onderzoek moet dan blijken in hoeverre de vastgestelde voorkeurgrenswaarden al dan niet worden overschreden. Daarnaast moet op grond van de Wet ruimtelijke ordening worden aangetoond dat een plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Geluidsaspecten die een rol kunnen spelen betreffen:
In het kader van dit wijzigingsplan is alleen sprake van wegverkeerslawaai. Overige potentiële factoren liggen op dusdanige afstand dat daarvan geen sprake is.
Op 28 juli 2022 is door het Noordelijk Akoestisch Adviesburo BV een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het volledige rapport is als Bijlage 5 aan het plan toegevoegd.
De woning is gepland binnen de wettelijk zone van de Mensumaweg. Op grond van de Wet geluidhinder moet in een dergelijke situatie onderzoek plaatsvinden naar de geluidbelasting op de geplande woning vanwege de genoemde weg. Door de gemeente is daartoe een voorstel voor de erfinrichting gemaakt. De woning zal worden gerealiseerd op circa 30 m van de wegas. De Mensumaweg is ter plaatse van het plangebied voorzien van asfalt (referentiewegdek) en de wettelijk toegestane maximale snelheid bedraagt er 60 km/uur. De verkeersgegevens zijn afkomstig van de gemeente Westerkwartier en, op basis van een verkeersgroei van 1% per jaar, gecorrigeerd naar het voor deze berekeningen maatgevende jaar 2033.
Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt dat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Hiervoor zal een hogere waarde van 51 dB moeten worden aangevraagd. Tevens zal nader gekeken moeten worden naar de gevelwering van de woning om te garanderen dat de geluidsniveaus binnen in de woning wettelijk aanvaardbaar zijn. Een dergelijk onderzoek zal worden uitgevoerd bij indienen van het bouwplan.
Conclusie
Met inachtneming van het bovenstaande en de noodzakelijkheid van het verlenen van een besluit hogere grenswaarde, vormt het milieuaspect geluid geen belemmering voor het planvoornemen. Het bestemmingsplan is dus voor het milieuaspect geluid uitvoerbaar.
Toetsingskader
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (hierna: NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft de minister in samenwerking met InfoMil de nibm-tool maart 2020 ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een project niet in betekenende mate (nibm) bijdraagt aan luchtverontreiniging.
De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van drie procent verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd. Met behulp van de nibm-tool is de toename van de stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10 en PM2,5) te bepalen.
Voor woningbouwlocaties is een nibm-grens opgenomen van 1.500 woningen bij minimaal één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij minimaal twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. Een project dat kleiner is dan deze grenzen, is in beginsel 'niet in betekenende mate'.
Toetsing
Het plan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van twee woningen. Het blijft daarmee ruimschoots onder de nibm-grens en kan als 'niet in betekenende mate' van invloed op de luchtkwaliteit worden beschouwd.
Andersom is ook beoordeeld of de luchtkwaliteit in het plangebied niet zodanig is dat de normen voor een goed woonklimaat ter plaatse van de woningen worden overschreden.
Op de grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland, gepubliceerd door het RIVM (geodata.rivm.nl/gcn), zijn met vierkante kilometervakken de gemiddelde achtergrondconcentraties aangegeven van diverse luchtverontreinigende stoffen. Uit deze kaart blijkt dat in het vierkante kilometervak waarin het plan ligt de achtergrondconcentratie stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10 en PM2,5) ruim voldoen aan grenswaarden van de Wet milieubeheer en de WHO-advieswaarde.
Conclusie
Het plan moet worden beschouwd als een nibm-project. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de planologische ontwikkelingen die dit bestemmingplan mogelijk maakt. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar leefklimaat.
Toetsingskader
Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin moet worden ingegaan op de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding en hoe in de plannen wordt omgegaan met aspecten van water.
Het plangebied van het wijzigingsplan ligt binnen het beheersgebied van waterschap Noorderzijlvest.
Toetsing
Via de Digitale Watertoets is d.d. 25-07-2022 het Waterschap Noorderzijlvest van onderhavig initiatief op de hoogte gebracht. De aanmelding heeft ertoe geleid dat de normale procedure wordt doorlopen. De uitgangspuntennotitie en de reactie van het waterschap is als Bijlage 6 aan het plan toegevoegd.
Het projectgebied is gelegen in de komvormige laagten. Dit zijn geïsoleerde laaggelegen gebieden in het landschap. Hierdoor is er een verhoogd risico op wateroverlast. Bij hevige neerslag kan het water niet snel uit deze laagten afgevoerd worden. Het waterschap heeft aangegeven dat dit voor deze solitaire ontwikkeling niet relevant is.
Het beleid van waterschap en gemeente is dat afvalwater en schoon hemelwater gescheiden moeten worden afgevoerd. Indien de bodem geschikt is voor infiltratie, is dat een goede manier voor het afvoeren van schoon hemelwater. Bij de verdere uitwerking zal de initiatiefnemer onderzoeken of infiltratie mogelijk is. Waar mogelijk zal dit worden toegepast. Ook zal afstemming met de gemeente plaatsvinden m.b.t. het eventueel afvoeren van het afvalwater naar de riolering.
Conclusie
Het aspect waterhuishouding vormt geen belemmering voor het plan.
Voor een ruimtelijk initiatief geldt dat de verkeerseffecten die optreden als gevolg van een voornemen in het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten worden onderbouwd. De nadruk ligt daarbij op de effecten van de ontwikkeling op de verkeersafwikkeling en parkeren (bereikbaarheid), de verkeersveiligheid en de verkeershinder (leefbaarheid). In publicatie nr. 381: Toekomstbestendig parkeren (2018) van CROW zijn vuistregels en kengetallen aangereikt om verkeerseffecten bij ontwikkelingen te bepalen. Bij de beoordeling of voldoende parkeergelegenheid bestaat hoeft alleen rekening te worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het realiseren van het bouwplan. De publicatie heeft voor verschillende variabelen parkeerkerncijfers. Dit gebied is geclassificeerd als niet stedelijk en ligt in het buitengebied. Het gaat om de bouw van een vrijstaande koopwoning. Voor vrijstaande koopwoningen geldt een parkeerbehoefte van minimaal 2,0 en maximaal 2,8 parkeerplaatsen. Op het erf is voldoende plek om de parkeerbehoefte op te lossen. De woning leidt tot een verkeersgeneratie van minimaal 7,8 en maximaal 8,6 verkeersbewegingen per dag. De weg waarop het plangebied is ontsloten, de Mensumaweg, heeft voldoende capaciteit om deze generatie aan te kunnen.
Conclusie
Het planvoornemen leidt niet tot een verslechtering van de verkeerssituatie in het plangebied en de parkeerbehoefte wordt opgelost op eigen erf. Wat betreft verkeerseffecten wordt het planvoornemen dan ook uitvoerbaar geacht.
Toetsingskader
In het Besluit milieueffectrapportage zijn activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-(beoordelings)plicht geldt. De grenswaarden die voor deze activiteiten zijn opgenomen voor een m.e.r.-beoordelingsplicht zijn indicatief. Het bevoegd gezag moet bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling (85/337/EEG).
Onderzoek
De bouw van één woning is qua aard, omvang en ligging niet gelijk te stellen aan de activiteit zoals bedoeld in lid 11.2 van het Besluit m.e.r. (een aaneengesloten gebied dat 2.000 of meer woningen omvat), maar sinds de wijziging van het Besluit op 1 april 2011, is een beoordeling van een activiteit die op de D-lijst voorkomt noodzakelijk, ook al ligt de omvang van de activiteit (ver) onder de drempelwaarde.
De planontwikkeling aan de Mensumaweg 37 kent een beperkt ruimtebeslag en een beperkte bebouwing. Ten opzichte van de huidige situatie neemt het bebouwd oppervlak gering af: agrarische opstallen worden gesloopt en daarvoor in de plaats wordt één woning teruggebouwd met een beperkter volume. Geconcludeerd kan worden dat onderhavig plan niet als stedelijke ontwikkeling kan worden aangemerkt. Dat betekent dat er geen sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plicht.
Conclusie
Het aspect m.e.r.-beoordeling vormt geen belemmering voor de planologische ontwikkelingen die dit bestemmingplan mogelijk maakt.
Vanuit de omgevingsaspecten zijn geen belemmeringen naar voren gekomen. Realisatie van voorgenomen initiatief is wat betreft de omgevings- en milieuaspecten haalbaar.
Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de vorige hoofdstukken, hebben in de regels van dit wijzigingsplan hun juridische vertaling gekregen in de vorm van bestemmingen. Deze paragraaf bespreekt de juridische vormgeving van het wijzigingsplan. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een ruimtelijk plan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt. Het wijzigingsplan bestaat uit:
Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro is het verplicht om een wijzigingsplan te vergezellen met een toelichting. Deze toelichting geeft aan welke gedachte aan het plan ten grondslag ligt, wat de uitkomsten van verrichtte onderzoeken zijn, wat het resultaat is van de overleggen en tot slot doet het verslag van de georganiseerde inspraak bij het plan. Hiermee voldoet het wijzigingsplan aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wro en het Bro. Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om wijzigingsplan te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe wijzigingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het wijzigingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit wijzigingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.
Het wijzigingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd en ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een analoge versie van het wijzigingsplan. Als de digitale en analoge versie tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale versie leidend. Hieronder worden de aanwezige planregels puntsgewijs besproken.
In het navolgende wordt de algemeen gehanteerde opbouw van de regels toegelicht. Deze ziet er als volgt uit:
De tekst hieronder bespreekt deze hoofdstukken puntsgewijs.
Dit onderdeel bestaat uit de begrippen (Begrippen) en de wijze van meten (Wijze van meten). Deze artikelen geven aan wat in de regels onder bepaalde begrippen moet worden verstaan en hoe moet worden gemeten bij de toepassing van de bouwregels of sommige gebruiksregels van het plan. Dit is alleen het geval wanneer begrippen niet op voorhand voor een eenduidige uitleg, in overeenstemming met normaal spraakgebruik, vatbaar zijn. De gemeente heeft bindende afspraken over planregels opgesteld. Deze zijn aangepast in overeenstemming de eisen van de SVBP2012. Alle begrippen worden in alfabetische volgorde opgenomen, met uitzondering van de eerste begrippen 'plan' en 'wijzigingsplan'.
Voor de begrippen is aansluiting gezocht bij andere bestemmingsplannen in de gemeente Westerkwartier. Voor de wijze van meten geldt hetzelfde.
Agrarisch
Voor de delen die niet zijn bestemd voor Wonen, zijn de gronden bestemd als Agrarisch. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
'Wonen'
Dit wijzigingsplan kent de bestemming 'Wonen'. Deze bestemming maakt de nieuwe woning mogelijk, alsmede de bestaande woning. Ten aanzien van deze bestemming is aangesloten bij de woonbestemming van het vigerende plan. Aanvullend daarop bepalen de regels dat de bestaande woning, die op de verbeelding is aangeduid als 'specifieke vorm van wonen - vrijgekomen bebouwing', onder andere niet mag worden vergroot.
Waarde - Archeologie 5
Ter plaatse van het plangebied kunnen archeologische waarden aanwezig zijn. Om deze te beschermen is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' opgenomen. Deze dubbelbestemming bepaalt dat voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig is.
Waarde - Open gebied
De voor 'Waarde - Open gebied' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden zoals deze tot uitdrukking komen in de vorm van grootschalige open weidegebieden met een dicht slotenstelsel en een hoge grondwaterstand.
De algemene regels bestaan uit een aantal regels:
De 'Anti-dubbeltelregel' is op basis van artikel 3.2.4 van het Bro. Het betreffende besluit schrijft voor dat de tekst van artikel 3.2.4 van het Bro één op één in een wijzigingsplan wordt overgenomen. De overige algemene regels zijn op basis van andere bestemmingsplannen in de gemeente en de bevatten verscheidene regels van algemene strekking. Zo mag van de in de bestemmingsregels gegeven maten in een aantal gevallen worden afgeweken. Ook is het niet toegestaan om in het plangebied schroot op te slaan.
In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Bro. Dit besluit schrijft dwingend voor hoe het overgangsrecht moet luiden. Bebouwing die niet voldoet aan de regels van is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing met tien procent wordt mogelijk gemaakt.
Het gebruik van gronden en bebouwing dat in strijd is met dit nieuwe wijzigingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot. Indien het strijdige gebruik, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Tot slot bevat Overgangs- en slotregels de slotregel waarin is aangegeven hoe het wijzigingsplan kan worden aangehaald.
De kosten van het voornemen komen ten laste van de initiatiefnemer. Tussen de gemeente en de initiatiefnemer is een planschadeovereenkomst gesloten. Hierin is vastgelegd dat eventuele planschadekosten, welke het gevolg zijn van het wijzigingsplan, voor rekening van de initiatiefnemer komen. Het wijzigingsplan is derhalve economisch uitvoerbaar.
In deze paragraaf worden, voorzover beschikbaar, de resultaten van het overleg op grond van artikel 3.1.1. Bro uiteengezet. Ook de resultaten van de zienswijzefase worden hier uiteengezet.
In het kader van participatie heeft initiatiefnemer (mondeling) aangrenzende en omliggende buren geïnformeerd over de plannen. Hieruit zijn geen bezwaren naar voren gekomen.
Op 17 april jl. is aan de overlegpartners een vooroverlegreactie gevraagd voor het wijzigingsplan Mensumaweg 37 in Tolbert.
Bij brief is een reactie van de provincie Groningen ontvangen. De brief is als Bijlage 7 aan het plan toegevoegd.
Het plan geeft de provincie aanleiding tot één opmerking. Verzocht wordt om de bestaande onderzoeksgegevens van het bodemonderzoek aan te vullen door het uitvoeren van een voldoende dekkend verkennend onderzoek conform de NEN5740 op de rest van de locatie waar het wijzigingsplan betrekking op heeft. Dit onderzoek is uitgevoerd en het wijzigingsplan is hiermee aangevuld.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 28 juli tot en met 8 september 2023 ter inzage gelegen. Er zijn tijdens deze periode geen zienswijzen op het plan ingediend.