Plan: | Zeelandsestraat 65 Millingen a/d Rijn |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1945.BPZEELANDSESTR65-VSG1 |
De eigenaar van de woning aan de Zeelandsestraat 65 te Millingen aan de Rijn (hierna: initiatiefnemer) is voornemens om bij zijn woning een nieuw bijgebouw te realiseren aan de noordwestzijde van het perceel. Dit deel van het perceel (het 'woonerf') krijgt een nieuwe inrichting waarmee de samenhang met het bestaande woonhuis, het voorerf en de twee bestaande toegangen/inritten wordt versterkt. Daarnaast wordt de nieuwe schuur voorzien van zonnepanelen waarmee wordt voorzien in het energieneutraal maken van het woonhuis.
Het nieuwe bijgebouw, dat is bestemd voor het stallen van fietsen, auto's en tuin- en parkmachines, past echter niet binnen de regeling van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied'.
De gemeenteraad heeft in de raadsvergadering van 20 mei 2021 een amendement aangenomen (zie bijlage 4) waarin de gemeenteraad aangeeft, onder voorwaarden, in principe medewerking te willen verlenen aan het realiseren van het bijgebouw op de gewenste locatie.
Om invulling te geven aan het amendement is onderhavig bestemmingsplan opgesteld. Er is voor gekozen om zo dicht mogelijk bij de gestelde voorwaarden te blijven. Wel is aangesloten bij de regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2013 (vastgesteld 21 november 2013) van de voormalige gemeente Ubbergen. De regeling uit het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied', zoals de gemeenteraad van de voormalige gemeente Millingen aan de rijn heeft vastgesteld op 27 februari 2007, is namelijk niet langer actueel.
In onderhavige toelichting wordt uiteengezet waarom de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied in het kader van een goede ruimtelijke ordening toelaatbaar is en waarom het ruimtelijk aanvaardbaar is om in dit geval de voorschriften uit het geldende bestemmingsplan te herzien.
Het plangebied is gelegen aan de Zeelandsestraat 65, in het buitengebied ten zuidwesten van de kern Millingen aan de Rijn. Navolgende afbeeldingen tonen globaal de ligging respectievelijk begrenzing van het plangebied in de omgeving:
Globale ligging plangebied (rode druppel, Bron: maps.google.nl)
Positie nieuw bijgebouw (kleine rode rechthoek linksboven) en bestaande woonbestemming (grote rode rechthoek) met daarbuiten de groene, landelijke tuin (agrarische bestemming) Zeelandsestraat 65.
De gronden op de beoogde locatie van het nieuwe bijgebouw zijn gelegen binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied', zoals de gemeenteraad dat heeft vastgesteld op 27 februari 2007. Ter plaatse geldt de bestemming 'Agrarisch gebied met landschappelijke en recreatieve potenties (artikel 3)'.
Binnen deze bestemming zijn bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning toegestaan tot maximaal 50 m² (artikel 3.3.1). Voor zover de bestaande bebouwde oppervlakte meer bedraagt dan aangegeven, geldt deze bestaande oppervlakte als maximum. De woning die bij het beoogde bijgebouw hoort, is echter geen bedrijfswoning, maar een burgerwoning binnen de bestemming 'Woondoeleinden (artikel 6)'. Dit betekent dat geen gebruik gemaakt kan worden van de regeling binnen deze agrarische bestemming.
Woondoeleinden
Binnen de bestemming 'Woondoeleinden' (artikel 6.2.4) geldt ook een maximum oppervlakte van 50 m² voor bijbehorende bouwwerken bij woningen.
Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 6.3.2 vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 6.2.4 om de toegestane bebouwde oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken te vergroten tot maximaal 75 m², mits geen onevenredige aantasting van de landschappelijke waarden plaatsvindt. In afwijking hiervan kan, indien sprake is van het slopen van voormalige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, een bebouwde oppervlakte aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden toegestaan van 75 m² vermeerderd met 20% van de gezamenlijke oppervlakte van de geamoveerde gebouwen tot een totaal maximum bebouwde oppervlakte van 200 m².
Op basis van de ligging buiten de woonbestemming en de bestaande bebouwing op het perceel kan echter geen gebruik worden gemaakt van de regeling binnen de bestemming Woondoeleinden.
Uitsnede bestemmingsplan met positie nieuw bijgebouw (rode cirkel) binnen de bestemming 'Agrarisch gebied met landschappelijke en recreatieve potenties'. Het bestemmingsvlak met nummer 65 betreft de bestemming 'Woondoeleinden'. Hier gelden tevens de aanduidingen 'beeldbepalend' (kruis) en 'pol' (bloem).
Om de beoogde ontwikkeling planologisch mogelijk te maken wordt daarom het geldende bestemmingsplan herzien. Onderhavige toelichting voorziet samen met de regels en de bijbehorende verbeelding in de benodigde onderbouwing voor deze herziening.
Op 20 mei 2021 heeft de gemeenteraad een amendement aangenomen (zie bijlage 6) waarin zij aangeeft, onder voorwaarden, in principe medewerking te willen verlenen aan het realiseren van het nieuwe bijgebouw. Het amendement luidt:
De tekst van het raadsbesluit als volgt te wijzigen:
Nieuwe tekst besluit:
In onderhavige toelichting met de daarbij behorende regels en verbeelding zijn deze zaken vastgelegd.
Ad 2a
Er is een voorwaardelijk verplichting in de regels opgenomen dat een oud bijgebouw moet worden gesloopt. Dit bijgebouw is op een kaart (bijlage 1 bij de regels) specifiek aangeduid.
Ad 2b
De maximum oppervlakte van het nieuwe bijgebouw is in de regels vastgelegd op 120 m².
Ad 2c
Er is een voorwaardelijk verplichting in de regels opgenomen dat de landschappelijke inpassing, die er voor zorgt dat de historische pol en Groot-Zeeland voor derden beleefbaar blijven c.q. beter beleefbaar worden, wordt aangelegd en in stand gehouden. De landschappelijke inpassing is als bijlage 2 aan de regels toegevoegd.
Ad 2d
Er is een voorwaardelijk verplichting in de regels opgenomen dat er zonnepanelen moeten worden gerealiseerd en in stand gehouden op het nieuwe bijgebouw. Het aantal panelen en de minimum capaciteit per paneel is opgenomen in de regels.
Ad 2e
Omdat is aangesloten bij de regeling uit het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013' van de voormalige gemeente Ubbergen, zijn de maximum goot- en bouwhoogte voor het nieuwe bijgebouw gelijk aan die in dat geldende bestemmingsplan.
Ad 2f
Er is een aanduiding op de verbeelding opgenomen met bijbehorende regeling in de regels om vergunningvrij bouwen in het achtererfgebied uit te sluiten. Zoals onder 2c en 2d al aangegeven, is ook voor de landschappelijke inpassing respectievelijk de duurzaamheidsmaatregelen een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels.
Buurtschap Zeeland en hoeve Groot Zeeland
Zeeland, waarbinnen het plangebied ligt, is een buurtschap tussen Leuth en Millingen. De naam stamt af van de middeleeuwse heerlijkheid Zeeland en het gelijknamige kasteel. Het centrum van de heerlijkheid was het kasteel Hobergh dat heeft gestaan op de plaats van de voormalige hoeve Groot Zeeland (het huidige woonperceel Zeelandsestraat 65). In 1840 had het buurtschap Zeeland nog maar drie huizen waarvan Groot Zeeland en Klein Zeeland waren gelegen aan de Zeelandsestraat en Zeelandse Hof aan de Molenstraat. Aan de Zeelandsestraat zijn nu over een lengte van circa 3 km 13 woningen en agrarische bedrijven gesitueerd.
Het perceel Zeelandsestraat 65 ligt centraal in het buitengebied tussen Leuth en Millingen. Opvallend is de hoge ligging van het terrein wat overstroming moest voorkomen. Ook de gedraaide positie van het perceel en de bebouwing is kenmerkend. Terwijl op andere percelen aan de Zeelandsestraat de bebouwing direct is georiënteerd op en zichtbaar is vanaf de weg, geldt dit niet voor het plangebied. Ter plaatse maakt de weg een bocht om de voormalige hoeve. Het oude perceel werd ontsloten vanaf de noordelijke oprijlaan met het centraal gelegen huis in het verlengde daarvan.
Locatie nieuwe schuur
In het plangebied is op de beoogde locatie van de nieuwe schuur thans een gemaaid grasveld gelegen, zoals ook te zien is op de navolgende afbeelding:
Locatie nieuwe schuur in plangebied
In de toekomstige situatie wil de initiatiefnemer in het plangebied een nieuw bijgebouw voor het stallen van fietsen, auto's en tuin- en parkmachines realiseren. Hiertoe heeft 'studio de wit & co' een ontwerp opgesteld:
Schetsontwerp 'Bouw van een bijgebouw bij het woonhuis aan de Zeelandsestraat 65 te Millingen' (studio de wit & co, d.d. 17 september 2019)
Het bijgebouw ligt ten noorden van het woonhuis en is daardoor direct bereikbaar vanaf de oprit (oprijlaan) aan de Zeelandsestraat. Het oostelijk en zuidelijk deel van het woonperceel blijft daarmee vrij van nieuwe verharding/bebouwing en behoud de huidige landelijke inrichting. De totale oppervlakte van het gebouw bedraagt 120 m² (7,26 m x 16,56 m). Het voorste deel wordt gebruikt als berging (48 m²) en het achterste deel biedt ruimte aan het parkeren van voertuigen (72 m²).
De noklijn van het bijgebouw is uitgelijnd in noord-zuid richting. Hierdoor wordt het rendement van de zonnepanelen over het volledige dakvlak geoptimaliseerd. Het woonhuis wordt hiermee volledig energieneutraal.
Aan de muren van het bijgebouw worden bovendien zwaluwkasten bevestigd in het kader van natuurinclusief bouwen. Er is voor nestkasten voor deze vogelsoort gekozen op aangeven van de voormalige directeur van Sovon Vogelonderzoek Nederland, een non-profit organisatie die in Nederland het voorkomen en de ontwikkeling van Nederlandse vogels bijhoudt.
Landschappelijke inrichting
Voor de nieuwe inrichting van het perceel is een afzonderlijke inrichtingstekening gemaakt die navolgend te zien is en ook als bijlage 2 bij de regels is opgenomen en voorwaardelijk verplicht. Naast het nieuwe bijgebouw zijn hierop de nieuwe landschapselementen weergegeven als a) het nieuwe doorzicht op de historische pol en Groot Zeeland, b) de recent aangeplante en nog aan te planten bomen en het aanvullen van een bosvak. Ook wordt voorzien in een steenuilenkast en een takkenril. Met deze landschapselementen wordt de landschappelijke inpassing versterkt en een verdere impuls gegeven aan de biodiversiteit op het perceel.
Inrichtingsplan toekomstige situatie (Bron: buro Waalbrug, d.d. maart 2022)
Stedenbouwkundige beoordeling
De bijzondere positie van het perceel, de specifieke ligging ten opzichte van de weg en de omvang van het perceel maken de locatie tot een unieke plek in het landelijk gebied tussen Leuth en Millingen.
Het perceel wordt aan alle zijden omzoomd door opgaande beplanting. Vooral aan de zijde van de Zeelandsestraat zijn delen van het perceel bebost. Dit betekent dat vanaf de weg geen direct zicht is op het perceel en de hierop aanwezige bebouwing. De twee toegangen aan de west- en de noordzijde (de historische oprijlaan) naar het perceel liggen dan ook enigszins verscholen in het groen.
Met betrekking tot de inrichting op het terrein zelf kan een onderscheid gemaakt worden tussen het erfdeel aan de noordwestzijde van het woonhuis en de landelijke tuin aan de zuidoostzijde van het woonhuis. Op het erfdeel komen de twee ontsluitingen vanaf de Zeelandsestraat samen op een verharde ruimte voor het huis. Nagenoeg alle bebouwing is direct of indirect georiënteerd op deze voorruimte. Het ligt daarmee ook voor de hand dat het nieuwe bijgebouw komt te liggen binnen dit deel van het perceel dat kan worden aangeduid als het woonerf. Een ligging van het nieuwe bijgebouw in het 'tuindeel' van het perceel aan de zuidoostzijde van het woonhuis is niet wenselijk en stedenbouwkundig gezien niet logisch.
Ook de grootte van het perceel is uniek. In de huidige situatie is de voormalige hoeve Groot Zeeland met een oppervlakte van bijna 30.000 m² het grootste perceel aan de Zeelandsestraat. De grootte van de meeste percelen aan deze weg variëren van circa 3.000 tot 5.000 m². De grootte van andere percelen binnen de gemeente is doorgaans veel kleiner. Daarnaast is het percentage aan bebouwing op deze percelen in veel gevallen groter dan op het onderhavige perceel.
Concluderend kan daarom worden gesteld dat de unieke en bijzondere situatie van het perceel Zeelandsestraat 65 maatwerk vereist en rechtvaardigt dat voor de realisatie van het nieuwe bijgebouw wordt afgeweken van de regeling in bestemmingsplan uit 2007 en het gemeentelijk beleid voor bijbehorende bouwwerken, dat ziet op standaard situaties.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), waarin het Rijk een lange termijn visie geeft op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt keuzes te maken. Bij de afweging van keuzes wordt bij voorkeur gekozen voor slimme combinaties van functies, wordt uitgegaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden en worden beslissingen niet uitgesteld of doorgeschoven.
De nationale belangen en opgaven waarop het Rijk wil sturen en richting wil geven, komen samen in de volgende vier prioriteiten:
Planspecifiek
De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met de prioriteiten uit de NOVI. De NOVI vormt geen belemmering voor dit plan.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) borgt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen die deel uitmaken van het beleid, zoals beschreven in de voorganger van de NOVI, oftewel de SVIR. Op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt, vervalt het Barro. De regels van het Barro worden dan vervangen door het Besluit kwaliteit leefomgeving (BKL). Het BKL wordt de uitwerking, in regelgeving, van het beleid dat in de NOVI staat. Zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is, is het Barro nog van toepassing.
In het Barro, ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 14 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in provinciaal beleid en gemeentelijke bestemmingsplannen. Dat betekent dat het Barro voor de opgenomen onderwerpen regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
Planspecifiek
Voor het plangebied is alleen nationaal belang 13 'Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde' van belang. Het plangebied valt namelijk binnen de zone voor de 'Romeinse Limes'. In 2021 werd deze Neder-Germaanse Limes, de officiële naam van dit deel van de grens, erkend als UNESCO Werelderfgoed. Het rijksbelang heeft betrekking op het behoud en de versterking van de uitzonderlijke universele waarde van de erfgoederen. De kernkwaliteiten die bepalend zijn voor deze waarde zijn in het Barro als volgt omschreven:
'De unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven voormalige (militaire) grens van het Romeinse Rijk. De Limes ligt langs de toenmalige loop van de Rijn met archeologische overblijfselen uit de periode 0 tot 400 na Chr. bestaande uit:
De in het besluit omschreven kernkwaliteiten dienen door het provinciaal bestuur te worden uitgewerkt. De uitwerking moet dusdanig zijn, dat de uitgewerkte kernkwaliteiten sturend kunnen zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen op het niveau van bestemmingsplannen. Het uitgangspunt is, dat ruimtelijke ontwikkelingen in erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde mogelijk zijn, mits de uitgewerkte kernkwaliteiten van de erfgoederen worden behouden of versterkt («ja, mits»-principe). Ontwikkelingen die de uitgewerkte kernkwaliteiten niet aantasten zijn dus in beginsel toegestaan. Maatvoering, schaal en ontwerp van ruimtelijke projecten bepalen sterk het effect van het project op de kernkwaliteiten.
In paragraaf 3.2 van het archeologisch bureauonderzoek (zie bijlage 3) is terug te lezen dat er in de omgeving van het plangebied enkele archeologische monumenten zijn uit de Romeinse Tijd. Deze bevinden zich echter niet in het plangebied:
Daarnaast zijn er ook enkele archeologische waarnemingen met Romeinse resten in de omgeving (dus buiten het plangebied):
De ligging van de in Archis3 geregistreerde archeologische monumenten (paars gemarkeerd), vondstmeldingen en waarnemingen (groene stippen), in de omgeving van het plangebied (Bron: https://rce.webgispublisher.nl/Viewer.aspx?map=Archeologie%2Din%2DNederland#)
Uit het archeologisch bureauonderzoek blijkt dat er geen Romeinse resten te verwachten zijn in het plangebied. Omdat er al een fundering is aangelegd voor het bijgebouw en omdat de kabels die nog gelegd moeten worden vanaf de zonnepanelen op het dak van de nieuwe schuur richting het woonhuis, door de initiatiefnemer aangelegd zullen worden op een diepte van maximaal 0,3 m -mv, zal er geen afbreuk gedaan worden aan de archeologische waarden ter plaatse, en daarmee dus ook niet aan de Romeinse Limes.
De in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerde 'ladder voor duurzame verstedelijking' is als procesvereiste vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet in de toelichting een onderbouwing opgenomen worden van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. De ladder worden in artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:
'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'
In het kader van de duurzame ladder wordt ten aanzien van de definitie van bestaand stedelijk gebied de definitie uit de Bro gehanteerd: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.' Volgens de nota van toelichting bij het Bro moet worden bekeken of door het benutten van leegstaande verstedelijkingsruimte in bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien in de behoefte. Zoals ook volgt uit onder andere de uitspraak met het nummer 201303578/1/R4 kunnen, naar het oordeel van de Raad van State, planologische mogelijkheden waarvan nog geen gebruik is gemaakt, als leegstaande verstedelijkingsruimte worden aangemerkt. Een dergelijke locatie wordt gezien als onderdeel van het bestaand stedelijk gebied.
Planspecifiek
Conform actuele jurisprudentie wordt een ontwikkeling van twaalf woningen of meer gezien als stedelijke ontwikkeling. Aangezien het plan de realisatie van één nieuw bijgebouw betreft en er planologisch gezien geen extra wooneenheden mogelijk worden gemaakt, is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling zoals die in het Bro wordt gedefinieerd. Het doorlopen van de ladder is daarmee niet noodzakelijk.
Op 19 december 2018 hebben Provinciale Staten van Gelderland de 'Omgevingsvisie Gaaf Gelderland' vastgesteld. De bijbehorende geactualiseerde 'Omgevingsverordening Gelderland (december 2021)' hebben Provinciale Staten op 15 december 2021 vastgesteld. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het beleid en in de Omgevingsverordening de regels en afspraken om de opgaven uit de Omgevingsvisie te realiseren.
De Omgevingsvisie en -verordening zijn dynamische instrumenten. Doordat wetten veranderen of door de komst van nieuwe initiatieven, kijkt de provincie twee keer per jaar of de plannen moeten worden aangepast.
De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven:
Ruimte in kleinere kernen en vrijgekomen bebouwing in het landelijk gebied kan worden benut voor wonen en nieuwe economische dragers en als versterking van de vitaliteit van het landelijk gebied. Bij de nadere invulling van de uitgangspunten wordt ruimte gelaten voor lokale of regionale initiatieven door gemeenten of regionale samenwerkingsverbanden. Bouwprogramma's voor nieuwe woningen zijn daarbij in regionaal verband afgestemd. Waar mogelijk kan lokaal maatwerk worden geleverd.
De strategie van de provincie om de doelen van 'duurzame economische structuurversterking' en 'een gezonde en veilige leefomgeving' te bereiken wordt gevoed door het besef dat stad en land elkaar nodig hebben. De provincie gaat voor:
Als leidend principe hanteert de provincie de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Dit houdt in dat in bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling moet worden aangegeven hoe met de ladder is omgegaan, zie ook subparagraaf 3.1.3. De provincie hanteert voor de bepaling van bestaand stedelijk gebied de definitie uit het Besluit ruimtelijke ordening.
Planspecifiek
Navolgend worden de relevante passages en kaarten uit de Omgevingsvisie besproken:
Groene ontwikkelingszone en rustgebied voor winterganzen
Het plangebied valt op de themakaart 'Natuur- en landschapsbeleid' helemaal binnen de aanduiding 'Groene ontwikkelingszone'. De provincie en haar partners streven samen naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het GNN. Het gaat vooral om landbouwgrond, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven. Ter bescherming van de kernkwaliteiten zijn regels opgenomen in de Omgevingsverordening waaraan gemeentelijke bestemmingsplannen moeten voldoen (zie hierna onder subparagraaf 3.2.3 Omgevingsverordening).
Omdat in onderhavig plan slechts sprake is van het realiseren van één nieuw bijgebouw op een kort gemaaid grasveld, en de fundering van dit gebouw al gerealiseerd is, doet de beoogde ontwikkeling geen afbreuk aan de kernkwaliteiten van de GO. Bovendien wordt de bestaande landschappelijke inpassing rondom het woonperceel verder aangevuld/ verbeterd en in dit bestemmingsplan juridisch geborgd.
Van rustgebied voor winterganzen is in het plangebied geen sprake. Het woonperceel en de rest van de gronden behorende bij de hoeve Groot Zeeland zijn al jaren in gebruik als woonperceel, grotendeels begroeid met opgaande beplanting, en daarmee geen geschikte locatie als rustgebied voor ganzen. Die gebieden bevinden zich namelijk op de onbegroeide agrarische gronden rondom het plangebied. Aan die oppervlakte verandert niets.
De Omgevingsverordening vormt de juridische doorwerking in regels van het beleid uit de Omgevingsvisie. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem.
Planspecifiek
Navolgend worden de relevante artikelen en kaarten uit de Omgevingsverordening besproken:
Groene ontwikkelingszone
Het plangebied valt op de kaart 'Natuur' helemaal binnen de aanduiding 'Groene ontwikkelingszone'. In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen de Groene Ontwikkelingszone (GO) worden alleen onder strikte voorwaarden nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt die leiden tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het betreffende gebied.
Aangezien het functieverandering betreft van al bestaande bebouwing en er verder aan de verschijningsvorm van het plangebied slechts in beperkte mate iets wijzigt (een nieuw bijgebouw van maximaal 120 m² op een al gerealiseerde fundering), kan gesteld worden dat er geen sprake is van een grootschalige ontwikkeling. Desondanks zal het plan (sinds de versie van de Omgevingsverordening ingaande 1 februari 2022) moeten bijdragen aan versterking van de kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen van de GO die gelden voor deelgebied 57 'Ooijpolder – Duffelt'. De al bestaande landschappelijke inpassing rondom het woonperceel wordt verder aangevuld/ verbeterd ter compensatie van de netto toename van de oppervlakte aan bebouwing (120 – 57 = 63 m²) en in dit bestemmingsplan juridisch geborgd (zie sublid 4.4.2 van de regels).
Romeinse Limes
Het plangebied valt op de kaart 'Landschap' helemaal binnen de aanduiding 'Romeinse Limes'. Een bestemmingsplan voor gronden gelegen binnen de Romeinse Limes maakt ten opzichte van het op 17 oktober 2014 geldende bestemmingsplan geen activiteiten mogelijk die de kernkwaliteiten daarvan aantasten. De kernkwaliteiten van de Romeinse Limes zijn forten (castella), burgerlijke nederzettingen, kampdorpen (vici) grafvelden, de militaire infrastructuur, bestaande uit wegen, waterwerken en wachttorens en scheepswrakken. Zoals in subparagraaf 3.1.2 al aangegeven doet het plan geen afbreuk aan de kernkwaliteiten van de Romeinse Limes.
Voor het overige zijn er geen regels in de Omgevingsverordening opgenomen die van invloed zijn op dit bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan is daarmee tevens passend in de provinciale Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening.
Ambtelijk is geconstateerd dat momenteel 194 m² aan bijbehorende bouwwerken legaal op het perceel aanwezig is (zie navolgende luchtfoto):
Luchtfoto met bestaande bijgebouwen en omvang in m² (ontvangen van gemeente d.d. 15 mei 2020)
Het nieuw te bouwen bijbehorende bouwwerk heeft een oppervlakte van 120 m². Hoewel het plan niet past binnen het intern gehanteerde beleid van de gemeente om maximaal 150 m² aan bijbehorende bouwwerken toe te staan, kan er in de huidige planologische situatie nog wel vergunningsvrij worden bijgebouwd (circa 105 m²). In de memo van Poelmann van den Broek Advocaten (bijlage 1) is een voorstel tot een planologische regeling gedaan die inhoudt dat in de toekomstige situatie afgezien wordt van deze nog beschikbare vergunningsvrije bouwmogelijkheden en voorts dat een bestaand bijgebouw van 57 m² wordt gesloopt. Dit leidt per saldo tot een verbeterde planologische situatie met minder bebouwing op hoeve Groot Zeeland. In het amendement van de gemeenteraad (zie ook paragraaf 1.4) is hier op aangesloten.
In het onderhavige hoofdstuk worden de verschillende milieu- en omgevingsaspecten beschouwd in relatie tot het initiatief. In algemene zin kan gesteld worden dat de gevolgen voor deze aspecten in relatie tot de mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt nihil zijn.
Functies die op basis van een ruimtelijk plan worden toegestaan kunnen tot wijzigingen in verkeerstromen en tot een andere parkeervraag leiden in vergelijking met functies die op basis van de bestaande planologische regeling zijn toegestaan. Omwille van een goede ruimtelijke ordening moet onderzocht worden of het wegennet deze intensiteiten voldoende aankan en of er geen onaanvaardbare parkeerdruk ontstaat.
Doorvertaling ruimtelijk plan
Aangezien de realisatie van een nieuw bijgebouw voor het stallen van fietsen, auto's en tuin- en parkmachines niet leidt tot extra vervoersbewegingen dan wel een extra parkeerbehoefte vormen de aspecten 'verkeer' en 'parkeren' geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit ruimtelijk plan.
Regelgeving
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in verband met de uitvoerbaarheid van een project rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid. Bij functiewijzigingen moet worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie. Op grond van de Woningwet en de Bouwverordening moet voor elke individuele bouwlocatie aangetoond worden dat de bodem geschikt is voor de beoogde bebouwing, alvorens een omgevingsvergunning verleend kan worden.
Doorvertaling ruimtelijk plan
Ter plaatse van het plangebied hebben geen bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden. De beoogde locatie van het bijgebouw is de gehele tijd in gebruik geweest als grasveld. Met de bouw van een nieuw bijgebouw voor het stallen van fietsen, auto's en tuin- en parkmachines wordt bovendien geen nieuwe gevoelige functie mogelijk gemaakt. Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit ruimtelijk plan.
Regelgeving
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). De Wgv biedt gemeenten de mogelijkheid om afwijkende geurnormen vast te stellen voor (delen van) het grondgebied. Op deze wijze kan de gemeente een geurhinderbeleid vaststellen dat is afgestemd op de plaatselijke situatie.
Per 1 januari 2013 zijn agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit gebracht. In het Activiteitenbesluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder akkerbouwbedrijven en veehouderijen, eisen opgenomen. Voor de veehouderijen is aangesloten bij de systematiek uit de Wgv. Dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen een maximaal toegestane geurbelasting geldt en in andere gevallen vaste afstandseisen gelden.
Doorvertaling ruimtelijk plan
Met de realisatie van een nieuw bijgebouw voor het stallen van fietsen, auto's en tuin- en parkmachines wordt geen nieuwe geurgevoelige functie mogelijk gemaakt. Het aspect 'geur' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit ruimtelijk plan.
Regelgeving
Belangrijke basis voor de ruimtelijke afweging van het aspect geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). De Wgh beperkt zich daarbij tot een toetsing ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, gezondheidszorggebouwen en kinderdagverblijven.
Doorvertaling ruimtelijk plan
Met de bouw van een nieuw bijgebouw voor het stallen van fietsen, auto's en tuin- en parkmachines wordt geen nieuwe geluidgevoelige functie mogelijk gemaakt. Het aspect 'geluid' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit ruimtelijk plan.
Regelgeving
Op 15 november 2007 is de wijziging van de Wet milieubeheer in werking getreden. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als aannemelijk kan worden gemaakt dat aan één of meerdere van de hiervoor geldende criteria wordt voldaan.
Doorvertaling ruimtelijk plan
De bouw van een nieuw bijgebouw voor het stallen van fietsen, auto's en tuin- en parkmachines kan worden gezien als een project dat 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Deze mag daarom zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Het aspect 'luchtkwaliteit' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit ruimtelijk plan.
Regelgeving
Wanneer ruimtelijke ontwikkelingen in de directe omgeving van inrichtingen en/of bedrijven worden gerealiseerd, zal een milieukundig onderzoek uit moeten wijzen in hoeverre er sprake is van mogelijke beperkingen ten gevolge van de aanwezige inrichtingen en of bedrijven. Maar ook andersom moet aandacht worden besteed aan de rechten van de aanwezige inrichtingen en/of bedrijven.
Via de milieuwetgeving wordt milieuhinder zoveel mogelijk voorkomen. Alle bedrijven en inrichtingen die in potentie hinder zouden kunnen veroorzaken, moeten een vergunning hebben in het kader van de Wet milieubeheer of moeten middels een melding aantonen dat zij aan de hierin gestelde richtwaarden kunnen voldoen. De gestelde richtwaarden zijn veelal vertaald in minimale afstanden tussen de inrichtingen waar activiteiten plaatsvinden en de milieugevoelige functies in de directe omgeving.
Doorvertaling ruimtelijk plan
Het initiatief betreft geen nieuwe gevoelige functie en wordt bovendien niet in de directe nabijheid van inrichtingen en/of bedrijven gerealiseerd. Het aspect 'milieuzonering' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit ruimtelijk plan.
Regelgeving
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid rondom externe veiligheid is vastgelegd in circulaires, regelingen, AMvB's en wetten.
Doorvertaling ruimtelijk plan
Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk. Uit raadpleging van de risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt bovendien dat in de omgeving van het plangebied geen relevante risicovolle inrichtingen, buisleidingen of gevaarlijke transportroutes gelegen zijn. Aanvullend onderzoek (verantwoording) in het kader van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) is niet noodzakelijk. Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit ruimtelijk plan.
Regelgeving
Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rivierenland. Voor het plangebied is het volgende waterschapsbeleid van toepassing: Waterbeheerprogramma 2016 – 2021 'Koers houden en kansen benutten', Nota riolering 'Samen door één buis' (2012) en de Keur voor waterkeringen en wateren.
Voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder ver- en nieuwbouwplannen, is het beleid erop gericht het regenwater zoveel mogelijk te infiltreren naar het freatisch grondwater, waardoor een meer natuurlijk afvoerverloop ontstaat. Volgens de Beleidsregels Keur Waterschap Rivierenland geldt vanaf nieuw verhard oppervlak een vrijstelling van de compensatieplicht voor toename tot 500 m² voor stedelijk gebied en 1.500 m2 voor het buitengebied. Als peildatum voor het eenmalig gebruik is 1 januari 2010 aangehouden, Dit betekent dat alleen aanspraak gemaakt kan worden op de vrijstelling als hier in het verleden (na 1 januari 2010) nog geen gebruik van is gemaakt.
Doorvertaling ruimtelijk plan
Onderhavig initiatief betreft nieuw verhard oppervlak van 120 m². Hiermee valt het initiatief volgens de Beleidsregels Keur Waterschap Rivierenland binnen de vrijstelling van de compensatieplicht voor het buitengebied van 1.500 m². Ook uit de uitgevoerde digitale watertoets, die als bijlage 6 bij de toelichting is gevoegd, komen geen bijzondere aandachtspunten naar voren. Het aspect 'waterhuishouding' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit ruimtelijk plan.
Regelgeving
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De Wnb kent drie algemene beschermingsregimes waarin de voorschriften van de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn en twee verdragen (Bern en Bonn) zijn geïmplementeerd en waarin aanvullende voorschriften zijn gesteld voor de dier- en plantensoorten die niet onder die specifieke voorschriften vallen, maar wel bescherming behoeven. Per beschermingsregime is bepaald welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag. Onder de Wnb geldt een zorgplicht voor alle in het wild levende dieren. De zorgplicht houdt in dat werkzaamheden, die nadelig kunnen zijn voor dieren en planten, in redelijkheid zo veel mogelijk worden nagelaten of maatregelen genomen om onnodige schade aan dieren en planten te voorkomen.
Doorvertaling ruimtelijk plan
Vanwege de beoogde ontwikkeling en het feit dat er enkele bomen gekapt worden, is er een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd. De rapportage van dit onderzoek is als bijlage 5 bij de toelichting gevoegd.
Het slopen van een carport, het kappen van 4 essen, het verwijderen van enkele jonge bomen en struiken waaronder 2 populieren en het realiseren van een nieuwe schuur in het plangebied is uitvoerbaar zoals bepaald in de Wro (artikel 3.1.6 Bro).
De beoogde ruimtelijke ingreep leidt niet tot overtreding van verbodsbepalingen omtrent soortenbescherming, gebiedsbescherming en houtopstanden in het kader van de Wet natuurbescherming. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden moet rekening worden gehouden met de (mogelijke) aanwezigheid van zoogdieren en algemene broedvogels (in het kader van algemene zorgplicht). Voor deze soorten moeten navolgende maatregelen worden getroffen om effecten te voorkomen:
Te treffen maatregelen
Het aspect 'ecologie' vormt met inachtneming van voorliggende maatregelen, geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit ruimtelijk plan.
Regelgeving
In artikel 3.1.6 lid 5 van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat in de toelichting van een ruimtelijk plan ten minste een beschrijving wordt opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Met deze wetswijziging wordt de huidige Monumentenwet 1988 opgesplitst: een gedeelte (dat ziet op de fysieke leefomgeving) zal opgaan in de Omgevingswet, het overige gedeelte is opgenomen in de nieuwe Erfgoedwet. De bedoeling is dat in de Erfgoedwet een betere integratie met verschillende soorten erfgoed komt. Te allen tijde moet rekening worden gehouden met de wettelijke meldingsplicht bij toevalsvondsten (Erfgoedwet, artikel 5.10).
Het Besluit ruimtelijke ordening en de Erfgoedwet schrijven niet voor in welke mate met archeologie rekening moet worden gehouden. De gemeente heeft wat dit betreft beleidsvrijheid en kan het archeologische belang afwegen ten opzichte van andere belangen, de belangen van de burger en van de gemeente.
Doorvertaling ruimtelijk plan
Archeologie
In het archeologisch bureauonderzoek (zie bijlage 3) is geconcludeerd dat de voorgenomen planrealisatie zou kunnen leiden tot de aantasting van behoudenswaardige archeologische resten. Dit laatste is echter alleen het geval indien er ter plaatse van het onderzoeksgebied nieuwe graafwerkzaamheden worden voorzien met een diepte van meer dan 0,3 m -mv. Alleen in dat geval wordt het noodzakelijk geacht om deze graafwerkzaamheden onder archeologische begeleiding te laten uitvoeren.
Wanneer echter gebruik wordt gemaakt van de al aangelegde fundering en er geen nieuwe graafwerkzaamheden noodzakelijk zijn dieper dan 0,3 m -mv, wordt archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht. Bovendien wordt het AMK-terrein ten zuiden van het plangebied niet aangetast.
Omdat de kabels die nog gelegd moeten worden vanaf de zonnepanelen op het dak van de nieuwe schuur richting het woonhuis, door de initiatiefnemer aangelegd zullen worden op een diepte van maximaal 0,3 m -mv, is er geen nader archeologisch onderzoek noodzakelijk en hoeft er ook geen archeologische begeleiding plaats te vinden.
Ter bescherming van de archeologische waarden is het hele plangebied voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'.
Op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het aspect 'archeologie' geen belemmeringen vormt voor de vaststelling van dit ruimtelijk plan.
Cultuurhistorie
In de aan deze aanvraag ten grondslag gelegde cultuurhistorische quickscan van 23 juni 2020 wordt beargumenteerd waarom de beoogde locatie van het nieuwe bijgebouw vanuit cultuurhistorisch en tuinhistorisch oogpunt wel een geschikte plaats is. Het volledige onderzoek is als bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd.
Navolgend is de conclusie uit de cultuurhistorische quickscan weergegeven:
De voorgestelde locatie voor de gewenste schuur ligt buiten het terrein dat is aangewezen als gebied van zeer hoge archeologische waarde. Deze locatie is daarmee voor het behoud van archeologische waarden beter geschikt dan het voorplein dat binnen het als terrein van zeer hoge archeologische waarde aangewezen gebied ligt. De begrenzing is op navolgende afbeelding (in paars) weergegeven. De zwarte pijl geeft de bouwlocatie voor het bijgebouw weer buiten de AMK begrenzing.
Bron: Stichting in Arcadië, Groot Zeeland, Millingen aan de Rijn Cultuurhistorische quickscan, p. 32 (23 juni 2020)
Het voorkomen van Groot Zeeland op de selectielijst gemeentelijke monumenten wordt bepaald door de geschiedenis van de locatie als Middeleeuwse kasteelplaats. Voor de herkenbaarheid en de leesbaarheid van Groot Zeeland als Middeleeuwse kasteelplaats als wierde/terp als bijzondere terreinverhoging in het verder vrijwel reliëf loze broekontginning is de voorgestelde locatie voor de gewenste schuur beter geschikt dan op het voorplein waar het afbreuk doet aan de beleefbaarheid van de kasteelplaats.
De locatiekeuze van het nieuwe bijgebouw zou kunnen worden opgevat als een “nieuwe tijdslaag” in dit qua ontwikkelingsgeschiedenis zeer gelaagde gebied. De beoogde locatie maakt geen inbreuk op de nog aanwezige onderdelen met een hoge en positieve tuinhistorische waarde. De locatie ligt in het deel van het terrein met een indifferente tuinhistorische waarde.
Op basis van de cultuurhistorische quickscan kan worden geconcludeerd dat het aspect 'cultuurhistorie' geen belemmeringen vormt voor de vaststelling van dit ruimtelijk plan.
Deze conclusie wordt ondersteund door het uitgevoerde archeologisch bureauonderzoek (zie bijlage 3): Op basis van het uitgevoerde Archeologisch Bureauonderzoek wordt geconcludeerd dat de voorgenomen planrealisatie zou kunnen leiden tot de aantasting van behoudenswaardige archeologische resten. Dat is echter alleen het geval indien er ter plaatse van het onderzoeksgebied nieuwe graafwerkzaamheden worden voorzien dieper dan 0,3 m -mv. In dat geval wordt het noodzakelijk geacht om deze graafwerkzaamheden onder Archeologische Begeleiding te laten uitvoeren. Zie hiervoor onder de kop 'archeologie'.
Pol
Verspreid in het landschap ten zuidwesten van Millingen bevinden zich nog enige voormalige hoeven, waarvan een aantal zijn gelegen op opgeworpen pollen. Dit zijn kunstmatige verhogingen ter bescherming tegen overstromingen. De hoeve Groot Zeeland in het plangebied is gebouwd op de plaats van de in de 16e eeuw verwoeste burcht Zeeland of Hobergh. Deze pol is nog steeds duidelijk in het landschap zichtbaar en is daarom ter bescherming specifiek op de verbeelding aangeduid. Deze pol dient niet onevenredig te worden aangetast. Daarom is het afgraven, verlagen of ophogen van de pol in navolging van het geldende bestemmingsplan ook in dit bestemmingsplan aan een omgevingsvergunningstelsel gekoppeld.
Hoeve Groot Zeeland
Ter bescherming van de beeldkwaliteit van hoeve Groot Zeeland is een omgevingsvergunning voor het slopen opgenomen voor het hoofdgebouw. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning het betreffende bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen.
Bescherming landschap
Enkele gebieden met een bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische samenhang zijn door middel van een specifieke aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning landschappelijke en cultuurhistorische samenhang' in de regels en op de verbeelding beschermd.
Regelgeving
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen moeten worden gewaarborgd. Tevens moet rond dergelijke leidingen rekening worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
Doorvertaling ruimtelijk plan
In of in de directe omgeving van het plangebied zijn geen hoofdtransportleidingen of persleidingen van water, olie, aardgas, brandstof en/of hoogspanningsverbindingen gelegen, die relevant zijn voor het plangebied.
Regelgeving
Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'.
De consequentie van de nieuwe regeling is dat in elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan m.e.r. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die beneden de drempelwaarden vallen uit de D-lijst, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
Doorvertaling ruimtelijk plan
Uit voorgaande analyse volgt dat de gevolgen voor de milieuaspecten goed in beeld zijn gebracht en dat de gevolgen voor deze aspecten in relatie tot de mogelijkheden die dit ruimtelijk plan biedt nihil zijn. Bijzondere omstandigheden waarvoor deze wetten of regelingen geen kader vormen doen zich bij dit ruimtelijk plan niet voor. Een verdere m.e.r.-beoordeling wordt zodoende niet noodzakelijk geacht.
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.
In deze paragraaf worden de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, de Wabo en andere bestemmingsplannen van de gemeente. Voor het bouwen is verder het Besluit omgevingsrecht (Bor) van belang. In het Bor zijn onder andere regels voor vergunningsvrije bouwwerken opgenomen.
Hieronder wordt de opbouw en dergelijke van de regels kort toegelicht.
Inleidende regels
Begrippen
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Wijze van meten
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
Bestemmingsregels
In het tweede hoofdstuk komen de bestemmingen aan de orde.
Bestemmingsomschrijving
Bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals bedrijven, wonen, centrum etc. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.
Bouwregels
In de bouwregels worden voor alle hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de van toepassing zijnde bouwregels gesteld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding.
Afwijken van de bouwregels
In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde bouwregels.
Specifieke gebruiksregels
In deze bepaling is aangegeven wat onder strijdig gebruik valt.
Afwijken van de gebruiksregels
In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde gebruiksregels.
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
Deze bepaling bevat algemene regels omtrent ondergronds bouwen en ondergeschikte bouwdelen.
Algemene gebruiksregels
Deze bepaling bevat algemene regels omtrent strijdig gebruik.
Algemene aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - pol' (zie lid 9.1 overige zone - pol) mag de visuele beleving van de 'pol' als landschappelijk element niet onevenredig worden aangetast. Daarom is ter bescherming van de 'pol' een omgevingsvergunningstelsel opgenomen.
Enkele gebieden met een bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische samenhang zijn door middel van een specifieke aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning landschappelijke en cultuurhistorische samenhang' (zie lid 9.2 wetgevingzone - omgevingsvergunning landschappelijke en cultuurhistorische samenhang) beschermd. Oprichting van bouwwerken buiten een agrarisch bouwvlak is binnen deze aanduiding uitsluitend mogelijk via een binnenplanse afwijking, waarin de mogelijke aantasting van de cultuurhistorische waarden als gevolg van het bouwvoornemen getoetst dient te worden. Als enige uitzondering op deze regel is het wel mogelijk om bij recht het nieuwe bijgebouw van 120 m² te realiseren. De aangeduide gebieden betreffen veelal een verzameling gebouwen op een bijzondere locatie, waaronder ook het landgoed van de voormalige hoeve Groot Zeeland.
Overgangs- en slotregels
Overgangsregels
Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bouwregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan, mag eveneens worden voortgezet.
Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
In het plangebied komen de volgende (dubbel)bestemmingen voor:
Artikel 3 Groen - Landelijk groen
Gronden rondom solitaire woningen in het buitengebied, die feitelijk in gebruik en eigendom zijn van particuliere eigenaren, zijn bestemd als 'Groen – Landelijk groen'. De grond is daarmee bestemd voor groenvoorzieningen, extensief agrarisch gebruik en speel- en recreatievoorzieningen alsmede parkeren ten behoeve van de in de directe nabijheid gelegen woningen. Oprichting van nieuwe bijgebouwen, prieeltjes en het aanbrengen van verhardingen is binnen deze bestemming niet toegestaan.
Artikel 4 Wonen
De bestaande woning in het plangebied heeft, in aansluiting op de bestemming 'Wonen' uit het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013' van de voormalige gemeente Ubbergen, een passende woonbestemming gekregen. Het bestemmingsvlak 'Wonen' is daarbij in onderhavig bestemmingsplan even groot gebleven als het bestemmingsvlak 'Woondoeleinden' uit het bestemmingsplan 'Buitengebied', zoals de gemeenteraad van de voormalige gemeente Millingen aan de Rijn dat heeft vastgesteld op 27 februari 2007.
Aan de bebouwingsregeling is een nieuw sublid toegevoegd dat regelt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen uitgesloten - vergunningvrij' op de verbeelding geen vergunningvrije bouwwerken mogen worden opgericht. Dit in aansluiting op de voorgestelde planologische regeling (zie bijlage 1 bij de toelichting), waarin wordt afgezien van de nog beschikbare vergunningvrije bouwmogelijkheden. Dit leidt namelijk per saldo tot minder bebouwing bij hoeve Groot Zeeland. De aanduiding valt samen met het bestemmingsvlak 'Wonen' van de bestaande burgerwoning op Groot-Zeeland.
Aan de bouwregels is een nieuw sublid toegevoegd, dat regelt dat ter plaatse van een specifieke aanduiding één bijgebouw met een maximum oppervlak van 120 m² mag worden opgericht ten behoeve van de bestaande woning op Groot-Zeeland.
Aan de specifieke gebruiksregels is een nieuw sublid 'voorwaardelijke verplichting' toegevoegd dat regelt dat het bijgebouw alleen mag worden opgericht als het oude bijgebouw (zoals aangeduid in bijlage 1 van de regels) is gesloopt, het nieuwe bijgebouw wordt voorzien van zonnepanelen en de landschappelijke inpassing (zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels) wordt gerealiseerd en in stand gehouden.
Ter bescherming van de beeldkwaliteit van hoeve Groot Zeeland is een omgevingsvergunning voor het slopen (zie lid 4.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) opgenomen voor het hoofdgebouw. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning het betreffende bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 1
Gebieden met bekende archeologische waarden zijn opgenomen binnen deze archeologische dubbelbestemming.
Uitgangspunt is dat archeologisch waardevolle terreinen worden behouden voor de toekomst. Alleen wanneer dat niet mogelijk is, dient door middel van een opgraving de archeologische informatie te worden veiliggesteld.
Ter plaatse van deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden van toepassing dat toeziet op de bescherming van (mogelijk aanwezige) archeologische waarden. Indien werkzaamheden zoals graven toch plaats dienen te vinden, zal onderzocht moeten worden of ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
Een vergunning wordt vereist wanneer de ingreep groter is dan 0 m². Deze voorwaarde hangt samen met de archeologische (verwachtings-) waarde van het gebied. Dit is in onderstaande tabel uitgewerkt.
Het uitvoeren van het project heeft geen financiële gevolgen voor de gemeente. De initiatiefnemer draagt de volledige financiële verantwoordelijkheid voor de realisatie van het project en het daarbij horende risico. Hiertoe sluit de gemeente een overeenkomst af met de initiatiefnemer.
Inspraak
De initiatiefnemer heeft de direct omwonenden in augustus 2019 geïnformeerd over de voorgenomen bouw van de nieuwe schuur. Alle vijf omwonenden hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de realisatie van de bouwplannen en hiervoor getekend. In de tussentijd is geen van deze omwonenden verhuisd. Vanwege privacygevoelige informatie is deze informatie niet bij het bestemmingsplan opgenomen, maar wel op te vragen bij de gemeente.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf dinsdag 17 mei tot en met maandag 27 juni (gedurende zes weken) ter visie gelegen. Er zijn binnen deze termijn geen zienswijzen ingediend.
Na de termijn van terinzagelegging moet de gemeenteraad beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan.
Tegen het besluit tot vaststelling staat, voor belanghebbenden, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking waarna tot planrealisatie kan worden overgegaan.