direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Recreatiepark Naarderbos 2023
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het vigerende bestemmingsplan uit 2004 is destijds opgesteld om uitvoering te kunnen geven aan het masterplan voor het buitendijkse gebied. Een prachtig en kansrijk groen gebied tussen Naarden en Muiderberg. Een gebied waarin wonen, recreëren, golfen en werken in een natuurlijke omgeving samengaan. En, als het goed is, harmonieus samengaan. Een gebied waar de gemeente de bestaande kwaliteiten wil behouden en zich ook wil blijven inzetten voor een goed functionerende golfbaan en multifunctioneel gebouw. Een gebied dat laagdrempelig en toegankelijk is voor iedereen, met fiets- en wandelroutes en een bruikbare oeverzone met het strandje en het prachtige water.

Inmiddels is gebleken dat de begripsbepalingen in het bestemmingsplan onduidelijkheid oproepen. Het ontbreken van eenduidige definities en ruime doeleindenomschrijvingen in combinatie met de ruime bouwvoorschriften kan leiden tot verschil van inzicht over wat er in het gebied kan worden gerealiseerd. Dit maakt niet alleen de toetsing van omgevingsvergunningaanvragen lastig, maar ook de handhaving daarvan en het schept onduidelijkheid voor belanghebbenden die in het gebied ondernemen of wonen. Het vigerende bestemmingplan biedt voorts mogelijkheden die niet passen bij het huidige en gewenste gebruik. Het bestemmingsplan is uit 2004 en is daarom aan actualisatie toe.

De golfbaan die een groot deel van het gebied beslaat, is op dit moment niet in gebruik en als gevolg daarvan is het gebied aan het verwilderen. Het multifunctionele gebouw (gebouw Waterfront) kent gedeeltelijke leegstand en acht zich beperkt in haar mogelijkheden. Over de exploitatiemogelijkheden van het gebouw Waterfront en de golfbaan op zichzelf, alsmede over de samenhang tussen beide (of het ontbreken ervan) loopt een discussie. De openbare oeverzone valt in beheer buiten de privaatrechtelijk vastgelegde taken van de gemeente. Het beheer en onderhoud is niet op orde.

Het vigerende bestemmingsplan is aan actualisatie toe en deze actualisatie kan een instrument zijn om kaders te bieden voor een vitaal gebied.

1.2 Wat vooraf ging

De huidige inrichting van het gebied is een antwoord geweest op de problematiek die zich eind jaren '90 van vorige eeuw voordeed. Het beheer en de exploitatie van het gebied stond daarbij centraal. Dat werd in het voorgaande bestemmingsplan als volgt verwoord:

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0001.png"

(tekst toelichting bestemmingsplan 2004)

Dat bestemmingsplan heeft de realisatie van het Masterplan 1998 mogelijk gemaakt. Op onderstaande afbeeldingen is de eerste aanleg en daarna de aanpassing van het recreatiegebied te zien. Zoals toegelicht in het bestemmingsplan is vooruitlopend op de vaststelling van het plan al begonnen me de aanleg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0002.png"

Met rode cirkels is de bebouwing in de afbeelding gemarkeerd en schematisch met een groene cirkel de golfbaan. De drie stortplaatsen in het gebied zijn afgedekt en binnen de golfbaan opgenomen. Bij de slibstortplaats moest nog rekening met enige nazetten worden gehouden.

In het Masterplan 1998 zijn als kostendragers wonen en een golfbaan geïntroduceerd. Uiteindelijk is bij de toenmalige planoptimalisatie een intensievere bebouwing bij de jachthaven toegestaan en is het als clubgebouw bedoelde paviljoen vergroot tot een fors multifunctioneler gebouw, tevens bedoeld als landmark aan het water.

Het gebied is grotendeels in erfpacht uitgegeven, de directe kustzone is openbaar toegankelijk. Binnen het erfpachtgebied gelden er bepalingen ten aanzien van openbaar toegankelijke fiets-, voet- en ruiterpaden.

1.3 De plangrens

Het plangebied 'Recreatiepark Naarderbos 2023' ligt in het noordwesten van de gemeente Gooise Meren, tegen het Gooimeer en rijksweg A6 aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0003.png"

Afbeelding: grenzen van het bestemmingsplan op topografische ondergrond

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0004.png"

Afbeelding: grenzen van het bestemmingsplan op luchtfoto

1.4 Eigendom en erfpacht

De gemeente is behoudens 2 voormalige stortplaatsen en de oever bij de Hollandse Brug (eigendom RWS) eigenaar van het buitendijkse gebied. De oude zeedijk is in eigendom bij de provincie.

De golfbaan is in 2003 erfpacht uitgegeven aan Naarderbos Ontwikkeling BV (hierna NBO), destijds een dochter van Grontmij. In 2007 is ter vervanging van een tijdelijk golfclubhuis de bouwvergunning voor een zelfstandig 6.000 m2 groot multifunctionele gebouw door MG&H BV aangevraagd. Het betreft daarmee een onder-opstalrecht met tevens parkeren op een zelfstandig perceel (kadastraal nummer 2270). Op deze wijze zijn er twee zelfstandige ondernemingen in het gebied actief.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0005.png"

Afbeelding: in erfpacht uitgegeven terreinen

Het overgrote deel van het plangebied is in erfpacht uitgegeven. In groen en blauw is het deel van de golfbaan aangeduid dat door de gemeente in erfpacht met opstalrecht is uitgegeven aan NBO. In grijs het deel van de golfbaan dat door eigenaar NV Afvalzorg aan NBO in erfpacht met opstalrecht is uitgegeven. In oranje is hier het opstalrecht van MG&H weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0006.png"

Afbeelding: niet in erfpacht uitgegeven gebied

De drie wooncomplexen zijn in eigendom uitgegeven en grenzen enerzijds aan de golfbaan en aan de andere kant aan de openbare gemeentelijke oeverstrook (groen in bovenstaande afbeelding) die niet in erfpacht is uitgegeven, maar wel onderdeel uitmaakt van een beheerovereenkomst met NBO. In blauw de gronden van Rijkswaterstaat met een zandlosplaats en toegangsweg. De IJsselmeerweg en het doorgaande fietspad zijn niet in erfpacht uitgegeven, maar maken op dit moment wel deel uit van de beheerovereenkomst met NBO.

In 2018 zijn de aandelen NBO en daarmee de erfpacht van de gronden waar de golfbaan en het multifunctionele gebouw op zijn gesitueerd overgenomen door Nedstede BV.

Inmiddels heeft een splitsing van het erfpacht tussen de golfbaan (NBO) en het MG&H plaatsgevonden. Daarmee wijzigde het onder-opstalrecht in een zelfstandig erfpachtrecht voor het gebouw Waterfront.

1.5 Voorheen geldende bestemmingsplannen

In de navolgende twee subparagrafen wordt beschreven welke regels uit deze bestemmingsplannen voor het plangebied van toepassing waren, tot de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan 'Recreatiepark Naarderbos 2023'.

1.5.1 Recreatiepark Naarderbos

Ter plaatse gold het bestemmingsplan 'Recreatiepark Naarderbos' van de gemeente Naarden zoals vastgesteld op 26 februari 2004 door de gemeenteraad Naarden. Het plan werd gedeeltelijk goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland bij besluit van 28 september 2004. Er werd goedkeuring onthouden aan het gedeelte van de plankaart waar de aanduiding van een aardgastransportleiding ontbrak.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0007.png"

Afbeelding: bestemmingsplankaart 'Recreatiepark Naarderbos'

1.5.1.1 Algemeen

Het bestemmingsplan kent twee hoofdbestemmingen en drie dubbelbestemmingen. De hoofdbestemming 'Dagrecreatiedoeleinden' geldt voor het grootste deel van het plangebied. Alleen de twee vijvers en de havenkom zijn bestemd als 'Waterdoeleinden'.

De hoofdbestemming 'Dagrecreatiedoeleinden' maakte de aanleg van het golfterrein mogelijk, met daarbij voorzieningen als het afslaggebouw (driving range) parkeerplaatsen en een multifunctioneel golfhuis. Langs de kust voorzag het plan in een recreatieve strook met een strand, ligweide, een boulevard en in de havenkom aanlegplaatsen.

Een belangrijk onderdeel van het plan is de ecologische verbindingszone met steppingstones, die indicatief op de plankaart zijn aangegeven.

Binnen de gehele bestemming (maar buiten de ecologische verbindingszone / steppingstones) zijn diverse soorten recreatieve bouwwerken toegestaan. Voor alle gebouwen geldt dat deze landschappelijk ingepast dienen te worden in het recreatiepark.

Daar waar een dagkampeerterrein werd voorzien is, via een aparte planologische procedure, geen dagkampeerterrein maar de woonbuurt Naardereiland gerealiseerd.

Binnen de hoofdbestemming 'Dagrecreatiedoeleinden' zijn de dubbelbestemmingen 'Waterstaatsdoeleinden', 'Woondoeleinden' en 'Leidingenstrook' van toepassing.

De ontsluiting (IJsselmeerweg) is indicatief weergegeven op de plankaart.

1.5.1.2 Golfterrein

De bestemming 'Dagrecreatiedoeleinden' had tot doel de realisatie van een 18-holes golfbaan en een golfoefengebied mogelijk te maken, alsmede een afslaggebouw op de locatie waar dat op de plankaart is aangeduid - hieronder met paars weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0008.png"

Afbeelding: plankaart, uitsnede ter plaatse van oefenvijver en afslaggebouw (paars) en multifunctioneel gebouw (rood)

Het afslaggebouw mag een bebouwd grondoppervlak van 700 m2 hebben en een maximum bouwhoogte van 10 meter.

1.5.1.3 gebouw Waterfront

Tussen de IJsselmeerweg en de havenkom is een gebied aangewezen als 'zoeklocatie multifunctioneel golfhuis'. Op voorgaande afbeelding is dat gebied weergegeven met de rode lijn. Hier mag een gebouw worden gerealiseerd met een maximum vloeroppervlakte van 6.000 m2 en een maximum bouwhoogte van 10 meter ten behoeve van:

  • een golfhuis
  • restaurant
  • multifunctionele ruimten

In artikel 1 van de planregels is bepaald wat wordt verstaan onder multifunctionele ruimten: "een deel van een gebouw dat kan worden gebruikt voor het houden van vergaderingen, congressen, studiedagen, exposities en feestelijke bijeenkomsten alsmede kinderopvang".

Hier is het gebouw Waterfront (IJsselmeerweg 100) gerealiseerd. Daarop is tevens de in paragraaf 1.5.3 beschreven vrijstelling van het bestemmingsplan van toepassing. Met die vrijstelling werd aanvullend op de bestemming fitness/health toegestaan alsmede een parkeerterrein.

1.5.1.4 Ecologische verbindingszone met steppingstones

Op de plankaart is indicatief een ecologische verbindingszone en steppingstones weergegeven. De verbindingszone loopt langs de vijvers naar het Gooimeer, zoals hieronder met groene lijn aangeduid. De locaties waar op de plankaart de steppingstones zijn aangeduid zijn hieronder met de groene cirkels weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0009.png"

Afbeelding: plankaart, ecologische verbindingszone en steppingstones met groen verduidelijkt

Over de ecologische verbindingszone is geregeld dat deze een minimumbreedte van 20 meter dient te hebben. Voor de steppingstones is bepaald dat deze niet ingericht mogen zijn als golfterrein en dat deze een oppervlak van minimaal 200 m2 en maximaal 500 m2 dienen te hebben.

Verder geldt binnen deze zone en cirkels dat de in paragraaf 1.5.1.6 beschreven recreatieve bouwwerken niet zijn toegestaan.

1.5.1.5 Woningen (dubbelbestemming 'Woondoeleinden')

Nabij de kust is een zone aangeduid met de dubbelbestemming 'Woondoeleinden'. Daarover is in de regels bepaald dat drie appartementengebouwen mogen worden gerealiseerd met elk een bebouwd grondoppervlak van maximaal 700 m2, een maximum bouwhoogte van 11 meter (drie bouwlagen) en per gebouw maximaal 6 appartementen. Daarop is tevens de in paragraaf 1.5.2 beschreven 1e herziening van het bestemmingsplan van toepassing (toename aantal appartementen per gebouw van 6 naar 9).

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0010.png"

Afbeelding: plankaart, dubbelbestemming 'Woondoeleinden'

Elk appartement moet zijn voorzien van minimaal twee parkeerplaatsen op eigen terrein.

1.5.1.6 Diverse recreatieve bouwwerken

Binnen de gehele bestemming (maar buiten de ecologische verbindingszone / steppingstones) zijn toegestaan:

  • een kiosk/theehuis annex onderkomen voor de reddingsbrigade/waterpolitie
  • sportieve en recreatieve voorzieningen zoals een trimbaan, klimelementen en een skate-/skeelerbaan met ramp
  • een vogelkijkhut, een paviljoen, een scoutinggebouw, inrichtingselementen alsmede andere gebouwen of bouwwerken ten dienste van de bestemming

Voor deze genoemde gebouwen geldt een totaal maximum bebouwd oppervlak en maximum vloeroppervlak van 2.650 m2.

Per gebouw is de maximale grondoppervlak 700 m2. De nokhoogte van alle gebouwen is ten hoogste 10 meter. Een maximum bouwhoogte is niet voorgeschreven.

Binnen de bestemming dagrecreatie is een groot deel van het toegelaten te bebouwen oppervlak nog onbenut: er kan nog circa 1.900 m2 worden gerealiseerd.

1.5.1.7 Dienstwoning

Er is een dienstwoning toegestaan met een grondoppervlak maximaal 150 m2 en een vloeroppervlak van maximaal 300 m2. Deze is (nog) niet gerealiseerd.

1.5.1.8 Parkeren

Het bestemmingsplan 'Recreatiepark Naarderbos' uit 2004 bepaald dat een gebruik van gronden is toegelaten voor parkeerterreinen op het landhoofd met een capaciteit van 300 parkeerplaatsen en langs de IJsselmeerweg met een capaciteit van 500 parkeerplaatsen.

Van deze 800 parkeerplaatsen zijn nu 675 daadwerkelijk gerealiseerd.

1.5.1.9 Dubbelbestemmingen 'Waterstaatsdoeleinden' en 'Leidingenstrook'

De dubbelbestemming 'Waterstaatsdoeleinden' is van toepassing op de oude zeedijk. De dijk is bestemd als waterkering en binnen deze dubbelbestemming zijn geen gebouwen toegestaan, alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde.

Binnen de dubbelbestemming 'Leidingenstrook' is een hoofdgastransportleiding toegestaan en zijn geen gebouwen toegestaan, wel bouwwerken geen gebouwen zijnde. Ook binnen de in paragraaf 1.5.2 beschreven 1e herziening van het bestemmingsplan is aan gronden langs de rijksweg A6 deze dubbelbestemming gegeven en is bepaald dat binnen een zone van 4 meter aan weerszijde van de leiding uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan worden.

1.5.1.10 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bruggen (oeververbindingen) mogen niet breder dan 5 meter zijn en niet hoger dan 3 meter.

Verlichting is alleen toegestaan bij gebouwen, het parkeerterrein, de voet- en fietspaden, ontsluitingswegen, oeververbindingen, wegafsluitingen en de boulevard. De hoogte van verlichtingsarmaturen is maximaal 10 meter.

Ook vlaggenmasten en ballenvangers mogen 10 meter hoog zijn. Klimtoestellen mogen 20 meter hoog worden. Kunstwerken kunnen 6 meter hoog worden en alle overige bouwwerken geen gebouw zijnde mogen 3 meter hoog zijn.

1.5.1.11 Bestemming 'Waterdoeleinden'

De bestemming 'Waterdoeleinden' geldt voor de twee vijvers en de havenkom. De vijver bij het afslaggebouw (driving range) mag worden gebruikt voor de golfsport. De havenkom mag worden ingericht ten behoeve van maximaal 15 aanlegplaatsen voor passerende pleziervaart, inclusief loopbruggen en steigers. Het water is voorts te gebruiken voor de hengelsport en bijbehorende voorzieningen.

1.5.1.12 Aanlegvergunning

Ten behoeve van het behoud van het natuurlijke, recreatieve en cultuurhistorische karakter van de bestemming is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een vergunning de volgende werken (geen bouwwerken zijnde) uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeerplaatsen en andere oppervlakteverhardingen
  • b. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van water of waterlopen
  • d. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk
  • e. diepploegen
  • f. het vellen en/of rooien van houtgewas en houtopstand, voorzover niet aan te merken als normaal onderhoud
  • g. het aanbrengen van hoogopgaande of diepgewortelde beplanting op de gronden met de dubbelbestemmingen 'Waterstaatsdoeleinden' en de op de plankaart aangegeven zone voor kabels en leidingen

De onder a t/m e en onder g genoemde werken zijn evenmin zonder vergunning toegestaan binnen de dubbelbestemming 'Leidingstrook'.

1.5.2 Recreatiepark Naarderbos 1e partiële herziening

Op 31 oktober 2006 heeft de gemeenteraad Naarden de eerste partiële herziening van het plan vastgesteld. De herziening betrof:

  • het correct opnemen van de aardgastransportleiding
  • het correct weergeven van het golfeiland in de golfbaan;
  • het aanpassen van de anti-dubbeltelbepaling;
  • het faciliteren van het beheergebouw en de gasonttrekkingsinstallatie ten behoeve van de afwerking van de stortplaats;
  • het wijzigen van voorschriften op basis van nieuwe inzichten (toegelaten aantal appartementen per gebouw en de eis van minimaal twee parkeerplaatsen per appartement in de aaneengeschakelde ondergrondse parkeergarage).

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0011.png"

Afbeelding: bestemmingsplankaart 'Recreatiepark Naarderbos 1e partiële herziening'

1.5.3 Vrijstelling van bestemmingsplan voor gebouw Waterfront

Op 29 augustus 2007 is bouwvergunning met vrijstelling van het bestemmingsplan verleend voor het oprichten van het gebouw Waterfront IJsselmeerweg 100). De vrijstelling had betrekking op het realiseren van health- en fitnessactiviteiten (circa 650 m2 bvo) alsmede het gebruik van gronden voor een parkeervoorziening.

Het vergunde bouwplan had een totaaloppervlak van 5.899 m2 bvo met als gebruik:

  • golfclubhuis met kantoor en golfshop
  • restaurant met kantoor
  • vergaderruimte met kantoor
  • feestelijke bijeenkomsten
  • crèche
  • fitnessruimte (zwembad, aerobics, spinning, sauna, massage, fitnesshop, schoonheidsbehandeling en kantoor)

Het bestemmingsplan stond langsparkeren langs de IJsselmeerweg toe, maar niet een parkeerterrein. De vrijstelling ten aanzien van het parkeren betrof daarom de realisatie van een parkeervoorziening bij het gebouw met een omvang van circa 200 plaatsen, waarvan 50 voor het gebouw Waterfront en 150 voor dagrecreanten. Vermeld werd dat de meeste bezoekers gebruik blijven maken van het bestaande, circa 300 parkeerplaatsen tellende terrein ten noordwesten van het gebouw Waterfront (op de landtong).

1.5.4 Tijdelijke afwijkingen van het bestemmingsplan

Binnen het gebied van dit nieuwe bestemmingsplan is een omgevingsvergunningen voor tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan verleend ten behoeve van de tijdelijke loswal aan de oever van het Gooimeer voor een periode van 5 jaar (nabij rijksweg A6; verzenddatum besluit 4 maart 2019). Deze afwijking is van tijdelijke aard en wordt daarom niet opgenomen in dit bestemmingsplan. Voortzetting van het afwijkend gebruik is toegestaan tot het einde van de termijn waarvoor de tijdelijke vergunning is verleend.

1.5.5 Overgangsrecht Boot Betty

Op het adres IJsselmeerweg 5 ligt een boot bekend onder de naam 'Boot Betty'. In het bestemmingsplan 'Recreatiepark Naarderbos' is de boot niet positief bestemd. Het woonschip geniet bescherming van het overgangsrecht van het bestemmingsplan “Gooimeer V” wat is opgevolgd door het overgangsrecht van het bestemmingsplan 'Recreatiepark Naarderbos'.

1.5.6 Paraplubestemmingsplan parkeernormen Gooise Meren

Op 3 april 2019 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan parkeernormen Gooise Meren' vastgesteld. De paraplu herziening is een aanvulling (wijziging) van alle op 3 april 2019 geldende bestemmingsplannen, dus ook de op dat moment voor het speelpark geldende bestemmingsplannen die zijn beschreven in de voorgaande paragrafen.

In het eerste lid van artikel 4 van het paraplubestemmingsplan zijn de regels opgenomen voor het aspect 'parkeren' overeenkomstig de beleidsregel 'Richtlijnen voor parkeernormen'. De regeling is zo vormgegeven dat bij (bouw)activiteiten wordt getoetst of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van deze beleidsregels. Deze toetsing vindt plaats bij de omgevingsvergunning. Bij nieuwbouw of functiewijziging is uitgangspunt dat het parkeren op eigen terrein moet worden opgelost. Voor de uitwerking van het paraplubestemmingsplan naar het plangebied van het Naarderbos wordt verwezen naar 4.4.

1.6 Wat het nieuwe bestemmingsplan inhoudt

Het doel van het bestemmingsplan is verduidelijking van bouw- en gebruiksregels en een levensvatbaar gebied.

1.6.1 Verduidelijking

De nieuwe planregels leiden tot eenduidigheid in het plan over de bouw- en gebruiksmogelijkheden doordat de locaties waar nieuwe gebouwen en de verdeling van functies over het gebied concreet zijn aangewezen. Waar het voorgaande bestemmingsplan één bestemming kende met daarbinnen globaal aangegeven welke bouw- en gebruiksmogelijkheden er waren, wordt nu een onderscheid in afzonderlijke bestemmingen aangebracht. De ecologische waarden zijn duidelijk aangewezen en begrensd, zodat de bescherming de ontwikeling daarvan beter geregeld wordt. Het begrippenkader is in overeenstemming gebracht met de landelijke standaarden waardoor meer duidelijkheid ontstaat.

1.6.2 Levensvatbaarheid

Binnen de grenzen van het voorliggende bestemmingsplan zullen ten behoeve van de levensvatbaarheid nieuwe ontwikkelingen worden gerealiseerd. Het betreft:

  • 1. realisatie van een golfclubhuis incl. dienstwoning, terras en parkeerplaatsen
  • 2. realisatie van een horecapaviljoen incl. terras in de strandzone
  • 3. incidenteel gebruik van gronden voor golfsportevenementen
  • 4. bestemmingsverruiming van het gebouw Waterfront

Hierna worden deze ingrepen getoetst aan het voorheen geldende bestemmingsplan.

ad 1: realisatie van een golfclubhuis incl. terras en parkeerplaatsen

Binnen het gebied 'zoeklocatie multifunctioneel golfhuis' is een golfclubhuis toegestaan. Het nieuwe clubhuis wordt echter gerealiseerd buiten het zoekgebied, zodat het voornemen afwijkt van het bestemmingsplan.

Het bebouwd grondoppervlak en het bruto vloeroppervlak van een multifunctioneel golfhuis mag maximaal 6.000 m2 bedragen. Dit bebouwd grondoppervlak is nog niet volledig benut (minder dan de helft is benut) maar het maximum bruto vloeroppervlak is wel gerealiseerd. Buiten het toegestane oppervlak voor het multifunctioneel golfhuis en een dienstwoning is een bebouwd grondoppervlak / bruto vloeroppervlak voor diverse gebouwen van 2.650 m2 toegelaten. Daarvan is circa 1.900 m2 nog onbenut. Het initiatief ter realisatie van het nieuwe golfclubhuis meet maximaal 1.000 m2, zodat de bebouwingsmogelijkheden van het voorheen geldende bestemmingsplan niet worden overschreden. De nieuwe locatie is gelegen buiten de ecologische verbindingszone.

Een dienstwoning is toegelaten in het voorheen geldende bestemmingsplan en het actuele voornemen tot realisatie van een dienstwoning is daarmee in overeenstemming. Ook de omvang ervan wijkt niet af.

Zoals terrassen bij het gebouw Waterfront al vergund en gerealiseerd zijn binnen de kaders van het bestemmingsplan, moet een terras voor het nieuwe golfclubhuis ook in overeenstemming met de bestemmingsomschrijving geacht worden. Ook hiervoor geldt dat de locatie ervan, buiten het zoekgebied, leidt tot bestemmingsplanafwijking.

Zoals een parkeerterrein voor het gebouw Waterfront al in afwijking van het bestemmingsplan werd vergund, moet een parkeerterrein voor het nieuwe golfclubhuis ook in afwijking van de bestemmingsomschrijving geacht worden. Het totaal aantal toegelaten parkeerplaatsen binnen het plan (800) biedt nog een onbenutte planologische ruimte van 125 plekken. Het voornemen heeft deze omvang en is dan ook in overeenstemming met de plancapaciteit.

De ontwikkeling leidt dus niet tot een intensivering van bebouwing of gebruik, maar tot een gewijzigde situering ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan.

ad 2: realisatie van een horecapaviljoen incl. terras in de strandzone

Buiten de ecologische verbindingszone en de steppingstones is een bebouwd grondoppervlak / bruto vloeroppervlak voor diverse gebouwen van 2.650 m2 toegelaten, waaronder een paviljoen. Het voornemen van een paviljoen van maximaal 300 m2 is daarmee in overeenstemming.

De realisatie van een terras ten behoeve daarvan is echter niet toegelaten zodat het voornemen op dat aspect afwijkt van het voorheen geldende bestemmingsplan.

De ontwikkeling leidt dus niet tot een intensivering van bebouwing of gebruik, maar tot de mogelijkheid bij het paviljoen een terras te exploiteren.

ad 3: incidenteel gebruik van gronden voor golfsportevenementen

Golfsportevenementen maakten al deel uit van de activiteiten van het golfterrein, hoewel dat al enkele jaren niet meer heeft plaatsgevonden wegens de tijdelijke sluiting van de golfbaan. Jurisprudentie na inwerkingtreding van het voorheen geldende bestemmingsplan geeft aanleiding in bestemmingsplan een nadere regeling voor de golfsportevenementen op te nemen.

Het voornemen gronden gedurende het golfsportevenement tevens te gebruiken ten behoeve van parkeren is niet in overeenstemming met het voorheen geldende bestemmingsplan en de realisatie van tijdelijke bouwwerken gedurende de golfsportevenementen is dat ook niet voor zover het de oprichting van tijdelijke gebouwen betreft.

De ontwikkeling leidt dus niet tot een intensivering van bebouwing of gebruik, maar tot een voor het beheer hanteerbaar planologisch kader. Voor de tijdelijke bouw- en gebruiksactiviteiten wordt in het nieuwe plan een specifieke regeling opgenomen waarin de tijdelijkheid gewaardborgd is.

ad 4: bestemmingsverruiming van het gebouw Waterfront

Het gebouw Waterfront kent al ruime gebruiksmogelijkheden en na vrijstelling werd al fitness/health toegestaan. Het nieuwe bestemmingsplan faciliteert tevens de exploitatie van het gebouw voor kantoor, cultuur en ontspanning, consumentverzorgende dienstverlening en (para)medische voorzieningen. Deze functies liggen in het verlengde van de reeds toegelaten gebruiksmogelijkheden, de ruimtelijke effecten zijn vergelijkbaar en het oppervlak/bouwvolume neemt niet toe, maar het voorheen geldende bestemmingsplan voorzag er niet in. De onduidelijkheid in het toegelaten gebruik wordt verhelderd.

De bestemmingsverruiming leidt dus niet tot een intensivering van bebouwing of gebruik, maar tot een verschuiving in de exploitatiemogelijkheden van het gebouw.

1.7 Leeswijzer

Onderhavig bestemmingsplan bestaat naast deze inleiding in het eerste hoofdstuk de beschrijving van het plangebied in hoofdstuk 2 en een weergave van het geldende beleid in hoofdstuk 3.

In het vierde hoofdstuk wordt themagewijs uiteengezet wat de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan zijn en hoe dit is vertaald naar een planregeling. Het ten behoeve van dit plan uitgevoerde onderzoek naar de onderwerpen verkeer/parkeren, geluidhinder en ecologie is daarin betrokken.

Het vijfde en zesde hoofdstuk gaan in op de water- en overige milieuaspecten.

De hoofdstukken 7 en 8 gaan tenslotte in op de juridische opzet van het plan en de uitvoerbaarheid.

Na ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan wordt in hoofdstuk 9 ingegaan op ingekomen zienswijzen en eventuele ambtshalve wijzigingen.

Hoofdstuk 2 Plangebied

2.1 Beschrijving plangebied

2.1.1 Recreatiepark
2.1.1.1 Historie

Ten tijde van de ontginning van het plangebied, vermoedelijk in de 12e eeuw, maakte het deel uit van het hoogveengebied tussen de oeverwal van de Vecht, het Naardermeer en de stuwwallen van Muiderberg en het Gooi. Na de ontginning daalde het maaiveld en is het gebied kwetsbaar geworden voor overstromingen. Door de aanleg van de zeedijk ten oosten van Muiden (vermoedelijk kort na 1170) kwam het gebied buitendijks te liggen. Voor de afsluiting van het IJsselmeer was het een gebied met grazige vegetatie. Het werd periodiek door het zoute water overspoeld en gebruikt als weidegrond voor schapen. Uit historische bronnen zijn geen nederzettingen bekend.

Begin jaren 70 van de vorige eeuw is het recreatiegebied Naarderbos met middelen van de provincie aangelegd. Het recreatiegebied werd echter minder intensief door recreanten gebruikt dan de bedoeling was. Het gebied werd oneigenlijk gebruikt en de sociale onveiligheid groeide. De beheerskosten kwamen geheel voor rekening van de gemeente. Door het inbrengen van kostendragende functies in het gebied moest het Naarderbos zelfvoorzienend geëxploiteerd kunnen gaan worden. In dat kader heeft de gemeente Naarden eind 1998 marktpartijen uitgenodigd om op basis van een programma van eisen concrete voorstellen in te dienen voor de revitalisering van het recreatieterrein Naarderbos.

Tegen de rijksweg A6 aan bevonden zich drie stortplaatsen waar in het verleden huisvuil en afval werd gestort. Het gebruik de gemeentelijke stortplaats was voor de eeuwwisseling al beëindigd, stortplaats Biezenveld in het jaar 2000 en stortplaats Hollandse Brug enkele jaren later.

NV Afvalzorg heeft, mede vanuit haar positie als eigenaar van de stortlocatie Hollandse Brug en gegeven haar toekomstige verantwoordelijkheid voor de nazorg van de stortplaats, een voorstel gedaan voor herontwikkeling van het recreatiegebied Naarderbos (d.d. maart 1999). Op 27 april 2000 heeft de gemeenteraad van Naarden besloten om het college van Burgemeester en Wethouders te machtigen met NV Afvalzorg en Grontmij de revitalisering van het recreatiepark Naarderbos verder uit te werken. Hiertoe is het Masterplan Naarderbos (Afvalzorg/Grontmij, 2001) opgesteld waarin de ontwikkeling nader werd uitgewerkt.

2.1.1.2 Huidige inrichting

Het Masterplan heeft geleid tot de ontwikkeling van een 18-holes golfbaan (gedeeltelijk openbaar) en een golfoefengebied. Daarbij behorend bebouwing is een afslaggebouw, enkele schuilgelegenheden op de course en loodsen bedoeld voor de opslag van materialen ten behoeve van de exploitatie van het golfterrein.

Het golfterrein Naarderbos, dat door Naarderbos Ontwikkeling B.V. (NBO) werd geëxploiteerd, is in 2018 gesloten vanwege faillissement. Voorafgaand aan het faillissement was sprake van een conflict tussen ondernemers over het clubhuis ten behoeve van de golfers; het clubhuis bevond zich in het multifunctionele gebouw Waterfront.

De baan is op dit moment niet in gebruik. Het multifunctionele gebouw herbergt geen clubhuis meer en is na een periode van enige leegstand weer in ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0012.png"

Afbeelding: golfbaan Naarderbos

Voorts is een strand met boulevard en ligweides en speelvoorzieningen gerealiseerd, een multifunctioneel gebouw 'Waterfront' (IJsselmeerweg 100) en drie appartementengebouwen genaamd 'Buitenplaats' met 27 woningen. Het gebouw Waterfront heeft een oppervlak van 6.000 m2 bvo en biedt ruimte aan acht multifunctionele zalen van verschillende afmetingen, horeca, fitness/health en kantoor. Het gebouw is momenteel nagenoeg geheel in gebruik, er wordt nog 500 m2 kantoorruimte te huur aangeboden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0013.png"

Afbeelding: recreatiezone met appartementen op de achtergrond (links) en gebouw Waterfront (rechts)

Het totaal aantal aanwezige parkeerplaatsen in het gebied bedraagt op maaiveld circa 675, verdeeld over het parkeerterrein op het landhoofd, het terrein bij het gebouw Waterfront, het terrein bij het strand en de parkeerplaatsen bij de appartementengebouwen van de 'Buitenplaats'. Ook zijn er 54 parkeerplaatsen onder de appartementen.

Daarnaast werden wandel-, fiets- en ruitervoorzieningen gecreëerd. Ook is er een ecologische verbindingszone aangelegd. Deze verbindt het Naardermeer met het Gooimeer en is een (potentiële) verbindingsroute voor diverse beschermde diersoorten zoals de bever en de otter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0014.png"

Afbeelding: Zwaluwwand (links) en informatiebord Robuuste Ecologische verbindingszone (rechts)

Door het aanbrengen van grote duikers onder het fietspad en een ’ecologische’ duiker onder de IJsselmeerweg, is het mogelijk dat bever en otter een bezoek brengen aan Naarderbos. De ecologische duiker verbindt de driving range met de grote centrale vijver tussen de holes 2, 9 en 18. Voor de ecologische ingrepen zijn een aantal aanpassingen in de golfbaan aangebracht. De verbindingszone werd in maart 2015 officieel geopend.

In 2005 is zwemwaterlocatie Naarderbos geopend. De zwemwaterlocatie ligt aan het Gooimeer ten zuiden van de Hollandse brug (A6).

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0015.png" Afbeelding: strandje in de zomer (links) en speeltoestellen (rechts)

De zwemwaterlocatie bestaat uit twee zwemplekken, ingericht als zandstranden. De meest noordelijke is ongeveer 350 meter lang. Het zuidelijke strand is ongeveer 150 meter lang. Beiden zijn circa 20 meter breed en lopen naar de waterlijn geleidelijk af. Tussen de stranden bevindt zich een ligweide en een stuk trottoir met stenen oever. Op het stuk trottoir staat een toilethuisje. Op verschillende plekken in de ligweide staan speeltoestellen voor kinderen, o.a. rekstokken, volleybalveld en een huisje met glijbaan. Voor de kust van het zwemstrand ligt een aantal strekdammen van stortsteen die tevens de afbakening van de zwemzone vormen. Er liggen drie strekdammen voor het noordelijke strand en twee voor het zuidelijke strand.

2.1.2 Landschappelijke analyse
2.1.2.1 Context

Het plangebied maakt deel uit van de Vechtstreek. De Vechtstreek ligt ten oosten van Amsterdam en grenst aan de oostzijde aan Het Gooi. Het Gooi en de Vechtstreek worden vaak in één adem genoemd en zijn ook landschappelijk met elkaar verbonden.

In het veenrivierenlandschap in het westen van het ensemble zijn kronkelige riviertjes met uitwaaierende verkavelingen karakteristiek, in het veenpolderlandschap in het oosten zijn de ontginningslinten en de langgerekte verkavelingspatronen kenmerkend. Veel veenpolders zijn voor turfwinning vergraven tot veenplassen. Het gebied is een belangrijk natuur- en recreatiegebied voor de Metropoolregio Amsterdam (MRA). De Diemerscheg vormt een van de scheggen van Amsterdam. In het noorden hebben de snelwegen A1 en A6 grote invloed op het landschap. Het westelijk deel van het ensemble wordt doorsneden door het Amsterdam-Rijnkanaal. De Stelling van Amsterdam valt in de Vechtstreek samen met de Oude en Nieuwe Hollandse Waterlinie.

De Vechtstreek was deel van een enorm veenkussen dat zich uitstrekte tussen de duinen en de Utrechtse Heuvelrug. De Vecht vormde in dit deel van het veengebied de centrale afwatering waarin veenrivieren als Gaasp en Gein uitmondden. Langs het zuidelijk deel van de Vecht, tussen Utrecht en Nederhorst den Berg, werd zandig materiaal uit de Oude Rijn afgezet en ontstonden oeverwallen. Rond 500 v.Chr. vestigden zich hier de eerste mensen. De Vechtstadjes Muiden en Weesp in het noorden dateren uit het begin van de middeleeuwen. Rond 1300 werden er op verschillende plaatsen kastelen en ridderhofsteden (Muiderslot, Gunterstein) gebouwd.

De venen werden in de middeleeuwen vanuit (de nederzettingen langs) de rivieren in ontginning genomen. Met evenwijdige sloten loodrecht op de Vecht, de Drecht, de Gaasp en de Diem werd het veen ontwaterd en geschikt gemaakt als landbouwgrond. Op enige afstand van de rivier ontstonden lintdorpen, zoals Kortenhoef en Ankeveen, die steeds verder het veen in verplaatst werden. Loosdrecht werd niet ontgonnen vanuit de Vecht, maar vanuit het riviertje de Drecht, waar de overgebleven verkaveling nog als een veer omheen ligt. Hierbinnen liggen de lintdorpen in hoefijzervorm. Door de ontwatering daalde het veen en werd het steeds natter. Akkerbouw werd onmogelijk in het gebied en men ging over op veeteelt. Na verdere bodemdaling werd turfwinning (het afgraven van de landbouwgrond) op veel plaatsen het meest profijtelijke bedrijfsmodel. De turfwinning voorzag de groeiende steden van brandstof, maar hierdoor ontstond in het gebied een patroon van petgaten en legakkers. Door verdergaande vervening en het wegslaan van legakkers door wind en golven ontstonden in de 18e en 19e eeuw de Vinkeveense en Loosdrechtse Plassen. De Bethunepolder aan de zijde van Utrecht en de natuurlijke meren Horstermeer en Naardermeer werden drooggemaakt maar hielden last van kwel. Het Naardermeer werd na militaire inundatie (1626) en na pogingen tot drooglegging niet meer in cultuur genomen (1886).

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0016.png"

In de middeleeuwen ontstond door stijging van de zeespiegel en ontwatering van het veen een open verbinding tussen het Almere en de Waddenzee waardoor de Zuiderzee ontstond. Het werd noodzakelijk het land te beschermen tegen de zee en daarom werd in de 13e eeuw het gebied bedijkt en de Diem afgesloten. De Vecht was een belangrijke handelsroute naar Utrecht en bleef open. Pas in 1437 werd bij Hinderdam een waterkering met sluis gebouwd. In 1674 werd de Groote Zeesluis in Muiden gebouwd.

De Vechtstreek ontwikkelde zich in de 80-jarige oorlog als een ‘strategisch landschap’ met vestingsteden Weesp, Muiden en Naarden die deel uitmaakten van de Oude- en Nieuwe Hollandse Waterlinie. De forten en schootsvelden van Muiden en Weesp werden later toegevoegd aan de Stelling van Amsterdam. In aanloop tot de Tweede Wereldoorlog is de Stelling versterkt met bunkers.

In de 17e en 18e eeuw komt wonen langs de Vecht in trek bij rijke Amsterdamse kooplieden die er buitenverblijven laten bouwen. Een indrukwekkende reeks van fraaie buitenplaatsen was het gevolg. Via de ‘s-Gravelandsche Vaart werd zand voor uitbreiding van Amsterdam vervoert, de landgoederen en buitenplaatsen daar ontstonden uit deze ontginning (zie ook ensemble Het Gooi).

Na de Tweede Wereldoorlog ontstond door toename van het autobezit de behoefte om buiten te wonen. Forensen vestigen zich in de uitbreidende vestingstadjes. Het tracé van de voorloper van de rijksweg A1, de Rijksstraatweg, ontstond als jaagpad (later stoomtramverbinding) op de kade langs de oude trekvaarten en groeide uit tot een autonoom stelsel van steeds breder wordende infrastructuur.

2.1.2.2 Landschappelijke karakteristiek

De Vechtstreek bestaat uit een veenlandschap met veenrivieren en veenpolders. Het veenrivierenlandschap in het westen heeft uitwaaierende verkavelingen (met de oeverwal van de kronkelige rivier als basis), het veenpolderlandschap in het oosten heeft meer langgerekte, evenwijdige verkavelingen met lintbebouwing. Het onderscheid tussen beide landschapstypen is niet heel erg groot.

De rivier de Vecht ligt centraal in het gebied. Ten oosten van de Vecht heeft grootschalige turfwinning plaatsgevonden, waardoor een besloten landschap met lintbebouwing, opstrekkende verkaveling, legakkers, petgaten en veenplassen (Loosdrechtse, Kortenhoefse en Ankeveense plassen) ontstond. In het hoefijzer van Oud- en Nieuw-Loosdrecht bevindt zich een veengebied met een veerverkaveling (de Ster van Loosdrecht). Het Naardermeer en het Horstermeer zijn van oorsprong natuurlijke meren, gevoed door kwelwater uit Het Gooi. Het Naardermeer vormt een internationaal erkend ‘wetland’ maar in de hoofdopzet is de indeling van de droogmakerij nog te herkennen. De Horstermeerpolder is een droogmakerij met een dicht stelsel van sloten.

Muiderberg is gelegen op een geïsoleerde stuwwal-opduiking geflankeerd door restanten van landschap van de voormalige Zuiderzee. In de Diemerscheg zijn de polders van het veenrivierenlandschap getransformeerd tot bosrijke recreatiegebieden met de landbouwkundige verkaveling als onderlegger.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0017.png"

2.1.2.3 Openheid en ruimtebeleving

De veenweidepolders geven (van oorsprong) een open landschapsbeeld. De inundatiegebieden en de verboden kringen van de waterlinies ten oosten van de Vecht hebben het landschap open gehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0018.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0019.png"

Afbeelding: open landschap ten zuiden van Naarderbos

In het noorden van het ensemble is het landschap verdicht en versnipperd geraakt door grootschalige infrastructuur en (recreatieve) groengebieden. Het bosrijke Muiderberg is samen met Muiden gescheiden van de rest van het gebied door de A1, de hooggelegen Hollandse brug (A6) en golfbanen op voormalige vuilnisbelten.

2.1.2.4 Ruimtelijke dragers

Van de ruimtelijke dragers is voor dit bestemmingsplan de voormalige Zuiderzeedijk (ten westen van Muiden Diemerzeedijk) van belang. De Stelling van Amsterdam overlapt in dit gebied de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De reeks forten die de accessen bewaakt vormt een helderde structuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0020.png"

2.1.2.5 Zuider IJ- en Zeedijken

De Zuider IJdijken lopen van Amsterdam naar Velsen. Delen zijn opgenomen in het stedelijk gebied van Amsterdam (Nieuwendammerdijk, Haarlemmerdijk, Sloterdijk) en Zaandam (Zuiddijk, Westzanerdijk). De Zuider en Noorder IJ- en Zeedijken zijn restanten van de waterkeringen langs het Oer-IJ. Na afdamming van het noordelijk gedeelte van het Oer-IJ bleven het Wijkermeer en het IJ over als open water, dat in verbinding stond met de Zuiderzee. De IJdijken lopen door in de dijken van het Markermeer en IJmeer. De Oranjesluizen vormen de scheiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0021.png"

Afbeelding: overzichtskaart Noorder IJ, Zuider IJ- en Zeedijken

Om de dalende veen(weide)gebieden te beschermen tegen het opdringende water van de Zuiderzee en het IJ is men omstreeks de 12e eeuw begonnen met de bouw van dijken. Het tracé van de dijken veranderde in de loop van de tijd. Het bochtige en hoekige tracé duidt op terugkerende dijkdoorbraken in vervlogen tijden, braken of wielen achterlatend. Ten oosten van Amsterdam loopt de dijk (onder meer als Zeeburgerdijk en Diemerzeedijk) in grote delen herkenbaar door tot aan de stuwwal van het Gooi.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0022.png" Afbeelding: Zuiderzeedijk tussen Naarden en Huizen

De IJ- en Zeedijken hebben nauwelijks meer een waterkerende functie en liggen als relicten uit het verleden in een dynamisch landschap.

2.1.3 Natuurwaarden

Binnen het bestemmingsplangebied ligt een klein deel van het NNN-gebied 'Bossen Muiderberg' (linksboven waar Gooimeer en rijksweg A6 bij elkaar komen) en door het gebied loopt parallel aan de rijksweg A6 een Ecologische verbindingszone. Daarop wordt in paragraaf 3.2.2.4 nader ingegaan.

De golfbaan is sinds 2018 gesloten en er wordt sindsdien geen beheer toegepast op het terrein. Hierdoor is het gras op de golfbaan goed tot ontwikkeling gekomen en staan er veel kruidachtige planten. Ook komen er op diverse plekken bomen en struiken voor. De randen van de Golfbaan bestaan uit struweel en bomen. Daarnaast is er op het terrein van de golfbaan een grote waterpartij aanwezig. Er zijn meerdere rietorchissen in het plangebied en aan de noordzijde van het plangebied is de invasieve exoot reuzenbalsemien aangetroffen. Lidstaten van de Europese Unie hebben een wettelijke bestrijdings- en beheersingsplicht, omdat de reuzenbalsemien schadelijk is voor oevers en biodiversiteit.

In het plangebied zijn vaste verblijfplaatsen van grondgebonden zoogdiersoorten zoals konijn, vos, ree, bosmuis en bosspitsmuis. Er is geschikt habitat aanwezig voor wezel, bunzing en hermelijn in de vorm van een waterpartij met ruigte, open grasland en diverse plaatsen met takkenrillen. Ook zijn alle drie de soorten regelmatig in de regio aangetroffen, met name wezel en bunzing. Verder is het gebied geschikt voor diverse soorten vleermuizen voor verblijf, vliegroutes en als foerageergebied.

Uiteraard is het gebied zeer geschikt voor broedvogels. In het plangebied is broedbiotoop aangetroffen van algemene broedvogels zoals koolmees, grote bonte specht, houtduif, roodborst, merel, gaai en ekster, wilde eend, kuifeend, waterhoen en meerkoet. Het aangetroffen broedbiotoop bestaat uit bomen, ondergroei, grasland, holtes in bomen en ruige oevervegetatie bestaande uit voornamelijk rietland. In het gebied bevindt zich een buizerdnest. Of deze in gebruik is, is niet bekend maar er zijn rondom het plangebied wel enkele buizerds waargenomen.

Door de aanwezigheid van permanent oppervlaktewater in het plangebied is voortplanting van amfibieën binnen het plangebied mogelijk. Wateren waarin zich vissen bevinden zijn suboptimaal voortplantingsbiotoop voor amfibieën vanwege het feit dat vissen prederen op larven van amfibieën.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Europees en nationaal beleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (verder: de Structuurvisie) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De hoofdlijnen van de Structuurvisie gaan over bereikbaarheid, concurrentiekracht, leefbaarheid en veiligheid.

In de Structuurvisie wordt een groot deel van ruimtelijke ordeningskwesties bij de provincies en gemeenten neergelegd. Zo staat in de Structuurvisie dat:

  • het rijk afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap aan de provincies en gemeenten overlaat;
  • het budget voor provinciaal en regionaal verkeer en vervoer ook bij provincies en gemeenten komt te liggen; en
  • gemeenten ruimte krijgen voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.

Het beleid dat in de Structuurvisie is geformuleerd, is in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) vastgelegd in regelgeving. Hierin zijn directe regels voor provincies en gemeenten opgenomen die de rijksbelangen beschermen.

Conclusie

De Structuurvisie bindt uitsluitend het Rijk zelf. Doorwerking naar lagere overheden vindt plaats via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), dat hierna wordt beschreven.

3.1.2 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Het Ontwerp van de NOVI is in juni 2019 verschenen. Er is ook een online ontwerp-NOVI beschikbaar, via www.ontwerpnovi.nl. De vastgestelde structuurvisie (EK A / TK 53 met bijlagen) is op 11 september 2020 aangeboden aan de Eerste en de Tweede Kamer. De commissies voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) en voor commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV) van de Eerste Kamer hebben op 8 december 2020 de behandeling van deze omgevingsvisie afgerond. Indien ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan de NOVI ook is vastgesteld zal hier wel vast rekening mee gehouden moeten worden.

Met de NOVI geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Met de NOVI biedt het Rijk een perspectief om de grote opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw aan te pakken, om samen het land mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Omgevingskwaliteit is het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit. Met inachtneming van maatschappelijke waarden en inhoudelijke normen voor bijvoorbeeld gezondheid, veiligheid en milieu. In dat samenspel van normen, waarden en collectieve ambities, stuurt de NOVI op samenwerking tussen alle betrokken partijen. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) richt zich op vier prioriteiten:

  • 1. ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  • 2. een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel
  • 3. sterke en gezonde steden en regio's
  • 4. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Op dit moment werkt het kabinet wegens de COVID-19-pandemie aan een economisch herstelbeleid. Het is van belang dat dit herstelbeleid ook onze doelen op het terrein van leefomgevingsbeleid voor de langere termijn dient. Het oplossen van problemen op de korte termijn komt zo in lijn met de strategische visie zoals in de NOVI verwoord. Dat geeft mogelijkheden zogenoemde 'synergiekansen' te benutten. Bijvoorbeeld door te kiezen voor herstelmaatregelen die niet alleen bijdragen aan gezondheid, maar ook aan de verduurzaming en kwaliteit van de leefomgeving.

Conclusie

De Nationale Omgevingsvisie bindt uitsluitend het Rijk zelf. Doorwerking naar lagere overheden vindt plaats via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), dat hierna wordt beschreven.

Het bestemmingsplan past binnen de beleidsdoelstellingen van de NOVI. Aan de prioriteiten wordt invulling gegeven door het bestemmingsplan aangezien het voorziet in een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied. De betekenis van de Nationale Omgevingsvisie voor het bestemmingsplangebied is voor het overige zeer beperkt.

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Dit Barro (voorheen AMvB Ruimte) bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan o.a. bestemmingsplannen moeten voldoen. Het Barro bevat regels over Project Mainportontwikkeling Rotterdam (Maasvlakte II), Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie (militaire terreinen, munitie, militaire luchtvaart), Erfgoed (Unesco), vrijwaringszones rijksvaarwegen (veiligheid), reserveringsgebieden hoofdwegen en hoofdspoorwegen (verbreding én nieuwe wegen), elektriciteitsvoorziening (vestigingsplaatsen elektriciteitscentrales, kernenergie­centrales, hoogspanningsverbindingen), buisleidingen, de ecologische hoofdstructuur (voorheen EHS, tegenwoordig Natuurnetwerk Nederland NNN), de veiligheid van primaire waterkeringen en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeergebied.

3.1.3.1 Natuurnetwerk Nederland

In artikel 2.10.2 van het Barro is bepaald dat bij provinciale verordening de gebieden worden aangewezen die het Natuurnetwerk Nederland vormen. In de provinciale verordening worden de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden aangewezen en daarin worden, in het belang van de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden, regels gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.

3.1.3.2 IJsselmeergebied

Op het Gooimeer is Titel 2.12 IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte) van het Barro van toepassing. De begrenzing van het toepassingsgebied is hieronder weergegeven. Ook de waterpartij aansluitend aan het Gooimeer valt daarbinnen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0023.png"

Afbeelding: begrenzing IJsselmeergebied


In artikel 2.12.2 (geen nieuwe bebouwing en landaanwinning in bestemmingsplan) is bepaald:

  • 1. Een bestemmingsplan bevat geen bestemmingen die ten opzichte van het ten tijde van inwerkingtreding van deze titel geldende bestemmingsplan nieuwe bebouwing of landaanwinning mogelijk maken. Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van deze titel geen bestemmingsplan geldt, maakt een bestemmingsplan geen nieuwe bebouwing of landaanwinning mogelijk.
  • 2. Het eerste lid geldt niet voor nieuwe bebouwing of landaanwinning, die na 22 december 2009 in een bestemmingsplan zijn of worden mogelijk gemaakt met een totale oppervlakte per gemeente van ten hoogste:

a. t/m e (...)

f. 5 voor niet in dit lid genoemde gemeenten ten behoeve van:

      • natuurontwikkeling;
      • andere bestemmingen dan natuurontwikkeling, aansluitend op de bestaande bebouwing.

Onder nieuwe bebouwing wordt verstaan: het oprichten van bouwwerken, anders dan het vervangen van bouwwerken door bouwwerken van gelijke omvang.

3.1.3.3 Conclusie

Voor het op te stellen bestemmingsplan is van belang dat de provincie de begrenzing en bescherming van het Natuurnetwerk Nederland in de provinciale verordening regelt. In paragraaf 3.2.2.4 wordt daarop ingegaan.

Voorts is de aanwijzing van het IJsselmeergebied van belang. Het voorliggende bestemmingsplan mag op grond van het Barro geen nieuwe bebouwing toestaan. Binnen de begrenzing bevinden zich enkele bouwwerken ten behoeve van de driving range en Boot Betty, voorts is vergunning verleend voor de realisatie van een passantenhaven. De bestaande bouwwerken mogen op grond van het Barro worden behouden en de vergunde passantenhaven mag worden gerealiseerd aangezien deze aansluitend is op bestaande bebouwing.

3.1.4 Omgevingswet

Door de Omgevingswet wordt het wettelijke kader voor burgers, ondernemers en overheden inzichtelijker en ontwikkeling en beheer van de leefomgeving beter beheersbaar. Onderwerpen die in de nieuwe wet worden geregeld verdwijnen uit de bestaande wetgeving, daartoe worden (delen van) bestaande wetten ingetrokken. De nieuwe wet zal daarmee een aanzienlijke inhoudelijke reductie van regels, wetten en regelingen op het terrein van de fysieke leefomgeving betekenen. De nieuwe wet regelt:

  • het versnellen en verbeteren van besluitvorming in het brede fysieke domein;
  • de integratie van plannen en toetsingskaders;
  • het vergroten van bestuurlijke afwegingsruimte;
  • het doelmatig uitvoeren van onderzoek.

De Omgevingswet omvat een aantal integrale instrumenten als de omgevingsvisie, het omgevingsplan en de omgevingsvergunning. Hierin worden soortgelijke sectorale instrumenten geïntegreerd in één instrument. De omgevingsvisie vervangt de (gebiedsdekkende) structuurvisie voor ruimtelijke ordening, het waterplan, het milieubeleidsplan, het verkeers- en vervoerplan en de ruimtelijke aspecten van de natuurvisie uit de voorziene Wet natuurbescherming. Procedures worden al in de eerste fase geüniformeerd. Het omgevingsplan is een gebiedsdekkend plan voor de leefomgeving. Het vervangt onder meer:

  • bestemmingsplan(nen);
  • algemene plaatselijke verordening(en);
  • bomenverordening;
  • monumentenverordening;
  • reclameverordening.

Het verschil met het bestemmingsplan is dat in het omgevingsplan meer regels kunnen worden opgenomen dan enkel over de bestemming van grond; ook afspraken over natuur en milieu en bijvoorbeeld erfgoed kunnen erin. Gemeenten kunnen het plan zo 'breed' maken, als zij willen: van 'een goede ruimtelijke ordening' tot 'een goede fysieke leefomgeving'.

Op 1 juli 2015 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de Omgevingswet De Eerste Kamer heeft vervolgens op 22 maart 2016 ook met een ruime meerderheid ingestemd met de wet. Nadien zijn Aanvullingswetten bodem, natuur, geluid en grondeigendom (met bijbehorende Besluiten) vastgesteld alsook het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en het Omgevingsbesluit. De tekst van de Omgevingsregeling is gepubliceerd in de Staatscourant. Ze zijn aangevuld met wijzigingen uit het invoeringsspoor, de aanvullingssporen en enkele ander wijzigingen. Dit is dus vastgestelde wetgeving.

Inmiddels is de invoeringsregelgeving in behandeling gebracht. De Omgevingswet met de bijbehorende AmvB's treedt per 1 januari 2024 in werking.

Conclusie

De Omgevingswet is nog niet van toepassing. Het voorliggende plan is daarom opgesteld op grond van de Wet ruimtelijke ordening.

3.1.5 Natura 2000

Via de Natura 2000 zijn gebieden van internationaal belang beschermd. Voor deze gebieden zijn doelstellingen geformuleerd voor het behoud van habitats van planten en dieren. Deze Natura 2000-gebieden zijn ook beschermd tegen invloeden van buitenaf. Afhankelijk van het type gebied is geregeld of het gebied moet worden beschermd ten aanzien van bijvoorbeeld stikstofdepositie en grondwaterstromen.

Het plangebied ligt op circa 1,2 kilometer van het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer. Een deel van Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer is ook aangewezen als Habitatrichtlijngebied en Vogelrichtlijngebied. Dit deel ligt op circa 1,5 kilometer afstand. Overige Natura 2000-gebieden zoals Natura 2000-gebied Eemmeer & Gooimeer Zuidoever liggen eveneens op minimaal 1,5 kilometer afstand.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0024.png"

Afbeelding: Natura2000-gebieden, bestemmingsplangebied rood omlijnd

In Natura 2000-gebieden Markermeer & IJmeer en Gooimeer Zuidoever & Eemmeer liggen geen stikstofgevoelige habitats of leefgebieden van soorten. Natura 2000-gebied Naardermeer (> 1,9 kilometer) is echter wel stikstofgevoelig.

Door de grote afstand (> 1,5 kilometer) en tussenliggende landschapselementen zijn negatieve effecten op Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer (Habitatrichtlijngebied + Vogelrichtlijngebied) en overige Natura 2000-gebieden bij voorbaat uitgesloten, met uitzondering van stikstofdepositie.

Conclusie

Onderzoek naar stikstofeffecten is nodig. Zie daarvoor paragraaf 4.1.4.2 .

3.1.6 Verdrag van Malta

Het Verdrag van Malta, ook wel het Verdrag van Valletta genoemd, beoogt om het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter te beschermen. Het gaat om archeologische resten als nederzettingen, grafvelden, en gebruiksvoorwerpen. Uitgangspunt van het verdrag is dat het archeologische erfgoed integrale bescherming nodig heeft en krijgt. Dit is gevat in drie principes:

  • 1. streven naar behoud in situ van archeologische waarden. De bodem is de beste garantie voor een goede conservering van archeologische resten (artikel 4).
  • 2. tijdig rekening houden in de ruimtelijke ordening met de mogelijkheid of aanwezigheid van archeologische waarden, zodat er nog ruimte is voor archeologie vriendelijke alternatieven (artikel 5).
  • 3. de verstoorder betaalt voor het doen van opgravingen en het documenteren van archeologische waarde, wanneer behoud in situ niet mogelijk is (artikel 6).

Om de principes van het Verdrag van Malta verder door te voeren is op 1 september 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Deze wet regelt hoe rijk, provincie en gemeente bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem.

Conclusie

Het binnen het plangebied aanwezige cultuurhistorische erfgoed moet worden behouden en vormt de basis voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 3.3.3 en 6.6.

3.1.7 Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van een nieuwe ontwikkeling. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Een stedelijke ontwikkeling is gedefinieerd als: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Conclusie

Het golfterrein en het gebouw Waterfront zijn een bestaande voorzieningen. Realisatie van het golfclubhuis is geen stedelijke voorziening (zie Nota van Toelichting bij Besluit ruimtelijke ordening, 2017), de realisatie van parkeren bij het clubhuis en een beperkte bestemmingsverruiming van het gebouw Waterfront is dat evenmin. Het nieuwe horecapaviljoen betreft een bestaande onbenutte planologische mogelijkheid en is geringer dan 500 m2, waardoor ook dit geen nieuwe stedelijke ontwikkeling is (zie overzichtsuitspraak 201608869/1/R3 d.d. 28 juni 2017 van de Afd. Bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2017:1724). Voor het overige is het bestemmingsplan conserverend van aard en is niet aan te merken als een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

3.1.8 Nationaal Milieubeleidsplan 4

Het Nationaal Milieubeleidsplan 4 heeft als lange termijnvisie een duurzaam milieubeleid. Hiermee wordt bedoeld dat er zo met het milieu moet worden omgegaan, dat de toekomstige generaties geen last hebben van wat we nu doen. Maatschappelijke activiteiten mogen niet meer milieubelasting veroorzaken dan strikt noodzakelijk is. Om ervoor te zorgen dat het menselijk handelen deze milieubelasting niet overschrijdt, is in onderhavig milieubeleidsplan een 6-tal thema's opgenomen om dit te voorkomen. Bedoelde thema's zijn: versnippering, verzuring, verwijdering, verstoring, vermesting en verdroging.

Conclusie

Voor het voorliggende bestemmingsplan leidt het NMP4 niet tot randvoorwaarden of beperkingen.

3.1.9 Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden en nadien enkele keren gewijzigd. De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de "watersysteembenadering" centraal. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Hierbij moet worden gedacht aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Hiernaast kenmerkt integraal waterbeheer zich ook door de samenhang met de omgeving. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de voorheen geldende vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning, die met een wettelijk vastgesteld aanvraagformulier kan worden aangevraagd.

Conclusie

In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op het aspect water.

3.1.10 Waterprogramma 2022-2027

Op 18 maart 2022 is het Nationaal Waterprogramma 2022-2027 (hierna: NWP) vastgesteld. Het NWP is de opvolger van het nationaal Waterplan 2016-2021. Het NWP beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid voor de periode van 2022-2027 en geeft een doorkijk naar het jaar 2050. Verder geeft het NWP een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast. In het plan worden ambities opgenomen om te werken aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Ook is er aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren.

Het NWP geeft het integrale kader voor het waterbeleid- en beheer van het Rijk. Het Rijk is in Nederland verantwoordelijk voor het hoofd-watersysteem. Een aantal belangrijke onderdelen van het NWP zijn de stroomgebiedbeheerplannen, het overstromingsrisicobeheerplan en het Programma Noordzee. Het NWP bestaat uit een aantal doelen, deze worden navolgend opgesomd.

  • 1. klimaatadaptie;
  • 2. waterveiligheid;
  • 3. zoetwater en waterverdeling;
  • 4. waterkwaliteit en natuur;
  • 5. scheepvaart; en
  • 6. de functies van de rijkswateren.

Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan leidt tot enige toename van verharding door realisatie van het nieuwe clubhuis en bijbehorende parkeervoorzieningen, vergroting van het afslaggebouw en mogelijk ook door het nieuwe horecapaviljoen (als dat buiten de bestaande verharding wordt gerealiseerd). Het bestemmingsplan voorziet in voldoende watercompensatie (zie Hoofdstuk 5) en is daarom in lijn met het Waterprogramma 2022-2027.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie NH2050

Provinciale Staten van Noord-Holland hebben op 19 november 2018 de Omgevingsvisie NH 2050 (verder de Omgevingsvisie) en de bijbehorende verordening vastgesteld.

In de Omgevingsvisie geeft de Provincie Noord-Holland aan op welke manier zij de ruimte in de provincie de komende 30 jaar wil benutten en ontwikkelen. In tegenstelling tot zijn voorloper, de 'Structuurvisie Noord-Holland 2040', is de Omgevingsvisie geen 'nietje' door bestaande plannen. De nieuwe visie wordt breed gedragen door veel partijen waarbij inwoners, overheden, belangenorganisaties en het bedrijfsleven betrokken zijn via verschillende participatietrajecten.

De Provincie wil balans tussen economische groei en leefbaarheid. Dit betekent dat in heel Noord-Holland een basiskwaliteit van de leefomgeving wordt gegarandeerd. Er zijn randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met klimaatverandering. De Provincie ontwikkelt zoveel mogelijk natuurinclusief en met behoud van (karakteristieke) landschappen, clustert ruimtelijke economische ontwikkelingen rond infrastructuur en houdt rekening met de ondergrond.

5 bewegingen

In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving.

  • 1. Dynamisch schiereiland. Hierin is het benutten van de unieke ligging van Noord-Holland, te midden van water, leidend.
  • 2. Metropool in ontwikkeling. Hierin wordt beschreven hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad functioneert.
  • 3. Sterke kernen, sterke regio's, gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden.
  • 4. Nieuwe energie, benut de economische kansen van de energietransitie.
  • 5. Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving, staan het ontwikkelen van natuurwaarden en een economisch duurzame agrarische sector centraal.

In de Noord-Hollandse Omgevingsvisie worden deze vijf bewegingen uitgebreid toegelicht, maar dient de samenhang van deze bewegingen naar de toekomst ook in kaart gebracht te worden. Voor de Gooi en Vechtstreek, waar de gemeente Gooise Meren onderdeel van is, komen de bewegingen Dynamisch schiereiland, Metropool in ontwikkeling, Sterke kernen, sterke regio's en Natuurlijk vitaal landelijke omgeving bij elkaar. De grote leefomgevingskwaliteit met diverse landschappen, recreatieve en toeristische mogelijkheden, topwoonmilieus in combinatie met mobiliteitsopgaven, economisch vitaal blijven en opgaven in het veenweidegebied brengen een complex aan vraagstukken met zich mee.

Gooi en Vechtstreek is een regio waarbinnen hoge kwaliteit van leven en zorg centraal staat. Topografisch bekeken wisselen verstedelijkte delen zich af met bovenregionale landschappen: de Vechtstreek, de Randmeren en de Utrechtse Heuvelrug. Dit unieke monumentale karakter levert een belangrijke bijdrage aan de leefomgeving. Strategisch gelegen tussen Amsterdam, Almere, Amersfoort en Utrecht is Gooi en Vechtstreek een aantrekkelijk vestigingsgebied voor innovatieve bedrijven en hun medewerkers. Een belangrijke economische pijler is het Mediapark in Hilversum als grote creatieve sector. Daarnaast biedt Gooi en Vechtstreek een breed scala aan recreatiemogelijkheden, dicht bij de stad.

Om de visie naar de uitvoering te leiden, worden de vijf samenhangende bewegingen vertaald naar randvoorwaarden (beleidskaders), kritische succesfactoren en ontwikkelprincipes (lange-termijn-opgaven). Hierbij staat de sturingsfilosofie 'lokaal wat kan, regionaal wat moet' centraal. Hiermee wordt ruimte geboden aan maatwerk en vormgeving aan een wendbare samenleving.

Conclusie

In de Omgevingsvisie NH2050 zijn de vijf belangrijkste bewegingen beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving. Door het Naarderbos opnieuw te bestemmen als recreatiepark sluit dit plan aan op de bewegingen uit de Noord-Hollandse Omgevingsvisie. Door de ligging direct aan het Gooimeer, en de waterpartijen binnen het plangebied zelf, ligt het Recreatiepark Naarderbos op een unieke plek binnen het dynamische schiereiland. Als deel van de metropoolregio in ontwikkeling gaan verstedelijking en versterking van het metropoollandschap gelijk op. De heropening van het golfterrein draagt bij aan de behoefte van kwalitatief goede recreatieve voorzieningen met een natuurlijk en waterrijk karakter. Toeristische en recreatieve kansen kunnen worden benut en natuurwaarden worden toegevoegd.

3.2.2 Omgevingsverordening NH2020

De belangrijkste onderwerpen uit de Omgevingsvisie zijn verankerd in de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Holland. Op donderdag 22 oktober 2020 hebben de Provinciale Staten de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. De Omgevingsverordening NH2020 geldt vanaf 17 november 2020 en vervangt alle bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving. Voor dit bestemmingsplan zijn de volgend onderwerpen van belang voor de toetsing van de toelaatbaarheid van de nieuwe ontwikkelingen die binnen het plangebied worden gerealiseerd.

In navolgende subparagrafen worden de relevante bepalingen uit de Omgevingsverordening aan de orde gesteld en worden de in het bestemmingsplangebied te realiseren nieuwe ontwikkelingen daaraan getoetst.

3.2.2.1 Nieuwe stedelijke ontwikkelingen

Artikel 6.3 bepaalt dat een ruimtelijk plan uitsluitend kan voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken.

Toetsing:

Geen van de nieuwe ontwikkelingen die binnen het plangebied is aan te merken als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' omdat geen overschrijding van de onbenutte planologische mogelijkheden aan de orde is. Voor zover wordt afgeweken van het voorheen geldende bestemmingsplan betreft het ontwikkelingen zonder nieuw ruimtebeslag en is naar aard en omvang sprake van geringe planologische impact.

3.2.2.2 Kleinschalige ontwikkelingen

Op grond van artikel 6.4 kan ter plaatse van het werkingsgebied landelijk gebied een ruimtelijk plan uitsluitend voorzien in een kleinschalige ontwikkeling, niet zijnde een kleinschalige woningbouwontwikkeling indien:

  • a. op de ontwikkeling plaatsvindt op een locatie waar een stedelijke functie is toegestaan;
  • b. het toegestane bebouwd oppervlak niet wordt vergroot; en
  • c. het aantal burgerwoningen niet toeneemt.

Toetsing:

De huidige bestemming ter plaatse is 'Dagrecreatiedoeleinden' met bouwmogelijkheden voor zowel gebouwen (2.650 m2, waarvan nog ca. 1.900 m2 onbenut) en bouwwerken geen gebouwen zijnde (zoals klimtoestellen tot 20m hoogte). Er zijn al een stedelijke functies toegestaan. Het toegestane bebouwd oppervlak wordt niet vergroot. Het voornemen heeft geen betrekking op een burgerwoning, maar een dienstwoning.

3.2.2.3 Landschappelijke en cultuurhistorische waarden

De Omgevingsverordening NH2020 beschermd landschappelijke en cultuurhistorische waarden via de regels:

  • Artikel 6.46: Bijzonder Provinciaal Landschap;
  • Artikel 6.49 van paragraaf 6.4.3: Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  • Artikel 6.59 Ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied en de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie.

De Omgevingsverordening stelt in deze artikelen specifieke eisen aan de motivering van een nieuwe ontwikkeling. Hierbij gaat het om:

  • Het motiveren dat de kernkwaliteiten van het Bijzonder provinciaal landschap (zoals vastgelegd in Bijlage 6 bij de verordening) niet worden aangetast;
  • Het motiveren dat de kernkwaliteiten van de erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde (zoals uitgewerkt en geobjectiveerd in bijlage 7 bij de verordening) niet worden aangetast;
  • Het motiveren dat bij het realiseren van een nieuwe ontwikkeling, gelet op de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie rekening gehouden wordt met:
    • 1. De ambities en ontwikkelprincipes van het toepasselijke ensemble en van de toepasselijke provinciale structuren;
    • 2. De kansen zoals beschreven bij de ambities en ontwikkelprincipes;
    • 3. De ontstaansgeschiedenis en de kernwaarden van het toepasselijke ensemble en van de toepasselijke provinciale structuren.

De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 (Leidraad) is een provinciale handreiking voor het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landschap, zoals bebouwing, agrarische bedrijven, infrastructuur of vormen van energieopwekking. De Leidraad geeft gebiedsgerichte én ontwikkelingsgerichte beschrijvingen en biedt zo toepasbare informatie over de manier waarop ruimtelijke ontwikkelingen kunnen bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. De provincie beoogt met deze Leidraad om samen met bijvoorbeeld gemeenten, ontwikkelaars en initiatiefnemers te werken aan het behouden en versterken van de kwaliteit van het landschap en de cultuurhistorie.

Artikel 6.46 Bijzonder provinciaal landschap

Het Bijzonder Provinciaal Landschap (BPL) is een beschermingsregime binnen de Omgevingsverordening NH2020. Het beschermingsregime is bedoeld om de meest waardevolle landschappen in Noord-Holland te beschermen. Per landschap is aangegeven welke ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische of aardkundige waarden aanwezig zijn. Dit noemen we de ‘kernkwaliteiten’ van het landschap. Voorbeelden hiervan zijn het leefgebied voor weidevogels, waterlopen en verkavelingsvormen in oude polders, de openheid en de vergezichten in het landschap of een bijzondere opbouw van de ondergrond. De kernkwaliteiten mogen niet worden aangetast.

Ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk in het BPL, zolang ze de kernkwaliteiten niet aantasten. Hierbij valt te denken aan ontwikkelingen zoals: fietspaden, energievoorzieningen, kleinschalige woningbouw (tot 11 woningen) of bouwwerken met een oppervlak van minder dan 500 m2.

In Noord-Holland zijn 32 gebieden aangewezen als ‘Bijzonder Provinciaal Landschap’ (BPL). Dit zijn landschappen waarop de provincie extra zuinig is vanwege hun bijzondere eigenschappen en waarde voor mens en dier. Om te zorgen dat Noord-Holland een mooie provincie blijft om te wonen, werken en je vrije tijd door te brengen, worden 32 gebieden (naast natuurgebieden) beschermd. Voorheen golden er veel verschillende regels om het landschap te beschermen. Nu is alles samengebracht onder het BPL en geldt binnen de 32 gebieden overal dezelfde regels. De kernkwaliteiten van het Bijzonder provinciaal landschap zijn vastgelegd in bijlage 6 van de Omgevingsverordening NH2020. In lijn met de provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie zijn de kernkwaliteiten beschreven aan de hand van drie provinciale kernwaarden:

  • Aardkundige en landschappelijke karakteristieken;
  • Openheid en ruimtebeleving;
  • Ruimtelijke dragers.

Het bestemmingsplan bevindt zich binnen de grenzen van kernkwaliteit gebied Vechtstreek-Noord. De kernkwaliteiten van dit gebied zijn beschreven in bijlage 6 bij artikel 6.46.

Toetsing:

De voorgenomen ontwikkelingen liggen niet binnen de zone dat aangemerkt is als ""Aardkundige waarde: Vecht en Aetsveldsche Polder en Naardermeer" en evenmin in het "uitwaaierende strokenverkavelingspatroon". De voorgenomen ontwikkelingen hebben geen negatieve invloed op de kernkwaliteit: Aardkundige en landschappelijke karakteristieken.

Het bestemmingsplangebied ligt niet binnen de zone die aangemerkt is als “Open ruimte en vergezichten” (zie afbeelding paragraaf 2.1.2.3) en evenmin ter plaatse van de ruimtelijke dragers (zie afbeelding paragraaf 2.1.2.4).

Paragraaf 6.4.3 Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde

De projectlocatie ligt binnen het werkingsgebied dat aangemerkt is als “Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde”. Op basis hiervan wordt de ontwikkeling getoetst aan artikel 6.47 en 6.49 uit de Omgevingsverordening van de provincie Noord-Holland. In artikel 6.47 is bepaald dat als erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde zijn aangewezen:

  • Nieuwe Hollandse waterlinie
  • Werelderfgoed De Beemster
  • Werelderfgoed De stelling van Amsterdam

Dit bestemmingsplan is gelegen op ruime afstand van het werelderfgoed De Beemster, maar werelderfgoed Hollandse waterlinie en De stelling van Amsterdam zijn wel relevant voor dit bestemmingsplan.

Een ruimtelijk plan ter plaatse van het werkingsgebied Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde bevat regels gericht op de instandhouding of versterking van de kernkwaliteiten van de erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. Op grond van artikel 6.49 zijn de kernkwaliteiten van deze erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde zijn uitgewerkt en geobjectiveerd in bijlage 7 bij de Omgevingsverordening NH2020.

Stelling van Amsterdam

Ten aanzien van de kernkwaliteiten van de stelling van Amsterdam zijn drie zones te onderscheiden:

  • Stellingzone: De gehele Stelling van Amsterdam (UNESCO-werelderfgoed) is Stellingzone. De Stellingzone vormt het samenhangend geheel tussen de verdedigingswerken en het landschap. Ook voormalige inundatiegebieden maken deel uit van de Stellingzone. Voor deze Stellingzone geldt:
    • 1. Behoud van nog bestaande zichtlijnen tussen de forten en doorzichten op de forten;
    • 2. Openhouden van schootscirkels rond de forten in de nog open landschappen;
    • 3. Behoud van bestaande accessen. Dit zijn de plaatsen waar de hoofdverdedigingslijn werd doorsneden door dijken, kanalen, spoorlijnen en wegen.
  • Kernzone: De kernzone wordt gevormd door de hoofdverdedigingslijn en de schootscirkels rond de forten. De hoofdverdedigingslijn en de schootscirkels rond de forten zijn belangrijke elementen in het Stellinglandschap. De hoofdverdedigingslijn markeert de grens aanval-verdediging en tevens de grens van de inundaties. De schootscirkel is een cirkel van 1000 meter rond een fort.
  • Monumentenzone: De Monumentenzone vormt het hart van de Stelling van Amsterdam. Binnen de Monumentenzone liggen objecten die door de Erfgoedwet of deze Omgevingsverordening zijn beschermd, zoals dijken, forten, sluizen en andere objecten.

Noord-Hollandse waterlinie

Voor de kernkwaliteit Noord-Hollandse waterlinie geldt dat geen nieuwe ontwikkelingen worden toegestaan die het (UNESCO-) monument beschadigen, vernielen of ontsieren, en een verbod om noodzakelijk onderhoud aan het monument te onthouden. Als rijksmonument binnen het Noord-Hollandse deel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie zijn aangewezen Fort Pampus, Vesting Muiden, de betonnen werken bij Muiden-Muiderberg, Fort Uitermeer, Vesting Weesp, de betonnen werken bij Uitermeer-Hinderdam, Vesting Naarden, Fort Hinderdam, Fort Ronduit, de Werken aan de Karnemelksloot, het Offensief voor Naarden, werk nr. IV, Fort Kijkuit en Fort Spion.

Toetsing:

Het bestemmingsplangebied ligt niet bij de forten of de schootsvelden van de forten. Gezien de ligging en de beoogde afmetingen van de ontwikkelingen verstoren deze geen zichtlijnen richting de forten. Ook ligt het plangebied niet binnen een schootsveld van een fort en vormen de ontwikkelingen gezien de omvang geen dreiging voor het behoud van bestaande accessen waar de hoofdverdedigingslijn is doorsneden door dijken, kanalen, spoorlijnen en wegen. Het plangebied bevindt zich op circa 4 kilometer afstand van de dichtstbijzijnde forten (Muizenfort en Batterijen aan de Karnemelkstrook). Dit zijn de dichtstbijzijnde Rijksmonumenten binnen de Nieuwe Hollandse Waterlinie die beschermd worden.

Het plan voorziet niet in een grootschalige stads- of dorpontwikkelingslocatie, glastuinbouw dan wel grootschalig bedrijventerrein of infrastructuurproject, dan wel een windturbine of opstelling voor zonne-energie.

Het bestemmingsplan is daarom niet in strijd met de regels die de erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde beschermen.

3.2.2.4 Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Natuurverbindingen

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. De provincies stellen de gebieden vast die deel uitmaken van het Natuurnetwerk. Het Natuurnetwerk Nederland is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden. Het Natuurnetwerk bestaat uit kerngebieden: grote aan elkaar verbonden natuurgebieden met een hoge kwaliteit. De bescherming van het NNN is ten eerste gericht op de bescherming en het herstel van aanwezige natuurwaarden en ten tweede op de ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden. Deze natuurwaarden worden omvat door de zogenoemde wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN. In Noord-Holland bestaat het NNN uit 126 deelgebieden.

Ook zijn er natuurverbindingen aangewezen (Provincie Noord-Holland, 2020b). De toetsingscriteria waarmee mogelijke aantasting van het NNN beoordeeld wordt, worden gevormd door de wezenlijke kenmerken en waarden. Voor zowel deelgebieden als natuurverbindingen bestaan de wezenlijke kenmerken en waarden uit:

  • Actuele en potentiële natuurwaarden (gespecificeerd per deelgebied en natuurverbinding);
  • Abiotische en ruimtelijke condities (gespecificeerd per deelgebied en natuurverbinding);
  • Oppervlakte;
  • Samenhang.

Artikel 6.43 bepaalt dat een ruimtelijk plan ter plaatse van het werkingsgebied Natuurnetwerk Nederland en het werkingsgebied natuurverbindingen in ieder geval strekt tot de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden. Het ruimtelijk plan maakt geen nieuwe activiteiten mogelijk die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een vermindering van de oppervlakte van het Natuurnetwerk Nederland of de natuurverbindingen, of van de samenhang tussen die gebieden.

Binnen het bestemmingsplangebied ligt een klein deel van het NNN-gebied 'Bossen Muiderberg' (linksboven waar Gooimeer en rijksweg A6 bij elkaar komen) en door het gebied loopt parallel aan de rijksweg A6 een Ecologische verbindingszone.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0025.png"

Afbeelding: Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Natuurverbindingen in Omgevingsverordening

Bossen Muiderberg (A20)

Voor het deelgebied zijn de natuurdoeltypen N14.03 Haagbeuken- en essenbos en N15.02 Dennen-, eiken- en beukenbos aangewezen als actuele natuurwaarden. Er zijn potenties om N05.01 Moeras te realiseren. Verder zijn de doelsoorten otter, boommarter, das, ringslang en vleermuizen, moeras- en rietvogels, en bos- en struweelvogels aangewezen als doelsoorten (Provincie Noord-Holland, 2020c).

Ecozone (Natuurverbinding ANV2)

De natuurverbinding Naardermeer-Gooimeer maakt deel uit van de robuuste verbinding tussen het Lauwersmeergebied/Eems en de Biesbosch/Zeeuwse Delta, de zogenaamde Natte As. Het is een schakel in een ecologische corridor die erop gericht is de ruimtelijke samenhang van moerasgebieden op nationaal niveau te herstellen.

De ecozone is gerealiseerd door de provincie Noord-Holland maar nog niet formeel vastgelegd in het NNN (mondelinge mededeling Provincie Noord-Holland, d.d. 30 oktober 2020). Op de noordgrens van de golfbaan ligt de Natuurverbinding Natuurboog Amsterdam Zuidoost (Code: ANV2) (Noord-Holland, 2020a). Natuurverbinding Natuurboog Amsterdam Zuidoost (Code: ANV2) wordt beschreven als een 42 kilometer lange natte corridor van waterlopen. De natuurverbinding is reeds aangelegd in 2015, maar in ecologisch opzicht nog in ontwikkeling. Voor de NNN-toetsing is aangenomen dat de ecozone op de golfbaan invulling geeft aan het plaatselijke segment van deze natuurverbinding. Dit betekent dat de wezenlijke kenmerken en waarden van de ecozone gelijk zijn aan die van de Natuurverbinding Natuurboog Amsterdam Zuidoost. Er is aangenomen dat de ecozone bestaat uit de (noord)westelijke oevers van de plassen op de golfbaan en aanliggende (ondiepe) wateren, zoals op onderstaande afbeelding te zien is en is vastgelegd in het document Natuurverbinding Gooimeertak-Gebiedsprogramma Naarden buiten de Vesting (DLG, 2014).

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0026.png"

Afbeelding: ecozone (oranje vlakken)

Omdat de ecozone nog geen deel uitmaakt van het NNN zijn geen actuele en potentiële natuurwaarden vastgelegd in het natuurbeheerplan. Wel is de natuurverbinding van belang als migratieroute en/of leefgebied voor amfibieën, kleine zoogdieren, vleermuizen, algemene moeras- en rietvogels en ongewervelden van droge milieus. Specifieke doelsoorten zijn otter, ringslang, meervleermuis, noordse woelmuis, waterspitsmuis en heikikker (Provincie Noord-Holland, 2020e).

Toetsing:

Ten behoeve van de voorbereiding van dit bestemmingsplan zijn twee onderzoeken naar de ecologische effecten van de ontwikkelingen uitgevoerd (zie Bijlage 3 en Bijlage 4 en paragraaf 4.1.4.1). Daaruit blijkt onder welke voorwaarden de nieuwe ontwikkelingen het NNN resp. de ecologische verbindingszone niet aantasten.

3.2.2.5 Klimaatadaptatie

Op grond van artikel 6.62 bevat de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de risico's van klimaatverandering. In de beschrijving wordt in ieder geval betrokken het risico op wateroverlast, overstroming, hitte en droogte. De beschrijving omschrijft tevens de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt. De beschrijving wordt opgesteld na overleg met in ieder geval het waterschap in wiens beheergebied de ontwikkeling plaatsvindt.

Toetsing:

Het plangebied is overwegend onverhard terrein. De voornemens leiden weliswaar tot toename van verharding, maar het voorheen geldende bestemmingsplan stond dat al toe. In het kader van de watervergunning(en) die nodig zullen zijn komt het aspect klimaatadaptatie aan de orde, dan is er ook concreet zicht op de wijze waarop de ontwikkelingen worden uitgevoerd (infiltratie, halfverharding etc.).

3.2.2.6 Conclusie

Voor zover binnen het bestemmingsplangebied nieuwe ontwikkelingen voorzien worden zijn deze getoetst aan de Omgevingsverordening. Daaruit blijkt dat wordt voldaan aan de Omgevingsverordening.

3.2.3 Provinciaal Meerjarenprogramma Groen 2018-2022

Het Provinciaal Meerjarenprogramma Groen (PMG; vastgesteld door Provinciale Staten op 13 november 2017) bevat alle projecten die bijdragen aan de doelstellingen van de Agenda Groen (vastgesteld door Provinciale Staten, d.d. 11 maart 2013). Jaarlijks voteert Provinciale Staten middelen door het PMG vast te stellen en programmeert de uitvoering van projecten die bijdragen aan de doelen van de Agenda Groen.

Het groen rond het golfterrein is aangeduid als 'Natuurnetwerk gerealiseerd'. Het PMG voorziet niet in (nieuwe) projecten binnen de grenzen van het nieuwe bestemmingsplan.

Conclusie

Het PMG heeft geen consequenties voor het nieuw vast te stellen bestemmingsplan.

3.2.4 Regiokaart 2025 Gooi en Vecht

De brochure 'Regiokaart 2025 Gooi en Vecht' geeft een overzicht van het door de gemeenten van Gooi en Vecht vastgesteld gemeenschappelijk ruimtelijk beleid, uitgesplitst voor de sectoren landschap, recreatie, wonen, werken en verkeer.

De voor het Naarderbos belangrijkste ontwikkelingen en opgaven zijn:

Landschap

  • Behoud en versterking van natuurgebieden, landschappen, agrarische activiteiten en cultuurhistorie.
  • Versterking van de ecologische hoofdstructuur en verminderen van de versnippering door infrastructuur, ook grensoverschrijdend (Heuvelrug, Vechtlandschap, IJmeer en Randmeren, Eemland).

Recreatie 

  • Verbeteren van het recreatief medegebruik van het buitengebied door kwaliteitsverbetering van wandel- en fietspaden, recreatieve knooppunten en de bereikbaarheid ervan.
  • Bevorderen van dag- en verblijfstoerisme gericht op cultuurhistorie en (natuur-)monumenten; ruimte bieden aan hotels in stedelijk en pensions in landelijk gebied.

Economie

  • Ruimte voor creatieve en innovatieve bedrijvigheid (waaronder medische zorg), zowel binnenstedelijk als in de ‘groene randen’.
  • Stop op de uitbreidingsmogelijkheden voor kantoren en winkels; meer concentratie rondom de stedelijke knooppunten van het openbaar vervoer.

Op onderstaande kaartje staan enkele ‘groene’ projecten in de omgeving van Naarden-vesting aangegeven (‘Naarden buiten de Vesting’); behoud schootsvelden, versterking agrarische structuur, aanleg ecologische verbindingszone en passantenhaven, fiets- en wandelpaden, landschappelijke en cultuurhistorische herstelwerkzaamheden en aanleg vaarverbinding Gooimeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0027.png"

Afbeelding: nieuwe verbindingen in Naarderbos

Voor het Naarderbos leidt deze kaart niet tot nieuwe beleidsuitgangspunten ten opzichte van de hiervoor al omschreven beleidskaders. De Regiokaart bevestigt het verloop over het golfterrein van de reeds aangelegde ecologische verbindingszone.

Conclusie

Het nieuw vast te stellen bestemmingsplan is in overeenstemming met de 'Regiokaart 2015 Gooi en Vecht'. Het plan legt de ecologische verbindingszone eenduidig vast, draagt bij aan het verbeteren van de recreatieve functie van het Naarderbos en biedt ruimte aan creatieve en innovatieve bedrijvigheid (waaronder medische zorg) in het gebouw Waterfront.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Kustvisie

In de Kustvisie Gooise Meren 2020-2040 (vastgesteld 9 maart 2020) van belang wordt ten aanzien van het Naarderbos het volgende gesteld:

Het natuur- en recreatiegebied Naarderbos is een prachtig natuur- en recreatiegebied waar veel recreanten van genieten. Het is ontspannen, er zijn wandelaars, fietsers, vissers, er wordt gevaren en gekanood. Openbare fietsroutes over de golfbaan zijn een kwaliteit die behouden moet blijven. Participanten bij de kustateliers geven aan dat ze graag zien dat de aantrekkelijke en afwisselende golfbaan weer open gaat, en dat beheer en onderhoud van het gehele terrein beter wordt uitgevoerd. Herstel van de baan is nodig en zou nog net kunnen voor wat betreft de kosten. Er is een zeer grote urgentie om op zo kort mogelijke termijn maatregelen te treffen tegen verder verval van de golfbaan. Gezamenlijk zal samen met de eigenaar van de golfbaan gekeken moeten worden naar een passende interventie om de golfbaan op korte termijn open te kunnen stellen. Tegelijkertijd is dit de plek bij uitstek waar kansen zijn voor kwaliteits- en waardeontwikkeling van recreatie aan de Gooise Kust. Voorwaarde is wel dat de huidige kwaliteit van het natuur- en recreatiegebied Naarderbos in hoofdlijnen zo blijft en dat zorgvuldig rekening wordt gehouden met bestaand recreatief gebruik en met de recent gerealiseerde ecologische verbinding tussen Gooimeer en Naardermeer, direct langs de A6. Tweede voorwaarde is dat de verschillende bestemmingen in het natuur- en recreatiegebied Naarderbos redelijkerwijs te exploiteren zijn. Voor zowel golfbaan als multifunctioneel gebouw kan dit betekenen dat er aanvullende voorzieningen nodig zijn om te komen tot een gezonde exploitatie. OKRA ziet kansen om het bestaande multifunctionele gebouw een bredere bestemming te geven welke goed aansluit bij het brandscape van Het Gooise Minderen. Geadviseerd wordt om in een gezamenlijk proces met eigenaren en belanghebbenden in dit gebied te onderzoeken welke ontwikkelingen verder mogelijk en gewenst zijn. Met als doel een versterking van de identiteit van de Gooise Kust. Het huidig gebruik van strand en boulevard is al best goed. Wel kan nog gedacht worden aan een verdere programmering van het strand met bijvoorbeeld 'sculpture by the sea', ontwikkeling van strand- en watersportaanbod in combinatie met kano-/sloepenverhuur behoort wat OKRA betreft tot de mogelijkheden. De boulevard voor de woningen met steigers om zwemmen, vissen en varen is een prima plek voor een horeca-uitspanning. Binnen het brandscape van het Gooise Minderen kan gedacht worden aan toevoeging van een exclusief strandpaviljoen met een gezonde vegetarische kaart.

Voorts is het behoud en de verdere optimalisatie van het natuur- en recreatiegebied Naarderbos als uitgangspunt benoemd, met als logische vervolgstap het opstellen van een uitvoeringsprogramma natuur- en recreatiegebied Naarderbos. Eén van de weinige gebieden die buiten de no-touchzones van werelderfgoed en Europees beschermde natuur valt is het natuur- en recreatiegebied Naarderbos. Dit gebied is nieuw land wat gelijk met de inpoldering van Flevoland door de Rijksdienst IJsselmeer Polders is aangelegd. De voormalige vuilstort en het gebrek aan functies maakten dat dit gebied in het verleden vaak onveilig was en maar moeizaam te beheren. Tegen deze achtergrond is het gewenst om bestaande kwaliteiten (ontspannen parklandschap, ruimte, goede parkeerfaciliteiten, gerealiseerde natuurverbinding tussen Naardermeer en Flevoland in het kader van de wegverbreding SAA-One) en functies (strand, golfbaan, multifunctioneel gebouw) in het gebied duurzaam in stand te houden; waarbij met partijen samen ook gekeken kan worden naar de toevoeging van nieuwe functies die deze kwaliteiten verder versterken. De opgave is een duurzame instandhouding en een gezonde exploitatie van dit natuur- en recreatiegebied. Dit betekent niet dat hier opeens alles mogelijk is, maar het betekent ook niet dat hier niets meer kan. Ten minste is nodig dat zowel het multifunctioneel gebouw als de golfbaan zelfstandig kunnen voortbestaan.

Conclusie

Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan zijn de volgende invalshoeken gekozen:

  • duurzame ontwikkeling
  • een veilig gebied
  • optimaliseren recreatief gebruik
  • zelfstandig kunnen functioneren van het gebouw Waterfront en de golfbaan
  • behoud en zo mogelijk versterken natuurbeleving
  • niet meer bebouwd oppervlak regelen dan vigerend al toegestaan
  • niet meer parkeren regelen dan vigerend al toegestaan
  • een strandpaviljoen inpassen

Het voorliggende bestemmingsplan is dan ook in overeenstemming met de Kustvisie.

3.3.2 Economische visie "Ruimte voor ondernemerschap"

Op 13 december 2017 is de economische visie "Ruimte voor ondernemerschap" vastgesteld. In de visie zijn 5 speerpunten geformuleerd. Als het gaat om het Naarderbos is hetgeen wat onder speerpunt 1 "Aantrekkelijke bestemmingen" is geformuleerd van toepassing. Onder die noemer is gesteld: "We gaan ervoor zorgen dat meer bezoekers, recreanten en toeristen onze natuur en historie beleven." De uitdaging is: Gooise Meren heeft aantrekkingskracht als het gaat om water, cultuur, cultuurhistorie, creativiteit, interessante kernen. Die kracht gaan we versterken door bestemmingen aantrekkelijker te maken door ze te verbinden en te promoten bij doelgroepen die we graag ontvangen, zoals: natuur- en cultuurliefhebbers, wandelaars, fietsers, sporters, fotografen en fijnproevers.

Conclusie 

Het voorliggende bestemmingsplan is in overeenstemming met de economische visie doordat het verbetering van de exploitatie van de golfbaan (sporters) faciliteert en het paviljoen bij het strand de aantrekkelijkheid van de strook vergroot.

3.3.3 Archeologische Verwachtingen- en Beleidskaart gemeente Gooise Meren 2021

Vanuit het archeologisch beleid en reeds eerder uitgevoerde archeologische onderzoeken volgt dat delen van de gemeente archeologisch waardevol kunnen zijn. Op basis van de verschillende (verwachtings-) waarden is een Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemaakt. Met deze kaart en de bijbehorende nota heeft Gooise Meren een actueel en toepasbaar archeologiebeleid. Via het paraplubestemmingsplan 'Archeologie Gooise Meren' worden de beleidsregels toegepast in de bestemmingsplannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0028.png"

Uit Archeologische Verwachtingen- en Beleidskaart en het paraplubestemmingsplan volgt er een hoge archeologische verwachtingswaarde is voor het grootste deel van het plangebied. Daarom volgt vereisen bodemingrepen archeologisch onderzoek. In een deel van het gebied is dat al bij elke bodemingreep van meer dan 30 cm dienpte, in grote delen bij bodemingrepen van meer dan 50 m2 en dieper dan 30 diepte, in andere delen bij bodemingrepen van meer dan 500 m2 en dieper dan 30 diepte. In het paraplubestemmingsplan zijn daarana de dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie 1', 'Waarde – Archeologie 2' en 'Waarde – Archeologie 5' toegekend.

Conclusie

Voor het plangebied geldt een archeologische onderzoeksplicht bij werkzaamheden met een oppervlakte van dieper dan 30 cm beneden maaiveld. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' voorziet in de benodigde bescherming.

 

3.3.4 Uitvoeringskader Evenementen Gooise Meren 2019

Er bestaat geen integrale landelijke regelgeving ten aanzien van evenementen. De regelgeving is verspreid in diverse wetten en lokale regelgeving. Tegelijkertijd wordt van de gemeente hierover wel duidelijkheid gevraagd door zowel de organisatoren van evenementen, door omwonenden en door hulpdiensten. Dit beleidskader heeft uitsluitend betrekking op het beleid rond de behandeling van aanvragen om evenementenvergunningen, de evaluatie van evenementen en toezicht en handhaving. Een belangrijk onderdeel van het beleidskader is eveneens de wijze van advisering door en samenwerking met hulpdiensten.

Het doel van dit Uitvoeringskader is het creëren van een samenhangend kader voor het toetsen van vergunningaanvragen voor evenementen, dat ruimte en mogelijkheden heeft voor het houden van evenementen maar tegelijkertijd de belangen van omwonenden beschermt door overlast zoveel mogelijk te beperken. Door een goed beleid te voeren met betrekking tot evenementen wordt er, ter bescherming van de veiligheid en gezondheid bij evenementen, invulling gegeven aan de toezichtstaak van de burgemeester. Het evenementenbeleid benoemt voorwaarden voor het organiseren van een evenement, de procedure rondom het verlenen van vergunningen en de samenwerking met de hulpdiensten. Ook wordt uitvoering, handhaving en evaluatie van het beleid hierin opgenomen.

Een organisator kan in principe voor elke locatie in Gooise Meren een evenementenvergunning aanvragen. Het kan voorkomen dat voor het verlenen van de vergunning getoetst moet worden aan het bestemmingsplan. Wanneer een evenement regelmatig gehouden wordt op een bepaalde locatie of wanneer op een bepaalde locatie meerdere evenementen worden gehouden moet dit voor die locatie ook ruimtelijk in het bestemmingsplan geregeld zijn. In andere gevallen is sprake van een incidenteel evenement en is de strijdigheid vanwege het eenmalige karakter niet relevant.

Speciale aandacht is er voor sportterreinen. Regelmatig zijn er klachten van omwonenden vanwege geluidoverlast afkomstig van activiteiten bij sportverenigingen. Dit betreft vaak geluidoverlast ten gevolge van muziek bij feesten en dergelijke in of bij het clubhuis van de sportvereniging. Sportterreinen zijn niet aangewezen als evenemententerrein. Het houden van feesten valt niet onder de representatieve bedrijfsvoering van een vereniging. Indien er feesten gehouden worden op het sportterrein, dus ook in de buitenlucht, dient een melding of vergunning aangevraagd te worden waaraan ook geluidsvoorschriften worden gebonden. Dit laatste is het geval indien er sprake is van grote bezoekersaantallen met veel verkeersbewegingen. In dat geval vindt eveneens een risicobeoordeling plaats.

Evenementen die gehouden worden kunnen grote gevolgen hebben voor het verkeer in de directe omgeving. Bij grote evenementen, waarbij de verwachting is dat er veel bezoekers zullen zijn, moet dan ook altijd een verkeersplan bij de aanvraag ingediend worden. Hierin moeten maatregelen uitgewerkt worden waaruit blijkt dat de bereikbaarheid voor bezoekers en voor hulpdiensten gewaarborgd is. Ook is de organisator verantwoordelijk voor de inzet van gecertificeerde verkeersregelaars. Indien dit noodzakelijk is worden door de gemeente separate verkeersbesluiten genomen.

In het geval van evenementen in het buitengebied, zoals het Naarderbos, krijgt de organisator te maken met de Wet natuurbescherming. De organisator dient dan een ecologisch onderzoek te laten uitvoeren dat bij de aanvraag ingediend moet worden. Uit dat onderzoek moet blijken dat er geen sprake is van verstoring of beschermde dieren- of plantensoorten. Indien dat het geval is dienen er preventieve maatregelen getroffen te worden. Bij de behandeling van aanvragen in het buitengebied zal altijd getoetst worden aan de Wet natuurbescherming.

Hoofdstuk 4 Toelichting op de planinhoud en -regeling

In de navolgende paragrafen wordt de totstandkoming van en overwegingen bij de voorliggende planregeling behandeld. Daartoe worden de in de Startnotitie behandelde uitgangspunten thematisch weergegeven, is beknopt de invloed van het participatieproces en de onderzoeken beschreven en is tenslotte toegelicht tot welke planregeling dat heeft geleid.

4.1 Voorbereiding van het bestemmingsplan

4.1.1 Aanleiding

De gemeenteraad van Gooise Meren heeft in zijn vergadering van 3 april 2019 besloten dat een bestemmingsplan voor het gebied Recreatiepark Naarderbos wordt voorbereid. Het voorbereidingsbesluit had tot doel te voorkomen dat zich tijdens de verdere voorbereidingen van dit bestemmingsplan in het gebied ongewenste ontwikkelingen kunnen voordoen. De gemeente koestert het kustgebied als één van de kroonjuwelen van Gooise Meren. Dat wil de gemeente behouden.

4.1.2 Startnotitie en Nota van Uitgangspunten

Naar aanleiding van het voorbereidingsbesluit is er een startnotitie opgesteld (zie Bijlage 1) en op 10 maart 2020 door het college vastgesteld. Op 11 december in datzelfde jaar heeft de gemeenteraad in zijn vergadering besloten dat voor het gebied Recreatiepark Naarderbos een bestemmingsplan zou worden voorbereid.

In deze startnotitie zijn de uitgangspunten en de werkwijze uitgewerkt om tot het uiteindelijke bestemmingsplan te komen. Het biedt inzicht in de afwegingskaders waarbinnen besluitvorming plaatsvindt en doet voorstellen voor de wijze waarop de regeling in het nieuwe bestemmingsplan wordt opgesteld. Door vaststelling van de startnotitie door het college kon het participatietraject worden opgestart.

Geconstateerd werd dat over de exploitatiemogelijkheden van het multifunctionele gebouw en de golfbaan op zichzelf, alsmede over de samenhang tussen beide (of het ontbreken ervan) discussie was. De baan was (en is) niet in gebruik en als gevolg daarvan aan het overwoekeren. Het multifunctionele gebouw kent leegstand en acht zich beperkt in haar mogelijkheden. Deze problematiek heeft ook een ruimtelijke component waarvan is vastgesteld dat die binnen het nieuwe bestemmingsplan aan de orde dient te komen.

Op 6 juli 2022 is tijdens de raadsvergadering motie Duurzame ontwikkeling natuur & recreatiepark Naarderbos aangenomen. Een Nota van Uitgangspunten is voor het vierde kwartaal van 2022 toegezegd. Op 20 december 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren de 'Nota van Uitgangspunten Bestemmingsplan Recreatiepark Naarderbos' in concept vastgesteld. Omdat het college zorgvuldig met de Nota van Uitgangspunten om wilde gaan, diende het conceptstuk eerst besproken te worden met de in het gebied betrokken ondernemers, direct omwonenden en andere belanghebbenden. Zij kregen tot 14 februari 2023 de tijd om te reageren op de conceptnota. De reacties zijn verzameld in een Nota van Beantwoording Vooroverleg en zijn voorzien van een beantwoording. In de Nota van Beantwoording Vooroverleg wordt aangegeven in hoeverre de Nota van Uitgangspunten daarop is aangepast.

De Nota van Uitgangspunten voor het bestemmingsplan Recreatiepark Naarderbos is op 12 juli 2023 vervolgens vastgesteld door de raad (zie .

4.1.3 Participatie

De gemeente hecht veel belang aan goede participatie daarvoor is als beschreven in de startnotitie een klankbordgroep samengesteld en wordt er daarnaast met de ondernemers in gebied ook rechtstreeks overlegd.

Door de Coronacrisis golden er een beperkingen voor de gebruikelijke vormen van contact die bij de participatie aan de orde zijn. Afstemming heeft daarom nu via videoverbinding en telefoon plaatsgevonden en incidenteel was het mogelijk met het treffen van maatregelen om een bijeenkomst te houden.

Om breed te kunnen communiceren is met de gebruikelijke publicaties op 7 mei 2020 een eerste algemene bijeenkomst aangekondigd. Vanwege de beperkingen die voor bijeenkomsten golden is dat in de vorm van een Webinar gehouden. Daarvoor kon men zich digitaal aanmelden en men zou dan via een link toegang krijgen. Er is ruim gebruik gemaakt van deze mogelijkheid en uiteindelijk waren er ca 90 personen virtueel aanwezig. Naast de organisatie en de portefeuillehouder waren dat direct betrokken als de bewoners en ondernemers in het gebied, omwonenden, organisaties en andere belangstellenden. Aan de hand van een presentie is de aanleiding en opgave geschetst en is toegelicht wat en hoe zaken in een bestemmingsplan kunnen worden geregeld.

Uit deze eerste bijeenomst is de klankbordgroep voortgekomen. Er waren meer aanmeldingen dan praktisch hanteerbaar is, daarom is er geselecteerd op basis van vertegenwoordiging naar thema en gebied. Naast de ondernemers (NBO en het Multifunctionele centrum) in het gebied zijn vertegenwoordigers uitgenodigd van:

  • Buitenplaats Naarden (de woongebouwen in het gebied)
  • Buurtplatform Naarderwoonbos/Naardereiland
  • Dorpsraad Muiderberg
  • Vrienden van het Gooi
  • Groen Muiderberg
  • Ruitersport
  • Hengelsport
  • alsmede enkele willekeurig uit de aanmeldingen geselecteerde personen

De klankbordgroep is volgend uit de thematiek, betrokkenheid en verdiepingsslagen 8x bijeen geweest en wel op de volgende data:

  • 18 juni 2020
  • 2 juli 2020
  • 24 augustus 2020
  • 7 september 2020
  • 8 oktober 2020
  • 1 februari 2021
  • 22 maart 2021
  • 19 april 2021

Van het participatieproces is verslag gedaan door verslaglegging tijdens de bijeenkomsten.

4.1.4 Onderzoek

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient de gemeente de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen te vergaren (artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht).

De nieuw uitgevoerde onderzoeken hebben betrekking op de onderwerpen ecologie, stikstofdepositie en landschap. Ten aanzien van verkeer waren tellingen uit februari 2017 beschikbaar. De invalshoek van de onderzoeken voor dit bestemmingsplan is geweest om de bestaande waarden vast te stellen en daarmee randvoorwaarden te bepalen voor de realisatie van nieuwe ontwikkelingen.

  • In het onderzoek ten aanzien van ecologie is onder meer de invloed op het buiten de plangrenzen gelegen Natura2000-gebied, het Natuurnetwerk Nederland en de Ecologische verbindingszone in beschouwing genomen, daarnaast is uit oogpunt van soortbescherming rekening gehouden met de aanwezigheid van vleermuizen en buizerd. De effecten van en voorwaarden voor het nieuwe clubhuis en de parkeeroplossing waren onderdeel van de onderzoeksopgave.
  • Het stikstofonderzoek is uitgevoerd op basis van de meest recente AERIUS calculator.
  • De verkeerstelling verschaft informatie over de gereden snelheden en intensiteiten op de IJsselmeerweg, wat betrokken is bij de afwegingen ten aanzien van de positionering van de nieuwe parkeerplaatsen.

De onderzoeksrapporten zijn opgenomen als Bijlage 3 (Ecologische quickscan (Brabant Eco, 18 december 2023)), Bijlage 4 (Quickscan natuurtoets Paviljoen Gooimeer (Ecogroen, 28 april 2021)), Bijlage 5 (Onderzoek stikstofdepositie (28 november 2023))` en Bijlage 6 (Verkeerstellingen IJsselmeerweg) bij deze plantoelichting.

4.1.4.1 Ecologie

In het onderzoek ten aanzien van ecologie is onder meer de invloed op het buiten de plangrenzen gelegen Natura2000-gebied, het Natuurnetwerk Nederland en de Ecologische verbindingszone in beschouwing genomen.

Soortbescherming

Het voorkomen van verblijfplaatsen van marterachtigen en uilen kan niet met zekerheid worden uitgesloten, waardoor de effecten met voorgenomen werkzaamheden mogelijk van negatieve invloed zijn op het leefgebied van genoemde soortgroepen. Derhalve vindt mogelijk overtreding plaats van artikel 3.1 lid 2 en 4 en artikel 3.5 lid 2 en 4 van de Wet natuurbescherming.

Daarom wordt aanbevolen om een nader onderzoek naar marterachtigen en steen- en kerkuilen te laten verrichten conform de Kennisdocumenten Steenuil en Kerkuil en de handreiking Kleine Marterachtigen, voor sloop- en rooiwerkzaamheden die de genoemde diersoorten zouden kunnen verstoren.

Ook zal er in juni een tweede veldbezoek moeten worden uitgevoerd op het evenemententerrein om te ondervinden of dat er waardplanten van de teunisbloempijlstaart groeien in verband met het mogelijk voorkomen van deze beschermde vlindersoort. Verder is het plangebied op het evenemententerrein geschikt als leefgebied voor de heikikker en de ringslang. Hiervoor is ook nader onderzoek nodig.

Gebiedsbescherming (Natura 2000)

Het plangebied ligt niet binnen Natura 2000-gebied. In tegenstelling tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Markermeer & IJmeer), liggen in Natura 2000-gebieden Naardermeer en Oostelijke Vechtplassen habitats en leefgebieden van soorten die gevoelig zijn voor stikstofdepositie. Vanwege de afstand tot het Naardermeer en de Oostelijke Vechtplassen, tussenliggende infrastructuur en bebouwing, zijn andere negatieve gevolgen uitgesloten. Een toename van stikstof door uitvoering van het plan kan echter leiden tot negatieve effecten op zowel het Naardermeer als de Oostelijke Vechtplassen. Zie daarvoor paragraaf 4.1.4.2.

Advies en aanbevelingen (Natura 2000)

Zie daarvoor paragraaf 4.1.4.2.

Gebiedsbescherming (Natuurnetwerk Nederland)

Het plangebied ligt niet binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het dichtstbijzijnde onderdeel van het NatuurNetwerk ligt op 450 meter afstand. Wel ligt het bouwvlak van het clubhuis op korte afstand (50 meter) van een door de provincie Noord-Holland gerealiseerde ecozone.

De ecozone vormt formeel (nog) geen onderdeel van het NNN, maar dient ter invulling van het lokale segment van de natuurverbinding Groene As, Amsterdam Zuidoost (ANV2). De ontwikkeling en het gebruik van het clubhuis is daarom getoetst aan de wezenlijke waarden en kenmerken van deze natuurverbinding. Als passende afstand van de ecozone wordt aangehouden, is er geen sprake van een aantasting van de natuurverbinding ANV2 en daarmee het NNN.

Uit de effectbeoordeling volgt een mogelijke aantasting van de ruimtelijke condities donkerte, rust en stilte. Ook aantasting van de samenhang van het NNN is niet uit te sluiten. Aantasting van de overige wezenlijke kenmerken en waarden is uitgesloten.

Advies en aanbevelingen (Natuurnetwerk Nederland)

Door inrichtingsmaatregelen te treffen (opgaande beplanting aan de rand van het terrein van het clubhuis en verlichting die enkel op het terras/terrein gericht wordt), worden effecten op de omgevingscondities ‘4- ruimtelijke condities donkerte, rust en stilte’ en ‘5- samenhang’ voorkomen. De inrichtingsmaatregelen zorgen ervoor dat er geen licht/visuele verstoring van het wateroppervlak in de ecozone plaatsvindt. Als deze effecten afdoende gemitigeerd worden, zijn geen resteffecten op de omgevingscondities van de ecozone aan de orde. De inrichtingsmaatregelen bestaan uit beperken en afschermen van lichtbronnen en het strategisch aanbrengen van opgaande beplanting zoals bomen en struiken.

Houtopstanden

Voor de uitvoering van het plan is het onderdeel houtopstanden binnen de Wet natuurbescherming niet van toepassing. Wel is er mogelijk sprake van een gemeentelijke kapvergunning.

4.1.4.2 Stikstofdepositie

In het stikstofonderzoek (Bijlage 5) worden de onderzoeksresultaten van de realisatiefase en de gebruiksfase besproken. Geconcludeerd wordt dat er geen berekenbare stikstofdepositie plaatsvindt als gevolg van de realisatie- en gebruiksfase van het project. Het plan is dan ook uitvoerbaar ten aanzien van de effecten van stikstof op Natura 2000-gebieden.

4.1.4.3 Verkeer

Het voornemen gaat uit van een nieuw parkeerterrein met ongeveer 120 parkeerplaatsen dat wordt ontsloten vanaf de IJsselmeerweg, ter plaatse van de bestaande inrit naar het bestaande afslaggebouw. De inrit is gelegen tussen de wegversmallingen en wordt hieronder weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0029.png"

Afbeelding: bestaande inrit

Om vast te stellen of gebruik van deze inrit verkeerskundige bezwaren oproept is gebruik gemaakt van de verkeerstelling uit februari 2017 (zie ook Bijlage 6). Deze telling verschaft informatie over de gereden snelheden en intensiteiten op de IJsselmeerweg. Hieronder is weergeven waar de telling is uitgevoerd: circa 140 meter zuidelijk van de bestaande inrit, eveneens tussen de wegversmallingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0030.png"

Afbeelding: locatie verkeerstelling februari 2017

De capaciteit van de IJsselmeerweg (intensiteiten) wordt bepaald door een aantal wegversmallingen waar één auto gelijktijdig door heen kan rijden. De capaciteit is ingeschat op rond de 1.400 a 1.500 voertuigen per uur (gezamenlijk voor beide richtingen). Uit de tellingen is gebleken dat de intensiteiten veel lager liggen dan de capaciteit: op een gemiddelde weekdag in de spits maximaal 203 mvt/uur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0031.png" Afbeelding: resultaten tellingen

De vastgestelde rijsnelheid is gemiddeld 51 of 52 km/uur terwijl de toegestane rijsnelheid 60 km/uur is. Overdag rijdt 70% van de verkeersdeelnemers langzamer dan 55 km/uur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0032.png"

Afbeelding: tabel gemiddelde snelheden

Op basis van de verkeersintensiteiten en rijsnelheid is er geen aanleiding te veronderstellen dat het gebruik van de bestaande inrit voor een parkeerterrein met een omvang van circa 120 parkeerplaatsen leidt tot een verkeersonveilige situatie.

4.2 Uitgangspunten en randvoorwaarden

4.2.1 Algemeen

Het bestemmingsplan heeft tot doel de gezonde exploitatie van de golfbaan en het gebouw Waterfront mogelijk te maken, rekening houdend met het goede woon- en leefklimaat voor de bewoners van de appartementen in de Buitenplaats en de aanwezige ecologische en landschappelijke waarden beschermend. Bestaande regels van het voorheen geldende bestemmingsplan worden daarin meegewogen: zowel de rechten als de beperkingen voor gebruiks- en bouwmogelijkheden. In paragraaf 3.2.2 is al beschreven dat de provinciale Omgevingsverordening randvoorwaarden stelt aan de (on)mogelijkheden binnen Naarderbos.

Bij de planvorming voor het nieuwe bestemmingsplan is door Naarderbos Ontwikkeling BV (NBO) het voorstel ingebracht voor een eigen clubgebouw. Naast de ruimtelijke en ecologische analyse van de mogelijke inpassing van zo’n gebouw, raakt het ook de discussie over het gebruik van het al bestaande multifunctionele centrum (gebouw Waterfront, MG&H) in het gebied. Partijen hebben inmiddels overeenstemming bereikt over een aantal ontwikkelingen in het gebied om te komen tot een werkbaar plan. Daarmee is een positieve ontwikkeling van het gebied mogelijk. Dat vormt de basis voor een bestemmingsplan waarin deze ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden.

4.2.2 Bestaande gebruiks- en bouwmogelijkheden
4.2.2.1 Erfpacht

Het overgrote deel van het plangebied is in erfpacht uitgegeven. In paragraaf 1.4 is al weergegeven welke gronden dit betreft.

Erfpacht is en bij wet geregeld zakelijk recht dat de erfpachter de bevoegdheid geeft om de onroerende zaak van een ander te houden en te gebruiken. Dit houdt dus in dat erfpacht ervoor zorgt dat een ander dan de eigenaar de onroerende zaak onder zich mag hebben én deze mag gebruiken (waaronder bebouwen, het gebouwde huis bewonen et cetera).

De erfpachter mag zonder toestemming van de eigenaar geen andere bestemming aan de zaak geven of in strijd met de bestemming handelen. Daarnaast is de erfpachter verplicht om herstellingen te verrichten en lasten te dragen die te maken hebben met de verpachte zaak.

De erfpachter heeft het hetzelfde genot als de eigenaar zou hebben. Zo zijn vruchten die tijdens de duur der erfpacht zijn afgescheiden of opeisbaar zijn geworden (denk bijvoorbeeld aan huurinkomsten) voor de erfpachter. Voordelen van onroerende aard komen toe aan de eigenaar.

Uit de erfpachtuitgifte volgt dat legale bestaande bebouwing en het legaal bestaande gebruik gerespecteerd dient te worden. De inrichting van de in erfpacht uitgegeven gronden kan niet eigenstandig door de gemeente worden gewijzigd.

4.2.2.2 Bestemmingsplan

Het voorheen geldende bestemmingsplan was globaal van aard en gericht op het mogelijk maken van de in het Masterplan voorgenomen ontwikkeling van het gebied. Nu deze ontwikkeling goeddeels heeft plaatsgevonden is de begrenzing en de aard van de ecozone - met de beperkingen voor gebruik en bebouwing - een gegeven geworden en bieden buiten die zone nog onbenutte planologische rechten de mogelijkheid om de nagestreefde duurzame exploitatie van het gebied verder in te vullen.

De gronden waar de ecologische verbindingszone en het Natuurnetwerk Nederland zijn verwezenlijkt zijn hieronder weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0033.png"

Afbeelding: ecozone (raster), water (blauw) en bos (groen)

Van de in het Masterplan bedachte (en in het geldende bestemmingsplan toegelaten) ontwikkelingen is geen invulling gegeven aan de bebouwing voor een dienstwoning, vogelkijkhut, paviljoen, scoutinggebouw of andere gebouwen ten dienste van de bestemming, noch voor de kiosk / het theehuis annex onderkomen voor reddingsbrigade/waterpolitie. Er resteert daardoor een onbenutte planologische bouwmogelijkheid van circa 1.900 m2. Van de 800 toegestane aan te leggen hoeveelheid parkeerplaatsen zijn circa 675 plaatsen aangelegd zodat een plancapaciteit van 125 plaatsen nog benut kan worden.

4.2.2.3 Doorwerking in dit bestemmingsplan

In het voorliggende bestemmingsplan worden de nieuw te realiseren bebouwing en inrichting mogelijk gemaakt binnen de omvang van de resterende onbenutte bouwmogelijkheden en parkeercapaciteit, waarbij duurzaam behoud / bescherming van de ecologische verbindingszone aanleiding geeft tot het stellen van nadere randvoorwaarden.

4.3 Planregeling

4.3.1 Zonering en bestemmingen

In onderstaande afbeelding is met een schematische weergave getoond welke zonering in het gebied is aan te brengen, waaruit het onderscheid in bestemmingen volgt.

Het grootste deel van het plangebied is golfterrein (bestemming 'Sport - Golfterrein'), met groen weergegeven. De waterpartijen zijn met blauw aangeduid (bestemming 'Water') en de gele vlakken betreffen de oeverzone met stranden en ligweides (bestemming 'Recreatie'). In de noordelijke oeverzone bevindt zich een bosperceel dat in de schematische weergave weliswaar niet is getoond, maar op de planverbeelding is bestemd als 'Bos'. De rode strook zijn de appartementen 'Buitenplaats' (bestemming 'Wonen') en met oranje is het gebouw Waterfront met parkeerterrein weergegeven (bestemming 'Gemengd'). De grijze lijn geeft het verloop van de IJsselmeerweg weer (bestemming 'Verkeer') en de zwarte stippellijn het fietspad dat door het golfterrein loopt (bestemming 'Verkeer - Langzaam verkeer'). Tenslotte is met de bruine lijn de watering aangeduid (dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering').

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0034.png"

Afbeelding: schematische weergave zonering en bestemmingen

Het hele gebied is voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' en de gronden met natuurwaarde hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Natuur' (Natuurnetwerk Nederland) of 'Waarde - Ecologie' (ecologische verbindingszone). Enkele delen waar archeologische waarden te verwachten zijn zijn bestemd als 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 5'. Tenslotte is de aargastransportleiding die langs de rijksweg A6 loopt bestemd als 'Leiding - gas'.

4.3.2 Toelichting en verantwoording per bestemming

Bestemming 'Bos' (Artikel 3)

In paragraaf 3.2.2.4 is ingegaan op het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en de ecologische verbindingszone. Aan de oever van het Gooimeer, nabij de rijksweg A6, bevindt zich bos dat onderdeel uitmaakt van het Natuurnetwerk Nederland, aangewezen als 'Bossen Muiderberg (A20)'. Om die reden is aan de gronden de bestemming 'Bos' toegekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0035.png"

Afbeelding: bestemming Bos

Deze gronden mogen alleen gebruikt worden voor bos en water. Bouwen mag alleen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming. Opslag en stalling is verboden.

Ter bescherming van het bos is in artikel 27, lid 27.2 geregeld dat het verboden is op of in de gronden binnen dit bestemmingsplan zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren. Dit betreft onder meer het vellen van bomen of opruimen van houtwallen, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties, voorzover niet aan te merken als normaal onderhoud.

Het gebruik voor zandoverslag in afwijking van het voorheen geldende bestemmingsplan vergund is niet positief bestemd in het bestemmingsplan omdat het gebruik tijdelijk is.

Bestemming 'Gemengd' (Artikel 4)

Het gebouw Waterfront is opgericht als multifunctioneel gebouw met diverse functies en een golfclubhuis. Ten behoeve van de exploitatie van het gebouw wordt op verzoek van de eigenaar de voorheen geldende bestemming verruimd. Het gaat daarbij om kantoor, cultuur en ontspanning, consumentverzorgende dienstverlening en (para)medische voorzieningen. Deze functies liggen in het verlengde van de reeds toegelaten gebruiksmogelijkheden, de ruimtelijke effecten zijn vergelijkbaar. De in lid 4.3.1 opgenomen maxima voor de gebruiksfuncties zijn overeenkomstig het verzoek en zijn planologisch aanvaardbaar. Voor het aantal behandelkamers voor medische en paramedische voorzieningen en voor het oppervlak fitness/wellness/sauna heeft de gemeente zelf het maximum bepaald, omdat een groter programma een grote impact op de parkeerbehoefte heeft, gezien de daarvoor toepasselijke normen. Het betreft een kleine verruiming ten opzichte van het bestaande/vergunde oppervlak: van 650 m2 bvo naar 750 m2 bvo.

Omdat buiten het gebouw een nieuw golfclubhuis wordt gerealiseerd is deze functie binnen het gebouw niet langer nodig.

Voor de (reeds bestaande) terrassen gelden beperkingen ten aanzien van het gebruik, opdat geluidhinder wordt voorkomen. In paragraaf 6.1.1 is daarop uitgebreid ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0036.png"

Afbeelding: bestemming Gemengd

Het maaiveldpeil is aan de zijde van de hoofdentree (westzijde) hoger dan aan de oostzijde (Gooimeer). Het maaiveldpeil aan de westzijde is afwijkend ten opzichte van de overwegende hoogte in het gebied. Om duidelijkheid te verschaffen over het peil vanaf waar de bouwhoogte van het gebouw wordt gemeten is in 4.2.1 onder d opgenomen dat de bouwhoogte wordt gemeten vanaf het bestaande aansluitende maaiveld ter plaatse van de naar het Gooimeer gekeerde gevel. Deze gevel is op de verbeelding aangeduid met 'gevellijn'.

Bestemming 'Groen' (Artikel 5)

Langs de IJsselmeerweg bevinden zich enkele stroken die niet toebehoren aan de verkeers- recreatie- of golffunctie. De gronden zijn groen ingericht. Om die reden zijn deze stroken bestemd als 'Groen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0037.png"

Afbeelding: bestemming Groen

Deze gronden mogen worden gebruikt en ingericht voor groenvoorzieningen, water en extensief recreatief medegebruik en educatief medegebruik.

Bestemming 'Recreatie' (Artikel 6)

De oeverzone en de strook langs de rijksweg A6 hebben een recreatieve functie als strand, ligweides en speelvoorzieningen. De gronden mogen worden gebruikt voor sportieve en recreatieve voorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0038.png"

Afbeelding: bestemming Recreatie

De in het voorheen geldende bestemmingsplan toegelaten bouw van een paviljoen is nog niet gerealiseerd, maar wordt wel nagestreefd. Dit bestemmingsplan voorziet daarin, met een maximum gebouwd oppervlak van 300 m2 en uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak aan de oever, nabij het strand en de speelvoorzieningen. Dit is een nadere inperking van de in het voorgaande bestemmingsplan geboden bouwmogelijkheden aangezien daarbij een grondoppervlak van 700 m2 mogelijk was zonder beperking van in de bouwlocatie.

Het doel van dit paviljoen is een aantrekkelijke horecavoorziening te bieden gedurende het badseizoen en een oplossing te bieden voor het beheer van de oeverstrook. Voorts kan, eventueel, een combinatie ontstaan met de reddingsbrigade/waterpolitie. Door de klankbordgroep is aangegeven dat van een jaarrond exploitatie verwacht mag worden dat een kwalitatief betere voorziening wordt gerealiseerd. Van een seizoensgebonden voorziening is de vrees uitgesproken dat de verwachtingen niet waargemaakt kunnen worden, wegens geringere exploitatiemogelijkheden (financieel draagvlak).

Voor het bij het paviljoen te realiseren terras gelden beperkingen ten aanzien van het gebruik, opdat geluidhinder wordt voorkomen. In paragraaf 6.1.1 is daarop uitgebreid ingegaan. Door de bepaling over de situering van het terras wordt bereikt dat het terras niet wordt gerealiseerd aan de naar de appartementen gekeerde zijde van het paviljoen, maar aan de naar het strand / de speelvoorzieningen gekeerde zijde.

Bestemming 'Sport - Golfterrein' (Artikel 7)

De voornaamste functie in het plangebied is de bestaande 18-holes golfbaan en het golfoefengebied (afslaggebouw en waterpartij). Deze gronden zijn dan ook bestemd als golfterrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0039.png"

Afbeelding: bestemming Sport-Golfterrein

Binnen het gebied is een aantal verbijzonderingen geregeld. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - golfclubhuis' wordt een nieuw golfclubhuis met terras en dienstwoning mogelijk gemaakt. De gekozen locatie ligt bij het begin- en eindpunt van de golfbaan, wat uit oogpunt van exploitatie van de baan en het clubhuis voor de hand ligt. Exploitant NBO heeft de positie van het clubhuis afgestemd met de bewoners en MG&H en met in achtneming van de ecologische waarden in het gebied (ecologische verbindingszone, leefgebied, bomen die geschikt zijn voor vleermuizen en een buizerdnest; zie Bijlage 3). Een deel van de parkeergelegenheid voor de golfbaan (circa 120 plaatsen, in overeenstemming met het in het voorheen geldende toegelaten aantal) wordt toegelaten aan de overzijde van de IJsselmeerweg. De verkeerskundige aanvaardbaarheid daarvan wordt behandeld in paragraaf 4.4.4. Daar wordt tevens ingegaan op de bestaande parkeergelegenheid op de 'landtong'.

Het bestaande afslaggebouw voor de driving range is in vervallen toestand en vergt vernieuwing. Het nieuwe bestemmingsplan houdt de in het voorgaande bestemmingsplan geboden mogelijkheid daartoe in stand, in hetzelfde gebied als waar dat al toegestaan was. Die zone is op de planverbeelding aangeduid, met een kleinere omvang van de zone maar een gelijkblijvende toegelaten omvang van het afslaggebouw.

Omdat de te realiseren dienstwoning, die in het voorheen geldende bestemmingsplan al was toegestaan, is gelegen binnen de geluidzone van wegen is het op grond van de Wet geluidhinder nodig voorwaarden te stellen aan de woonfunctie. Nu nog geen ontwerp van het gebouw bekend is, is in lid 7.2.2 een regeling opgenomen die enerzijds flexibel is en anderzijds voldoet aan de wettelijke bepalingen. De mate waarin de woning aan geluidbelasting onderhevig is, wordt bepaald door de wijze waarop de woning in het ontwerp geïntegreerd wordt. Voor zover het ontwerp aan geluidhinder blootgestelde gevels zal hebben, worden aan die gevels eisen gesteld (doof, vliesgevel of voldoen aan vastgestelde hogere waarde). Daarmee is een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd.

Voor het nieuw te realiseren terras gelden beperkingen ten aanzien van het gebruik, opdat geluidhinder voor bewoners wordt voorkomen. In paragraaf 6.1.1 is daarop uitgebreid ingegaan. In verband met de ligging nabij de ecologische verbindingszone is er aanleiding tot het stellen van verdere randvoorwaarden. De resultaten van het ecologisch onderzoek leiden tot de constatering dat het gebruik van het terras niet zonder meer tot een ruimtelijk aanvaardbare situatie leidt. Zonder randvoorwaarden met betrekking tot licht, geluid en beweging is verstoring van de ecologische verbindingszone aannemelijk. Er is dus reden voorwaarden te stellen aan het gebruik van het terras. Uit de rapportage blikt dat het nodig is dat er een inrichtingsplan en een lichtplan moet worden opgesteld en uitgevoerd, om te bereiken dat

  • uitstralende effecten door licht worden voorkomen door de verlichting op het terras of het terrein van het clubhuis te richten;
  • opgaande beplanting aan de rand van de locatie van het clubhuis wordt aangelegd en duurzaam in stand wordt gehouden om verstoring van de ecologische verbindingszone door licht, geluid en beweging te voorkomen.

In de planregeling is daarom het gebruik van het terras slechts toegestaan op basis van een omgevingsvergunning, waarbij genoemde randvoorwaarden ingevuld moeten zijn om vergunning te kunnen verkrijgen.

Jurisprudentie geeft aanleiding in bestemmingsplan een nadere regeling voor (het wederom houden van) golfsportevenementen op te nemen vanwege de potentiële hinder. De regeling moet inzicht geven in de relevante ruimtelijke effecten van de evenementen. Het gaat om de aard, omvang en duur van evenementen alsmede de toegelaten geluid- en lichtuitstraling. Door exploitant NBO is geconstateerd dat echt grote evenementen zoals het KLM-open (45.000 bezoekers gedurende 4 dagen) niet haalbaar zijn op deze golfbaan, zodat evenementen met een maximum bezoekersaantal per dag van 2.000 realistisch is. Door het mogelijk maken van een tijdelijke extra parkeerlocatie op het terrein (lid 7.4.3) is een uitbreiding van de reeds toegelaten parkeercapaciteit van 800 naar incidenteel 1.000 plaatsen binnen het plangebied mogelijk, waarmee voornoemde bezoekersaantal naar verwachting uitvoerbaar is. In het kader van de evenementenvergunning op grond van de APV worden nadere regels gesteld met toepassing van het Uitvoeringskader Evenementen Gooise Meren 2019 (of de rechtsopvolger daarvan).

Bestemming 'Verkeer' (Artikel 8)

De IJsselmeerweg en het parkeerterrein bij de speelvoorziening en het strand is bestemd als 'Verkeer'. Deze bestemming is bedoeld voor autoverkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0040.png"

Afbeelding: bestemming Verkeer

Er mag niet worden gebouwd, behalve voor nutsvoorzieningen. Straatmeubilair en straatverlichting is vergunningvrij en behoeft daarom geen regeling in het bestemmingsplan.

Bestemming 'Verkeer - Langzaam verkeer' (Artikel 9)

Het fietspad door het golfgebied is bestemd als 'Verkeer - Langzaam verkeer'. Deze bestemming is uitsluitend voor langzaam verkeer (fietsers en voetgangers).

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0041.png"

Afbeelding: bestemming Verkeer-Langzaam verkeer

Omdat hier, anders dan binnen de bestemming 'Verkeer', bouwwerken aanwezig zijn in de vorm van bruggen en dergelijke, is binnen de bestemming toegestaan in beperkte zin bebouwing te realiseren. Het betreft uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een maximum bouwhoogte van 3 meter en slechts ten dienste van de bestemming.

Bestemming 'Water' (Artikel 10)

Het water heeft natuurlijke en landschappelijke waarde. De bestemming 'Water' strekt dan ook tot het behoud daarvan, in de vorm van water en waterhuishoudkundige doeleinden. Aangezien de waterpartijen op het golfterrein ook zijn aangelegd voor het gebruik door de golfbaan en de hengelsport is dat in de bestemmingsomschrijving opgenomen. Het in het Gooimeer bestaande zwemwater is eveneens in de planregels benoemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0042.png"

Afbeelding: bestemming Water

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend toegestaan ten dienste van de bestemming met een maximum bouwhoogte van 2 meter. Verlichting is alleen toegestaan bij oeververbindingen in verband met de ecologische effecten ervan.

Op grond van artikel 25 mag de aanwezigheid van Boot Betty worden voortgezet. Zodra het gebruik ervan is beëindigd of de boot is verwijderd mag het bestemmingsplan worden gewijzigd om de desbetreffende aanduiding van de planverbeelding te verwijderen.

Bestemming 'Wonen' (Artikel 11)

De appartementen 'Buitenplaats' met omliggend terrein zijn bestemd voor 'Wonen', waarbinnen wonen en aan huis verbonden beroep is toegestaan, alsook de bestaande parkeervoorzieningen en terreininrichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0043.png"

Afbeelding: bestemming Wonen

De bouwregels zijn gebaseerd op het voorheen geldende bestemmingsplan en de bestaande situatie wat betreft situering en omvang van de gebouwen en het aantal woningen.

Bestemming 'Leiding - gas' (Artikel 13)

In het voorheen geldende bestemmingsplan 'Recreatiepark Naarderbos' en de eerste herziening daarvan is het verloop en de bescherming van de aardgastransportleiding langs de rijksweg A6 geregeld. In dit nieuwe bestemmingsplan is dit overgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0044.png"

Afbeelding: dubbelbestemming Leiding-Gas

Met de dubbelbestemming is geregeld dat de aangewezen gronden primair bestemd zijn voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de al dan niet ondergronds gelegen aardgastransportleiding waarbij een belemmerde strook geldt van 4 meter, ter weerszijde uit het hart van de leiding.

In 13.2 is bepaald dat in principe alleen voor de dubbelbestemming gebouwd mag worden. Voor de medebestemmingen (zoals 'Sport - Golfterrein') mag op aanvraag gebouwd worden indien bevoegd gezag bereid is af te wijken van lid 13.2. In die afweging is doorslaggevend dat de belangen van de gasleiding daardoor niet worden geschaad. Er kan niet worden besloten tot afwijking voordat de exploitant van de gasleiding gehoord is.

Ter bescherming van de leiding is in artikel 13, lid 13.4 geregeld dat het verboden is op of in de gronden binnen dit bestemmingsplan zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren.

Dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 5' (Artikel 14, 15 en 16)

Uit het gemeentelijke Archeologische Verwachtingen- en Beleidsadvieskaart gemeente Gooise Meren 2021 blijkt dat er een archeologische verwachtingswaarde is. Daaruit volgt dat bodemingrepen van meer dan 0 m2, resp. 50 m2 resp. 500 m2 en dieper dan 30 diepte archeologisch onderzoek vereisen (zie ook paragraaf 3.3.3). Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in dergelijke bodemingrepen en beschermt de mogelijke archeologische waarden door de dubbelbestemmingen. Geregeld is dat voor deze gronden bij werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 0 m2, resp. 50 m2 resp. 500 m2 en dieper dan 30 cm beneden maaiveld archeologisch onderzoek nodig is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0045.png"

Afbeelding: dubbelbestemmingen Waarde-Archeologie 1, 2 en 5

Ter bescherming van de archeologische waarden is in de artikelen 14, 15 en 16 (leden 14.4, 15.4 en 16.4) geregeld dat het verboden is op of in de gronden binnen dit bestemmingsplan zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren.

Indien uit onderzoek blijkt dat gronden die nu nog niet zijn aangewezen met de dubbelbestemming ook bescherming behoeven, of dat gronden niet langer meer bescherming behoeven, kan het college van B en W het bestemmingsplan wijzigen door de aanwijzing van gronden met deze dubbelbestemming aan te passen. Daarin voorzien de eden 14.5, 15.5 en 16.5.

Dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' (Artikel 18)

In paragraaf 3.2.2.4 is ingegaan op het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en de ecologische verbindingszone. Deze dubbelbestemming legt het verloop en de begrenzing van de ecologische verbindingszone vast, overeenkomstig de begrenzing zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening van de provincie. De provinciale bepalingen daaromtrent zijn in deze dubbelbestemming doorvertaald naar bestemmingsplanregels.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0046.png"

Afbeelding: dubbelbestemming Waarde-Ecologie

Met de dubbelbestemming is geregeld dat de aangewezen gronden primair bestemd zijn voor de instandhouding en bescherming van een Ecologische verbindingszone. Het is verboden gronden te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze dat de ecologische functie onomkeerbaar wordt belemmerd of de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische verbindingszone significant worden aangetast.

In 18.2 is bepaald dat in principe alleen voor de dubbelbestemming gebouwd mag worden. Voor de medebestemmingen (zoals 'Sport - Golfterrein') mag op aanvraag gebouwd worden indien bevoegd gezag bereid is af te wijken van lid 18.2. Dat kan bijvoorbeeld aan de orde zijn voor (loop)bruggen. In die afweging is doorslaggevend dat het aangevraagde bouwwerk en gebruik de natuurfunctie niet onomkeerbaar belemmeren of de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische verbindingszone niet significant aantasten.

Ter bescherming van de waarden en belangen zoals vastgelegd in de dubbelbestemming is in artikel 27, lid 27.2 geregeld dat het verboden is op of in de gronden binnen dit bestemmingsplan zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren.

Dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' (Artikel 19)

In paragraaf 3.2.2.3 is ingegaan op het Bijzonder Provinciaal Landschap. Het gehele bestemmingsplan, uitgezonderd het Gooimeer, valt onder dat regime uit de Omgevingsverordening van de provincie. De provinciale bepalingen daaromtrent zijn in deze dubbelbestemming doorvertaald naar bestemmingsplanregels.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0047.png"

Afbeelding: dubbelbestemming Waarde-Landschap

In 19.2 is bepaald dat in principe zowel voor de dubbelbestemming als voor de medebestemmingen (zoals 'Sport - Golfterrein') gebouwd mag worden. Daaraan is verbonden dat lid 19.3 aan bevoegd gezag de mogelijkheid wordt geboden nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en omvang van bouwwerken, voor zover dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van het Bijzonder Provinciaal Landschap zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening van de Provincie Noord-Holland.

Ter bescherming van de waarden en belangen zoals vastgelegd in de dubbelbestemming is in artikel 27, lid 27.2 geregeld dat het verboden is op of in de gronden binnen dit bestemmingsplan zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren.

Dubbelbestemming 'Waarde - Natuur' (Artikel 20)

In paragraaf 3.2.2.4 is ingegaan op het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en de ecologische verbindingszone. Deze dubbelbestemming legt het verloop en de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland vast, overeenkomstig de begrenzing zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening van de provincie. De provinciale bepalingen daaromtrent zijn in deze dubbelbestemming doorvertaald naar bestemmingsplanregels.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0048.png"

Afbeelding: dubbelbestemming Waarde-Natuur

Met de dubbelbestemming is geregeld dat de aangewezen gronden primair bestemd zijn voor de instandhouding en bescherming van het Natuurnetwerk Nederland en het IJsselmeergebied. Het is verboden gronden te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze dat de natuurfunctie onomkeerbaar wordt belemmerd of de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland en het IJsselmeergebied significant worden aangetast.

In 20.2 is bepaald dat in principe alleen voor de dubbelbestemming gebouwd mag worden. Voor de medebestemmingen (zoals 'Sport - Golfterrein') mag op aanvraag gebouwd worden indien bevoegd gezag bereid is af te wijken van lid 20.2. In die afweging is doorslaggevend dat het aangevraagde bouwwerk en gebruik de natuurfunctie niet onomkeerbaar belemmeren of de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland en het IJsselmeergebied niet significant aantasten.

Ter bescherming van de waarden en belangen zoals vastgelegd in de dubbelbestemming is in artikel 27, lid 27.2 geregeld dat het verboden is op of in de gronden binnen dit bestemmingsplan zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren.

Dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' (Artikel 21)

In dit bestemmingsplan is de kernzone van de waterkering voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0049.png"

Afbeelding: dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering

In de bestemmingsregels is alleen een bestemmingsomschrijving verbonden aan de dubbelbestemming, aangezien de regelgeving ter bescherming van de dijk bij het Waterschap ligt en niet bij de gemeente. Het is in strijd met het recht om in het bestemmingsplan bepalingen op te nemen ter bescherming van de waterkering omdat de Keur daar al in voorziet. Daar is vaste jurisprudentie over, zoals in de uitspraken 201309154/1/R1 (ECLI: ECLI:NL:RVS:2015:328) d.d. 11 februari 2015, r.o. 9.3 e.v. en 201402158/1/R1 (ECLI:NL:RVS:2015:2254) d.d. 15 juli 2015, r.o. 34.3 en 35.4.

4.4 Parkeren

4.4.1 Bestaande situatie

Het totaal aantal aanwezige parkeerplaatsen in het gebied bedraagt circa 675, exclusief de 54 parkeerplaatsen onder de appartementen van de 'Buitenplaats'. Op onderstaande afbeelding is getoond waar de parkeerplaatsen zich bevinden:

  • 238 pp op het 'landhoofd' ten noorden van de grote vijver
  • circa 185 pp bij het gebouw Waterfront (deels onverhard)
  • 30 pp op maaiveld bij de 'Buitenplaats' en 54 pp ondergronds
  • 220 pp bij het recreatiestrand / de speelvoorziening

De parkeerplaatsen op het 'landhoofd' en bij het gebouw Waterfront zijn beschikbaar voor zowel het golfterrein als voor het gebouw Waterfront. Beide terreinen bevinden zich op in erfpacht uitgegeven grond en is dus niet openbaar. Ook de 30 parkeerplaatsen op maaiveld bij de 'Buitenplaats' en de ondergrondse parkeervoorziening zijn niet openbaar toegankelijk. De 220 parkeerplaatsen bij het recreatiestrand / de speelvoorziening zijn wel openbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0050.png"

Afbeelding: bestaande parkeercapaciteit

4.4.2 Bestaande rechten / plichten voorheen geldend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan 'Recreatiepark Naarderbos' uit 2004 bepaald dat een gebruik van gronden is toegelaten voor parkeerterreinen op het landhoofd met een capaciteit van 300 parkeerplaatsen en langs de IJsselmeerweg met een capaciteit van 500 parkeerplaatsen. Van deze 800 parkeerplaatsen zijn nu 675 daadwerkelijk gerealiseerd.

Het 'Paraplubestemmingsplan parkeernormen Gooise Meren' van 3 april 2019 bepaalt dat bij elke omgevingsvergunning beoordeeld moet worden of voor het bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan in voldoende parkeergelegenheid is voorzien. Die beoordeling vindt plaats aan de hand van de normen die zijn neergelegd in het parkeerbeleid van de gemeente Gooise Meren. Het momenteel geldende beleid is de beleidsnota 'Parkeernormen en -richtlijnen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen' (10 april 2017).

4.4.3 Beleid en normering

De parkeernormen uit de beleidsnota 'Parkeernormen en -richtlijnen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen' (10 april 2017) zijn verankerd in het 'Paraplubestemmingsplan parkeernormen Gooise Meren' (3 april 2019).

De te hanteren normering is afhankelijk van de functie waarvoor het parkeren nodig is en van de ligging binnen de gemeente. Voor dat laatste is in het beleid voorzien in een gebiedsindeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0051.png"

Het Naarderbos is ingedeeld in gebied "D - gebied buiten bebouwde kom". De voor autoparkeren toe te passen CROW-parkeerkencijfers (gemiddelde parkeerkencijfers ‘matig stedelijk’) zijn de kencijfers de behoren bij 'buitengebied'. Voor gebied D gelden geen fietsparkeernormen.

De parkeernormen die in de nota zijn opgenomen zijn minimum normen. Dat betekent dat het in beginsel toegestaan is om méér parkeerplaatsen te realiseren. Het aanleggen van een overschot aan parkeerplaatsen kan echter wel tot gevolg hebben dat het bouwplan op andere gronden wordt afgewezen, bijvoorbeeld omdat de grotere verkeersaantrekkende werking leidt tot problemen op het gebied van verkeersafwikkeling, verkeersveiligheid of verkeersmilieu (geluidhinder, luchtkwaliteit).

Voor wonen en een aantal niet-woonfuncties zijn de normen in het beleid in tabellen weergegeven. Voor niet in de tabellen genoemde niet-woonfuncties wordt verwezen naar CROW-publicatie 317, “Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie”3, matig stedelijk gebied, waarbij het gemiddelde van het genoemde minimale en maximale kencijfer dient te worden gehanteerd.

Indien binnen de ontwikkeling verschillende functies worden gerealiseerd, is het mogelijk rekening te houden met dubbelgebruik van parkeerplaatsen, bijvoorbeeld overdag door werkers en ’s avonds door bewoners. Dubbelgebruik wordt berekend volgens de methodiek van CROW-publicatie 381 waarin een tabel met aanwezigheidspercentages is opgenomen.

In de navolgende paragraaf zijn de in dit bestemmingsplan voorkomende functies benoemd en worden de toepasselijke normen weergegeven. Aan de hand van de normen en de omvang van de functies wordt berekend hoeveel parkeerplaatsen benodigd zijn.

4.4.4 Parkeerbehoefte en -capaciteit in de bestaande en de nieuwe situatie
4.4.4.1 Golfbaan

Parkeerbehoefte en -capaciteit bestaande situatie

Voor de golfbaan zijn normen in het beleid opgenomen zoals hieronder weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0052.png"

Afbeelding: normen golfbaan volgens beleidsnota

Dat betekent dat het minimaal aantal benodigde parkeerplaatsen 174 bedraagt. Deze zijn momenteel beschikbaar op de landtong waar een parkeerterrein met 238 plekken is aangelegd. Deze biedt ten opzichte van het minimum een extra capaciteit van 64 parkeerplaatsen en het geldende bestemmingsplan laat nog een uitbreiding van 60 parkeerplaatsen toe.

Parkeerbehoefte en -capaciteit nieuwe situatie

Het al dan niet hebben van een clubhuis is op basis van het parkeerbeleid (en de onderliggende CROW-parkeerkencijfers) niet tot een andere berekening van de parkeerbehoefte: de norm wordt bepaald door het type golfsportvoorziening, niet hoeveel gebouwen er staan.

Boven het nieuwe clubgebouw zal een dienstwoning worden gerealiseerd met een oppervlak van meer dan 80 m2 bvo, zodat de hieronder weergegeven norm van toepassing is. Voor de dienstwoning op het clubhuis is (afgerond) 2 parkeerplaatsen nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0053.png"

De bestaande parkeerplaats op het landhoofd liggen op lange loopafstand van het nieuwe clubgebouw en van het begin/eind van de course, wat niet optimaal is. De parkeerplaatsen liggen idealiter dicht bij. Het voornemen bestaat daarom uit de realisatie van circa 120 parkeerplaatsen in de directe nabijheid van het nieuwe clubhuis en het afslaggebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0054.png"

Deze 120 plekken zijn genoeg voor normale dagen. Om op drukke dagen te voldoen aan de minimaal benodigde parkeercapaciteit is het parkeerterrein op de landtong benodigd. Bij piekdagen is een grotere behoefte dan het minimum te verwachten, waarvoor het parkeerterrein op de landtong nog voldoende ruimte (64 plekken) biedt. Deze restcapaciteit dient voor piekdagen beschikbaar te blijven, er is immers geen andere uitwijkmogelijkheid beschikbaar.

4.4.4.2 gebouw Waterfront

Parkeerbehoefte en -capaciteit bestaande situatie

Het gebouw Waterfront is gerealiseerd met een gemengd programma van restaurant, vergaderruimte, zaalverhuur voor feestelijke bijeenkomsten, crèche en fitness/health. Bij realisatie van het gebouw werd geen parkeerbalans opgesteld maar er is uitgegaan van de aanleg van een parkeerterrein van circa 200 parkeerplaatsen bij het gebouw, alsmede van het gebruik van circa 300 parkeerplaatsen op de landtong. Zodoende werd uitgegaan van een beschikbare parkeercapaciteit van 350 tot 500 parkeerplaatsen.

De feitelijk gerealiseerde capaciteit is een bestraat parkeerterrein van ongeveer 140 parkeerplaatsen en een onverhard terrein met een capaciteit van ongeveer 45 parkeerplaatsen. Het parkeerterrein op de landtong bestaat uit 238 parkeerplaatsen.

Parkeerbehoefte en -capaciteit nieuwe situatie

Voor een deel van de in het gebouw Waterfront toegelaten functies in normen in de beleidsnota opgenomen, voor een deel ook niet. Hieronder de tabel met normen uit de parkeernota, daaronder een tabel met normen uit de CROW-publicatie voor de functies die niet in het beleid zijn genoemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0055.png"

Afbeelding: normen niet-woonfuncties volgens beleidsnota

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0056.png"

Afbeelding: normen niet-woonfuncties volgens beleidsnota CROW-publicatie 317, “Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie”3, matig stedelijk gebied (gemiddelde van het genoemde minimale en maximale kencijfer).

Het bestemmingsplan maakt in het gebouw Waterfront een mix van functies mogelijk. De voor het gebouw Waterfront beschikbare parkeerplaatsen (185 pp op eigen terrein en 238 pp op de 'landtong') is bepalend voor te realiseren programma. Zodra zich concrete gebruikswijzigingen in het gebouw voordoen en daarvoor een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten nodig is kan op dat moment aan de hand van de normen de parkeerbalans worden opgemaakt. In 4.3.2 is bepaald dat dit ook voor gebruikswijzigingen zonder bouw-omgevingsvergunning geldt. De beschikbare parkeercapaciteit is voldoende voor een fictief programma van bijvoorbeeld 2.000 m2 kantoor, 250 m2 fitness, 500 m2 wellness,10 behandelkamers gezondheidscentrum, 1.500 m2 restaurant en 1.400 m2 daghoreca/café.

4.4.4.3 Woningen

Parkeerbehoefte en -capaciteit bestaande situatie

In de drie appartementengebouwen' de 'Buitenplaats' zijn 27 woningen aanwezig. Alle woningen hebben een oppervlak van meer dan 80 m2 bvo, zodat de hieronder weergegeven norm van toepassing is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0057.png"

Op basis van deze normering zijn voor de 27 woningen in de 'Buitenplaats' 43,2 parkeerplaatsen voor bewoners en 8,1 voor bezoekers nodig. Gezien de beschikbaarheid van 30 parkeerplaatsen op maaiveld en de capaciteit van 54 plaatsen in de parkeerkelders wordt aan deze normen voldaan.

Parkeerbehoefte en -capaciteit nieuwe situatie

Het voorliggende bestemmingsplan wijzigt niets aan de situatie van de 'Buitenplaats' .

4.4.4.4 Horecapaviljoen en dagrecreatie strand

Parkeerbehoefte en -capaciteit bestaande situatie

Aan de kost van het Gooimeer zijn een strandje met zwemwater en speeltoestellen gerealiseerd. Aan de overkant van de IJsselmeerweg zijn ten behoeve daarvan 220 parkeerplaatsen aangelegd.

Het beleid nog de CROW kent normen voor dergelijke voorzieningen. In de praktijk is het aanbod aan parkeerplaatsen voldoende gebleken.

Parkeerbehoefte en -capaciteit nieuwe situatie

Het nieuw te realiseren horecapaviljoen kan een maximum oppervlak van het horecapaviljoen 300 m2 bvo krijgen. De hieronder weergegeven normen zijn van toepassing, afhankelijk van de aard van de horecaexploitatie (daghoreca of restaurant).

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0058.png"

Het horecapaviljoen vergt 18 tot 39 parkeerplaatsen. Deze zijn op het parkeerterrein van 220 parkeerplaatsen beschikbaar. Van een zelfstandige publieksaantrekkende werking van het paviljoen zal gedurende zomerse dagen geen sprake zijn. Bezoekers komen voor het strandje en het zwemwater, het paviljoen leidt tot een aantrekkelijker verblijf. Uiteindelijk worden bezoekersaantallen bepaald door de opnamecapaciteit van de recreatiestrook als geheel en die wijzigt niet door toevoeging van het paviljoen. Gedurende de dag, wanneer het strandbezoek het drukst is, functioneert het paviljoen als daghoreca (parkeerbehoefte 18 plaatsen). 's Avonds als de meeste badgasten vertrokken zijn functioneert het als restaurant (parkeerbehoefte 39 plaatsen). De bestaande parkeercapaciteit volstaat hiervoor.

4.4.4.5 Dubbelgebruik

In de paragrafen 4.4.4.1 en 4.4.4.2 is geconstateerd dat het parkeerterrein op de landtong wordt gebruikt voor zowel het golfbaan als het gebouw Waterfront. Bij de overige parkeercapaciteit in het gebied is geen sprake van dubbelgebruik.

De parkeerbehoefte van de golfbaan wordt primair opgelost op het nieuw aan te leggen parkeerterrein bij het nieuwe clubhuis (ca. 120 plaatsen) en het gebouw Waterfront maakt voor de opvang van parkeerbehoefte in eerste instantie gebruik van het parkeerterrein bij het gebouw (185 plaatsen). Het parkeerterrein op de landtong heeft voornamelijk een functie voor overloop van parkeerbehoefte op drukke dagen / piekmomenten. Voor de golfbaan geldt dat die zich voornamelijk in het weekend kunnen voordoen.

Aangezien het gebruik van het gebouw Waterfront voor een deel uit kantoorgebruik bestaat, waarvan de parkeervraag zich gedurende werkdagen overdag voordoet, en gebruik van de sport- of horecafaciliteiten zich in de avonden en het weekend concentreert is er geen knelpunt in de overlap van parkeerbehoefte van golfterrein en gebouw Waterfront. De afgelopen jaren heeft zich nog niet de situatie voorgedaan dat er een tekort aan parkeerplaatsen was.

Voor de toekomstige parkeervraag van het gebouw Waterfront is dat nog niet te zeggen, want dat is afhankelijk van het feitelijk gebruik van het gebouw en dat wordt te zijner tijd getoetst aan het beleid.

4.4.4.6 Conclusie

In de huidige situatie voldoet het beschikbare parkeeraanbod ruimschoots aan de minimaal benodigde capaciteit. Bij realisatie van het nieuwe clubhuis is het gewenst het parkeeraanbod te situeren bij het clubhuis, waarmee de parkeerplaatsen ook dicht bij het begin en eind van de golfcourse en het afslaggebouw komen te liggen. Het parkeerterrein bij het gebouw Waterfront biedt voldoende capaciteit voor de huidige bezetting van het gebouw. Zowel golfbaan als gebouw Waterfront gebruiken het parkeerterrein op de landtong. Rekenkundig is dit terrein nodig om aan de minimumnormen te voldoen en dit terrein voorkomt een tekort aan parkeerplaatsen bij drukte.

De in ruime mate aanwezige parkeercapaciteit bij de recreatiestrook volstaat, ook na realisatie van het horecapaviljoen.

Voor de woningen in de 'Buitenplaats' is op eigen terrein (maaiveld en ondergronds) voldoende parkeercapaciteit aanwezig.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

5.1 Beleid

5.1.1 Generiek beleid

Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.

5.1.2 Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21e eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

5.1.3 Waterwet

Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering'. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Het doel van de Waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In deze integrale watervergunning zijn zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) opgegaan in één aparte watervergunning.

5.1.4 Waterprogramma 2022-2027

Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterprogramma 2022-2027 vastgesteld door het kabinet. Het NWP beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid voor de periode van 2022-2027 en geeft een doorkijk naar het jaar 2050. Verder geeft het NWP een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast. Een aantal belangrijke onderdelen van het NWP zijn de stroomgebiedbeheerplannen, het overstromingsrisicobeheerplan en het Programma Noordzee.

5.1.5 Waterschapsbeleid

Het plangebied valt binnen het beheersgebied van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Waternet zorgt namens het waterschap voor schoon oppervlaktewater, veilige dijken en het waterpeil in de sloten en vaarten. Het verzorgingsgebied van Waternet omvat de gemeente Amsterdam en een groot gebied in de provincie Utrecht en Noord-Holland. Het beleid van AGV is verwoord in het Waterbeheerplan en diverse beleidsnota's.

Keur

In de Keur van het waterschap zijn geboden en verboden opgenomen voor de bescherming van de functionaliteit van waterlopen en waterkeringen. Met de Keur wil het waterschap de waterkwaliteit verbeteren, de doorstroming in sloten veilig stellen en de dijken sterk houden. Bij de Keur horen Keurkaarten met informatie over wateren en waterkeringen.

Legger

In de legger van het waterschap worden gegevens vastgelegd over de locatie van wateren, dijken en kunstwerken, aan welke eisen deze moeten voldoen (diepte, hoogte, sterkte etc.) en de onderhoudsverplichtingen. De legger dient als basis voor de vergunningverlening door de waterbeheerder. Voor de bescherming van de functionaliteit van de waterkering gelden de strengste verboden voor het zogenoemde keurprofiel en de kernzone. De aan de kernzone grenzende beschermingszones zijn bedoeld om activiteiten en ingrepen te kunnen verbieden die een negatief effect (kunnen) hebben op de stabiliteit van de waterkering. Daarbij is het vooral van belang of de activiteit of ingreep een negatieve invloed heeft of kan hebben op het keurprofiel van de waterkering. Het keurprofiel moet in principe vrij blijven van waterkeringvreemde elementen. Een uitzondering hierop is als deze elementen de stabiliteit van de waterkering vergroten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0059.png"

Afbeelding: legger

Constructies in, op of nabij een waterkering vormen een potentieel gevaar voor de functie van de waterkering. Niet alleen kan bebouwing het waterkerend vermogen negatief beïnvloeden, ook kan het eventuele toekomstige dijkverzwaring in de weg staan. Het waterkerend vermogen van een dijk wordt bepaald door de kruinhoogte, de fundering, alsmede de stabiliteit en de waterdichtheid van het beklede dijklichaam. De aanwezigheid van bebouwing kan de faalmechanismen en daarmee het waterkerend vermogen negatief beïnvloeden. Het Waterschap heeft daarom bouwactiviteiten in de waterkering in haar Keur in beginsel verboden. Indien activiteiten plaatsvinden die in strijd zijn met het belang van de kering (bijvoorbeeld bouwwerken, kabels en leidingen, verhardingen, beplanting, etc.) moet een watervergunning aangevraagd worden bij het Waterschap. Omdat het waterkering belang niet het enige belang is en bouwwerken in sommige gevallen verenigbaar zijn met een veilige waterkering, kan het Waterschap via een vergunning ontheffing verlenen van dit verbod.

Vergunningvrij bouwen nabij een waterkering is niet zonder meer toegestaan. Vanwege het bouwen in de nabijheid van de waterkering is altijd een watervergunning nodig op grond van de Keur van het Waterschap.

Watercompensatie

Het Waterschap hanteert het beleid dat bij het aanbrengen van meer dan 1.000 m² verharding in stedelijk gebied of meer dan 5.000 m² in landelijk gebied 10% daarvan gecompenseerd moet worden in de vorm van oppervlaktewater voor waterberging. Door compensatie wordt voorkomen dat ernstige peilstijging optreedt door afstromend regenwater met wateroverlast tot gevolg.

5.1.6 Zwemwaterprofiel

De zwemwaterrichtlijn (2006/7/EG) is in 2006 vastgesteld met als doel het beschermen van de gezondheid van zwemmers in oppervlaktewateren. De richtlijn bevat o.a. bepalingen met betrekking tot de monitoring, de indeling van de zwemwaterkwaliteit in kwaliteitsklassen (uitstekend, goed, aanvaardbaar en slecht) en het informeren van zwemmerspubliek en de Europese Commissie over de zwemwaterkwaliteit. Voor elke zwemwaterlocatie moet een zwemwaterprofiel worden opgesteld. Het beheer moet erop gericht zijn om minimaal een aanvaardbare zwemwaterkwaliteit te bereiken en om te streven naar goede zwemwaterkwaliteit. In het zwemwaterprofiel worden de kenmerken van de zwemwaterlocatie beschreven. Er wordt ingegaan op mogelijke gezondheidsrisico's voor de zwemmers en de oorzaken daarvan. Het zwemwaterprofiel vormt de basis voor communicatie tussen de betrokken partijen over te treffen beheersmaatregelen. Het zwemwaterprofiel voor het Naarderbos is opgenomen in Bijlage 7.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0060.png"

Afbeelding: zwemzone

De zwemzone is hierboven weergegeven. De zwemzone is afgebakend volgens de Handreiking ‘KRW en oppervlaktewater, Bescherming van zwemwater en oppervlaktewater voor drinkwaterbereiding onder de Europese Kaderrichtlijn Water’.

5.1.7 Gemeentelijk beleid

Het gemeentelijke beleid over de onderwerpen afvalwater, hemelwater en grondwater is verwoord in het Gemeentelijke Rioleringsplan 2023-2026.

Water en Klimaatadaptatie

Omdat het klimaat verandert neemt de kans op wateroverlast, verdroging en hittestress toe. Vanuit het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie ligt de gemeenschappelijk opgave om Gooise Meren vóór 2050 klimaatbestendig in te richten. De gemeente zet in op een duurzaam en robuust gemeentelijke water- en rioleringssysteem dat moet bijdragen aan een toekomstbestendige afvalwaterketen. De klimaatstresstest op agv.klimaatatlas.net geeft een overzicht van de klimaateffecten in het plangebied.

Uitlogende bouwmaterialen

Bij bouwwerkzaamheden mag er geen gebruik worden gemaakt van uitlogende bouwmaterialen, waardoor uitlogende stoffen via de hemelwaterafvoer in de bodem, het oppervlaktewater of riolering terecht kunnen komen.

Riolering en afkoppelen

Huishoudelijk afvalwater wordt aangesloten op de bestaande riolering. Om zo veel mogelijk regenwater vast te houden op het eigen perceel in plaats van regenwater zo snel mogelijk af te voeren via het gemeentelijk rioolstelsel adviseert de gemeente bij verbouw- en nieuwbouwplannen het op eigen terrein gevallen regenwater op eigen terrein te verwerken. In sommige gevallen is dit niet mogelijk. Hiervoor hanteert de gemeente een voorkeursvolgorde. De ze is als volgt:

  • Infiltreren in de bodem
  • Afvoeren naar oppervlaktewater
  • Afvoeren naar hemelwaterriolering
  • Afvoeren naar gemengde riolering

5.2 Planspecifiek

5.2.1 Watertoets

De watertoets is een standaard overleg met het waterschap dat gevoerd moet worden wanneer de planologische situatie op een locatie wijzigt. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de voorliggende waterparagraaf worden de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen.

5.2.2 Oppervlaktewater

Binnen het plangebied is een deel van het Gooimeer gelegen. Dat is bestemd als 'Water'. Het voorliggende bestemmingsplan brengt geen wijzigingen aan in de omvang of het gebruik van het Gooimeer.

Op het golfterrein bevinden zich waterpartijen. Het betreft natuurlijk water en het maakt deel uit van het waterhuishoudkundige systeem. De waterpartijen zijn bestemd als 'Water'. Het dempen van water is niet toegestaan, daartoe strekken ook de bepalingen in 27.2.

5.2.3 Hemelwaterberging

Als een toename van verhard oppervlak van meer dan 1.000 m² aan de orde is, is volgens het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht watercompensatie noodzakelijk. In plaats van open water aanleggen, kan een initiatiefnemer ook compenseren met een alternatieve waterberging. Deze moet zodanig groot zijn dat het effect op het watersysteem gelijkwaardig is aan het effect van compensatie door aanleg van open water. De essentie is dat de voorziening voldoende regenwater kan opvangen en ook op langere termijn effectief en duurzaam blijft. De aanvrager moet dat aantonen en met een beheer- en onderhoudsplan borgen dat de voorziening ook in de toekomst blijft werken. Dit om te voorkomen dat de bergingscapaciteit na verloop van tijd minder wordt, en er alsnog wateroverlastproblemen ontstaan.

In de bestaande situatie is binnen het plangebied weinig verhardingen aanwezig maar het voorheen geldende bestemmingsplan staat een toename van verharding niet in de weg.

Het voorliggende nieuwe bestemmingsplan maakt een toename van verharding mogelijk door realisatie van het nieuwe clubhuis en bijbehorende parkeervoorzieningen, vergroting van het afslaggebouw en mogelijk ook door het nieuwe horecapaviljoen (als dat buiten de bestaande verharding wordt gerealiseerd).

Er kan dan ook sprake zijn van het aanbrengen van meer dan 5.000 m² in landelijk gebied, zodat 10% van het meerdere gecompenseerd moet worden in de vorm van oppervlaktewater voor waterberging of alternatieve waterberging. Door compensatie wordt voorkomen dat ernstige peilstijging optreedt door afstromend regenwater met wateroverlast tot gevolg. Het bestemmingsplan maakt mogelijk dat wordt voorzien in voldoende waterberging en de eigenaar (erfpachter) van het golfterrein heeft de beschikking over voldoende gronden en mogelijkheden om dit te realiseren.

De feitelijke compesatiebehoefte wordt bepaald aan de hand van de daadwerkelijk uit te voeren activiteiten (verharden en bouwen) zodra die op grond van de Keur watervergunningplichtig zijn. De Keur heeft daarin een zelfstandige werking, ongeacht hetgeen in het bestemmingsplan is toegestaan zodat via de Keur geborgd is dat wordt voldaan aan de watercompenstie-eis. De verplichting tot het aanvragen van de watervergunning ligt bij de initiatiefnemer van de vergroting van het bebouwings- en/of verhardingsoppervlak.

5.2.4 Waterkeringen

Zoals al in paragraaf 4.3.2 toegelicht is dit bestemmingsplan is kernzone van de waterkering voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. In de bestemmingsregels is een bestemmingsomschrijving verbonden aan de dubbelbestemming. De bescherming van de waterkering is geborgd in de Keur.

5.2.5 Riolering en afkoppelen

Afstromend regenwater van de daken van de appartementengebouwen aan de IJsselmeerweg en afstromend regenwater van omliggend terrein wordt naar het oppervlaktewater afgevoerd. Regenwater dat vande overige paden en wegen in het gebied afstroomt wordt naar de bermen geleid, waar het uiteindelijk wordt opgenomen in de bodem.

Het afvalwater wordt via het gemeentelijk rioolstelsel afgevoerd.

5.2.6 Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Overige omgevingsaspecten

6.1 Geluidhinder

6.1.1 Wet geluidhinder

Er worden geen nieuw geluidgevoelige bestemmingen gerealiseerd, uitgezonderd de dienstwoning bij het clubhuis. Deze wordt gerealiseerd binnen de geluidzone van Rijksweg A6 (zonebreedte 600m) en binnen de zone van de IJsselmeerweg (zonebreedte 250m). Afhankelijk van de positie van de dienstwoning binnen het bouwplan kunnen er gevels geluidbelast zijn, maar dat is nog niet bekend.

Uit de geluidbelastingskaart van de gemeente Gooise Meren, zoals vastgesteld d.d. 10 april 2018, blijkt ter dat er ter hoogte van de beoogde bedrijfswoning sprake is van een geluidsoverschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Ter plaatse van het bouwvlak van de bedrijfswoning geldt op grond van de geluidbelastingskaart van de gemeente Gooise Meren een geluidbelasting van 55 - 59 dB (levendig).

Daarom is in de planregels bepaald dat de bedrijfswoning moet worden voorzien van dove gevel, tenzij uit akoestisch onderzoek blijkt dat, al dan niet door geprojecteerde afschermende bebouwing of het toepassen van vliesgevels de geluidbelasting op de gevels lager of gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder of een vastgestelde hogere waarde. De voorkeursgrenswaarde is 48 dB voor wegverkeerslawaai. De maximale vast te stellen hogere waarde voor de A6 en de IJsselmeerweg is 53 dB. Ten behoeve van dit bestemmingsplan wordt een hogere waarde van 53 dB vastgesteld. Het ontwerp van het hogere waardenbesluit is gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.

6.1.2 Activiteitenbesluit

Bijna alle horecabedrijven met een terras vallen onder het Activiteitenbesluit, zo ook de horeca in dit bestemmingsplan. Het Activiteitenbesluit bevat algemene milieuregels voor bedrijven. Voor het terras zijn de volgende onderwerpen in het Activiteitenbesluit geregeld:

  • Het terras is onderdeel van de inrichting
  • Milieuregels
  • Geluid
  • Stemgeluid
  • Muziekgeluid
  • Geluid bij evenementen
  • Zorgplicht

Het terras is onderdeel van de inrichting

Voor het gebruik van terrassen afzonderlijk zijn geen landelijke regels gesteld. Het Activiteitenbesluit geldt voor bijna alle horecabedrijven, dus ook voor een terras dat bedrijfsmatig wordt gebruikt.

Milieuregels

Milieuregels voor horeca zijn voornamelijk gesteld in het Activiteitenbesluit. Voor bijna alle horecabedrijven en dus ook de bijbehorende terrassen gelden de algemene regels van het Activiteitenbesluit. Het gaat hierbij dan voornamelijk om bepalingen om hinder voor de omgeving te beperken of te voorkomen. Het Activiteitenbesluit stelt voor horeca voornamelijk eisen aan geluid, lucht en afvalwater. Voor terrassen zijn de laatste twee onderwerpen minder relevant.


Geluid

De geluidsvoorschriften voor het horecabedrijf gelden voor de gehele inrichting. Het geluid inclusief dat van een terras moet worden getoetst aan de geluidsvoorschriften in artikel 2.17, 2.19 en 2.20 van het Activiteitenbesluit. In artikel 2.18 van het besluit zijn uitzonderingen genoemd. De geluidsvoorschriften stellen grenzen aan de geluidbelasting op de gevel van gevoelige gebouwen, ongeacht de onderlinge afstand.


Stemgeluid

Bij het bepalen van het geluidsniveau wordt het stemgeluid van personen op een onverwarmd en onoverdekt terrein buiten beschouwing gelaten, tenzij dit terrein kan worden aangemerkt als een binnenterrein (artikel 2.18, eerste lid, onderdeel a). Deze bepaling is in het Activiteitenbesluit opgenomen, omdat rigide toepassing van de geluidsnormen het in veel gevallen onmogelijk zou maken een terras in gebruik te hebben. Verwarmde of overdekte terrassen nodigen tot een gebruik in alle jaargetijden en ook hier moet het stemgeluid wel getoetst worden.

Het is niet eenvoudig om maatregelen te treffen om het stemgeluid te beperken. Er zou met maatwerkvoorschriften gedragsregels kunnen worden vastgesteld om aan de grenswaarden te voldoen (artikel 2.20, vijfde lid). Dit is alleen mogelijk als het terras verwarmd of overdekt is of als het om een binnenterrein gaat. In de andere gevallen zijn de geluidsnormen immers niet van toepassing. Een gedragsmaatregel is bijvoorbeeld de periode van openstelling van het terras of het maximaal aantal mensen. Het is lastig aannemelijk te maken bij welke periode en/of capaciteit het stemgeluid nog voldoet aan de geluidgrenswaarden. Daarom zouden dergelijke regels beter passen in een terrasvergunning volgens de APV.

Voor onverwarmde en onoverdekte terrassen kunnen geen maatwerkvoorschriften voor stemgeluid worden vastgesteld. Voor die situaties zouden eventueel regels opgenomen kunnen worden in terrasvergunning. Deze zijn gericht op de openbare orde en het voorkomen van overlast.


Muziekgeluid

Bij de toetsing van muziekgeluid wordt onderscheid gemaakt tussen versterkte en onversterkte muziek.

Voor versterkte muziekgeluid gelden de geluidsnormen uit de voorschriften in artikel 2.17. Als niet aan de geluidgrenswaarden kan worden voldaan, kan voor versterkte muziek maatwerkvoorschriften worden vastgesteld (artikel 2.20, vijfde lid). Hierbij kan worden gedacht aan verplicht stellen van een begrenzer.

Onversterkte muziek is van toetsing aan de geluidsnormen uitgezonderd (artikel 2.18, eerste lid, onderdeel f). Dat betekent dat op een terras de muziek mag klinken van een leuk onversterkt salsafeest met trompetten, percussie en zingende dames en heren.

Het is niet mogelijk maatwerkvoorschriften op te stellen voor onversterkte muziek. Het kan toch zijn dat de lokale situatie wel om regels vraagt. De gemeente kan wel regels opnemen voor onversterkte muziek in een gemeentelijke verordening (zie model APV). Of dergelijke regels ook in uw gemeente gelden, kunt u lezen in uw eigen APV.

Een aantal gemeenten had in een nadere eis bepaald dat het ten gehore brengen van muziek op een terras van de inrichting verboden is. Deze was gebaseerd op de oude 8.40 AMvB, Besluit Horeca, sport en recreatie. Deze nadere eis is voor onbepaalde tijd overgegaan in het Activiteitenbesluit, maar geldt nu alleen nog voor versterkte muziek. In het overgangsrecht van het Activiteitenbesluit is bepaald: Vastgestelde nadere eisen gelden alleen als "nieuwe" maatwerkvoorschriften als ze ook als maatwerkvoorschriften mogen worden opgenomen. Deze overgang geldt dus niet voor onversterkte muziek, omdat die van toetsing aan de grenswaarden is uitgesloten.


Geluid bij evenementen

Artikel 2.21 van het Activiteitenbesluit stelt dat de geluidsbepalingen in het Activiteitenbesluit niet gelden voor festiviteiten die in de APV zijn aangewezen. Ook voor individuele festiviteiten kan een ontheffing van de geluidsvoorschriften gekregen worden. Het aantal keren dat een bedrijf een individuele festiviteit mag organiseren, moet in de APV vastgelegd (artikel 4:3 Melding incidentele festiviteiten, maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar gedurende maximaal 6 dagen of dagdelen). In de APV zijn voorwaarden worden verbonden aan festiviteiten om geluidsoverlast te beperken.


Zorgplicht

Met artikel 2.1, derde lid kan met maatwerkvoorschriften een nadere invulling worden gegeven aan de zorgplicht. Deze maatwerkvoorschriften worden gesteld als nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan, die niet of onvoldoende worden voorkomen of beperkt door naleving van de regels uit het Activiteitenbesluit. Dit is niet mogelijk als een aspect al uitputtend is geregeld in het besluit. Het geluid van een terras bestaat meestal uit (achtergrond)muziek en het stemgeluid. Hierover zijn regels opgenomen in het Activiteitenbesluit, en is daarmee uitputtend geregeld. Het is dus niet mogelijk om maatwerkvoorschriften vast te stellen op basis van de zorgplicht.

Regeling in dit bestemmingsplan

De bewoners hebben zorgen over de mogelijke geluidhinder afkomstig van nieuwe terrassen, hoewel het gebruik van terrassen niet principieel bezwaarlijk geacht worden. Ter voorkoming van hinder is in de bestemmingsplanregels een aantal waarborgen opgenomen. Terrassen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'terras' en uitsluitend onder de volgende voorwaarden:

  • a. wat betreft het horecapaviljoen: uitsluitend aangrenzend aan de zijden van het horecagebouw die gericht zijn naar het water noordoostelijk van het gebouw en het strand zuidoostelijk van het gebouw;
  • b. voor alle terrassen: het terras mag uitsluitend in gebruik zijn gedurende het seizoen van 1 april tot 1 oktober, overdag van 09:00 uur tot 22:00 uur;
  • c. voor alle terrassen: verwarmde of overdekte terrassen zijn niet toegestaan;
  • d. voor alle terrassen: het ten gehore brengen van muziek of het gebruik maken van installaties voor versterkt geluid is niet toegestaan.

6.2 Externe veiligheid

Het plangebied is niet gelegen binnen de invloedssfeer van inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een invloedssfeer kennen.

Het plan is wel gelegen binnen de invloedssfeer van 200 meter van de rijksweg A6. Dit is een transportroute voor gevaarlijke stoffen die vallen onder het Besluit externe veiligheid transportroutes (Betv). Het gebouw Waterfront bevindt zich op een afstand van 400 meter van de weg, het nieuwe clubgebouw op meer dan 500 meter afstand en het nieuwe horecapaviljoen op meer dan een kilometer van de weg. Het plan leidt dan ook niet tot wijzigingen in de personendichtheid binnen de invloedssfeer. Onderzoek naar het Plaatsgebonden Risico en het Groepsrisico is daarom niet nodig.

Langs de rijksweg loopt een hogedruk aardgastransportleiding, die valt onder de werking van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het gebouw Waterfront bevindt zich op een afstand van 270 meter van de buisleiding, het nieuwe clubgebouw op meer dan 470 meter afstand en het nieuwe horecapaviljoen op 885 meter van de buisleiding. Het invloedsgebied van de leiding is echter minder dan 200 meter, zodat de gebouwen zich alle buiten het invloedsgebied bevinden.

6.2.1 Beperkte verantwoording groepsrisico

Externe veiligheid: vervoer gevaarlijke stoffen A6

Binnen dit plan wordt een golfclubhuis met een dienstwoning mogelijk gemaakt. Het betreft hier een (beperkt) kwetsbare objecten in de zin van artikel 1 Bevt. Aan de westzijde van het plangebied ligt de rijksweg A6, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Dit traject van de A6 is opgenomen in het Basisnet. Volgens de Regeling basisnet (zie de hieronder opgenomen tabel) gelden voor dit traject de volgende PR- en GR-plafonds en een plasbrandaandachtsgebied (PAG, 30 meter):

plaatsgebonden risico en PAG

De planontwikkelingen vinden plaats ruim buiten de PR 10-6-contour (1 meter) en het PAG (30 meter). Het PR en het PAG vormen voor het beoogde plan derhalve geen belemmering.

groepsrisico

Overeenkomstig het Bevt (artikel 8, lid 1) en de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART (paragraaf 2.1)) hoeven geen beperkingen aan het ruimtegebruik van een plan te worden gesteld in het gebied dat op meer dan 200 meter van een route of tracé ligt. Indien de risicobron op meer dan 200 meter afstand van het plangebied is gelegen, hoeft geen berekening plaats te vinden van de ligging van de plaatsgebonden risicocontouren of de (toename van) de hoogte van het groepsrisico.

Een (beperkte) verantwoordingsplicht voor de hoogte van het groepsrisico is wel aan de orde indien een plangebied zich bevindt binnen het invloedsgebied van een risicobron. Het invloedsgebied wordt bepaald door de 1% letaliteitsafstand van bepaalde stofcategorieën die getransporteerd worden. In de HART zijn per stofcategorie en per modaliteit vaste afstanden opgenomen voor de begrenzing van het invloedsgebied.
Voor de stofcategorie GF3 bedraagt het invloedsgebied maximaal 355 meter. Het plangebied ligt binnen dit invloedsgebied van de A6.

Verantwoordingsplicht

Conform het Besluit externe veiligheid transportroutes is een beperkte verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk met betrekking tot de risico's ten aanzien van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg.

De verantwoording van het groepsrisico kan beperkt blijven tot de thema's beheersbaarheid en zelfredzaamheid. Voor een beperkte verantwoording van het groepsrisico moet door het bevoegd gezag advies worden gevraagd bij de regionale brandweer/veiligheidsregio.

Verantwoording van het groepsrisico

Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) verplicht het bevoegd gezag om een beoordeling en afweging van de externe veiligheid mee te nemen bij ruimtelijke plannen die in de directe nabijheid zijn gelegen van een transportas waarover transporten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. Het voorliggend document geeft de gemeente Gooise Meren alle informatie om invulling te geven aan de verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Voor deze verantwoording dient advies aangevraagd te worden bij de regionale brandweer/veiligheidsregio. De adviezen van de brandweer/veiligheidsregio dient de gemeente Gooise Meren mee te wegen in haar besluitvorming.

Bevt – Wegtransport

Op basis van het Bevt moet verantwoording van het groepsrisico plaatsvinden als er sprake is van een toename van het groepsrisico als gevolg van ontwikkelingen binnen het betreffende plangebied. Indien sprake is van een groepsrisico gelegen boven de oriënterende waarde dient altijd verantwoording plaats te vinden, ook als er geen sprake is van een toename. Ten aanzien van de verantwoordingsplicht groepsrisico wordt onderscheid gemaakt tussen een volledige verantwoording en een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Op grond van artikel 7 jo. artikel 8 lid 1 Bevt is een beperkte verantwoording groepsrisico altijd nodig voor ontwikkelingen die binnen het invloedgebied vallen van wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, doch die wel op 200 meter of meer van de risicobron(nen) zijn verwijderd. Het invloedsgebied is het gebied waarin personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico van een weg, spoorweg of binnenwater tot de grens waarop de letaliteit van die personen 1% is. Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de volgende gevaarlijke stoffen die over de A6 vervoerd worden:

- stofcategorieën GF3 (brandbare gassen).

In een beperkte verantwoording worden de volgende aspecten beschouwd:

  • A. mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval;
  • B. zelfredzaamheid ten aanzien van nog niet gerealiseerde (beperkt) kwetsbare objecten. Als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A6 heeft een ongeval met een transport van brandbare gassen (zoals propaan of LPG) invloed op het plangebied.

Ad A Mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

- Bereikbaarheid hulpverleningsdiensten

De locatie moet bereikbaar zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor in geval van calamiteiten het plangebied bereikbaar is. Het plangebied wordt ontsloten via de IJsselmeerweg. Via deze weg kan het plangebied via de voor- en achterkant bereikt worden door de brandweer en andere hulpdiensten. Het plangebied voldoet aan een minimale tweezijdige bereikbaarheid.

- Bluswatervoorziening

Voor de bestrijding van brand is een bluswatervoorziening nodig. Langs het plangebied is een vertakt waterleidingnet met meerdere brandkranen met een debiet van > 30 m3/uur aanwezig. In het gavl van realisatie van het golfclubhuis wordt bezien of de brandkranen zijn gelegen binnen 100 meter afstand en of het nodig is een brandkraan toe te voegen.

Ad B Zelfredzaamheid

De zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in het plangebied in staat zijn zich op eigen kracht (zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten) in veiligheid te brengen door hetzij het gebouw en/of het plangebied te ontvluchten hetzij te schuilen in het gebouw. Van belang hierbij is onder andere:

  • mogelijkheden voor ontvluchting van gebied
  • mogelijkheden voor ontvluchting van gebouwen;
  • schuilmogelijkheden in gebouwen;
  • de mobiliteit van de aanwezigen;
  • communicatie en informatie / alarmering.

- Mobiliteit van de aanwezigen

Binnen het plangebied wordt een nieuw golfclubhuis met dienstwoning mogelijk gemaakt. De aanwezigen binnen het plangebied vormen dus een diverse groep; van jonge mensen die zichzelf eenvoudig in veiligheid kunnen brengen naar gehandicapten en/of ouderen die meer tijd en hulp nodig hebben. Deze laatste groep – vooral oude - mensen moeten als minder zelfredzaam beschouwd worden. Dit betekent dat deze personen zich niet zonder hulp in veiligheid kunnen brengen, maar met behulp van het aanwezige personeel naar een veilige verblijfplaats gebracht moeten worden.

Het personeel dient om deze reden goed geïnstrueerd en getraind te worden over hoe te handelen in het geval van een calamiteit. Hierom dient aandacht te zijn voor risico-communicatie en een bedrijfsnoodplan (zie verder onder risicocommunicatie).

- Mogelijkheden voor ontvluchting/schuilen

Bij incidenten zal een afweging gemaakt moeten worden tussen schuilen of vluchten. Bij een toxische wolk kunnen mensen komen te overlijden als gevolg van blootstelling aan de toxische stof. Of mensen daadwerkelijk komen te overlijden is afhankelijk van de dosis, die bestaat uit de blootstellingsduur en de concentratie waaraan de persoon is blootgesteld. Aangenomen wordt dat personen die zich binnen in een van de buitenlucht afgesloten ruimte bevinden een 10 keer zo lage kans hebben te overlijden als personen die zich buiten bevinden (PGS 3).

Het beste advies bij het vrijkomen van een toxische wolk als gevolg van een incident op de weg is te schuilen, mits ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. Om personen goed te kunnen beschermen tegen de effecten van een giftige gaswolk dienen ramen en deuren dan ook goed gesloten te kunnen worden. Eventueel aanwezige luchtbehandelingsinstallaties dienen met één handeling uitgeschakeld te worden. Aangezien het deels nieuwbouw betreft, zal voldoende aandacht geschonken worden aan de luchtdichtheid van het gebouw. Daarnaast kan aanwezig personeel de luchtbehandeling - indien noodzakelijk - uitschakelen. Indien desalniettemin bij een toxische wolk wordt besloten het gebied te ontruimen, is het van belang dat personen haaks op de wolk kunnen vluchten. Hiervoor is het nodig dat er haaks op elkaar staande vluchtwegen beschikbaar zijn, die van de bron af gericht zijn. Deze wegen mogen niet doodlopend zijn. Op basis van het bestaande wegennet kan afzijdig van de bron gevlucht worden.

- Risicocommunicatie

In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de zelfredzaamheid kan worden verbeterd door maatregelen zoals een waarschuwings- en alarmeringssysteem en risicocommunicatie (hoe te handelen bij een calamiteit).

In geval van een calamiteit is het van levensbelang dat de aanwezigen tijdig gewaarschuwd worden. Vluchtroutes dienen zichtbaar en duidelijk te worden aangeduid. Hierbij zijn het opstellen van een bedrijfsnoodplan en de bedrijfshulpverlening inrichten en oefenen op de beschreven scenario's, interne maatregelen die de zelfredzaamheid kunnen verhogen.

In het ontruimingsplan (dit maakt onderdeel uit van het bedrijfsnoodplan) dient onder andere te worden beschreven:

  • wie de organisatie van het evacueren begeleidt;
  • de verantwoordelijkheden;
  • waarde verzamelplaats is;
  • de organisatie op de verzamelplaats;
  • wie zorg draagt voor alarmering.

Het ontruimingsplan dient opgesteld te worden in samenspraak met de brandweer. Daarnaast dienen ontruimingsoefeningen te worden gedaan waarbij de frequentie hiervan in overleg met de brandweer kan worden vastgesteld.

De invulling van de risicocommunicatie dient conform de Wet veiligheidsregio's door het bestuur van de Veiligheidsregio's uitgevoerd te worden. De veiligheidsregio ondersteunt en adviseert de gemeenten hierin in voorbereiding op een alarmering bij rampen.

Conclusie

Op basis van de uitgevoerde risicobeoordeling en beperkte verantwoording groepsrisico - in verband met het transport van gevaarlijke stoffen over de A6 bestaan er vanuit externe veiligheidsoverwegingen geen belemmeringen voor de realisatie van een golfclubhuis met een dienstwoning binnen het plangebied.

6.3 Overige leidingen

Binnen de grenzen van het nu ter inzage liggende plan bevindt zich de ondergrondse 150 kV hoogspanningsverbinding Pampus - 's Graveland die in eigendom en beheer is van TenneT. TenneT is bij de Elektriciteitswet 1998 (de "E-wet") aangewezen als beheerder van het landelijke hoogspanningsnet van 110 kV en hoger. Het landelijke hoogspanningsnet is door het ministerie van EZK als vitale infrastructuur aangeduid. TenneT is hiermee verantwoordelijk voor een ongestoorde werking van het landelijke hoogspanningsnet.

Op de verbeelding is het tracé van de aanwezige ondergrondse 150 kV hoogspanningsverbinding opgenomen met de bijbehorende belemmerde strook. De breedte van die strook is afhankelijk van het aantal kabels en onderlinge afstand tussen de kabels. Als minimale breedte geldt voor een open ontgraving een belemmerde strook van 3,00 meter, gerekend vanuit de buitenste hoogspanningskabels. Bij een boring geldt een afstand van 5,00 meter gerekend vanaf de buitenste kabels.

In de regels is de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' opgenomen om de belangen van leiding te borgen.

6.4 Luchtkwaliteit

6.4.1 Luchtkwaliteitseisen

Voor luchtkwaliteit is titel 5.2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), beter bekend als de Wet luchtkwaliteit, het kader. Daarin is bepaald dat in ruimtelijke plannen moet worden voldaan aan grenswaarden voor onder meer stikstofdioxide en fijn stof. Het moet aannemelijk zijn dat de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stoffen als gevolg van het vaststellen van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft.

Het plan leidt niet tot grotere verkeersintensiteiten. Het uitvoeren van onderzoek is niet nodig en de bepalingen uit titel 5.2 van de Wet milieubeheer vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

6.4.2 Gevoelige bestemmingen

Het Besluit gevoelige bestemmingen is in januari 2009 in werking getreden. Met deze Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) wordt beoogd de realisering van scholen en andere gevoelige bestemmingen in de nabijheid van drukke (snel)wegen tegen te gaan als op de locatie in kwestie sprake is van een (dreigende) overschrijding van de Europese normen voor luchtkwaliteit. Tot de gevoelige bestemmingen behoren: scholen (voor onderwijs aan minderjarigen), kinderopvang, bejaarden-, verzorgings- en verpleegtehuizen. Achtergrond hiervan is dat de AMvB is gericht op functies die specifiek bedoeld zijn voor groepen mensen die extra gevoelig zijn voor verontreinigende stoffen, zijnde kinderen, ouderen en zieken.

Het plangebied ligt binnen 300 meter vanaf de rand van een rijksweg (snelwegen en autowegen in beheer bij het rijk) maar voorziet niet in nieuwe gevoelige bestemmingen, zodat de bepalingen uit het Besluit gevoelige bestemmingen geen belemmering vormen voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

6.5 Milieukundige bodemkwaliteit

Bij het toekennen van (gevoelige) bestemmingen aan gronden is het van belang om te weten wat de kwaliteit van de bodem is. In het kader van goede ruimtelijke ordening moet voorkomen worden dat nieuwe gevoelige bestemmingen of uitbreidingen daarvan op verontreinigde gronden worden gerealiseerd. Ook op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Bouwverordening is het verboden te bouwen op verontreinigde grond.

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in nieuwe bebouwing ter plaatse van het clubhuis en het horecapaviljoen. Bij indiening van de aanvraag omgevingsvergunning voor deze gebouwen zal de aanvrager bodemonderzoek moeten uitvoeren, wat verankerd is in de Bouwverordening. Het betreft geen gevoelige functies zodat geen reden is de bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan uit te sluiten.

Binnen het gebied bevinden zich drie voormalige stortplaatsen. N.V. Afvalzorg heeft als eigenaar de verantwoordelijkheid voor de nazorg voor deze stortplaatsen. Werkzaamheden en wijzigingen binnen het gebied dienen met N.V. Afvalzorg te worden afgestemd. Daarnaast dient in die gevallen contact te worden opgenomen met de provincie Noord-Holland. Indien er werkzaamheden plaatsvinden waardoor de verontreiniging in de bodem (of in de deklaag) wordt verplaatst of verminderd, dient dit gemeld te worden bij Gedeputeerde Staten van Noord-Holland. Tevens is in de Omgevingsverordening Noord-Holland 2022 (die gaat gelden met ingang van 1 januari 2024, de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet) een verbod opgenomen om zonder omgevingsvergunning (in de vigerende omgevingsverordening: ontheffing) op de voormalige stortplaatsen werken te maken, te wijzigen of te behouden of andere activiteiten te verrichten die de nazorgmaatregelen kunnen belemmeren of de nazorgvoorzieningen kunnen beschadigen.

6.6 Archeologie en cultuurhistorie

Cultuurhistorie omvat vele aspecten zoals het archeologisch erfgoed, (archeologische) monumenten, landschappelijke elementen en structuren, stedenbouwkundige structuren en delen van de infrastructuur. Het binnen het plangebied aanwezige cultuurhistorische erfgoed moet worden behouden en vormt de basis voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het gaat niet alleen om de erkende monumenten. De wijze van bescherming via het bestemmingsplan is afhankelijk van de karakteristiek van de cultuurhistorische elementen of gebieden, maar ook van de strategieën: instandhouding, aanpassing en vernieuwing. Het gaat om maatwerk. Van belang zijnde aspecten zijn: (archeologische) rijksmonumenten, (toekomstige) gemeentelijke monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten, cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwingsstroken, gebouwen en onderdelen van dorpskernen alsmede bekende en te verwachten archeologische waarden.

Binnen het plangebied bevinden zich geen monumenten, ook de zomerdijk (Zuider IJ- en Zeedijken) is geen provinciaal of gemeentelijk monument.

Uit het gemeentelijke Archeologische Verwachtingen- en Beleidsadvieskaart gemeente Gooise Meren 2021 blijkt dat er een archeologische verwachtingswaarde is. Daaruit volgt dat bodemingrepen van meer dan 0 m2, resp. 50 m2 resp. 500 m2 en dieper dan 30 cm beneden maaiveld archeologisch onderzoek vereisen (zie ook paragraaf 3.3.3). Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in dergelijke bodemingrepen en beschermt de mogelijke archeologische waarden door de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1, 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 5'.

6.7 Milieueffectrapportage

Door enkele veranderingen in de wettelijke bepalingen met betrekking tot milieueffectrapportages (Besluit m.e.r.) kan sinds enkele jaren niet meer worden volstaan met de conclusie dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde voor m.e.r.(-beoordeling) ligt en dus geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk is. De consequentie van de nieuwe regeling is dat in elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan m.e.r. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die beneden de drempelwaarden vallen uit de D-lijst, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

In de D-lijst is de aanleg, wijziging of uitbreiding van (...) een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Het antwoord op de vraag of sprake is van een (wijziging van een) stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit mer, afhangt van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aspecten als de aard en de omvang van de voorziene wijziging van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen. De in dit bestemmingsplan toegelaten bouw- en gebruiksmogelijkheden wijken wat betreft volume- en oppervlak niet af van wat reeds planologisch toegelaten is. De te realiseren functies liggen in het verlengde van het bestaande gebruik en de bestaande inrichting van het gebied (golfterrein, kustrecreatie en multifunctioneel gebouw). De omvang ervan is gering en binnen de schaal van het gebied (ca. 120 ha) zelfs verwaarloosbaar. Naar de aard en de omvang van de in dit bestemmingsplan toegelaten bouw- en gebruiksmogelijkheden is geen sprake van een (wijziging van een) stedelijk ontwikkelingsproject. Een m.e.r.-beoordeling is daarom niet nodig. Uit de onderzoeken zoals toegelicht in paragraaf 4.1.4 en hoofdstuk 6 kan bovendien geconcludeerd worden dat er geen sprake is van activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu zodat ook op basis daarvan er geen aanleiding is tot het opstellen van een Milieueffectrapport.

Hoofdstuk 7 Juridische opzet

In hoofdstuk 4 is aangegeven hoe de planuitgangspunten zijn vertaald in de planregeling. Zo wordt een toelichting gegeven op de plansystematiek en op de afzonderlijke bestemmingen.

Bij het opstellen van de bestemmingen en de bestemmingsplanregels is een zo eenvoudig en overzichtelijk mogelijke indeling en redactie nagestreefd. De inhoud en de methodiek zijn opgesteld volgens de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen" (SVBP 2012) en de landelijke standaarden voor het digitaal uitwisselbare en raadpleegbare plan.

De regels bestaan uit de volgende vier hoofdstukken:

Hfd. 1: Inleidende regels, inclusief begripsbepalingen, dat wil zeggen wat in dit bestemmingsplan onder bepaalde begrippen moet worden verstaan. Daarnaast zijn de meetvoorschriften opgenomen, waarin de wijze van meten die in dit plan moet worden gehanteerd, is aangegeven.

Hfd. 2: Bestemmingsregels, waarin de op de verbeelding aan de gronden gegeven bestemmingen zijn verklaard, is bepaald waarvoor deze mogen worden gebruikt, wat hierop mag worden gebouwd en in welke vorm. In hoofdstuk 4 is uitgebreid ingegaan op de planregeling zodat een behandeling per bestemming hier achterwege kan blijven ter vermijding van herhalingen.

Hfd. 3: Algemene regels, zoals de anti-dubbeltelregeling, algemene bouw-, gebruiks-, afwijkings-, wijzigings- en procedureregels.

Hfd. 4: Overgangs- en slotregels.

Naast de bestemmingsplanregeling gelden nog (vele) andere wettelijke regelingen voor het gebied. Deze wettelijke regelingen hebben veelal een geheel ander doel dan het bestemmingsplan. Dit betekent dat deze wetgeving naast het bestemmingsplan blijft bestaan en van toepassing is. Het bestemmingsplan laat deze wettelijke regelingen derhalve onverlet.

Een en ander betekent in de praktijk dat bij het opstellen van het bestemmingsplan bezien dient te worden in hoeverre er ruimtelijk relevante wetgeving is, die van invloed kan zijn op de inrichting van het bestemmingsplan. Het kan daarbij zijn dat een bepaalde handeling, hoewel het bestemmingsplan deze handeling toelaat, op grond van deze wetgeving niet toelaatbaar is of dat voor die handeling eerst nog een ontheffing noodzakelijk is.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Handhaving

De in het plan opgenomen regelingen met betrekking tot gebruik (gebruiksregels) en bebouwing (bouwregels) vervullen een belangrijke rol in de bescherming van de in het gebied aanwezige waarden. Een snelle en zorgvuldige afhandeling van aanvragen om omgevingsvergunning, alsmede toegankelijkheid van de regels voor de burger zal mede bijdragen aan de naleving en effectiviteit van deze regelingen. In dat kader is gestreefd naar een actueel bestemmingskader met duidelijke regelgeving. Anderzijds verdienen zowel preventieve als repressieve handhaving aandacht. Door middel van toezicht zullen illegale situaties in het gebied worden gesignaleerd en tegen eenmaal geconstateerde overtredingen zal daadwerkelijk moeten worden opgetreden. Een adequate handhaving van de gestelde regels komt ook ten goede aan de naleving van die regels.

8.2 Economische uitvoerbaarheid en noodzaak exploitatieplan

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de financiële haalbaarheid van het plan aangetoond te worden. Dit om te voorkomen dat er een juridisch kader wordt gecreëerd waar geen gebruik van kan worden gemaakt.

In afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening zijn regels opgenomen ten aanzien van grondexploitatie. In artikel 6.12 lid 1 is daarbij bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.

De in lid 1 opgenomen verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan geldt niet indien het verhaal van kosten op een andere manier verzekerd is (zoals doordat het grondeigendom bij de gemeente ligt en de kosten worden verhaald door gronduitgifte) of indien het stellen van eisen of regels niet noodzakelijk is. Dit volgt uit artikel 6.12 lid 2 Bro.

Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard, op enkele ontwikkelingen na die niet leiden tot kosten voor de gemeente die verhaald moeten worden via een exploitatieplan. Zoals in paragraaf 1.4 reeds toegelicht zijn gronden grotendeels in erfpacht uitgegeven. Er is een splitsing van het erfpacht tussen de golfbaan (NBO) en het perceel van het gebouw Waterfront (MG&H) voorbereid. In dat kader worden ook financiële afspraken vastgelegd.

De plicht tot het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet van toepassing.

8.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In paragraaf 4.1.3 is ingegaan op het participatieproces ter voorbereiding van het bestemmingsplan.

8.4 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het wettelijke vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is de provincie Noord-Holland, het Hoogheemraadschap AGV en Rijkswaterstaat gevraagd een reactie te geven op het voorontwerp van het bestemmingsplan. Hierna worden de ingekomen reacties weergegeven.

PM

8.4.1 Provincie Noord-Holland

PM

8.4.2 Waternet (namens Hoogheemraadschap AGV)

PM

Hoofdstuk 9 Zienswijzen en ambtshalve wijzigingen

9.1 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan 'Recreatiepark Naarderbos 2023' wordt gedurende een periode van 6 weken voor een ieder ter inzage gelegd. Tijdens de periode van terinzagelegging is een ieder in de gelegenheid gesteld om een schriftelijk of mondelinge zienswijze naar voren te brengen.

9.2 Ambtshalve wijzigingen

Niet aan de orde.