direct naar inhoud van Regels
Plan: Recreatiepark Naarderbos 2023
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Recreatiepark Naarderbos 2023 met identificatienummer NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01 van de gemeente Gooise Meren;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 aan huis verbonden bedrijf

een bedrijfsmatige activiteit voorkomend in milieucategorie 1 of 2, dan wel een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, zoals een kapsalon of schoonheidssalon; evenwel met uitzondering van een seksinrichting;

1.4 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en waarbij de ruimtelijke uitstraling of uitwerking met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals arts, notaris of advocaat; evenwel met uitzondering van prostitutie;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 archeologisch onderzoek

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

1.8 archeologisch rapport

een verslag vervat in rapportvorm van een archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden;

1.9 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde op basis van de aldaar voorkomende archeologische relicten;

1.10 automatenhal

iedere besloten ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld ten behoeve van het publiek;

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bebouwingspercentage

het percentage van een bestemmingsvlak of een bouwvlak dat bebouwd mag worden;

1.13 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.14 bestaand
  • bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;
1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, bijzondere bouwlagen niet inbegrepen;

1.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.24 bruto vloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van de inpandige ruimte die wordt gebruikt voor een bepaalde functie, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.25 consumentverzorgende dienstverlening

persoonlijke verzorging van consumenten, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven;

1.26 cultuur en ontspanning

culturele voorzieningen en vrijetijdsvoorzieningen zoals een dansschool, atelier, museum, sportschool, sauna, theater, wellness center en vergelijkbare voorzieningen;

1.27 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, die van algemeen belang is door ouderdom en het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.28 dagrecreatie

verblijf buitenshuis voor recreatieve doeleinden dat hoofdzakelijk plaatsvindt tussen zonsopgang en zonsondergang, zonder overnachting;

1.29 deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening;

1.30 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor verbruik, gebruik of aanwending anders dan de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 dove gevel
  • a. een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen een dak, zonder te openen delen en met een in de Wet geluidhinder bedoelde karakteristieke geluidswering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), of
  • b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.32 ecologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de betrekkingen tussen levende organismen onderling en hun omgeving;

1.33 educatief medegebruik

medegebruik gericht op de overdracht van informatie en kennis;

1.34 evenement

evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;

1.35 extensief op natuurbeheer gericht agrarisch medegebruik

een vorm van grondgebonden landbouw, zoals beweiding in lage veebezetting en de verbouw van graanproducten met uitzondering van maïs, in hoofdzaak gericht op de instandhouding en/of vergroting van de natuurwaarden en landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

1.36 extensief recreatief medegebruik

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, paardrijden, (water)fietsen en kanoën;

1.37 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.38 gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen een dak, doch - voor zover het beoordeling in het kader van de Wet geluidhinder of het Activiteitenbesluit betreft - niet zijnde een dove gevel of een vliesgevel;

1.39 hoofdgebouw

één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.40 horeca

een bedrijf waarvan de activiteiten in hoofdzaak gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf, op het verstrekken en/of ter plaatse te laten nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie waarbij de volgende specifieke vormen onder horeca worden begrepen:

  • 1. categorie 1 daghoreca: een bedrijf dat ondersteunend is aan en qua openingstijden in het algemeen vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen en waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleinere maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak en dranken, met uitzondering van alcoholische dranken;
  • 2. categorie 2 restaurant/cafetaria: een bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • 3. categorie 3 café/bar: een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakende van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomend bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;
  • 4. categorie 4 bar-dancing of dancing (discotheek): een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomend bedrijf waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij gelegenheid wordt geboden tot dansen, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond en de nacht, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de grenzen van de lokaliteit voltrekt;
  • 5. categorie 5 zaalaccommodatie: een bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het bieden van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • 6. categorie 6 hotel: een bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van nachtverblijf en eventueel het exploiteren van zaalaccommodatie en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
1.41 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie

de standaardnorm die door de beroepsgroep van archeologen wordt gehanteerd voor de uitvoering van archeologisch onderzoek;

1.42 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet levende en levende natuur;

1.43 maaiveld

de bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat waar sprake is van een hellend of ongelijk maaiveld onder het 'aangrenzende maaiveld' wordt verstaan: het maaiveld dat grenst aan de voorgevel van een gebouw;

1.44 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarbinnen eenzelfde maximum bouwhoogte en goothoogte en/of bebouwingspercentage geldt;

1.45 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.46 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden en bouwwerken, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.47 nutsvoorzieningen

gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding zoals een rioolgemaal of bergbezinkbassin, de distributie van gas, water, elektra, telematische diensten, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer en vergelijkbare doeleinden;

1.48 ondergeschikte detailhandel

detailhandel ten dienste van een andere functie, waarbij de detailhandelsfunctie qua oppervlak en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan die andere functie, de detailhandelsfunctie hoofdzakelijk te bereiken is via de entree van die andere functie en de openingstijden van de detailhandelsfunctie niet langer zijn dan de openingstijden van die andere functie;

1.49 ondergeschikte horeca

horeca in de categorieën 1, 2 en/of 3 ten dienste van de primaire functie, waarbij de horecafunctie qua oppervlak en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan de primaire functie, de horecafunctie hoofdzakelijk te bereiken is via de entree van de primaire functie en de openingstijden van de horecafunctie niet langer zijn dan de openingstijden van de primaire functie;

1.50 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.51 peil
  • a. peil ten aanzien van maaiveld: voor een bouwwerk, waarvan de voorgevel niet direct aan de openbare weg grenst: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende maaiveld ter plaatse van de voorgevel;
  • b. peil ten aanzien van de weg: voor een bouwwerk, waarvan de voorgevel direct aan de openbare weg grenst: de gemiddelde hoogte van die weg ter plaatse van de voorgevel;
1.52 programma van eisen

een document dat is opgesteld op basis van de Kwaliteitsnorm waarin wordt aangegeven op welke wijze archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Een programma van eisen behoeft altijd goedkeuring door het college van burgemeester en wethouders;

1.53 prostitutiebedrijf

een bedrijf waar prostitutie enig bestanddeel van de activiteiten vormt;

1.54 seksinrichting

een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhal en -winkel;

1.55 speeltoestel

een inrichting bestemd voor vermaak of ontspanning, waarbij uitsluitend van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt;

1.56 terras

een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;

1.57 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.58 verblijfsrecreatie

vormen van recreatie waarbij buitenshuis wordt overnacht;

1.59 vliesgevel

een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel met een geluidswerende functie ten behoeve van de betrokken gevel van het gebouw, waarbij de afstand tussen de vliesgevel en de gevel van het gebouw ten minste 0,5 meter bedraagt;

1.60 voorkeursgrenswaarde

de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.61 woning

een gebouw of een gedeelte daarvan bevattende een complex van ruimten, dat blijkens zijn aard en indeling geschikt is om door één huishouden permanent te worden bewoond.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
  • a. vanaf het peiltot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • b. indien zich op enige zijde van één gebouw een of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de betreffende gevelbreedte wordt het boeiboord van de dakkapel als boeiboordhoogte aangemerkt.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peiltot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien zich op enige zijde van één gebouw een of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de betreffende gevelbreedte wordt de goot van de dakkapel als goothoogte aangemerkt;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
  • a. de oppervlakte van gebouwen wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • b. de oppervlakte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt gemeten door projectie van de grootste afmeting neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 de afstand

De afstand van een bouwwerk tot een woning of aanduidingsgrens wordt gemeten van het dichtst bij de gevel van de woning resp. bij de aanduidingsgrens gelegen punt van het bouwwerk op 1 m boven peil.

2.6 de oppervlakte van bodemverstorende werken

het gebied 1 meter buiten de buitenwerkse grens van het werk.

2.7 diepte

vanaf het maaiveld of de waterbodem tot aan het diepste punt van bodemverstorende werken of werkzaamheden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos, bebossing en groenvoorzieningen;
  • b. water;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met een maximum bouwhoogte van 1,5 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daarbij behorend:

  • i. terras ten behoeve van horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  • j. ondergeschikte detailhandel;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. wegen en paden;
  • n. groenvoorzieningen;
  • o. tuinen, terreinen en erven.

4.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

4.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. maximum bouwhoogte: zoals met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' staat aangegeven;
  • c. in afwijking van het bepaalde in 2.1wordt de bouwhoogte gemeten vanaf het bestaande aansluitende maaiveld ter plaatse van de naar het Gooimeer gekeerde gevel, zoals op de verbeelding aangeduid met 'gevellijn';
  • d. het maximum bruto vloeroppervlak bedraagt 6.000 m2.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van terrein- en erfafscheidingen bedraagt 1 meter;
  • b. De maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van bebording, naamaanduidingen en slagbomen bedraagt 2,5 meter;
  • c. De maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen bedraagt 5 meter;
  • d. De maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 3 meter.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Maximum bruto vloeroppervlak

Voor het in 4.1 toegelaten gebruik gelden de volgende maximum bruto vloeroppervlaktes (bvo):

  • a. kantoor: maximaal 2.000 m2 bvo;
  • b. horecavan categorie 1, 2 en 3: maximaal 4.000 m2 bvo;
  • c. horecavan categorie 5: maximaal 2.500 m2 bvo;
  • d. ondergeschikte detailhandel: maximaal 100 m2 bvo;
  • e. fitness, wellness, sauna: maximaal 750 m2 bvo;
  • f. aantal behandelkamers medische en paramedische voorzieningen: maximaal 20.
4.3.2 Voorwaarden

Het in 4.1 en 4.3.1 toegelaten gebruik is slechts toegelaten indien wordt voldaan aan:

  • a. het bepaalde in 4.2.1 onder d;
  • b. de parkeernormen zoals bedoeld in 23.1.1, ook als geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen benodigd is.
4.3.3 Terras

Het gebruik van gronden ten behoeve van terras ten behoeve van horeca is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  • b. het terras mag uitsluitend in gebruik zijn gedurende het seizoen van 1 april tot 1 oktober, overdag van 09:00 uur tot 22:00 uur;
  • c. verwarmde of overdekte terrassen zijn niet toegestaan;
  • d. het ten gehore brengen van muziek of het gebruik maken van installaties voor versterkt geluid is niet toegestaan.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbijbehorende

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met een maximum bouwhoogte van 1,5 meter.

Artikel 6 Recreatie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportieve en recreatieve voorzieningen;
  • b. horeca van categorie 1, uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak;
  • c. horeca van categorie 3, uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak;
  • d. een onderkomen voor de reddingsbrigade/waterpolitie, uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak;

met daarbij behorend:

  • e. terras ten behoeve van horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  • f. ondersteunende voorzieningen zoals sanitair, berging, tuinmeubilair en dergelijke;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. wegen en paden;
  • j. fietsenstallingen;
  • k. groenvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

6.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. maximum bouwhoogte: zoals met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' staat aangegeven;
  • c. maximum bebouwd grondoppervlak: zoals met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' staat aangegeven.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Het bouwen van speeltoestellen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - speelvoorziening';
  • b. Verlichting is alleen toegestaan bij gebouwen, parkeerterreinen, voet- en fietspaden, ontsluitingswegen, oeververbindingen en de boulevard;
  • c. De maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van speeltoestellen, vlaggenmasten, verlichtingsarmaturen bedraagt 5 meter;
  • d. De maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van terrein- en erfafscheidingen bedraagt 1 meter;
  • e. De maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 3 meter.

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Terras

Het gebruik van gronden ten behoeve van terras ten behoeve van horeca is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend aangrenzend aan de zijden van het horecagebouw die gericht zijn naar het water noordoostelijk van het gebouw en het strand zuidoostelijk van het gebouw;
  • b. het terras mag uitsluitend in gebruik zijn gedurende het seizoen van 1 april tot 1 oktober, overdag van 09:00 uur tot 22:00 uur;
  • c. verwarmde of overdekte terrassen zijn niet toegestaan;
  • d. het ten gehore brengen van muziek of het gebruik maken van installaties voor versterkt geluid is niet toegestaan.

Artikel 7 Sport - Golfterrein

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Golfterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een 18-holes golfbaan en een golfoefengebied;
  • b. een golfclubhuis met ondergeschikte horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - golfclubhuis';
  • c. een afslaggebouw voor de driving range, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - afslaggebouw';
  • d. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • e. bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • a. hengelsport en bijbehorende voorzieningen;

met daarbij behorend:

  • b. terras ten behoeve van het golfclubhuis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  • c. ondersteunende voorzieningen zoals opslag, sanitair, berging, ballenvangers, tuinmeubilair en dergelijke;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. wegen en paden;
  • g. fietsenstallingen;
  • h. groenvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

7.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. maximum bouwhoogte: zoals met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' staat aangegeven;
  • c. maximum bebouwd grondoppervlak: zoals met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' staat aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bruto vloeroppervlak (m2)' geldt het aangegeven oppervlak als maximum;
  • e. schuilhutten, sanitair;
  • f. het totaal aantal bedrijfswoningen binnen de bestemming bedraagt ten hoogste één.
7.2.2 Bouwregels met betrekking tot geluidhinder

Het bouwen van de bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan indien de gevels zijn uitgevoerd als dove gevel, welke voorwaarde geldt voor gevels die zijn gelegen binnen de geluidzones voor wegen, tenzij uit akoestisch onderzoek blijkt dat, al dan niet door geprojecteerde afschermende bebouwing of het toepassen van een vliesgevel de geluidbelasting op de gevels van de woonruimten en andere geluidgevoelige gebouwen ten gevolge van elk van deze zones lager of gelijk is aan

  • a. de voorkeursgrenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder of
  • b. de voor deze gebouwen vastgestelde hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. verlichting is alleen toegestaan bij gebouwen, parkeerterreinen, voet- en fietspaden en oeververbindingen;
  • b. ten behoeve van de golfbaan zijn twee bestaande lichtmasten van 10 meter hoogte toegestaan bij de vijver die is aangeduid met 'golfbaan', welke op dezelfde locatie geheel of gedeeltelijk mogen worden vernieuwd mits de bouwhoogte niet wordt vergroot;
  • c. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van terrein- en erfafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • d. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van bebording, naamaanduidingen en slagbomen bedraagt 2,5 meter;
  • e. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van vlaggenmasten en ballenvangers bedraagt 10 meter;
  • f. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van waterhuishoudkundige voorzieningen bedraagt 4 meter;
  • g. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 3 meter.
7.2.4 Tijdelijke bouwwerken

Ten behoeve van de in 7.4.2 bedoelde grote golfsportevenementen mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - tijdelijke bouwwerken' tijdelijke bouwwerken worden gebouwd, waarvoor de volgende regels gelden:

  • a. maximum bouwhoogte: 10 meter;
  • b. maximum bebouwd grondoppervlak: 2.000 m2.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.2.3 onder b voor het vervangen en/of verplaatsen van bestaande lichtmasten onder voorwaarde dat dit in de periode van maart tot en met november niet leidt tot een toename van licht- of geluidverstoring in het Natuurnetwerk Nederland en ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Ecologie'.  

7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Terras

Het gebruik van gronden ten behoeve van terras is niet toegestaan, tenzij daarvoor met toepassing van lid 7.5 omgevingsvergunning is verleend.

7.4.2 Golfsportevenementen

Het gebruik van gronden ten behoeve van evenementen is uitsluitend toegestaan in de vorm van golfsportevenementen, met dien verstande dat:

  • a. maximum aantal dagen per jaar voor kleine golfsportevenementen tot 250 personen per dag, zonder geluidsontheffing: onbeperkt;
  • b. maximum aantal dagen per jaar voor grote golfsportevenementen tot 2.000 personen per dag: maximaal 2 evenementen gedurende in totaal maximaal 8 dagen per jaar met een maximum van 4 aaneengesloten dagen van 09.00-23.00 uur;
  • c. maximum aantal dagen op- en afbouw voor grote golfsportevenementen: maximaal 2 dagen voorafgaand en maximaal 2 dagen na het golfsportevenement;
  • d. het equivalente geluidsniveau LAeq (bepaald over drie minuten) uitgedrukt in dB(A) invallend geluid (Li) op de gevels van geluidgevoelige functies, veroorzaakt door geluidinstallaties ten behoeve van een groot golfsportevenement als bedoeld onder b., mag niet meer bedragen dan 65 dB(A);
  • e. bij golfsportevenementen waarbij kunstlicht op de golfbaan wordt toegepast de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. kunstlicht moet worden gericht van de gebouwen met de bestemming 'Wonen' af;
    • 2. in de periode van maart tot en met november mag geen sprake zijn van toename van licht- of geluidverstoring in het Natuurnetwerk Nederland en ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Ecologie'.
7.4.3 Tijdelijk gebruik

Ten behoeve van de in 7.4.2 bedoelde grote golfsportevenementen mogen gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - tijdelijke bouwwerken' gedurende het golfsportevenement tevens worden gebruik ten behoeve van parkeren.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.4.1 onder a voor het gebruik van gronden voor terras ten behoeve van het golfclubgebouw, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uitsluitend binnen de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - golfclubhuis';
  • b. uitsluitend op maaiveld dan wel maximaal 1,5 meter boven maaiveld;
  • c. het maximum oppervlak van terras bedraagt 640 m2;
  • d. er dient een inrichtingsplan en een lichtplan te zijn opgesteld en uitgevoerd, waarmee wordt bereikt dat
    • 1. uitstralende effecten door licht worden voorkomen door de verlichting op het terras of het terrein van het clubhuis te richten;
    • 2. opgaande beplanting aan de rand van de locatie van het clubhuis is aangelegd en duurzaam in stand wordt gehouden om verstoring van de ecologische verbindingszone door licht, geluid en beweging te voorkomen;
  • e. het terras mag uitsluitend overdag van 09:00 uur tot 22:00 uur in gebruik zijn;
  • f. verwarmde of overdekte terrassen zijn niet toegestaan;
  • g. het ten gehore brengen van muziek of het gebruik maken van installaties voor versterkt geluid is niet toegestaan, tenzij daarvoor op grond van de APV ten behoeve van een golfsportevenement vergunning voor is verleend.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. bruggen, duikers en onderdoorgangen;
  • c. parkeerplaatsen;

met daarbij behorende:

  • d. geluidwerende voorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. straatmeubilair;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. kunstwerken;
  • i. bermen en groenvoorzieningen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Op of in de gronden mag, uitgezonderd bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen, niet worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • b. de oppervlakte mag niet meer dan 15 m² bedragen.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 8 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.

8.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 9 Verkeer - Langzaam verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Langzaam verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. fiets- en voetpaden en ruiterpaden;
  • b. bruggen, duikers en onderdoorgangen;

met daarbij behorende:

  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. straatmeubilair;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. kunstwerken;
  • g. bermen en groenvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 9.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met een maximum bouwhoogte van 3 meter.

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschappelijke waarden;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. extensief recreatief medegebruik en educatief medegebruik, waaronder zwemwater;
  • d. hengelsport en bijbehorende voorzieningen;
  • e. het gebruik ten behoeve van het golfterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan';
  • f. het gebruik ten behoeve van een passantenhaven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'passantenhaven';

met de daarbijbehorende

  • g. oevers;
  • h. dijken;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels
  • a. Op en onder de in lid 10.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met een maximum bouwhoogte van 2 meter;
  • b. Verlichting is alleen toegestaan bij oeververbindingen.

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daarbij behorende:

  • c. tuinen, terreinen en erven;
  • d. toegangswegen en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. straatmeubilair;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. kunstwerken;
  • i. bermen en groenvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 11.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

11.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bestaande parkeerkelders zijn tevens toegestaan buiten het bouwvlak;
  • c. maximum bebouwingspercentage binnen het bouwvlak: 100%;
  • d. maximum bouwhoogte: zoals met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' staat aangegeven;
  • e. maximum aantal woningen: 9 per gebouw tot een maximum van 27 binnen de bestemming.
11.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van terrein- en erfafscheidingen bedraagt 1 meter;
  • b. De maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van bebording, naamaanduidingen en slagbomen bedraagt 2,5 meter;
  • c. De maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen bedraagt 5 meter;
  • d. De maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 3 meter.

11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in 11.1 wordt in ieder geval gerekend:

11.3.2 Aan huis verbonden beroep

Binnen de bestemming is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep toegestaan, als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de voor beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 30% van de woning bedragen;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • d. er mag geen milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • e. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende kavel;
  • f. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.

11.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.3.1 onder a voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de voor bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 30% per woning bedragen;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel, is niet toegestaan;
  • d. horeca, anders dan bed & breakfast is niet toegestaan;
  • e. een bed & breakfast mag in maximaal twee slaapkamers voor maximaal vier personen worden aangeboden;
  • f. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein, indien parkeren op openbaar terrein nodig is, kan alleen medewerking worden verleend als er geen onevenredige parkeerdruk ontstaat;
  • g. er mag geen milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • h. het bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende kavel;
  • i. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.

Artikel 12 Leiding-Hoogspanning

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding-Hoogspanning' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsleiding van ten hoogste 150 kV.

12.2 Bouwregels bouwwerken

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 12.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 12.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de hoogspanningsleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.

12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

12.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding-Hoogspanning' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden;
  • b. het aanbrengen van hoogopgaande beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

12.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 12.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 12.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

12.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 12.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 13 Leiding - gas

13.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. de voor Leiding - gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de al dan niet ondergronds gelegen aardgastransportleiding waarbij een belemmerde strook geldt van 4 meter, ter weerszijde uit het hart van de leiding;
  • b. de bestemming Leiding - gas is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
  • c. daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
    • 1. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 21;
    • 2. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 13;
    • 3. in de derde plaats de bepalingen van artikel 20;
    • 4. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 18;
    • 5. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 14;
    • 6. in de zesde plaats de bepalingen van artikel 19.

13.2 Bouwregels

Op en onder de in de in lid 13.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de dubbelbestemming 'Leiding - gas'.

13.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 zodanig dat zij bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de aan de gronden toegekende bestemming en andere dubbelbestemming kunnen toestaan, mits de belangen van de gasleiding daardoor niet worden geschaad.
  • b. de onder a bedoelde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend voor zover de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten.
  • c. er kan niet worden besloten tot afwijking voordat schriftelijk advies is ingewonnen bij
    de betrokken leidingexploitant.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Verbodsregel

Het is verboden op en onder de in lid 13.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe onder meer wordt gerekend het ophogen, egaliseren, roeren en omwoelen van gronden;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • c. het aanleggen en verbreden van wateren;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen;
  • f. het aanbrengen van drainage;
  • g. het aanbrengen van hoogopgaande of diepwortelende beplanting;
  • h. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • i. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan voor normaal onderhoud;
  • j. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • k. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • l. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
13.4.2 Uitzondering verbodsregel
  • a. het verbod als bedoeld in lid 13.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
    • 1. normaal onderhoud en beheer betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
  • b. het verbod als bedoeld in lid 13.4.1 is niet van toepassing indien de graafwerkzaamheden onder de Wet informatieuitwisseling ondergrondse netten valt.
13.4.3 Weigeringsgrond omgevingsvergunning
  • a. de omgevingsvergunning wordt niet verleend voordat schriftelijk advies is ingewonnen bij
    de betrokken leidingexploitant;
  • b. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien het uitvoeren van werken of werkzaamheden geen schade aan de gasleiding toebrengt.
13.4.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Aan de onder lid 13.4.1 genoemde vergunning kunnen onder meer voorschriften worden verbonden inhoudende de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de gasleiding wordt beschermd.

Artikel 14 Waarde - Archeologie 1

14.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
  • b. Daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
    • 1. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 21;
    • 2. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 13;
    • 3. in de derde plaats de bepalingen van artikel 20;
    • 4. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 18;
    • 5. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 14;
    • 6. in de zesde plaats de bepalingen van artikel 19.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het een bouwplan betreft met een verstoringsdiepte van maximaal 30 cm onder het maaiveld.

14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 14.2 voor het bouwen ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

14.3.2 Voorwaarden

Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in 14.1 in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
14.3.3 Bouwverbod

Indien uit het onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 14.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

14.3.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 14.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en ophogen van gronden, alsmede het baggeren, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; tenzij:
    • 1. in totaal niet meer dan 5% van het totale oppervlak van het bebouwde deel van het bouwplan dieper dan 30 cm onder maaiveld wordt verstoord;
    • 2. de verstoring van 1 heipaal maximaal tweemaal de oppervlakte van de paal zelf is;
    • 3. bestaande bebouwing in principe gesloopt worden tot op het maaiveld. Oude funderingen worden niet gewijzigd. Ook niet ten behoeve van het heien. Door funderingen heen heien is wel toegestaan (eventueel voorboren of voorheien toepassen);
    • 4. de afstand tussen 2 rijen heipalen minimaal 5 meter bedraagt, gemeten tussen de palen;
    • 5. er niet meer heipalen worden geslagen dan vanuit constructief oogpunt noodzakelijk/minimaal is;
    • 6. geen onderheide poeren worden toegepast (clusters van heipalen);
    • 7. de heipalen worden geslagen, tenzij vanwege aantoonbare omgevingsfactoren geschroefde palen noodzakelijk zijn;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd en van diepwortelende gewassen;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
14.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 14.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. niet dieper dan 30 cm onder maaiveld plaatsvinden;
  • b. het normale onderhoud betreffen en die geen verdere verstoring met zich mee brengen;
  • c. baggerwerkzaamheden in het kader van groot onderhoud, die aantoonbaar niet dieper gaan dan in het recente verleden bereikte baggerdieptes;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 14.2 in acht is genomen;
  • e. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • f. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • g. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
14.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 14.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
14.4.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 14.4.3 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

14.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien:

  • c. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • d. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 15 Waarde - Archeologie 2

15.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
  • b. Daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
    • 1. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 21;
    • 2. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 13;
    • 3. in de derde plaats de bepalingen van artikel 20;
    • 4. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 18;
    • 5. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 14;
    • 6. in de zesde plaats de bepalingen van artikel 19.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het een bouwplan betreft met een oppervlakte van maximaal 50 m² en een verstoringsdiepte van maximaal 30 cm onder het maaiveld;
  • c. bouwplannen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder b kunnen uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. bij het bouwen bedraagt de verstoringsdiepte niet meer dan 30 cm onder het maaiveld.

15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 15.2 voor het bouwen ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

15.3.2 Voorwaarden

Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in 15.3.1 in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
15.3.3 Bouwverbod

Indien uit het onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 15.3.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

15.3.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 15.3.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en ophogen van gronden, alsmede het baggeren, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; tenzij:
    • 1. in totaal niet meer dan 5% van het totale oppervlak van het bebouwde deel van het bouwplan dieper dan 30 cm onder maaiveld wordt verstoord;
    • 2. de verstoring van 1 heipaal maximaal tweemaal de oppervlakte van de paal zelf is;
    • 3. bestaande bebouwing in principe gesloopt worden tot op het maaiveld. Oude funderingen worden niet gewijzigd. Ook niet ten behoeve van het heien. Door funderingen heen heien is wel toegestaan (eventueel voorboren of voorheien toepassen);
    • 4. de afstand tussen 2 rijen heipalen minimaal 5 meter bedraagt, gemeten tussen de palen;
    • 5. er niet meer heipalen worden geslagen dan vanuit constructief oogpunt noodzakelijk/minimaal is;
    • 6. geen onderheide poeren worden toegepast (clusters van heipalen);
    • 7. de heipalen worden geslagen, tenzij vanwege aantoonbare omgevingsfactoren geschroefde palen noodzakelijk zijn;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd en van diepwortelende gewassen;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

15.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 15.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 50 m² of niet dieper dan 30 cm onder maaiveld plaatsvinden;
  • b. het normale onderhoud betreffen en die geen verdere verstoring met zich mee brengen;
  • c. baggerwerkzaamheden in het kader van groot onderhoud, die aantoonbaar niet dieper gaan dan in het recente verleden bereikte baggerdieptes;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 15.2 in acht is genomen;
  • e. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • f. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • g. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
15.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 15.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

15.4.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 15.4.3 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

15.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien:

  • c. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • d. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 16 Waarde - Archeologie 5

16.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
  • b. Daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
    • 1. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 21;
    • 2. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 13;
    • 3. in de derde plaats de bepalingen van artikel 20;
    • 4. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 18;
    • 5. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 14;
    • 6. in de zesde plaats de bepalingen van artikel 19.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het een bouwplan betreft met een oppervlakte van maximaal 500 m² en een verstoringsdiepte van maximaal 30 cm onder het maaiveld;
  • c. bouwplannen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder b kunnen uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. bij het bouwen bedraagt de verstoringsdiepte niet meer dan 30 cm onder het maaiveld.

16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 16.2 voor het bouwen ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

16.3.2 Voorwaarden

Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in 16.3.1 in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
16.3.3 Bouwverbod

Indien uit het onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 16.3.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

16.3.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 16.3.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en ophogen van gronden, alsmede het baggeren, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; tenzij:
    • 1. in totaal niet meer dan 5% van het totale oppervlak van het bebouwde deel van het bouwplan dieper dan 30 cm onder maaiveld wordt verstoord;
    • 2. de verstoring van 1 heipaal maximaal tweemaal de oppervlakte van de paal zelf is;
    • 3. bestaande bebouwing in principe gesloopt worden tot op het maaiveld. Oude funderingen worden niet gewijzigd. Ook niet ten behoeve van het heien. Door funderingen heen heien is wel toegestaan (eventueel voorboren of voorheien toepassen);
    • 4. de afstand tussen 2 rijen heipalen minimaal 5 meter bedraagt, gemeten tussen de palen;
    • 5. er niet meer heipalen worden geslagen dan vanuit constructief oogpunt noodzakelijk/minimaal is;
    • 6. geen onderheide poeren worden toegepast (clusters van heipalen);
    • 7. de heipalen worden geslagen, tenzij vanwege aantoonbare omgevingsfactoren geschroefde palen noodzakelijk zijn;
  • a. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • b. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd en van diepwortelende gewassen;
  • c. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

16.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 16.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m² of niet dieper dan 30 cm onder maaiveld plaatsvinden;
  • b. het normale onderhoud betreffen en die geen verdere verstoring met zich mee brengen;
  • c. baggerwerkzaamheden in het kader van groot onderhoud, die aantoonbaar niet dieper gaan dan in het recente verleden bereikte baggerdieptes;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 16.2 in acht is genomen;
  • e. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • f. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • g. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

16.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 16.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
16.4.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 16.4.3 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

16.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien:

  • c. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • d. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 17 Waarde - Archeologie 6

17.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
  • b. Daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
    • 1. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 21;
    • 2. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 13;
    • 3. in de derde plaats de bepalingen van artikel 20;
    • 4. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 18;
    • 5. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 14;
    • 6. in de zesde plaats de bepalingen van artikel 19.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het een bouwplan betreft met een oppervlakte van maximaal 1.000 m² en een verstoringsdiepte van maximaal 30 cm onder de waterbodem;
  • b. bouwplannen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder a kunnen uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. bij het bouwen bedraagt de verstoringsdiepte niet meer dan 30 cm onder de waterbodem.

17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 17.2 voor het bouwen ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

17.3.2 Voorwaarden

Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in 17.3.1 in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
17.3.3 Bouwverbod

Indien uit het onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 17.3.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

17.3.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 17.3.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, baggeren, onderzuigen van de waterbodem en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de waterbodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; tenzij:
    • 1. in totaal niet meer dan 5% van het totale oppervlak van het bebouwde deel van het bouwplan dieper dan 30 cm onder maaiveld wordt verstoord;
    • 2. de verstoring van 1 heipaal maximaal tweemaal de oppervlakte van de paal zelf is;
    • 3. bestaande bebouwing in principe gesloopt worden tot op de waterbodem. Oude funderingen worden niet gewijzigd. Ook niet ten behoeve van het heien. Door funderingen heen heien is wel toegestaan (eventueel voorboren of voorheien toepassen);
    • 4. de afstand tussen 2 rijen heipalen minimaal 5 meter bedraagt, gemeten tussen de palen;
    • 5. er niet meer heipalen worden geslagen dan vanuit constructief oogpunt noodzakelijk/minimaal is;
    • 6. geen onderheide poeren worden toegepast (clusters van heipalen);
    • 7. de heipalen worden geslagen, tenzij vanwege aantoonbare omgevingsfactoren geschroefde palen noodzakelijk zijn.
  • c. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
17.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 17.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 1.000 m² of niet dieper dan 30 cm onder maaiveld plaatsvinden;
  • b. het normale onderhoud betreffen en die geen verdere verstoring met zich mee brengen;
  • c. baggerwerkzaamheden in het kader van groot onderhoud, die aantoonbaar niet dieper gaan dan in het recente verleden bereikte baggerdieptes;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 17.2 in acht is genomen;
  • e. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • f. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • g. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
17.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 17.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
17.4.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 17.4.3 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

17.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 18 Waarde - Ecologie

18.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. de als 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de instandhouding en bescherming van een Ecologische verbindingszone;
  • b. daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
    • 1. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 21;
    • 2. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 13;
    • 3. in de derde plaats de bepalingen van artikel 20;
    • 4. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 18;
    • 5. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 14;
    • 6. in de zesde plaats de bepalingen van artikel 19.

18.2 Bouwregels

Op en onder de in de in lid 18.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie'.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 zodanig dat zij bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de aan de gronden toegekende bestemming en andere dubbelbestemming kan toestaan, mits de bouwwerken en de daarmee samenhangende gebruiksactiviteiten de te realiseren die natuurwaarde niet onomkeerbaar belemmeren of de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische verbindingszone niet significant aantasten.

18.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden gronden te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze dat de ecologische functie onomkeerbaar wordt belemmerd of de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische verbindingszone significant worden aangetast.

Artikel 19 Waarde - Landschap

19.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. de voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de kernkwaliteiten, de wezenlijke waarden en kenmerken van het Bijzonder Provinciaal Landschap;
  • b. daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
    • 1. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 21;
    • 2. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 13;
    • 3. in de derde plaats de bepalingen van artikel 20;
    • 4. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 18;
    • 5. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 14;
    • 6. in de zesde plaats de bepalingen van artikel 19.

19.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 19.1 genoemde gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap', of de aan de gronden toegekende bestemming en andere dubbelbestemming.

19.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is op grond van artikel 3.6, lid 1, onder d. van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en omvang van bouwwerken, voor zover dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van het Bijzonder Provinciaal Landschap zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening van de Provincie Noord-Holland.

19.4 Specifieke gebruiksregels
19.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden als bedoeld in 24.1 van deze regels wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een dusdanig gebruik dat leidt tot een onomkeerbare aantasting van het Bijzonder Provinciaal Landschap zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening van de Provincie Noord-Holland.

Artikel 20 Waarde - Natuur

20.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. de als 'Waarde - Natuur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de instandhouding en bescherming van het Natuurnetwerk Nederland en het IJsselmeergebied;
  • b. daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
    • 1. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 21;
    • 2. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 13;
    • 3. in de derde plaats de bepalingen van artikel 20;
    • 4. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 18;
    • 5. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 14;
    • 6. in de zesde plaats de bepalingen van artikel 19.

20.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 20.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waarde - Natuur'.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2 zodanig dat zij bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de aan de gronden toegekende bestemming en andere dubbelbestemming kan toestaan, mits de bouwwerken en de daarmee samenhangende gebruiksactiviteiten de te realiseren die natuurwaarde niet onomkeerbaar belemmeren of de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland en het IJsselmeergebied niet significant aantasten.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden gronden te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze dat de natuurwaarde onomkeerbaar wordt belemmerd of de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland en het IJsselmeergebied significant worden aangetast.

Artikel 21 Waterstaat - Waterkering

21.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), mede bestemd voor waterstaatkundige werken, waaronder inbegrepen waterkeringen;
  • b. daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
    • 1. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 21;
    • 2. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 13;
    • 3. in de derde plaats de bepalingen van artikel 20;
    • 4. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 18;
    • 5. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 14;
    • 6. in de zesde plaats de bepalingen van artikel 19.

21.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 21.2 genoemde gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering', of de aan de gronden toegekende bestemming en andere dubbelbestemming.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 22 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 Algemene bouwregels

23.1 Bouwregels met betrekking tot parkeren, laden en lossen

Voldoende parkeergelegenheid

23.1.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. een bouwwerk, waarvan een behoefte parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien;
  • b. bij een omgevingsvergunning wordt beoordeeld of sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in het parkeerbeleid van de gemeente Gooise Meren, met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt of vervangen wordt door een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen beleidsregel, met deze nieuwe versie of beleidsregel rekening wordt gehouden. Hierbij kunnen voorschriften worden opgenomen over het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid.
23.1.2 Laden en lossen
  • a. indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die behoefte en waarbij die laad- en losgelegenheid in stand wordt gehouden. Deze bepaling geldt niet:
    • 1. voor bestaand gebruik, waarbij de herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging wordt beschouwd als bestaand gebruik;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien;
  • b. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende laad- en losgelegenheid wordt voorzien, indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid.

23.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouw- en bestemmingsgrenzen en bij de bepaling het bebouwde oppervlakte worden ondergeschikte bouwdelen van bouwwerken, zoals plinten, pilasters, luifels, kozijnen, gevelversieringen, brandtrappen, ventilatiekanalen, uitspringende schoorsteenwanden, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 1,5 meter, buiten beschouwing gelaten.

23.3 Bestaande bebouwing
  • a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afmetingen afwijken van de in Hoofdstuk 2 opgenomen bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat, indien de bestaande afmetingen groter zijn dan de genoemde afmetingen, de afmetingen van de bestaande bouwwerken de maximale afmetingen zijn;
  • b. in geval van herbouw is hetgeen vermeld in lid 23.3 onder a uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing;
  • d. het vaartuig, gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ligplaats vaartuig' is geen bouwwerk zoals in 23.3 onder a maar geniet bescherming van het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan.

Artikel 24 Algemene gebruiksregels

24.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichtingdan wel ten behoeve van prostitutiebedrijf;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning, voor zover niet anders bepaald;
  • e. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen;
  • f. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  • g. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een automatenhal, voor zover niet anders bepaald;
  • h. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige vuurwerkopslag.

24.2 Bestaand gebruik

Het gebruik van het vaartuig, gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ligplaats vaartuig' is geen strijdig gebruik zoals in 24.1 maar geniet bescherming van het Overgangsrecht gebruik als opgenomen in dit plan.

Artikel 25 Algemene aanduidingsregels

25.1 Overige zone - ligplaats vaartuig
  • a. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ligplaats vaartuig' is het bepaalde in 23.3 onder d en het bepaalde in 24.2 van toepassing;
  • b. het college van burgemeester en wethouders is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone - ligplaats vaartuig' te verwijderen indien het gebruik daarvan gedurende ten minste een jaar is beëindigd dan wel indien het vaartuig is verwijderd.

Artikel 26 Algemene afwijkingsregels

26.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van:

  • a. de gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages voor zover niet reeds in de bestemmingsregels is voorzien in afwijkingsbevoegdheden;
  • b. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken met een oppervlak van ten hoogste 15 m2 en een bouwhoogte van niet meer dan 4 meter (ten dienste van het openbaar nut), zoals schakelhuisjes, transformatorhuisjes, abri's, telefooncellen, muurtjes en standbeelden.

26.2 Voorwaarden voor toepassing van de afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een omgevingsvergunning voor het afwijken op grond van dit artikel mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

en

  • g. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onaanvaardbare toename van parkeerdruk, belemmering van de verkeersafwikkeling, verstoring van natuurwaarden of geluidoverlast.

Artikel 27 Overige regels

27.1 Wettelijke regelingen

Waar in de regels worden verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op die regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

27.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.2.1 Verbod

Ter bescherming van het bos en de waarden en belangen zoals vastgelegd in de bestemmingen 'Bos', 'Waarde - Ecologie', 'Waarde - Landschap' en 'Waarde - Natuur' is het verboden op of in de gronden binnen dit bestemmingsplan zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het graven, dempen of verbreden van water of waterlopen;
  • b. het vellen van bomen of opruimen van houtwallen, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties, voorzover niet aan te merken als normaal onderhoud;
  • c. het bebossen en beplanten van gronden;
  • d. het scheuren van grasland en diepploegen;
  • e. het aanbrengen van boven- en ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen;
  • f. het aanleggen en verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • g. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem en/of gronden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • h. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze;
  • i. het verrichten van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.

27.2.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in 27.2.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

27.2.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 27.2.1 zijn slechts toelaatbaar, mits daardoor de waarden, zoals bepaald in de bestemmingen 'Waarde - Ecologie', 'Waarde - Landschap' en 'Waarde - Natuur' niet worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 28 Overgangsrecht

28.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

28.2 Afwijken

Het college van burgemeester en wethouders kan eenmalig in afwijking van lid 28.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 28.1 met maximaal 10%.

28.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 28.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

28.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

28.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 28.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

28.6 Strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 28.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

28.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 28.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 29 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Recreatiepark Naarderbos 2023'.