Plan: | Uitbreiding Lemsterhoek |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1940.BWLEM23LEMSTERHF2-ON01 |
De gemeente De Fryske Marren wil samen met ontwikkelaar Paiva Projecten B.V. het bestaande bedrijventerrein Lemsterhoek in zuidelijke richting uitbreiden. In het geldende bestemmingplan 'Lemsterhoek', dat op 26 oktober 2016 is vastgesteld door de gemeenteraad, is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om dit juridisch-planologisch te regelen. De wijzigingsbevoegdheid biedt de mogelijkheid om Lemsterhoek met een oppervlakte van circa 34 (bruto) hectare uit te breiden. Een deel van dit gebied (de zuid- en westkant) is recentelijk ingericht met een zonnepark.
De kavels op het bestaande deel van bedrijventerrein Lemsterhoek zijn allemaal in gebruik en er is geen ruimte meer voor een nieuw bedrijf om zich te vestigen. De ontwikkelaar heeft om deze reden het plan opgevat om Lemsterhoek met 13 bruto hectare uit te breiden. Er is hierbij sprake van 9,7 hectare netto uitgeefbaar bedrijventerrein. De beoogde uitbreiding komt voort uit de toenemende belangstelling vanuit de markt en afspraken die met provincie Fryslân en regiogemeente Súdwest-Fryslân zijn gemaakt.
Met het opstellen van dit wijzigingsplan wordt toepassing gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid en het project juridisch-planologisch geregeld.
Het wijzigingsplan heeft betrekking op de gronden die ten zuiden liggen van het bestaande deel van Lemsterhoek. Uit figuur 1 is op te maken dat het plangebied ten westen van Lemmer ligt en nabij het IJsselmeer is gelegen.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
Bestemmingsplan Lemsterhoek
Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Lemsterhoek dat op 26 oktober 2016 is vastgesteld (het 'moeder-bestemmingsplan'). In dit bestemmingsplan hebben de gronden van het plangebied de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' en de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' zoals te zien is in figuur 1.2. De gronden mogen voor agrarische doeleinden worden gebruikt. Op het oostelijke deel van het plangebied is de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' van toepassing. Met de vrijwaringszone voor de dijk wordt een beschermende regeling geboden voor de waterkering.
Figuur 1.2 Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan (wijzigingsgebied in geel)
Met de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' kan de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' worden gewijzigd naar de bestemming 'Bedrijventerrein'. Ook is er een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan opgenomen om de bestemming te kunnen wijzigen naar de bestemming 'Verkeer'. Bij de wijziging van de bestemming moet voldaan worden aan de volgende regels en voorwaarden die in de wijzigingsbevoegdheid zijn genoemd:
Aan de criteria die hierboven zijn genoemd, kan worden voldaan. In paragraaf 2.3 zijn de plannen aan deze wijzigingscriteria getoetst.
Paraplubestemmingsplannen
Op 27 juni 2018 is het Paraplubestemmingsplan parkeernormen vastgesteld, waarbij de gemeentelijke parkeernormen zijn toegevoegd aan het bestemmingplan Lemsterhoek. Deze zijn ook van toepassing na vaststelling van dit bestemmingsplan. Ook is op 11 mei 2022 het Paraplubestemmingsplan windturbines agrarische bedrijven. Dit plan is niet relevant voor het plangebied omdat hierbinnen geen agrarisch bedrijf aanwezig is.
De toelichting van dit wijzigingsplan is als volgt opgezet: in hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de bestaande situatie, de voorgenomen situatie en vindt een toetsing aan de wijzigingscriteria plaats. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit wijzigingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische regeling van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.
Het plangebied van dit wijzigingsplan ligt direct ten zuiden van bestaande deel van het bedrijventerrein Lemsterhoek en heeft een grootte van circa 13 hectare. Dit bestaande deel is volledig verkaveld en in bedrijf. De gronden ter plaatse van het wijzigingsplan hebben thans de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' en zijn ook als zodanig in gebruik. In figuur 2.1 is de huidige situatie weergegeven op een luchtfoto.
Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie met in rood het wijzigingsgebied (bron: PDOK-viewer)
Het plangebied is in de huidige situatie in gebruik voor de teelt van vezelhennep. Voordat hier sprake van was, was het in gebruik als weidegrond. Ten zuiden en westen grenst het plangebied aan een zonnepark dat recentelijk is gerealiseerd. De oostzijde wordt begrensd door de waterkering met daarachter het water van en naar de Prinses Margrietsluis. Het plangebied ligt tenslotte op ongeveer 100 meter van het IJsselmeer.
Uitgangspunten
Het doel van het plan is om het bedrijventerrein van Lemsterhoek uit te breiden met circa 9,7 hectare netto uitgeefbaar industrieterrein en de realisatie van een laad- en loskade aan de oostzijde. Deze laad- en loskade maakt geen deel uit van het plangebied van dit wijzigingsplan, maar wordt met een zelfstandige juridisch-planologische procedure geregeld. In figuur 2.2 is een inrichtingstekening weergegeven van het de beoogde uitbreiding. Deze is in bijlage 1 in groter formaat zichtbaar.
Figuur 2.2 Inrichtingstekening uitbreiding Lemsterhoek
De invulling van het plangebied gaat evenals het bestaande deel van Lemsterhoek uit van de volgende basisprincipes:
De inrichting van de uitbreiding gaat uit van drie fasen, waarbij het gebied van binnen (tegen het bestaande deel van Lemsterhoek aan) naar buiten wordt ontwikkeld. Fase 1 gaat uit van circa 4,1 netto uitgeefbaar terrein, fase van 2,6 hectare en fase 3 tenslotte van 3,0 hectare. Deze drie fasen worden in dit wijzigingsplan in één keer planologisch mogelijk gemaakt. Om de grondprijzen zo laag mogelijk te houden, heeft het de voorkeur van de ontwikkelaar om het bedrijventerrein in één keer aan te leggen. Dit behoort tot de planologische mogelijkheden.
Openbare ruimte en landschappelijke inpassing
De invulling van de openbare ruimte in het plangebied wordt gevormd door de infrastructuur, de groenstructuur en het water. De wegenstructuur sluit aan op het bestaande bedrijventerrein en gaat uit van een primaire binnenringstructuur die wordt begeleid door groen. Er wordt rekening gehouden met een calamiteitenroute die van en naar de bestaande wegen bij het zonnepark gaan.
De beoogde landschappelijke inpassing is in bijlage 2 uitgewerkt en gevisualiseerd. Bij de landschappelijke inpassing en de stedenbouwkundige invulling is aangesloten bij de huidige deel van Lemsterhoek en de kenmerken van het aangrenzende landschap. Aan de west- en zuidzijde worden watergangen gegraven die nodig zijn voor de watercompensatie van het extra verhard oppervlak dat de uitbreiding met zich meebrengt. Deze worden voorzien van natuurvriendelijke oevers. Enkele ontsluitingswegen worden voorzien van begeleidende laanbeplanting. De hoogte van het plangebied wordt daar waar dat nodig is verhoogd naar -0,65 m NAP zodat er een goede drooglegging ontstaat. Op deze wijze ontstaat er een goede landschappelijke inpassing. De watergangen worden buiten het plangebied van dit wijzigingsplan gerealiseerd binnen de geldende bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' van het moeder-bestemmingsplan. De wijzigingsbevoegdheid biedt namelijk geen mogelijkheid om een waterbestemming te gebruiken.
Bijlage 2 gaat tevens in op de beoogde stedenbouwkundige invulling. Ook zijn hier de beoogde profielen in opgenomen. Voor de verdere stedenbouwkundige invulling gelden dezelfde welstandsregels als voor het bestaande deel van het Lemsterhoek, paragraaf 3.3 gaat hier nader op in.
Bij het opstellen van een ruimtelijk plan waarin een nieuwe ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt, moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening aandacht worden besteed aan de verkeersafwikkeling en de parkeerbehoefte. Voor deze ontwikkeling is een mobiliteitstoets opgesteld en deze is opgenomen in bijlage 3. Hieruit blijkt het volgende.
Ontsluiting
Gemotoriseerd verkeer
Het plangebied wordt ontsloten via drie aansluitingen, twee op de Kadijk en één op de Uitheijing. De genoemde wegen zijn beide ingericht als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 60 km/uur. Beide wegen leiden in noordelijke richting naar de Plattedijk, een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom met een maximale snelheid van 60 km/uur. De Plattedijk sluit vervolgens ten noorden van het plangebied aan op de Suderséwei (N359). De N359 leidt in oostelijke richting via Lemmer naar de A6 (Heereveen – Almere). In noordwestelijke richting leidt de N359 langs Workum en Bolsward naar Leeuwarden.
Langzaam verkeer
Op zowel de Kadijk en de Uitheijing zijn voor het voetgangers geen aparte voorzieningen aanwezig. Ook voor fietsers zijn op beide wegen geen aparte voorzieningen aanwezig, waardoor fietsers de rijbaan moeten delen met het gemotoriseerde verkeer.
Openbaar vervoer
De dichtstbijzijnde OV-halte is gelegen op circa 700 meter loopafstand vanaf het plangebied aan de N359. Bij deze halte halteert de buslijn 47, tussen Lemmer station en Sneek station via Balk.
Verkeersgeneratie
Voor het bepalen van de verkeersintensiteiten in motorvoertuigen per etmaal (mvt/etmaal) op de omliggende wegen is gebruik gemaakt van verkeersgegevens die zijn aangeleverd vanuit de provincie Fryslân. Vanuit de provincie zijn alleen verkeersintensiteiten beschikbaar voor de N359. Van de andere wegen rondom het plangebied zijn geen verkeersgegevens beschikbaar. Om toch een beeld te krijgen van de omvang van het verkeer op deze wegen is een inschatting gemaakt van de verkeersintensiteiten op deze wegen. Daarvoor is gekeken naar de functies en de oppervlakte van die functies en is met CROW 381 een inschatting gemaakt van de verkeersgeneratie. In onderstaande tabel is de verkeersgeneratie per weg opgenomen.
Weg | Licht (mvt/etmaal) | Middelzwaar (mvt/etmaal) | Zwaar (mvt/etmaal) | Totaal (mvt/etmaal) |
Plattedijk | 4.307 | 414 | 596 | 5.317 |
Kadijk | 2.154 | 207 | 298 | 2.658 |
Ossekamp | 2.154 | 207 | 298 | 2.658 |
De beoogde ontwikkeling zorgt voor een verkeerstoename van 5.317 mvt/etmaal op een gemiddelde werkdag. Op het kruispunt Venneweg – Suderséwei – Plattedijk leidt de beoogde verkeerstoename niet tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
Op het kruispunt Plattedijk – Ossekamp – Kadijk zal de beoogde ontwikkeling daarentegen wel tot knelpunten in de verkeersdoorstroming leiden. Met behulp van een aanvullend onderzoek dient aangetoond te worden welke concrete maatregelen genomen kunnen worden om de verkeersdoorstroming op het kruispunt te verbeteren. In een volgende versie van het wijzigingsplan wordt hier nader op ingegaan.
Parkeren
Voor het parkeren wordt uitgegaan dat dit op de bedrijfskavels zelf plaatsvindt en dat hier voldoende ruimte voor wordt gereserveerd. In het Paraplubestemmingsplan parkeernormen is hiervoor een regeling opgenomen die dit waarborgt. Dit paraplubestemmingsplan blijft onverkort van toepassing.
Ten aanzien van verkeer en parkeren gelden er geen belemmeringen voor het bestemmingplan.
Ten aanzien van de duurzaamheidsambities op het bedrijventerrein geldt als uitgangspunt dat de uitbreiding van Lemsterhoek als gasloos bedrijventerrein wordt ontwikkeld. Als aanvulling hierop kan een energie-hub worden ontwikkeld waarbij aansluiting wordt gezocht met het naastgelegen zonnepark voor de energievoorziening en een nieuw zonnepark dat gepland staat tussen het bestaande zonnepark en het uitbreidingsgebied. Door gebruik te maken van de infrastructuur van de zonneparken, in combinatie met software die beschikt over slimme algoritmes, en het gebruik van batterijen voor het tijdelijk opslaan en leveren van energie ontstaat de zogeheten energy-hub. Deze kan worden geplaatst op de uitbreiding van Lemsterhoek. De energy-hub voorkomt de overbelasting van het elektriciteitsnet. Door de ontwikkeling van deze energy-hub wordt een extra impuls aan de verduurzaming van het toekomstige bedrijventerrein gegeven en tevens levert dit een bijdrage om de netcongestie op te lossen waarmee er nieuwe kansen ontstaan om de energietransitie te versnellen.
Ook wordt onderzocht of er een rij met kleine windmolens binnen het plangebied gerealiseerd kunnen worden die geëxploiteerd worden in coöperatief verband door de ondernemers op Lemsterhoek. Ook als de zon niet schijnt is er energie nodig. Tenslotte liggen er op deze locatie gezien de huidige gas infrastructuur ook mogelijkheden om groen gas te produceren, waardoor het plangebied ook een bijdrage kan leveren aan de verduurzaming van de gehele gemeente.
Ook is bij de stedenbouwkundige opzet (zoals aangegeven in bijlage 3.3) rekening gehouden met een duurzame inrichting met oog voor groen en water. Op basis van de landschappelijke inpassing wordt er 1,8 hectare aan groen en nieuwe natuur ontwikkeld, door onder andere de aanleg van ecologische oevers. Vanuit de duurzaamheid is het project haalbaar.
In deze paragraaf wordt het initiatief getoetst aan de wijzigingscriteria die in de regeling van het geldende bestemmingsplan is opgenomen in de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond', lid 4.3. Hiermee kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' geheel of gedeeltelijk wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijventerrein'. De gronden kunnen ook worden gewijzigd naar de bestemming 'Verkeer' door gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 18 van het geldende bestemmingsplan. Dit artikel maakt het mogelijk om bestemmingen mogelijk te maken ten behoeve van de aanleg van of wijziging in de bestaande infrastructuur. In deze paragraaf worden de voorwaarden waaraan voldaan moet worden getoetst.
Bestemming 'Bedrijventerrein'
1. de behoefte om de bestemming te wijzigen moet voortkomen uit een concrete vraag waarbij de invulling in overeenstemming is met een bedrijventerreinenplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft;
De oppervlakte aan bedrijventerrein dat met dit wijzigingsplan wordt geboden, komt
overeen met de programmering zoals opgenomen in het bedrijventerreinenplan. Over de
segmentering hiervan heeft nog nader overleg plaatsgevonden met de regiogemeenten en
de provincie. Paragraaf 3.3 gaat hier nader op in. De ontwikkelaar heeft verder aangetoond
dat er sprake is van een concrete vraag.
2. er zijn bedrijven toelaatbaar die zijn genoemd in bijlage 2 Bedrijvenlijst onder de categorieën 1, 2 en 3.1, 3.2., 4.1 en 4.2, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijven, met uitzondering van risicovolle inrichtingen, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
In de bestemming Bedrijventerrein (Artikel 5) is bovenstaand uitgangspunt gewaarborgd.
3. er zullen geen bedrijfswoningen worden gebouwd;
In de bestemming Bedrijventerrein (Artikel 5) sub a staat opgenomen dat het niet
toegestaan is om bedrijfswoningen te bouwen.
4. de inrichting van de wegen binnen het plangebied zal gericht zijn op een goede ontsluiting van de bedrijven
De nieuwe wegen worden aangesloten op de bestaande wegenstructuur van het bovengelegen bedrijventerrein.
5. het bebouwingspatroon zal van een zodanige opzet zijn dat in de ruimtelijke opbouw een aansluiting wordt gezocht met de hoofdkenmerken van de bestaande bebouwing;
De wegenstructuur en de bouwvlakken zijn dusdanig gepositioneerd dat het aansluit bij de structuur en opzet van de bovenliggende bestaande bebouwing.
6. langs het water zal het streven er op gericht zijn watergerelateerde bedrijvigheid te vestigen;
In de bedrijventerreinbestemming bestaan mogelijkheden voor watergerelateerde bedrijven. Met dit project zijn echter bedrijfskavels aan het water voorzien, met uitzondering van het realiseren van een laad- en loskade aan de Prinses Margriet sluis. In het beoogde plangebied van de uitbreiding zijn de mogelijkheden om water in te brengen beperkt door de gekozen aanleghoogte van het bestaande bedrijventerrein en ook de hoogteligging van het te ontwikkelen terrein. Het inbrengen van open water achter de omliggende dijk is daarmee geen optie in het gebied.
7. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 20,00 m bedragen;
De toekomstige bebouwing heeft evenals de mogelijkheden op het bestaande deel van Lemsterhoek een maximale bouwhoogte van 10 meter bij recht. Dit kan onder voorwaarden worden verhoogd naar 20 meter dit is vastgelegd in de bouwregels van Bedrijventerrein (Artikel 5).
8. vanaf 5.000 m² zal archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
Voor de ontwikkeling is een archeologisch onderzoek verricht. In paragraaf 4.6 wordt nader ingegaan op de resultaten van het onderzoek.
9. de uitbreiding van het bedrijventerrein op een goede wijze landschappelijk wordt ingepast, waarbij de landschappelijke inpassing met een voorwaardelijke verplichting in het wijzigingsplan wordt opgenomen.
Voor deze ontwikkeling is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld, zie bijlage 2. De landschappelijke inpassing is opgenomen met een voorwaardelijke verplichting in dit wijzigingsplan.
Bestemming 'Verkeer'
Bestemmingen kunnen worden gewijzigd ten behoeve van de aanleg van of een wijziging in de bestaande infrastructuur, mits deze activiteiten niet samenhangen met nieuwe planmatige stad- of dorspuitbreidingen waarover nog geen overeenstemming bestaat met Rijk, provincie en waterschap.
Deze activiteit hangt niet samen met een planmatige stad- of dorpsuitbreiding waar nog geen overeenstemming over is geweest.
Conclusie
Aan alle wijzigingscriteria wordt voldaan. Er kan dus toepassing gegeven worden aan de wijzigingsbevoegdheid.
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit wijzigingsplan. Hierbij komt het Rijks-, provinciaal- en het gemeentelijk beleid aan bod.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. Regio Fryslân is aangewezen als voorlopig NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
Realiseren opgaven
In de NOVI zijn twee instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:
Conclusie
Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI. Het project draagt wel bij aan de opgave om de regio's sterker en leefbaarder te maken.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Beleid
'De ladder voor duurzame verstedelijking' is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een wijzigingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
Toetsing
In dit ruimtelijk plan is sprake van een stedelijke ontwikkeling, omdat er een bedrijventerrein wordt uitgebreid. De stedelijke ontwikkeling vindt echter plaats binnen het 'bestaande stedelijk gebied' (zie hiervoor paragraaf 3.2). Voor de ontwikkeling van de 9,7 hectare (netto) bedrijventerrein die mogelijk wordt gemaakt met dit wijzigingsplan, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking hieronder stapsgewijs doorlopen.
Binnen de regio Zuidwest Fryslân (zoals paragraaf 3.3 is aangegeven) is onderzoek gedaan naar de hoeveelheid te ontwikkelen bedrijventerrein. In de regio zijn hier tussen de gemeenten Súdwest-Fryslân en De Fryske Marren afspraken over gemaakt, waar provincie Fryslân mee in heeft gestemd. Dit wijzigingsplan is in overeenstemming met de prognose van de ruimtevraag in relatie tot de regionale afspraken. Ook hebben zich bedrijven bij de gemeente gemeld die zich graag in het plangebied willen vestigen. Zowel vanuit de inschattingen als vanuit de markt is er behoefte aan deze ontwikkeling. Qua segmentering vindt er nog afstemming plaats.
De beoogde locatie voor het bedrijventerrein is gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied zoals is aangegeven in de provinciale verordening. Feitelijk gezien betreft het plangebied echter agrarische grond, dat aansluit op het bestaande deel van het bedrijventerrein.
Het bedrijventerrein is specifiek bedoeld voor bedrijven waar binnen het bestaand stedelijk gebied in de regio geen ruimte voor is. Het plangebied is al jarenlang opgenomen in het beleid van de gemeente. De beoogde locatie is goed ontsloten via de N359 ligt op gepaste afstand van woningen of andere gevoelige functies. In het plan wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing.
Conclusie Ladder duurzame verstedelijking
Uit het voorgaande blijkt dat voldaan wordt aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Omgevingsvisie Fryslân 2020: De romte diele
Beleid
Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is neergelegd in de Omgevingsvisie Provincie Fryslân. Deze is op 23 september 2020 vastgesteld. In de omgevingsvisie gaat de provincie voor een vitale economie door te investeren in omgevingskwaliteiten. Dit zorgt onder andere voor leefbaarheid en dat leegstand en verpaupering van bebouwing wordt teruggedrongen. Daarnaast gaat de provincie voor een veerkrachtig beleid en een gezonde leefomgeving waarin ingrijpende ontwikkelingen opgevangen kunnen worden en het behoud van de karakteristiek van de provincie wordt nagestreefd door het beschermen van de eigen identiteit.
Toetsing
Lemmer is in de omgevingsvisie aangegeven als regionaal centrum. Regionale centra hebben een compleet aanbod aan lokale en bovenlokale voorzieningen voor het omliggende gebied. Dit geldt voor Lemmer ook voor de mogelijkheden voor bedrijventerreinen. Ze hebben een belangrijke functie de regio. De ontwikkeling in het plangebied is in overeenstemming met de omgevingsvisie.
Verordening Romte Fryslân
Beleid
Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze is vervolgens enkele keren partieel herzien. In deze verordening is het beleid van de provincie vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.
Toetsing
Voor het plangebied zijn de volgende thema's relevant:
Bundeling
In de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Is dit niet mogelijk, dan kan aansluitend op bestaand stedelijk gebied een uitbreidingslocatie worden toegestaan. In de verordening is onder andere de begrenzing van het bestaand bebouwd gebied aangegeven, zie hiervoor het volgende figuur. De rode arcering geeft het bestaand bebouwd gebied weer. Het plangebied ligt in de begrenzing van het bestaand bebouwd gebied.
Figuur 3.1 Begrenzing bestaand bebouwd gebied (Verordening Romte Fryslân)
Ruimtelijke kwaliteit
Wat betreft de ruimtelijke kwaliteit is bepaald dat een ruimtelijk plan voor een uitbreidingslocatie of voor het landelijk gebied een ruimtelijke kwaliteitsparagraaf omvat, waaraan voor zover noodzakelijk, wordt aangegeven op welke wijze:
Op de genoemde aspecten is in deze toelichting ingegaan.
Programmering bedrijventerreinen
Op grond van de verordening kan een ruimtelijk plan een nieuw bedrijventerrein of uitbreiding van een bestaand bedrijventerrein mogelijk maken, indien dit wat betreft oppervlakte en invulling van bedrijfstypen in overeenstemming is met een bedrijventerreinenplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. In paragraaf 3.3 is aangegeven dat hieraan qua oppervlakte aan wordt voldaan en dat er afstemming heeft plaatsgevonden wat betreft de segmentering.
Werkfuncties per type kern
In de verordening is Lemmer aangeduid als een 'regionaal centrum'. Hiervoor gelden de volgende mogelijkheden:
De geboden mogelijkheden in dit wijzigingsplan volgt de regeling van het moeder-bestemmingsplan. Ten tijde van het moeder-bestemmingsplan is aangetoond dat hieraan werd voldaan.
Archeologie
In de plantoelichting van een ruimtelijk plan wordt aangegeven op welke wijze het plan rekening houdt met de wijze van onderzoek naar en bescherming van archeologische waarden en verwachtingswaarden zoals aangegeven op de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra ('Famke'). Paragraaf 4.6 gaat hier nader op in.
Weidevogelkansgebieden
Het plangebied ligt in een weidevogelkansgebied zoals in het volgende figuur is aangegeven.
Figuur 3.2 Weidevogelkansgebieden (Verordening Romte Fryslân)
In de weidevogelkansgebieden moet rekening worden gehouden met bestaande functies die verstorend werken op het gebied. Dit zijn:
Het plangebied ligt volledig binnen deze verstoringsafstanden. Voor de aanleg van het zonnepark heeft in het verleden ook al weidevogelcompensatie plaatsgevonden. De voorgenomen werkzaamheden niet tot wettelijke consequenties omtrent de bescherming van weidevogelkansgebieden.
Conclusie
Hiermee wordt voldaan aan de regels uit de Verordening Romte Fryslân.
Grutsk op 'e Romte
Beleid
In de thematische structuurvisie Grutsk op 'e Romte, zoals vastgesteld op 26 maart 2014, zijn de kernkwaliteiten van het landschap beschreven waar in ruimtelijke plannen rekening mee moet worden gehouden.
Toetsing
Volgens de kaart bij de structuurvisie ligt het plangebied in een veenpolder in het deelgebied 'Laagveengebied'. Voor het gebied is een aantal kernkwaliteiten c.q. provinciale belangen bepaald. Voor het plangebied geldt onder andere dat de lineaire bebouwing in samenhang met een sterke gerichtheid van de verkaveling (regelmatig opstrekkend) kenmerkt is waarbij er sprake is van een in het laagveengebied totaal watersysteem van beeklopen, meren, vaarten, ringsloten en ringvaarten. Bij nieuwe ontwikkelingen is de begrenzing van de veenpolders en de richting van de verkaveling (opstrekkend en soms in waaiervormig patroon aangelegd) leidend en deze dient zichtbaar te blijven. De opstrekkende verkaveling is het vertrekpunt bij ruimtelijke inrichting. Verdere verdichting of verbossing in de veenweidegebieden en de veenpolders is niet gewenst, de langgerekte ontginningsrichting dient zichtbaar te blijven.
Bij de indeling en toekomstige inrichting van het plangebied worden deze kernkwaliteiten gerespecteerd, zoals in paragraaf 2.2 is omschreven en is gevisualiseerd. Hiermee voldoet het wijzigingsplan aan de beleidsuitgangspunten van Grutsk op 'e Romte.
Regionale afspraak bedrijventerreinen Zuidwest Fryslân
Voor de regio Zuidwest Fryslân geldt dat er tussen de gemeenten Súdwest-Fryslân en De Fryske Marren in de regio Zuidwest Fryslân in december 2022 nieuwe afspraken zijn vastgelegd over de (kwantitatieve en kwalitatieve) programmering van bedrijventerreinen.
Lemsterhoek is hierin opgenomen voor 19 hectare nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein. De in het plangebied te ontwikkelen 9,7 hectares bedrijventerrein past binnen deze afspraken. De gemeente wil hierbij echter een toekomstige ontwikkeling als nat, water(sport)gebonden terrein niet uitsluiten, als onderdeel van de recreatieve infrastructuur van Fryslân. Voorstellen voor ontwikkeling zullen, in overleg met de F4-gemeenten (de vier grote Friese gemeenten die grenzen aan de A7) en de provincie, op hun meerwaarde voor de regio en de provincie worden beoordeeld.
In de wijzigingsbevoegdheid is dit echter niet als harde eis opgenomen, deze voorziet primair op een doorzetting van de bestaande planologische mogelijkheden voor het (reguliere) bedrijventerrein zoals deze in het bestaande deel van Lemsterhoek gelden. In de wijzigingsbevoegdheid is aangegeven dat langs het water het streven is dat hier watergebonden bedrijvigheid wordt gevestigd. In het beoogde plangebied van de uitbreiding zijn de mogelijkheden hiervoor beperkt door de gekozen aanleghoogte van het bestaande bedrijventerrein en ook de hoogteligging van het te ontwikkelen terrein. Het inbrengen van open water achter de omliggende dijk is daarmee geen optie want dit brengt waterhuishoudkundige problemen met zich mee voor het bestaande bedrijventerrein dat zal overstromen. Wel zet het project in op het realiseren van een laad- en loskade aan de Prinses Margrietsluis. Tevens is er sprake van een concrete behoeft aan reguliere bedrijven die zich specifiek op de uitbreiding van Lemsterhoek willen vestigen.
Omdat de in het bedrijventerreinplan opgenomen 19 hectare als 'functioneel nat' segment zijn geprogrammeerd, zijn er met de regiogemeente Súdwest-Fryslân en de provincie nadere afspraken worden gemaakt over de bedrijventerreinprogrammering met als resultaat dat de beoogde 9,7 (netto) hectare aan bedrijventerrein als 'regulier' bedrijventerrein bestemd kan worden overeenkomstig de wijzigingsbevoegdheid uit het geldende bestemmingsplan. Op grond van deze nieuwe afspraken is er tot en met 2025 ruimte voor 3 hectare netto toevoeging bedrijventerrein en tussen 2026 en 2035 ruimte voor maximaal 8 hectare netto toevoeging bedrijventerrein. De 9,7 hectare netto bedrijventerrein in het plangebied van dit wijzigingsplan past binnen deze afspraken. De resterende netto hectares bedrijventerrein die vanuit het bedrijventerreinenplan aangewend kunnen worden voor een verdere uitbreiding kunnen nog steeds in het 'functioneel nat' segment ontwikkeld worden.
Omgevingsvisie De Fryske Marren
In de in december 2022 vastgestelde Omgevingsvisie De Fryske Marren wordt van kracht wanneer de Omgevingswet in werking treedt per 1 januari 2024. In de Omgevingsvisie is aangegeven dat de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen zich concentreert bij de grote kernen Joure en Lemmer. In de kaart van de Omgevingsvisie is de uitbreiding van Lemsterhoek meegenomen als havengericht bedrijventerrein.
Figuur 3.3. Kaart Omgevingsvisie
Hiervoor is in de Omgevingsvisie het volgende opgenomen:
Huidige kenmerken en kwaliteiten
Lange termijn doelen
Opgaven
Met deze beleidsdoelen wordt bij de uitwerking van de plannen voor de uitbreiding van Lemsterhoek rekening mee gehouden, met uitzondering de watergebonden bedrijvigheid zoals hiervoor bij de paragraaf over het bedrijventerreinplan is genoemd.
Welstandsnota De Friese Meren
De gemeente heeft haar gemeentelijke welstandsbeleid opgenomen in de Welstandsnota (april 2015).
Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden die in een bepaald gebied aanwezig zijn, te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen. Door deze gebiedsgerichte aanpak wil de gemeente de belangrijke karakteristieken van de bebouwing beschermen en zorgen dat nieuwe ontwikkelingen daarop voortbouwen.
In de welstandsnota is het plangebied al opgenomen onder het welstandsgebied voor bedrijventerreinen, zoals is aangegeven op het volgende figuur.
Figuur 3.4 Fragment welstandsnota
Hier geldt een standaard welstandsgebied met een ambtelijke toetsing aan welstand. Op de bedrijventerreinen wordt veel vrijheid geboden ten aanzien van welstand. De welstandscriteria die van toepassing zijn in het plangebied, zijn opgenomen in bijlage 4. Bij bouwaanvragen moeten de initiatiefnemers voldoen aan deze eisen. Deze zijn ook voor het wijzigingsplan van toepassing.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten. In 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Voor de ontwerpwijzigingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het wijzigingsplan opgenomen. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.
Toetsing
De toekomstige activiteiten blijven onder de drempelwaarde van een plan-m.e.r.-plicht, maar er dient wel een vormvrije m.e.r.beoordeling te worden uitgevoerd. Deze is uitgevoerd en opgenomen in bijlage 5. De gemeente heeft op basis hiervan besloten dat er geen volledige m.e.r.-procedure noodzakelijk is. Zie hiervoor bijlage 6.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De afstanden zijn niet van toepassing op de op het bestaande deel van het Lemsterhoek aanwezige bedrijfswoningen.
Onderzoek
In het plangebied worden bedrijven uit ten hoogste milieucategorie 4 mogelijk gemaakt. Hierbij geldt een richtafstand van 200 meter. De dichtstbijzijnde woningen (aan de Plattedijk 53 en 65) liggen op circa 600 meter afstand waarbij er voldaan wordt aan de richtafstanden.
Hiermee wordt voldaan het daarvoor opgenomen criterium in de wijzigingsbevoegdheid (zie paragraaf 2.3) en gelden er vanuit milieuzonering geen belemmeringen voor het plangebied.
Toetsingskader
Ten aanzien van geluidshinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Het doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. in de Wgh wordt onderscheid gemaakt in geluidzones bij wegen, spoorwegen en voor industrielawaai. De Wgh onderscheidt geluidgevoelige objecten (zoals woningen) enerzijds en niet-geluidgevoelige objecten anderzijds. Indien een geluidgevoelig object in een geluidzone wordt gerealiseerd, dan dient hier (akoestisch) onderzoek naar gedaan worden.
Toetsing
Dit plan maakt geen geluidgevoelige objecten (zoals bedrijfswoningen) mogelijk waardoor er naar dit aspect geen onderzoek nodig is. Ook maakt het wijzigingsplan geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen mogelijk waardoor het vaststellen van een geluidzones voor industrie niet nodig is. De bestaande geluidzone die vanuit het bestaande deel van Lemsterhoek geldt, blijft onverkort van toepassing.
Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat geluid geen belemmering is voor het plangebied.
Toetsingskader
Het aspect water is afgewogen door middel van een watertoets. De watertoets is het proces van informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel is het waarborgen en het expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing nemen van alle waterhuishoudkundige doelstellingen. Door middel van de watertoets kunnen de initiatiefnemer en waterbeheerder, al tijdens de planontwikkeling, overeenstemming bereiken over water in het ruimtelijk plan. In de watertoets worden de waterhuishoudkundige consequenties van het ruimtelijk plan beoordeeld en geconcretiseerd in termen van "vasthouden, bergen en afvoeren" en "voorkomen, scheiden en zuiveren".
De watertoets resulteert in een waterparagraaf waarin is aangegeven met welke randvoorwaarden en uitgangspunten ten aanzien van water rekening dient te worden gehouden bij de verdere uitwerking van het plan. Het is een toelichting op het doorlopen proces en maakt de afwegingen ten aanzien van water transparant.
Wetterskip Fryslân beschikt over de Leidraad Watertoets. Doel van de Leidraad Watertoets is dat in ruimtelijke plannen alle wateraspecten worden meegenomen, waarmee wordt voldaan aan de beleidsdoelstellingen van de thema's veilig, voldoende en schoon. Daarnaast zorgt de Leidraad Watertoets voor draagvlak van het wateradvies bij de gemeenten en voor een betere samenwerking tussen gemeenten en Wetterskip Fryslân tijdens het watertoetsproces. De leidraad geeft duidelijkheid over de juridische status van het wateradvies. De leidraad bevat een overzicht van de onderwerpen die vanuit het oogpunt van water van belang zijn bij ruimtelijke plannen.
Op de leggerkaart van Wetterskip Fryslân is aangegeven waar in het plangebied waterhuishoudkundig rekening mee gehouden moet worden. Hieronder is deze weergegeven.
Figuur 4.1. Leggerkaart Wetterskip
Uit de leggerkaart blijkt dat aan de oostzijde sprake is van een (reserveringszone) voor de primaire waterkering en dat er enkele schouwsloten aanwezig zijn.
Toetsing
Waterkwantiteit
In bijlage 5.1 is aangegeven dat er circa 97.000 m2 netto uitgeefbaar terrein ontstaat en circa 4.500 m2 aan weginfrastructuur. Het bedrijventerrein is gelegen in de polder waar een compensatieplicht geldt van 10%. Dit resulteert in een compensatie van circa 10.000 m2 aan nieuw aan te leggen water. In de plannen is hiermee rekening gehouden door circa 10.600 m2 nieuw water aan te leggen aan de zuid- en westkant van het gebied.
Waterpeil
In het ontwerp is rekening gehouden met het ophogen van het maaiveld naar -0,65 m NAP. Op deze wijze ontstaat er een goede drooglegging die aansluit op het bestaande deel van Lemsterhoek.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Binnen het plangebied wordt een gescheiden rioolstelsel aangelegd waarbij het hemelwater afstroomt op het oppervlaktewater.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft invloed op de waterveiligheid in de omgeving. Aan de oostelijke ligt het Prinses Margrietkanaal en tussen het kanaal het plangebied ligt een gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk'. Binnen deze zone mogen alleen gebouwen en overkappingen worden gebouwd als vooraf positief advies is ontvangen van de dijkbeheerder. Deze vrijwaringszone is opgenomen in de juridische regeling van dit wijzigingsplan.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Voor de onderhavige uitbreiding is dan ook een ontheffing noodzakelijk. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
In het plangebied worden de bestaande watergangen in het plangebied gedempt. Langs de buitenrand van het plangebied aan de zuid- en westzijde wordt aan de achterzijde van de kavels natuurvriendelijke oevers ingericht langs de sloot die verbreed ten behoeve van watercompensatie.
Voor alle watergangen geldt dat deze vanaf gemeentelijk grondgebied bereikbaar zijn. De schouw van de hoofdwatergangen kan vanaf gemeentegrond, in elk geval enkelzijdig, worden uitgevoerd.
Water in het bestemmingsplan
In het moeder-bestemmingsplan is het oppervlaktewater planologisch geregeld in de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond'. Binnen deze bestemming is het toegestaan watergangen aan te leggen. De watercompensatie vindt buiten het plangebied van dit wijzigingsplan plaats.
Watertoets en vervolg
Conform de watertoets is het ook verplicht om voor dit wijzigingsplan een nieuw wateradvies aan te vragen bij Wetterskip Fryslân. Het project is via www.dewatertoets.nl daarom aangemeld bij Wetterskip Fryslân (aanvraagnummer 00018656). Het resultaat hiervan is in bijlage 7 opgenomen. De uitkomst van deze toets is dat de normale procedure moet worden gevolgd. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan. Het resultaat van de watertoets is verwerkt in de waterparagraaf en bij de verdere uitwerking van het project worden nadere afspraken gemaakt met Wetterskip Fryslân.
Toetsingskader
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.
Op grond van de Ontgrondingenwet kan daarnaast een ontgrondingsvergunning nodig zijn voor afgravingen. Provincie Fryslân is bevoegd gezag voor dergelijke ontgrondingen. Hierin is onder andere bepaald dat geen vergunning nodig is voor ontgrondingen die noodzakelijk zijn voor de verwerkelijking van een in een ruimtelijk plan aan de grond gegeven bestemming als in een ruimtelijk plan is aangegeven dat de diepte van de ontgronding niet meer bedraagt dan 2,00 meter beneden het maaiveld of en bij de ontgronding niet meer dan 10.000 m3 bodemmateriaal naar elders wordt afgevoerd of in depot wordt gezet.
Toetsing
Voor het wijzigingsplan is een verkennend (water)bodemonderzoek uitgevoerd, dat is opgenomen in bijlage 8. Hieruit is gebleken dat er ten aanzien van de bodem geen belemmeringen zijn voor de geplande ontwikkelingen. Vanuit het omgevingsaspect bodem zijn er dan ook geen belemmeringen voor het plangebied.
Omdat er bij dit project sprake is van een ophoging van gronden, is er geen ontgrondingsvergunning nodig.
Toetsingskader
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, wijzigingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.
Toetsing
Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd-middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.). Volgens de kaart voor de Steentijd - Bronstijd geldt dat vanaf 5.000 m2 aan bodemingrepen een archeologisch onderzoek nodig is, volgens de kaart voor de ijzertijd - middeleeuwen geldt hetzelfde advies. Omdat het plangebied groter is dan 5.000 m2 is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 9. De resultaten van het onderzoek geven geen aanleiding om in het plangebied nader onderzoek te adviseren. Ten aanzien van archeologie gelden er geen belemmeringen voor het wijzigingsplan.
Toetsingskader
Ieder ruimtelijk plan moet een analyse van cultuurhistorische waarden van het plangebied bevatten. Zover hier sprake van is, moet ook aangegeven worden hoe met de mogelijk in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Hierbij moet de historische (steden)bouwkunde en historische geografie worden meegenomen in de belangenafweging. Aangegeven moet worden welke conclusies aan de geanalyseerde waarden worden verbonden en op welke wijze deze zijn geborgd in het plan.
Toetsing
Voor het aspect cultuurhistorie is de Cultuurhistorische kaart van de provincie Fryslân geraadpleegd. In deze kaart is het plangebied niet opgenomen met een aanduiding. Binnen het plangebied zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig. Het is daarom niet noodzakelijk om nadere eisen ten aanzien van de bescherming van de bestaande cultuurhistorische waarden te stellen. Wel is in het landschappelijk inpassingplan in bijlage 2 aangegeven hoe om is gegaan met de bestaande cultuurhistorische waarden.
Vanuit cultuurhistorie gelden er geen belemmeringen voor het wijzigingsplan.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. De wetgeving maakt onderscheid tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Voor de toetsing hieraan is een ecologisch onderzoek en een stikstofonderzoek uitgevoerd.
Toetsing gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het natuurnetwerk Nederland (NNN). Uit de kaart van het Natuurbeheerplan blijkt dat in het plangebied of directe omgeving geen beschermde landschapselementen aanwezig zijn. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt circa 125 meter afstand en betreft het IJsselmeer. Dit is ter plaatse van het plangebied geen stikstofgevoelig Natura 2000-gebied. Uit het uitgevoerde ecologisch onderzoek (bijlage 10) blijkt dat het project wat betreft de gebiedsbescherming uitvoerbaar is.
In Nederland staan veel Natura 2000-gebieden onder druk door een overbelasting van stikstofdepositie. De dichtstbijzijnde stikstofgevoelige gebieden liggen op meer dan 12 kilometer afstand. Dit betreffen de gebieden Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving, Rottige Meenthe & Brandemeer en Weerribben. Om de effecten van het plangebied op deze gebieden inzichtelijk te maken, is voor de ontwikkeling een stikstofonderzoek uitgevoerd dat is opgenomen in bijlage 11. Hieruit blijkt dat er geen sprake is van een stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden als er maximaal 3,6 hectare met bedrijven uit milieucategorie 4 wordt ingevuld. De juridische regeling van het wijzigingsplan is hiermee in overeenstemming gebracht, zie hiervoor paragraaf 5.2.
Het plangebied ligt tenslotte nabij een weidevogelkansgebied. De effecten van het plangebied daarop zijn in paragraaf 3.2 beschreven.
Toetsing soortenbescherming
Voor de beoogde ontwikkeling is een quickscan flora en fauna uitgevoerd en dit onderzoek is opgenomen in bijlage 10. De quickscan geeft aan dat door de inrichting en het gevoerde beheer het plangebied het geen geschikte groeiplaats is voor beschermde plantensoorten, maar dat het wel geschikt is als functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Het plangebied wordt door beschermde diersoorten hoofdzakelijk benut als foerageergebied, maar mogelijk nestelen er vogels, bezetten amfibieën er een (winter)rust en/of voortplantingsplaats en bezetten beschermde grondgebonden zoogdieren er een vaste rust- of voortplantingsplaats. Vleermuizen bezetten geen vaste rust- of verblijfplaats in het plangebied maar gebruiken het wel als foerageergebied. Het plangebied is geen essentieel foerageergebied voor vleermuizen.
Vermoedelijk nestelen er vogels in het plangebied waarvan uitsluitend het bezette nest beschermd is, maar er nestelen ook vogels (scholekster) waarvan de nestplaats jaarrond beschermd is. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Om te voorkomen dat bezette vogelnesten negatief beïnvloed worden, dient gewerkt te worden buiten de voortplantingsperiode of dient een broedvogelscan uitgevoerd te worden zodat de aanwezigheid van een bezet vogelnesten uitgesloten kan worden. Om te voorkomen dat bezette vogelnesten negatief beïnvloed worden, dient gewerkt te worden buiten de voortplantingsperiode of dient een broedvogelscan uitgevoerd te worden zodat de aanwezigheid van een bezet vogelnesten uitgesloten kan worden.
Als gevolg van de voorgenomen activiteiten worden mogelijk beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën gedood en wordt mogelijk een vaste (winter)rust- en/of voortplantingsplaats van een beschermd grondgebonden zoogdier of amfibie beschadigd of vernield. Voor de beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën die een vaste (winter)rust en/of voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepaling ‘doden’ en `beschadigen/vernielen van vaste rust- en voorplantingsplaats’. De initiatiefnemer dient in het kader van de zorgplicht echter alles in het werk te stellen om het onnodig doden van beschermde dieren te voorkomen. Om te voorkomen dat beschermde dieren gedood worden, dient gepoogd te worden de dieren weg te jagen of om ze te vangen (om elders los te laten).
Al met al is in het onderzoek de eindconclusie opgenomen dat door de uitvoering van de voorgenomen activiteiten de betekenis van het onderzoeksgebied als foerageergebied voor verschillende voorkomende diersoorten afneemt, maar dat dit echter niet leidt tot wettelijke consequenties.
Het project is dus uitvoerbaar vanuit de Wet natuurbescherming. De aanbevelingen uit het ecologisch onderzoek worden bij de verdere uitwerking van het project opgevolgd. Daar waar mogelijkheden zijn voor natuurinclusief bouwen, wordt dit bij de verdere uitwerking van het project gedaan.
Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In voornoemde Besluiten is een verantwoordingsplicht bij een toename van het groepsrisico opgenomen.
Het aspect externe veiligheid wordt beoordeeld met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het GR is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. Voor het GR is een oriënterende waarde bepaald. Dit betreft geen harde norm, maar vormt een onderdeel bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het risico. In algemene zin geldt dat wanneer het GR onder de oriënterende waarde blijft, er sprake is van een acceptabel risiconiveau.
Toetsing
Het plangebied zelf bevat geen mogelijkheden voor risicovolle inrichtingen. Uit de professionele risicokaart (zie hierna) blijkt dat ten oosten een basisnet-binnenvaartroutes is gelegen. Het explosieaandachtsgebied van deze binnenvaartroute ligt over een deel van het plangebied heen, zoals te zien in figuur 4.2. Het plan maakt echter alleen bedrijven mogelijk die worden aangemerkt en geen (beperkt) kwetsbare objecten zoals (bedrijfs)woningen.
Figuur 4.2 Uitsnede professionele risicokaart
Het wijzigingsplan wordt naar de FUMO gestuurd voor een advies en een groepsrisicoberekening. Een volgende versie van dit wijzigingsplan gaat hierop in.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn de volgende tabel weergegeven.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | ||
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
De Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:
Toetsing
Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland voor 2021, 2025 en 2030 geldt in Lemmer een gemiddelde PM10-concentratie van minder dan 15 µg/m3. De gemiddelde NO2-concentratie bedraagt minder dan 10 µg/m3 in 2025 en 2030. De waarden liggen ver onder de grenswaarden. In de huidige situatie is dus sprake van een goede luchtkwaliteit.
Zoals beschreven in paragraaf 2.2 bedraagt de verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling 2.375 motorvoertuigen per etmaal. Hierbij wordt op basis van de CROW-kencijfers uitgegaan van een aandeel vrachtverkeer van 20%. Om de bijdrage hiervan aan de luchtkwaliteit te berekenen, is een berekening gemaakt met de zogenaamde NIBM-tool. Deze is in het volgende figuur weergegeven.
Figuur 4.3 Uitsnede NIBM-tool
Uit de NIBM-tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte NO2 in de lucht van 6,29 µg/m³ en van PM10 van 0,67 µg/m³. De toenames overschrijden de grens van 1,2 µg/m³. Omdat uit de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland blijkt dat de achtergrondconcentraties van beide stoffen in de nabijheid van het plangebied laag zijn, blijft ondanks deze toename, de concentratie NO2 en PM10 ruim onder de grenswaarden. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor dit wijzigingsplan.
Toetsingskader
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
Toetsing
In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. in een deel van het plangebied ligt een vrijwaringszone van een dijk. Bij uitvoer van het plan wordt rekening gehouden met deze vrijwaringszone en in het wijzigingsplan is hiervoor een regeling opgenomen.
Verbeelding
Dit wijzigingsplan gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het moeder-bestemmingsplan Lemsterhoek. Op de verbeelding zijn twee bestemmingen opgenomen: 'Bedrijventerrein' en 'Verkeer'. Deze bestemmingen zijn in de volgende paragraaf 5.3 beschreven.
Regels
De regels van het moeder-bestemmingsplan Lemsterhoek zijn van overeenkomstige toepassing op dit wijzigingsplan. Alleen waar dit plan afwijkt van het moeder-bestemmingsplan is dit opgenomen in de regels, waar mogelijk wordt verwezen naar de regels van Lemsterhoek.
Bedrijventerrein
Uitgangspunt
Het deel van het plangebied dat mogelijkheden biedt voor de realisatie van bedrijven is onder de bestemming 'Bedrijventerrein' gebracht. Het bieden van deze mogelijkheid die inhoudelijk is afgestemd op de eerdere fase van Lemsterhoek is het belangrijkste uitgangspunt. Dit houdt in dat er bedrijven tot en met milieucategorie 4 mogelijk zijn en dat de realisatie van bedrijfswoningen is uitgesloten. In de bestemming is daarnaast de realisatie van groen en wegen mogelijk.
Bestemmingsbeschrijving
De gebouwen en overkappingen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd. De bouwvlakken volgen het principe van de het bestaande bedrijventerrein Lemsterhoek en volgen de landschapskenmerken. Hierbinnen mogen overeenkomstig de Lemsterhoek gebouwen en overkappingen 10 meter hoog worden gebouwd tot een bebouwingspercentage van 75%. Onder voorwaarden kan door middel van een afwijkingsmogelijkheid hoger (tot maximaal 20 meter) en/of tot een hoger bebouwingspercentage worden gebouwd.
Er zijn geen bedrijfswoningen en/of geluidzoneringsplichtige inrichtingen toegestaan. In de bedrijvenlijst van de regels is aangegeven welke bedrijven zijn toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven milieucategorieën. In verband met de resultaten van het stikstofonderzoek (zie paragraaf 4.8) zijn er maximaal 3,6 hectare aan bedrijven uit categorie 4 toegestaan. Een (verdere) vestiging van dergelijke bedrijvigheid is alleen mogelijk als aangetoond wordt dat er geen negatieve effecten ontstaan op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Voor bedrijven die niet zijn opgenomen in deze lijst, of bedrijven uit een hogere categorie is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om ze (onder voorwaarden) toe te staan. Ook zijn er afwijkingsmogelijkheden opgenomen om gebouwen en/of overkappingen buiten het bouwvlak te bouwen. Uitgezonderd productiegebonden detailhandel en kantoorgelegenheid bij de bedrijven zijn er geen mogelijkheden voor (zelfstandige) detailhandel en kantoren. De voorwaarden van de afwijkingsmogelijkheden zijn afgestemd op de eerdere fase van Lemsterhoek.
Verkeer
Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving
De beoogde hoofdontsluitingswegen in het plangebied zijn onder de bestemming 'Verkeer' gebracht. Ook bermen, sloten, begeleidende groenstroken, parkeerplaatsen en dergelijke zijn in deze bestemming meegenomen. Het vastleggen van deze hoofdontsluitingsstructuur die aansluit bij op de wegenstructuur van de eerdere fase van Lemsterhoek is hierbij het belangrijkste uitgangspunt. Daarnaast zijn in de bestemming ook andere functies opgenomen ter ondersteuning van de openbare ruimte. Er zijn geen gebouwen en overkappingen toegestaan.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Participatie
Voor de participatie is met name de directe omgeving van het bestaande deel van Lemsterhoek van belang. Tijdens een inloopavond op 27 juni 2023 zijn de plannen aan de omgeving gepresenteerd. Alle aanwezigen (circa 20 mensen) waren positief over de gepresenteerde plannen. Het merendeel van de aanwezigen heeft ook belangstelling voor een kavel voor het uitbreiden van de huidige bedrijfsactiviteiten. Op basis van ingevulde evaluatieformulieren blijkt dat er een directe belangstelling bestaat voor 5,1 hectare aan bedrijfskavels met een grootte variërend van 2.000 m2 en 20.000 m2. Een ieder kan ook alle ontwikkelingen in het plangebied lezen op een speciale projectwebsite: www.poortvanlemmer.nl. De omgeving wordt ook bij de verdere uitwerking van het project betrokken en geïnformeerd.
Vooroverleg en zienswijzen
Het wijzigingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wro. Voorafgaand heeft vooroverleg plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot de volgende vooroverlegreacties van provincie Fryslân en Brandweer Fryslân. Deze zijn in bijlage 12 opgenomen en hierna samengevat en beantwoord:
Provincie Fryslân:
Ten aanzien van de uitbreiding van het bedrijventerrein merkt de provincie op dat er wat betreft oppervlakte en invulling van bedrijfstypen nog niet sprake is van een bedrijventerreinenplan, dat de schriftelijke instemming heeft van Gedeputeerde Staten heeft. Ambtelijk is hierover wel contact geweest, waarbij door de gemeente is aangegeven om capaciteit van Joure over te hevelen naar Lemmer. De provincie neemt daar kennis van en adviseert deze wijziging af te stemmen met de gemeente Súdwest Fryslân en daarna een aanpassing van de afspraken aan hen voor te leggen. De provincie merkt hierbij tenslotte op dat de optie voor het realiseren van een nat bedrijventerrein bij Lemmer open moet blijven.
Reactie gemeente:
De beoogde wijziging in de bedrijventerreinenafspraken zijn zowel ambtelijk en bestuurlijk afgestemd met gemeente Súdwest Fryslân en provincie Fryslân, maar moeten nog schriftelijke geformaliseerd worden door Gedeputeerde Staten. Dit zal voor de vaststelling van het wijzigingsplan gereed zijn en hiervan zal in de volgende versie van het wijzigingsplan mogelijk worden gemaakt. Op grond van deze nieuwe afspraken is er tot en met 2025 ruimte voor 3 hectare netto toevoeging bedrijventerrein en tussen 2026 en 2035 ruimte voor maximaal 8 hectare netto toevoeging bedrijventerrein. De 9,7 hectare netto bedrijventerrein in het plangebied van dit wijzigingsplan past binnen deze afspraken. Op basis van het resterende, buiten het plangebied gelegen deel, van de wijzigingsbevoegdheid blijft er nog grond over om in de toekomst als al dan niet nat bedrijventerrein te ontwikkelen.
De provincie neemt er nota van dat archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd en later aan het plan wordt toegevoegd.
Reactie gemeente:
Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd en in het wijzigingsplan verwerkt, zoals is aangegeven in paragraaf 4.6.
De provincie constateert dat de aeriusberekening uitgevoerd op basis van de versie van juni 2023 en adviseert om de berekening volgens de laatste release van de calculator te herhalen en de uitkomsten voor te leggen aan het team Groene Regelgeving.
Reactie gemeente:
Het stikstofonderzoek is aan de nieuwste release van de calculator aangepast en in het wijzigingsplan verwerkt. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 11 en wordt aan het team Groene Regelgeving toegezonden.
Brandweer Fryslân:
In de overlegreactie van Brandweer Fryslân wordt het volgende geadviseerd:
Naar aanleiding van dit advies is aanvullend advies aangevraagd bij de FUMO. Dit advies wordt in de volgende versie van dit wijzigingsplan verwerkt.
Bij de verdere uitwerking van het project zal dit worden gecommuniceerd met de toekomstige eigenaren. Het wijzigingsplan kan hier niets over regelen.
In het wijzigingsplan kan hier niets over worden geregeld omdat dit project nog op basis
van de Wet ruimtelijke ordening juridisch-planologisch wordt geregeld.
Ook dit aspect wordt bij de verdere uitwerking van het project gecommuniceerd met de toekomstige eigenaren.
Vaststelling
Het wijzigingsplan wordt vervolgens vastgesteld door Burgemeester en Wethouders. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het wijzigingsplan wordt vervolgens nog een keer voor zes weken ter inzage gelegd. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële uitvoerbaarheid
De economische uitvoerbaarheid wordt bepaald door de financiële haalbaarheid van het plan (de planexploitatie) en de grondexploitatie en het daarmee samenhangende kostenverhaal. De kosten voor de ontwikkeling van het gebied die de ontwikkelaar maakt worden teruggewonnen uit de uitgifte van de kavels. De ontwikkeling is een beantwoording van de geprogrammeerde en concrete vraag naar ontwikkelingsruimte voor bedrijven uit de regio. Het kosten/baten-verhaal is onderzocht. De gronden worden tegen marktconforme prijzen aangeboden. Het plan wordt daarmee financieel haalbaar geacht.
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, woningbouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
Tussen de ontwikkelaar en de gemeente worden afspraken gemaakt over de verdeling van de kosten in de vorm van een anterieure overeenkomst die voor de vaststelling van het wijzigingsplan worden afgesloten. Het vaststellen van een exploitatieplan is daarom niet noodzakelijk.