direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Stella Nova III
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1930.BPStellaNova3-3001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Gemeente Nissewaard en Maasdelta Groep hebben beiden de intentie uitgesproken om gezamenlijk de wijk Sterrenkwartier Hoog te herstructureren omdat de huidige woningen niet meer voldoen aan de eisen van deze tijd. De komende jaren wordt een groot aantal woningen gesloopt. Daarvoor in de plaats komen nieuwbouwwoningen - zowel appartementen als grondgebonden woningen met een mix van huur en koop - terug. De sloop- en nieuwbouw in Sterrenkwartier Hoog vindt plaats in vier fases. Voor fase 1 en 2 is de ruimtelijke procedure doorlopen waarbij het bestemmingsplan is vastgesteld en de start van de bouw van fase 1 is begonnen. Onderhavig initiatief betreft fase 3 van deze herstructureringsopgave: 'Stella Nova III' genaamd. Hierbij worden 229 woningen gesloopt, om plaats te maken voor 137 nieuwe woningen.

Het initiatief is niet passend binnen de vigerende bestemmingsregeling ter plaatse. Om de realisatie van het plan planologisch-juridisch mogelijk te maken, is gekozen voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan. In het voorliggende bestemmingsplan wordt de beoogde herontwikkeling gemotiveerd en planologisch mogelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPStellaNova3-3001_0001.jpg"

Afbeelding bouwblokken Sterrenkwartier, blauwe blokken betreffen fase 1, gele blokken betreffen fase 2 en rode blokken betreffen fase 3 waarop onderhavig bestemmingsplan betrekking heeft

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt ter hoogte van de Poolsterstraat en Grote Beerstraat in de wijk Sterrenkwartier, gemeente Nissewaard (kadastraal bekend gemeente Spijkenisse, sectie D, nummers 8655, 8656 8657, 8658, 8659, 8660, deels 9363 en 9365).

Het plangebied grenst aan de:

  • Zuidzijde aan de Planetenlaan;
  • Noordzijde aan een bestaande watergang;
  • Westzijde aan de weegschaal / de parkeerplaats bij het winkelcentrum Sterrenhof;
  • Oostzijde aan de Grote Beerstraat.

Onderstaande afbeeldingen geven de ligging en begrenzing van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPStellaNova3-3001_0002.jpg"

Afbeelding ligging en begrenzing plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPStellaNova3-3001_0003.jpg"

Afbeelding ligging plangebied in Spijkenisse

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het plangebied ligt binnen het vigerende bestemmingsplan 'De Hoek-Sterrenkwartier 2009', vastgesteld op 1 september 2010 door de toenmalige gemeente Spijkenisse en onherroepelijk geworden op 21 oktober 2010. Het plangebied is in dit plan bestemd voor 'Groen', 'Maatschappelijk', 'Tuin', 'Verkeer -2' en 'Wonen -1'. Ook is voor een deel van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie -2' van kracht. Binnen de bestemming 'Wonen -1' zijn bouwvlakken opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPStellaNova3-3001_0004.jpg"

Afbeelding Vigerend bestemmingsplan

Het planvoornemen voorziet in een herontwikkeling van de gronden. De nieuwe positie van de woningen, de bijbehorende verkeersstructuur , de indeling van het openbaar gebied passen niet geheel binnen de mogelijkheden van het vigerend bestemmingsplan. Om het voorgenomen plan juridisch-planologisch mogelijk te maken dient het geldende bestemmingsplan gedeeltelijk herzien te worden ex artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 komt de planbeschrijving aan bod. In dit hoofdstuk wordt de bestaande en toekomstige situatie van het gebied toegelicht. De toekomstige situatie betreft het mogelijk maken van de verschillende functies. Volgend op dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 3 het beleidskader geschetst waarin het relevante beleid voor het planvoornemen uiteen wordt gezet. In hoofdstuk 4 worden de onderzoeken naar verscheidene omgevingsaspecten toegelicht. In de hoofdstukken 5 tot en met 7 komen achtereenvolgens de juridische planopzet, de maatschappelijke uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid aan bod.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied ligt in de wijk Sterrenkwartier, in de kern Spijkenisse. In de jaren ’60 is deze wijk gebouwd. In vele opzichten een typische jaren '60 wijk met onder andere veel hoogbouw aan de rand van de wijk.

In het plangebied bevindt zich een viertal naoorlogse appartementencomplexen (jaren '60). Dit zijn vrijstaande blokken gelegen in een groene omgeving. In het bestemmingsplan bevindt zich midden tussen de appartementencomplexen een maatschappelijke voorziening. Deze voorzienig is in 2015 gesloopt en is in de huidige situatie een grasveld tussen de bebouwing. De noordzijde van het plangebied aan het water bestaat uit gras met bomen.

Aan de Poolsterstraat en de Grote Beerstraat zijn twee grote parkeerterreinen. Onder 2 appartementencomplexen zijn garageboxen gesitueerd.

Het plangebied wordt ontsloten vanaf de Poolsterstraat en de Grote Beerstraat vanaf de Planetenlaan.

De woningen in het plangebied zijn verouderd en voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd. Ook is de leefbaarheid op de locatie en in de directe omgeving door de jaren heen verslechterd. Onderstaande afbeeldingen geven een impressie van de huidige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPStellaNova3-3001_0005.jpg"

Afbeelding aanzicht plangebied huidige situatie voormalige locatie van de maatschappelijke voorziening vanaf de Grote Beerstraat

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPStellaNova3-3001_0006.jpg"

Afbeelding aanzicht plangebied huidige situatie, parkeerterrein.

2.2 Toekomstige situatie

De hoogbouw in de wijk Sterrenkwartier is inmiddels verouderd en de vraag van de markt is veranderd, daarom wordt een deel van de hoogbouw in het Sterrenkwartier herontwikkeld tot een mix van moderne appartementen en grondgebonden woningen. Daartoe worden de bestaande woningen gesloopt en worden nieuwe woningen gerealiseerd. Deze herontwikkeling gebeurt in fases. In deze fase worden 229 woningen gesloopt. Daarvoor in de plaats komen 137 nieuwe woningen.

Door Steenhuis Bukman Architecten is een verkaveling gemaakt voor deze locatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPStellaNova3-3001_0007.jpg"

Afbeelding beoogde verkaveling Stella Nova fase III

2.2.1 Groene lijnen

In het ontwerpplan heeft het binnengebied veel aandacht gekregen. Deze grote groene centrale ruimte vormt de hart van het buurtje. Daarnaast komt groen op verschillende manieren terug in het plan. Zo wordt de erfafscheiding aan de voorgevels gevormd door lange beukenhagen. Tussen de verschillende parkeerclusters worden bomen geplaatst. Op de hoeken van de bouwblokken gaat het groen van de voorzijde over in een meer stedelijk karakter, vormgegeven met standaard erfafscheidingen in hoogwaardig materiaal. Dit zorgt voor een goede balans tussen steen en groen. Het groene binnengebied dient een veilige plek te worden waar kinderen kunnen spelen en andere bewoners elkaar kunnen ontmoeten.

Daarnaast streeft de gemeente Nissewaard ernaar om de oevers van de watergang aan de noordzijde van het plangebied vrij te houden van bouwwerken. Nissewaard moet zich beter gaan verhouden ten opzichte van het landschap en de potentie benutten om een aantrekkelijke woonomgeving te creëren die aantrekkingskracht uitoefent op rest van de regio. Hierbij zijn de groene aders, waaronder de watergangen, een belangrijk element om te waarborgen. De gronden aan oevers van de watergang aan de noordzijde van het plangebied dienen uit planologisch oogpunt dan ook niet bebouwd te worden met allerlei bouwwerken. Om die reden zijn bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde uitgesloten in de bouwregels in een 4 meter brede zone vanaf de oever. Voor deze zone is de aanduiding 'openheid' opgenomen.

2.2.2 Programma

Het programma van fase III bestaat de realisatie van 8 woonblokken/stroken waarin een variëteit aan woningen wordt gerealiseerd. Het programma bestaat uit appartementen, beneden en bovenwoningen (bebo) en grondgebonden woningen in de vorm van rijwoningen en twee- en driekappers. Er zijn zowel koop als huurwoningen opgenomen in het programma. De grondgebonden woningen variëren in omvang en kapvorm. In totaal worden 137 woningen gerealiseerd. In de volgende tabel is onderscheid gemaakt in het type, aantal en oppervlakte van de woningen.

Categorie huur   Aantal   Gemiddeld gebruiksoppervlak (m2)   Prijscategorie  
Appartementen   36   60-75m2   goedkoop  
Appartementen   27   85-90m2   middelduur  
Bebo   21   idem fase 1   goedkoop  
Eengezinswoningen   16   Beukmaat 4,5 m   goedkoop  
Eengezinswoningen   15   Beukmaat 4,8 m of 5,4 m   middelduur  
totaal huur   115   84%    
Categorie Koop   Aantal   Gemiddeld gebruiksoppervlak (m2)   Prijscategorie  
Eengezinswoningen   14   Twee kapper 6 m   duur  
Eengezinswoningen   8   Beukmaat 4,5 m   goedkoop  
Totaal koop   22   16%    

2.2.3 Verkeer en parkeren

Om het groene karakter van het plan te waarborgen, worden parkeerplaatsen waar mogelijk omzoomd door groene hagen en afgewisseld met bomen. De parkwoningen aan de waterkant krijgen minimaal één parkeerplaats in de ruime voortuin op eigen terrein. Er wordt voorzien in genoeg parkeerplaatsen volgens de te hanteren parkeernormen. Dit wordt nader beschreven paragraaf 4.2

De locatie is ontsloten aan de Planetenlaan direct via de Poolsterstraat en Grote Beerstraat, waaraan ook een groot gedeelte van de parkeerplaatsen liggen. Er wordt gebruik gemaakt van de reeds bestaande ontsluitingsstructuur.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie

Het Rijk heeft op 11 september 2020 de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.

Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal. Deze visie is ontwikkeld in nauwe samenwerking met provincies, gemeenten, waterschappen, maatschappelijke instellingen en burgers.

Tot 2025 zullen er nog circa 500.000 huishoudens bijkomen die allemaal een plek moeten krijgen. De trek naar de stad zal de komende decennia aanhouden, waar dus een groot deel van de vraag plaatsvindt. Dat betekent dat de huidige steden moeten verdichten. Het Rijk wil iedereen de mogelijkheid bieden om betaalbaar in de stad te wonen, zonder dat dit de kwaliteit, leefbaarheid en identiteit van onze steden wezenlijk aantast.

Natuurlijk geldt deze uitdaging niet alleen voor de grote steden. Een groot deel van de woningvraag komt de komende periode van ouderen en jonge gezinnen, die soms voorkeur hebben voor een (grondgebonden) woning in een middelgrote of kleine gemeente. Ook daar zal een deel van de woningbehoefte moeten worden gerealiseerd, en ook daar geldt dat dit niet ten koste mag gaan van de kwaliteit van de leefomgeving. Met nieuwe stedenbouwkundige concepten kunnen er woonmilieus gecreëerd worden die prettiger zijn om in te leven dan nu, ook al wonen er meer mensen. Er is genoeg ruimte voor dergelijke nieuwe stedelijke gebieden, bijvoorbeeld rondom mobiliteitsknooppunten en aan de randen van de bestaande bebouwde omgeving, waar wonen, werk en voorzieningen samenkomen.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden. In het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van onderwerpen van nationaal belang, zoals Rijksvaarwegen, kustfundament, de Waddenzee, buisleidingen van nationaal belang, de Ecologische hoofdstructuur en erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Het plangebied ligt niet binnen een in het Barro aangewezen gebied.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking';
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het voorliggende bestemmingsplan maakt de sloop van 229 woningen en de bouw van 137 nieuwbouwwoningen mogelijk. Het planvoornemen gaat gepaard met het verminderen van het aantal woningen en is om die reden niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Bovendien ligt het plangebied binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Derhalve is een nadere onderbouwing aan de ladder voor duurzame verstedelijking niet vereist.

3.2 Provinciaal beleid

Het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland omvat al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. Het beleid bestaat uit twee kaderstellende instrumenten: de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening.
Daarnaast zijn operationele doelstellingen opgenomen in het Omgevingsbeleid. Hiermee wordt inzicht verschaft in hoe de provincie invulling geeft aan de realisatie van haar beleid. Deze operationele doelstellingen maken onderdeel uit van verschillende uitvoeringsprogramma's en - plannen, zoals het programma Ruimte.

3.2.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland

De Omgevingsvisie bestaat uit vier onderdelen:

1. Ruimtelijke hoofdstructuur

  • De ruimtelijke hoofdstructuur toont de essentie en de samenhang van verschillende ruimtelijke beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie. Het integrale kaartbeeld van de ruimtelijke hoofdstructuur is opgebouwd uit de volgende kaartbeelden:
      • a. het dagelijks stedelijk systeem, dat bestaat uit de stedelijke agglomeratie en de daarmee via hov (hoogwaardig openbaar vervoer) verbonden regiokernen;
      • b. de hoogstedelijke zone tussen Leiden en Dordrecht;
      • c. het logistiek-industriële systeem van mainport, greenports langs vaarwegen en zware infrastructuur;
      • d. de samenhang van grote landschappelijke eenheden met de stedelijke agglomeratie;
      • e. de groene ruimte en de groenblauwe structuur;
      • f. het bodem- en watersysteem;
      • g. energie.

In aanvulling hierop toont de ruimtelijke hoofdstructuur van de ondergrond indicatief de ruimtelijke situatie van de ondergrond.

2. Ambities en sturing

De provincie wil meer vertrouwen geven aan maatschappelijke initiatieven. De provincie werkt daarom vanuit een aantal sturingsprincipes: opgavegericht, provinciaal belang en maatwerk.

De provincie heeft zes richtinggevende ambities in de fysieke leefomgeving. Deze ambities zijn geworteld in de historie, ligging en economische structuur van Zuid-Holland en zijn gekoppeld aan de strategische uitdagingen waar de regio voor staat. De provincie heeft de volgende ambities:

  • 1. naar een klimaatbestendige delta;
  • 2. naar een nieuwe economie: the next level;
  • 3. naar een levendig meerkernige metropool;
  • 4. energievernieuwing;
  • 5. best bereikbare provincie;
  • 6. gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.

3. Omgevingskwaliteit

Onder 'omgevingskwaliteit' wordt verstaan: het geheel aan kwaliteiten die de waarde van de fysieke leefomgeving bepalen. De volgende onderdelen vormen de basis van de omgevingskwaliteit:

  • een beschrijving van de unieke kwaliteiten van Zuid-Holland: de drie deltalandschappen, de Zuid-Hollandse steden en de strategische ligging in internationale netwerken;
  • een beschrijving van de bestaande omgevingskwaliteit op basis van de leefomgevingstoets, met aandacht voor aspecten van milieukwaliteit. Hiertoe implementeert de provincie de beleidscyclus en monitor Omgevingskwaliteit;
  • een nadere uitwerking van het provinciale beleid voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit, op basis van de 'kwaliteitskaart' en de 'richtpunten ruimtelijke kwaliteit'.

4. Beleidskeuzes

De provincie heeft in de Omgevingsvisie een overzicht gemaakt van samenhangende beleidskeuzes (zie Omgevingsvisie Zuid Holland).

Planspecifiek

1. Ruimtelijke hoofdstructuur

De ruimtelijke hoofdstructuur is voor het beoogde initiatief niet specifiek van belang gezien de aard en omvang van het initiatief.

2. Ambities en sturing

De beoogde ontwikkeling geeft invulling aan de ambitie 'gezonde en aantrekkelijke leefomgeving'. De provincie wil de stap maken naar een gezonde, sociale en duurzame samenleven. Om een vitale samenleving te realiseren is meer nodig dan woningbouw alleen. Met de beoogde ontwikkeling wordt er een kwaliteitsimpuls gegeven aan het leef- en vestigingsklimaat. Dit wordt gedaan door de realisatie van het groene binnengebied, er wordt een veilige en groene omgeving gecreëerd en een aantrekkelijke plek voor ontmoeting. Daarnaast wordt er met het gevarieerde woningbouwprogramma bijgedragen aan een evenwichtige woningvoorraad.

De rest van de ambities van de provincie zijn niet specifiek van toepassing voor het beoogde initiatief, maar vormen tevens geen belemmering voor de herontwikkeling.

3. Omgevingskwaliteit

Voor de beoogde ontwikkeling is de omgevingskwaliteit van belang. Hiervoor worden de relevante kaartlagen van de kwaliteitskaart en de bijbehorende richtpunten nader omschreven.

Laag van de ondergrond

Het plangebied bevindt zich in een rivierdeltacomplex. De gronden in het deltacomplex bestaan overwegend uit kleigronden. Dit zijn voedselrijke, draagkrachtige gronden. Ontwikkelingen dienen bij te dragen aan behoud van ruimte voor dynamische natuurlijke processen en zoet-zoutovergangen in de Deltawateren en natuurlijke buitendijkse gebieden.

Gezien de ligging van het plangebied in stedelijk gebied is het rivierdeltacomplex niet van groot belang. In het plangebied bevinden zich verder geen watergangen waar rekening mee gehouden dient te worden.

Laag van de stedelijke occupatie

Het plangebied ligt binnen het gebied dat is aangewezen voor 'Steden en dorpen'. Een brede waaier aan woon- en werkmilieus is een belangrijke voorwaarde voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Als herstructurering, transformatie of verdichting plaatsvindt binnen de stad, dan draagt dit bij aan de versterking van de ruimtelijke karakteristiek. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt gebruik gemaakt van de groen- en waterstructuur als onderdeel van het stads- en dorpsontwerp. De hoogstedelijke centrumgebieden kennen een hoge bereikbaarheid en sterke identiteit.

Het planvoornemen betreft de herstructurering van een bestaande woonlocatie. Deze ontwikkeling draagt bij aan versterking van het stedelijk groen en bouwt voort op de bestaande identiteit en het stedenbouwkundig patroon blijft behouden.

4. Beleidskeuzes

De ontwikkeling sluit aan bij de beleidskeuze: Behoud en versterking ruimtelijke kwaliteit. Het ruimtelijke kwaliteitsbeleid bestaat uit de voorgenoemde lagen van de kwaliteitskaart. Daarnaast zijn er gebiedsprofielen opgesteld, gezamenlijk met decentrale overheden en andere partijen in de regio. De gebiedsprofielen hebben de status van handreiking, maar nadrukkelijk niet de status van toetsingskader.

Het plangebied valt binnen het gebiedsprofiel 'Voorne Putten'. Voor elk gebiedsprofiel zijn meerdere kaarten beschikbaar. Hieronder worden alleen de voor het plangebied relevante kaarten besproken die een aanvulling vormen op de reeds genoemde aspecten van de kwaliteitskaart:

Stedelijk gebied met hoogwaardig OV

De metro loopt centraal door het stedelijk gebied van Spijkenisse waardoor veel gebied binnen de invloedsfeer van dit hoogwaardig openbaar vervoer ligt. Ambitie voor dit gebied is om het zwaartepunt van de verstedelijking in stad en dorp binnen de invloedsfeer van het hoogwaardig openbaar vervoer te realiseren. Daarnaast is er de ambitie om een duidelijke aansluiting van routes tussen de haltes en het omringende landschap te behouden en te versterken.

Met het beoogde woningbouwproject binnen de invloedsfeer is de ontwikkeling goed verbonden met het hoogwaardig openbaar vervoer. Tevens wordt de aansluiting op dit netwerk behouden doordat de bestaande infrastructuur niet gewijzigd wordt. Er worden enkel aanpassingen gedaan in het plangebied.

Kwaliteit van stads- en dorpsrand

Spijkenisse heeft een herkenbaar historisch centrum, maar is in de loop van de tijd uitgegroeid tot de exponent van de grote stad Rotterdam. De openbaar vervoerverbinding, moderne hoogbouw en stedelijke uitbreidingen getuigen hiervan. De ambities voor de stad zijn het versterken van de relatie tussen de steden en het water en de dorpse geschiedenis verenigen met stedelijke ambities.

Met de beoogde ontwikkeling hebben de woningen in de noordzijde van het plangebied een nadrukkelijke connectie met het water. Doordat de tuinen van de woningen grenzen aan de watergang wordt de beleving van het water versterkt.

Conclusie

Voor de beoogde ontwikkeling zijn er geen belemmeringen vanuit de Omgevingsvisie. De ruimtelijke kwaliteit wordt niet aangetast en er wordt aangesloten bij de gebiedsprofielen. De beoogde herontwikkeling past binnen de Omgevingsvisie, en is in lijn met de provinciale ambities.

3.2.2 Omgevingsverordening Zuid-Holland

In de Omgevingsverordening stelt de provincie regels aan ruimtelijke ontwikkelingen. De Omgevingsverordening draagt bij aan het realiseren van het provinciaal ruimtelijke beleid zoals dat benoemd is in de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening omvat in aanvulling op de Omgevingsvisie toetsbare criteria waaraan planvorming moet voldoen.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In artikel 6.10 lid 1 van de Omgevingsverordening is opgenomen dat 'een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

De toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;

Indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van locaties die zijn opgenomen in het Programma ruimte.'

Bij het voorgenomen plan is in toelichting subparagraaf 3.1.3 ingegaan op de ladder voor duurzame verstedelijking. Sub b is niet van toepassing, omdat de ontwikkeling binnen het bestaand stads- en dorpsgebied is voorzien. Daarmee wordt er voldaan aan artikel 6.10 van de Omgevingsverordening.

Ruimtelijke kwaliteit

In artikel 6.9 lid 5 van de Omgevingsverordening is opgenomen dat een bestemmingsplan, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit, kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling:

  • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit, waardoor de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft. In dit geval is er sprake van inpassen;
  • b. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar veroorzaakt wijziging op structuurniveau. Een dergelijke ontwikkeling wordt alleen toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is er sprake van aanpassen;
  • c. de ruimtelijke ontwikkeling past niet binnen de bestaande gebiedsidentiteit. Een dergelijke ontwikkeling wordt uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door een integraal ontwerp. Daarin wordt behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd en wordt ook rekening gehouden met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is er sprake van transformeren.

Ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit is met dit plan sprake van een vorm van inpassen (sub a), omdat de ontwikkeling past bij de aard en de schaal van het gebied (bestaand woongebied in Spijkenisse). In de huidige situatie is reeds sprake van 229 woningen in het plangebied. Met de beoogde ontwikkeling worden de woningen geherstructureerd en in aantal verminderd (137 woningen), waarmee de ontwikkeling niet wordt aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling. Met de stedenbouwkundige invulling van de beoogde nieuwbouw is zoveel mogelijk rekening gehouden met de bestaande gebiedsidentiteit. De relevante richtpunten van de kwaliteitskaart en gebiedsprofielen zijn in toelichting paragraaf 3.2.1 toegelicht. Hieruit blijkt dat het beoogde plan aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart en gebiedsprofielen voldoet. Daarnaast zorgt het planvoornemen voor een kwaliteitsverbetering ter plaatse omdat de verouderde woonbebouwing wordt vervangen door kwalitatief hoogwaardigere woningen.

Conclusie

Gezien het voorgaande wordt geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn voor het voorgenomen plan vanuit de Omgevingsverordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie

Op 13 mei 2009 heeft het gemeentebestuur (toen nog gemeente Spijkenisse) de gemeentelijke structuurvisie voor de periode 2010-2020 vastgesteld.

De Structuurvisie geeft de ruimtelijke en functionele ontwikkeling in Spijkenisse op hoofdlijnen weer. De visie is het uitgangspunt voor de politieke agenda. Geen dichtgetimmerd eindplan, maar het vertrekpunt van de gemeente voor gesprekken met hogere overheden, marktpartijen en partners om ontwikkelingen en investeringen in de stad te initiëren. In de visie zijn de volgende kernkwaliteiten geformuleerd;

  • 1. Ligging aan de rand van de Randstad tussen stad en strand
  • 2. Stadsranden en stadsentrees
  • 3. Verbindende elementen
  • 4. Wonen in Spijkenisse
  • 5. Kwalitatief hoogwaardig stadscentrum
  • 6. Sociaal-culturele kwaliteiten

De Structuurvisie biedt negen punten voor de politieke agenda van het gemeentebestuur van Spijkenisse: ideeën voor verbeteringen in negen gebieden. Het plangebied is niet gelegen in één van deze negen gebieden.

In de visie is geen specifiek beleid ten aanzien van de nieuwbouw van woningen opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPStellaNova3-3001_0008.jpg"

Afbeelding uitsnede gemeentelijke structuurvisie (plangebied is rood omcirkelt)

3.3.2 Visiedocument Nissewaard naar 2040

De gemeenteraad heeft op 6 december 2017 het visiedocument (ontwikkelperspectief voormalige groeikern Spijkenisse) vastgesteld. In het visiedocument zijn de kansen geduid die kunnen bijdragen aan de toekomstbestendigheid van Nissewaard. Vier principes vormen de basis voor een verrassend, veelzijdig, veerkrachtig, vitaal en verbindend Nissewaard in 2040: bouw meer verschillende woningtypes in Nissewaard, verbeter de bereikbaarheid, zorg voor meer en gevarieerder werkgelegenheid en realiseer meer groen.

Het plan Stella Nova fase III draag tezamen met de andere herontwikkelingsplannen voor de wijk Sterrenkwartier bij aan de realisatie van verschillende woningtypes en meer groen in deze wijk. Het plan draagt derhalve bij aan de uitvoering van het visiedocument.

3.3.3 Wonen

In september 2020 is de woonvisie 'Nissewaard, een plek voor iedereen!' vastgesteld. In deze visie zijn onder meer de gemeentelijke woning ambities beschreven. De gemeente zet in op een duurzaam en solidair leefklimaat. Het doel van de nieuwe Woonvisie is dat het voor iedereen goed wonen is in de gemeente en de woonwensen en woningbehoefte van al onze huidige en toekomstige inwoners zoveel mogelijk binnen onze gemeentegrenzen mogelijk te maken.

De gemeente Nissewaard zal in de komende jaren gaan groeien en, Omdat nieuwbouw maar een beperkte voorraadverandering teweeg brengt, is de kwaliteit van de bestaande voorraad steeds bepalender voor de totale woonkwaliteit van Nissewaard. Van belang is dat de woningvoorraad toekomstbestendig is, woningen worden verduurzaamd, levensloopbestendig worden gemaakt en dat de woningvoorraad wordt gediversifieerd.

Verder wordt er ingezet op de betaalbaarheid en beschikbaarheid van woningen door de doorstroming op gang te brengen, ook met duurdere woningen. Het aantal ouderen zal de komende jaren blijven groeien. Doorstroming van ouderen die nu een grondgebonden (koop of huur) woning bewonen naar aantrekkelijke nultredenwoningen (gestapeld in de vorm van appartementen of grondgebonden in de vorm van patiowoningen) kan helpen bij het vrijkomen van woningen voor starters. Het toevoegen van geschikte, aantrekkelijke woningen voor ouderen aan de bestaande voorraad, brengt verhuisketens op gang. Naarmate deze verhuisketens in Nissewaard op gang komen, kunnen inwoners beter in hun huisvestingswensen en -eisen voorzien.

Woningbouw is nodig om te voorzien in de vraag. Complementair bouwen, ook in het duurdere segment, draagt bij aan een gezonde mix in de voorraad en bevolking en maakt zowel Spijkenisse als de omliggende kernen schokbestendiger. Daarnaast staat Nissewaard open voor vernieuwende woonconcepten. Collectief particulier opdrachtgeverschap krijgt een kans om inwoners zelf zeggenschap te geven over hun nieuwe woning en woonomgeving. Deze woonvormen kunnen zowel in de bestaande voorraad worden ingepast, als in toekomstige nieuwbouw.

Bij het ontwikkelen van woningen gaat het echter niet alleen om de woningen zelf. Minstens zo belangrijk zijn voorzieningen en de omgeving waarbinnen de woningen gerealiseerd worden. Wonen, zorg en welzijn wordt hierdoor als samenhangende thema’s gezien. Bij het maken van plannen voor woningbouw zal meteen rekening worden gehouden met de doelgroep die de woningen na realisatie zal betrekken. De gebiedsinrichting zal hierop worden afgestemd. Ook bij de ontwikkeling van nieuwbouw wordt er rekening mee gehouden en worden er aanvullende eisen gesteld ten aanzien van de levensloopgeschiktheid.

De gemeente stimuleert de duurzame transitie. Deze duurzame transitie omvat meer dan de energietransitie. Het gaat onder andere om warmtetransitie ‘van het gas af’ en energiebesparing, maar ook om klimaatadaptatiemaatregelen en het gebruik van circulaire bouwprincipes. Waar het gaat om aanpasbaarheid doelt de gemeente op bouw- en woontechnische verbeteringen, zoals het levensloopbestendig maken van woningen, het wegwerken van achterstallig onderhoud, en veiligheidsmaatregelen

In het voorliggende plan worden 229 relatief kleine en verouderde gestapelde woningen vervangen door een gevarieerd programma van in totaal 137 gestapelde en grondgebonden woningen in vier typen in een aantrekkelijke gebiedsinrichting. Het planvoornemen is passend binnen de woonvisie.

3.3.4 Parkeerbeleid

Op grond van de Mobiliteitsagenda 2020 + en het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren & Laden En Lossen' moeten voor het parkeren in de nieuwbouw eerst de stedelijkheidsgraad en de ligging in de gemeente worden vastgelegd. Het gebied is te karakteriseren als ‘rest bebouwde kom’ en ‘sterk stedelijk’. De meest recente parkeernormen volgens het CROW dienen gehanteerd te worden. Dat betreft thans CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren. Van parkeerkencijfers naar parkeernormen' (december 2018).

Op basis van de overeenkomst tussen de Maasdelta Groep en de gemeente Nissewaard, wordt in het voorliggende geval uitgegaan worden van de 'Harmonisatie parkeernormeringen' (d.d. 9 februari 2016), waarbij de Kencijfers Parkeren en Verkeersgeneratie (CROW, 2012) worden gehanteerd. De parkeerberekening wordt toegelicht in paragraaf 4.2.

3.3.5 Conclusie

In de gemeentelijke structuurvisie is geen specifiek beleid opgenomen voor nieuwbouwwoningen en het plangebied ligt niet binnen één van de negen aangewezen gebieden. Derhalve levert deze visie geen belemmeringen op voor het planvoornemen.

Het planvoornemen is passend binnen het gemeentelijk woonbeleid en het ontwikkelperspectief. De sloop van de huidige woningen en het planvoornemen voorziet in de behoefte aan een gedifferentieerde woningaanbod en een hernieuwde balans tussen huur en koop. De nieuwbouw wordt gerealiseerd binnen de structuur van een bestaande woonwijk met veel aandacht voor een groene inrichting. Bovendien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, dit wordt nader toegelicht in paragraaf 4.2.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 M.e.r. beoordeling

4.1.1 Kader

Voor het voorliggende bestemmingsplan wordt onderzocht of de activiteiten(en), die het plan mogelijk maakt, merplichtig zijn. In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen in onderdeel C (m.e.r.-plicht) en onderdeel D (m.e.r.-beoordelingsplicht). Daarnaast dient het college van Burgemeester en Wethouders bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen;

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In onderdeel C zijn activiteiten, plannen en besluiten opgenomen waarvoor het maken van een milieueffectrapportage verplicht is. In onderdeel D zijn de activiteiten, plannen en besluiten waarvoor een m.e.r.-procedure van toepassing is.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is te beschouwen als een eenvoudige, compacte versie van de m.e.r.-beoordeling. De vraag die beantwoordt moet worden is of, gelet op de omvang (waarvoor de drempelwaarde een indicatie geeft), én de aard en de ligging van het project, sprake kan zijn van aanzienlijke milieueffecten, waardoor het opstellen van een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.

4.1.2 Beoordeling

Het planvoornemen betreft het realiseren van 137 woningen. Het plan bevat een activiteit die genoemd wordt in onderdeel D van de bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage. In onderdeel D is onder D 11.2 de volgende activiteit opgenomen; de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen valt onder onderdeel D in de bijlage van het Besluit Milieueffectrapportage.

In de volgende gevallen waarop de activiteit betrekking heeft op is een aparte m.e.r.-beoordeling nodig;

  • 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • 2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
  • 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer.

De omvang van het planvoornemen blijft onder de drempelwaarden genoemd in onderdeel D.11.2 in de bijlage van het Besluit Milieueffectrapportage. De activiteit betreft de realisatie van 137 woningen en zit daarmee ruim onder de drempelwaarde van 2000 woningen waarvoor een aparte m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Wel is het nodig om voor het te nemen besluit kort uit te leggen dat er geen significante milieugevolgen voor de omgeving zijn. Dit heet een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Vormvrije m.e.r. beoordeling

  • 1. Kenmerken project / activiteit

De omvang van het project betreft het realiseren van 137 woningen, deze activiteit zit ruim onder de drempelwaarden van 2000 woningen.

  • 2. Plaats van het project / activiteit

Het plangebied ligt in het bestaand stads- en dorpsgebied van Spijkenisse. Het plangebied ligt ter hoogte van de Poolsterstraat en Grote Beerstraat in de wijk Sterrenkwartier.

  • 3. Samenhang met andere activiteiten

Het voorgenomen plan hangt samen met herstructureringsplannen voor aangrenzende woonblokken in het Sterrenkwartier. Binnen het plangebied wordt de nieuwbouw mogelijk gemaakt. Het realiseren van woningen sluit aan bij de rest van de woonwijk Sterrenkwartier.

  • 4. Kenmerken van de (mogelijk belangrijke) nadelige milieugevolgen

De nieuwe ontwikkeling in het plangebied leidt niet tot belangrijke milieugevolgen. Er is geen sprake van een m.e.r.-beoordelingsplicht. Uit de beoordelingen van de aspecten verkeer (paragraaf 4.2), bedrijven- en milieuzonering (paragraaf 4.3), bodem (paragraaf 4.4), archeologie (paragraaf 4.5), externe veiligheid (paragraaf 4.6), flora en fauna (paragraaf 4.7), stikstof (paragraaf 4.8), geluid (paragraaf 4.9), luchtkwaliteit (paragraaf 4.10) en water (paragraaf 4.11) blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor het planvoornemen.

4.1.3 Conclusie

Gelet op bovenstaande overwegingen is er geen sprake van nadelige gevolgen voor het milieu. De effecten op het milieu zijn voldoende beschreven in de voorgaande paragrafen. Een formele m.e.r.-beoordeling is niet nodig. De gemeente heeft een (vormvrije) m.e.r. beoordelingsbesluit genomen. Het besluit is bijgevoegd als Bijlage 1

4.2 Verkeer en parkeren

4.2.1 Verkeer

Voor het planvoornemen is de verkeersgeneratie bepaald op basis van de kencijfers van de CROW-publicatie 381 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. In Nissewaard geldt een stedelijkheidsgraad van "sterk stedelijk" en voor deze locatie geldt de zone ''Bebouwde kom''.

Door de gedifferentieerde woningvoorraad bestaande uit zowel koop als huur kan niet worden uitgegaan worden van een gemiddeld kencijfer voor het aantal verkeersbewegingen per woning. Voor de berekening van de verkeersgeneratie wordt uitgegaan van een worstcase benadering, dit wordt toegelicht in onderstaande tabel.

woningtype   aantal woningen   kencijfers verkeersgeneratie   totale verkeersgeneratie per woningtype  
Huurappartementen   84   4,0   336  
Huureengezingswoningen   31   5,3   164,3  
Twee-onder-een kap koopwoningen   14   8,2   114,8  
Eengezinskoopwoningen   8   7,5   60  

Tabel worstcase berekening verkeersgeneratie

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de verkeersgeneratie ten gevolge van de realisatie van het planvoornemen maximaal 675,1 (afgerond 675) verkeersbewegingen bedraagt.

Aangezien het huidige woningenaantal (229) aanzienlijk hoger is dan het aantal nieuwbouwwoningen dat hiervoor in de plaats komt (137), levert de verkeersgeneratie ten gevolge van het plan geen verkeerskundige belemmeringen op.

De realisatie van het planvoornemen veroorzaakt dan ook geen problemen met betrekking tot verkeersafwikkeling.

4.2.2 Parkeren

Voor het planvoornemen is een parkeerberekening gemaakt en Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland heeft hier een reactie op gegeven.

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland heeft op grond van het provinciale parkeerbeleid normen vastgesteld, Artikel 6.10c parkeernorm stationsomgevingen. In de provinciale omgevingsverordening is opgenomen dat voor locaties binnen een straal van 800 meter van HOV stations een parkeernorm van 0,7 autoparkeerplaats per woning geldt. De planlocatie is gelegen op 800 meter/11 minuten lopen van het dichtstbijzijnde HOV station (metro Heemraadlaan).

De gemeente Nissewaard heeft geen vastgestelde en op de lokale situatie afgestemde regels of beleid voor locaties binnen 800 meter van HOV stations. Daarom dient de provinciale parkeernorm van 0,7 autoparkeerplaats per woning te worden aangehouden.

Dit betekent dat voor 137 woningen met een norm van 0,7 er 96 autoparkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden. Binnen het plangebied is ruim voldoende ruimte gereserveerd voor deze 96 autoparkeerplaatsen.

Conclusie parkeren

Op basis van de reactie van de provincie en bijbehorende berekening zijn er binnen het plangebied voldoende autoparkeerplaatsen beschikbaar zijn.

4.2.3 Conclusie verkeer en parkeren

Het planvoornemen kan gezien vanuit deze aspecten gerealiseerd worden.

4.3 Bedrijven- en milieuzonering

4.3.1 Kader

Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen milieuhinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de handreiking ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.

De richtafstanden zijn afhankelijk van het omgevingstype waarbinnen de milieugevoelige bestemming ligt. De VNG-handreiking gaat uit van de omgevingstypes 'rustige woonwijk' of 'gemengd gebied'.

Een rustige woonwijk kan aangemerkt worden als een gebied zonder functiemenging, met minimale invloed vanuit wegverkeer. Bij een gemengd gebied is sprake van een functiemenging tussen wonen en milieubelastende activiteiten/functies en/of in de directe nabijheid van drukke gebiedsontsluitingswegen.

De aangegeven richtafstanden in de VNG-handreiking zijn gebaseerd op het omgevingstype rustige woonwijk. Voor het omgevingstype gemengd gebied kunnen deze richtafstanden met één stap worden verlaagd. De richtafstandenlijst biedt voor een scala aan typen bedrijvigheid de richtafstanden tot gevoelige bestemmingen vanwege geur, stof, geluid en gevaar.

4.3.2 Beoordeling

In de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van de aanwezigheid van milieuhinderlijke functies. Het omgevingstype waarbinnen de milieugevoelige bestemming van wonen ligt wordt dan ook gekenmerkt als 'rustige woonwijk'.

Op iets grotere afstand zijn een aantal maatschappelijke functies en een bedrijfsfunctie aanwezig. Er is dan ook getoetst aan de hand van de VNG Handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' of de richtafstanden tot het plangebied voldoen.

Bestemming   Functie   Adres   Maximaal toegestane milieucategorie   Richtafstand   Kortste afstand tot het plangebied  
Maatschappelijk   Buurthuis   Toekanhoek 1   1   10 m   150 m  
Centrum   Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d.   Sterrenhof 32   1   10 m   80 m  
Centrum   Supermarktenwarenhuizen   Sterrenhof 6-14   1   10 m   50 m  
Bedrijf   Garage en motorbrandstofverkooppunt zonder LPG   Mizarstraat 2   2   30 m   200 m  
Maatschappelijk   Onderwijs   Galileilaan 1-3   2   30 m   90 m  
Sport   Fitness   Galileilaan 5   2   30 m   120 m  
Maatschappelijk   Onderwijs   Galileilaan 7-9   2   30 m   150 m  
Bedrijf   Autoherstel bedrijf   Randweg 1   3.1   50 m   200 m  

Tabel overzicht omliggende milieuhinderlijke functies

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPStellaNova3-3001_0009.jpg"

Afbeelding kaart overzicht omliggende milieuhinderlijke functies

De afstand van de geplande nieuwe bebouwing tot de dichtstbijzijnde milieuhinderlijke functie, het centrum, bedraagt circa 50 meter. Er wordt voldaan aan de richtafstand tussen de rondom het plangebied aanwezige milieuhinderlijke functies en milieugevoelige functies in het plangebied. Daarom wordt gesteld dat er ter plaatse van de nieuwe woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.3.3 Conclusie

De bouwvlakken waarbinnen de nieuwe woningen worden gerealiseerd liggen niet binnen de richtafstanden van de omliggende milieuhinderlijke functies. De conclusie is dat ter plaatse van de nieuwe woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarnaast worden de omliggende bedrijven door de realisatie van de woningen niet beperkt in hun bedrijfsvoering.

4.4 Bodem

4.4.1 Kader

Wet bodembescherming (Wbb)

De Wet bodembescherming (Wbb) stelt regels om de bodem en het zich daar in bevindende grondwater te beschermen. Enerzijds bevat deze wet bepalingen ter regulering van handelingen die een bedreiging vormen voor de bodem en het grondwater. Als er toch een verontreiniging optreedt dienen maatregelen te worden genomen om de verontreiniging zoveel mogelijk ongedaan te maken. Deze zorgplichtbepaling verplicht bij (dreigende) bodemverontreiniging, dus ook van het grondwater, tot het nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs kunnen worden gevergd. De zorgplicht geldt alleen voor zogenaamde ‘nieuwe' bodemverontreinigingen, dit zijn gevallen die op of na 1 januari 1987 zijn ontstaan.

Anderzijds moeten bestaande verontreinigingen (ontstaan voor 1 januari 1987) worden aangepakt en gesaneerd of beheerd. Er is sprake van een geval van ernstige verontreiniging indien voor ten minste één stof de gemiddelde gemeten concentratie van minimaal 25 m3 bodemvolume in het geval van bodemverontreiniging, of 100 m3 poriënverzadigd bodemvolume in het geval van een grondwaterverontreiniging, hoger is dan de interventiewaarde. Als een geval van ernstige verontreiniging is vastgesteld dan is er sprake van een potentieel risico dat aanleiding geeft tot een vorm van saneren of beheren.

Besluit en Regeling bodemkwaliteit

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) met bijbehorende Regeling bevat het wettelijk kader voor het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie op of in de bodem of in oppervlaktewater. Voor toepassing in oppervlaktewater is een specifieke zorgplicht in het Besluit bodemkwaliteit opgenomen om nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater te voorkomen. Voor toepassing op de landbodem is deze al afdoende opgenomen in de Wet Bodembescherming. Het generieke kader van het Besluit bodemkwaliteit is van toepassing op elk gebied waarvoor geen gebiedspecifiek beleid is vastgesteld. Uitgangspunt van het generieke kader voor landbodems is dat de kwaliteit van de toe te passen grond of baggerspecie moet aansluiten bij de functie die de bodem heeft. Ook mag de actuele kwaliteit van de ontvangende bodem niet verslechteren. Naast de toetsingskaders voor gebiedspecifiek en generiek beleid, kent het Besluit nog een andere categorie van toepassingen: grootschalige toepassingen. Bij deze categorieën hoeft niet te worden getoetst aan de kwaliteit van de ontvangende bodem. Wél moet worden voldaan aan de kwaliteitseisen en randvoorwaarden die het Besluit stelt aan deze toepassingen.

Nota bodembeheer regio Voorne-Putten

De regio Voorne-Putten bestaat uit de gemeenten Westvoorne, Brielle, Hellevoetsluis en Nissewaard.

Specifieke situaties en aanvullende bepalingen

Vrijstelling van bodemonderzoek

In volgende gevallen kan de gemeente vrijstelling verlenen voor het uitvoeren van een bodemonderzoek:

  • 1. Het bouwwerk raakt de grond niet of het bestaande feitelijk gebruik blijft gehandhaafd.
  • 2. Het te bebouwen oppervlak is kleiner dan 50 m².
  • 3. Het bouwwerk heeft geen woon- of verblijfsfunctie, dat wil zeggen dat in het gebouw minder dan twee uur per dag mensen aanwezig zijn;
  • 4. Op de bodemkwaliteitskaart (ontgravingskaart) valt de locatie binnen de zone schone grond. Toelichting: aangezien in de Bouwverordening is vastgelegd dat ontheffing verleend kan worden bij een omgevingsvergunning (aspect bouwen) omdat er voldoende gegevens bekend zijn met betrekking tot de bodemkwaliteit, wordt de bodemkwaliteitskaart in combinatie met de nota bodembeheer geaccepteerd bij bouwaanvragen op onverdachte locaties.

In de situaties 2 t/m 4 geldt de vrijstelling alleen indien de locatie onverdacht is met betrekking tot bodemverontreiniging (puntbronnen of diffuus verspreide verontreiniging). Hiertoe wordt een historische toets uitgevoerd. In de situaties 2 en 3 wordt dit door de gemeente gedaan. In situatie 4 vult de aanvrager van de vergunning het formulier 'Historische toets' in. Op basis hiervan beoordeelt de gemeente of vrijstelling verleend kan worden. Als dit niet het geval is, moet de aanvrager alsnog een bodemonderzoek uitvoeren.

Verhoogde gehalten metalen in het grondwater

In de regio komen verhoogde gehalten aan zware metalen in het grondwater voor. Bij matig tot sterk verhoogde gehalten aan zware metalen dient per situatie bekeken te worden of sprake is van een bodemverontreiniging of natuurlijk verhoogde achtergrondgehalten. Indien verhoogde gehalten aan zware metalen kunnen worden gerelateerd aan bedrijfsactiviteiten op of in de omgeving van het onderzochte perceel dient altijd een herbemonstering plaats te vinden. Op basis van de resultaten van de herbemonstering dient per geval bepaald te worden of nader onderzoek noodzakelijk is. Indien de verhoogde gehalten niet gerelateerd kunnen worden aan bedrijfsactiviteiten en er geen sprake is van een verontreiniging van de grond, is mogelijk sprake van een natuurlijk verhoogd achtergrondgehalte. Herbemonstering is, mits voldoende onderbouwd, dan niet noodzakelijk.

Asbestonderzoek 

Asbestonderzoek is verplicht bij bodemonderzoeken van locaties die op grond van voorinformatie uit terreinbezoek, vooronderzoek of tijdens veldwerkzaamheden verdacht zijn gebleken op het voorkomen van asbest. Dit betreft onder andere:

  • Erven van agrarische bedrijven met bebouwing van voor 1993 of waar voor 1997 sloopwerkzaamheden zijn uitgevoerd;
  • Autosloperijen;
  • Puinhoudende bodemlagen;
  • Oude ophooglagen binnen de bebouwde kom.
4.4.2 Onderzoek

Econsultancy heeft een vooronderzoek bodem uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 2 bijgevoegd. Het verkennend bodemonderzoek heeft tot doel met een relatief geringe onderzoeksinspanning vast te stellen of op de onderzoekslocatie een grond- en/of grondwaterverontreiniging aanwezig is, teneinde te bepalen of er milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de bestemmingsplanwijziging van de onderzoekslocatie.

Op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "heterogeen verdacht, niet lijnvormig" (VED-HE-NL).

De bodem bestaat voornamelijk uit zwak siltig, matig fijn zand. De bovengrond is bovendien zwak humeus. De bodem bestaat plaatselijk uit zwak zandig klei. De diepere ondergrond bestaat uit veen.

De bovengrond is plaatselijk zwak baksteenhoudend. Verder is de ondergrond sporadisch zwak betongranulaat houdend en de bovengrond sporadisch houtkoolhoudend. Er zijn geen asbestverdachte materialen waargenomen. Gelet op de aard van de bijmengingen en/of de mate van voorkomen van de bijmengingen kan de locatie als onverdacht voor de parameter asbest worden beschouwd. Verder zijn er zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen.

Gezien het ontbreken van puin in de bodem wordt vermoed dat de dempingen in dit gebied met gebiedseigen grond zijn uitgevoerd, vrijgekomen bij de realisatie van de infrastructuur en de bebouwing.

Tijdens de terreininspectie, alsmede tijdens de veldwerkzaamheden zijn er op de vermoedelijke (voormalige) tanklocaties, geen tanks of andere aanwijzingen gevonden dat hier in het verleden tanks aanwezig zijn geweest. Buiten deze aangetoonde verontreinigingen zijn er verder geen olieproducten waargenomen, die te relateren zijn aan het gebruik van de (voormalige) ondergrondse brandstoftanks.

De bovengrond is plaatselijk licht verontreinigd met cadmium, kobalt, molybdeen, nikkel, lood, zink, PAK, PCB en/of minerale olie. De ondergrond is plaatselijk licht verontreinigd met kobalt, kwik, molybdeen, PCB en/of minerale olie. Het grondwater is licht verontreinigd met barium, minerale olie en/of zink.

Uit de onderzoekslocatie blijkt niet dat de grond en het grondwater noemenswaardig verontreinigd is als gevolg van het voormalige gebruik van de (voormalige) ondergrondse brandstoftanks.

De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "heterogeen verdacht, niet lijnvormig" dient te worden beschouwd wordt, op basis van de onderzoeksresultaten, bevestigd. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er volgens Econsultancy dan ook geen belemmeringen voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging.

Asbest

Er zijn op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten. Econsultancy acht een onderzoek asbest in bodem/puin conform de NEN 5707/5897 dan ook niet noodzakelijk.

4.4.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat gezien vanuit dit aspect geen knelpunten zijn.

4.5 Archeologie

4.5.1 Kader

In 1992 heeft Nederland het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed ondertekend; ook wel het Verdrag van Malta of Valletta genoemd, naar het eiland en de plaats waar het is ondertekend. Het Verdrag is in 1998 geratificeerd en op 1 september 2007 via de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) geïmplementeerd. De Wamz is een Wijzigingswet en omvat een wijziging van de Monumentenwet 1988, de Wet Milieubeheer, de Ontgrondingenwet en de Woningwet, op grond waarvan overheden onder andere bij bodemingrepen verplicht rekening moeten houden met het behoud van archeologische waarden. Met ingang van juli 2016 (Erfgoedwet) zal het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed worden geregeld door één integrale Erfgoedwet. De omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving zal in de nieuwe Omgevingswet worden geregeld, die naar verwachting in 2021 in werking zal treden.

De huidige groene ruimtes tussen de bebouwing en langs de waterkant zijn in het vigerende bestemmingsplan voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Op grond daarvan is het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 80 cm niet toegestaan. Naar verwachting wordt een grotere diepte gehanteerd, onder meer ten behoeve van de fundering.

Daarnaast heeft de gemeente het archeologie beleid verankerd in een Erfgoedverordening, een beleidsnota en de Archeologische Waardenkaart (AWK) (voormalige gemeente) Spijkenisse. Volgens de kaart ligt het plangebied in een gebied met een redelijk hoge tot hoge archeologische verwachting. De archeologische waarden zijn binnen dit gebied te verwachten beneden 0,5 m –Mv. De gemeente voert zodoende het beleid dat voor initiatieven die groter zijn dan 200 m2 en waarbij bodemingrepen dieper reiken dan 0,5 m –Mv onderzoek moet plaatsvinden. Omdat de voorgenomen ingreep de vrijstellingscriteria voor dit gebied overschrijdt, geldt in het kader van de omgevingsvergunningsaanvraag een archeologische onderzoeksplicht.

4.5.2 Onderzoek

Transect heeft ter plaatse van het plangebied een inventariserend veldonderzoek archeologie uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 3 bijgevoegd. Het onderzoek is uitgevoerd voor de drie ontwikkelingsfasen van het projectgebied Stella Nova (fase 2, 3 en 4).

Op basis van het veldonderzoek is geconstateerd dat het plangebied een archeologische verwachting heeft. De verwachting in het plangebied hangt met name samen met het voorkomen van veraarde veenlagen en bodemvorming (rijping en gley) in de Afzettingen van Duinkerke-I.

Het verdient daarom de aanbeveling maatregelen te treffen alvorens het terrein te herinrichten. Geadviseerd wordt een vervolgonderzoek (karterende fase) uit te voeren in het hele plangebied, om de daadwerkelijke aan- of afwezigheid van een vindplaats vast te stellen. Dit onderzoek kan het beste plaatsvinden in de vorm van een booronderzoek (IVO-O).

4.5.3 Conclusie

Op basis van het uitgevoerde onderzoek moet in het plangebied Stella Nova fase III vervolgonderzoek worden uitgevoerd. Door het opnemen van de archeologische dubbelbestemming blijven mogelijk aanwezige archeologische waarden beschermd totdat het benodigde vervolgonderzoek is uitgevoerd.

Het benodigde onderzoek wordt uitgevoerd.

4.6 Externe veiligheid

4.6.1 Kader

Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico's:

  • risicovolle (Bevi-)inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en plaatsgebonden risico en groepsrisico.

Kwetsbaar en beperkt kwetsbaar

Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, kinderopvang- en dagverblijven en grote kantoorgebouwen (>1.500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels en horeca. De volledige lijst wat onder (beperkt) kwetsbaar wordt verstaan is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) opgenomen.

Plaatsgebonden risico en groepsrisico

Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Het realiseren van beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour is in principe ook niet toegestaan. Echter, voor beperkte kwetsbare objecten is deze 10-6 contour een richtwaarde. Mits goed gemotiveerd kan worden afgeweken van deze waarde tot de 10-5 contour.

Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde, maar een zogenaamde oriëntatiewaarde. Daarnaast geldt voor het groepsrisico een verantwoordingsplicht. Het bevoegd gezag moet aangeven welke mogelijkheden er zijn om het groepsrisico in de nabije toekomst te beperken, het moet aangeven op welke manier hulpverlening, zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid zijn ingevuld. Het bevoegd gezag moet tevens aangeven waarom de risico's verantwoord zijn, en de veiligheidsregio moet in de gelegenheid zijn gesteld een brandweeradvies te geven. Hierbij geldt hoe hoger het groepsrisico, hoe groter het belang van een goede groepsrisicoverantwoording.

Risicovolle (Bevi-)inrichtingen

Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van belang. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven, te beperken. Aanvullend op het Bevi zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.

Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Op basis van het Bevb wordt het voor gemeenten verplicht om bij de vaststelling van een ruimtelijk plan, op basis waarvan de aanleg van een buisleiding of een kwetsbaar object of een risicoverhogend object mogelijk is, de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico in acht te nemen en het groepsrisico te verantwoorden.

Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor

Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd.

Als onderdeel van het Bevt is op 1 april 2015 tevens het basisnet in werking getreden. Het basisnet verhoogt de veiligheid van mensen die wonen of werken in de buurt van Rijksinfrastructuur (auto-, spoor- en vaarwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de regeling ligt vast wat de maximale risico's voor omwonenden mogen zijn.

Indien een ruimtelijk plan betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 m van een (basisnet)transportroute voor gevaarlijke stoffen, moet in de toelichting ingegaan worden op de dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute op het tijdstip waarop het plan wordt vastgesteld. Hierbij moet rekening worden gehouden met de personen die a) in dat gebied reeds aanwezig zijn, b) in dat gebied op grond van het geldende bestemmingsplan redelijkerwijs te verwachten zijn en c) de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan betrekking heeft.

4.6.2 Onderzoek

Voor de beoordeling of in de omgeving van het plangebied risicovolle inrichtingen en/of transportroutes gevaarlijke stoffen aanwezig is de risicokaart geraadpleegd. In onderstaande afbeelding is een uitsnede van deze kaart opgenomen:

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPStellaNova3-3001_0010.jpg"

Afbeelding uitsnede risicokaart (begrenzing plangebied zwart omkaderd)

In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen risicovolle inrichtingen. De dichtstbijzijnde risicovolle inrichtingen zijn een chlooropslag (1) op een terrein aan de P.J. Bliekstraat 1 Hekelingen en twee tankstations (2 &3) (Shell Spijkenisse, Heemraadlaan 2 & Benzineverkooppunt Belfort, Mizarstraat 2 ).

Deze inrichtingen vormen echter geen gevaar voor de voorgenomen plannen aangezien voor alle inrichtingen een risicoafstand (PR 10-6) van 0 m geldt en de woningen in het plangebied daarmee niet in het invloedsgebied liggen van de bedrijven.

Het plangebied ligt tevens niet in het effectgebied van gevaarlijke transportroutes en buisleidingen.

Aangezien er in het voorgenomen plan sprake is van vervangende nieuwbouw waarbij het woning aantal niet toeneemt ten opzichte van de huidige situatie wordt geconcludeerd dat het plan voldoet aan de externe veiligheidsregels. En dat er geen sprake is van een eventuele toename van het groepsrisico.

4.6.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat gezien vanuit externe veiligheid er geen knelpunten zijn.

4.7 Flora en Fauna

4.7.1 Kader

In Nederland is de bescherming van belangrijke natuurwaarden wettelijk vastgelegd in de Wet natuurbescherming (Wnb). Het gaat hierbij zowel om bescherming van soorten als bescherming van gebieden.

Soortbescherming

Voor dier- en plantensoorten zijn in de Wnb een aantal verbodsbepalingen opgenomen, waarvan vooral de artikelen 3.1, 3.5 en 3.10 belangrijk zijn in het kader van flora- en faunaonderzoek bij onder andere ruimtelijke ontwikkelingen.

Gebiedsbescherming

Bescherming van natuurgebieden en hun bijzondere natuurwaarden vindt onder de Wet natuurbescherming plaats via Europese Natura 2000 -gebieden. De Wet natuurbescherming regelt de bescherming van specifieke natuurwaarden in gebieden die in het kader van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn aangewezen en/of aangemeld zijn als speciale beschermingszone (Natura 2000-gebieden).

4.7.2 Onderzoek

Econsultancy heeft een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 4 bijgevoegd.

Soortenbescherming

Huismus

In het plangebied is geen bebouwing aanwezig die dienst kan doen als broedlocatie voor de huismus. Ten zuiden van de onderzoekslocatie staan echter woningen die in potentie wel geschikt zijn als broedlocatie voor deze soort. Het struikgewas in het zuiden van de onderzoekslocatie kan daardoor deel uitmaken van functioneel leefgebied van de huismus. Nader onderzoek naar de functie van dit groen voor de huismus is benodigd.

Broedvogels categorie 5 en algemene broedvogels

Voor de algemene broedvogelsoorten en broedvogels behorend tot categorie 5 die op de onderzoekslocatie zijn te verwachten geldt dat, indien het groen buiten het broedseizoen wordt verwijderd, er geen overtredingen plaats zullen vinden met betrekking tot deze soorten. Artikel 3.1 van de Wet natuurbescherming (Het is verboden nesten te beschadigen, te vernielen of weg te nemen) is van toepassing. De nesten mogen echter wel worden weggenomen wanneer deze op dat moment niet in gebruik zijn.

Indien het groen toch binnen het broedseizoen gekapt dient te worden, zal voorafgaand hieraan door een ter zake kundig ecoloog geïnspecteerd moeten worden of er broedgevallen binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden aanwezig zijn.

Vleermuizen

De te slopen bebouwing, de plataan en de vleermuiskasten in het noorden van de onderzoekslocatie zijn in principe geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. De sloop van de bebouwing zou in geval van aanwezigheid van een verblijfsfunctie van vleermuizen kunnen leiden tot overtreding van de Wet natuurbescherming.

Gelet op de geschiktheid van de onderzoekslocatie voor vleermuizen, zal aanvullend onderzoek noodzakelijk zijn om de daadwerkelijke functie van het gebied voor vleermuizen te kunnen vaststellen. Een dergelijk aanvullend onderzoek dient te worden uitgevoerd conform het protocol voor vleermuisonderzoek (Vleermuisvakberaad Netwerk Groene Bureaus, 2021).

Met betrekking tot mogelijke verblijfplaatsen buiten de onderzoekslocatie en voor in de omgeving foeragerende vleermuizen wordt geadviseerd om vleermuisvriendelijk licht te gebruiken. Door de verlichting vleermuisvriendelijk in te richten zullen de mogelijke verblijfplaatsen en eventueel foerageergebied niet in hun functie beperkt worden. Vleermuisvriendelijke verlichting is amberkleurig, de armaturen zijn niet hoger dan de open stootvoegen, kozijnen en dakrand, de armaturen zijn weggericht van de naastgelegen woningen en het groen, en de verlichting is zo min mogelijk diffuus.

Algemene grondgebonden zoogdieren, amfibieën en overige soorten

Er dient rekening gehouden te worden met de algemene zorgplicht met betrekking tot algemene grondgebonden zoogdieren en amfibieën, waarbij al het redelijkerwijs mogelijke dient gedaan te worden om het doden van individuen te voorkomen. De werkzaamheden dienen buiten de gevoelige periodes van voortplanting en winterrust plaats vinden.

Gebiedenbescherming

Natura 2000

De onderzoekslocatie ligt niet binnen de grenzen, of in de directe nabijheid van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, Oude Maas, bevindt zich op circa 1,8 kilometer afstand ten noorden van de onderzoekslocatie. Het meest nabijgelegen stikstofgevoelige Natura 2000-gebied, Voornes Duin, bevindt zich op circa 17 kilometer ten westen van de onderzoekslocatie (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPStellaNova3-3001_0011.jpg"

Afbeelding ligging onderzoekslocatie ten opzichte van Natura 2000

Externe effecten als gevolg van een toename van stikstofdepositie zijn vanwege de aard van de ingreep en de afstand tot het meest nabijgelegen stikstofgevoelige Natura 2000-gebied (17 km) tevens niet te verwachten. Vervolgonderzoek in het kader van de gebiedsbeschermingsparagrafen uit de Wet natuurbescherming ten aanzien van stikstof wordt niet noodzakelijk geacht. Ter bevestiging van deze conclusie wordt in paragraaf 4.8 het onderzoek naar stikstofdepositie toegelicht.

Natuurnetwerk Nederland

De onderzoekslocatie maakt geen deel uit van het Natuurnetwerk. De onderzoekslocatie ligt ook niet in de nabijheid van een gebied, behorend tot het Natuurnetwerk Nederland. Het meest nabijgelegen gebied bevindt zich circa 1 kilometer ten westen van de onderzoekslocatie. In de onderstaande afbeelding is de ligging van de onderzoekslocatie ten opzichte van het Natuurnetwerk Nederland weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPStellaNova3-3001_0012.jpg"

Afbeelding Ligging onderzoekslocatie ten opzichte van het Natuurnetwerk Nederland.

Gelet op artikel 6.24 van de omgevingsverordening van de provincie Zuid-Holland worden beperkingen opgelegd vanuit het kader van het Natuurnetwerk Nederland wanneer deze gelegen zijn in het Natuurnetwerk Nederland, of deel uitmaken van de strategische reservering van natuur. Beide vereisten zijn niet van toepassing op de onderhavige onderzoekslocatie. Vervolgonderzoek in het kader van het Natuurnetwerk Nederland wordt niet noodzakelijk geacht.

4.7.2.1 Conclusie

Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat nader onderzoek naar vleermuizen en huismus nodig is. Deze onderzoeken worden uitgevoerd. Daarnaast moeten de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden om overtredingen voor broedvogels te voorkomen. Indien binnen het broedseizoen (maart tot eind augustus) gewerkt wordt, dient vooraf aan de werkzaamheden een broedvogelinspectie te worden uitgevoerd door een ter zake kundige ecoloog. De werkzaamheden dienen buiten de gevoelige periodes van voortplanting en winterrust plaats vinden van de algemene grondgebonden zoogdieren en amfibieën.

Voor het onderdeel gebiedsbescherming is een stikstofberekening uitgevoerd. Deze wordt toegelicht in paragraaf 4.8.

4.8 Stikstofdepositie

Econsultancy heeft een onderzoek stikstofdepositie uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 5 bijgevoegd. In het onderzoek wordt uitgegaan van 135 woningen echter worden er 137 gerealiseerd. Omdat het hier in principe gaat over vermindering van het aantal woningen (229 naar 137) en omdat het plangebied op een grotere astand van een stikstofgevoelige Natura 2000-gebied ligt is het aanpassen van het stikstof onderzoek niet nodig.

De bescherming van de Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming. In zowel de Habitat- als de Vogelrichtlijn zijn de gebieden opgenomen welke als Natura 2000-gebied worden aangemerkt. Ten behoeve van de instandhouding van de natuurgebieden dienen negatieve effecten te worden uitgesloten, waardoor onder andere onderzoek plaats dient te vinden naar de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.

Aangezien de emissies van de aanlegfase (sloop en bouwwerkzaamheden) slechts tijdelijk zijn kunnen significant negatieve effecten, aan de hand van de partiële vrijstelling uit de Wsn, op voorhand worden uitgesloten. Voor het plan wordt uitsluitend het projecteffect van de toekomstige gebruiksfase inzichtelijk gemaakt. De relevante emissies tijdens de gebruiksfase vinden uitsluitend plaats door de verkeersbewegingen van en naar het plan.

De berekening van het projecteffect is verricht met behulp van het programma AERIUS Calculator (versie 2021). Het projecteffect op de Natura 2000-gebieden ten gevolge van de gebruiksfase is kleiner dan of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijk projecteffect zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten.

4.9 Geluid

Bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling met woningen, geluidgevoelige gebouwen, nieuwe wegen en de reconstructie van bestaande wegen dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder (Wgh) en dat er, op grond van de Wet ruimtelijke ordening, sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Indien van toepassing dient aanvullend te worden aangetoond dat voldaan wordt aan het gemeentelijk geluidbeleid.

De Wgh is alleen van toepassing binnen de wettelijk vastgestelde zone van een weg. Een akoestisch onderzoek in het kader van de Wgh is daarom noodzakelijk wanneer de ontwikkeling plaatsvindt binnen een zone van een weg en waarbij sprake is van geluidgevoelige bestemmingen. De geluidbelasting dient per gezoneerde weg te worden getoetst aan de wettelijke grenswaarden. Daarnaast is een akoestisch onderzoek noodzakelijk bij de reconstructie van wegen indien binnen het invloedsgebied van de reconstructie van de weg geluidgevoelige bestemmingen gelegen zijn.

Bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling dient op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), in het kader van een goede ruimtelijke ordening, het akoestische klimaat inzichtelijk te worden gemaakt bij o.a.:

  • nieuwe geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande wegen;
  • bestaande geluidgevoelige bestemmingen nabij nieuwe wegen.

Aangetoond dient te worden dat er geen sprake is van onaanvaardbare negatieve effecten op het woon- en leefklimaat als gevolg van de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling. Als toetsingskader kan hierbij aangesloten worden bij het normenstelsel van de Wgh of wordt gebruik gemaakt van de classificering van de kwaliteit van de akoestische omgeving.

Wet geluidhinder

Zonering

Behalve langs 30 km/uur-wegen en woonerven bevindt zich overeenkomstig artikel 74 Wgh aan weerszijden van een weg een zone waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Voordat nieuwe woningen binnen deze zone kunnen worden geprojecteerd dient te worden onderzocht of aan de grenswaarden van de Wgh wordt voldaan. De zonebreedte is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de aard van de omgeving (stedelijk of buitenstedelijk gebied). De definities van stedelijk en buitenstedelijk gebied zijn opgenomen in artikel 1 Wgh. Deze definities luiden:

  • stedelijk gebied: het gebied binnen de bebouwde kom (bepaald door komgrensborden) met uitzondering van het gebied binnen de zone van een autoweg of autosnelweg;
  • buitenstedelijk gebied: het gebied buiten de bebouwde kom en het gebied binnen de bebouwde kom dat is gelegen binnen de zone van een autoweg of autosnelweg.

Normstelling

In het geval nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals woningen, worden gerealiseerd binnen een zone van een weg, dan mag de geluidbelasting niet meer bedragen dan de voorkeurswaarde. Indien de geluidbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde, dient beoordeeld te worden of geluidreducerende maatregelen doelmatig dan wel mogelijk zijn. Als maatregelen onvoldoende resultaat oplevert of niet mogelijk zijn, dan kan door het bevoegd gezag hogere waarden worden vastgesteld. In deze situatie zijn burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard het bevoegd gezag.

Voor de plansituatie zijn de volgende grenswaarden van toepassing:

  • Voorkeurswaarde: 48 dB (artikel 82 Wgh);
  • Maximale ontheffingswaarde: 63 dB (artikel 83, lid 2 Wgh).
4.9.1 Onderzoek

Adviesburo van der Boom heeft akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 6 bijgevoegd. Onderstaand worden de belangrijkste bevindingen toegelicht, voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de bijlage.

De ontwikkeling ligt binnen de bebouwde kom van Spijkenisse binnen de geluidzone van de Planetenlaan en de Hekelingseweg op ten minste 11 en 92 meter uit de as van de weg. De locatie ligt eveneens op korte afstand van de Neptunusstraat, de Galileilaan, en de Keplerlaan, dit zijn 30 km wegen zonder geluidzone.

De geluidbelasting door wegverkeer op de Planetenlaan bedraagt op de gevels ten hoogste 54 dB na aftrek van 5 dB ex art 110-g Wgh. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt daarmee door wegverkeer op de Planetenlaan overschreden op de zuidgevel van de rekenpunten 1 – 3, 8 – 10 en 16 en op de oostgevel van de rekenpunten 11 en 17. De geluidbelasting door wegverkeer op de Hekelingseweg bedraagt op de gevels ten hoogste 47 dB na aftrek van 5 dB ex art 110-g Wgh. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt daarmee niet overschreden door wegverkeer op deze weg.

Het verlagen van de geluidbelasting door het treffen van maatregelen aan de bron is niet doeltreffend danwel ligt niet voor de hand uit financiele overwegingen. Afscherming van alle woonlagen is stedenbouwkundig ongewenst. Voor de gevels van de woningen dient een hogere waarde te worden aangevraagd van ten hoogste 54 dB voor wegverkeer op de Planetenlaan conform tabel III.3 in de bijlage.

Conform het beleid van de gemeente zijn alle woningen voorzien van een geluidluwe zijde. De meeste woningen hebben een geluidluwe buitenruimte met een geluidbelasting van ten hoogte 53 dB zonder aftrek. De woningen in rekenpunt 1 – 3 hebben geen buitenruimte aan de geluidluwe zijde. De geluidbelasting ter plaatse van de buitenruimte bedraagt bij een aantal woningen 59 dB zonder aftrek op de gevel. In het beleid van de gemeente is opgenomen dat de geluidbelasting op de buitenruimte in principe niet hoger mag zijn dan 58 dB, hiervoor zal ontheffing moeten worden verleend. Deze waarde kan worden bereikt middels een borstwering zoals omschreven in de tekst. Indien een dergelijke afscherming niet mogelijk of wenselijk is zal ontheffing moeten worden verleend voor de geluidbelasting van 59 dB.

Voor de geluidbelaste gevels, met een geluidbelasting voor alle wegen samen van meer dan 53 dB zonder aftrek, zijn aanvullende geluidwerende voorzieningen nodig. De geluidbelasting op de hoogst geluidbelaste gevels bedraagt ten hoogste 59 dB voor alle wegen samen. De benodigde karakteristieke geluidwering voor deze gevels bedraagt dan GA;k 26 dB.

De ontheffing voor de hogere waarde is bijgevoegd als Bijlage 7.

4.9.2 Conclusie

Bij het toetsen of sprake is van een “goede ruimtelijke ordening” is aangesloten bij het toetsingskader van de Wet geluidhinder. Aan dit toetsingskader kan worden voldaan met de hierboven beschreven maatregelen.

Voor het aspect geluid is sprake van een goede ruimtelijke ordening door de verlening van hogere waarden voor de woningen, die toegevoegd is als Bijlage 7 en daarnaast wordt voldaan aan de eisen voor de geluidwering conform het Bouwbesluit.

4.10 Luchtkwaliteit

4.10.1 Kader

Het onderzoek naar luchtkwaliteit wordt uitgevoerd op grond van hoofdstuk 5, titel 5.2 ''Luchtkwaliteitseisen'' van de Wet milieubeheer (Wm). De titel 5.2 ''Luchtkwaliteitseisen'' is beter bekend als de Wet luchtkwaliteit.

Het doel van de NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de luchtverontreinigende stoffen. Voor wegverkeer zijn stikstofdioxide (NO2), fijnstof (PM10) en zeer fijnstof (PM2,5) de belangrijkste stoffen. De in de Wet luchtkwaliteit gestelde norm voor NO2 en PM10 jaargemiddelde grenswaarde is voor beide stoffen 40 µg/m³, terwijl voor PM2,5 de jaargemiddelde grenswaarde 25 µg/m³ bedraagt. Daarnaast mag de PM10 24 uurgemiddelde grenswaarde van 50 µg/m³ maximaal 35 keer per jaar worden overschreden.

Naast de introductie van het NSL is het begrip ''niet in betekenende mate'' (NIBM) bijdragen een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Een project draagt NIBM bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als de NO2 en PM10 jaargemiddelde concentraties niet meer toenemen dan 1,2 µg/m³. In dat geval is de ontwikkeling als NIBM te beschouwen.

Een ruimtelijke ontwikkeling kan volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang vinden als:

  • de ontwikkeling is opgenomen in het NSL;
  • de ontwikkeling aangemerkt wordt als een NIBM-ontwikkeling;
  • de gestelde grenswaarden in bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit niet worden overschreden;
  • projectsaldering wordt toegepast.

Voor zover de ruimtelijke ontwikkeling is opgenomen in het NSL of de ontwikkeling kan worden aangemerkt als NIBM-project is toetsing aan de normen van de Wet luchtkwaliteit niet nodig.

4.10.2 Onderzoek

In de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdrage (luchtkwaliteitseisen)’ (Regeling NIBM) zijn voor verschillende functiecategorieën cijfermatige kwantificaties opgenomen, waarbij een ontwikkeling als een NIBM-project kan worden beschouwd. Deze categorieën betreffen landbouwinrichtingen, spoorwegemplacementen, kantoorlocaties, woningbouwlocaties en een combinatielocatie van woningbouw en kantoren.

In de Regeling NIBM is aangegeven dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Met dit bestemmingsplan wordt vervangende nieuwbouw gerealiseerd door 137 woningen terug te bouwen waar eerst 229 woningen stonden. Daardoor is de ontwikkeling niet aan te merken als een project dat NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, waardoor toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit niet nodig is.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 in de omgeving van het plangebied inzichtelijk gemaakt op basis van de gegevens in de NSL-monitoringstool 2021. In deze tool is onder andere de Randweg, Hekelingseweg, Planetenlaan, Galileilaan, Mercuriusstraat en Keplerlaan opgenomen. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in de omgeving van het plangebied de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 respectievelijk maximaal 19,3 µg/m³, 16,5 µg/m² en 8,7 µg/m³ bedragen. De jaargemiddelde grenswaarden voor NO2, PM10 (beide 40 µg/m³) en PM2,5 (25 µg/m³) worden niet overschreden. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uurgemiddelde concentratie is maximaal 6 waardoor het maximum van 35 dagen eveneens niet wordt overschreden.

De algemene trend is dat in de toekomst de emissies en de achtergrondconcentraties van deze stoffen dalen. Overschrijdingen van de grenswaarden zijn dan ook niet te verwachten.

4.10.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen oplevert voor de ontwikkeling.

4.11 Water

4.11.1 Kader

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van Waterschap Hollandse Delta. Het waterschap is de waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder voor alle binnendijkse oppervlaktewateren aan de linker Maasoever. De strategie en het beleid van Waterschap Hollandse Delta is vooral gericht op:

  • Het bieden van veiligheid tegen wateroverlast;
  • Veilige (vaar)wegen;
  • Voldoende en schoon oppervlaktewater.

Voor de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het plangebied zijn door Waterschap Hollandse Delta eisen gesteld aan de toekomstige waterhuishouding. De nieuwbouw dient waterneutraal te worden ontwikkeld en er dient een watervergunning te worden verkregen.

Conform de ontwerpeisen van het Waterschap Hollandse Delta geldt een compensatieplicht van 10% open water voor nieuw aan te leggen verhard oppervlak. Daarnaast geldt voor het oppervlaktewater wat komt te vervallen een compensatie van 100%. Het Waterschap Hollandse Delta hanteert daarbij de onderstaande waarden:

  • Dakoppervlak is 100% verharding;
  • Tuinen rijtjeswoningen is 50% verharding (geldt ook voor 2 onder 1 kap);
  • Tuinen vrijstaande woningen is 25% verharding;
  • Openbare verharding (zoals wegen en parkeerplaatsen) is 100% verharding;
  • Openbaar groen (wordt niet gezien als verharding) is vrijgesteld;
  • Bestaand water wordt niet in de berekening opgenomen;
  • Dempen van bestaande watergangen in het gebied moet geheel gecompenseerd worden.
4.11.2 Beoordeling

Watergangen

Direct ten noorden van het plangebied ligt een hoofdwatergang. Het planvoornemen voorziet in werkzaamheden nabij deze watergang. Het bestemmingsplan maakt de realisering van vlonders/terrassen mogelijk, op het aan het water grenzende deel van de tuinen. Er moet daarvoor een vergunning worden aangevraagd bij het Waterschap.

Verder is in het westen van het plangebied een duiker gelegen. Deze duiker loopt onder de parkeerplaatsen en langs het appartementencomplex af naar de watergang zuidwesten van het plangebied. Het planvoornemen voorziet in werkzaamheden nabij deze watergang, maar het functioneren hiervan wordt niet belemmerd of aangetast

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPStellaNova3-3001_0013.jpg"

Afbeelding uitsnede leggerkaart wateren en kunstwerken

Waterberekening 

In de huidige situatie is er binnen het plangebied verharding aanwezig in de vorm van dakoppervlak, parkeergelegenheid en bestrating. Daarnaast is in het plangebied, in de huidige situatie, een ruime oppervlakte aan groen aanwezig (8385 m2). Een groot gedeelte van dit groen oppervlak komt te vervallen in de nieuwe situatie en maakt plaats voor verharding. In de navolgende tabel is een schatting gemaakt hoeveel m² verharding er in de toekomstige situatie bij komt. De tabel met bijbehorende kaarten is ook als Bijlage 8 bijgevoegd.

Type oppervlak   Bestaand   Nieuw  
water   0 m2   0 m2  
groen   8.385 m2   3.411 m2  
dakoppervlak   4.165 m2   5.691 m2  
overige verharding   13.077 m2   10.387 m2  
parkeergelegenheid / oprit / vastgereden klei   0 m2   150 m2  
tuin (+halfverhard (50%)   108 m2   6.076 m2  
totaal oppervlak   25.715 m2   25.715 m2  
waarvan verhard   17.296 m2   19.116 m2  
toevoeging verharding     1.820 m2  

Tabel berekening verhard oppervlak

In de huidige situatie is het plangebied voor ongeveer 67% verhard. Met de voorgenomen ontwikkeling komt er netto circa 1.820 m2 aan verharding bij. Aangezien er een compensatieplicht van 10% open water geldt voor nieuw aan te leggen verharding, komt dit neer op verplicht aan te leggen oppervlak van 182 m2 open water. Met het Waterschap is overeengekomen dat verderop in het peilgebied, ter hoogte van de Mizarstraat, compensatie plaatsvindt voor de gehele herstructurering van het Sterrenkwartier, inclusief het plan Stella Nova III. Er is hiervoor een vergunning verleend door het Waterschap, die is toegevoegd aan de toelichting als Bijlage 9. Hiermee behoeft er voor het planvoornemen niet ter plaatse van het plangebied te worden voorzien in de benodigde watercompensatie

4.11.3 Conclusie

De realisatie van het planvoornemen belemmert het functioneren van de de duiker niet. Er is een watervergunning nodig voor de werkzaamheden nabij de hoofdwatergang.

Het onderhavige initiatief gaat gepaard met een toename van het verhard oppervlak met circa 2904 m², wat neer komt op 290 m² te realiseren extra open water. Deze watercompensatie vindt verderop in het peilgebied, ter hoogte van de Mizarstraat, plaats.

Er zijn geen waterhuishoudkundige belemmeringen voor de realisatie van het planvoornemen.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Planvorm

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) worden, door middel van de op de verbeelding aangegeven bestemmingen, de in het plan begrepen gronden voor bepaalde doeleinden aangewezen. Daarbij worden regels gegeven voor het bouwen van bouwwerken en voor het gebruik van de bouwwerken en onbebouwde gronden.

Het bestemmingsplan bestaat uit de juridische bindende regels en verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen weergeven, met daarbij de randvoorwaarden. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers en de overheid bindende deel van het bestemmingsplan.

De toelichting heeft geen bindende werking. De toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

5.2 Systematiek bestemmingen

5.2.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen en Artikel 2 Wijze van meten

De begrippen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, worden in Artikel 1 nader gedefinieerd. Naast begrippen zijn in het bestemmingsplan hoogte en andere maten opgenomen die van belang zijn bij het bouwen van bouwwerken. Artikel 2 van de regels geeft een nadere omschrijving hoe de bedoelde maten gemeten moeten worden.

5.2.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels bevat de regels voor de bestemmingen. In dit hoofdstuk zijn per bestemming regels opgenomen voor het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing van de gronden.

In het navolgende wordt nader ingegaan op de bestemmingen die voorkomen binnen het plangebied.

Bestemming 'Groen'

De gronden die op de verbeelding zijn aangewezen als groenbestemming zijn bestemd voor groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, voet- en fietspaden, beplantingen en overige bij deze doeleinden behorende voorzieningen. Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en abri's worden gebouwd. In de regels zijn voor deze gebouwen nadere voorwaarden gegeven. Daarnaast worden in de regels nadere voorwaarden gegeven voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De gemeente Nissewaard streeft ernaar om de oevers van de watergang aan de noordzijde van het plangebied vrij te houden van bouwwerken. Nissewaard moet zich beter gaan verhouden ten opzichte van het landschap en de potentie benutten om een aantrekkelijke woonomgeving te creëren die aantrekkingskracht uitoefent op rest van de regio. Hierbij zijn de groene aders, waaronder de watergangen, een belangrijk element om te waarborgen. De gronden aan oevers van de watergang aan de noordzijde van het plangebied dienen uit planologisch oogpunt dan ook niet bebouwd te worden met allerlei bouwwerken. Om die reden zijn bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde uitgesloten in de bouwregels in een 4 meter brede zone vanaf de oever. Voor deze zone is de aanduiding 'openheid' opgenomen. Daarnaast voorziet dit bestemmingsplan in een juridisch kader dat de realisering van vergunningsvrije bouwwerken in relatie tot de gewenste openheid van de oevers uitsluit. Ook hiervoor wordt de aanduiding 'openheid' gehanteerd in de Specifieke gebruiksregels. Ter plaatse zijn wel vlonders en terrassen toegelaten (zonder terrasschermen).

Bestemming 'Verkeer - 2'

Deze gronden zijn bestemd voor verkeer en verblijfsgebied. Het gebied met de bestemming 'Verkeer - 2' heeft de functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen. Daarnaast zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals wegen, voet- en fietspaden, parkeer-, speel- en groenvoorzieningen, ondergrondse afvalcontainers, reclameborden, abri's, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.

Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en abri's worden gebouwd. In de regels zijn voor deze gebouwen nadere voorwaarden gegeven. Daarnaast worden in de regels nadere voorwaarden gegeven voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Bestemming 'Wonen - 1'

Binnen de bestemming 'Wonen - 1' zijn vrijstaande, geschakelde, aaneengebouwde en gestapelde woningen toegestaan met de daarbij behorende tuinen en erven. Overigens zijn de gestapelde woningen uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'. De overige woningen binnen de bestemming 'Wonen - 1' zijn grondgebonden woningen, waarbij de bergingen op het achtererfgebied van het woonperceel zijn gesitueerd.

In de regels is vastgelegd dat de hoofdgebouwen binnen een bouwvlak mogen worden gerealiseerd en tot welk percentage het zij- en/of achtererf met bijbehorende bouwwerken mag worden bebouwd.

Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' is opgenomen ter bescherming van mogelijke archeologische sporen in de bodem. Hierbij is bepaald dat geen activiteiten zijn toegelaten die dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte groter dan 200 m² beslaan. In de bouwregels wordt verwezen naar een rapport van een archeologisch deskundige, zoals dat voor het voorliggende plangebied is vervaardigd. Het betreffende rapport zal worden geraadpleegd bij omgevingsvergunningen voor het bouwen en waar nodig zal nog nader onderzoek plaats hebben.

5.2.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan.

Anti-dubbeltelregel

Deze regel dient om te voorkomen dat indien in het bestemmingsplan bij een bepaald gebouw een zeker open terrein is geëist, dat terrein nog eens meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels

In dit artikel is een regeling opgenomen met betrekking tot bestaande maten en tot de overschrijding van bouwgrenzen.

Algemene gebruiksregels

In dit artikel staat omschreven wat binnen de bestemmingsregeling, zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van de planregels, onder strijdig gebruik wordt verstaan. Tevens is de parkeerregeling opgenomen met daarin vastgelegd dat binnen het plangebied voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd moet worden.

Algemene afwijkingsregels

Dit artikel is opgenomen om ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan met een algemene bevoegdheid mogelijk te maken. De regeling voorziet in een duidelijke begrenzing van het toepasbaar bereik van de afwijking.

Algemene wijzigingsregels

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt geen verplichting in. Deze bevoegdheid mag nadrukkelijk niet worden gebruikt om zodanig aanzienlijke wijzigingen van bestemmingen te bewerkstelligen, dat daarmee de essentie van het plan wezenlijk wordt veranderd.

5.2.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

In dit artikel staan de overgangsregels voor bestaande bouwwerken en bestaande gebruiksactiviteiten die afwijken van het bestemmingsplan.

Slotregel

Dit artikel geeft de titel van de regels van het bestemmingsplan aan.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 Overleg ex artikel 3.1.1. Bro

Het bestemmingsplan is op grond van de gemeentelijke inspraakverordening voor een ieder ter inzage gelegd gedurende de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.

6.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan 'Stella Nova III ' heeft van 22 juli tot en met 2 september 2022 ter inzage gelegen conform afdeling 3.4 Awb zoals opgenomen in artikel 3.8 van de Wro. Tijdens deze periode zijn er 3 zienswijzen binnengekomen. Deze zienswijzen zijn samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie in de Antwoordnota zienswijzen die opgenomen is in Bijlage ...

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen die zijn doorlopen voor het zekerstellen van de economische uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.

De Wet ruimtelijke ordening maakt het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in een bestemmingsplan, een wijziging van een bestemmingsplan of een projectafwijkingsbesluit. De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is staan in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit betreft onder meer plannen voor de bouw van een of meer woningen en de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen. Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is.

Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is en er geen fasering of tijdvak behoeft te worden vastgelegd én geen locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) hoeven te worden vastgesteld.

Ten behoeve van deze ontwikkeling is een overeenkomst gesloten tussen de gemeente en Maasdelta, waarbij Maasdelta ontwikkelt. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid in voldoende mate verzekerd.