direct naar inhoud van Toelichting
Plan: 2e partiële herziening Keijzershof 2018
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1926.he100210136-4001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Op 28 juni 2018 is door de gemeenteraad van Pijnacker - Nootdorp het bestemmingsplan 'Keijzershof 2018' vastgesteld. Dat bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van de woonwijk Keijzershof mogelijk. Deze wijk kent verschillende deelgebieden. Sinds de vaststelling van het bestemmingsplan is de behoefte aan woningtypen gewijzigd. Om die reden heeft de gemeente onderzocht of - met behoud van de ruimtelijke kwaliteit - een verdichting van het deelgebied 'Centrumlijn Noord' tot de mogelijkheden behoort. Daarmee kan ingespeeld worden op de behoefte aan meer sociale, middeldure huur- en bereikbare koopwoningen. In het ambitiedocument 'Centrumlijn Noord' (Bijlage 1) is een raamwerk voorgesteld waarbinnen een hoogwaardige ontwikkeling kan plaatsvinden. Op 23 december 2021 besloot de gemeenteraad in te stemmen met verdichting van het aantal woningen in de Centrumlijn. Uit het ambitiedocument blijkt dat het mogelijk is om tot een iets andere invulling van dit deelgebied te komen dan voorzien met het geldende bestemmingsplan. Om die invulling te kunnen realiseren is een bestemmingswijziging nodig voor het deelgebied 'Centrumlijn Noord'. Deze partiële herziening voorziet hierin.

Een gebied met de bestemming 'Groen' dient een woonbestemming te krijgen. Daarnaast is een gebouwde parkeervoorziening in het plan voorzien die niet past binnen de geldende planregels. Voor het gebied is ook een 'parkeerruimte op maat' bepaald. Deze dient in het bestemmingsplan te worden verwerkt. Tot slot wordt een sluitende regeling voor (de verplaatsing van) de speel/sportvoorziening (ook wel multicourt genoemd) meegenomen in het plan.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt aan de Klapwijkseweg te Pijnacker en omvat de volgende kadastrale percelen:

  • PAK, sectie B, nummer 5319 (gedeeltelijk);
  • PAK, sectie B, nummer 5323
  • PAK, sectie B, nummer 5324
  • PAK, sectie B, nummer 6025

Aan de noordzijde sluit het plangebied aan op een bedrijfslocatie waarop een tankstation en wasstraat aanwezig zijn. Aan de oostzijde ligt de Klapwijkseweg. Ten zuiden van het plangebied ligt de Hofpleintunnel en ten westen een railverbinding (Randstadrail) met daarbij behorende (stallings) voorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.he100210136-4001_0001.png"

Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: ruimtelijkeplannen.nl; bewerking: Juust)

1.3 Doel

Het doel van dit bestemmingsplan is het gewijzigde plan planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de verschillende planonderdelen te realiseren.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit zes hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Het project

2.1 Beschrijving project

2.1.1 Huidige situatie

Het plangebied bestaat momenteel uit een openbare parkeerplaats die wordt gebruikt als P+R-terrein (ca. 180 parkeerplaatsen) voor het metrostation Pijnacker-Zuid. Verder is het terrein deels groen ingericht en is er een speel/sportvoorziening aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.he100210136-4001_0002.png"

Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied vanaf de Klapwijkseweg, zuidoostzijde plangebied (bron: GoogleMaps)

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.he100210136-4001_0003.png"

Afbeelding 3 | Huidige situatie plangebied vanaf de Klapwijkseweg, noordoostzijde plangebied (bron: GoogleMaps)

2.1.2 Toekomstige situatie

Het gebied 'Centrumlijn Noord' zal de komende jaren een transformatie ondergaan: van anonieme plek naar een aantrekkelijke en groene (woon)buurt. Daarbij wordt de potentie van de ligging aan een OV-knooppunt volledig benut. Door de aantrekkelijke verbindingen wordt het gebruik van het openbaar vervoer bij zowel bewoners van het nieuwe woongebied zelf, als ook van omwonenden vanuit de oostzijde van Pijnacker gestimuleerd. Het plan (ambitiedocument) voor dit deelgebied is opgesteld door 'De Zwarte Hond' en is bijgevoegd als Bijlage 1.

Op deze locatie wordt een mix van woningtypes voorgestaan (sociale huurwoningen, bereikbare huur- en koopwoningen en dure koopwoningen) welke zorgvuldig zijn ingepast in de omgeving: zowel grondgebonden woningen als appartementen rondom collectieve tuinen. In de verhouding 40% - 40% - 20% worden sociale huurwoningen, bereikbare huurwoningen en dure koopwoningen gerealiseerd. Het aandeel sociale woningen is 40% en het aandeel bereikbare woningen is 35 tot 40%. Het aantal woningen in dit deelgebied wordt hiermee weliswaar hoger dan aanvankelijk voorzien, maar het totaal aantal toegestane woningen binnen Keijzershof wordt niet vergroot.'

De uitstraling is kwalitatief hoogwaardig en autovrij. Het parkeren vindt plaats in een collectieve parkeervoorziening centraal in het gebied. Parkeren wordt opgelost in gebouwde voorzieningen, (half)verdiept of bovengronds.

Deze parkeervoorziening wordt slim uitgewisseld met de parkeerbehoefte van de OV-reiziger, waardoor deze voorziening als onderdeel van de 'mobility hub' duurzaam gebruikt kan worden. Door de parkeerbehoefte voor bewoners en OV-reizigers slim uit te wisselen kunnen parkeervoorzieningen duurzaam worden gebruikt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.he100210136-4001_0004.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1926.he100210136-4001_0005.png"

Afbeelding 4 | Raamwerkkaart (bron: De Zwarte Hond)

Ten behoeve van de ontwikkeling zal de bestaande speel-/sportvoorziening welke is gelegen aan de noordzijde van het plangebied verplaatst worden naar een andere locatie binnen het plangebied. Naast het wonen dienen er ondersteunende functies mogelijk gemaakt te worden, zoals een fietsverhuur/-reparatie of coffeecorner.

2.2 Juridische regeling

2.2.1 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Keijzershof 2018' en de bijbehorende eerste partiële herziening van de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Het bestemmingsplan Keijzershof 2018 is op 28 juni 2018 door de gemeenteraad vastgesteld. De partiële herziening is vastgesteld op 24 september 2020. De gronden zijn bestemd voor 'Woongebied' en 'Groen'. Binnen het woongebied is een ruim bouwvlak opgenomen, waar een bouwhoogte van 28 meter van toepassing is. Zelfstandige parkeervoorzieningen zijn binnen deze bestemming reeds mogelijk. Binnen het plangebied zijn dubbelbestemmingen voor bescherming van ecologische waarden en de ligging van een hoogspanningsleiding aanwezig.

In de eerste partiële herziening zijn enkele begrippen toegevoegd en een aantal enkelbestemmingen gewijzigd. Deze hebben geen betrekking op de enkelbestemmingen zoals opgenomen in deze tweede partiële herziening.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.he100210136-4001_0006.png"

Afbeelding 5 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)

2.2.2 Planuitwerking

Gekozen is voor een partiële herziening van het geldende bestemmingsplan inclusief de daarbij horende eerder vastgestelde partiële herziening. Dat wil zeggen dat de regels van het 'moederplan' Keijzershof 2018 in beginsel in stand blijven en daarop aanvullingen of wijzigingen worden gedaan.

Het plan voor Centrumlijn Noord past ter plaatse van de bestemming 'Groen' niet binnen het geldende bestemmingsplan. De bestemming 'Woongebied' wordt daarom vergroot, evenals het bouwvlak. De maximum bouwhoogte (28 meter) zoals reeds van toepassing is binnen het gebied waar de bestemming 'Woongebied' al geldt wordt ook voor de uitbreiding opgenomen. De bestemming 'Woongebied' biedt een flexibele regeling om het plan te kunnen realiseren. Het aantal te realiseren woningen past binnen de geldende regeling voor 'Woongebied' waardoor een nadere regeling daarvoor niet nodig is. Het totaal aantal woningen binnen geheel Keijzershof wordt namelijk niet vergroot.

Ten behoeve van de gebouwde parkeervoorziening is een nadere regeling in de regels opgenomen. Hoewel de functie reeds mogelijk is, voorzien de huidige bouwbepalingen niet in de mogelijkheid om hiervoor een omgevingsvergunning te verlenen. Dergelijke (hoofd)gebouwen zijn binnen de geldende planregels niet toegestaan. Een bouwplan voor deze voorziening moet nog worden uitgewerkt. Daarom is gekozen voor een flexibele regeling.

Ter ondersteuning van zowel het woongebied als het OV-knooppunt is het gewenst ondersteunende voorzieningen toe te staan. Daarbij wordt gedacht aan bijvoorbeeld een coffee-togo, fietsverhuur/ -reparatie, ontmoetings- of werkruimten. Daarvoor is een sublid toegevoegd in de bestemmingsomschrijving 'Woongebied'. Tevens is een bouwregeling opgenomen.

In verband met het herplaatsen van de speel- en sportvoorziening is van belang dat ook de daarbij behorende andere bouwwerken (de hekwerken rondom) kunnen worden vergund. Overige andere bouwwerken mogen in het geldende bestemmingsplan maximum 3 meter hoog zijn. Bij een nieuwe voorziening is het aannemelijk dat de hekwerken iets hoger worden. Een dergelijke speel- en sportvoorziening kan daarnaast invloed hebben op de woonomgeving. Om die reden wordt het herplaatsen van deze voorziening met hogere bouwwerken tot 5 meter mogelijk gemaakt via een afwijkingsbevoegdheid. Bij toepassing daarvan dient beoordeeld te worden of er geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse plaatsvindt.

Deze bijzondere locatie vraagt om maatwerk ten aanzien van de parkeerbehoefte. De geldende beleidsnota Parkeernomen 2012 is voor deze situatie onvoldoende toepasbaar. In afwijking van de standaardregel (voldoen aan de 'algemene' parkeernorm) wordt daarom in deze planherziening voor dit specifieke gebied een andere parkeernorm bepaald. Deze is tot stand gekomen op basis van uitgebreid parkeeronderzoek. Een en ander is nader uitgewerkt in paragraaf 4.10.

De bestemming 'Groen' komt in dit deelgebied te vervallen.

2.2.3 Juridische planbeschrijving

In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.

Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.

Verbeelding

De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.

Regels

Algemeen

De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:

- Hoofdstuk 1 Inleidende regels

- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

- Hoofdstuk 3 Algemene regels

- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Inleidende regels

Begripsbepalingen en Relatie met geldend plan

De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en in dit geval een beschrijving van de relatie met het reeds geldende plan. Gelet op het karakter van het plan zijn de begripsbepalingen beperkt tot het plan en het bestemmingsplan.

Bestemmingsregels

In de bestemmingsregels zijn de aanvullingen of wijzigingen ten opzichte van het moederplan en de eerste partiële herziening beschreven. Verwezen wordt hier naar paragraaf 2.2.2, waarin de achtergrond van de regelingen is beschreven.

Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. Dit is de enige algemene regel die in dit bestemmingsplan hoeft te worden opgenomen.

Overgangs- en slotregels

In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In het moederplan 'Keijzershof 2018' is uitgebreid ingegaan op diverse beleidskaders, zie hoofdstuk 4 Keijzershof 2018. Dat beleidskader is grotendeels nog van toepassing. Er is geen sprake van het toevoegen van woningen of andere stedelijke ontwikkelingsprojecten. Het gaat uitsluitend om het aanpassen van bouwmogelijkheden voor functies die in het geldende bestemmingsplan al mogelijk zijn. Om die reden wordt in dit hoofdstuk volstaan met het beschrijven van een aantal beleidsstukken die na de vaststelling van het bestemmingsplan Keijzershof 2018 zijn vastgesteld. Voor het overige wordt verwezen naar hoofdstuk 4 van de toelichting van het moederplan.

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie

Gemeenten, provincies en het Rijk worden verplicht om een omgevingsvisie op te stellen vanuit de nieuwe Omgevingswet. Vooruitlopend op de invoering van de Omgevingswet heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) opgesteld. Het ontwerp van de NOVI is in juni 2019 verschenen. De NOVI kent onder meer de volgende vier prioriteiten:

1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;

2. Duurzaam economisch groeipotentieel;

3. Sterke en gezonde steden en regio's;

4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Het beleid uit de NOVI bevat geen specifieke zaken die betrekking hebben op de ontwikkeling die deze planherziening mogelijk maakt.

Het actuele rijksbeleid verzet zich niet tegen de ontwikkeling.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Zuid-Holland / Omgevingsverordening Zuid-Holland

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De omgevingsvisie (geconsolideerde versie 7 augustus 2021) geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Met het omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkeling en een goede leefomgevingskwaliteit. De provincie zet in de Omgevingsvisie in op veel thema`s die niet allemaal relevant zijn in het kader van dit bestemmingsplan. De volgende thema`s zijn relevant:

Verstedelijking
De provincie streeft naar een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied en wil de bebouwde ruimte daarom beter benutten. De provincie zet ten eerste in op verdichting, concentratie, diversiteit en specialisatie binnen het bestaand stads- en dorpsgebied, en ten tweede op een hiërarchie van complementaire knooppunten en centra met een goede onderlinge bereikbaarheid.

De provincie hanteert de volgende uitgangspunten voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen:

  • Bouw naar behoefte;
  • Bouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied;
  • Bouw georiënteerd op hoogwaardig openbaar vervoer; versterk de langzaam vervoersrelaties
  • Benut het netwerk van stedelijke centra en knooppunten;
  • Bouw toekomstbestendig; houd rekening met energietransitie, natuurinclusiviteit, klimaatadaptie en een gezonde leefomgeving.

Als een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ doorlopen. Toepassing is ook van provinciaal belang.

Stedelijke ontwikkelingen die niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied gerealiseerd kunnen worden, kunnen in het landelijk gebied plaatsvinden in aansluiting op bestaand stads- en dorpsgebied of in bebouwingslinten.

In dit geval is er sprake van een ontwikkeling binnen bestaand stads- en dorpsgebied die inspeelt op de actuele behoefte.

Toekomstbestendig bouwen

De provincie wil zorgen voor een toekomstbestendig ingericht bebouwd gebied dat zorgt voor een prettige, gezonde en veilige leefomgeving. Een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling dient (in toenemende mate):

  • energieneutraal te zijn, door optimaal in te zetten op besparing van elektriciteits- en warmte/koeltevraag, het benutten van rest- en aardwarmte en zoveel mogelijk in eigen (lokale) hernieuwbaar opgewekte elektriciteit te voorzien.
  • klimaatbestendig en waterrobuust te zijn ook op slappe ondergrond. Daarmee wordt bedoeld dat het nieuw ingerichte gebied en de omgeving goed blijft functioneren in extreme weersomstandigheden. Klimaatadaptief bouwen is daarom de norm in Zuid-Holland.
  • uit te gaan van natuurinclusief bouwen om daarmee de biodiversiteiten variatie aan biotopen voor de stedelijke soorten in het bebouwde gebied duurzaam te behouden en te versterken.
  • circulaire oplossingen te bieden bij realisatie en beheer door een verantwoord materiaalgebruik en het hanteren van de ontwerpprincipes modulariteit en losmaakbaarheid, zodat er kan worden ingespeeld op een veranderde behoefte in de toekomst.
  • gezonde en veilige leefomgeving te bevorderen; die een gezonde leefstijl ondersteunt, met een beweegvriendelijke leefomgeving voor sport en beweging stimuleert en waarin een goede milieukwaliteit wordt beschermd en bevorderd.

In ruimtelijke visies en plannen wordt opgenomen hoe ruimtelijke ontwikkelingen zijn toegerust op de gevolgen van klimaatverandering en invulling wordt gegeven aan energieneutraliteit, natuurinclusiviteit, circulariteit en een gezonde bebouwde leefomgeving.

Tevens zet de provincie via diverse provinciale programma’s in op (versnelling van) de realisatie naar een energieneutrale, klimaatbestendige, natuurinclusieve, circulaire, gezond en veilige bebouwde leefomgeving, alsmede een robuuste groenblauwe hoofdstructuur in Zuid-Holland. Dit doet de provincie vanuit verschillende rollen in samenwerking met verschillende partners.

Nadrukkelijk is in het Ambitiedocument Centrumlijn Noord rekening gehouden met de eisen en wensen van deze tijd ten aanzien van toekomstbestendig bouwen.

Ruimtelijke kwaliteit

De provincie geeft richting en ruimte aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en gebiedskwaliteit: een evenwicht en samenspel van toekomstwaarde, gebruikswaarde en belevingswaarde. Ruimtelijke kwaliteit speelt op verschillende niveaus: veelal plek gebonden, maar ook op het niveau van de gehele provincie en soms daarbuiten.

In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een ‘ja, mits-beleid’: ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit (waarborg ruimtelijke kwaliteit). Om te kunnen bepalen of een ontwikkeling past bij de gebiedskwaliteit, onderscheidt de provincie de kwaliteit van gebieden in categorieën en onderscheidt de ruimtelijke ontwikkelingen naar hun mate van impact op de omgeving. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën ruimtelijke ontwikkelingen:

  • Inpassen
  • Aanpassen
  • Transformeren

Onderhavige ontwikkeling valt in de categorie 'transformeren'. De ruimtelijke ontwikkeling past niet bij de bestaande gebiedsidentiteit. De ontwikkeling is toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart en door het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen.

Kwaliteitskaart

Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid bestaat uit een viertal kwaliteitskaarten, samengevat in één integrale kwaliteitskaart, bijbehorende richtpunten en een aantal bepalingen in de verordening (‘handelingskader ruimtelijke kwaliteit’). Dit beleid maakt maatwerk mogelijk.

Laag 1 - De ondergrond

Rivierdelta complex

Zoals overal in Zuid-Holland heeft het water en het menselijk handelen grote invloed gehad op de geomorfologie van dit deel van de provincie. Het land in de delta is vergroot door aanleg van dijken rond droogvallende gronden.

Jonge zeeklei

De gronden in het deltacomplex bestaan overwegend uit kleigronden. Dit zijn voedselrijke, draagkrachtige gronden. De deltawateren zijn onderdeel van het deltacomplex. De estuariene dynamiek is een belangrijk natuurlijk gegeven. Nauw verbonden met de deltawateren zijn de niet ingepolderde, buitendijkse kleigronden. Dit betreft de slikken, (bekade) gorzen, grienden, wilgenbossen en de uiterwaarden langs de rivieren. Het zijn natuurlijke landschappen waar ruimte is voor dynamische processen.

Richtpunt:

  • Ontwikkelingen dragen bij aan behoud of vergroting van ruimte voor dynamische natuurlijke processen en zoet-zoutovergangen in de Deltawateren en natuurlijke buitendijkse gebieden.

Laag 2 - De cultuur- en natuurlandschappen

De locatie is binnenstedelijk gelegen en niet nader aangeduid in deze kaartlaag.

Laag 3 - De stedelijke occupatie

Steden en dorpen

Deze laag bestaat uit het bebouwde gebied (steden en dorpen ) en de doorlopende netwerken van wegen, vaarwegen, spoor en groen. Zuid-Holland is een dynamisch gebied met een veelheid aan steden en dorpen. Steden en dorpen kennen elk hun eigen karakteristiek, ontstaan door ligging in het landschap of bijvoorbeeld verschil in economisch accent. Rotterdam als hardwerkende stad aan de haven, Den Haag als vredesstad aan zee of Delft dat techniek verenigt met cultuurhistorie.

Het voortbouwen op de eigen identiteit van steden en dorpen (en het landschap) zorgt voor herkenbare en onderscheidende woon- en werkmilieus. Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt aandacht gevraagd voor het behouden of versterken van de identiteit en gebruikswaarde van stads en dorpsgebied.

Laag 4- Laag van de beleving

Niet van toepassing

De ontwikkeling past binnen het actuele provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Omgevingsvisie Pijnacker Nootdorp 2050 - Verbonden met elkaar (ontwerp)

De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft een omgevingsvisie opgesteld waarin wordt beschreven hoe Pijnacker-Nootdorp er in 2050 uit zou kunnen zien. Met de nieuwe Omgevingsvisie bereidt de gemeente zich voor op de Omgevingswet die naar verwachting 1 januari 2023 in werking treedt. De omgevingsvisie is binnen deze wet een nieuw instrument waarin de gemeenteraad zijn integrale visie op fysieke leefomgeving voor de lange termijn geeft. De omgevingsvisie gaat over de hele fysieke leefomgeving en is breder dan zijn voorganger: de ruimtelijke structuurvisie. Het gaat niet alleen om thema's als wonen, ruimtelijke ordening, mobiliteit, economie en groen, maar ook om onderwerpen als gezondheid, omgevingsfactoren (milieu), duurzaamheid en veiligheid. De omgevingsvisie is op 25 november 2021 vastgesteld.

De gemeente onderscheidt vier ontwikkelingslijnen die gezamenlijk richting geven aan de toekomst van de fysieke leefomgeving van Pijnacker-Nootdorp:

1. Ontwikkelingslijn 1: Onderscheidend groen

2. Ontwikkelingslijn 2: Karakteristieke woon- en leefomgeving

3. Ontwikkelingslijn 3: Aantrekkelijk economische vestigingsklimaat voor inwoners en ondernemers

4. Ontwikkelingslijn 4: Een veerkrachtige leefomgeving voor mensen, planten en dieren

De ontwikkelingslijnen zijn geen keuzemogelijkheden, ze zijn allen even belangrijk en versterken elkaar. Samen geven ze een integraal beeld en richting voor de toekomst voor het gehele grondgebied van de gemeente. Dit plan sluit met name aan op ontwikkelingslijn 'Karakteristieke woon- en leefomgeving'.

Het plan past binnen ontwikkelingslijn 1 door onder meer een beweegvriendelijke groene ruimte te realiseren .De ambitie binnen ontwikkelingslijn 2 voor een goede lokale en regionale bereikbaarheid wordt met het plan mede gerealiseerd. Tevens wordt met het plan bijgedragen aan een evenwichtige woningvoorraad. Het plan behelst daarnaast een duurzame en klimaatbestendige ontwikkeling waarbij een goede omgevingskwaliteit is gewaarborgd.

Woonvisie 2020-2030

Op 25 juni 2020 is de Woonvisie Pijnacker-Nootdorp 2020-2030 vastgesteld. De woonvisie bestaat uit vier pijlers:

  • 1. Mooi wonen, prettig leven:
    • a. Identiteit en kwaliteiten van woonkernen behouden.
    • b. Bijsturen van kwetsbare woongebieden.
  • 2. Passende woningen voor onze inwoners:
    • a. Werken aan betaalbare koop- en huurwoningen.
    • b. Sturen op het behoud van de sociale voorraad.
    • c. De doorstroming stimuleren.
    • d. Een toekomstbestendige woningvoorraad voor senioren.
    • e. Uitbreiding van de bestaande voorraad.
  • 3. Duurzaam wonen:
    • a. Meewerken aan het ontwikkelen van de Regionale Energie Strategie (RES).
    • b. Het maken van een Energietransitieplan voor Pijnacker-Nootdorp.
  • 4. Een thuis voor alle doelgroepen:
    • a. Voor vijf doelgroepen is extra aandacht nodig:
      • vergunninghouders
      • woonwagenbewoners
      • spoedzoekers
      • arbeidsmigranten
      • uitstroom uit de zorg

Pijnacker-Nootdorp biedt ten opzichte van de regio een uniek woonmilieu en werkt daarvoor aan drie kernen met een hoogwaardige woonkwaliteit. Pijnacker, Nootdorp en Delfgauw verschillen onderling van elkaar en er zijn dan ook verschillende woonmilieus te vinden, die voor verschillende woonconsumenten aantrekkelijk zijn.

Het huidige koopaanbod biedt veel mogelijkheden voor huishoudens (vooral gezinnen) met een relatief hoog inkomen. Voor huishoudens met een laag tot middeninkomen zijn de mogelijkheden beperkter.

Met onderhavig plan wordt voorzien in een variatie aan woningtypen in verschillende prijsklassen, zowel (sociale) huur als koop, appartementen en grondgebonden woningen. Daarmee wordt ook voorzien in mogelijkheden voor huishoudens met een laag tot middeninkomen.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit van de leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.

Voor het plangebied geldt geen archeologische dubbelbestemming. Op de locatie 'Centrumlijn Noord' ( het plangebied) is een zeer lage verwachtingswaarde. Dit blijkt uit een in het kader van het moederplan uitgevoerd bureau-onderzoek door Transect d.d. 9 oktober 2017 (rapportnummer Transect-rapport 1349). Een nadere beoordeling of onderzoek is voor deze partiële herziening niet aan de orde. Het aspect archeologie belemmert de vaststelling van het plan niet.

Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.

Cultuurhistorisch waardevolle objecten in of in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, zijn niet aanwezig.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

In verband met de bestemmingswijziging van 'Groen' naar 'Woongebied' is het tankstation met wasstraat aan de Klapwijkseweg 2, direct ten noorden van het plangebied relevant. Op deze locatie is de bestemming 'Bedrijf' van toepassing. Binnen die bestemming is een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG toegestaan. Deze functie is op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' ingeschaald in milieucategorie 2. De richtafstand behorende hierbij bedraagt 30 meter in een rustige woonwijk of 10 meter in een gemengd gebied. De locatie is gelegen langs hoofdinfrastructuur, namelijk de Klapwijkseweg direct ten oosten van het plangebied en de metrobaan aan de westzijde van het plangebied. De locatie betreft een hoogwaardig OV-knooppunt waar diverse vormen van vervoer samen komen. In dit geval kan gesproken worden van een gemengd gebied, waardoor een richtafstand van 10 meter moet worden toegepast.

Het plangebied grenst direct aan de bedrijfsbestemming. De richtafstand moet worden gemeten vanaf de grens van de bedrijfsbestemming tot de uiterste situering van de gevel van de woning. Op de verbeelding is het bouwvlak vastgelegd op 10 meter uit de bestemmingsgrens van de bestemming 'Bedrijf'. Daarmee is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de nieuwe woningen/appartementen op deze locatie ten opzichte van het tankstation met wasstraat gewaarborgd.

Binnenplans is een gebouwde parkeervoorziening aanwezig. Deze wordt zowel door de bewoners zelf, als door gebruikers van het OV gebruikt. Daardoor zou deze voorziening als zelfstandige voorziening kunnen worden beoordeeld. In de VNG-brochure is in een gemengd gebied een richtafstand van toepassing van 10 meter tussen een zelfstandige parkeergarage en woningen. In de planregels wordt toegevoegd dat een woning slechts is toegestaan op een minimale afstand van 10 meter van een zelfstandige parkeervoorziening die niet uitsluitend gekoppeld is aan de woonfunctie binnen het plangebied.

Binnen het plangebied is daarnaast een speel- en sportvoorziening gewenst, de bestaande voorziening zal vervallen zodra de ontwikkeling met woningen tot stand komt. Een alternatief is nog niet uitgewerkt binnen het plangebied. De VNG-brochure geeft voor deze functie geen richtafstand. Een dergelijke voorziening kan - afhankelijk van de situering - gevolgen voor het woon- en leefklimaat in de omgeving met zich mee brengen. Om die reden wordt deze voorziening niet rechtstreeks mogelijk gemaakt, maar via een afwijkingsbevoegdheid. Zodra duidelijk is op welke wijze een speel- en sportvoorziening in het plan kan worden ingepast kan hiervoor een omgevingsvergunning worden verleend. Op dat moment wordt beoordeeld of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.4 Bodem

Om de bodem voor langere tijd te willen gebruiken, moeten we de bodem op de juiste manier benutten en beschermen. Naast het beschermen van de milieuhygiënische bodemkwaliteit hecht de gemeente waarde aan de overige functionele bodemkwaliteiten. Onder functionele bodemkwaliteiten wordt verstaan de draagkwaliteit, informatiekwaliteit, regulatiekwaliteit en productiekwaliteit. Deze kwaliteiten hebben onder andere betrekking op cultuurhistorische betekenis, levende bodem, ondergronds bouwen en bodemenergie inclusief geothermie.

4.4.1 Regelgeving en beleid

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en aantasting van de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Tevens is bij de realisatie van ruimtelijke plannen vaak grondverzet noodzakelijk. Het tijdelijke opslaan en toepassen van grond en/of baggerspecie en het toepassen van steenachtige bouwstoffen is middels het Besluit bodemkwaliteit aan regels gebonden.

Opgemerkt wordt dat tijdens het opstellen van dit bestemmingsplan de wet- en regelgeving in ontwikkeling zijn en binnen de toekomstige Omgevingswet zullen worden vormgegeven. De gemeente is onder de Omgevingswet het bevoegd gezag bodem. Het nieuwe wettelijke instrumentarium voor bodem berust op drie pijlers: preventie, toedeling van functies en beheer van historische bodemverontreinigingen.

  • Preventie: gaat niet alleen om de verontreinigingen door chemische stoffen maar ook om aantasting door het aanbrengen van veranderingen in de geologische opbouw (structuur) van de bodem of in de fysisch-mechanische eigenschappen van de bodem.
  • Toedeling van functies: de materiële integratie van alle aspecten van de fysieke leefomgeving, waaronder de chemische, fysische en ecologische bodemkwaliteit, krijgt vorm in de omgevingsvisie en het omgevingsplan.
  • Beheer van historische bodemverontreinigingen: de bescherming van de gezondheid van mensen, planten en dieren vraagt om het verstandig omgaan met resterende historische verontreinigingen.

Onder de Omgevingswet zullen de pijlers beleidsmatig worden ondergebracht in de toekomstige omgevingsvisie, het omgevingsprogramma ondergrond en het omgevingsplan.

Pijnacker-Nootdorp heeft in 2008 haar eigen Bodemnota vastgesteld. Deze Bodemnota was de eerste stap naar een verdiepte ruimtelijke ordening, waarbij de gemeente de kansen van de ondergrond in beeld brengt. De ambities van Pijnacker-Nootdorp sluiten goed aan bij landelijke ontwikkelingen op het gebied van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) (lagenbenadering) en het bodembeleid (Convenantbodemontwikkelingsbeleid).Om het gebruik van de ruimte beneden maaiveld duurzaam en optimaal te benutten zal bij ontwikkelingen of activiteiten in de onder- en/of bovengrond rekening moeten worden gehouden met de ruimtelijke ordening van de ondergrond in relatie tot de bovengrond, en vice versa.

Pijnacker-Nootdorp heeft in 2022 haar eigen Nota bodembeheer vastgesteld. De nota gaat over het hergebruiksbeleid voor grond en baggerspecie op het grondgebied van de gemeente Pijnacker-Nootdorp en geeft vorm aan het duurzaam en verantwoord beheer van de bodem in de gemeente Pijnacker-Nootdorp.

De provincie Zuid-Holland heeft haar beleid ten aanzien van bodemaspecten verwoord in de 'Beleidsvisie Bodem en Ondergrond' uit 2013. De provincie brengt in deze visie middels zes beleidsprioriteiten focus aan in het zoeken naar de balans tussen het optimaal benutten én beschermen van de bodem en de ondergrondse ruimte. De provincie is onder de Wet bodembescherming bevoegd gezag bodem.

4.4.2 Plangebied

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Pijnacker-Nootdorp blijkt dat het plangebied is gelegen binnen de bodemkwaliteitszone B2/T2/O2 'Bebouwing na 1945'. Doorgaande wegen en spoorwegen zijn uitgesloten van de bodemkwaliteitskaart.

4.4.3 Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan

Onderhavig bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard maar staat nieuwe ontwikkelingen toe.

4.4.4 Onderzoek en sanerende maatregelen bij toekomstige (her)inrichting of bestemmingswijziging

Bij het voornemen tot werkzaamheden in de bodem dient middels milieuhygiënisch bodemonderzoek dat voldoet aan Kwalibo te zijn vastgesteld of sanerende maatregelen moeten worden uitgevoerd om het beoogde gebruik mogelijk te maken. De bodem van het plangebied is milieukundig onderzocht conform rapport nr. 190259B01, datum 30 juli 2019 (Bijlage 2). Voor de milieukundige bodemkwaliteit van het terrein wordt verwezen naar het genoemde rapport en daaraan voorafgaande onderzoeken zoals omschreven in de beschikking geval van bodemverontreiniging opgesteld door de ODH, d.d. 3 november 2020 (Bijlage 3). Vastgesteld is dat er in het kader van de Wet bodembescherming sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging, waarvan de globale ligging in de tekening bij de beschikking is weergegeven. Voor het verplaatsen, isoleren en/of het verwijderen van een bodemverontreiniging dient daaraan voorafgaand het bevoegd gezag te hebben ingestemd. Om de toekomstige (her)inrichting of bestemmingswijziging mogelijk te kunnen maken zijn voor het geval van ernstige bodemverontreiniging de bodemsanerende maatregelen uitgewerkt in het bodemsaneringsplan d.d. 13 augustus 2020 (Bijlage 4), waarmee de ODH namens het bevoegd gezag Wet bodembescherming d.d. 3 november 2020 heeft ingestemd.

De gemeente toetst de saneringsvariant van een 'ernstig geval van bodemverontreiniging' in het kader van de Woningwet, de saneringsvariant van een 'niet-ernstige geval van bodemverontreiniging' binnen de kaders van de Wet bodembescherming, en de saneringsvariant in het kader van de bodembeheeropgave onder toekomstige Omgevingswet.

Voor de aanpak van gevallen van asbestverontreiniging die vallen onder het Besluit asbestwegen Wms dient goedkeuring te zijn verleend door het bevoegd gezag, te weten Inspectie Leefomgeving en Transport.

Voorafgaand aan het vrijkomen van baggerspecie en/of het dempen van een watergang dient voor het bepalen van de (milieuhygiënische) kwaliteit van baggerspecie een waterbodemonderzoek te worden uitgevoerd conform de vastgestelde norm (huidige norm: NEN-5720), voor zover het Besluit

bodemkwaliteit geen vrijstelling kent. Tevens wordt geadviseerd om gelijktijdig monsters te nemen van de ondergrond onder de (aanwezige) baggerspecie, het volume van de aanwezige baggerspecie vast te (laten) stellen en een verwerkingsadvies voor de baggerspecie op te (laten) stellen.

4.4.5 Actualiteit milieuhygiënische (bodem)kwaliteitsgegevens

Sinds 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) in werking getreden, waaraan alle bij de overheid ter toetsing aangeleverde bodemkwaliteitsgegevens dienen te voldoen. Met de introductie van het Bbk is een nieuw standaard stoffenpakket geïntroduceerd en dienen onderzoeken en waar nodig bodemsanerende maatregelen te worden uitgevoerd door erkende bodemintermediairs (Kwalibo: Kwaliteitsborging in het bodembeheer). Bodemkwaliteitsgegevens die niet voldoen aan het Bbk, kunnen niet als actueel worden beschouwd.

Ook locatie specifieke omstandigheden kunnen van invloed zijn op de bodemkwaliteit. Een (bodem)onderzoek betreft een momentopname. De resultaten van het onderzoek kunnen minder representatief worden naarmate de tijd verstrijkt. Indien na het onderzoek op of nabij de locatie (bodembedreigende) activiteiten of calamiteiten plaatsvinden en/of in de omgeving (mobiele) verontreinigingen aanwezig zijn, kan de bodemkwaliteit hierdoor zijn of worden beïnvloed.

4.4.6 Herbruikbare grond, baggerspecie en/of bouwstof

Indien tijdens graafwerkzaamheden herbruikbare grond, baggerspecie en/of bouwstof vrijkomt en hergebruikt of afgevoerd gaat worden, is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. In het kader van het Besluit bodemkwaliteit kan het noodzakelijk zijn om aanvullend op het bodemonderzoek een partijkeuring (AP04) uit te laten voeren om van de vrijkomende partij de verwerkings- en/of gebruiksmogelijkheden te kunnen classificeren.

4.5 Externe veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.

4.5.1 Risicovolle bedrijven binnen/nabij het plangebied

Binnen/nabij het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven met een PR 10-6 risicocontour die buiten de inrichting valt. Het plangebied valt niet binnen het invloedsgebied van een risicovol bedrijf. Een berekening of verantwoording van het groepsrisico is niet aan de orde.

4.5.2 Transport gevaarlijke stoffen binnen/nabij het plangebied

Transport gevaarlijke stoffen over rijkswegen

Uit de risicokaart blijkt dat de A4 een PR 10-6 risicocontour heeft van 23 meter. De A4 heeft een plasbrandaandachtsgebied. Uit de risicokaart blijkt dat de A12 een PR 10-6 risicocontour heeft van 0 meter. De A12 heeft geen plasbrandaandachtsgebied. Uit de risicokaart blijkt dat de A13 een PR 10-6 risicocontour heeft van 17 meter. De A13 heeft ook een plasbrandaandachtsgebied. Het plangebied ligt niet binnen deze contouren. Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van de A4 , de A12 of de A13. Een berekening en een verantwoording van het groepsrisico zijn dan ook niet aan de orde.


afbeelding "i_NL.IMRO.1926.he100210136-4001_0007.png"

Tabel 1 | Invloedsgebieden en afstanden rijkswegen

Transport gevaarlijke stoffen over provinciale wegen

Een klein deel van de N470 is aangewezen als gemeentelijke route voor het transport van gevaarlijke stoffen. Over dit gedeelte wordt voornamelijk LNG vervoerd, naar een locatie op het bedrijvenpark Ruyven. Op basis van de vergunde jaarlijkse doorzet zijn er 260 transportbewegingen te verwachten. Het overige deel van de N470 is niet aangewezen als route transport gevaarlijke stoffen. Er kan incidenteel wel transport van gevaarlijke stoffen plaats vinden, via een ontheffing. Dit zal met name de bevoorrading van (kleine) propaantanks in het buitengebied betreffen. De tankstations binnen de gemeente Pijnacker-Nootdorp verkopen geen LPG, ook ESSO aan de rijksweg A13 niet.

In de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) is vastgelegd hoe de risico's van transport van gevaarlijke stoffen conform het vigerende beleid geanalyseerd moeten worden. In HART zijn vuistregels opgenomen ten aanzien van de noodzaak om te rekenen aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het gebruik van deze handleiding is verplicht.

De vuistregels uit de HART geven aan dat voor een weg buiten de bebouwde kom (zoals de N470) geldt dat er geen PR-10-6 contour aanwezig is als het aantal tankauto's van de stofcategorie GF3 (propaan, LPG, LNG) lager is dan 500. Voor de N470 binnen de gemeente Pijnacker-Nootdorp zijn geen tellingen beschikbaar, wel voor het deel in Delft (GF3: 75) en in Zoetermeer (GF3: 73). Gezien het feit dat in Pijnacker-Nootdorp geen LPG geleverd wordt maar alleen propaan zal het aantal transporten GF3 op het niet aangewezen deel van de N470 vergelijkbaar of lager zijn. Op het aangewezen deel van de N470 komen daar de transporten LNG bij (260). Opgeteld zal het totaal aantal transporten GF3 beduidend lager zijn dan 500. Daarmee wordt voldaan aan de vuistregels voor het plaatsgebonden risico.

Er is ook gekeken of er voor de N470 sprake is van overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Om dit te bepalen is getoetst of het aantal GF3 transporten onder de drempelwaarden in tabel 1-6 (overschrijding 10% van de oriëntatiewaarde voor wegen buiten de bebouwde kom, eenzijdige bebouwing) en tabel 1-7 (overschrijding 10% van de oriëntatiewaarde voor wegen buiten de bebouwde kom, tweezijdige bebouwing) zit en of met dit plan ook onder deze drempelwaarde wordt gebleven.

Van belang is de afstand tussen de bebouwing en de N470, het aantal personen per hectare en het aantal transporten GF3 over de N470. Ter hoogte van dichte en tweezijdige bebouwing (Emerald en Ruyven) is de afstand tussen de as van de weg en de bebouwing minimaal 30 meter. Hier is ook het aantal transporten het hoogst, vanwege het bevoorraden van het LNG-tankstation op Ruyven: 260. Tabel 1-7 laat zien dat de drempelwaarde voor de 10% van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt pas overschreden bij een bevolkingsdichtheid van 90 personen per hectare. Dat is daar niet aan de orde. Elders (zoals ter hoogte van het plangebied) langs de N470 ligt de bebouwing wel dichterbij (minimaal 15 meter) maar daar is sprake van eenzijdige bebouwing. Hiervoor wordt gekeken naar tabel 1-6. Over dit deel van de N470 wordt alleen sporadisch propaan vervoerd. In combinatie met de lagere bevolkingsdichtheid zal ook hier de 10% van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico niet worden overschreden. Voor een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico mogen de drempelwaarden uit de tabellen 1.6 en 1.7 met 10 vermenigvuldigd worden. Deze aantallen worden niet gehaald, er zal geen sprake zijn van overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico.
Een (beperkte) verantwoording van het groepsrisico is aan de orde indien een plangebied zich bevindt binnen het invloedsgebied van een risicobron. Het invloedsgebied wordt bepaald door de 1% letaliteitsafstand van de stofcategorieën die getransporteerd worden. Voor GF3 geldt een invloedsgebied van 355 meter. Het plangebied ligt op zo'n 460 meter van de N470. Een berekening van de toename van het groepsrisico is daarom niet aan de orde.

Gemeentelijke route voor transport gevaarlijke stoffen

Het transport van alle gevaarlijke stoffen rust op een belangrijk basisprincipe: diegene die met een voertuig via de weg gevaarlijke stoffen vervoert is, op grond van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen (WVGS), verplicht als zodanig de bebouwde kommen van gemeenten te vermijden. Als het vervoer binnen de bebouwde kom noodzakelijk is ten behoeve van het laden en lossen of omdat er redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar is, mag de chauffeur van dit basisprincipe afwijken. Op deze manier wordt het transport van gevaarlijke stoffen door de bebouwde kom geminimaliseerd.

De gemeente Pijnacker-Nootdorp beschikt over een aangewezen wegennet voor routeplichtige stoffen op grond van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De route voor gevaarlijk transport is gelegen op bedrijventerrein Ruijven en ligt op ruime afstand van het plangebied.

Transport gevaarlijke stoffen over spoor en water

Het spoor (NS Den Haag - Gouda; Randstadrail Den Haag - Rotterdam) wordt niet gebruikt voor transport van gevaarlijke stoffen. Rondom deze spoorbanen bevindt zich daarom geen risicocontour in het kader van externe veiligheid. Ook vindt er geen transport van gevaarlijke stoffen over water plaats.

Buisleidingen binnen/nabij het plangebied

4.5.3 Buisleidingen binnen/nabij het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.he100210136-4001_0008.png"

Tabel 2 | Invloedsgebieden en afstanden buisleidingen

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.he100210136-4001_0009.png"

Afbeelding 6 | Ligging buisleiding en invloedsgebied (1% letaalzone) (bron:gemeente Pijnacker-Nootdorp)

Aardgas

Nabij het plangebied ligt een hoge druk aardgastransportleiding (W-539-09). Deze buisleiding heeft een diameter van 16 inch en druk van 40 bar. De buisleiding kent een invloedsgebied van 170 meter. Bij een ruimtelijk plan binnen het invloedsgebied van een buisleiding is een berekening en verantwoording van het groepsrisico verplicht. Het plangebied ligt net buiten het invloedsgebied van de buisleiding, op ongeveer 183 meter. Een berekening en een verantwoording van het groepsrisico zijn daarom niet aan de orde. De aardgastransportleiding vormt geen belemmering.

Brandbare vloeistoffen
Er loopt een brandstofleiding (K2) van Defensie Pijpleidingorganisatie (DPO) door de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Deze buisleiding ligt op ruim 440 meter afstand van het plangebied. De brandstofleiding vormt daarom geen belemmering.

CO2
Er loopt een ondergrondse CO2-leiding ten zuiden van het plangebied. Naar aanleiding van ontwikkelingen nabij dezelfde CO2-leiding in Zoetermeer is in 2007 door RIVM en TNO uitgebreid onderzoek gedaan naar de risico's en effecten van vrijkomend CO2 bij leidingbreuk. Hierbij is door het RIVM geconcludeerd dat de risico's en letale effecten zich niet voordoen buiten een afstand van 4 meter van de buisleiding. VROM onderschrijft dit onderzoek en deze conclusie (brief VROM, datum 24-08-2007, kenmerk DGM/EV2007082989). Ook recent onderzoek aan de leiding De CO2-leiding (Tebodin, document-nummer 3413682, 7 april 2014) bevestigt dit. De rapportage van Arcadis “QRA Vervoersknoop Bleizo (01-02-2016, kenmerk D04011.000122) stelt “De ondergrondse leidingdelen leiden niet tot externe veiligheidsrisico.” De buisleiding ligt op ongeveer 430 meter van het plangebied en is daarom geen belemmering.

4.5.4 Conclusie

Alle aspecten van externe veiligheid zijn beschreven en beoordeeld. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen binnen het plangebied.

4.6 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidsgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidsnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.

Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt.

Door Kraaij Akoestisch Adviesbureau is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, rapportage d.d. 24 januari 2021 (Bijlage 5). Daaruit blijkt het volgende:

  • De geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai bedraagt ten hoogste 61 dB vanwege de Klapwijkseweg, ten hoogste 54 dB vanwege de Hofpleintunnel en ten hoogste 45 dB vanwege de 30 km/u wegen in de nabijheid van de ontwikkellocatie.
  • De geluidbelasting vanwege railverkeerslawaai bedraagt ten hoogste 67 dB vanwege de metrolijn E.

De voorkeursgrenswaarde wordt overschreden vanwege de Klapwijkseweg, de Hofpleintunnel en de metrolijn E, met ten hoogste 13 dB. Er is onderzocht of er maatregelen genomen kunnen worden om de geluidbelasting te verminderen. Deze blijken niet mogelijk, waardoor er een hogere waarde op basis van de Wet geluidhinder verleend moet worden. Hoewel er sprake is van een forse overschrijding van de voorkeursgrenswaarde wordt de maximale ontheffingswaarde niet overschreden. Voor een deel van het plangebied zijn reeds hogere waarden Wet geluidhinder verleend, echter deze zijn ontoereikend voor het realiseren van het gehele deelgebied. Er zal een nieuwe procedure hogere waarden worden gevolgd, parallel aan de procedure van dit bestemmingsplan. Daarnaast is het noodzakelijk om in het kader van de vergunningprocedure (omgevingsvergunning onderdeel 'bouwen') voor de nieuwbouw onderzoek te doen naar de karakteristieke geluidwering van de uitwendige gevelconstructie van de woningen. De karakteristieke geluidwering van het meest kritisch gelegen nieuwe woongebouw, langs de rand van het woongebied, moet minimaal voldoen aan 26 tot 34dB voor een verblijfsgebied (afhankelijk van ligging en bouwhoogte).

4.7 Kabels en leidingen

In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.

Aan de westzijde van het plangebied, deels binnen het plangebied, is de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' aanwezig. Ter plaatse is een ondergrondse hoogspanningsleiding aanwezig, welke een belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijden van het hart van de leiding heeft. De woonbebouwing wordt gerealiseerd buiten de belemmeringenstrook en vormt daardoor geen obstakel voor de realisatie.

4.8 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.

In het kader van het moederplan 'Keijzershof 2018' is onderzoek gedaan naar de gevolgen vanwege luchtkwaliteit. Omdat voor de locatie Centrumlijn sprake was van een mogelijk 'in betekenende mate' bijdrage aan de verslechtering van de luchtkwaliteit heeft een nadere beoordeling door Tritium plaatsgevonden (Onderzoek luchtkwaliteit , 29 mei 2018). Daaruit is gebleken dat de jaargemiddelde grenswaarden voor de jaren 2020 en 2030 nergens op de omliggende (ontsluitings) wegen worden overschreden. Er is ook geen sprake van een dreigende normoverschrijding, waardoor geen gebruiksbeperkingen nodig zijn. Ook met de toevoeging van ca. 50 woningen in het plangebied zal er geen sprake zijn van een normoverschrijding. Het totale aantal woningen in het grotere gebied neemt namelijk niet toe. Daarnaast wordt met de ontwikkeling meer gebruik van openbaar vervoer gestimuleerd.

4.9 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven en of er (significant) negatieve effecten kunnen optreden in beschermde gebieden.

Gebiedsbescherming

Gelet op de grote afstand (ca. 8,5km) tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Meijendel en Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein zal er niet snel een effect optreden op deze beschermde gebieden als gevolg van activiteiten in de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Uit de ecologische risico-inschatting die bij het moederplan is gevoegd (rapportage ecologische risico-inschatting) blijkt reeds dat beschermde habitattypen geen negatief effect ondervinden van stikstofemissie. Omdat het aantal woningen binnen Keijzershof als geheel niet wijzigt en daarmee ook geen wijziging plaatsvindt in de totale verkeersbewegingen is het niet nodig een (nieuwe) stikstofberekening uit te voeren.

Soortenbescherming

Door Van der Helm milieubeheer is een 'ecologische quickscan Centrumlijn Noord te Pijnacker' uitgevoerd (rapportage d.d. 1 maart 2022, Bijlage 6). Daaruit blijkt dat tijdens de uitvoering van de werkzaamheden rekening gehouden moet worden met de Wet natuurbescherming, onderdeel flora en fauna. Met uitzondering van algemene broedvogels, vogels uit categorie 5 (voldoende alternatief), vleermuizen (geen beschermde elementen) en algemene en vrijgestelde grondgebonden zoogdieren en amfibieën geen zwaarder beschermde soorten/elementen in het projectgebied worden verwacht. Wel dienen bij de uitvoering maatregelen genomen te worden ter voorkoming van overtreding van de Wet natuurbescherming:

  • maatregelen t.b.v. (het broeden van) oeverzwaluwen;
  • werkzaamheden bij voorkeur uitvoeren buiten het broedseizoen i.v.m. algemene broedvogels en categorie 5 vogels;
  • vluchtmogelijkheden bieden voor aanwezige dieren.

Voor het kappen van de bomen is geen vergunning op basis van de Wet natuurbescherming nodig, wel een omgevingsvergunning.

Naast de genoemde maatregelen is het aanbevolen om de bestaande idylle voor vlinders en insecten zo veel mogelijk te behouden, compenseren of terug te laten komen in de nieuwe situatie. Ook natuurinclusief bouwen bevordert de biodiversiteit. Bij de nadere uitwerking van het plan wordt bezien welke mogelijkheden hiertoe aanwezig zijn.

4.10 Verkeer en parkeren

Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.

Parkeren

De parkeerbehoefte binnen het plangebied bestaat uit enerzijds de parkeerbehoefte van de bewoners van het nieuwe plan en anderzijds de parkeerbehoefte P+R. Omdat er sprake is van een specifieke OV-locatie zijn de algemene beleidskaders uit de Nota Parkeernormen 2012 in dit geval niet goed toepasbaar. Om die reden is aansluiting gezocht bij de meest recente kengetallen uit de CROW-publicatie 381. Door Mobycon is een 'Advies Parkeren Centrumlijn Pijnacker' opgesteld d.d. 17 december 2019 (Bijlage 7). Dit advies is gebaseerd op 250 woningen in Centrumlijn Noord. Nadat dit advies is opgesteld is besloten de locatie Centrumlijn Noord verder te verdichten en uit te gaan van 300 woningen binnen dit deelgebied. Door Spark is een aanvullende notitie opgesteld d.d. 20 april 2021 (Bijlage 8) waarin de parkeerbehoefte van het 'verdichte' plan is doorgerekend. Daaruit blijkt dat er een parkeerbehoefte bestaat van maximum 372 parkeerplaatsen (maximaal gelijktijdige parkeerbehoefte) voor het nieuwe woonaanbod in Centrumlijn Noord. Deze parkeerplaatsen zijn inpasbaar in het plangebied, uitgaande van een gebouwde parkeervoorziening met 3 verdiepingen. Bij vergunningverlening voor de nieuwbouw dient in beginsel getoetst te worden aan de Nota parkeernormen. Daarbij kan maatwerk worden verleend middels de parkeernorm zoals opgenomen in Bijlage 8 en aangegeven in onderstaande tabel.

Tabel 1 | parkeernorm Centrumlijn Noord

Woningtype   Norm (maatwerk) (waarvan aandeel bezoekers 0,3)  
Koop, huis, vrijstaand   1,9  
Koop, huis, twee-onder-een-kap   1,9  
Koop, huis, tussen/hoek   1,9  
Koop, appartement, duur   1,8  
Koop, appartement, bereikbaar   1,6  
Huur, appartement, bereikbaar/goedkoop (incl. sociale huur)   1,2  

Doordat de behoefte van P+R op andere momenten aanwezig is dan de behoefte van de bewoners kan dubbelgebruik van de parkeerplaatsen plaatsvinden. Met het plan is het daarnaast de bedoeling om een andere wijze van voor- en natransport te stimuleren. Dit zal onder meer plaatsvinden door een gerichte promotiecampagne voor gebruikers die binnen 15 minuten fiets- of loopafstand wonen. Daarnaast wordt de bereikbaarheid per fiets of te voet verbeterd door aantrekkelijke, veilige fiets- en looproutes te realiseren. Voldoende oplaadfaciliteiten (fiets), het aanbieden van deelauto's, e-bikes, -bakfietsen en -scooters, het realiseren van een vast aflever- / ophaalpunt voor pakketjes en een reparatieservice maken deel uit van het plan van aanpak.

Verkeersontsluiting

De locatie ligt aan een OV-knooppunt, waardoor veelvuldig gebruik van het OV kan worden gestimuleerd. Ten aanzien van de verkeersontsluiting zijn er met het nieuwe plan geen andere effecten dan in het moederplan 'Keijzershof 2018' reeds is beschreven en onderzocht. Het plan voorziet in totaliteit niet in meer verkeersbewegingen op het omliggende wegennet, het aantal woningen blijft gelijk omdat het aantal toegestane woningen in het plangebied Keijzershof niet wordt verhoogd. Door het stimuleren van andere vormen van vervoer kan zelfs een (lichte) afname plaatsvinden.

4.11 Water

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

Voor het gebied Keijzershof is voor aanvang van de gehele planontwikkeling een waterbalans opgemaakt. Hierover zijn bestuurlijke afspraken gemaakt met het Hoogheemraadschap van Delfland. De wijzigingen in de planopzet voor Centrumlijn Noord, waarvoor deze planherziening wordt opgesteld, leidt als gevolg van de vervanging van de groen-bestemming (huidige locatie van het multicourt) door een woonbestemming tot een extra wateropgave van 490 m2 - incl. klimaatopgave (zie Bijlage 10 Watersleutel). De wateropgave van 490 m2 wordt gerealiseerd in het plangebied Centrumlijn Zuid. De meest actuele versie van de wateropgave is bijgevoegd (Bijlage 9). Voorts zijn er geen raakvlakken met kaders of andere belangen van het Hoogheemraadschap.' In het bestemmingsplan 'Keijzershof 2018' is in de toelichting een nadere motivatie opgenomen ten aanzien van andere thema's binnen het aspect water. Deze zijn nog steeds van toepassing.

4.12 Milieu Effect Rapportage

In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt.  Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.

In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..

De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Het bestemmingsplan maakt weliswaar een activiteit mogelijk die genoemd is in onderdeel D van het Besluit m.e.r. (D11.2, de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen), maar er is geen sprake van het toevoegen van woningen of een parkeermogelijkheid. Uitsluitend worden bouwbepalingen aangepast, door onder meer een beperkte uitbreiding van het woongebied en de nieuwbouw van een parkeergarage. Deze aanpassing is niet van dien aard dat zodanige milieu-effecten te verwachten zijn dat hiervoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling zou moeten worden opgesteld. Dit blijkt ook uit de paragrafen 4.2 tot en met 4.11. Een nadere beoordeling of besluit is dan ook niet benodigd.

4.13 Conclusie

Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Financiële uitvoerbaarheid

Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.

De gemeente is grondeigenaar en daarmee verantwoordelijk voor de grondexploitatie. De te verhalen kosten worden te zijner tijd verdisconteerd in de grondprijs. Er is geen noodzaak tot het vaststellen van een exploitatieplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg 

Het plan is voor vooroverleg toegestuurd aan de gebruikelijke instanties en overlegpartners. Er zijn geen vooroverlegreacties ingekomen.

Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan '2e partiële herziening Keijzershof 2018' heeft in het kader van de vaststellingsprocedure ter inzage gelegen van donderdag 12 mei 2022 tot en met woensdag 22 juni 2022. Gedurende een periode van zes weken – tot en met woensdag 22 juni 2022 – kon door een ieder een zienswijze worden ingediend bij de gemeenteraad. Naar aanleiding van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn vier zienswijzen ontvangen – waarvan één zienswijze weer is ingetrokken.

Tijdens de hoorzitting van 5 juli 2022 hebben de indieners van binnen de termijn ontvangen zienswijzen de gelegenheid gekregen om hun zienswijze nader mondeling toe te lichten. Hiervan is gebruik gemaakt door één betrokkene. Bij de beantwoording van de zienswijzen is rekening gehouden met de nadere toelichting die tijdens de hoorzitting is gegeven. De resultaten daarvan zijn gebundeld in de Nota van beantwoording zienswijzen (zie Bijlage 11). Conform deze nota is de partiële herziening aangepast.