Plan: | Achthuizen-Langstraat-Zuidzijde 2e herziening |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1924.Zuidzijde2h-BP30 |
Het bestemmingsplan Achthuizen-Langstraat-Zuidzijde is op 5 juli 2012 vastgesteld door de toenmalige gemeenteraad van Oostflakkee. Naar aanleiding van deze vaststelling is beroep ingesteld tegen dit bestemmingsplan. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) heeft het beroep deels gegrond verklaard en naar aanleiding daarvan het bestemmingsplan op enkele onderdelen vernietigd. In bijlage 1 is de volledige uitspraak opgenomen.
Voor de locatie van Van Reijen (Achthuizensedijk 53) is het bestemmingsplan vernietigd, omdat ter plaatse enkele bestaande legale bedrijfsactiviteiten niet positief waren bestemd. Voor de gronden met de bestemming Wonen - 3 is het bestemmingsplan vernietigd, omdat binnen een afstand van 30 m vanaf het bedrijf Van Reijen woningen zijn bestemd. Deze woningen zorgen voor een inperking van de bedrijfsmogelijkheden van Van Reijen.
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt voldaan aan het verzoek van de ABRS om een nieuw bestemmingsplan op te stellen.
Het plangebied ligt aan de oostzijde van de kern Achthuizen (zie figuur 1.1). Het betreft globaal de gronden van het bedrijf Van Reijen (paarse cirkel) en de ten noordoosten van dit bedrijf gelegen gronden waar woningbouw is voorzien (rode cirkel, nu in gebruik als trapveldje).
Figuur 1.1 Ligging plangebied
In het bestemmingsplan Achthuizen-Langstraat-Zuidzijde dat in juli 2012 is vastgesteld hebben de gronden voor een deel een bedrijfsbestemming en voor een deel een woonbestemming. Dit bestemmingsplan is ter plaatse van het plangebied vernietigd. In principe geldt ter plaatse het oude bestemmingsplan dat in mei 1994 is vastgesteld. Voor de locatie Van Reijen is in dat bestemmingsplan de bestemming Bedrijven opgenomen en voor de locatie van de beoogde woningen de bestemming Recreatieve doeleinden.
Na dit eerste hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 beknopt een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie van het plangebied weergegeven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader en de milieuaspecten die van belang zijn voor de beoogde ontwikkeling van het plangebied. Hoofdstuk 4 beschrijft de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. De economische uitvoerbaarheid komt in hoofdstuk 5 aan de orde. De maatschappelijke uitvoerbaarheid en de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn weergegeven in hoofdstuk 6.
Locatie Van Reijen
Op het adres Achthuizensedijk 53 is een groothandel in landbouwproducten gevestigd. Binnen het aanwezige bedrijf is een opstelplaats voor tankauto's met vloeibare brandstoffen aanwezig en vindt opslag van niet explosief kunstmest plaats. In dit bestemmingsplan wordt deze reeds aanwezige opslag juridisch planologisch vastgelegd.
Locatie nieuw woongebied
Dit betreft een stuk braakliggende grond die voor een deel in gebruik is als trapveldje. In het bestemmingsplan dat in 2012 is vastgesteld is hier reeds woningbouw voorzien in de vorm van een woonzorgcomplex (wozoco). Dit wozoco is in het in 2012 vastgestelde bestemmingsplan binnen een afstand van 30 meter voorzien van het bedrijf Van Reijen. Het wozoco is van de baan. Op de locatie is nu woningbouw voorzien. Hiervoor zijn enkele proefverkavelingen opgesteld van een mogelijke invulling van de locatie. In deze verkavelingen is nadrukkelijk rekening gehouden met de afstand tot het huidige bedrijf Van Reijen en de molenbiotoop. Uit deze verkavelingen blijkt de bandbreedte van de mogelijke invulling van de locatie. Het bestemmingsplan biedt het kader waarbinnen deze verkavelingen mogelijk zijn.
De verkavelingen gaan uit van maximaal 10 grondgebonden woningen. Deze woningen kunnen in verschillende typologieën worden gebouwd, zoals rijwoningen, twee-onder- één kapwoningen en vrijstaande woningen.
De bestaande groene opgaande rand langs de het landschap wordt in stand gehouden. De ontsluiting ligt onderaan het dijktalud aan de bestaande Oranjeweg. De woningen worden in een eenvoudige structuur geplaatst met de voorgevels richting de Molendijk.
De benodigde parkeerplaatsen in de openbare ruimte liggen aan de dijkzijde. Het aantal is afhankelijk van het programma (aantal en typologie). Twee- onder één-kapwoningen en vrijstaande woningen hebben minimaal één ( en bij voorkeur 2) parkeerplaats op eigen kavel.
Er wordt geen specifieke rooilijn voorgeschreven. De woningen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. De rooilijn kan hierdoor her en der licht verspringen.
De maximale goothoogte binnen het plangebied is ingegeven door de molenbiotoop en loopt op van 6 m ( één bouwlaag met kap) , naar 8 m ( één bouwlaag met een stevige kap) naar 11 m ( twee bouwlagen met kap). De nokrichting varieert: zowel haaks als evenwijdig op de straat is toegestaan ten behoeve van een dorps en afwisselend beeld.
De in figuur 2.1 opgenomen proefverkaveling is optioneel. De maat van de kavels en het aantal woningen is flexibel en zal gedurende het uitgifteproces nadere worden bepaald aan de hand van de marktvraag.
Figuur 2.1 Proefverkaveling
Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (actualisering juli 2017)
Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe beter te borgen is in 2012 de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
De ladder is gewijzigd per 1 juli 2017. Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied worden gerealiseerd.
Stedelijke ontwikkeling
Uit de handreiking ladder voor duurzame verstedelijking (bron: Infomil) blijkt dat voor wonen de lijn is, dat er vanaf 12 woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. De Raad van state geeft aan dat wanneer een bestemmingsplan voorziet in niet meer dan 11 woningen die gelet op hun onderlinge afstand als één woningbouwlocatie als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van het Bro, kunnen worden aangemerkt, deze ontwikkeling in beginsel niet als een stedelijke ontwikkeling kan worden aangemerkt. Omdat in dit geval maximaal 12 woningen mogelijk worden gemaakt, wordt geconcludeerd dat sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
Bestaand stedelijk gebied
In de algemene bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening (1.1.1 lid 1 onder h) is de volgende definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied: “bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur”.
De locatie is onderdeel van het bestaand stedelijk gebied door de ligging in de kern Achthuizen. Het plangebied grenst aan bebouwing en heeft nu de functie van trapveld. De locatie is daarom te definiëren als 'stedelijk groen'. Hierna is de behoefte beschreven.
Toetsing
Kwantitatieve behoefte
De relevante woonregio is in dit geval Goeree-Overflakkee. De woonregio en de gemeente komen in dit geval overeen. De gemeente Goeree-Overflakkee heeft op 16 oktober 2014 de Woonvisie 2014-2020 vastgesteld en op 3 september 2015 geactualiseerd.
De woonvisie gaat uit van drie type kernen, te weten 'streekcentrum', 'verzorgingskern' en 'steunkern'. Achthuizen is aangemerkt als steunkern. Hoewel de meeste woningen gerealiseerd zullen worden in het streekcentrum en de verzorgingskernen is er ook in de steunkernen beleidsmatig ruimte voor woningbouw.
Het bijbehorende gemeentelijke woningbouwprogramma wordt regelmatig geactualiseerd en afgestemd op de actuele Woningbehoefteraming. Uit de WBR 2016 blijkt dat er in Goeree-Overflakkee behoefte is aan 1840 woningen in de periode 2015-2030. Uit het actuele woningbouwprogramma waarin alle harde en zachte plannen zijn aangegeven, blijkt dat de harde plancapaciteit in Goeree-Overflakkee uit circa 1460 woningen bestaat (gerealiseerd vanaf 2015, vastgesteld bestemmingsplan en uitwerkingsplicht). Hieruit wordt geconcludeerd dat er ruimte is voor het toevoegen van nieuwe harde plancapaciteit.
Het onderhavige plan is in het woningbouwprogramma 2016-2020 en 2020-2030 opgenomen als 'Locatie bedrijf van Rijen'. Het project staat vooralsnog in de categorie reserve met 20 woningen. In Achthuizen zijn er momenteel geen woningbouwplannen opgenomen in categorie 1. Een beperkte woningbouwontwikkeling is in kwantitatieve zin mogelijk. Na de zomer wordt er een nieuw programma vastgesteld, waarin het project in de actieve categorie wordt gezet en de aantallen uit het bestemmingsplan worden overgenomen.
Figuur 3.1 Woningbouwprogramma Achthuizen, november 2016
Kwalitatieve behoefte
Uit de Woningbehoefteraming (WBR2016) blijkt dat er in heel Zuid-Holland behoefte is aan woningen die de doorstroming bevorderen. In de concept-visie sanering woningbouwlocaties is aangegeven dat de vergrijzing en ontgroening, maar ook de verduurzaming er mede de oorzaak van zijn dat er vraag ontstaat naar andere woonvormen dan in het verleden het geval was.
In kwalitatieve zin is er behoefte aan woningen die geschikt zijn voor senioren. Het aantal voor senioren geschikte woningen is beperkt in Achthuizen. Daarnaast kunnen door het toevoegen van betaalbare koopwoningen scheefwoners doorstromen.
Aanvullend kan nog worden gewezen op de in opdracht van de provincie Zuid-Holland uitgevoerde Woningmarktverkenning Regio's Zuid-Holland 2016 (ABF 2016). Hieruit blijkt dat er op Goeree-Overflakkee behoefte is aan woningen in zowel dorpse als landelijke milieus. Het plangebied kan invulling geven aan de behoefte aan landelijk wonen.
Figuur 3.2 Woonmilieus
Verordening ruimte (2014, geconsolideerd 2017)
In samenhang met de provinciale Structuurvisie Ruimte en Mobiliteit is de provinciale Verordening ruimte opgesteld en vastgesteld. Deze verordening stelt concrete regels die bij ruimtelijke ontwikkelingen in acht genomen moeten worden. Hieronder wordt beknopt ingegaan op de relevante bepalingen uit de verordening.
Artikel 2.1.1 Lid 1 Ladder voor duurzame verstedelijking
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
Toetsing
Artikel 2.2.1 Lid 1 Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen
Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
Toetsing
In het onderhavige geval is sprake van inpassen. De gebiedsidentiteit is ruimer dan het perceel zelf. Het gebied is onderdeel van de kern van Achthuizen, waarbinnen stedelijke functies een plek kunnen vinden. Ook het trapveldje is een stedelijke functie. Op deze plek wordt het trapveld vervangen door woningbouw. De gemeente acht de woningbouw passend binnen de gebiedsidentiteit van het dorp.
In de toelichting bij de Actualisering 2016 van de Verordening ruimte is aangegeven dat van inpassen sprake is als het een ontwikkeling betreft die sterk aansluit bij de bestaande identiteit en structuur van het landschap, dorp of stad. De gemeente ziet het toevoegen van woningen in de steunkern als een ontwikkeling die past bij de identiteit van het dorp. Het intensiever benutten van bestaand stedelijk gebied geeft invulling aan de provinciale doelstelling voor het gebied.
De relevante kwaliteitskaart is de laag van de stedelijke occupatie. De locatie is gelegen binnen 'steden en dorpen' en deels binnen 'stads- en dorpsranden'.
Figuur 3.3 Uitsnede kaart 'stedelijke occupatie' uit structuurvisie Ruimte en mobiliteit
Richtpunten steden en dorpen:
De richtpunten 1 en 5 zijn relevant voor de onderhavige locatie. De nieuwe ontwikkeling tast geen historische structuren aan, bouwt voort op het bestaande stads- en dorpsgebied en versterkt het de overgangskwaliteit van de stads- en dorpsrand.
Richtpunt stads- en dorpsranden
Deze ontwikkeling ligt in de dorpsrand van Achthuizen. De kwaliteit van de overgang tussen dorp en buitengebied bestaat ter plaatse uit het contactkwaliteit. Het begrip contactkwaliteit laat zich omschrijven als: "Bebouwd gebied en landschap zijn verbonden door zichtbare en begaanbare doorlopende structuren, zoals wegen, paden, dijken, lanen, linten of waterlopen. De structuur die stad en land verbindt, kan een herkenbare landschappelijke onderlegger hebben als een strandwal of rivier. In andere situaties is het kavelpatroon doorlopend. Stad en ommeland blijven beide in hun eigen hoedanigheid herkenbaar en onderscheidend, maar worden in staat gesteld in elkaar door te dringen. Deze soort overgang is typisch voor dorpen of buitenwijken, waarbij de stedenbouwkundige opzet bijvoorbeeld geënt is op het oorspronkelijke landschappelijke (kavel) patroon". Het mag duidelijk zijn dat deze ontwikkeling is gelegen ligt tussen bestaande structuren en zich voegt binnen het al aanwezige patroon.
Er wordt voldaan aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart.
Regionale Structuurvisie (2010)
De Regionale Structuurvisie Goeree-Overflakkee is door het (toenmalige) Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee (ISGO) opgesteld en is daarna door de gemeenteraden van de diverse (toenmalige) gemeenten op het eiland, waaronder die van Goedereede, in december 2010 vastgesteld.
Centraal staat de ambitie om Goeree-Overflakkee te ontwikkelen tot een authentiek en vitaal belevingseiland in de Delta. Daarmee worden recreatie en toerisme één van de belangrijkste economische pijlers van het eiland, die uiterst kansrijk is om verder te ontwikkelen. In algemene zin wordt geconstateerd dat de huidige toeristische infrastructuur onvoldoende en deels sterk verouderd is, zowel wat betreft de verblijfsaccommodaties als de dagattracties. Eén van de voornaamste opgaven uit de visie is daarom het vernieuwen en selectief uitbreiden van de toeristische infrastructuur alsmede het verbinden van allerlei losse elementen om tot een recreatief netwerk te komen met dag- en verblijfsrecreatie. Samen met recreatieve routes moet dit zorgen voor een beter toegankelijk en beleefbaar landschap. Dit laatste sluit op haar beurt weer aan bij de opgave voor natuur, die bestaat uit het beter beleefbaar maken van bestaande natuurwaarden.
In de Regionale Structuurvisie is ook ingegaan op het thema 'wonen'. Geconstateerd is dat tot 2030 er voor de eigen behoefte een toename van de woningvoorraad nodig is van ongeveer 2.000 woningen. Sindsdien is echter de nieuwe gemeente Goeree-Overflakkee ontstaan. De gemeente en regio zijn sinds de herindeling hetzelfde. Ook zijn de omstandigheden gewijzigd (economische omstandigheden, gewijzigd provinciaal beleid). De regionale structuurvisie wordt momenteel geactualiseerd, waarbij het actuele gemeentelijke woonbeleid wordt verwerkt.
In de Regionale Structuurvisie werd, aansluitend op het provinciaal beleid dat destijds werd opgesteld, gewerkt met contouren. Uitgangspunt was dat woningbouwontwikkeling plaats diende te vinden binnen deze contouren. Het plan is gelegen binnen de contouren en in die zin dus in overeenstemming met het destijds opgestelde beleid.
Woonvisie 2014-2020 (actualisering 2015) en bijbehorend woningbouwprogramma
Zie hierover paragraaf 3.1, onder toetsing kwantitatieve behoefte.
Eilandvisie
Tijdens de raadsvergadering van 12 februari 2015 is de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee unaniem akkoord gegaan met de toekomstvisie voor de gemeente, de Eilandvisie. Hiermee beschikt de gemeente over een heldere langetermijnvisie waar iedereen zich op kan richten en die de kaders biedt voor de besluitvorming van de gemeente.
Met deze visie kunnen de maatschappelijke opgaven waar het eiland voor staat, samen worden opgepakt. De inwoners van Goeree-Overflakkee worden hierbij vanzelfsprekend betrokken. Dit is ook gebeurd bij de ontwikkeling van deze nieuwe visie, waar de bewoners en de stakeholders tijdens twee bijeenkomsten hebben meegedacht over de toekomst van het eiland.
Centraal in de visie staan behoud en versterking van de leefbaarheid en van de identiteit van het eiland, de eilanditeit. Nu al worden eigenheid, traditie en identiteit van het eiland succesvol gecombineerd met duurzaamheid, innovatie en het leggen van verbindingen. De Eilandvisie versterkt en concretiseert deze ontwikkelingen, waarbij wordt uitgegaan van de eigen kracht van het eiland. De focus ligt op de zelfvoorzienendheid van het eiland, waarbij de strategische ligging tussen Rotterdam en Antwerpen goed wordt benut.
Koploper in duurzame energie
De visie schetst Goeree-Overflakkee als eiland van rust en ruimte waar mensen naar volle tevredenheid wonen, werken en recreëren. Weg van de hectiek van de stad, dichtbij alle stedelijke voorzieningen. Innovatie in visserij, landbouw, recreatie en zorg staan centraal. Onderwijs op hoog niveau en brede zorg bieden werk en kansen op maatschappelijke participatie. Goeree-Overflakkee wil koploper zijn in duurzame energiewinning en besparing.
Zes strategische kernthema's
Vanuit de visie zijn zes strategische kernthema's geformuleerd als de leidraad voor de toekomst:
Deze thema's hebben elk een toetsvraag. Deze kernthema's fungeren als zeef voor alle beleidsplannen, beleidsvoornemens en initiatieven, zodat toekomstige plannen altijd binnen de Eilandvisie vallen.
Het planvoornemen is niet in strijd met een van de strategische kernthema's. Het voornemen betreft een kwalitatieve uitbreiding van het woningbouwaanbod. Dit past binnen de eilandidentiteit.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Om milieuhinder ter plaatse van gevoelige bestemmingen in de omgeving van het plangebied te voorkomen, is voor het bedrijventerrein een milieuzonering uitgewerkt. De milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De milieuzonering en de gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (herziene uitgave 2009). In dit bestemmingsplan is gebruikgemaakt van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar bijlage 2.
Onderzoek
Omgevingstype
In de VNG-publicatie zijn twee omgevingstypen opgenomen, te weten een rustige woonwijk en een gemengd gebied. De richtafstanden die zijn vermeld in de VNG-publicatie gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. Voor een gemengd gebied kan met één afstandsstap worden afgeweken van de richtafstanden.
Door menging van de functies wonen en bedrijvigheid en de ligging van de plangebieden aan de relatief drukke doorgaande weg Achthuizensedijk is ter plaatse van de plangebieden sprake van een verhoogd achtergrondgeluid. Hierdoor zijn de plangebieden te categoriseren als gemengd gebied en kan van de verkorte afstanden worden uitgegaan.
Algemene toelaatbaarheid
Aan het bedrijfsperceel wordt vanwege de ligging in omgevingstype gemengd gebied een algemene toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste milieucategorie 2 toegekend.).
Situatie
Aan de Achthuizensedijk 53 te Achthuizen is de firma Van Reijen gevestigd. Ter plaatse vinden volgens opgave van DCMR (april 2016) verschillende activiteiten plaats, te weten:
De ondergrondse tanks ten behoeve van de opslag van aardolieproducten zijn reeds gesaneerd. Ook de activiteiten ten aanzien van het tankstation voor het wegverkeer (vergunning 9 juli 1993) zijn al geruime tijd gestopt.
De bedrijfsvoering valt hiermee binnen verschillende bedrijfsactiviteiten uit de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten, zie hiervoor tabel 3.1.
Tabel 3.1 Bedrijfsactiviteiten
Activiteit | SBI-code 2008 |
Categorie | Richtafstand t.o.v. gemengd gebied |
Groothandel kunstmeststoffen | 46752 | 2 | 10 m |
Opslag kunstmest, niet explosief | nr. 8* | 3.1 | 30 m |
Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) | 5221 | 3.2 | 50 m |
*Bijlage 1, lijst 2 - Opslagen en installaties, VNG Bedrijven en milieuzonering 2009
In de VNG-publicatie wordt er bij de stalling van vrachtwagens van uitgegaan dat hier koelinstallaties aanwezig zijn. Vanwege de koelinstallaties geldt hiervoor milieucategorie 3.2, waarbij het aspect geluid maatgevend is. Omdat er ter plaatse van de firma Van Reijen stalling van vrachtwagens plaatsvindt zonder koelinstallaties is sprake van een geringe akoestische belasting. Op basis hiervan zal de milieuhinder vergelijkbaar zijn met activiteiten uit maximaal categorie 3.1 waarvoor een richtafstand van 30 m geldt ten opzichte van een gemengd gebied. Voor de stalling van vrachtwagens wordt dan ook uitgegaan van een richtafstand van 30 m in plaats van 50 m ten opzichte van gemengd gebied.
Beoordeling omgeving
De beoogde woningen ten noordoosten van de bedrijfslocatie worden dusdanig gepositioneerd dat aan de richtafstand van 30 m vanaf de gevel van de woningen ten opzichte van de bedrijfsbestemming wordt voldaan.
In de omgeving van het plangebied is op het perceel Achthuizensedijk 67-71 het bedrijf Campfens & Zn gelegen. Op basis van de VNG-publicatie geldt voor dit bedrijf een richtafstand van 50 m in een gemengd gebied. De woningen die in het voorliggende plan worden mogelijk gemaakt, liggen ruim buiten deze richtafstand (circa 100 m). Dit vormt dan ook geen belemmering.
Verder zijn er in de directe omgeving geen bedrijven aanwezig die van invloed zijn op de milieusituatie ter plaatse van de geprojecteerde woningen, of die door de geprojecteerde woningen belemmerd worden in hun bedrijfsvoering.
Bestemmingsregeling
De algemene toelaatbaarheid wordt vastgelegd (ten hoogste milieucategorie 2). Daarnaast worden bestaande activiteiten uit een hogere milieucategorie positief bestemd, door middel van een specifieke aanduiding. Het is niet nodig specifieke terreindelen aan te wijzen voor de betreffende activiteiten uit een hogere milieucategorie. Het Activiteitenbesluit borgt reeds dat voor de activiteiten opslag kunstmest en stalling van vrachtwagens met gevaarlijke stoffen ter plaatse van de omliggende bestaande en geprojecteerde woningen geen nadelige effecten optreden. Behalve de bestaande activiteiten uit een hogere milieucategorie worden ook (conform het in 2012 vastgestelde bestemmingsplan) de activiteiten 'dienstverlening ten behoeve van de landbouw > 500 m2' en 'groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit < 500 ton/uur' (beide uit milieucategorie 3.1) mogelijk gemaakt. Het maatgevende milieuaspect (met de grootste richtafstand) voor beide activiteiten betreft het aspect geluid. Zo nodig kunnen (geluidsreducerende en/of geluidsafschermende) maatregelen worden getroffen teneinde deze activiteiten op een goede manier op het perceel in te passen. De vestiging van Bevi-inrichtingen is uitgesloten.
Conclusie
Ter plaatse van de aanwezige en geprojecteerde woningen zal sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarnaast wordt het bedrijf door de geprojecteerde woningen niet onevenredig in zijn mogelijkheden beperkt, omdat de bestaande activiteiten positief worden bestemd. Het aspect bedrijven en milieuhinder vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
In bijlage 3 is een beknopte toetsing aan overige sectorale aspecten opgenomen. Hieruit blijkt dat er geen beperkingen zijn voor de realisatie van de ontwikkeling.
Beleid en normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
• Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
• Voor elke aanvraag om een omgevingsvergunning waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Voor elke herziening van het bestemmingsplan waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de gemeente een m.e.r. beoordelingsnotitie opstellen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.
Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van maximaal 10 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.
Er is een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd, zie bijlage 4. Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Mitigerende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.
Op 28 november 2017 heeft het college besloten dat geen MER nodig is.
Bestemmingsplansystematiek
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) zoals deze op 1 juli 2008 inwerking is getreden, bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Per 1 januari 2010 geldt de digitaliseringsverplichting en is de digitale versie van een bestemmingsplan juridisch bindend. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal opgesteld, uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
Voor het voorliggende bestemmingsplan is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt ook de aanleg van het parkeerterrein en de groen- en waterstructuur direct mogelijk.
Verbeelding
Uitgangspunt is dat de verbeelding (de plankaart) zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving en de bouwregels. De regels zijn gebaseerd op het Handboek (digitale) bestemmingsplannen. Waar nodig zijn deze regels nader gepreciseerd aan de hand van de specifieke situatie en beoogde ontwikkeling in het voorliggende plan. De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan uit een bestemmingsvlak waarmee aangegeven wordt waar een bepaald gebruik is toegestaan.
Bestemmingen
Deze bestemming is specifiek toegespitst op de situatie van Van Reijen. De milieuzonering is op de verbeelding vastgelegd. Waar nodig zijn specifieke aanduidingen opgenomen. Er is een bevoegdheid opgenomen om de bestemming te kunnen wijzigen naar de bestemmingen Wonen en Tuin.
Artikel 4 Groen, Artikel 5 Tuin en Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming Groen is opgenomen voor het groen dat behouden blijft rondom de nieuwbouwwoning. De bestemming Tuin is opgenomen voor de voortuinen bij de nieuwbouwwoningen. De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is opgenomen ten behoeve van de ontsluiting van de nieuwbouwwoningen.
De inhoud van de bestemmingen is afgestemd op de mogelijkheden van het bestemmingsplan Achthuizen-Langstraat-Zuidzijde.
Dit artikel is opgenomen om de nieuwbouw van de woningen op deze locatie mogelijk te maken. In deze bestemming zijn woningen toegestaan binnen het bouwvlak met een maximale goothoogte variërend van 6 tot 11 meter. Ook de maximale bouwhoogte is in de regels vastgelegd. Daarnaast geldt voor hoofdgebouwen een maximale inhoudsmaat van 750 m3. Voor erfbebouwing gelden specifieke regels, conform de regeling in het bestemmingsplan Achthuizen-Langstraat-Zuidzijde.
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
Dit artikel is overgenomen uit het bestemmingsplan Achthuizen-Langstraat-Zuidzijde, ter bescherming van de naastgelegen waterkering.
Gebiedsaanduidingen
In de algemene regels is een regeling opgenomen vanwege de ligging van het plangebied binnen de molenbiotoop. Voor de bedrijfslocatie van Van Reijen geldt de complete regeling (voor zowel de hoogte van bebouwing als beplanting), gebaseerd op de Verordening ruimte van de provincie Zuid-Holland (zie artikel 10 lid 10.1). Voor het nieuwe woongebied bevat de regeling alleen regels voor de hoogte van beplanting (zie artikel 10 lid 10.2). In de maximale goot- en bouwhoogtes die op de verbeelding zijn aangegeven, is reeds rekening gehouden met de molenbiotoop. Er mag weliswaar iets hoger worden gebouwd dan op grond van de 'basis'regeling (uit artikel 10 lid 10.1 onder a en b) voor de molenbiotoop zou zijn toegestaan, maar omdat er sprake is van een situatie waarin vrije windvang en het zicht op de molen al beperkt zijn door bebouwing op het perceel van Van Reijen èn de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt (vergelijk artikel 10 lid 10.1 onder c.1), is dit aanvaardbaar.
Op grond van artikel 6:12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening zijn plannen aangewezen waarvoor een dergelijk exploitatieplan moet worden opgesteld. Voor dit plan dient een exploitatieplan te worden vastgesteld.
Artikel 6:12, lid 2 geeft aan dat de gemeenteraad kan besluiten géén exploitatieplan vast te stellen indien:
De gronden waarop in het onderhavige bestemmingsplan bouwplannen, als bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, zijn voorgenomen, zijn in eigendom van de gemeente. Voor deze bouwplan(nen) wordt het verhaal van kosten gedekt via de gronduitgifte. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en heeft de gemeente tevens haar locatie-eisen gesteld.
Verder is het niet noodzakelijk om voor de betreffende bouwplannen een tijdvak voor de exploitatie, dan wel een fasering in de uitvoering van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen vast te stellen.
Op basis van de gemeentelijke inspraakverordening is de mogelijkheid geboden tot inspraak op het voorontwerpbestemmingsplan. De ontvangen reacties zijn samengevat en beantwoord in de Nota van inspraak (zie bijlage 5).
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan diverse instanties. Er zijn geen inhoudelijke reacties ontvangen.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft zoals wettelijk voorgeschreven voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen. In deze periode hebben belanghebbenden de mogelijkheid gehad om een zienswijze tegen het plan in te dienen.