Plan: | Winkelcentrum Breust-Eijsden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1903.BPLKOM10002WIN-VG01 |
In het kader van het realiseren van het winkelcentrum moet de archeologische waarde van het gebied in kaart gebracht worden. Dit betreft enerzijds het gebied van de voormalige scholen, anderzijds het gebied van een aan te leggen buffer noordelijk van het voormalig scholenterrein. Deze buffer is nodig om regenwater op te vangen. Archeologisch onderzoek is nodig omdat het gebied wordt aangemerkt als archeologisch van zeer hoge waarde, dit mede omdat oostelijk van dit gebied bij de realisering van de Bron en Bakvliet archeologische vondsten zijn gedaan van nationaal belang ( Motte).
Onderzoeksopzet
Op basis van de resultaten van de archeologische opgraving op het naburige terrein is beslist om het huidige plangebied te onderzoeken in de vorm van twee archeologische begeleidingen ( ter plaatse van de aan te leggen buffer en ter plaatse van de te slopen keldermuur van de voormalige school) perronelement ter plaatse van de voormalige bungalows) en een inventariserend veldonderzoek door middel van Begemann-boringen op het resterend schoolterrein.
Het onderzoek ter hoogte van de aan te leggen buffer heeft weinig archeologische sporen en vondsten opgeleverd. Tijdens het onderzoek van de sloopbegeleiding zijn relevante archeologische sporen aangetroffen. Er is minstens één structuur, een mogelijke plattegrond, aanwezig in het sporenvlak. Het betreft een soort hutkom of kelder die volledig uitgebrand is. Uit de verschillende vullingen van de hutkom is aardewerk, botmateriaal en metaal verzameld. Aansluitend aan de hutkom zijn een aantal paalsporen aangetroffen die vermoedelijk deel uitmaken van een mogelijke huisplattegrond. Het aardewerk dat verzameld is uit de sporen wijst op een datering in de 11e en 12e eeuw. Tijdens het onderzoek is ook gebleken dat het sporenniveau zich relatief hoog bevindt. De westelijke en de oostelijke rand van het plangebied biedt nog potentieel voor het aantreffen van archeologische waarden. Geadviseerd wordt dan ook om indien werkzaamheden, dieper dan 0,50 meter niet vermeden kunnen worden, afhankelijk van de aard en omvang van de civieltechnische ingrepen om voorafgaand aan deze werken een vlakdekkende archeologische opgraving te laten uitvoeren of de werken te laten gebeuren onder archeologische begeleiding. In november 2011 is ter zake een Evaluatierapport opgesteld ( ADC ArcheoProjecten, Cis-code 46164, ADC-Projectnummer 4130329, bijlage 9), waarin bovenstaande bevindingen zijn verwoord.
Sleuvenonderzoek
Op 5 januari 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met het Programma van eisen sleuvenonderzoek. BAAC heeft opdracht gekregen om dit sleuvenonderzoek uit te voeren. In de periode januari tot en met maart 2012 is dit onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 10 bijgevoegd.
Advies
Naar aanleiding van het in de periode januari tot en met maart 2012 uitgevoerde proefsleuvenonderzoek heeft Archeocoach d.d. 11 november 2012 advies (bijlage 11) uitgebracht.
Het onderzoek van ADC van 2011 gaf een eerste indruk van de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen en gaf een indicatie over de diepte. Het onderzoek van BAAC heeft de waardevolle delen aan de westzijde en noordzijde begrensd (ongeveer halverwege het plangebied) en heeft de diepteligging gepreciseerd. Gebleken is dat het zuidoostelijke deel van het plangebied archeologisch waardevol is. Daar bevinden zich bewoningsresten uit de 11e/ 13e eeuw (vindplaats 3 en 5 in het BAAC-rapport) en de 15e/16e eeuw (vindplaats 2 in het BAAC-rapport) en mogelijk uit de IJzertijd en Romeinse tijd (vindplaayts 4 en 6). Ook is er 18e-eeuwse bebouwing aangetroffen (vindplaats 1). De BAAC-vindplaatsen 3 en 5 sluiten aan op de door het ADC aangetroffen resten aan de oostzijde van het plangebied (onderzoek 2011) en daarmee weer aan de Breusterhof (opgraving 2009).
Het advies van BAAC is om voor vindplaats 2, 3 en 5 beschermende maatregelen te nemen. Vindplaats 2 is waarneembaar op een diepte van 54,80 m + NAP. Met de gebruikelijke bufferzone /veiligheidsmarge is de conclusie dat hier graafwerkzaamheden dieper dan 55,00 m NAP niet gewenst zijn. Vindplaats 3 en 5 werden zichtbaar op een diepte van 53,95, respectievelijk 53, 55 m+ NAP, wat leidt tot een beschermingsniveau van 54,15 respectievelijk 53,75 m + NAP.
Een en ander betekent dat het archeologisch belang van de betreffende locaties in het bestemmingsplan moet worden aangegeven met de planregel dat bij graafwerkzaamheden dieper dan de gespecificeerde NAP-hoogte een opgraving of archeologische begeleiding vereist is volgens een door het College vast te stellen archeologisch Programma van Eisen, tenzij technische maatregelen verstoring kunnen voorkomen.
Dit is in de regels en op de verbeelding in de bestemming "Waarde - Archeologie 1" vastgelegd, waarbij onderscheid is gemaakt tussen een gebied waar werkzaamheden ondieper dan 55,00 m + NAP zijn toegestaan en een gebied waar 54,15 m + NAP de grens is, zoals op onderstaande tekening is weergegeven.
De rest van het plangebied heeft geen bescherming nodig. Hetzij omdat dit verstoord was, hetzij al opgegraven is, hetzij omdat het geen archeologische sporen bevatte.
Dit laatste geldt overigens niet voor de aan de zuidzijde van de Breusterstraat binnen het plangebied gelegen supermarkt Plus alsmede een 3-tal woningen (Breusterstraat 48, 50 en 52). Dit deel van het plangebied is niet onderzocht en wordt in de in december 2012 vastgestelde "Erfgoedverordening gemeente Eijsden-Margraten 2013" aangeduid als "Monumenten van zeer hoge waarde, niet beschermd volgens de Monumentenwet". De doorvertaling van deze verordening heeft middels de bestemming "Waarde - Archeologie 2" plaatsgevonden in het onderhavige bestemmingsplan.