Plan: | Bestemmingsplan Zevenhont Oost |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1896.BP0075-VS01 |
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op een uitbreiding van het bedrijventerrein Zevenhont te Genemuiden in oostelijke richting. De uitbreiding heeft een omvang van circa 14,8 hectare netto uitgeefbaar bedrijfsterrein. Daarnaast bevat het plangebied een nieuw aan te leggen groenzone tussen het uitgeefbaar bedrijfsterrein en het omliggende open landschap.
Het nieuwe terrein is in hoofdzaak bedoeld voor bedrijvigheid die aansluit bij de bestaande bedrijvigheid van de Topwerklocatie - Tapijtcluster. De keuze voor deze uitbreidingslocatie is eerder bepaald in de 'Structuurvisie tevens woonvisie - 2012 Zwartewaterland’. Deze keuze is geconsolideerd in de Omgevingsvisie gemeente Zwartewaterland, vastgesteld op 30 september 2021.
De aanleiding voor de uitbreiding Zevenhont-Oost is de grote krapte op het bestaande bedrijventerrein Zevenhont, na de intensivering van de afgelopen jaren en de niet aflatende groei van dit al decennialange succesvolle Tapijtcluster.
Behalve het bestemmingsplan voor Zevenhont-Oost wordt Zevenhont ook in zuidelijke richting uitgebreid. Hiertoe worden twee separate bestemmingsplannen vastgesteld, te weten Zevenhont-Zuid en Zevenhont-Midden. Het bestemmingsplan Zevenhont-Zuid voorziet specifiek in de de behoefte van de Condor Group om hun verspreid liggende productielocaties te clusteren voor een efficiënter bedrijfsproces.
Voor de besluitvorming over deze bestemmingsplannen is een milieueffectrapportage (m.e.r.) doorlopen. Een milieueffectrapportage is een procedure waarin de milieueffecten van het voornemen worden onderzocht, zodat ze een volwaardige plek in de besluitvorming kunnen hebben. Hiervoor is een milieueffectrapport (MER) opgesteld dat inzicht geeft in de te verwachten milieueffecten. In paragraaf 5.1 van deze toelichting wordt op dit MER ingegaan.
Dit bestemmingsplan is een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte, zoals bedoeld in de Crisis- en herstelwet (Chw). Het plangebied maakt deel uit van de aanwijzing als bedoeld in artikel 2, sub e van de Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet van 1 juli 2019.
Het plangebied ligt direct ten oosten van het bestaande bedrijventerrein Zevenhont en sluit daarop aan. Het gebied maakt deel uit vande polder Mastenbroek. Deze polder maakt onderdeel uit van het Nationaal Landschap IJsseldelta.
Het plangebied wordt globaal begrensd door:
Afbeelding 1.1: Indicatieve ligging plangebied (geel gearceerd).
Ter plaatse gelden de volgende, voor de onderhavige ontwikkeling relevante bestemmingsplannen:
Momenteel hebben de gronden voor Zevenhont-Oost grotendeels een agrarische functie, waarbij de bestemming "Agrarisch met waarde - Landschap" is. Deze bestemming staat de ontwikkeling van een bedrijventerrein niet toe.
Een klein deel van de gronden heeft nu al de bestemming "Bedrijf". Dit betreft enkele percelen die direct grenzen aan het nieuwe ontwikkelgebied.
Als gevolg van dit bestemmingsplan worden bovenstaande bestemmingsplannen partieel herzien ter plaatse van het plangebied.
In hoofdstuk 2 van de toelichting wordt de huidige situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het beleidskader het Rijk, de provincie en de gemeente uiteen gezet. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de doelstelling en uitgangspunten. Hoofdstuk 5 gaat over de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 6 beschrijft de juridische opzet waarbij de plankaart en planregels worden besproken. Tot slot volgt in hoofdstuk 7 een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan en de resultaten van de inspraak en overleg.
Vanaf de jaren '80 van de vorige eeuw kwam het industrieterrein in Genemuiden tot ontwikkeling. De eerste bedrijfsvestigingen hebben een sterke binding met het water. Vanaf de jaren '90 werd het terrein in zuidelijke richting uitgebreid met de gebieden Zevenhont 1 tot en met 4. Gelet op het ruime vestigingsbeleid herbergt het terrein een keur aan bedrijven, maar wordt het bedrijventerrein momenteel voor het grootste deel gebruikt in het kader van het tapijtcluster.
Afbeelding 2.1: Ontwikkeling van het bedrijventerrein Zevenhont door de tijd, met daarop indicatief het plangebied Zevenhont-Oost paars gemarkeerd (bron: Topotijdreis, bewerking: Royal HaskoningDHV).
Meer historische aspecten zijn bescheven in de paragrafen 4.3.1, 5.13 en Bijlage 2 van deze toelichting.
Het gebied waar Zevenhont-Oost wordt geprojecteerd betreft een open agrarisch gebied ten oosten van het bestaande bedrijventerrein Zevenhont. Aan de oostzijde van het plangebied is aan de dijk van Cellemuiden verspreid gelegen agrarische bebouwing aanwezig. De oostelijke grens van het bedrijventerrein Zevenhont-Oost is geprojecteerd op circa 150 meter afstand tot nabijgelegen agrarische bedrijfswoningen. De afstand tot de burgerwoning aan de noordzijde van het plangebied Zevenhont-Oost bedraagt circa 170 meter. Zevenhont-Oost heeft een netto oppervlakte van circa 15 hectare.
Het plangebied is thans grotendeels gelegen in bestemmingsplan Buitengebied Zwartewaterland en bevat hier een agrarische bestemming met landschapswaarden, waarmee ook de kernwaarden van het Nationaal Landschap IJsseldelta zijn omschreven alsmede de landschapwaarden van het overig buitengebied zoals die zijn omschreven in het Landschapsontwikkelingsplan Zwolle, Zwartewaterland en Kampen. Voorts is het plangebied aangeduid als geluidzone, teneinde de effecten van geluid van het bestaande bedrijventerrein te reguleren.
In de huidige situatie zijn de gronden van Zevenhont-Oost voornamelijk in gebruik als agrarische gronden in het algemeen en grasland in het bijzonder. Dit feitelijke gebruik is in overeenstemming met het planologisch toegestane gebruik.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en heeft de NotaRuimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteits Aanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving vervangen. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.
In de SVIR wordt een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau gegeven. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.
De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.
De exacte geografische plaatsbepaling van de geldende reserveringszones is opgenomen in het Rarro.
In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigd en geoptimaliseerd instrument.
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'.
In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:
bestaand stedelijk gebied : 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
stedelijke ontwikkeling : ´ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.´
Bij het beschrijven van de behoefte dient te worden uitgegaan van het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, zijnde de looptijd van het bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit).
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Het rijksbeleid laat zich niet specifiek uit over dergelijke ontwikkelingen. Het initiatief raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) / Regeling Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Rarro)
Dit bestemmingsplan raakt geen reserveringszones, zoals opgenomen in het Rarro. Het bestemmingsplan is wel gelegen in een radarverstoringsgebied. Voor het plangebied geldt dat geen bouwwerken mogen worden opgericht met een hoogte groter dan 95 m +NAP. Dit bestemmingsplan staat geen bouwwerken met een dergelijke hoogte toe. De ligging van het plangebied in het radarverstoringsgebied vormt dan ook geen belemmering.
Ladder voor duurzame verstedelijking
De Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna 'Ladder') is van toepassing op bestemmingsplannen, uitwerkings- en wijzigingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c in samenhang met artikel 2.12 lid 1 onder a sub 3 van de Wabo. Hierna wordt de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan de van belangzijnde onderdelen.
Is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling?
Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Er is sprake van een stedelijke ontwikkeling als de ontwikkeling van een bedrijventerrein een ruimtebeslag heeft van meer dan 500 m2. De uitbreiding Zevenhont-Oost heeft een ruimtebeslag van 15 hectare en daarom wordt het aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de Ladder is in dit geval noodzakelijk.
Ligt de stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?
Als de ontwikkeling voorziet in een behoefte en gepland is binnen bestaand stedelijk gebied dan wordt voldaan aan de Ladder. Als de ontwikkeling buiten stedelijk gebied plaatsvindt dan dient te worden gemotiveerd dat er binnen bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden zijn om de behoefte te vervullen.
Dit plan biedt het planologisch-juridische kader om het bestaande bedrijventerrein Zevenhont uit te breiden aan de oostzijde. De uitbreiding vindt plaats in het buitengebied, grenzend aan het bestaand stedelijk gebied. Ter motivering van deze uitbreidingslocatie is voorts van belang dat Zevenhont-Oost primair bedoeld is voor algemene bedrijfsdoeleinden hoofdzakelijk ter aanvulling en ondersteuning van het Tapijtcluster, die al gevestigd zijn op het bestaande bedrijventerrein Zevenhont. Hierbij wordt opgemerkt het bestaande bedrijventerrein intensief wordt benut en geen mogelijkheden meer biedt voor de gewenste uitbreiding van bedrijfsactiviteiten. De uitbreiding van Zevenhont is daarom noodzakelijk en voornamelijk bedoeld om bedrijven die werkzaam zijn binnen het Tapijtcluster te faciliteren. Het betreft een locatiespecifiek doel om de door de provincie Overijssel aangewezen Topwerklocatie verder te versterken. Dat maakt dat het faciliteren van de (uitbreidings-) behoefte van deze bedrijvigheid op deze locatie de voorkeur geniet.
De provincie Overijssel heeft samen met de elf gemeenten in regio West Overijssel afspraken gemaakt over de programmering van bedrijventerreinen. Deze afspraken zijn vervat in het beleidsdocument 'Afspraken Regionale Bedrijventerreinen Programmering West Overijssel 2019-2022'. Hierin is 20 hectare zachte plancapaciteit toebedeeld aan Zevenhont-Oost.
Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?
Wanneer sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, moet de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving van de behoefte bevatten. De behoefte moet worden bepaald binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied van de nieuwe ontwikkeling. De aard en omvang van de ontwikkeling zijn leidend voor het schaalniveau waarop de ruimtebehoefte moet worden afgewogen.
Het ruimtelijk verzorgingsgebied van het Tapijtcluster is minimaal landsdekkend en overschrijdt zelfs de landsgrenzen. Het Tapijtcluster is aangemerkt als Topwerklocatie in de provincie Overijssel, juist omdat zich hier een sterk netwerk bevindt dat zich kenmerkt door de fysieke nabijheid, de onderlinge afhankelijkheid in de keten en de aanwezigheid van een sterke sociale cohesie, waardoor cross-overs 'als vanzelf' ontstaan. Ondanks schaalgrootte betreft het vrijwel uitsluitend lokaal gebonden bedrijvigheid, veelal familiebedrijven. Elk aspect van het proces wordt binnen de gemeente Zwartewaterland verzorgd. Het produceren van tapijt inclusief de backing, het verwerken tot een eindproduct, bijvoorbeeld voor de automotiv of als mat. Zelfs de recycling gebeurt binnen de gemeentegrenzen. De bedrijven werken gezamenlijk in een keten om ieder gewenst product kant en klaar bij de klant te leveren.
Beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling
Er is behoefte aan de uitbreiding Zevenhont-Oost omdat er grote krapte is op het bestaande bedrijventerrein Zevenhont. Deze krapte is vooral ontstaan door de niet aflatende groei van het decennialange succesvolle Tapijtcluster en het feit dat er jarenlang geen uitbreidingen hebben plaatsgevonden. Het nieuwe uitbreidingsterrein is hoofdzakelijk bedoeld voor bedrijvigheid die aansluit op de huidige bedrijvigheid van de Topwerklocatie.
Conclusie Ladder voor duurzame verstedelijking
Dit plan betreft een stedelijke ontwikkeling in het landschap, grenzend aan bestaand stedelijk gebied. Het uitbreiden van het bedrijventerrein Zevenhont is nodig om in de (uitbreidings)behoefte van bedrijven te voorzien die (grotendeels) onderdeel uitmaken van het Tapijtcluster. Juist vanwege de locatiegebonden productieketen ligt het voor de hand om Zevenhont uit te breiden, in plaats van een locatie elders te zoeken. Derhalve is in de 'Afspraken Regionale Bedrijventerreinen Programmering West Overijssel 2019-2022' 20 hectare zachte plancapaciteit toebedeeld aan Zevenhont-Oost. Het plan voldoet zodoende aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Op 11 september 2020 heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld volgens de procedure van artikel 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening. De structuurvisie ‘Nationale Omgevingsvisie (NOVI)’ en de bijbehorende toelichting zijn digitaal raadpleegbaar op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl (onder IMRO-nummer NL.IMRO.0000.BZKovi20Novi-3000).
De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.
Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal. Deze visie is ontwikkeld in nauwe samenwerking met provincies, gemeenten, waterschappen, maatschappelijke instellingen en burgers.
De NOVI is vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie.
Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de
Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.
De ontwikkeling van Zevenhont-Oost raakt geen andere belangen dan die hiervoor in de paragrafen 3.1.1 en 3.1.2 zijn genoemd. Ook de afweging van de betreffende belangen verandert niet door de vaststelling van de Novi.
In deze paragraaf wordt het voor deze ontwikkeling relevante provinciale beleid behandeld. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel de nieuwe Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken Kleur' en bijbehorende Omgevingsverordening Overijssel 2017 vastgesteld. Op 1 mei 2017 zijn de nieuwe Omgevingsvisie en Omgevingsverordening in werking getreden. Nadien zijn de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening meermaals geactualiseerd en (gedeeltelijk) herzien. Bovendien is het Tapijtcluster in Genemuiden en Hasselt door de provincie Overijssel aangewezen als één van de negen topwerklocaties.
De Omgevingsvisie is het centrale provinciale beleidsplan voor het fysieke beleidsplan voor het fysieke leefmilieu in Overijssel. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden.
Enkele centrale ambities van de provincie:
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een maatschappelijke opgave. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidskeuzes van EU, Rijk of provincie. Denk aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Andere generieke beleidskeuzes betreffen het voorkomen van overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw- en kantoorlocaties.
Ook wordt in deze fase de zgn. Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking gehanteerd. Deze Overijsselse ladder geeft een nadere invulling aan de vraag hoe de behoefte moet worden bepaald, zowel in de stedelijke als in de groene omgeving, en op welke wijze de regionale afstemming vorm gegeven moet worden. Integraliteit, toekomstbestendigheid, concentratiebeleid, (boven)regionale afstemming en zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik zijn beleidskeuzes die invulling geven aan de Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking.
Voor specifieke gebieden in Overijssel geldt dat niet alle initiatieven mogelijk zijn. Dit heeft te maken met zwaarwegende publieke belangen, Gebiedsspecifieke beleidskeuzes om de zwaarwegende publieke belangen te borgen, zijn: reservering voor waterveiligheid en beperking wateroverlast, drinkwater/grondwaterbeschermingsgebieden, het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS)), de Nationale Landschappen en het provinciaal routenetwerk transport gevaarlijke stoffen.
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en laag van de beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag ‘hoe’ een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden. Afbeelding 3.1 geeft dit schematisch weer.
Afbeelding 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel).
Indien het planvoornemen wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
Bij de afwegingen in de eerste fase 'Of – generieke beleidskeuzes' is geconstateerd dat de volgende artikelen van belang zijn; 2.1.2, 2.1.3, 2,1.5, 2.3.2 en 2.6.4. Hierna worden de betreffende artikelen nader beschreven en getoetst.
Artikel 2.1.2 Principe van concentratie
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.2 van de Omgevingsverordening Overijssel
Er is sprake van een sterk gewortelde lokale bedrijvigheid in de vorm van het Tapijtcluster. Er is een sterke behoefte om niet aflatende groei van het Tapijtcluster te faciliteren. Vanwege de kruisbestuivingen tussen de verschillende bedrijven die hieraan deelnemen ligt het voor de hand om het bestaande bedrijventerrein Zevenhont uit te breiden. Het voornemen is dan ook in overeenstemming met het 'Principe van concentratie'.
Artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip "groene omgeving" nader gedefinieerd als: de gronden die niet vallen onder bestaand bebouwd gebied.
In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip “bestaand bebouwd gebied” nader gedefinieerd als: de gronden binnen steden en dorpen die benut kunnen worden voor stedelijke functies op grond van geldende bestemmingsplannen en op grond van voorontwerp-bestemmingsplannen voor zover de provinciale diensten daarover schriftelijk een positief advies hebben uitgebracht in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro;
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening Overijssel
Zoals beschreven in hoofdstuk 3 en paragraaf 4.1 zijn er in de gemeente Zwartewaterland geen meer geschikte alternatieve locaties beschikbaar waar de benodigde hectares bedrijventerrein kunnen worden uitgegeven. Daarnaast bieden de bestaande percelen op bedrijventerreinen niet de mogelijkheid om een dergelijke metrage via herstructurering te realiseren. Tot slot worden alle bedrijfspercelen in de huidige situatie volledig benut en is meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied niet mogelijk.
De voorgenomen uitbreiding van het bedrijventerrein heeft van de realistische mogelijkheden de voorkeur, waarmee wordt voldaan aan het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.
Artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.5 van de Omgevingsverordening Overijssel
Van belang bij het uitbreiden van een bedrijf is dat de uitbreidingslocatie op een adequate wijze wordt ingepast. Dit geldt voor voorliggende locatie des temeer vanwege de ligging in een bijzonder landschap (Nationaal Landschap IJsseldelta (NLIJ), zie ook toetsing aan artikel 2.6.4.
Royal HaskoningDHV heeft in voorliggend geval een landschappelijke inpassingsvisie opgesteld. Bij de uitwerking van de plannen is nadrukkelijk rekening gehouden met het aanwezige bijzondere landschap. Voor een nadere onderbouwing van de landschappelijke inpassing wordt verwezen naar de visie, opgenomen in Bijlage 2 bij deze toelichting.
Wat betreft de toetsing aan het bepaalde onder 2 en 3 wordt verwezen naar de volgende subparagrafen, waarbij wordt opgemerkt dat afgeweken wordt van het geldende ontwikkelingsperspectief. Op basis van het bepaalde onder 4 is dit mogelijk. In dit geval is sprake van sterk lokaal gewortelde bedrijvigheid van een industrie die van groot belang is voor de werkgelegenheid in de gemeente Zwartewaterland, zodanig dat het aangemerkt is als Topwerklocatie. Tot slot is reeds hiervoor beschreven op welke wijze invulling wordt gegeven aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het bepaalde in artikel 2.1.5.
Artikel 2.3.2 Realisatie nieuw bedrijventerrein
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.3.2 van de Omgevingsverordening Overijssel
Voorliggend plan voorziet in de uitbreiding van bedrijventerrein Zevenhont aan de oostzijde. Daarmee wordt voorzien in een sterke lokale behoefte om niet aflatende groei van het Tapijtcluster, aangewezen als Topwerklocatie, te faciliteren. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 3.1.2. Het voornemen is in overeenstemming met artikel 2.3.2 van de omgevingsverordening.
Artikel 2.6.4 Nieuwe ontwikkelingen (Nationaal Landschap)
Bestemmingsplannen voorzien alleen in nieuwe ontwikkelingen binnen gebieden die in artikel 2.6.2 begrensd zijn als Nationaal Landschap als die bijdragen aan het behoud of de ontwikkeling van de kernkwaliteiten als benoemd in artikel 2.6.3 en zoals nader uitgewerkt in bijlage 7 van deze verordening.
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.6.4 van de Omgevingsverordening Overijssel
Het plangebied ligt gedeeltelijk in het ‘Nationaal Landschap IJsseldelta’. Naar aanleiding van voorliggende ontwikkeling is de provincie Overijssel voornemens de begrenzing van het Nationaal Landschap aan te passen. Het voornemen tot aanpassing van de begrenzing is gestoeld op een aantal argumenten. De korte termijnvraag is urgent en aannemelijk gemaakt en andere locaties zijn in het vooronderzoek afgevallen. Het betreft lokaal gewortelde bedrijvigheid en daarmee voldoet de uitbreiding aan het provinciale principe van concentratie. Verder heeft het Tapijtcluster het predicaat Topwerklocatie. De expertgroep roemde het Tapijtcluster vanwege de aanwezigheid van het gehele cluster op één werklocatie en de synergievoordelen door alle productie bij elkaar te hebben. De andere ondernemers geven ook aan dat het behoud van het gehele cluster mede afhangt van het centraliseren van deze bedrijven op één werklocatie. De provincie heeft als voorwaarde gesteld dat een landschapsvisie wordt opgesteld, waarin in voldoende mate rekening gehouden wordt met de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap, maar ook voorzien wordt in een goede overgang van het stedelijke gebied van Genemuiden naar het (na definitieve besluitvorming van de provincie) aangrenzende Nationaal Landschap.
Royal HaskoningDHV heeft in voorliggend geval een landschappelijke inpassingsvisie opgesteld. Bij de uitwerking van de plannen is nadrukkelijk rekening gehouden met het aanwezige bijzondere landschap. Voor een nadere onderbouwing van de landschappelijke inpassing wordt verwezen naar de visie, opgenomen in Bijlage 2 bij deze toelichting.
Het voornemen is in overeenstemming met artikel 2.6.4 van de omgevingsverordening.
Voor het overige zijn er in het kader van de “generieke beleidskeuzes” geen aspecten die nadere onderbouwing behoeven.
Op basis van de kaarten behorend bij de Omgevingsvisie valt de uitbreidingslocatie binnen het ontwikkelingsperspectief ‘Agrarisch ondernemen in het grootschalig landschap’. Hierna is een uitsnede van de ontwikkelingsperspectievenkaart opgenomen.
Afbeelding 3.2: Uitsnede ontwikkelingsperspectievenkaart (bron: Omgevingsvisie provincie Overijssel).
Hierna is een omschrijving van het perspectief ter plaatse opgenomen.
“Agrarisch ondernemen in het grootschalig landschap”
Dit ontwikkelingsperspectief omvat gebieden waar verdere modernisering en schaalvergroting van de landbouw in combinatie met verduurzaming de ruimte krijgt. Die ruimte kan verdiend worden door te investeren in kwaliteitsvoorwaarden.
Initiatieven binnen het ontwikkelingsperspectief mogen de ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw in principe niet beperken en dienen aan te sluiten bij de bestaande bebouwing, weginfrastructuur en openbaar vervoer (ov)-routes. Het waterbeheer richt zich op optimale condities voor de landbouw, rekening houdend met specifieke omstandigheden en de grenzen aan de mogelijkheden van het waterbeheer (onder andere door de klimaatverandering).
Toetsing van het initiatief aan het “Ontwikkelingsperspectief”
Ten aanzien van het uitbreiden van het bedrijventerrein wordt opgemerkt dat de ontwikkelingsperspectieven een hoofdkoers geven op provinciaal niveau. Dit vraagt maatwerk op lokaal niveau. De begrenzing van de gebieden moet worden gezien als signaleringsgrens. Bij doorvertaling naar gemeentelijk niveau betekent dit dat er nog variaties en detailleringen kunnen voorkomen. Gemeenteraden mogen daarom gemotiveerd afwijken van het ontwikkelingsperspectief dat voor het betreffende gebied geldt, wanneer:
Zoals uit 3.1.1.4 is gebleken, is er in redelijkheid geen ruimte beschikbaar voor de ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein van dergelijke omvang elders in de gemeente Zwartewaterland. Daarnaast heeft de provincie Overijssel het Tapijtcluster (Genemuiden/Hasselt) als topwerklocatie aangemerkt, juist vanwege sociaaleconomische en maatschappelijke belangen.
De provincie biedt daarom ook ruimte aan het (door)ontwikkelen van bedrijven in de tapijtindustrie. Het vorenstaande maakt het zoeken naar bedrijfslocaties buiten de gemeente onwenselijk. De ontwikkeling van een bedrijventerrein aansluitend op het bestaande bedrijventerrein Zevenhont is vanuit ruimtelijke oogpunt de meest logische keuze.
Tot slot wordt opgemerkt dat het realiseren van het voornemen gepaard gaat met het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de landschappelijke inpassingsvisie, opgenomen in Bijlage 2 bij deze toelichting. Deze visie is in nauwe samenspraak met omwonenden, de provincie en het waterschap tot stand gekomen.
Gezien het vorenstaande is het gerechtvaardigd om af te wijken van de ter plekke geldende ontwikkelingsperspectief.
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch-cultuurlandschap, stedelijke laag en de laag van de beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. De “Stedelijke laag” wordt buiten beschouwing gelaten omdat er geen kenmerken of elementen vanuit deze laag op het plangebied van toepassing zijn.
De “Natuurlijke laag“
Overijssel bestaat uit een rijk en gevarieerd spectrum aan natuurlijke landschappen. Deze vormen de basis voor het gehele grondgebied van Overijssel. Het beter afstemmen van ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag kan ervoor zorgen dat de natuurlijke kwaliteiten van de provincie weer mede beeldbepalend worden. Ook in steden en dorpen bij voorbeeld in nieuwe waterrijke woonmilieus en nieuwe natuur in stad en dorp.
Het plangebied is op de gebiedskenmerkenkaart de “Natuurlijke laag” aangeduid met het gebiedstype “Laagveengebieden (in cultuur gebracht)”.
Afbeelding 3.3: Uitsnede gebiedskenmerkenkaart "Natuurlijke laag" (bron: Omgevingsvisie provincie Overijssel).
“Laagveengebieden”
De laagveengebieden zijn grote gebieden, waar onder invloed van stagnerend water en grondwater uitgestrekte veenmoerassen zijn ontstaan. Het is een samengesteld landschap van rietland op een pakket veenlagen (kraggen) en vaarten, afgewisseld met bos. Het landschap is ontstaan door turfwinning, rietteelt en extensieve veehouderij.
Als ontwikkelingen plaats vinden in de laagveenrestanten, dan dragen deze bij aan verhoging van het waterpeil om bodemdaling en verdwijnen van het veenpakket tegen te gaan en, waar mogelijk, aan toename van natuurkwaliteit en het areaal levend laagveen.
Toetsing van het initiatief aan de 'Natuurlijke laag'
De gronden in het plangebied zijn grotendeels in cultuur gebracht ten behoeve van de landbouw. Het plangebied wordt op een landschappelijk verantwoorde wijze ingepast in het landschap en de omgeving, waarbij rekening wordt gehouden met de ligging in een laagveengebied. Geconcludeerd wordt dat het plan in overeenstemming is met het gestelde in de “Natuurlijke laag”.
De ‘Laag van het agrarisch cultuurlandschap’
In het agrarisch cultuurlandschap gaat het er altijd om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Hierbij hebben nooit ideeën over schoonheid een rol gespeeld. Wel zijn we ze in de loop van de tijd gaan waarderen om hun ruimtelijke kwaliteiten. Vooral herkenbaarheid, contrast en afwisseling worden gewaardeerd. De ambitie is gericht op het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen door óf versterking óf behoud óf ontwikkeling of een combinatie hiervan.
De locatie is op de gebiedskenmerkenkaart de “Laag van het agrarisch cultuurlandschap” aangeduid met het gebiedstype “Laagveenontginningen”.
Afbeelding 3.4: Uitsnede gebiedskenmerkenkaart "Laag van het agrarisch cultuurlandschap" (bron: Omgevingsvisie provincie Overijssel).
“Laagveenontginningen”
De laagveenontginningen is een open, laag en nat landschap, ontstaan door occupatie vanuit de bewoonde hogere randen. Deels door vervening, deels door alleen ontwatering. Kenmerkende zonering van intensief gebruik langs de bewoonde randen en extensief gebruik naar het achterland. Boerderijen zijn gesitueerd langs vaarten en wegen. De ambitie is de cultuurhistorische kwaliteiten van het laagveenlandschap zoveel als mogelijk in stand te houden en beleefbaar te maken. De grote open ruimtes, het patroon van sloten met beplantingen, de vochtige bloemrijke weides met weidevogels geven dit landschap grote belevingswaarde.
De grondgebonden landbouw is de drager van deze kwaliteiten, echter een nieuw perspectief op een gebiedsgerichte bedrijfsvoering - eventueel in combinatie met andere functies - is voor de toekomst van deze gebieden zeer wenselijk. Het karakteristieke bebouwingspatroon (voorkant aan de openbare weg; achterkant aan het landschap) vormt vertrekpunt bij herstructurering, verdichting en uitbreiding van de agrarische bebouwing en de woon-/ werkmilieus. Als ontwikkelingen plaats vinden in de laagveenontginningen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van het lint als karakteristieke bebouwingsstructuur.
Toetsing van het initiatief aan de “Laag van het agrarisch cultuurlandschap”
Bij het inpassen van het plangebied is rekening gehouden met het aanwezige landschap. De landschappelijke lijnen hebben de inpassing van de uitbreiding bepaald en de beplantingstypologie van de groene zone sluit aan bij de omgevingskenmerken. De landschappelijke inpassing is in nauw overleg tussen ontwerpers, gemeente en provincie tot stand gekomen. Voor een nadere onderbouwing van de landschappelijke inpassing wordt verwezen naar de visie welke is opgenomen in Bijlage 2 van deze toelichting. Geconcludeerd wordt dat het voornemen in overeenstemming is met de laag van het agrarische cultuurlandschap.
De ‘Laag van de beleving’
Met de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap en de stedelijke laag is het spectrum van de ruimtelijke kwaliteit nog niet compleet. De Laag van de beleving is het domein van de belevenis, de betekenis en identiteit. Het voegt kenmerken toe als landgoederen, recreatieparken, recreatieve routes maar benut ook vooral de kwaliteit van de andere drie lagen. Het maakt ze beleefbaar en tot een belevenis. Het belevenisaspect wordt een steeds belangrijker pijler onder het ruimtelijk kwaliteitsbeleid. De ambitie is gericht op sterke ruimtelijke identiteiten als motor voor gebiedsontwikkeling. Het gaat er om beleving, betekenis en kwaliteit van de omgeving te versterken en de beleefbaarheid en toegankelijkheid van het landschap te vergroten.
Het plangebied heeft op de gebiedskenmerkenkaart de ‘Laag van de beleving’ de aanduidingen 'donkerte' en ‘IJssellinie inundatieveld’. Ten aanzien van de laatste aanduiding is in de omgevingsvisie geen gebiedsbeschrijving opgenomen.
Afbeelding 3.5: Uitsnede gebiedskenmerkenkaart "Laag van de beleving" (bron: Omgevingsvisie provincie Overijssel).
"Donkerte”
Lichte gebieden geven een beeld van economische dynamiek; zoals de steden en dorpen, de snelwegen, de kassengebieden, attractieparken en grote bedrijventerreinen. De donkere gebieden geven daarentegen een indicatie van het rustige buitengebied van Overijssel. Het zijn relatief luwe en dunbevolkte gebieden met een lage gebruiksdruk. De ambitie is gericht op het koesteren van donkerte als kwaliteit. Het streven is gericht op het handhaven van de donkerte en, waar mogelijk, de gebieden bij ontwikkelingen nog donkerder te maken.
De richting van de sturing is gericht op het minimaal toelaten van kunstlicht. Het vereist het selectief inzetten en 'richten' van kunstlicht en het vermijden van onnodig kunstlicht bij ontwikkelingen. De kansen hiervoor doen zich met name voor bij ontwikkelingen die een grote invloed hebben op het aspect donkerte, zoals grotere woon- en werklocaties en wegen. Ook de projectering van passages van auto(snel)wegen en regionale wegen speelt daarbij een grote rol vanwege het feit dat op- en afritten veelal leiden tot stedelijke ontwikkelingen.
Toetsing van het initiatief aan de "Laag van de beleving”
Ten aanzien van het aspect donkerte is het van belang om op te merken dat de volledige kern Genemuiden als zodanig is aangemerkt. In de omgeving van het plangebied is reeds sprake van verlichting door andere op het bedrijventerrein gevestigde bedrijven. Daarnaast is het gebruik van verlichting inherent bij woon- en werkgebieden. Wel zal onnodige verlichting (lichtvervuiling) zoveel mogelijk worden voorkomen.
Geconcludeerd wordt dat de ‘Laag van de beleving” zich niet verzet tegen de voorgenomen ontwikkeling.
Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de uitgangspunten uit het provinciaal beleid zoals genoemd in de Omgevingsvisie Overijssel, die is verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.
De ‘Structuurvisie tevens woonvisie Zwartewaterland 2013’ is door de gemeenteraad vastgesteld op 25 april 2012. In deze structuurvisie is (voor het eerst) de uitbreidingslocatie Zevenhont-Oost in ruimtelijk beleid vastgelegd. Dit beleid is geconsolideerd in de nieuwe omgevingsvisie (zie paragraaf 3.3.2). Omdat de structuurvisie de basis vormt voor Zevenhont-Oost is ervoor gekozen deze op te nemen in de beleidstoetsing.
De structuurvisie heeft geen directe bindende werking voor de burger, op basis van de structuurvisie worden nog geen ontwikkelingen daadwerkelijk mogelijk gemaakt. Wel biedt de structuurvisie het ruimtelijke kader voor de uitwerking van concrete plannen en projecten. De uitwerking van de structuurvisie vindt plaats door middel van het vaststellen van bestemmingsplannen voor de diverse ontwikkelingslocaties. Deze zijn wel rechtstreeks bindend voor de burger.
Afbeelding 3.6: Uitsnede illustratie Structuurvisie tevens woonvisie Zwartewaterland 2012.
In bovenstaande afbeelding is te zien dat het plangebied, voor zover gelegen buiten het bestaande bedrijventerrein Zevenhont, onderdeel aangeduid is als 'Werken toekomstig / Ontwikkeling havenfaciliteiten'. De uitbreiding Zevenhont-Oost ligt binnen (en betreft een deel van) de laatstgenoemde aanduiding.
Het ondernemerschap is sterk aanwezig in de gemeente Zwartewaterland. Dat wordt zichtbaar door de vele grote ondernemingen - veelal familiebedrijven - in de gemeente. Zo is de gemeente een wereldspeler in de tapijtindustrie, zijn er in Zwartsluis en Hasselt toonaangevende scheepswerven, is de bouwsector sterk vertegenwoordigd en wordt er, vooral in Zwartsluis, voor de levensmiddelenindustrie geproduceerd.
Er zijn relatief veel familiebedrijven. De bedrijven kunnen beschikken over toegenegen en trouwe arbeidskrachten, die voor een groot deel uit de eigen gemeente afkomstig zijn.
Het bedrijfsleven wordt gezien als een belangrijke bondgenoot bij het streven naar het vitaal houden van de gemeente. Er zijn in Zwartewaterland veel arbeidsplaatsen. Het bedrijfsleven is vernieuwend en sociaal. De werkloosheid is relatief laag. Er is sprake van een inkomende pendel. Veel Zwartewaterlandse (familie)bedrijven toonden zich de afgelopen periode crisisbestendiger dan beursgenoteerde ondernemingen.
Werknemers voelen zich betrokken bij hun bedrijf en werken vaak lang bij dezelfde werkgever. Deze betrokkenheid is wederkerig. Zwartewaterlandse werkgevers zijn zuinig op hun personeel. Zij spannen zich in voor medewerkers die arbeidsongeschikt raken. Zij hebben oog voor inwoners die zich minder goed op de arbeidsmarkt kunnen redden.
Voor uitbreiding van het bedrijfsleven biedt de visie eveneens voldoende ruimte. Daartoe beschikt de gemeente, zowel bij Hasselt als bij Genemuiden en Zwartsluis, over de nodige gronden. Er zijn ook voldoende mogelijkheden voor watergerelateerde bedrijvigheid. De gemeente wil zich, samen met maatschappelijke partners, inspannen om dit goed te vermarkten.
Het lokale bedrijfsleven wordt gezien als een belangrijke bondgenoot. Actieve samenwerking wordt gezocht. Samen met ondernemers worden de mogelijkheden om de lokale economie vitaal te houden benut. In overleg met ondernemerskringen worden mogelijkheden om het ondernemersklimaat te versterken onderzocht. De uitbreidingsbehoefte van aanwezige bedrijven wordt zo goed mogelijk gefaciliteerd. Nieuwe bedrijven zijn welkom. De gemeente biedt ruimte voor de combinatie van wonen en werken.
Een goede bereikbaarheid en infrastructuur zijn van groot belang. Dat geldt eveneens voor de doorstroming van het verkeer op de provinciale wegen en het openbaar vervoer. Verbetering van de bereikbaarheid is nodig.
Regionale samenwerking draagt bij aan de versterking van de economische structuur. Hiervan moet maximaal worden geprofiteerd. De gemeente investeert daarom in de strategische samenwerking met de provincie en binnen de regio Zwolle.
De gemeente zet in op:
Aangegeven is dat de unieke bedrijvigheidstructuur in Zwartewaterland met veel maakindustrie en hiervan afhankelijke sectoren typerend en bepalend zijn voor de sociaal – economische structuur van de gemeente. De gemeente vindt het daarom cruciaal dat er voldoende ruimte beschikbaar is voor dergelijke bedrijven. De gemeente erkent daarbij dat aanleg van nieuwe bedrijventerreinen complex is, vanwege de landschappelijke en ecologische waarden, en stelt dat bij nieuwe bedrijventerreinen de SER-ladder doorlopen moet worden.
Eerst moet worden bekeken in hoeverre er ruimte beschikbaar is (of door herstructurering kan worden
gemaakt) op de bestaande bedrijventerreinen. Ook moet worden onderzocht of bestaande ruimte intensiever kan worden benut. Op het bedrijventerrein Zevenhont zelf is te weinig ruimte om te kunnen voorzien in de vestigings- en uitbreidingsbehoefte van bedrijven, en in het bijzonder van Topwerklocaties - Tapijtcluster. Er is wel voldoende ruimte om het bestaande bedrijventerrein uit te breiden naar het zuiden en het oosten. Daartoe beschikt de gemeente over de nodige gronden. Zie paragraaf 3.1.1.4 voor een nadere toelichting.
Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling in lijn is met de gemeentelijke structuurvisie.
De gemeente Zwarteaterland heeft een nieuwe omgevingsvisie. De hoofdpunten uit deze omgevingsvisie zijn:
De omgevingsvisie is thematisch opgesteld. De thema's die voor dit bestemmingsplan het belangrijkste beleidskader vormen zijn hierna samengevat en voorzien van een motivering.
Economie
De behoefte aan uitbreiding van Zevenhont is niet met (alleen) revitalisering op te lossen. De bestaande bedrijfskavels worden momenteel ten volle benut. Voor substantiële uitbreidingen van bestaande bedrijven en voor nieuwe bedrijven is uitbreiding met Zevenhont-Oost nodig. Bedrijfswoningen zijn uitgesloten in dit plan.
Natuur en Landschap
Dit plan is mede gebaseerd op de hierna te beschrijven stadsrandvisie en op de landschappelijke inpassingsvisie, opgenomen in Bijlage 2 van deze toelichting. In laatste genoemde visie is onderzocht en aangegeven op welke wijze Zevenhont-Oost lanschappelijk kan c.q. moet worden ingepast. Een belangrijk element uit de visie is een brede groenzone die het nieuwe bedrijventerrein aan drie zijden omsluit en een buffer vormt tussen het stedelijk gebied van Genemuiden en het omliggende waardevolle landschap. Elders in deze toelichting wordt nader op de landschappelijke inpassing ingegaan. Daarnaast wordt in paragraaf 5.12 ingegaan op de de planontwikkeling uit het oogpunt van natuur en ecologie.
Klimaat
Binnen het plangebied wordt voorzien in de aanleg van waterberging door middel van open water. De ontwerpvoorwaarden zijn afgestemd met het waterschap, zie hiervoor paragraaf 5.11. Een overstromingsparagraaf maakt deel uit van deze waterparagraaf.
Overige thema's omgevingsvisie
In de hiervoor genoemde alinea's zijn de belangrijkste thema's uit de omgevingsvisie benoemd en voorzien van een motivering. De overige thema's uit de omgevingsvisie zijn niet of minder relevant voor de ontwikkeling van Zevenhont-Oost. Daar waar wel raakvlakken met overige thema's bestaan sluit dit plan aan bij het beleid dat daarop is geformuleerd.
Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling in lijn is met de gemeentelijke omgevingsvisie.
Op 12 januari 2012 is de Stadsrandvisie Genemuiden door de raad vastgesteld. Ook hier vormden de bedrijventerreinenvisie uit 2010 (én dus de structuurvisie ‘Zicht op Zwartewaterland’ 2005-2020) als basis/uitgangspunt. In de stadsrandvisie is al aandacht voor de uitbreiding van Zevenhont en worden een aantal inrichtingsprincipes weergegeven.
De stadsrandvisie is geen blauwdruk, maar moet gezien worden als een inspirerend streefbeeld met een flexibel uitvoeringskader. De geschetste maatregelen, tijdlijnen en financieringsopties per project zijn een leidraad die richting geeft, maar niet dwingt. In de uitvoering moet er ruimte zijn om onvoorziene ontwikkelingen op te vangen en nieuwe kansen onmiddellijk te grijpen. In een open planproces moeten betrokken partijen de vrijheid krijgen om, binnen de gezamenlijke ambities, projecten naar eigen inzicht in te vullen. Deze visie beoogt daar ruimte voor te bieden.
De Stadsrandvisie geeft een heldere schets over de economische en sociale kaders en het profiel van Genemuiden:
"Minstens zo belangrijk voor de ruimtelijke ontwikkeling zijn de economische en sociale kaders. Genemuiden is met ruim 10.000 inwoners veruit de grootste kern van de gemeente Zwartewaterland. Genemuiden heeft een relatief jonge bevolking en een grote natuurlijke aanwas. De stad kent een hechte geloofsgemeenschap met sterke sociale verbanden en een bloeiend verenigingsleven. Gezinnen zijn kinderrijk en jongeren willen graag in hun stad blijven wonen. Daarom is er van krimp voorlopig nog geen sprake en blijft er behoefte aan nieuwe woningen. Ook in economisch opzicht is Genemuiden een bloeiende stad. Met ruim 125 ha bedrijventerrein (groter dan het woongebied), een eigen industriehaven en ruim 5.000 arbeidsplaatsen is Genemuiden een belangrijk werkgelegenheidscentrum. De tapijtindustrie is de drijvende kracht. Maar ook andere bedrijven bieden werkgelegenheid, zoals aannemings-, installatie en schildersbedrijven, weg- en waterbouwbedrijven, machinefabrieken en expeditiebedrijven, ateliers voor woningstoffering, groothandels in vloerbedekking, een leverancier van vorkheftrucks, accountantskantoren en bankinstellingen. In het buitengebied is de riethandel naast de landbouw een belangrijke bedrijfstak. Genemuiden is een echte werkstad, de ondernemingslust zit de bewoners in het bloed. Dat zal in de toekomst niet veranderen en daar moet ook ruimte voor blijven. De Stadsrandvisie wil die ruimte bieden."
Voor het gebied Zevenhont-Oost is in de Stadsrandvisie geen concrete uitwerking gegeven, omdat op dat moment geen concrete ontwikkeling voor lag. In de Nota van Uitgangspunten voor Zevenhont Oost en Zuid is de voorwaarde opgenomen dat bij de verdere uitwerking een landschapsvisie en inpassingsplan wordt opgesteld, waarbij rekening dient te worden gehouden met kenmerken en gewenste ontwikkelingen van het polderlandschap zoals omschreven in de landschappelijke inpassingsvisie (Bijlage 2). De landschappelijke inpassingsvisie vormt een belangrijke leidraad voor de uitwerking.
Op 1 december 2016 heeft de raad van de gemeente Zwartewaterland de ‘Welstandsnota Gemeente Zwartewaterland - Slim bekeken’ vastgesteld. In deze welstandsnota worden negen deelgebieden onderscheiden, waarvan de ruimtelijke kwaliteit in grote mate overeenkomt. Dit ruimtelijk kwaliteitsniveau vormt het uitgangspunt voor het welstandsbeleid. Het plangebied gaat onderdeel uitmaken van het deelgebied ‘Industrieterreinen’.
Voor dit deelgebied geldt het welstandsniveau ‘2’. Dit betreft een regulier welstandsniveau. Hier geldt niveau 2, omdat er sprake is van een gestructureerde stedenbouwkundige opzet met gangbare architectonische basiskwaliteiten. De inhoudelijke richting van de welstandstoets zal zijn gericht op het respecteren en interpreteren c.q. veranderen van de aanwezige ruimtelijke kwaliteit. Dit om de mogelijkheid open te laten om de aanwezige architectonische kwaliteit te verbeteren, bijvoorbeeld in het kader van revitalisering van industrieterreinen.
Ten behoeve van de het plan Zevenhont-Oost is een beeldkwaliteitplan opgesteld. Dit beeldkwaliteitplan wordt opgenomen in de Welstandsnota. Op dit moment zijn nog geen concrete bouwplannen aanwezig. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen zal het ontwerp worden getoetst aan het beeldkwaliteitplan Zevenhont-Oost.
In 2016 is door de gemeenteraad de ‘Leidraad Hoger Bouwen met hogere kwaliteit’ vastgesteld welke moet worden toegepast wanneer er, in afwijking van het bestemmingsplan, hoger dan de in het bestemmingsplan opgenomen bouwhoogte wordt gebouwd. In 2016 is door de gemeenteraad de ‘Leidraad Hoger Bouwen met hogere kwaliteit’ vastgesteld welke moet worden toegepast wanneer er, in afwijking van het bestemmingsplan, hoger dan de in het bestemmingsplan opgenomen bouwhoogte wordt gebouwd. Ten behoeve van Zevenhont-Oost wordt er in zone 1 niet hoger dan 16 meter gebouwd en in zone 2 niet hoger dan 12 meter (zie afbeelding 3.7). Niettemin heeft de gemeente ervoor gekozen deze leidraad voor wat betreft vorm, kleur, materiaal en landschappelijke inpassing voor Zevenhont-Oost uit te werken in een beeldkwaliteitsplan.
De richtlijnen zijn gebaseerd op de onderstaande zonering. Voor iedere zone gelden specifieke beeldkwaliteitseisen. Deze eisen zijn opgenomen in Hoofdstuk 3 van het Beeldkwaliteitsplan (zie hiervoor Bijlage 1 van deze toelichting). Ook in paragraaf 4.3.2 wordt op de beeldkwaliteit ingegaan.
De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met de uitgangspunten en ambities, zoals verwoord in de hiervoor genoemde beleidsdocumenten.
Het vertrekpunt voor de opzet van dit bestemmingsplan is de Nota van Uitgangspunten, zoals deze door het college van Zwartewaterland op 7 juli 2020 is vastgesteld. Omwonenden hebben op basis van 'keukentafelgesprekken' op voorhand mee kunnen denken en praten over de uitbreiding van Zevenhont naar het oosten en zuiden. De uitkomsten hiervan zijn meegenomen in de Nota. Daarnaast heeft de bevolking inspraak kunnen leveren door middel van zienswijzen. De nota is op 2 juli 2020 ter kennisname aan de gemeenteraad aangeboden.
Afbeelding 4.1 Kaartbeeld nota van uitgangspunten.
In de nota worden de volgende, meest relevante uitgangspunten voor Zevenhont-Oost beschreven:
Gebruiksmogelijkheden
Milieu, natuur en duurzaamheid
Landschappelijke inpassing en waterhuishouding
Bebouwing en verkeer
De uitbreiding van bedrijventerrein Zevenhont bestaat uit drie uitbreidingslocaties: Zevenhont-Oost, -Zuid en -Midden. Voor Zevenhont-Oost en -Zuid vloeit de wens om uit te breiden voort uit de behoefte om productielocaties te clusteren voor een efficiënter bedrijfsproces. Voor Zevenhont-Oost komt deze wens vanuit Topwerklocatie - Tapijtcluster. De behoefte voor uitbreiding naar Zevenhont-Zuid komt vanuit de Condor group.
Daarnaast is in het MER een derde locatie nabij Zevenhont meegenomen. Die locatie wordt Zevenhont-Midden genoemd. Voor de ontwikkeling van een deel van deze locatie is Heutink Groep initiatiefnemer. Op dit deel wordt de uitbreiding en verandering van de bedrijfsactiviteiten van Heutink Groep mogelijk gemaakt (productiehal, kantoor). Een kleiner deel van de locatie Midden wordt bestemd zoals Zevenhont-Oost. Voor heel Zevenhont-Midden wordt een separate bestemmingsplanprocedure gevolgd.
Zowel de provincie als de gemeente hebben de voorwaarde uitgesproken dat de uitbreiding van Zevenhont robuust moeten worden ingepast in het landschap. Belangrijke aanleiding daarvoor is de ligging in het 'Nationaal Landschap IJsseldelta', maar ook de nabijheid van de woningen ten oosten van Zevenhont. Dit is in 2012 reeds vastgesteld in de 'Stadsrandvisie Genemuiden – 12 januari 2012'.
Om de landschappelijke inpassing te onderzoeken en af te wegen is een landschappelijke inpassingsvisie opgesteld, zie Bijlage 2 van deze toelichting. Een belangrijk uitgangspunt van deze visie is dat bij de landschappelijk inpassing voldoende rekening moet worden gehouden met de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap. Voor deze landschappelijke inpassing wordt aan de oostzijde van Zevenhont Oost (doorlopend tot en met de oost- en zuidzijde van Zevenhont-Zuid) ruimte gereserveerd voor een strook met een breedte van minimaal 30 meter. Een gedeelte van deze strook is 50 m breed. In deze strook worden bomen en struiken aangeplant. Hierbij staat voorop dat het groen de bedrijvigheid (gezien vanaf het omliggende landschap) zoveel mogelijk aan het zicht moet onttrekken.
Op de door de gemeente medio 2019 georganiseerde informatieavonden voor de omwonenden van het Hogeland en de dijk Cellemuiden over de landschappelijk inpassing van Zevenhont is deze randvoorwaarde door de omwonenden ook duidelijk aangegeven. Verder worden er in de groenstrook watergangen voor waterbering aangelegd. De exacte vormgeving van de strook, waaronder de inpassing van deze watergangen en de keuze en situering van de bomen en andere beplantingen, wordt later bepaald.
Ook in het MER is onderzoek gedaan naar de landschappelijke effecten van dit bestemmingsplan. Genoemd worden onder meer de mindere herkenbaarheid van de karakteristieke rationele verkaveling en de verdichting van het open landschap, waardoor ook bestaande zichtlijnen in het gebied verdwijnen. In het MER wordt de ontwikkeling daarom als licht negatief beoordeeld. De landschappelijke inpassingsvisie biedt maatregelen om deze effecten zoveel mogelijk te beperken.
Op de landschappelijke aspecten cultuurhistorie en archeologie wordt in paragraaf 5.13 ingegaan.
Voor Zevenhont-Oost is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, zie hiervoor Bijlage 1 van deze toelichting. In het plan is onderscheid gemaakt tussen twee zones, zie afbeelding 4.2. Voor de binnenste schil van het bedrijventerrein (zone 1) geldt een hogere maximum bouwhoogte dan voor de buitenste schil (zone 2). In zone 1 zijn bovendien verbijzonderingen toegestaan, maar niet in zone 2. De overige eisen uit het beeldkwaliteitsplan gelden voor het hele gebied en hebben betrekking op zaken als materialisering en architectonisch ontwerp van de nieuwe gebouwen en bouwwerken. Maar bijvoorbeeld ook op de plaatsing en uitvoering van zonnepanelen.
Afbeelding 4.2: Aanduiding van zones in het beeldkwaliteitsplan behorende bij de uitbreiding Zevenhont-Oost.
In het belang van een goede ruimtelijke ordening moet sprake zijn van een aanvaardbare afwikkeling van alle soorten verkeer. Bij ruimtelijke planning dienen verkeerskundige aspecten afgewogen te worden, omdat deze van grote invloed zijn op de het doelmatig functioneren van verschillende functies. Wanneer nieuwe ontwikkelingen worden gepland, is het van belang te onderzoeken welke effecten dit heeft op de verkeerskundige situatie om zo nodig passende maatregelen te kunnen nemen.
Onderzoek
Door Royal HaskoningDHV is onderzoek verricht naar de verkeersontsluiting (Bijlage 3). Daaruit blijkt dat de uitbreiding van Zevenhont, in combinatie met de autonome groei, een dermate hoge verkeersdruk geeft dat maatregelen nodig zijn om tot een passende verkeersontsluiting en -structuur te komen. In het onderzoeksrapport worden verschillende mogelijkheden onderzocht ten aanzien van extra verkeersontsluiting, een fietsroute, openbaar vervoer en mobiliteitsmanagement.
In het MER is specifiek naar de effecten van de varianten binnen Zevenhont-Oost gekeken. Zowel op het gebied van verkeersaantrekkende werking, bereikbaarheid als verkeersveiligheid, scoren de drie alternatieven licht negatief. Deze score is terug te voeren op het feit dat er in de omgeving van Zevenhont-Oost meer verkeersbewegingen zullen plaatsvinden vanwege de toegenomen bedrijvigheid. Dit heeft (overzienbare) gevolgen voor de verkeersafwikkeling, het milieu en de verkeersveiligheid. Hierna wordt ingegaan op de maatregelen die worden genomen om aan deze gevolgen tegemoet te komen.
Verkeersstructuur
Er is aanvullende infrastructuur nodig voor de ontsluiting van Zevenhont-Zuid. De aanvullende infrastructuur is ook nodig om ervoor te zorgen dat zowel op korte als lange termijn voldoende capaciteit en veiligheid op het totale bedrijventerrein (Zuid, Oost, Midden en bestaand) en op de ontsluitende provinciale weg (N759) kan worden gewaarborgd.
Het voorkeursmodel uit het rapport bestaat uit:
Dit model zorgt zowel voor een directe ontsluiting van Zevenhont-Zuid op de N759, als voor (op termijn) een extra aansluiting voor (het zuidelijke deel van) het bestaande Zevenhont, Zevenhont-Oost en Zevenhont-Midden. Uitgangspunt is dat er een extra ontsluiting komt ten noorden van de uitbreidingslocatie van de Condor Group. Door provincie Overijssel is aangegeven dat deze aansluiting, in verband met verkeersveiligheid, uitgevoerd moet worden in de vorm van een rotonde.
Parkeren
Het uitgangspunt is dat het parkeren van personenauto's en vrachtwagens volledig op eigen terrein gaat plaatsvinden. In de regels van dit plan is hiertoe een bepaling opgenomen.
Langzaam verkeer
Het gebied wordt bereikbaar voor langzaam verkeer. Het is aannemelijk dat voornamelijk werkenden hier fietsen en lopen. In het wegontwerp wordt rekening gehouden met mogelijkheden voor fietsverkeer en voetgangersverkeer.
De gemeente wil een snelle fietsroute aanleggen tussen Hasselt en Genemuiden, om zodoende het fietsverkeer te faciliteren en stimuleren. Momenteel is die route ruim 7 km lang. Met de volgende twee nog aan te leggen fietspaden wordt deze route aanzienlijk verkort:
In een nader onderzoek zal de aanleg van beide fietspaden verder uitgewerkt worden. Daarnaast wordt gestreefd naar een informeel wandelommetje via de beheerpaden in groenzone.
Openbaar vervoer
De gemeente streeft ernaar de gebruiksmogelijkheden van het OV te verbeteren. Voor Zevenhont kan dat worden geconcretiseerd door:
Door uitvoering van de hiervoor genoemde maatregelen, die uitvoerig zijn afgestemd met de provincie Overijssel, wordt zoveel mogelijk tegemoet gekomen aan de verkeerskundige effecten van de uitbreiding van Zevenhont. Hierdoor is er ook in de toekomst sprake is van een aanvaardbare verkeerskundige situatie in (de omgeving van) het plangebied Zevenhont-Oost.
De verkeersstructuur binnen het plan moet nog verder worden uitgewerkt is afhankelijk van twee aspecten:
Het plan houdt rekening met verschillende verkeerskundige ontwerpen. Dit heeft echter geen invloed op de integrale afweging ten aanzien van de ontwikkeling van Zevenhont-Oost.
De ruimtelijke hoofdstructuur wordt bepaald door:
Dit plan maakt de uitbreiding van bestaande bedrijven mogelijk, alsmede de vestiging van diverse nieuwe bedrijven. Nadere uitwerking hiervan vindt nog plaats.
In aansluiting op de in paragraaf 4.1 vermelde duurzaamheidskansen wordt dit uitgangspunt als volgt in dit plan ingevuld:
Verder worden in het beeldkwaliteitsplan eisen gesteld op het gebied van duurzaamheid, zoals voor de aanleg van zonnepanelen. Bij gronduitgifte worden duurzaamheidsmaatregelen beloond via een puntensysteem. Daarnaast zullen de bedrijven moeten voldoen aan het per 1 januari 2021 in werking getreden (nieuwe) Bouwbesluit, waarin strengere eisen gelden op het gebied van milieuprestatie-eisen.
Voor het bestemmingsplan Zevenhont-Oost is een milieueffectrapport (MER) opgesteld dat de m.e.r.-procedure doorloopt. In deze paragraaf is het MER samengevat.
Het bestemmingsplan Zevenhont-Oost is planm.e.r.-plichtig omdat reeds voor Zevenhont-Zuid een Passende Beoordeling doorlopen moet worden. Daardoor wordt de gehele ontwikkeling van Zevenhont (Oost, Midden en Zuid) planm.e.r-plichtig op grond van de Wet natuurbescherming.
Het bestemmingsplan is daarnaast m.e.r.-beoordelingsplichtig omdat voorzien wordt in industriële activiteiten die de drempelwaarde van 75 hectare niet halen. Omdat reeds een MER wordt opgesteld is het niet meer nodig een afzonderlijke m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
In het MER wordt een voorkeursvariant gepresenteerd, waarop dit bestemmingsplan is gebaseerd. De belangrijkste resultaten van het m.e.r.-onderzoek, waaronder de analyse die heeft geleid tot de voorkeursvariant, zijn hierna beschreven. Het volledige MER-rapport is opgenomen in Bijlage 4 van deze toelichting.
Alternatieven (locatiekeuze)
In het MER wordt eerst ingegaan op alternatieve mogelijkheden om te komen tot uitbreiding van bedrijventerrein in de gemeente Zwartewaterland of in nabijgelegen gemeenten. De volgende alternatieven zijn beoordeeld:
Op basis van de beoordeling van genoemde alternatieven is de conclusie dat een uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein Zevenhont in oostelijke richting de voorkeur heeft. Uit het oogpunt van milieueffecten is dit alternatief haalbaar en inpasbaar. Daarnaast sluit dit alternatief het beste aan op het locatiespecifieke doel om het Tapijtcluster te versterken. Ook sluit dit alternatief aan op het ruimtelijk beleid van de gemeente Zwartewaterland. Tot slot is dit alternatief ook qua exploitatie het beste haalbaar vanwege het grondeigendom van de gemeente in dit gebied.
Varianten (voor Zevenhont-Oost)
In het MER zijn voor de ontwikkeling van bedrijventerrein Zevenhont-Oost drie varianten beoordeeld (zie figuur 5.1). De inrichtingsalternatieven onderscheiden zich van elkaar door de verkeerswegenstructuur, wijze van ontsluiten en de verkaveling van de percelen.
Figuur 5.1 Varianten beoordeeld in het MER
Opgemerkt wordt dat het plangebied van dit bestemmingsplan iets kleiner is dan op bovenstaande figuren is aangegeven. De reden hiervoor is dat de beperkte uitbreiding van enkele bestaande percelen bij nader inzien niet in dit plan wordt meegenomen, evenals enkele bestaande percelen. Dit heeft echter geen wezenlijke gevolgen voor de m.e.r.-beoordeling, de keuze van de voorkeursvariant en/of de doorwerking van het MER in dit plan (en de op basis van het MER te maken afwegingen).
Effectbeoordeling
Uitgangspunten effectbeoordeling
In het MER zijn de varianten beoordeeld op alle relevante milieuaspecten, waaronder geluidhinder, effecten op de natuur, effecten op het landschap en de waterhuishouding, alsmede op duurzaamheid.
Voor alle varianten zijn dezelfde functionele uitgangspunten gehanteerd, die tevens de uitgangspunten vormen voor dit bestemmingsplan en die in de planregels en/of op de plankaart zijn vastgelegd:
Resultaten effectbeoordeling
De effectbeoordeling toont aan dat de effectbeoordeling voor alle varianten (nagenoeg) dezelfde resultaten oplevert. De ontwikkeling van Zevenhont-Oost scoort licht negatief op de volgende aspecten:
Deze scores zijn niet onlogisch, aangezien open buitengebied wordt getransformeerd tot een bedrijventerrein. Een licht positief effect is geconstateerd ten aanzien van het aspect geurconcentratie. Dit heeft te maken met de bestaande tapijtproductie ter plaatse van Inslag 12. Die productie wordt beëindigd wanneer het plan Zevenhont-Oost wordt gerealiseerd. Op alle overige aspecten scoort de ontwikkeling van Zevenhont-Oost neutraal, dat wil zeggen: op die aspecten treden geen wezenlijke effecten op ten opzichte van de huidige situatie.
Gevolgen effectbeoordeling voor het bestemmingsplan
De effectbeoordeling toont aan dat in het bestemmingsplan specifieke aandacht moet worden besteed aan regels en/of onderbouwing van het plan ten aanzien van (tenminste) de volgende aspecten:
Uiteraard moet het bestemmingsplan daarnaast regels stellen en/of een onderbouwing bevatten ten aanzien van de overige aspecten. Zo is voor het bestemmingsplan in elk geval de wettelijk verplichte watertoets noodzakelijk.
Advies commissie m.e.r. en aanvulling plan-/project-MER
Gedurende de periode van 6 januari 2022 tot en met 16 februari 2022 heeft de plan-/projectMER ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder zienswijze naar voren kunnen brengen over de plan-/projectMER. Voorts is de commissie m.e.r. in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen.
Er zijn geen zienswijzen naar voren gebracht over de plan-/projectMER. De commissie m.e.r. heeft op 7 april 2022 schriftelijk advies uitgebracht. Daarin signaleert de commissie dat in de plan-/projectMER belangrijke informatie ontbreekt. Het aanvullen van die informatie is essentieel om het belang van de leefomgeving volwaardig mee te kunnen wegen bij het besluit over de bestemmingsplannen.
De belangrijkste aanmerking van de commissie was dat het MER te weinig aandacht besteedt aan locatie- en inrichtingsalternatieven en aan de kansen die de uitbreiding biedt om bij te dragen aan ambities voor duurzaamheid, biodiversiteit of leefbaarheid. In de rapportage "Aanvulling Plan-/project-MER", opgenomen in Bijlage 5 van deze toelichting, wordt het MER op dit punt aangevuld en wordt eveneens aan andere opmerkingen van de commissie tegemoet gekomen. Die andere opmerkingen betroffen onvolledigheden op sommige onderzoeksaspecten.
Conclusie
In het MER is de ontwikkeling van Zevenhont-Oost op een viertal (hoofd-)aspecten licht negatief beoordeeld. In het bestemmingsplan zijn juridische waarborgen opgenomen om de geconstateerde effecten te beperken of te verzachten.
Op meerdere in het MER beoordeelde milieuaspecten wordt in de paragrafen hierna verder ingegaan.
Beleidskader
In mei 2019 heeft de VNG de uitgave "Milieuzonering nieuwe stijl" gepubliceerd. Deze uitgave is toegepast in dit bestemmingsplan. De methode "Milieuzonering nieuwe stijl" anticipeert op de integratie van milieu en ruimte in de Omgevingswet en gaat uit van de beschikbare milieuruimte voor een bedrijf, zonder verwijzing naar een Staat van bedrijfsactiviteiten met richtafstanden voor inrichtingen, zoals in de (voorheen veelal gehanteerde) VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering".
De nieuwe methodiek biedt meer rechtszekerheid en flexibiliteit, omdat:
Bijkomend voordeel van de nieuwe sytematiek is dat de woonomgeving beter beschermd wordt tegen geluid- en geuroverlast. Anders dan bij de huidige systematiek gelden er namelijk concrete milieunormen op een afstand van 30 of 50 meter van de terreingrens van het bedrijf, naast de normen op grond van het Activiteitenbesluit die gelden op de gevels van woningen.
Op basis van de methode "Milieuzonering nieuwe stijl" worden in het bestemmingsplan zones onderscheiden die, naarmate de afstand tot de woonomgeving toeneemt, voorzien in een oplopende gebruiksruimte voor geluid en geur per bedrijf. De gebruiksruimte van een bedrijf is de (genormeerde) milieuruimte die een bedrijf op grond van het bestemmingsplan mag benutten voor het uitoefenen van zijn (bedrijfs-)activiteiten. De normen voor geur en geluid zijn zodanig gekozen dat ieder bedrijf zijn eigen gebruiksruimte krijgt. Wanneer een inrichting in meer dan één zone ligt, geldt de zwaarste norm. Ter illustratie: wanneer een bedrijf zowel in Geluid zone 3 als 4 ligt, zijn de normen uit Geluid zone 3 maatgevend.
Onderzoek
Geluid door bedrijven op het bedrijventerrein
De hoeveelheid geluidruimte per bedrijf is afhankelijk van de zone van het bedrijventerrein waarin het bedrijf ligt. Per zone wordt een standaard geluidruimte per bedrijf toegekend. Hieronder is een voorbeelduitwerking voor het maatgevende thema geluid weergegeven, met bijbehorende geluidnormen.
Afbeelding 5.2: Geluidzonering op basis van de milieuzonering nieuwe stijl.
De zones zijn in de verbeelding vastgelegd, de ligging van de bedrijven niet. Welke norm waar geldt volgt uit de regels in combinatie met de concrete ligging van de grens van het bedrijf (de inrichting).
De voor de vier zones gehanteerde afstanden tot een rustige woonwijk en gemengd gebied sluiten aan bij de zones uit de VNG-publicatie bedrijven en milieuzonering, voor respectievelijk de milieucategorieën 2, 3.1, 3.2 en 4.1. Door deze aansluiting is het relatief eenvoudig om de bestaande systematiek met oplopende maximale milieucategorieën te vervangen door de nieuwe systematiek met zones met oplopende geluidruimte. Bovendien blijft het principe van inwaartse zonering en blijven de voordelen daarvan, in termen van efficiënt ruimtegebruik en een goede bescherming van de woon en leefomgeving, op deze manier in stand.
In dit bestemmingsplan is een zonering voor geluid met concrete geluidnormen per bedrijf opgenomen conform de nieuwe systematiek van de VNG, waarbij de zonering is opgenomen gerekend vanaf de grens van het plangebied. Daarbij is in de regels uitgegaan van de afstanden tot een rustige woonwijk, omdat die situatie het beste overeenkomen met de feitelijk in de omgeving aanwezige woningen die in rustig buitengebied staan. Voor dit plan betekent dit dat bijna het hele terrein is genormeerd conform Geluid zone 4, behoudens enkele kleinere gedeelten waar alleen bedrijven gevestigd kunnen worden die voldoen aan de normen van Geluid zone 3.
Geur door bedrijven op het bedrijventerrein
Voor geur is een vergelijkbare regeling opgenomen als voor geluid, met normen voor de toelaatbare geur per bedrijf, die gelden op een afstand van 30 of 50 meter van de terreingrens van het bedrijf. Voor geur zijn in de systematiek drie zones opgenomen. Voor het gehele plangebied is echter één zone van toepassing, namelijk Geur zone 3.
Normen bestemmingsplan en aanvullende normen
De genoemde normen op bedrijventerreinen zijn primair gericht op het afbakenen van de gebruiksruimte (geluidruimte, geurruimte) en niet direct op het beschermen van gevoelige objecten. Voor het beschermen van gevoelige objecten gelden aanvullende regels op grond van het Activiteitenbesluit of op grond van een omgevingsvergunning milieu.
Flexibiliteit
In de planregels is voor bedrijven onder bepaalde voorwaarden de mogelijkheid opgenomen om met een omgevingsvergunning af te wijken van de in dit plan opgenomen normen voor geluid of geur.
Toegelaten bedrijven
Voor de toelating van (bedrijfs-)activiteiten gelden nog de volgende randvoorwaarden:
Onderzoeksplicht
Bij nieuw te vestigen bedrijven moet duidelijk zijn dat kan worden voldaan aan de in de planregels opgenomen normen voor geluid en geur. In de voorbeeldregels van de VNG-uitgave is daarvoor een meldingssystematiek opgenomen. Deze systematiek sluit aan bij de meldingssystematiek uit het Activiteitenbesluit. In de melding moet worden onderbouwd dat kan worden voldaan aan de van toepassing zijnde regels voor geluid en geur. Deze onderbouwing is vormvrij. De onderbouwing kan beperkt en kwalitatief zijn in eenvoudige situaties, maar ook bestaan uit een volwaardig kwantitatief onderzoek bij meer complexe bedrijven.
Het is aan het bevoegd gezag om te beoordelen of de onderbouwing toereikend is. Mocht het bevoegd gezag van oordeel zijn dat de onderbouwing niet toereikend is, en het bedrijf is niet bereid de onderbouwing aan te vullen (wat in de praktijk ongebruikelijk is), dan is in de regels de mogelijkheid opgenomen om met een nadere eis alsnog een geluid- of geuronderzoek af te dwingen.
Bestaande activiteiten
De regels in dit plan over geluid en geur stellen nieuwe normen over toegelaten bestaande activiteiten, die tot nu toe niet golden.
Voor bestaande activiteiten is een algemene regeling opgenomen waardoor gedurende 3 jaar een afwijking van de norm wordt toegestaan. Het gaat om afwijkingen van de norm die aantoonbaar bestond op het moment van de inwerkingtreding van die norm. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit de melding of uitgevoerde onderzoeken. Voortzetting van deze afwijking na 3 jaar kan alleen met een omgevingsvergunning. Hierbij kan de gemeente de toelaatbaarheid beoordelen en eventuele randvoorwaarden vastleggen, waaronder het treffen van (tenminste) BBT-maatregelen en andere maatregelen die redelijkerwijs mogelijk zijn om de afwijking van de norm zoveel mogelijk te beperken. Zoals het zo veel mogelijk gesloten houden van deuren. Omdat de afwijking onder het oude recht legaal was, ligt het niet in de rede de vergunning te weigeren indien dit kan leiden tot het noodgedwongen moeten beëindigen van de activiteit.
Voor bestaande bedrijven die al beschikken over een omgevingsvergunning milieu of maatwerkvoorschrift op grond van het Activiteitenbesluit met ruimere normen, geldt de driejaarstermijn niet. Voor die bedrijven geldt de milieuvergunning cq het maatwerkvoorschrift de facto als een omgevingsvergunning in de zin van artikel 3.5.4. Voorwaarde is wel dat aan die ruimere normen wordt voldaan.
Geurhinder
De regels van dit plan staan geen bedrijven toe die in belangrijke mate geurhinder veroorzaken. Ten aanzien van de beperking van algemene geurhinder moeten bedrijven voldoen aan de wettelijke normen die hiervoor gelden.
Conclusie
De toelating van bedrijven wordt in de regels van dit plan geregeld op basis van de methode "Milieuzonering nieuwe stijl". Reeds daarom is een goede milieuzonering tussen bedrijven en gevoelige functies in de omgeving juridisch gewaarborgd. Op de aspecten geluidhinder, externe veiligheid en stofhinder wordt in enkele volgende paragrafen specifieker ingegaan.
Wettelijk kader
De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor het geluidniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De wet kent een ondergrens, de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Wanneer de geluidbelasting lager is dan deze waarde, zijn de voorwaarden die de Wet geluidhinder stelt aan het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen niet van toepassing. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen in principe niet mogelijk. Wanneer de geluidbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen aan beperkingen, voorwaarden of maatregelen gebonden.
Behalve op grond van de Wgh moet ook in het kader van een goede ruimtelijke ordening worden afgewogen of het plan aanvaardbaar is uit het oogpunt van geluidhinder.
Onderzoek
Om te bepalen of het plan uitvoerbaar is uit het oogpunt van geluidhinder, zowel geluid vanwege wegverkeerslawaai als geluid vanwege bedrijvigheid, zijn onderzoeken uitgevoerd, die hierna in samenvatting worden beschreven.
Wegverkeerslawaai
Door Cauberg Huygen B.V. is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 6). Binnen het plangebied worden geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt. Wel voorziet het plan in de aanleg van nieuwe verkeerswegen. Voor het onderzoek is uitgegaan van een realistische verkaveling en een realistische verkeersstructuur. Beide zijn niet gedetailleerd bestemd, met het oog op een flexibele planrealisering.
Nieuwe wegen binnen het plangebied
Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting vanwege de nieuwe wegen aanzienlijk lager is dan 48 dB. De geluidbelasting op basis van de realistische verkeersstructuur is daarmee aanvaardbaar. Er is geen grond te veronderstellen dat een andere verkeersstructuur binnen Zevenhont-Oost zal leiden tot overschrijding van de genoemde grenswaarden. Het waarborgen van geluidwerende maatregelen en/of het overwegen van een hogere grenswaarde vanwege de aanleg van nieuwe wegen is daarom niet aan de orde.
Onderliggend wegennet
Voorts blijkt uit het onderzoek dat sprake is van een toename van de geluidbelasting vanwege de verkeerstoename op het onderliggende wegennet van 2 dB of meer. Die toename treedt op ter plaatse van bedrijfswoningen die gelegen zijn op het bestaande bedrijventerrein Zevenhont. Voorts blijkt dat de geluidbelasting ten hoogste Lden = 53 dB bedraagt. Voor woningen op het (bestaande) bedrijventerrein worden dergelijke geluidbelastingen als aanvaardbaar geacht. Immers, de geluidbelasting vanwege het industrielawaai is al hoger dan gebruikelijk. Ondanks dat sprake is van een toename van 2 dB, is dus nog sprake van een verantwoord woon- en leefmilieu. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat in Zevenhont-Oost geen nieuwe bedrijfswoningen zijn toegestaan.
Industrielawaai
Door Cauberg Huygen B.V. is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 6). Ten aanzien van de geluidemissie van de te vestigen bedrijven op Zevenhont Oost is aangesloten bij de systematiek volgens VNG-publicatie Milieuzonering nieuwe stijl. Kern van deze publicatie is om de toelating van bedrijven te reguleren op basis van een beschikbaar gestelde milieuruimte per bedrijf, aan de hand van concrete milieunormen. Deze regels en normen worden gesteld in het belang van een goede ruimtelijke ordening/gezonde en veilige en fysieke leefomgeving, ten behoeve van een optimaal en doelmatig grondgebruik.
De systematiek is toegepast op een realistische verkaveling in 42 kavels van verschillende omvang. Die verkaveling voorziet in een groenstrook met waterberging aan de oost- en zuidzijde van tenminste 30 meter (en 50 m aan de oostzijde van het plangebied) vanwege de gewenste landschappelijke inpassing van het plan.
De binnen het plangebied van dit bestemmingsplan gelegen kavels zijn deels geschikt voor bedrijven die voldoen aan Geluid zone 3 en deels aan Geluid zone 4. In het rekenmodel is voor elke kavel middels een oppervlaktebron de geluidemissie gemodelleerd, dat overeenkomt met de geschikte zone, en waarbij rekening wordt gehouden met de oppervlakte van de kavel.
Uit de toetsing van de rekenresultaten blijkt dat voldaan wordt aan de gehanteerde richtwaarde, behoudens op de woning Cellemuiden 11. De overschrijding bedraagt 1 dB(A) en wordt vooralsnog aanvaardbaar geacht, omdat de grenswaarde van 45 dB(A) in de avondperiode en 40 dB(A) in de nachtperiode in acht worden genomen.
Uit de toetsing van de rekenresultaten blijkt dat voldaan wordt aan de gehanteerde grenswaarden. Daarbij zijn ook de berekenende cumulatieve langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus vanwege Zevenhont Oost en het bestaande bedrijventerrein Zevenhont zijn inzichtelijk gemaakt.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Wettelijk kader
Het aspect luchtkwaliteit wordt bij de besluitvorming van ruimtelijke plannen betrokken. In dat kader wordt een plan of ontwikkeling getoetst aan de voorschriften van Titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Centraal daarbij staat artikel 5.16, eerste lid, van de wet.
Daarnaast moet het plan voorzien in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, op grond van het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. Het beginsel van een goede ruimtelijke ordening is altijd van toepassing op ruimtelijke ontwikkelingen, ook wanneer besluiten op grond van artikel 5.16, eerste lid, van de Wm niet beoordeeld hoeven te worden.
Tot slot heeft het bevoegd gezag volgens Algemene wet bestuursrecht (Awb) als taak om belangen op een evenwichtige wijze af te wegen (art. 3.4) en besluiten deugdelijk te onderbouwen (art. 3.46).
Onderzoek
Door Cauberg Huygen B.V. is een notitie luchtkwaliteit opgesteld (Bijlage 7), waarin het aspect luchtkwaliteit is onderzocht. Hierna zijn de resultaten in samenvatting beschreven.
In het onderzoek luchtkwaliteit zijn, uitgaande van de voorgenomen planologische invulling van het plangebied, de concentraties (zeer) fijnstof en NO2 berekend bij de meest nabij de inrichting gesitueerde verblijfslocaties waar een significante blootstelling niet op voorhand kan worden uitgesloten.
Deze berekeningen zijn uitgevoerd overeenkomstig de rekenregels uit de Ministerële regeling Beoordeling Luchtkwaliteit 2007 (RBL 2007).
Uit de berekeningen dat de berekende jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 ruim onder de grenswaarden zijn gelegen. Voorts blijkt uit de rekenresultaten dat het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uurgemiddelde grenswaarde PM10 eveneens ruim lager ligt dan de grenswaarden.
Conclusie
Uit het voornoemde volgt dat op basis van artikel 5.16, eerste lid, onder a, Wet milieubeheer, het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de ontwikkeling van het plan.
Stofhinder is een milieuthema waarvoor in de VNG-uitgave bedrijven en milieuzonering richtafstanden zijn opgenomen. Om de volgende redenen is het evenwel niet nodig het thema stofhinder op te nemen in milieuzonering nieuwe stijl.
In het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling staan verschillende regels om stofhinder te voorkomen al direct buiten de inrichting, dus los van de ligging ten opzichte van de woonomgeving. Die regels hebben betrekking op zowel puntbronemissies (zoals een puinbreker) als emissies door de op- en overslag van goederen in de buitenlucht. Voor die laatste geldt bijvoorbeeld dat wordt voorkomen dat stofverspreiding optreedt die op een afstand van meer dan 2 meter van de bron met het blote oog waarneembaar is; verontreiniging van de omgeving wordt zoveel mogelijk beperkt (art. 3.32 lid 1 onder a Activiteitenbesluit). Daarnaast zijn andere milieuthema's zoals geluid, geur en gevaar maatgevend voor de milieubelasting en de aan te houden afstanden tussen bedrijven en woningen.
Overigens zijn binnen het plangebied geen bedrijven toegestaan die in bijzondere mate stofhinder zullen veroorzaken buiten de eigen perceelgrens.
Conclusie
Stofhinder vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit plan.
Wettelijk kader
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die onder het BRZO vallen, LPG-tankstations, opslagplaatsen (PGS), ammoniakkoelinstallaties en spoorwegemplacementen. Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico (PR) en regels voor het groepsrisico (GR). Het verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen hiermee rekening te houden.
Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)
In de regeling staan regels over de veiligheidsafstanden en berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Op grond van het Bevi zijn in de Revi voor een aantal bedrijfscategorieën (zoals LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties, opslagplaatsen) vaste veiligheidsafstanden opgenomen.
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Dit besluit is vergelijkbaar met het Bevi, maar dan van toepassing op buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Het gaat om buisleidingen voor aardgas met een uitwendige diameter van meer dan 50 mm (1,97 inch) en een druk van meer dan 1600 kPa (16 bar) en om buisleidingen voor aardolieproducten, met een uitwendige diameter van meer dan 70 mm (2,76 inch) en een druk van meer dan 1600 kPa. Buiten de regels over het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico is in het Bevb bepaald dat in een bestemmingsplan de ligging van buisleidingen wordt weergeven en dat een regeling wordt opgenomen voor de belemmeringenstrook. Deze belemmeringenstrook ligt op vijf meter aan weerszijden van de buisleiding of vier meter in geval van aardgasleidingen met een druk tussen 1600 en 4000 kPa.
Onderzoek
Door Cauberg Huygen B.V. is een onderzoek externe veiligheid verricht (Bijlage 8). Uit het onderzoek volgt dat:
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
In dit plan bedraagt de maximum bouwhoogte van (bedrijfs)gebouwen maximaal 16 m. De bouwhoogte van gebouwen blijft daarmee ver onder de hoogte (30 m) waar vanaf, conform NEN8100, een windhinderonderzoek noodzakelijk wordt geacht.
Conclusie
Het aspect windhinder is in dit plan niet aan de orde.
Bij de verwezenlijking van het plan zullen zowel de openbare ruimte als bedrijfspercelen worden voorzien van verlichting. Om te bepalen of sprake is van lichthinder wordt het volgende overwogen:
Conclusie
Het plan is, gelet op de bovenstaande constateringen, uit het oogpunt van eventuele lichthinder aanvaardbaar en uitvoerbaar.
Wettelijk kader/inleiding
In verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dient onderzoek verricht te worden naar de (te verwachten) bodemkwaliteit in het plangebied door het raadplegen van beschikbare bodemgegevens. Een nieuwe bestemming mag pas worden toegekend als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Daar waar sprake is van consoliderend bestemmen van bestaande situaties kan een diepgaand inzicht in de bodemsituatie vooraf achterwege blijven, tenzij een redelijk vermoeden moet bestaan van een saneringssituatie.
Bij bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem benodigd. Het bouwen is alleen toelaatbaar als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere nieuwe bouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te worden gebracht. De bodemonderzoeken voor eventuele nieuwe (vervangende) bouwactiviteiten mogen niet te oud zijn en moeten een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken, of dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd.
Onderzoek
Door Royal HaskoningDHV is een milieuhygiënisch vooronderzoek uitgevoerd (Bijlage 9). Op basis van dit onderzoek wordt geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de voorgenomen bestemmingswijziging. De te verwachten bodemkwaliteit van het gebied is Landbouw/natuur, waarbij de grond voldoet aan de kwaliteit Achtergrondwaarde. De in het verleden gemeten licht verhoogde gehalten en concentraties vormen geen belemmering voor de beoogde functie Industrie.
Wel is er sprake van een aantal verdachte aandacht locaties in het gebied. Deze gebieden zijn met name verdacht ten aanzien van het mogelijk voorkomen van asbest in de bodem. De eventuele aanwezigheid van asbest zal niet leiden tot een dusdanige investering dat de financiële haalbaarheid van de ontwikkeling beïnvloed wordt. In het kader van dit bestemmingsplan wordt de uitvoering van een verkennend (asbest-) bodemonderzoek nu niet noodzakelijk geacht.
Geadviseerd wordt om het uitvoeren van een verkennend (asbest-) bodemonderzoek uit te voeren wanneer de plannen voor de ontwikkelingen concreter zijn geworden. Op die manier kan het uit te voeren onderzoek worden afgestemd op de feitelijke ontwikkeling.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
De gronden ter plaatse van het plangebied zijn betrokken in een vooronderzoek naar ontplofbare oorlogsresten uit de Tweede Wereldoorlog. Het is gebleven bij een vooronderzoek, waardoor verwacht mag worden dat er geen ontplofbare oorlogsresten te verwachten zijn.
De trefkans binnen het plangebied is naar verwachting beperkt, gelet op het verrichten van agrarische activiteiten gedurende lange tijd. Vanwege de ligging nabij het Zwarte Water is deze kans echter niet helemaal afwezig. Eventuele vondsten zijn evenwel niet doorslaggevend voor de planologische afweging, inclusief de financiële haalbaarheid van het plan.
Niettemin: omwille van de veiligheid moet echter wel onderzoek worden verricht voordat in het plangebied grond- en bouwwerkzaamheden plaatsvinden. Om die reden is een voorwaardelijke verplichting met uitgestelde onderzoeksplicht in de planregels opgenomen.
Watertoets en waterparagraaf
In het moderne waterbeheer van de 21e eeuw wordt gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Een belangrijk instrument hierbij is de wettelijk verplichte watertoets, op basis van een waterparagraaf in de toelichting van een bestemmingsplan.
In de waterparagraaf wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets). Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
De uitgangspunten voor de watertoets voor Zevenhont-Oost zijn door het Waterschap Drents Overijsselse Delta uiteengezet in een uitgangspuntennotitie. Op basis van deze notitie is door Sweco een uitgebreide waterparagraaf opgesteld. Deze waterparagraaf is opgenomen in Bijlage 10. Hierna is een samenvatting van deze waterparagraaf opgenomen.
Invloed op waterhuishouding
De ontwikkeling van nieuwe gebouwen en verhardingen zorgen voor een toekomstig netto verhard oppervlak van circa 14,9 ha. De toename in verhard oppervlak leidt tot een bergingsopgave van 11.920 m³. De berging wordt gerealiseerd in een nieuw aan te leggen bergingsvijver en watergangen. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de benodigde waterberging en dat wat gerealiseerd wordt binnen het plangebied.
De berging in de watergang van profiel 5 vindt plaats buiten de huidige contour van het bestemmingsplan en wordt meegenomen in de ontwikkeling van Zevenhont-Midden.
Voorkeursbeleid hemel- en afvalwater
n de toekomstige situatie zal het regenwater vertraagd worden afgevoerd volgens de trits 'vasthouden, bergen, afvoeren'. Dit betekent dat, waar mogelijk, de voorkeur uit gaat naar een bovengrondse afvoer. De bergingsvoorzieningen zorgen voor een vertraagde afvoer van water naar het omliggende oppervlaktewater.
Afvalwater van de gebouwen wordt aangesloten op een nieuw DWA-stelsel dat als apart bemalingsgebied zal functioneren. Het water- en rioleringssysteem zal in een uit te werken waterhuishoudkundigplan nader gedetailleerd worden.
Wateroverlast
Wateroverlast wordt voorkomen door de inrichting van het plangebied af te stemmen op de (geo)hydrologische situatie binnen het plangebied. Op basis van de ingewonnen informatie ligt de GHG rond NAP -0,60 m. Om te voldoen aan de ontwateringeis dient de bebouwing minimaal op NAP +0,40 m aangelegd te worden.
Om aan te sluiten op het bestaand industrieterrein is het advies om een minimum wegpeil aan te houden van +0,50 m NAP.
Om wateroverlast te voorkomen dient de buitenruimte zo ingericht te worden dat water altijd naar het omliggend gebied kan afstromen.
Beschermingszone
Aan oostkant van het huidige industrieterrein ligt een primaire watergangen met een beschermingszone. Binnen het plangebied liggen ook secundaire watergangen. Werkzaamheden binnen de beschermingszone zijn vergunning- of meldingsplichtig evenals werkzaamheden zoals het dempen en verplaatsen van primaire en secundaire watergangen. Het plaatsen van bomen binnen deze zone dient afgestemd te worden met waterschap en gemeente. De primaire watergang aan de oostkant van het huidige industrieterrein wordt in oostelijke richting verplaatst.
Beheer en onderhoud
Voor het beheer en onderhoud van de watergangen die bij waterschap Drents Overijsselse Delta is beheer komen is rekening gehouden met onderhoudspaden van 5 meter breed. Voor varend onderhoud is rekening gehouden met een inlaatplaats en een maaiselverzamelplaats. Daarnaast is voor varend onderhoud een waterdiepte van minimaal 1,10 m aangehouden.
Overstromingsrisico
Het plangebied bevindt zich in Dijkring 10, Mastenbroek. Op basis van de risicokaart komt onderstaand kaartbeeld naar voren bij overstromingen met een kleine kans (1/1.000 jaar). Voor het plangebied is bij overstromingen met een kleine kans sprake van een maximale waterdiepte van 2,0 tot 5,0 meter.
Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijktrajecten is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en).
Voor onderhavige ontwikkeling kan worden gedacht aan navolgende voorzieningen/maatregelen:
De Veiligheidsregio IJsselland heeft in haar vooroverlegreactie verder nog gevraagd om risicocommunicatie toe te passen om het risicobewustzijn van de aanwezigen in het plangebied te vergroten en hen handelsperspectieven bij eventuele overstromingen. De veiligheidsregio kan hierbij adviseren. De gemeente zal bij uitgifte van de kavels de geïnteresseerden hierop wijzen.
Afstemming met waterschap
Door Royal HaskoningDHV is een landschappelijke inpassingsvisie opgesteld (Bijlage 2), in nauwe samenwerking met de gemeente Zwartewaterland, Waterschap Drents Overijsselse Delta en Sweco. De resulterende voorkeursvariant is door het waterschap akkoord bevonden voor wat betreft het aspect 'water'.
Conclusie
Uit oogpunt van een goede waterhuishouding en waterveiligheid is het plan aanvaardbaar en uitvoerbaar, met inachtneming van de hiervoor aangegeven maatregelen en aangegeven afstemming met instanties inzake de verdere uitwerking, zoals van de groenzone.
Wettelijk kader
De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. Voorheen was de soortenbescherming in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998. Sinds 1 januari 2017 zijn de Natuurbeschermingswet, Flora- en faunawet en de Boswet opgegaan in één nieuwe wet: de Wet natuurbescherming.
Soortenbescherming
Door Royal HaskoningDHV is een quick scan flora en fauna uitgevoerd (Bijlage 11). Daaruit blijkt dat er zich mogelijk beschermde soorten in en rondom het plangebied bevinden. Zodoende is er nader onderzoek nodig naar:
De aanwezigheid van overige beschermde plant- en diersoorten is uitgesloten.
Mogelijk zijn er gedurende de werkzaamheden maatregelen nodig om overtreding van verbodsbepalingen te voorkomen. Te alle tijden dient rekening gehouden te worden met de algemene zorgplicht. Om hieraan te voldoen kunnen de volgende maatregelen worden genomen:
Het benodigde aanvullende onderzoek is begin 2021 uitgevoerd. De rapportage is opgenomen als Bijlage 12 van deze toelichting. Op basis van dit onderzoek zijn voor Zevenhont-Oost de hierna genoemde soorten relevant waarvoor maatregelen anders dan de normale zorgplicht nodig zijn.
Voor de goede orde wordt opgemerkt dat het plangebied Zevenhont-Oost niet van invloed is op een nabijgelegen (beleidsmatig beschermd) weidevogelgebied. Zie hiervoor paragraaf 4.1 van het aanvullend ecologisch onderzoek.
Gebiedsbescherming Natura 2000
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.
Het plangebied is niet gelegen binnen een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Uiterwaarden Zwartewater en Vecht is echter wel dicht bij het plangebied gelegen, op een afstand van circa 200 m. Daarnaast zijn op grotere afstand een drietal andere Natura 2000-gebieden gelegen.
Op voorhand zijn significant negatieve effecten op het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Zwartewater en Vecht niet uit te sluiten. Daarom is onderzoek verricht naar stikstofdepositie op genoemd Natura 2000-gebied. Dit onderzoek is uitgevoerd met de Aerius-module, op basis van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden in dit plan. De rekenresultaten zijn opgenomen in Bijlage 13 Voortoets en passende beoordeling, waarin ook de Aerius-rapportage is opgenomen.
De Aeriusberekeningen zijn naderhand opnieuw uitgevoerd op basis van uitgangspunten gasloos bouwen en uitsluiting van bedrijfsactiviteiten met gebruikmaking van fossiele brandstoffen. Deze berekeningen en de bijbehorende rapportage zijn in Bijlage 14 Stikstofdepostieonderzoek met geactualiseerde Aerius-berekeningen opgenomen.
Op basis van deze uitgangspunten blijkt dat alleen (intern) salderen met bestaand agrarisch gebruik in beginsel voldoende is om het plan te kunnen motiveren. Uiteraard moet gewaarborgd worden dat de voor dit plan beschikbare depositieruimte niet wordt overschreden. Daartoe zijn de uitgangspunten van het stikstofonderzoek in de planregels van dit plan geborgd. Hiertoe is in de regels opgenomen dat geen aansluiting op het aardgasnet plaatsvindt en er geen gebruikmaking van fossiele brandstoffen bij het verrichten van bedrijfsactiviteiten plaatsvindt.
Conclusies
Met inachtneming van de hiervoor beschreven maatregelen is het plan uit het oogpunt van natuurbescherming en -beheer aanvaardbaar en uitvoerbaar.
Wettelijk kader
Erfgoedwet
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet bundelt meerdere wetten en regelingen op gebied van behoud en beheer van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1998. Het deel van de Monumentenwet dat betrekking heeft op de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet welke naar verwachting in 2019 in werking treedt. Tot die tijd valt dit onderdeel binnen de overgangsregeling van de Erfgoedwet. Hierin staat dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening dient te worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten.
In het MER is de situatie omtrent archeologische en cultuurhistorische waarden in beeld gebracht. Daar waar het gaat om cultuurhistorische landschapswaarden sluit het MER aan op het landschappelijk onderzoek dat in het kader van het landschappelijk inpassingsplan is uitgevoerd. Hierna is een samenvatting van de beschrijvingen uit het MER opgenomen.
Onderzoek archeologische waarden
Voor de gemeente is de Archeologische Waarderingskaart Zwartewaterland (AWZ) opgesteld. De AWZ is gedetailleerder dan de rijks- en provinciale kaarten (AMK en IKAW). De AWZ wordt als beleidsadvieskaart ingezet en kent in analogie met het archeologisch potentieel een klassewaardering van, 0, 10, 50, 90 en 100 procent. Een 0% gebied is archeologisch leeg, geheel verstoord of reeds opgegraven. In een 10% gebied zijn de verwachtingen onbekend. Een 50% gebied is archeologisch waardevol met een hoge verwachting. Een 90% gebied is zeer waardevol met een trefkans tussen de 90 en 100%. Van de 100% gebieden is bekend dat er archeologische waarden aanwezig zijn.
Uit de AWZ blijkt dat het plangebied is aangewezen als een 0% gebied: archeologisch leeg, geheel verstoord of reeds opgegraven. De autonome ontwikkelingen leiden niet tot een verandering van deze situatie. Vanwege de ligging van het plangebied in een 0% gebied is er geen kans op aantasting van archeologische waarden bij realisatie van het bedrijventerrein aanwezig. Het is niet nodig om nader onderzoek te doen of een dubbelbestemming voor archeologische waarden in dit plan op te nemen. Wel geldt uiteraard de algemene zorgplicht ingeval bij werkzaamheden tóch een mogelijke vondst zou worden gedaan.
Onderzoek cultuurhistorische waarden
Inleiding
Cultuurhistorische waarden betreffen bouwhistorische elementen, zoals historische panden en bouwwerken, en historisch-geografische elementen, zoals historische landschappen, infrastructuur zoals trekvaarten, wegen en kanalen, polders, steden en dorpen.
Inventarisatie
Het plangebied kent geen gemeentelijke monumenten of rijksmonumenten. Ook zijn er verder geen houtwallen, erfscheidingen of andere bijzondere cultuurhistorische waardevolle landschapselementen. Op de provinciale cultuurhistorische waardenkaart van Overijssel heeft het plangebied geen bijzondere status.
De polder Mastenbroek kenmerkt zich door weidsheid vanwege de vergezichten en maatvoering. Deze weidsheid wordt versterkt door het contrast met de drie rechte noord-zuid bebouwingslinten. De verkaveling is streng geometrisch met blokverkaveling en Bajonetkruisingen. Toch liggen de wegen vanwege hun ouderdom niet kaarsrecht in het land. Wegen en weteringen liggen steeds naast elkaar waardoor een achterlijn ontbreekt. Hierdoor liggen de achterzijden van erven niet op één lijn. Veel boerderijen zijn bereikbaar middels een brug over de wetering. De wegen zijn niet beplant.
Analyse
In het plangebied zijn geen bouwhistorische waarden aanwezig die worden aangetast door het binnendijks bedrijventerrein Het historisch-geografische karakter van de polder is sinds de aanleg een rationeel verkaveld agrarisch cultuurlandschap. Door de ontwikkeling van het bedrijventerrein en de demping van de watergangen (die de kavelmaten aangeven) zal het historische verkavelingspatroon aangetast worden. De dijk blijft behouden en andere historisch geografische waarden zijn er niet in het plangebied.
In het MER is aangegeven dat er voor wat betreft de cultuurhistorische waarden geen onderscheid is in de beoordeling van de verschillende alternatieven. Vanwege de aantasting van het historische verkavelingspatroon worden alle varianten als licht negatief beoordeeld voor het effect op cultuurhistorische waarden.
Conclusie
Het plan is uit het oogpunt van archeologie uitvoerbaar. Nader onderzoek of nadere waarborgende regels zijn niet noodzakelijk. Voor wat betreft cultuurhistorische waarden wordt het historisch verkavelingspatroon aangetast door de ontwikkeling van het bedrijventerrein en de demping van de watergangen. Deze waarden zijn niet monumentaal en wegen niet op tegen het belang van de aanleg van het bedrijventerrein op deze locatie.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. Alleen de regels en de verbeelding zijn juridisch bindend. De plantoelichting bevat de achtergronden, onderzoeken en motieven van het plan. De toelichting is enerzijds voor de besluitvorming van belang, maar kan daarnaast van belang zijn bij het interpreteren van de regels of de verbeelding. Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de vorige hoofdstukken, hebben in de regels en op de verbeelding van dit bestemmingsplan hun juridische vertaling gekregen in de vorm van bestemmingen. De juridisch-technische planopzet en de inhoud van de toegekende bestemmingen worden in dit hoofdstuk nader toegelicht.
Het plan is opgezet als een gedetailleerd eindplan, op grond waarvan de toegekende bestemmingen in grote mate rechtstreeks mogen worden verwezenlijkt. Voor bepaalde activiteiten is een vergunningplicht opgenomen. Uiteraard gelden daarnaast ook andere vergunningplichten, zoals voor het bouwen (op grond van andere wetgeving).
Crisis- en herstelwet
Dit bestemmingsplan is opgesteld met gebruik van de Crisis- en herstelwet (Chw), meer specifiek met gebruik van artikel 7c Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (BuChw) dat de mogelijkheid biedt voor een zogenaamd bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Middels een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kan de gemeente als experiment onder de werking van de Chw vooruitlopen en anticiperen op de komst van de Omgevingswet. In het BuChw is artikel 7c van toepassing verklaard op het gehele grondgebied van de gemeente Zwartewaterland. Zevenhont-Oost is tevens als ontwikkelingsgebied aangewezen.
Artikel 7c BuChw biedt – kort samengevat - de volgende instrumenten:
Met dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van deze verbrede reikwijdte, met name door geluid- en geurnormen in het plan op te nemen en gebruik te maken van de omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit (voor bedrijfsverzamelgebouwen) en specifieke milieuregels in het kader van stikstofdepositie.
Dit bestemmingsplan is hoofdzakelijk opgezet conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Voortvloeiende uit de Wro is het plan mede gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Op grond van de Crisis- en herstelwet mag eventueel van deze standaard worden afgeweken. Dit komt in dit plan echter beperkt voor; de afwijkingen van de standaard betreffen vooral afzonderlijke specifieke gebruiksregels voor geluid en geur.
Op de verbeelding zijn bestemmingen toegekend aan de diverse aanwezige functies. Bij het opstellen van de verbeelding is gebruik gemaakt van de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT).
Het bestemmingsplan is een digitaal bestand in gml-formaat, waarin geometrisch bepaalde planobjecten zijn vastgelegd. Technisch gezien is een bestemmingsplan zodoende een verzameling objecten (zoals bestemmingsvlakken), waaraan informatie (zoals ligging en naam) is gekoppeld.
Om het plan te kunnen raadplegen zijn in feite drie onderdelen van belang:
Het bestemmingsplan kan geraadpleegd worden via de internetpagina www.ruimtelijkeplannen.nl. Door interactie met het kaartbeeld worden de regels van de betreffende bestemmingen weergegeven. Ook kan de toelichting worden opgeroepen.
Deze paragraaf bevat een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. Daarnaast wordt in deze paragraaf ingegaan op de overige regels uit het bestemmingsplan. Conform SVBP2012 zijn de regels onderverdeeld in vier hoofdstukken.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit artikel is een aantal begrippen verklaard die genoemd worden in de planregels. Dit artikel voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.
In dit artikel is bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moeten worden. Evenals de begripsbepalingen voorkomen de bepalingen inzake de wijze van meten interpretatieverschillen bij de toepassing van de planregels.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Deze bestemming is toegekend aan de uit te geven bedrijfskavels binnen het plangebied, alsmede aan een aantal bestaande percelen die reeds als 'Bedrijf' waren bestemd in het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Zwartewaterland. Het betrekken van laatstgenoemde percelen bij het bestemmingsplan Zevenhont-Oost is gedaan omdat een aantal van de bestaande percelen mogelijk een uitbreiding krijgt op het nieuwe terrein. Omdat voor Zevenhont-Oost de toelating van bedrijven wordt geregeld via Milieuzonering nieuwe stijl (zie paragraaf 5.2) is ervoor gekozen die toelating ook te laten gelden voor de bestaande percelen c.q. perceelsgedeelten. Anders zou in de nieuwe bestemmingsplansituatie in een aantal gevallen op één perceel de toelating van bedrijfsactiviteiten op twee verschillende manieren geregeld zijn. In één situatie is, naar aanleiding van nader overleg met een bestaand bedrijf, het betreffende bestaande perceel niet opgenomen. Voor de andere, in het plan opgenomen bestaande bedrijven geldt dat, indien deze bedrijven een bestaande geluid- of geurhinder hebben die de gestelde normen overschrijden, zij deze activiteiten gedurende 3 jaar mogen voortzetten alvorens zij de overschrijding bij omgevingsvergunning vastleggen. Indien al een omgevingsvergunning milieu of maatwerkvoorschrift op grond van het Activiteitenbesluit is verkregen, mogen de bestaande bedrijfsactiviteiten zondermeer worden voortgezet. Hiermee wordt voorkomen dat deze bedrijfsactiviteiten onder het overgangsrecht worden gebracht.
Binnen het gehele plangebied geldt dat op de bedrijfskavels bedrijven mogelijk zijn die behoren tot zones 3 en 4 ten aanzien van geluid en zone 3 ten aanzien van geur als bedoeld in de milieuzonering nieuwe stijl. Een nadere differentiëring is niet nodig.
Binnen de bestemming mag gebouwd worden overeenkomstig het Beeldkwaliteitsplan. Diverse maatvoeringen zijn opgenomen in de planregels.
De regels laten ook bedrijfsverzamelgebouwen toe, zij het onder een vergunningplicht voor een bestemmingsplanactiviteit. Eventueel kan daarnaast toepassing worden gegeven aan een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid inzake bouwen tot op de perceelsgrens. De locatie van een bedrijfsverzamelgebouw is in beginsel vrij, maar in het kader van de vergunning wordt (onder meer) de ruimtelijke inpassing van het gebouw afgewogen.
Deze bestemming is toegekend aan de groenzone welke de uitbreidingszone van Zevenhont-Oost omzoomt. Deze zone is bedoeld voor landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein en biedt ruimte aan een passende overgang van bebouwd gebied naar landelijk gebied. Tevens is de bestemming toegekend aan een (deel van de) oeverzone achter enkele percelen aan de Sisalstraat. De bestemming is primair gericht op een groene en/of natuurlijke invulling en biedt slechts beperkte bebouwingsmogelijkheden aan bouwwerken. Gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan.
Binnen deze groenzone is ook de vereiste waterberging voorzien en mogelijk gemaakt.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.
Het eerste lid bevat een regeling voor bestaande afwijkingen van de bouwregels. Met deze bepaling wordt voorkomen dat bestaande, legale bebouwing onbedoeld onder het overgangsrecht wordt gebracht.
Het tweede lid waarborgt dat op een perceel niet mag worden gebouwd indien daardoor op een ander perceel niet (meer) aan de regels kan worden voldaan. Deze (vangnet)bepaling is opgenomen omdat de verkaveling nog niet bekend is en de percelen niet in één keer worden uitgegeven.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
Het eerste lid geeft aan aantal activiteiten aan die in ieder geval in strijd moeten worden geacht met de bestemmingen in dit plan.
Het tweede lid omvat regels die waarborgen dat er op percelen in voldoende ruimte voor parkeren en laden en lossen wordt voorzien.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken. Op deze manier kan enige flexibiliteit worden geboden bij de verwezenlijking van het plan, zonder afbreuk te doen aan de doelen en waarborgen van het plan.
Dit artikel voorziet in de waarborging dat bij bepaalde grondroerende werkzaamheden vooraf wordt onderzocht of er sprake kan zijn van ontplofbare oorlogsresten in de bodem. Hoewel de gronden sinds lange tijd agrarisch zijn gebruikt (en deze vermoedelijk eerder omgeploegd zijn) kan, op basis van beschikbare informatie, de aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten niet worden uitgesloten.
Artikel 4.10 van het Arbobesluit geeft aan wanneer onderzoek naar de aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten vanuit Arbo-regelgeving nodig is. De manier waarop onderzoek moet worden uitgevoerd is niet voorgeschreven in Arbo-regelgeving. De gemeente Zwartewaterland heeft een vergunningplicht in dit plan opgenomen om te waarborgen dat uitvoering wordt gegeven aan artikel 4.10 van het Arbo-besluit.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan, voor zover deze situaties niet elders in de regels zijn geregeld.
In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan moet worden geciteerd.
Grondeigendom
De gronden in dit plan zijn grotendeels in eigendom van de gemeente. Voor ontsluiting en inpassing zijn mogelijk nog te verwerven gronden nodig. De inzet van de gemeente is om deze gronden, indien deze daadwerkelijk nodig blijken te zijn, op minnelijke wijze te verwerven. Hierover wordt inmiddels al constructief overleg gevoerd met betrokkenen.
Grondbeleid/uitgiftebeleid
De gemeente wil actief grondbeleid voeren. Zij ontwikkelt zelf de bedrijfskavels en geeft deze uit.
Sluitende grondexploitatie
Er is sprake van een sluitend te maken grondexploitatie. Dat betekent dat het plan economisch uitvoerbaar is. Om strategische redenen wordt de grondexploitatie niet openbaar gemaakt.
Exploitatieplanverplichting
In beginsel is er voor dit plan sprake van een exploitatieplanverplichting. De gemeente kan de wettelijke (en niet wettelijke) kosten echter volledig verhalen via de kaveluitgifte. Het is daarom niet nodig een exploitatieplan vast te stellen.
Fasering
Er wordt niet uitgegaan van gefaseerde gebiedsontwikkeling. De vraag naar kavels is aanzienlijk. Voor dit plan is uitgegaan van een redelijk te verwachten looptijd van de uitgifte van kavels van circa 4 jaar.
Voor wat betreft de maatschappelijke uitvoerbaarheid stoelt het plan op een lange geschiedenis van bestuurlijke afweging en besluitvorming, waarbij ook de bevolking is betrokken. Er zijn informatieavonden gehouden en er hebben diverse individuele overleggen met stakeholders plaatsgevonden. In zeer algemene zin wordt de behoefte aan nieuw bedrijventerrein in Genemuiden erkend. Niettemin zijn ook zorgen uitgesproken over (onder meer) de landschappelijke inpassing van de bedrijfsgebouwen, de gevolgen voor het omliggende landschap, de natuur en de waterhuishouding, de effecten op omliggende (woon-)percelen en de verkeerskundige ontsluiting.
Inspraak en maatschappelijk overleg
Op grond van artikel 3.1.6 onder e van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gaan een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor, vergezeld van een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.
Er is inspraak verleend op het voorontwerp bestemmingsplan, dat hiertoe van 20 mei tot en met 30 juni 2021, samen met het bijbehorende ontwerp beeldkwaliteitsplan Zevenhont Oost, voor een ieder ter inzage heeft gelegen. Tijdens deze periode zijn twee schriftelijke inspraakreacties ingediend. Eén reactie is ingediend door een belanghebbende die gronden in het plangebied pacht. De andere reactie is ingediend door een belanghebbende die gronden heeft direct aansluitend op het plangebied. Met beide insprekers is overleg gevoerd. Waar nodig en waar mogelijk is aan de naar voren gebrachte punten tegemoet gekomen, hetzij door aanpassing van dit ontwerpbestemmingsplan, hetzij anderszins.
Overleg met andere overheden
Op grond van artikel 3.1.1, lid 1 juncto artikel 3.1.6, lid 1 onder c Bro pleegt het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Gelijktijdig met de inspraakprocedure zijn maatschappelijke partners uitgenodigd te reageren op het voorontwerp. Er zijn reacties ingekomen van Veiligheidsregio IJsselland (inzake overstromingsrisico en bluswatervoorziening) en van Waterschap Drents Overijsselse Delta (onder meer inzake de wijze van invulling van de landschappelijke visie en ter attendering op aanvullende regels van het waterschap). Waar nodig en waar mogelijk is in dit plan aan de naar voren gebrachte punten tegemoet gekomen.
De inspraak- en overlegreacties alsmede de beantwoording daarvan zijn opgenomen in Bijlage 15 van de toelichting.
Zienswijzen
In het kader van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in relatie tot artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening kon het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken, namelijk van 2 juni tot en met 13 juli 2022, worden ingezien. Tijdens deze termijn kon iedereen schriftelijk of mondeling een zienswijze indienen. Van de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen heeft één burger en één ondernemer gebruik gemaakt. Beiden hebben een schriftelijke en ontvankelijke zienswijze ingediend.
Met één indiener heeft nadien ook mondeling overleg plaatsgevonden. De zienswijzen hebben geleid tot enkele aanpassingen. De zienswijzen, de overwegingen van de gemeente daaromtrent en de aanpassingn zijn opgenomen in een reactienota. Deze reactienota is opgenomen als Bijlage 16 van deze toelichting. Hierbij wordt opgemerkt dat de in de nota genoemde artikelnummers verwijzen naar de nummering zoals opgenomen in het ontwerp van dit plan.