direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kleine Vink en omgeving
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Op grond van de Structuurvisie Nieuwerkerk aan den IJssel (2004) is ingezet op de realisatie van een bedrijventerrein op locatie Kleine Vink in het noorden van Nieuwerkerk aan den IJssel. In 2005 is het bestemmingsplan Kleine Vink opgesteld, dat voorzag in de realisatie van een nieuw bedrijventerrein in aansluiting op het bestaande bedrijventerrein.

Het bestemmingsplan Kleine Vink 2005 is echter door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 30 mei 2007 (gedeeltelijk) vernietigd. Deze uitspraak heeft ertoe geleid dat de gemeenteraad van de voormalige gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel in 2007 het college van burgemeester en wethouders opdracht heeft gegeven een nieuw bestemmingsplan op te stellen voor “Kleine Vink”. Daarbij is gekozen om op deze gronden een sportpark te realiseren. Dit bestemmingsplan is in 2012 onherroepelijk geworden.

In 2012 werd, als gevolg van de economische crisis, duidelijk dat Kleine Vink niet meer als sportpark ontwikkeld zou worden. Op 25 september 2012 heeft de gemeenteraad van Zuidplas daarom het besluit genomen om geen gronden en bedrijven meer aan te kopen ten behoeve van sportpark Kleine Vink. Alleen de korfbalvereniging, inclusief de kunstgras buitenvelden, zijn verplaatst naar de locatie Kleine Vink. Door het besluit om het beoogde sportpark niet te realiseren, hebben een aantal bedrijven een niet passende bestemming in het vigerende bestemmingsplan en vallen deze onder het overgangsrecht.

Door de raad is aandacht gevraagd voor de positie van deze bedrijven, met als gevolg dat de afgelopen jaren onderhandelingen gevoerd zijn met de bedrijven over de ontwikkeling van een nieuw bedrijvenpark. Op 26 februari 2013 heeft het college ingestemd met de stedenbouwkundige verkenning. In 2015 is de verkenning opgevolgd door het 'Stedenbouwkundig plan & regieplan bedrijvenpark Kleine Vink'.

Om het bedrijvenpark mogelijk te maken en de bestaande bedrijven positief te bestemmen is een nieuw bestemmingsplan nodig. Voorliggend bestemmingsplan maakt deze functie invulling mogelijk.

1.2 Gekozen planopzet

Het voorliggende bestemmingsplan beoogt de ontwikkeling naar een volwaardig bedrijventerrein mogelijk te maken waarbij het bestaande gebruik wordt geconserveerd. Naast de bestaande bedrijven wordt er ruimte geboden voor andere bedrijven binnen de gemeente. Daarnaast wordt de korfbalvereniging voorzien van een nieuw planologisch kader zodat dit gebruik kan worden voortgezet en ook het woonwagencentrum wordt voorzien van nieuwe planregels.

1.3 Ligging en begrenzing

Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld voor het gebied gelegen tussen de Laan van Avant-Garde, Hoofdweg Noord, Europalaan en de Ringvaart en een deel van rijksweg A20.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0001.jpg"

Verbeelding Kleine Vink en omgeving

1.4 Vigerende plannen

Op de gronden gelegen binnen het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan zijn momenteel de volgende bestemmingsplannen van kracht:

  • 1. Parapluherziening Parkeren (vastgesteld door de gemeenteraad 24 april 2018);
  • 2. Parapluherziening Archeologie (vastgesteld 6 maart 2018);
  • 3. Sportpark Kleine Vink (vastgesteld door de gemeenteraad 27 oktober 2009);
  • 4. Kleine Vink (vastgesteld door de gemeenteraad 9 juni 2005, gedeeltelijke vernietigd door de Raad van State op 30 mei 2007);
  • 5. Herziening Kleine Vink (vastgesteld door de gemeenteraad 20 januari 2009, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten 8 april 2009);
  • 6. Groene Zoom (vastgesteld door de gemeenteraad 7 oktober 1986 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 2 juni 1987);
  • 7. Ontsluiting Nesselande (vastgesteld door de gemeenteraad 1 april 2003 en goedgekeurd dor Gedeputeerde Staten 18 november 2003);
  • 8. Buitengebied 1987 (vastgesteld door de gemeenteraad 7 juli 1987en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 11 juli 1989). 

1.5 Leeswijzer

Voorliggend bestemmingsplan bestaat uit meerdere onderdelen: een verbeelding (plankaart) waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven en planregels waarin de regels die het gebruik en bouwmogelijkheden voor de in de verbeelding vermelde bestemmingen zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch kader van het bestemmingsplan.

De verbeelding en de regels wordt vergezeld van een toelichting waarin het planologisch kader wordt toegelicht en keuzes worden gemotiveerd. De toelichting bestaat uit 6 hoofdstukken. In Hoofdstuk 2 wordt de huidige planologische en voorgestane situatie beschreven. In Hoofdstuk 3 wordt het voor het bestemmingsplan relevante beleid beschreven. De verschillende omgevingsaspecten (zoals milieuaspecten) komen in hoofdstuk 4 aan de orde. In hoofdstuk 5 wordt de juridische toelichting beschreven. De maatschappelijke en de economische haalbaarheid worden beschreven in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

2.1 Ontstaansgeschiedenis en ruimtelijke karakteristiek

Het landschap van Kleine Vink is in de loop van de geschiedenis ontstaan door ontginning, veenwinning en droogmaking. Minstens zo bepalend voor de kenmerken van het landschap is de recente ontwikkeling van grote wijken en zware infrastructuur. Van beide aspecten zijn kenmerkende elementen aanwezig.

Nieuwerkerk aan den IJssel is ooit gesticht als veenontginningsnederzetting langs de Achterweg (de huidige Hoofdweg/Vrijheidslaan) met een bebouwingsconcentratie bij de kruising met de Bostelweg/ Kerklaan (op ongeveer één kilometer afstand van het plangebied): het Oude Dorp. De grote veengebieden die hier lagen zijn in de Middeleeuwen ontgonnen, waarna uiteindelijk uitgestrekte plassen ontstonden. Alleen het kruis van wegen en de bebouwingsconcentratie zijn blijven bestaan en zijn opgenomen in de polders die ontstonden na de droogmakingen in de 19e eeuw. Het dorp is omgracht en ligt nu als een stukje bovenland (-2 m t.o.v. NAP) 'hoog' boven de polder (-6 m t.o.v. NAP). De Achterweg is Hoofdweg / Vrijheidslaan geworden en na de droogmaking zijn daar nieuwe woningen verrezen. In het plangebied is nu nog de polderverkaveling zichtbaar maar het ruimtelijk verband met de overige, vergelijkbare polderdelen is zeer beperkt. Dit geldt ook voor de relatie met de Groene Zoom, ten westen van het plangebied.

Het tracé van de Europalaan stamt uit het begin van de 20e eeuw. Vanaf de jaren zestig zijn ten zuiden van deze weg nieuwe woonwijken ontwikkeld, te beginnen met de wijk Dorrestein. Iets noordelijker is in de jaren tachtig Rijksweg A20 aangelegd. Beeldbepalend is de beplanting die over een grote lengte aanwezig is: de populierenrijen, de parkzones (onder andere bij de Europalaan) en de beplante geluidswallen. Ten noorden van de rijksweg liggen het bedrijventerrein Hooge Veenen, een groot glastuinbouwgebied en de wijk Nesselande.

Een opvallend element in deze omgeving van infrastructuur en bedrijventerrein is het woonwagencentrum aan de Bostelweg. Het woonwagencentrum ligt door de groene wal enigszins in de luwte van de rijksweg A20. Het oorspronkelijke bebouwingslint Hoofdweg/Vrijheidslaan is nu een bebouwingslint met boombeplanting. De Hoofdweg/Europalaan vormt als belangrijke infrastructurele verbinding een duidelijke ruimtelijke scheiding tussen het plangebied en de in de directe omgeving gelegen wijken zoals Dorrestein, Parkzoom en het Oude Dorp.

Het gebied waar de gemeente Zuidplas het beoogde bedrijvenpark wenst te ontwikkelen, voor met name kleine en middelgrote plaatselijke bedrijven, heeft nu een rommelige en armoedige uitstraling. Dit komt omdat de bedrijven al jaren in de verwachting leven dat ze op korte termijn verplaatst gaan worden. De sporthal met kunstgras korfbalvelden en de genoemde bedrijven zijn omgeven door weilanden, die in eigendom zijn van de gemeente of van bedrijven. Het gebied ligt in bestaand stedelijk gebied tussen twee drukke verkeerswegen, namelijk de A20 en de Hoofdweg (de voormalige A20), en in deze zone tussen deze twee wegen liggen aan weerszijden bestaande bedrijventerreinen. Dit maakt de locatie om milieuhygiënische redenen ongeschikt voor woningbouw, maar ook voor natuurontwikkeling is de locatie vanwege beperkte oppervlakte en de geïsoleerde ligging niet geschikt.

2.2 Huidige planologische situatie

Op grond van de Structuurvisie Nieuwerkerk aan den IJssel uit 2004 heeft de gemeente ingezet op de realisatie van een bedrijventerrein op locatie Kleine Vink in het noorden van Nieuwerkerk aan den IJssel. Daartoe is in 2005 een bestemmingsplan Kleine Vink opgesteld, dat moest gaan voorzien in de realisatie van een nieuw bedrijventerrein in aansluiting op het al bestaande bedrijventerrein.

Als gevolg van de gedeeltelijke vernietiging van dit bestemmingsplan door de Raad van State op 30 mei 2007 heeft de gemeenteraad van Nieuwerkerk aan den IJssel het college van burgemeester en wethouders opdracht gegeven een nieuw bestemmingsplan op te stellen voor “Kleine Vink” waarin de realisatie van een sportpark mogelijk moest worden gemaakt. Het bestemmingsplan Sportpark Kleine Vink is in 2012 onherroepelijk geworden.

Op 25 september 2012 besloot de raad om financiële redenen voor een ingrijpende wijziging van het perspectief voor de ontwikkeling van het Sportpark Kleine Vink. De verdere ontwikkeling werd gestaakt en alleen de korfbalvereniging is verplaatst naar Kleine Vink. Als gevolg daarvan zijn er geen verdere gronden en bedrijven aangekocht ten behoeve van Sportpark Kleine Vink.

Door het besluit om niet verder te gaan met de realisatie van het sportpark, is de situatie ontstaan dat de nog aanwezige en niet uitgekochte bedrijven zijn gevestigd in een gebied dat in het vigerende bestemmingsplan een sportbestemming heeft. De bedrijven vallen thans onder het overgangsrecht.

Als gevolg daarvan is door de raad aandacht gevraagd voor de positie van de aanwezige bedrijven in het gebied. Op 26 februari 2013 heeft het college ingestemd met de stedenbouwkundige verkenning uitgaande van de realisatie van een bedrijvenpark. In 2015 is de verkenning opgevolgd door het 'Stedenbouwkundig plan & regieplan bedrijvenpark Kleine Vink'.

In de Structuurvisie Zuidplas 2030 is het gebied als werklandschap gedefinieerd. Ook de provincie Zuid-Holland heeft het gebied als harde plancapaciteit gedefinieerd op haar plancapaciteitskaart bedrijventerreinen. Het gebied vraagt om een kwaliteitsimpuls en vanwege de ligging tussen de A20 en de Hoofdweg, met aan weerszijden al bestaande bedrijventerreinen is de transformatie van dit gebied naar een bedrijvenpark een logische voortzetting die aansluit bij de bestaande omgeving. Vanwege de vigerende bestemming van het gebied ten behoeve van de stedelijke functie sport is Kleine Vink als binnenstedelijk gebied aan te merken.

Door de sportbestemming te wijzigen in een bedrijvenbestemming krijgen de zittende bedrijven zekerheid voor de lange termijn en kunnen de twee actieve bedrijven in het gebied verplaatst worden naar een locatie binnen het gebied waar ze meer toekomstperspectief hebben. Door de herverkaveling op het bedrijventerrein zal dit leiden tot optimalisatie van het ruimtegebruik. Twee andere bedrijven kunnen zich ook definitief vestigen op de percelen die zij nu reeds in eigendom hebben in het gebied. Beide bedrijven hebben nu nog elders hun bedrijfsgebouwen staan, maar willen graag op Kleine Vink hun bedrijfsactiviteiten bundelen en hun bedrijfsgebouwen hier oprichten.

Ook een ander Nieuwerkerks bedrijf zal naar de Kleine Vink verhuizen. De achter te laten locatie is gelegen in Zelling Ver Hitland. Door vertrek van dit bedrijf wordt de aldaar beoogde woningbouw mogelijk gemaakt. Het bedrijvenpark Kleine Vink wordt vraaggericht ontwikkeld en geeft een kwaliteitsimpuls aan het gebied, maar ook op de achter te laten locaties buiten het plangebied Kleine Vink.

Functionele analyse

De noordgrens van het plangebied wordt bepaald door de A20. Tegen de snelweg aan is aan de Bostelweg een woonwagencentrum aanwezig. Het centrum biedt ruimte aan 15 standplaatsen. Het woonwagencentrum wordt in dit bestemmingsplan voorzien van een geactualiseerd juridisch kader.

Aangrenzend zijn er twee perifere detailhandelszaken en een aantal bedrijven aan de Maalderij aanwezig. Bij één van de bedrijven is een bedrijfswoning aanwezig. Aan de zijde van de Laan van Avant-Garde zijn nog een tweetal bedrijven en een korfbalvereniging aanwezig. Het tussenliggende gebied bestaat uit agrarisch (weide-)gronden.

Net buiten het plangebied, ligt aan de Europalaan een tankstation waar ook LPG verkocht wordt. Binnen het plangebied liggen aan de rijksweg A20 de tankstations 'De Vink' en 'Maatveld', waar ook verkoop van LPG plaats vindt.

Verkeer - ontsluiting

Het plangebied omvat een deel van de A20. Het plangebied zelf wordt ontsloten door de Europalaan, Hoofdweg (-Noord) en de Laan van Avant-Garde. Hoofdweg-Noord vormt ook een belangrijke ontsluitingsroute voor langzaam verkeer.

De bestaande bedrijven aan de Maalderij en Hoofdweg-Noord worden momenteel ontsloten via de rotonde aan de Hoofdweg. Het sportcentrum is via de Laan van Avant-Garde bereikbaar. Het nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein wordt voor autoverkeer ontsloten via de Laan van Avant-Garde.

2.3 De toekomstige situatie

Stedenbouwkundig plan bedrijvenpark Kleine Vink

De ontwikkelingen, die mogelijk worden gemaakt met dit bestemmingsplan, vinden hun oorsprong in de opgestelde Nota van uitgangspunten en het 'Stedenbouwkundig plan en beeldregieplan Kleine Vink'.

Gezien de oppervlakte van het bedrijvenpark, de ligging en de nabijheid van de dorpskern is relatief kleinschalige en middelgrote bedrijvigheid het meest voor de hand liggend voor Kleine Vink. Beoogd wordt om de bedrijven met een grondpositie in het gebied Kleine Vink in het bedrijvenpark in te passen. Om hieraan invulling te kunnen geven wil de gemeente in het plangebied de vestiging van bedrijven met een maximale milieucategorie 3.2 toestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0002.jpg"

Stedenbouwkundig plan en beeldregieplan Kleine Vink (2018)

De kavels direct grenzend aan de Hoofdweg Noord (1 tot en met 6) kunnen worden benut voor de realisatie van kleinschalige bedrijven. Dit sluit aan op het beeld van de bestaande lintbebouwing aan de Hoofdweg in Nieuwerkerk aan den IJssel.

De kavels tussen de Hoofdweg Noord en de Steenbakkerij (ontsluitingsweg vanaf de Laan van Avant-Garde), inclusief de kavels van de eigenaren in dit gebied, zullen worden ingericht als bedrijfskavels (7 tot en met 14).

In de zone langs de A20 is in het werklandschap een nieuwe sportaccommodatie, voor de korfbalvereniging, gerealiseerd bestaande uit een sporthal en drie kunstgras buitenvelden. In de zone naast deze sportaccommodatie (15 tot en met 17) kunnen nieuwe bedrijven (grotere kavels) of andere functies passend binnen een werklandschap worden gesitueerd. De vestiging van zelfstandige kantoren wordt op deze locatie niet mogelijk gemaakt, tevens zijn bedrijfsverzamelgebouwen hier niet toegestaan. Alleen de vestiging van ondergeschikte kantoorruimten ten behoeve van de aanwezige bedrijfsbestemmingen wordt toegestaan.

In het stedenbouwkundig plan zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:

Ruimtelijke opzet

Ten aanzien van de ruimtelijke opzet van het plangebied worden de volgende uitgangspunten gehanteerd in het stedenbouwkundige plan:

  • belangrijkste oriëntatie van het Bedrijvenpark Kleine Vink is gericht op de Hoofdweg Noord en de Laan van Avant-Garde;
  • een oriëntatie van het bedrijventerrein naar de rijksweg A20 is mogelijk, mits de uitstraling qua schaal en aard aansluit bij het beeld van Nieuwerkerk aan den IJssel;
  • de ruimtelijke opzet dient de noodzakelijke flexibiliteit te hebben om in te kunnen spelen op de gevarieerde vragen uit de markt;
  • de toekomstige bedrijvigheid mag niet conflicteren met de aanwezige sportvelden voor de korfbalvereniging;
  • de ruimtelijke opzet dient zodanig helder en eenduidig te zijn dat op langere termijn sprake zal zijn van een duurzame inrichting.

Water en groen

Ten aanzien van water en groen worden de volgende uitgangspunten gehanteerd in het stedenbouwkundige plan:

  • het slagenlandschap, stroken land van circa 40 meter breed begrensd door sloten, is grotendeels nog zichtbaar op locatie en is als structurerend element overgenomen in de stedenbouwkundige opzet voor het plangebied. Sloten zijn deels nieuw gegraven op een veelvoud van een slagenmaat, namelijk op circa 80 meter hart op hart afstand, om zo het beeld van het slagenlandschap te behouden;
  • bepalend voor het groene beeld zijn de continue populierenrijen langs de A20 en de platanen/essen langs de Hoofdweg en Europalaan. Deze groenelementen worden gehandhaafd;
  • rondom de percelen zijn hagen met bomen gedacht op eigen terrein;
  • de transportdrinkwaterleiding die door het gebied loopt kent een belemmeringenzone van 3 meter naar weerszijden gemeten vanuit het hart van de leiding. Binnen deze zone mogen geen gebouwen worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0003.jpg"

De gele lijnen in bovenstaande afbeelding markeren de slagen in het omringende landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0004.jpg"

De slagenmaat van het landschap in relatie tot de stedenbouwkundige uitwerking.

Mobiliteit

Met betrekking tot mobiliteit zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd in het stedenbouwkundige plan:

  • Autoverkeer en vrachtverkeer. Het bedrijvenpark wordt in één richting ontsloten. Namelijk met een ontsluiting op de Laan van Avant-Garde. Op de Hoofdweg Noord, in de nabijheid van de rotonde Europalaan-Hoofdweg, is er een fietsverbinding gedacht met het bedrijventerrein. Deze dient tevens voor calamiteitenverkeer (brandweer en ambulance). In het plangebied zijn alleen erftoegangswegen geprojecteerd. Dit betekent dat naast auto's en vrachtwagens ook het fietsverkeer van de rijweg gebruik maakt.
  • Langzaam verkeer. De parallelwegen (Hoofdweg Noord en Hoofdweg Zuid) langs de Hoofdweg en het vrij liggende fietspad langs de Laan van Avant-Garde houden hun huidige functie als belangrijke doorgaande route voor fietsverkeer. In het plangebied zijn alleen erftoegangswegen geprojecteerd. Naast auto's en vrachtwagens maakt ook het fietsverkeer van de rijweg gebruik.
  • Openbaar Vervoer. Bedrijvenpark Kleine Vink wordt ontsloten middels twee bestaande openbare busverbindingen, namelijk lijn 190: Gouda – Rotterdam Alexander v.v. en lijn 383: Krimpen aan den IJssel – Den Haag Centraal v.v. De dichtstbijzijnde haltes zijn gelegen aan de Hoofdweg en de Europalaan.
  • Parkeren. Uitgangspunt voor de ontwikkeling van het bedrijvenpark is dat de bedrijven het parkeren, voor zowel het eigen personeel als voor bezoekers, volledig op eigen terrein realiseren. Ook het laden, lossen en manoeuvreren dient op eigen terreinverharding te worden gerealiseerd. Parkeren op eigen terrein mag ook onder de bebouwing gerealiseerd worden indien dit nodig of wenselijk is. Hierbij is van belang dat "blinde gevels" ter plaatse van het parkeren op "maaiveld niveau" worden voorkomen. Voor wat betreft de parkeernorm, wordt aangesloten bij de normen uit 'Beleidsnota parkeernormen'. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 3.3.2

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0005.jpg"

Mobiliteit (parkeren) in het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0006.jpg"

Impressie parkeren: voor de voorgevel en achter een haag (Bron: Stedenbouwkundig plan bedrijventerrein Kleine Vink)

In het bestemmingsplan worden de hiervoor genoemde uitgangspunten uit het stedenbouwkundig plan mogelijk gemaakt. Op twee punten vindt er met het bestemmingsplan een nadere detaillering plaats. Deze detaillering is verwoord in het 'Beeldregieplan bedrijvenpark Kleine Vink'.

Beeldregieplan bedrijvenpark Kleine Vink

De gemeente Zuidplas heeft gekozen om in aanvulling op het stedenbouwkundige plan ook een beeldregieplan op te stellen (bijlage 1). In tegenstelling tot een beeldkwaliteitsplan schrijft het beeldregieplan geen dwingende kwaliteitseisen voor, maar worden de beoogde ambities van de kwaliteit beschreven.

Zowel het stedenbouwkundig plan als het beeldregieplan is bedoeld als sturend beleidsdocument voor de gemeente en kan tevens gebruikt worden als inspiratiebron richting ontwikkelende partijen en ontwerpers voor de kwaliteit. Het bepaalt het beeld van de hoofdplanstructuur (openbare ruimte), geeft een verkaveling weer met een bijbehorende uitwerking of uitstraling en geeft aan hoe de overgang verloopt van openbaar naar privé.

Het beeldregieplan spreekt een ambitie uit met betrekking tot:

  • 1. de hoogte van de bebouwing en de kap-vorm;
  • 2. hagen en bomen.

In aanvulling op het stedenbouwkundige plan bepaald dat deze panden naast een maximale bouwhoogte van 16 meter ook een minimale bouwhoogte van 10 meter moeten hebben. De panden mogen maximaal vier bouwlagen hebben.

Om de nieuwbouw aan de Hoofdweg Noord goed aan te sluiten op de bestaande bebouwing aan Hoofdweg Noord, is in dit bestemmingsplan bepaald dat deze panden voorzien moeten worden van een kap, welke evenwijdig aan de nieuwe watergangen (dus niet evenwijdig aan de watergang langs Hoofdweg Noord) gerealiseerd dienen te worden. In de regels is dit vastgelegd.

Het beeldregieplan verwoordt ook de ambitie om rondom alle kavels hagen en bomen te realiseren. Voor de kwaliteit van het bedrijventerrein is de realisatie van deze groenstructuur van groot belang. In de regels is de realisatie van de groenstructuur met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd. In bijlage 3 van de regels is beschreven aan welke specificaties voldaan moet worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0007.jpg"

Impressie hagen met bomen om kavels heen; kijkrichting Laan van Avant-Garde

Wijzingingsbevoegdheid uitbreiding sporthal

CKV, de christelijke korfbal vereniging, is de primaire gebruiker van de bestaande sporthal Kleine Vink. CKV heeft aangegeven als vereniging door te willen groeien naar het hoogste landelijke niveau. Daarvoor hebben zij behoefte aan meer zaalcapaciteit om het aantal trainingsuren op te kunnen voeren. Daarnaast zijn er andere verenigingen, zoals die 's-avonds capaciteitsproblemen ervaren in de huidige sporthallen die nu in Nieuwerkerk aan den IJssel beschikbaar zijn. CKV heeft daarom het initiatief genomen om met deze verenigingen te onderzoeken of zij samen een 2e sporthal op Kleine Vink kunnen realiseren en exploiteren. Om dit initiatief niet onmogelijk te maken zijn in het bestemmingsplan algemene wijzigingsregels opgenomen, die voorzien in de omzetting van een bedrijfskavel naar de bestemming “sport” ten behoeve van de bouw van een sporthal.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 2012)

Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is nodig gebleken, omdat de verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit gedateerd zijn. Dit komt onder andere door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals; de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen doordat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer vastgesteld en is op 13 maart 2012 in werking getreden.

De visie is vernieuwend in de zin dat ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden worden. De structuurvisie vervangt daarvoor de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak, de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. De Structuurvisie Nationaal Waterplan blijft in zijn huidige vorm als uitwerking van de SVIR bestaan.

In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn). De centrale visie wordt uiteengezet in drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk “concurrerend, bereikbaar en leefbaar&veilig”. Voor de drie rijksdoelen zijn de onderwerpen van nationaal belang benoemd waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaat wil boeken. De drie hoofddoelstellingen en 13 nationale belangen zijn:

  • 1. Concurrerend = het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economisch structuur van Nederland. Hiervoor zijn de volgende nationale belangen benoemd:
  • nationaal belang 1: een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • nationaal belang 2: ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • nationaal belang 3: ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • nationaal belang 4: efficiënt gebruik van de ondergrond.
  • 2. Bereikbaar = het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat. Hiervoor zijn de volgende nationale belangen benoemd:
  • nationaal belang 5: een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • nationaal belang 6: betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen;
  • nationaal belang 7: het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.
  • 3. Leefbaar & veilig = het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn:
  • nationaal belang 8: verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • nationaal belang 9: ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
  • nationaal belang 10: ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • nationaal belang 11: ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • nationaal belang 12: ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.

De rijksverantwoordelijkheid voor het systeem van goede ruimtelijke ordening, is zonder hoofddoelstelling, als afzonderlijk belang opgenomen:

  • nationaal belang 13: zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Consequentie plangebied

Met name het nationale belang, nummer 13, is van toepassing op het plangebied; een zorgvuldige afweging van belangen en een transparante besluitvorming. Gezien de voorbereidingen en het conserverende karakter van dit bestemmingsplan, gevolgd door de wettelijke bestemmingsplanprocedure kan gesteld worden dat voldaan wordt aan dit nationale belang.

Tevens spelen de nationale belangen, nummers 7, 8 en 9, een rol. Over de A20 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Met het opnemen van een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen - weg' wordt voorkomen dat binnen het invloedsgebied van de snelweg nieuwe functies ten behoeve van minder zelfredzame personen gerealiseerd worden. Door de toename van verharding moet er water gecompenseerd worden om te voorzien in een duurzame en klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling. In de hoofdstuk 4 wordt er nader ingegaan op deze aspecten.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 2011)

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).

De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, d.w.z. door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken van de SVIR. Slechts op een aantal thema's is directe doorwerking niet mogelijk. Onder andere bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Voor één onderwerp geregeld in dit besluit, voorziet het besluit niet in de (definitieve) begrenzing. Dit betreft de Ecologische Hoofdstructuur. Ten aanzien van deze begrenzing is bepaald dat de provincies die grenzen (nader) bepalen.

Huidige Status

Een deel van het Barro is gebaseerd op eerdere pkb's en beleidsnota's die in de SVIR worden herbevestigd. Deze onderdelen zijn op 30 december 2011 in werking getreden. Het betreft de volgende onderdelen: project Mainportontwikkeling Rotterdam, kustfundament, grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, defensie, en erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. De regels betreffende de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde kunnen overigens pas in werking treden, zodra de hiervoor bedoelde Spoedwet Wro in werking treedt (afhankelijk van de parlementaire behandeling).

Per 1 oktober 2012 is het besluit aangevuld met voorschriften voor de andere beleidskaders uit de SVIR, het Nationaal Waterplan en het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening. Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen: rijksvaarwegen, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, ecologische hoofdstructuur, primaire waterkeringen buiten het kustfundament, en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).

Het aspect uit de Barro, dat van toepassing is op het plangebied is het nationale belang 'hoogspanningsverbinding'. Artikel 2.8.7 van het Barro schrijft voor dat deze hoogspanningsverbinding opgenomen moet worden in het bestemmingsplan.

Consequentie plangebied

Aan de westkant, ter hoogte van de snelweg loopt een hoogspanningsleiding. De hoogspannings- verbinding heeft in het bestemmingsplan een dubbelbestemming gekregen, waarmee de belangen van de verbinding gewaarborgd zijn (zie paragraaf 4.7.2). Dit bestemmingsplan voldoet aan de gestelde regels uit het Barro.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0008.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0009.png"

Ligging hoogspanningsverbinding (Bron: Barro) Ligging ten opzichte van plangebied (Bron: ODMH)

In februari 2017 is de startbeslissing A20 Nieuwerkerk a/d IJssel - Gouda genomen ter verbreding van de snelweg aldaar. Dit gedeelte van de A20 is met 2 keer 2 rijstroken een knelpunt voor verkeer tussen Rotterdam en Utrecht. Eind 2018 zal de voorkeursbeslissing bekend worden gemaakt en in 2020 wordt de besluitvorming over het project met een Tracébesluit afgerond. Op dit moment loopt het onderzoek naar de uitwerking van deze maatregelen. Het hiervoorgenoemde traject loopt direct langs het plangebied. Wat de precieze consequenties voor het plangebied zijn is op dit moment nog niet duidelijk.

3.1.3 Ladder duurzame verstedelijking

Nieuwe Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Op 1 juli 2017 is de Nieuwe Ladder voor Duurzame Verstedelijking in werking getreden (artikel 3.1.6 lid twee Bro). De nieuwe Ladder is ten opzichte van de voorgaande Ladder vereenvoudigd. De drie treden zijn komen te vervallen en er is een nieuwe bepaling toegevoegd. De Laddertoets geldt alleen voor plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Toetsing aan de nieuwe Ladder houdt in dat een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Indien een bestemmingsplan wijzigingsbevoegdheden of uitwerkingsplichten bevat, kan bij het moederplan worden bepaald dat de Laddertoets zich niet richt op de toelichting bij het moederplan, maar op de toelichting bij het wijzigings- of uitwerkingsplan.

In paragraaf 3.2.1 wordt in gegaan op de behoefte naar nieuwe bedrijven en wordt de Ladder voor Duurzame verstelijking verder uitgewerkt.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Visie Ruimte en Mobiliteit, Programma Ruimte en Verordening Ruimte 2014

De provincie Zuid-Holland heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in de Visie Ruimte en Mobiliteit. Aan de voorgenoemde visie is een programma Ruimte en een programma Mobiliteit gekoppeld, waarin beschreven wordt welke instrumenten de provincie inzet om de doelen en ambities uit de Visie Ruimte en Mobiliteit te realiseren. De regels die voortkomen uit de visie en de beide programma's, zijn vastgelegd in de Verordening Ruimte. Deze regels hebben een directe doorwerking in bestemmingsplannen. Op 9 juli 2014 hebben Provinciale Staten van de provincie Zuid-Holland de Visie Ruimte en Mobiliteit (en alle bijbehorende documenten) vastgesteld.

In het ruimtelijk beleid stelt de provincie de behoefte van de gebruiker centraal; het aanbod moet afgestemd zijn op de vraag. Daarbij zet de provincie in op een efficiënte benutting van de ruimte en de netwerken, met aandacht voor de (ruimtelijk) kwaliteit. De provincie heeft vier rode draden benoemd:

  • 1. beter benutten van wat er is;
  • 2. vergroten van de agglomeratiekracht;
  • 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • 4. bevorderen van de transitie naar water- en energie efficiënte samenleving.

Met name de artikelen 2.1.1, 2.1.3 en 2.2.1 van de Verordening Ruimte 2014 zijn van toepassing.

Artikel 2.1.1. Ladder voor duurzame verstedelijking

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt moet voldoen aan de volgende eisen:

  • a. de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  • b. in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of
  • c. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die:
    • 1. gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld;
    • 2. passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1. van toepassing is, en
    • 3. zijn opgenomen in het Programma ruimte van de Verordening Ruimte 2014, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare.

Plangebied

Ad. a. Het bedrijvenpark Kleine Vink voorziet in de eerste plaats in het faciliteren van de bestaande bedrijven in het gebied en beoogd daarnaast vooral maatwerkoplossingen te bieden voor plaatselijke kleine tot middelgrote bedrijven (lokale opgave). Terwijl er nog geen acquisitie is gepleegd kan op dit moment tweederde van het totaal aantal netto uitgeefbare vierkante meters worden uitgegeven aan zittende eigenaren in het gebied of aan andere geïnteresseerde plaatselijke bedrijven.

De nog beschikbare kavels zijn alle kleiner dan 2.000 m² (netto). Vanwege het lokale karakter van het bedrijventerrein dat voor een groot deel door de zittende eigenaren wordt ingevuld en de omvang van de nog uit te geven kavels is dit bedrijventerrein niet concurrerend met andere bedrijventerreinen. Door in de planregels van het bestemmingsplan op te nemen dat voor nieuw te vestigen bedrijven een maximale kavelomvang geldt van 5.000 m² (met een vrijstelling tot 7.500 m²), wordt het lokale karakter van het bedrijventerrein Kleine Vink benadrukt.

  Bruto uitgeefbaar in m²   %   Netto uitgeefbaar in m²   %  
Totaal uitgeefbaar   49.820   100   34.258   100  
Totaal eigenaren   20.663   41,5   17.845   52,1  
Totaal in optie   8.682   17,4   5.919   17,3  
Totaal beschikbaar   20.475   41,1   10.494   30,6  

Uitgifte bedrijfskavels Kleine Vink

Ondanks het feit dat Kleine Vink bestemd is voor plaatselijke bedrijvigheid is de ontwikkeling met de buurgemeenten Capelle aan den IJssel en Rotterdam besproken en is het plan ook regionaal afgestemd binnen de regio Midden-Holland, waartoe gemeente Zuidplas behoort. In haar vergadering van 26 mei 2016 adviseerde het Bestuurlijk Overleg Economie, Onderwijs en Arbeidsmarkt Midden-Holland positief op het voorstel tot wijziging van het bestemmingsplan Kleine Vink. Wel dient er afstemming plaats te vinden met het bestuur van Gouwe Park. Over de wijze van borging van deze afstemming is een voorstel voor het bestuur Gouwe Park voorbereid.

In december 2016 heeft afstemming tussen Kleine Vink en het bestuur van Gouwe Park plaatsgevonden. Hieruit blijkt dat er naast de kavels die bestemd zijn voor zittende eigenaren en de kavels die al in optie zijn uitgegeven aan een plaatselijk bedrijf dat wordt verplaatst, nog een zevental kavels beschikbaar zijn. Voor deze kavels zijn afspraken gemaakt ten aanzien van plaatsing van potentiele kopers tussen Gouwe Park en Kleine Vink. Wanneer kandidaten interesse tonen in een kavel in Kleine Vink krijgen een intake gesprek met de projectleider Kleine Vink van de gemeente Zuidplas en de directeur Bedrijvenschap Regio Gouda. Hierna wordt tussen de gemeente Zuidplas en Bedrijvenschap Regio Gouda afgestemd over de passendheid van het bedrijf in Gouwe Park en Kleine Vink. Daarbij ligt het primaat bij plaatsing van het bedrijf op Gouwe Park, tenzij op grond van de volgende wegingcriteria Kleine Vink de voorkeurslocatie is;

- de klantenkring van het bedrijf (plaatselijk, regionaal of bovenregionaal);

- de uitstraling (het type bedrijf en de daarbij behorende uitstraling van de bedrijfsbebouwing)

- omvang van de door de kandidaat gewenste kavels.

Uitgangspunt tijdens deze afstemming dient te zijn dat het kadidaat-bedrijf niet verloren gaat voor zowel Gouwe Park als Kleine Vink. Bij een verschil van mening beslist het DB van het bedrijvenschap regio Gouda.

De gemeente Zuidplas geeft prioriteit aan de ontwikkeling van het bedrijvenpark Kleine Vink boven andere kleinschalige bedrijfsontwikkelingen. Zo is aan twee particuliere bedrijfsontwikkelingen (Kleine Vinck III en Hoofdweg 52-60) geen medewerking verleend.

Ad. b. Kleine Vink is een binnenstedelijke locatie omdat de locatie conform het vigerende bestemmingsplan ruimte biedt aan de stedelijke functie sport. Deze functie wordt omgezet in een bedrijvenbestemming. Aangezien de bestaande bedrijven in afwachting van een verwachte bedrijfsverplaatsing al jaren geen grootschalige investeringen hebben gepleegd heeft het gebied een armoedige uitstraling. Door deze bedrijven op een nieuwe plek in het gebied toekomstperspectief te bieden krijgt het gebied de gewenste kwaliteitsimpuls.

Ad c. Aangezien de locatie een binnenstedelijke ontwikkeling betreft is deze trede van de ladder niet meer relevant.

Artikel 2.1.3: bedrijven

Dit artikel zegt dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een bedrijventerrein, bedrijven toe staat uit de hoogst mogelijke milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten passend bij de omgeving van het bedrijventerrein, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen die zijn opgenomen in een onherroepelijk bestemmingsplan of het Programma ruimte.

Bedrijven in de hogere milieucategorieën vormen een belangrijke schakel in de economische structuur van de provincie Zuid-Holland. Omvangrijke terreinen voor bedrijven met een hoge milieuhindercategorie (HMC-bedrijven) zijn te vinden in de zeehavengebieden in de Rotterdamse regio en de Drechtsteden. De zogenoemde HMC-bedrijven, kennen veelal een hoge toegevoegde waarde en vormen vaak het middelpunt van andere bedrijvigheid met vele toeleveranciers, inclusief de zakelijke dienstverlening.

De ruimte voor bedrijven in de hogere milieucategorieën staat onder druk door de milieuzoneringen rond woningbouw. Gezien het belang van de HMC-bedrijven is de (milieu)ruimte voor dit type bedrijven van provinciaal belang. Uitgangspunt voor bestemmingsplannen is het mogelijk maken van de hoogst mogelijke categorie op het bedrijventerrein. Hiervan kan alleen worden afgeweken indien daartoe aanleiding bestaat in verband met toekomstige ontwikkelingen die zijn opgenomen in een vigerend bestemmingsplan of het Programma ruimte.

Plangebied

In paragraaf 4.2 wordt uitgebreid ingegaan op de milieuzonering. Zoals omschreven in paragraaf beeldregieplan heeft de gemeente, gezien de oppervlakte van het bedrijvenpark, de ligging en de nabijheid van de dorpskern, besloten dat de locatie geschikt is voor relatief kleinschalige en middelgrote bedrijvigheid, voorzover het bedrijven met een maximale milieucategorie 3.2 betreft. Bedrijven met een hogere milieucategorie zijn niet passend in de omgeving.

Artikel 2.2.1: ruimtelijke kwaliteit

Dit artikel schrijft voor dat als een bestemmingsplan voorziet in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit gelden:

  • 1. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  • 2. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard of schaal niet past binnen het gebied (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    • a. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart en
    • b. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid;
  • 3. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard en schaal niet past binnen het gebied (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
    • a. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied ook aandacht is besteed aan de overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    • b. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid.

Gebiedsgericht sturen op ruimtelijke kwaliteit betekent voor de provincie richting en ruimte geven aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en gebiedskwaliteit. Het kwaliteitsbeleid gaat uit van ‘ja, mits’: ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en geldt in principe voor het grondgebied van de gehele provincie, dat wil zeggen zowel de groene ruimte als de bebouwde ruimte. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten passen bij de aard en schaal van het gebied.

Om te kunnen bepalen of een ruimtelijke ontwikkeling passend is, is vooral de ruimtelijke impact van belang. Daarbij hanteert de provincie met het oog op de wisselwerking tussen gebiedskwaliteiten en ontwikkelingen twee uitgangspunten:

  • een kleinschalige ontwikkeling heeft in beginsel minder ruimtelijke impact op gebiedskwaliteiten dan een grootschalige ontwikkeling en vraagt daarom weinig tot geen provinciale betrokkenheid;
  • hoe hoger en specifieker de kwaliteit van een gebied is, des te groter is in beginsel de ruimtelijke impact en des te eerder raken ze provinciale doelen of belangen.

Plangebied

De ontwikkeling van het bedrijvenpark wordt gezien als een 'inpassingsplan'. Het betreft een gebiedseigen ontwikkeling, die past bij de schaal en de maat van de bestaande kenmerken van een gebied. De rol van de provincie is bij een 'inpassingsplan' binnen het bestaande stad- en dorpsgebied beperkt.

Met de ontwikkeling van het bedrijvenpark leidt tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Zoals beschreven in paragraaf 'huidige planologische situatie'laat de kwaliteit van het gebied momenteel te wensen over.

Consequentie plangebied

Gezien het voorgaande wordt geconstateerd dat de ontwikkeling van het bedrijvenpark past binnen de doelstellingen van de provinciale verordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Zuidplas 2030

Op 27 november 2012 heeft de gemeenteraad van de gemeente Zuidplas de 'Structuurvisie Zuidplas 2013. Ruimte voor dorps wonen in de Randstad' vastgesteld.

Zuidplas is een gemeente van dorpen en buurtschappen in een aantrekkelijk buitengebied. De dorpse identiteit staat voorop. De vier dorpen bieden een aangename leefomgeving en goede basisvoorzieningen op het gebied van dienstverlening, onderwijs, sport, welzijn en zorg. Tegelijkertijd hebben de dorpen een eigen karakter, het één kleinschaliger dan het ander. Het open en groene buitengebied rondom de dorpen biedt volop mogelijkheden voor recreatief gebruik.

Het open agrarisch landschap blijft ook in 2030 kenmerkend voor het buitengebied rond de dorpen. Sommige delen van het huidige agrarische landschap veranderen tot 2030 (en daarna) in nieuwe gebieden voor wonen, werken en recreëren. Dit komt voort uit het blijvend ontwikkelen van de dorpen, zoals het investeren in een goed voorzieningenaanbod.

Binnen gemeente Zuidplas en in de directe omgeving liggen diverse groen- en recreatiegebieden (of deze zijn in ontwikkeling). Een recreatief netwerk tussen deze gebieden ontbreekt. Met de ontwikkeling van groen-recreatieve verbindingen ontstaat een recreatief netwerk binnen gemeente Zuidplas, met uitlopers naar de buurgemeenten. Er wordt hierbij niet gekozen voor de kortstmogelijke verbinding door stedelijk gebied, maar voor een groene route langs de dorpen en door het open agrarisch gebied. Waar mogelijk wordt er aangesloten op krachtige landschappelijke dragers, zoals de Ringvaart, de polderlandschappen, de Hollandsche IJssel en de Rotte.

Plangebied

Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan wordt in de gemeentelijke structuurvisie aangemerkt als 'werklandschap'. Een deel heeft de nadere aanduiding 'sportpark' gekregen.

Op 26 februari 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met de stedenbouwkundige verkenning uitgaande van de realisatie van een bedrijvenpark op locatie Kleine Vink, naast de gerealiseerde sporthal Kleine Vink en de buitenvelden van de korfbalvereniging. Door de sportbestemming te wijzigen in een bedrijvenbestemming kunnen de zittende bedrijven in het gebied verplaatst worden naar een locatie waar ze toekomstperspectief hebben. Andere bedrijven met grondbezit in het gebied Kleine Vink, die nu nog elders hun bedrijfsgebouwen hebben staan, willen zich graag op Kleine Vink vestigen om hier hun bedrijfsgebouwen realiseren en al hun bedrijfsactiviteiten op Kleine Vink samen te brengen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0010.png"

Uitsnede kaart structuurvisie Zuidplas 2030

De marktvraag is leidend bij de ontwikkeling van nieuwe werkgebieden: daar waar het gaat om de invulling van nieuwe glastuinbouwgebieden en werklandschappen, ligt het initiatief bij de markt. gemeente Zuidplas stelt de kaders voor deze gebieden en werkt mee aan maatwerkoplossingen voor bestaande en nieuwe bedrijven in onze gemeente. Bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen kiest gemeente Zuidplas voor een actieve, faciliterende rol.

Een werklandschap is een functioneel ingericht gebied waar vooral commerciële functies zijn gevestigd. Werklandschappen zijn niet planmatig ontwikkeld. Ze ontstaan geleidelijk, binnen de kaders die de gemeente stelt voor de verhouding tussen de functies. De bestaande werklandschappen in gemeente Zuidplas bevinden zich overwegend aan de dorpsrand. De werklandschappen bieden maatwerkoplossingen voor nieuwe ondernemingen en bedrijven van elders in de gemeente. De provincie Zuid-Holland heeft ingestemd met de gemeentelijke structuurvisie.

Het totale werklandschap waar Kleine Vink onderdeel van uit maakt heeft een oppervlakte van ca. 543.250 m². Het Bedrijvenpark Kleine Vink heeft een bruto oppervlak van ca. 5,7 ha.

Consequentie plangebied

Voor de ontwikkeling van Kleine Vink als bedrijventerrein wordt er voldaan aan de vraag naar bedrijventerrein van:

  • a. bestaande bedrijven die er al zitten, maar die extra ruimte nodig hebben;
  • b. bedrijven die reeds grondbezit hebben in het gebied, maar die elders hun bedrijfsgebouwen hebben. Deze bedrijven hebben aangegeven zich op Kleine Vink te willen gaan vestigen.

Naast de hiervoor genoemde bedrijven biedt het bedrijventerrein ook nog ruimte voor nieuwe, andere bedrijven.

3.3.2 Parapluherziening Parkeren en Beleidsnota Parkeernormen

Op 24 april 2018 heeft de gemeenteraad van Zuidplas het bestemmingsplan 'Parapluherziening Parkeren' vastgesteld. Het bestemmingsplan 'Parapluherziening Parkeren' zorgt ervoor dat de parkeernormen en de regels voor het laden en lossen in de hele gemeente geborgd zijn.

Uitgangspunt voor parkeren zijn de parkeernormen zoals vastgelegd in de op 29 september 2013 vastegstelde 'Beleidsnota Parkeernormen'. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan worden gewijzigd, dient getoetst te worden aan diens rechtsopvolger.

Cosequentie plangebied

De Parapluherziening Parkeren is van toepassing op het plangebied. Daarmee wordt gegarandeerd dat er - conform de Beleidsnota Parkeernormen - voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd worden.

3.3.3 Welstandsnota Zuidplas 2015

De gemeenteraad van de gemeente Zuidplas heeft op 13 mei 2015 de 'Welstandsnota Zuidplas 2015' vastgesteld. Op 4 juni 2015 is de welstandnota in werking getreden. De gemeente Zuidplas heeft een pilot 'welstandsvrij bouwen' uitgevoerd, waaruit is gebleken dat er geen onoverkomelijke zaken gebeuren die de kwaliteit en aantrekkelijkheid van de leefomgeving ernstig aantasten wanneer er geen welstandstoets meer wordt uitgevoerd. De gemeente heeft daarom gekozen om meer gebieden welstandsvrij te maken. Daarbij wordt het principe van ‘welstandsvrij tenzij...’ gehanteerd. Dat betekent dat de gemeente in principe welstandsvrij is, uitgezonderd de kwetsbare gebieden.

De regelgeving is vereenvoudigd: de Welstandsnota Zuidplas 2015 bevat nog maar twee welstandsniveaus. Structuurbepalende elementen, landschappelijke waardevolle gebieden, historische dorpskernen en centrumgebieden worden beschermd c.q. gestuurd met een zwaar welstandsregime. Het gebied dat overblijft met o.a. modale woonwijken en bedrijfsterreinen wordt welstandsvrij.

Cosequentie plangebied

Het overgrote, en ook het te ontwikkelen, deel van het plangebied is welstandsvrij. Alleen voor de Laan van Avant-Garde en een klein puntje van het als 'dorpskern' aangeduide gebied geldt een zwaar welstandsniveau. Dit zijn de gebieden waar het voorliggende bestemmingsplan geen bouwmogelijkheden toe staat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0011.png"

Welstandniveau plangebied Kleine Vink (bron: Welstandsnota Zuidplas 2015)

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt stil gestaan bij de diverse omgevingsaspecten die in het kader van een goede ruimtelijke ordening worden afgewogen. Waar nodig dient een vertaling plaats te vinden naar de juridische regeling. Het uitgangspunt hierbij is dat de juridische regeling zowel de ruimtelijke kwaliteit als de milieukwaliteit voldoende borgt.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

4.2.1 Wetgeving - beleidskader

Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Tengevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar.

Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Wet milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). Bedrijven en Milieuzonering geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Binnen deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering hinder van het bedrijf te verwachten.

De te beoordelen situaties zijn te herleiden tot drie groepen en bijbehorende aanpak, te weten:

  • 1. Nieuwe milieugevoelige functies nabij bestaande bedrijven
    In deze situatie dient primair te worden beoordeeld of hinder te verwachten is van de specifieke bestaande bedrijven. Deze beoordeling is met name gebaseerd op de Wet Milieubeheer en bijbehorende AMvB's. Daarnaast zal moeten worden meegewogen of ter plaatse van de nieuwe milieugevoelige functies bij eventuele vestiging van een nieuw bedrijf op het bestaande bedrijfsperceel een probleemsituatie ontstaat. Deze afweging vindt met name plaats op basis van Bedrijven en Milieuzonering.
  • 2. Nieuwe bedrijfsbestemmingen nabij bestaande milieugevoelige functies
    In deze situatie is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal tenminste een afstand van bv. 10 meter (cat. 1), 30 meter (cat. 2), 50 meter (cat. 3.1) en 100 meter (cat. 3.2) tussen de gevoelige functies en belastende activiteiten moeten worden gerespecteerd. In het geval de bestemmingswijziging wordt gerealiseerd ten bate van de vestiging van een specifiek bedrijf, kunnen de omstandigheden van dit bedrijf worden meegewogen. In elk geval dient tenminste aan de Wet milieubeheer te worden voldaan.
  • 3. Nieuwe milieugevoelige functies nabij nieuwe bedrijfsbestemmingen
    In dit geval is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal tenminste een afstand van bv. 10 meter (cat. 1), 30 meter (cat. 2), 50 meter (cat. 3.1) en 100 meter (cat. 3.2) tussen de gevoelige en belastende bestemmingen moeten worden gerespecteerd.

De richtafstanden in Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bijvoorbeeld bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. Dit omgevingstype en bijbehorende systematiek worden in het bestemmingsplan vastgelegd.

4.2.2 Onderzoek

Voor het conserverend deel van het bestemmingsplan is inzichtelijk gemaakt welke bedrijven zich, overeenkomstig de gegevens van de ODMH, in het plangebied bevinden.

Voor het te ontwikkelen bedrijventerrein is een milieuzonering uitgewerkt. Daarbij vormen de omliggende bestaande woningen de basis om inzichtelijk te maken welke bedrijfscategorieën op het terrein zijn toegestaan. Verder zijn daarbij de volgende uitgangspunten in verwerkt:

  • Inpassen van bedrijfsbestemmingen tot maximaal categorie 3.2;
  • Inpassen van het bedrijf Wursten met bedrijfswoning op de meest oostelijke bedrijfskavel aan de Hoofdweg Noord (categorie 2);
  • Het bedrijfsoppervlak van Sprengelmeijer wordt bestemd en in noordelijke richting uitgebreid.

Verder is gebruik gemaakt van de bedrijfsgegevens bij de ODMH.

4.2.3 Resultaten Kleine Vink en omgeving conserverend

Bedrijfsinventarisatie

In Bijlage 3 zijn de bedrijven en bedrijfslocaties in het plangebied, zoals bekend bij de ODMH, weergegeven. Behoudens Sprengelmeijer Trucks B.V. zijn de activiteiten van al deze bedrijven overeenkomstig het vigerend bestemmingsplan. Het nieuwe bestemmingsplan kan overeenkomstig conserverend worden bestemd zonder dat deze bedrijven hierdoor worden belemmerd. De activiteiten van Sprengelmeijer Trucks B.V. zullen in het nieuwe bestemmingsplan moeten worden ingepast.

4.2.4 Resultaten ontwikkeling bedrijventerrein

De woonbestemmingen zoals aangegeven in tabel 6-I zijn bepalend voor de toegestane milieucategorieën op het te realiseren bedrijventerrein. Tevens is aangegeven of deze woningen moeten worden beschouwd als woningen in een rustige woonwijk of in gemengd gebied.

Adres   Rustige woonwijk   Gemengd gebied  
Maalderij 3     X  
Hoofdweg Noord 15     X  
Hoofdweg Zuid     X  

Tabel: woonbestemmingen en bedrijfswoningen in nabijheid van het te ontwikkelen bedrijventerrein

Gebleken is dat enkel de bedrijfswoning aan de Maalderij 3 invloed heeft op de bedrijfsactiviteiten. De overige woningen liggen te ver van het ontwikkelgebied. De gewenste bedrijfsbestemming met een maximale categorie 3.2 kan worden vastgesteld voor bijna het gehele bedrijventerrein. In figuur 6-1 is dit weergegeven.

Op het bedrijventerrein is één nieuwe bedrijfswoning voorzien voor het bedrijfsperceel van Wursten. Deze woning kan worden gekarakteriseerd als een woning in gemengd gebied.

In het onderstaande figuur is de milieuzonering van het bedrijventerrein weergegeven. Hierbij zijn de uitgangspunten uit paragraaf 3.2.2 meegenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0012.png"

Figuur 3.1: milieuzonering bedrijventerrein in relatie tot bestaande en nieuwe (bedrijfs-)woningen

Op basis van het bovenstaande figuur kan worden geconcludeerd dat bedrijvigheid tot categorie 3.2 is toegestaan op het overgrote deel van het ontwikkelgebied. Uitgezonderd zijn de bedrijfspercelen die nabij het perceel Wursten zijn gelegen. Vanuit milieuzonering is gedeeltelijk categorie 2 en categorie 3.1 op deze percelen toegestaan.

Het perceel van Sprengelmeijer Trucks B.V. (handel in vrachtauto's, sbi 451; categorie 3.2; richtafstand van 50 meter) ligt op onvoldoende afstand (20 meter) van de bedrijfswoning Maalderij 3. Deze situatie bestaat al meer dan 15 jaar. Er is niet gebleken dat dit heeft geleid tot hinder of overlast. Geluid is het enige relevante aspect die invloed heeft op de richtafstand. Het heersende geluidsniveau ter plaatse van de bedrijfswoning Maalderij 3 ligt al vanwege de Rijksweg A20 zeer hoog. Geadviseerd wordt om op dit perceel van Sprengelmeijer een maatbestemming “Handel in vrachtauto's” te leggen.

Voor wat betreft de algemene bestemming voor het perceel van Sprengelmeijer is in figuur 6-1 een gearceerd gebied (50 meter zone) aangegeven waar een algemene bedrijfsbestemming tot maximaal categorie 3.1 is toegestaan. Op het overige deel van dit perceel is een algemene bedrijfsbestemming tot maximaal categorie 3.2 is toegestaan.

4.2.5 Conclusie

Er zijn geen beperkingen voor vaststelling van het conserverend plan vanwege milieuzonering.

Ontwikkeling bedrijventerrein

De bedrijfsbestemming ter plaatse van het blok waarin de nieuwe bedrijfswoning is geprojecteerd krijgt maximaal categorie 2. De overige bedrijfsbestemmingen in het ontwikkelgebied krijgen een bedrijfsbestemming tot maximaal categorie 3.2.

Voor het bedrijf Sprengelmeijer dient een maatbestemming (Handel in vrachtauto's) te worden opgenomen. Overeenkomstig bovenstaande uitgangspunten is de ontwikkeling van het bedrijventerrein vanuit het oogpunt van bedrijven en milieuzonering toegestaan.

4.3 Geluid

4.3.1 Wegverkeerslawaai
4.3.1.1 Wet- en regelgeving

Wet geluidhinder

Wegverkeerslawaai kan de leefkwaliteit van een gebied sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan een hoog niveau van wegverkeerslawaai kunnen hier lichamelijke en psychische klachten door oplopen. De Wet geluidhinder (Wgh) verplicht ertoe onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen binnen vastgestelde onderzoeksgebieden (zones) langs wegen (art. 74-75 Wgh). Tevens stellen de Wgh en het Besluit geluidhinder regels aan de maximale geluidsbelasting op deze bestemmingen.

Onder geluidsgevoelige bestemmingen wordt verstaan (Art. 1 Wgh):

  • Woningen;
  • Onderwijsgebouwen en kinderdagverblijven;
  • Ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • Geluidsgevoelige terreinen (woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonschepen).

Voor deze bestemmingen gelden voorkeursgrenswaarden. Deze voorkeursgrenswaarden worden mede bepaald door de locatie van de gevoelige bestemmingen en het type weg. Bij realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen dient de geluidsbelasting ten hoogste de voorkeursgrenswaarde te bedragen.

Indien bij de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen niet aan de voorkeursgrenswaarde kan wordt voldaan, kan worden geconcludeerd dat de locatie niet zonder meer geschikt is voor de beoogde ontwikkeling. Onder voorwaarden kunnen hogere waarden worden vastgesteld tot de maximale grenswaarde uit de Wgh.

In onderstaande tabel zijn de voor dit onderzoek relevante voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden weergegeven.

Tabel: voorkeurs- en maximale grenswaarden (Art. 82 en 83 Wgh)

Bestemming   Lokatie   Weg   Voorkeursgrenswaarde
[dB]  
Maximale
Grenswaarde
[dB]  
Nieuwe woningen   Binnenstedelijk   Lokale en provinciale wegen   48   63  
    Auto(snel)wegen   48   53  
  Buitenstedelijk   Lokale en provinciale wegen   48   53  
    Auto(snel)wegen   48   53  
Vervanging van bestaande woning 1)   Binnenstedelijk   Auto(snel)wegen   48   63  
    Lokale en provinciale wegen   48   68  

1) Overeenkomstig het gestelde in artikel 83, lid 6 van de Wet geluidhinder

Gemeentelijk beleid t.a.v. Hogere waarden

Op 3 juli 2012 heeft de gemeente Zuidplas de Beleidsregel Hogere waarden Gemeente Zuidplas van 16 april 2012 vastgesteld. In deze beleidsregel staan voorwaarden weergegeven waaronder burgemeester en wethouders een hogere waarde mogen verlenen. In de onderstaande tabel is het toetsingskader van het gemeentelijk hogere waarde beleid opgenomen (t.g.v. weg- en railverkeer).

Tabel: Toetsingskader gemeentelijk Hogere Waarde beleid (t.g.v. weg- en railverkeer)

Geluidsbelasting   Voorwaarden Hogere Waarde beleid  
Wegverkeer   Railverkeer    
< 48 dB   < 55 dB   Voldoet aan voorkeursgrenswaarde geen hogere waarde nodig en geen aanvullende voorwaarden vereist  
48-53 dB   55-60 dB   Hogere grenswaarde nodig, geen aanvullende voorwaarden vereist  
53-63 dB   60-68 dB   Hogere grenswaarden nodig én aanvullende voorwaarden zoals geluidsluwe gevel en geluidsluwe buitenruimte vereist  
> 63 dB   > 68   Overschrijding maximale grenswaarden, bouwen niet mogelijk anders dan met dubbele gevel, vliesgevel of dove gevel. In dat geval gelden ook aanvullende voorwaarden voor wat betreft de geluidsluwe gevel en geluidsluwe buitenruimte  

4.3.1.2 Onderzoek

Voor de relevante wegen is de cumulatieve geluidsbelasting binnen het plangebied berekend. De rekenresultaten zijn weergegeven middels contouren.

De relevante zoneplichtige wegen voor het onderzoeksgebied zijn:

  • Rijksweg A20, snelheid 120 km/u, de wettelijke onderzoekzone is 600 m;
  • Laan van Avant-Garde, snelheid 50 km/u, de wettelijke onderzoekzone is 200 m;
  • Hoofdweg, snelheid 50 km/u, de wettelijke onderzoekzone is 200 m;
  • Europalaan, snelheid 50 km/u, de wettelijke onderzoekzone is 200 m;
  • Bostelweg, snelheid 60 km/u, de wettelijke onderzoekzone is 200 m;
  • Westringdijk, snelheid 60 km/u, de wettelijke onderzoekzone is 200 m;
  • Hoogeveenenweg, snelheid 60 km/u, de wettelijke onderzoekzone is 200 m.

Tevens is berekend wat het akoestisch effect is van de verkeersaantrekkende werking van de ontwikkeling op de nabijgelegen woningen. Daarbij is de vergelijking met de huidige bestemming en met het huidig gebruik gemaakt. De verkeerscijfers die voor die vergelijking als uitgangspunt zijn genomen zijn weergegeven in de tabel verkeerscijfers hieronder, en gebaseerd op het RVMH voor het jaar 2027.

Om te kunnen bepalen wat de akoestische effecten zijn van de bestemmingswijzigingen binnen het plangebied is het effect bepaald van de geluidsbelasting ten gevolge van de wegen in de directe omgeving van De Kleine Vink. Als basis voor de berekening is gebruik gemaakt van de volgende varianten:

  • Huidige planologische situatie, zoals ook opgenomen in het RVMH peiljaar 2027. In deze variant is de ontwikkeling van De Kleine Vink meegenomen als Sportpark;
  • Het huidige gebruik. Dit is de variant waarbij alleen de korfbal is gerealiseerd inclusief de reeds aanwezige bedrijven binnen het plangebied;
  • Toekomstig geplande situatie. Dit is de nu beoogde situatie waarbij de korfbal reeds is gerealiseerd en in het overige deel de verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein is opgenomen;
  • De verplaatsing van één bedrijfswoning binnen het plangebied. Voor deze bedrijfswoning is alleen de geluidsbelasting berekend in de toekomstige situatie.

Tabel: verkeerscijfers mvt/etm

  Huidige bestemming   Huidig gebruik   Bedrijventerrein  
A20   87371,56   87371,56   87371,56  
Laan van Avant-Garde   10250   10224,16   10454,36  
Hoofdweg   16672   16239,2   16464,2  
Europalaan   12132   11699,4   12267,44  

De berekeningen zijn uitgevoerd met Geomilieu versie 4.10. De gevolgde rekenmethode voor het bepalen van de geluidsbelasting is conform de het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012. Er is gerekend op een hoogte van 1,5 meter en 5 meter. Bij de resultaten is de aftrek conform artikel 110g Wgh reeds toegepast. In bijlage 1 van Milieukundige onderbouwing en in bijlage 15 van de toelichting zijn de invoergegevens opgenomen. In het onderstaande figuur is een overzicht gegeven van de ligging van de berekeningspunten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0013.png"

Figuur 3.2: Ligging van de berekeningspunten in de directe omgeving van De Kleine Vink

4.3.1.3 Rekenresultaten conserverend

In het onderstaand figuur is een overzicht gegeven van de berekende cumulatieve geluidscontouren ten gevolge van de relevante wegen zoals hierboven genoemd (exclusief aftrek artikel 110g Wet geluidhinder) voor de situatie na aanpassing gebruik naar bedrijventerrein (toekomstige situatie).

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0014.png"

Figuur 3.3: Cumulatieve geluidscontouren (exclusief aftrek art. 110g Wgh)

Uit het bovenstaand figuur blijkt dat binnen het plangebied de geluidsbelasting hoog is (63 dB en hoger). De bepalende geluidsbronnen zijn de Rijksweg A20 en de Laan van Avant-Garde. Ten gevolge van de Rijksweg A20 is de geluidsbelasting hoger dan de maximale grenswaarde van 53 dB (nieuwe ontwikkelingen binnen de wettelijke onderzoekzone van de Rijksweg dienen als een buitenstedelijke situaties beschouwd te worden).

4.3.1.4 Rekenresultaten ontwikkeling bedrijventerrein

Om te kunnen bepalen wat de akoestische effecten zijn van de bestemmingswijzigingen binnen het plangebied is het effect bepaald van de geluidsbelasting ten gevolge van de wegen in de directe omgeving van De Kleine Vink. Zoals reeds aangegeven is als basis voor de berekening gebruik gemaakt van de volgende varianten:

1. huidige planologische situatie;

2. het huidige gebruik;

3. de toekomstig geplande situatie.

De verschillen zijn berekend van alle relevante wegen in de directe omgeving minus de Rijksweg A20 omdat de intensiteiten van de Rijksweg zeer hoog is en het verschil als gevolg van de ontwikkeling op Kleine Vink akoestisch te verwaarlozen is. Er is gekozen om de verschillen te berekenen exclusief de geluidsbelasting t.g.v. de A20 omdat deze weg zeer relevant is binnen het plangebied (zie figuur 3.3) en anders de verschillen niet waarneembaar zijn. Dat betekent echter wel dat de waarneembaarheid van de verschillen minder is dan de onderzoeksresultaten doen lijken.

Verschil in geluidsbelasting tussen de verschillende varianten

In bijlage 2 is een overzicht gegeven van de berekende geluidsbelasting voor de drie genoemde varianten. Om inzicht te verkrijgen in de effecten van de varianten zijn de verschillen berekend ten gevolge van de varianten onderling.

In de onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de berekende verschillen tussen het huidige gebruik en het toekomstige geplande situatie (toekomst -/- huidig geeft een overzicht van de toename als gevolg van de functiewijziging ten opzichte van het huidige gebruik). Weergegeven zijn de eerste 20 berekende relevante waarden aflopend naar de hoogte van de verschillen onderling.

Tabel: Overzicht verschil geluidsbelasting. Toekomstig -/- huidig gebruik

Berekeningspunt   Hoogte
in m  
Lden in dB  
Naam   Omschrijving     Toekomst   Gebruik   Verschil  
019_A   Vrijheidslaan 47 en 49   1,5   47,22   47,01   0,21  
020_A   Vrijheidslaan 43 en 45   1,5   44,94   44,75   0,19  
014_B   Hoofdweg Zuid 6   5   52,02   51,85   0,17  
020_B   Vrijheidslaan 43 en 45   5   47,65   47,48   0,17  
009_B   Hoofdweg Zuid 16   5   57,17   57,01   0,16  
007_A   Hoofdweg Zuid 20 en 22   1,5   55,04   54,88   0,16  
008_B   Hoofdweg Zuid 18   5   57,08   56,92   0,16  
009_A   Hoofdweg Zuid 16   1,5   55,65   55,49   0,16  
011_B   Hoofdweg Zuid 14   5   56,68   56,52   0,16  
012_B   Hoofdweg Zuid 12   5   55,65   55,49   0,16  
013_B   Hoofdweg Zuid 8 en 10   5   53,25   53,09   0,16  
007_B   Hoofdweg Zuid 20 en 22   5   56,8   56,65   0,15  
010_B   Hoofdweg Zuid 14a   5   56,98   56,83   0,15  
010_A   Hoofdweg Zuid 14a   1,5   55,43   55,28   0,15  
011_A   Hoofdweg Zuid 14   1,5   55,18   55,03   0,15  
012_A   Hoofdweg Zuid 12   1,5   54,45   54,3   0,15  
015_A   Hoofdweg Zuid 4   1,5   50,11   49,96   0,15  
018_A   Vrijheidslaan 53   1,5   35,4   35,25   0,15  
008_A   Hoofdweg Zuid 18   1,5   55,45   55,31   0,14  
013_A   Hoofdweg Zuid 8 en 10   1,5   51,84   51,7   0,14  

Uit bovenstaande tabel blijkt dat het verschil in geluidsbelasting tussen het huidige gebruik en het toekomstige geplande situatie (inclusief bedrijfsterrein) ten hoogste 0,21 dB bedraagt en dit geen verschil geeft in de afgeronde waarden van de geluidsbelasting. Bij deze berekening is zoals aangegeven de akoestisch gezien overheersende A20 buiten beschouwing gelaten. Het feitelijke verschil tussen voor en na de ontwikkeling is derhalve nog kleiner dan hier berekend. Voor het menselijk oor is een verschil van 0,21 dB niet hoorbaar, vanaf een verschil van 2 dB is het hoorbaar. Bijlage 2 geeft een uitgebreid overzicht van de berekeningsresultaten.

In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de berekende verschillen tussen de huidige geplande situatie (= RVMH; gehele gebied ingevuld als sportterrein) en het toekomstige geplande situatie. Toekomst -/- huidig geplande situatie geeft een overzicht van de toename als gevolg van de functiewijziging ten opzichte van de huidige geplande situatie. Weergegeven zijn de eerste 20 berekende relevante waarden aflopend naar de hoogte van de verschillen onderling.

Tabel: Overzicht verschil geluidsbelasting. Toekomstig -/- huidig geplande situatie

Berekeningspunt   Hoogte
in m  
Lden in dB  
Naam   Omschrijving     Toekomst   Gepland   Verschil  
007_A   Hoofdweg Zuid 20 en 22   1,5   55,04   54,93   0,11  
007_B   Hoofdweg Zuid 20 en 22   5   56,8   56,71   0,09  
008_B   Hoofdweg Zuid 18   5   57,08   57   0,08  
001_A   Hoofdweg noord 15   1,5   55,84   55,78   0,06  
008_A   Hoofdweg Zuid 18   1,5   55,45   55,39   0,06  
001_B   Hoofdweg noord 15   5   56,65   56,59   0,06  
019_A   Vrijheidslaan 47 en 49   1,5   47,22   47,17   0,05  
020_B   Vrijheidslaan 43 en 45   5   47,65   47,6   0,05  
010_B   Hoofdweg Zuid 14a   5   56,98   56,94   0,04  
015_B   Hoofdweg Zuid 4   5   51,37   51,33   0,04  
022_B   Hoofdweg Noord 3   5   49,7   49,66   0,04  
006_A   Hoofdweg Zuid 22a   1,5   55,63   55,6   0,03  
009_B   Hoofdweg Zuid 16   5   57,17   57,14   0,03  
012_A   Hoofdweg Zuid 12   1,5   54,45   54,42   0,03  
013_B   Hoofdweg Zuid 8 en 10   5   53,25   53,22   0,03  
017_B   Vrijheidslaan 55   5   49,21   49,18   0,03  
022_A   Hoofdweg Noord 3   1,5   48,56   48,53   0,03  
020_A   Vrijheidslaan 43 en 45   1,5   44,94   44,91   0,03  
006_B   Hoofdweg Zuid 22a   5   57,3   57,28   0,02  
014_B   Hoofdweg Zuid 6   5   52,02   52   0,02  

Uit bovenstaande tabel blijkt dat het verschil in geluidsbelasting tussen de huidige geplande situatie (sportvelden) en de toekomstige geplande situatie (korfbal inclusief bedrijfsterrein) ten hoogste 0,11 dB bedraagt en dit geen verschil geeft in de afgeronde waarden van de geluidsbelasting. Bijlage 2 bij het milieurapport ODMH, geeft een overzicht van de berekeningsresultaten.

4.3.1.5 Resultaten ontwikkeling bedrijfswoning

Middels dit plan wordt de bouw van één bedrijfswoning mogelijk gemaakt. Het betreft de verplaatsing van een bestaande bedrijfswoning naar een locatie iets verder van de Rijksweg A20. In het onderstaande figuur is een overzicht gegeven van de te verplaatsen bedrijfswoning. Voor de nieuwe locatie is alleen een bouwvlak aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0015.png"  
Figuur 3.4: Overzicht te verplaatsen bedrijfswoning naar bouwvlak  

Uit de figuren 3.2/3.3 blijkt dat binnen de kavel waar de bedrijfswoning mogelijk gemaakt wordt alleen de Rijksweg A20 (maximale ontheffingswaarde 63 dB, zie tabel 2.I) en de Hoofdweg (maximale ontheffingswaarde 68 dB) akoestisch relevant zijn.

Geluidsbelasting t.g.v. de Rijksweg A20

In figuur 3.5 zijn de berekende geluidsbelastingen weergegeven op de woning als gevolg van de Rijksweg A20.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0016.png"

Figuur 3.5: Geluidsbelasting t.g.v. de Rijksweg A20 incl. aftrek artikel 110g Wgh

Uit figuur 3.5 blijkt dat op de noordgevel van de woning de geluidsbelasting als gevolg van de Rijksweg A20 ten hoogste 60 dB bedraagt. Dit is boven de voorkeursgrenswaarde van 48 dB maar niet boven de maximale grenswaarde van 63 dB.

Geluidsbelasting t.g.v. de Hoofdweg

In figuur 3.6 zijn de berekende geluidsbelastingen weergegeven op de woning als gevolg van de Hoofdweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0017.png"

Figuur 3.6: Geluidsbelasting t.g.v. de Hoofdweg incl. aftrek artikel 110g Wgh

Uit figuur 3.6 blijkt dat op de randen van het betreffende bouwvlak de geluidsbelasting als gevolg van de Hoofdweg niet uit komt boven de maximale grenswaarde van 68 dB. De hoogste geluidsbelasting bedraagt 56 dB. Voor deze woning dient een zogenaamde hogere grenswaarde Wet geluidhinder aangevraagd te worden voor de Hoofdweg van 56 dB.

Maatregelenonderzoek

Uit figuren 3.5 en 3.6 blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB zowel als gevolg van de Rijksweg A20 als de Hoofdweg wordt overschreden. Maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting zijn te verdelen in:

1. Bronmaatregelen;

2. Overdrachtsmaatregelen;

3. Gevelmaatregelen.

Ad 1, Bronmaatregelen

De Rijksweg A20 is reeds voorzien van stil asfalt. Verdere maatregelen aan de bron stuiten op bezwaren van financiële aard. De bedrijfswoning is gesitueerd op korte afstand van de rotonde in de Hoofdweg. Het toepassen van geluidsreducerend asfalt in de directe omgeving van rotondes en op rotondes is ongewenst in verband met onderhoud.

Ad 2, Overdrachtsmaatregelen

Overdrachtsmaatregelen in de vorm van het plaatsen van geluidsschermen langs de Rijksweg A20 voor een woning stuiten op bezwaren van financiële aard. Het plaatsen van geluidsschermen rondom de woning stuit op bezwaren van stedenbouwkundige aard.

Geluidsschermen langs de Hoofdweg zijn vanuit verkeerstechnische redenen niet gewenst.

Ad 3, Gevelmaatregelen

De woning wordt gebouwd als vervanging van de reeds bestaande woning. Bij de ontwikkeling van de nieuwe woning zal rekening gehouden moeten worden met de eis uit het Bouwbesluit ten aanzien van het binnenniveau. De gevelwering dient dusdanig zwaar te zijn dat de binnenwaarde van 33 dB niet wordt overschreden.

Geluidsluwe gevel en buitenruimte

In de beleidsregel is opgenomen dat bij een hogere waarde van meer dan 53 dB wegverkeerslawaai de woning gerealiseerd dient te worden met een geluidsluwe gevel en –buitenruimte. In dit geval wordt de waarde van 53 dB overschreden en kan een geluidsluwe gevel en buitenruimte niet worden gerealiseerd zonder hoge geluidsschermen op de rand van de beschikbare kavel. Dit in combinatie met het feit dat het hier de vervanging van een bestaande woning betreft, waar het binnenklimaat sterk zal verbeteren, maakt het in deze situatie mogelijk om af te wijken van het gemeentelijk beleid ten aanzien van deze eis.

Woon- en leefklimaat ter plaatse van de bedrijfswoning

De bouw van de bedrijfswoning betreft de verplaatsing van een bestaande woning. Om een goede indruk te krijgen van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de bedrijfswoning is in figuren 3.7 en 3.8 een overzicht gegeven van de gecumuleerde geluidsbelasting als gevolg van de bepalende wegen in de directe omgeving. De weergegeven geluidsbelastingen zijn exclusief de aftrek overeenkomstig artikel 110g Wet geluidhinder. In de figuur 3.7 is geluidsbelasting op de oude locatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0018.png"

Figuur 3.7: Gecumuleerde geluidsbelasting oude locatie excl. aftrek ex. artikel 110g Wgh

In de figuur 3.8 is geluidsbelasting op de nieuwe locatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0019.png"

Figuur 3.8: Gecumuleerde geluidsbelasting nieuwe locatie excl. aftrek ex. artikel 110g Wgh

Uit figuren 3.7 en 3.8 blijkt dat in de oude situatie de totale geluidsbelasting ten hoogste 62 dB bedraagt en in de nieuwe ten hoogste 62 dB. De cumulatieve geluidsbelasting is bepaald volgens de methode “Miedema”. Vervolgens wordt de te verwachten hinder als cumulatieve geluidsbelasting gekwantificeerd volgens onderstaande tabel.

Tabel: Milieukwaliteitsmaat [MKM]

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0020.png"

Uit bovenstaande tabel blijkt dat er in beide situaties sprake is van een tamelijk slecht woon- en leefklimaat ter plaatse van de bedrijfswoning. De situatie ter plaatse van de bedrijfswoning zal als gevolg van de verplaatsing niet verbeteren en niet verslechteren. Op basis hiervan wordt de bouw van de nieuwe woning als vervanging van de oude acceptabel geacht voor deze ene woning.

4.3.1.6 Conclusie en advies

Uit het onderzoek blijkt dat de gecumuleerde geluidsbelasting binnen het plangebied waarbinnen een deel van de functies zullen wijzigen van sportveld naar bedrijventerrein zeer hoog is, namelijk 58 tot 68 dB. Deze geluidsbelasting staat de ontwikkeling van het bedrijventerrein niet in de weg.

Ten aanzien van het effect van het extra verkeer ten gevolge van de functiewijziging kan worden gesteld dat de extra vervoersbewegingen geen waarneembare invloed hebben op de totale geluidsbelasting ter plaatse van de woningen rondom het plangebied.

Kavel ten behoeve van bedrijfswoning

De bedrijfswoning die middels dit plan wordt toegestaan betreft de verplaatsing van een bestaande bedrijfswoning (maximale grenswaarde 63 dB t.g.v. de Rijksweg en 68 dB t.g.v. de Hoofdweg). De nieuwe locatie van deze bedrijfswoning geeft akoestisch gezien een geringe (niet hoorbaar) verbetering ten opzichte van de huidige situatie. Er zijn hogere waarden noodzakelijk, hiervoor wordt gelijktijdig met deze bestemmingsplanprocedure een hogere waardenprocedure doorlopen. Er wordt voor deze woning afgeweken van het hogere waardenbeleid met betrekking tot de eis van een geluidsluwe gevel en buitenruimte. De onderbouwing hiervan is gelegen in het gegeven dat het gaat om de verplaatsing van een bestaande woning binnen het plangebied.

Het bestemmingsplan kan voor wat betreft het aspect wegverkeerslawaai worden vastgesteld.

4.3.2 Spoorwegverkeerslawaai
4.3.2.1 Wet- en regelgeving

Spoorwegverkeerslawaai kan de leefkwaliteit van een gebied sterk beïnvloeden. Mensen die veelvul-dig worden blootgesteld aan hoog niveau van spoorwegverkeerslawaai kunnen hier lichamelijke en psychische klachten door oplopen. De Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit geluidhinder verplichten ertoe onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op geluidgevoelige bestemmingen binnen vastgestelde onderzoeksgebieden (zones) langs spoorwegen (art. 1 Wgh en art 1.3 Bgh). Tevens stelt de Wgh regels aan de maximale geluidsbelasting op deze bestemmingen.

4.3.2.2 Onderzoek

Het plangebied is gelegen op meer dan 900 meter van de dichtstbijzijnde spoorweg. Daarmee ligt het gebied niet in een zone van een spoorweg. Spoorwegverkeerslawaai is daarom niet relevant voor het plangebied.

4.3.2.3 Conclusie en advies

Er zijn geen beperkingen voor vaststelling van het conserverend bestemmingsplan vanwege spoor-weglawaai.

Ontwikkeling bedrijventerrein

Er zijn geen beperkingen voor de ontwikkeling van een bedrijventerrein op deze locatie vanwege spoorweglawaai.

4.3.3 Industrielawaai
4.3.3.1 Wet- en regelgeving

Industrielawaai kan de leefkwaliteit van een gebied sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan een hoog niveau van industrielawaai kunnen hier lichamelijke en psychische klachten door oplopen. De Wet geluidhinder (Wgh) verplicht ertoe een industrieterrein te zoneren, indien het bestemmingsplan de vestiging van zogenaamde grote lawaaimakers (conform art. 2.4, Inrichtingen en Vergunningenbesluit) toestaat (art. 40 Wgh). In beginsel zijn geluidgevoelige bestemmingen binnen deze zone niet toegestaan.

4.3.3.2 Onderzoek

Binnen het plangebied zijn geen gezoneerde industrieterreinen , zones van gezoneerde industrieterreinen of bedrijventerreinen met geluidafspraken (geluidbeheersplan) gelegen. Binnen het plangebied is wel een bedrijventerrein zonder geluidafspraken gelegen (figuur 3.9).

Binnen het plangebied wordt wel een nieuw bedrijventerrein ontwikkeld. Op dit bedrijventerrein zullen geen hogere milieucategorieën worden toegestaan. Derhalve is het niet noodzakelijk een geluidbe-heersplan voor dit bedrijventerrein op te stellen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0021.png"

figuur 3.9: plangebied Kleine Vink en omgeving

4.3.3.3 Conclusie

Vaststelling van het conserverend bestemmingsplan is toelaatbaar vanuit het oogpunt van industrielawaai.

Ontwikkeling bedrijventerrein

De voorgenomen ontwikkeling is toelaatbaar vanuit het oogpunt van industrielawaai.

4.4 Luchtkwaliteit

4.4.1 Wet- en regelgeving

Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse.

Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide en fijn stof. De grenzen voor deze stoffen zijn opgenomen in onderstaande tabel.

Tabel: Grenswaarden Wet luchtkwaliteit

stof   jaargemiddelde   uurgemiddelde   24-uursgemiddelde   Opmerkingen  
Stikstofdioxide (NO2)   40 µg/m3   200 µg/m3   n.v.t.   Uurgemiddelde mag 18x per jaar worden overschreden  
Fijn stof
(PM10)  
40 µg/m3   n.v.t.   50 µg/m3   24-uursgemiddelde mag 35x per jaar worden overschreden  
Fijn stof
(PM2,5)  
25 µg/m3   n.v.t.   n.v.t.    

De Wet luchtkwaliteit en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien:

  • 1. de luchtkwaliteit ten gevolge van de plannen per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • 2. de plannen niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de concentratie van NO2 en PM10 in de buitenlucht. Vanaf het in werking treden van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit op 1 augustus 2009 wordt onder een NIBM bijdrage een bijdrage van minder dan 3% verstaan;
  • 3. de plannen niet leiden tot het overschrijden van een grenswaarde;
  • 4. gevoelige bestemmingen (waaronder scholen en zorginstellingen) niet binnen 300 meter van een rijksweg en 50 meter van een provinciale weg worden gerealiseerd (of indien binnen deze zones geen sprake is van een (dreigende) overschrijding).

Het Besluit NIBM heeft een aantal NIBM-grenzen vastgesteld, waarvan met zekerheid kan worden gesteld dat de 3%-grens niet zal worden overschreden, te weten:

Woningbouw: = 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en = 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Kantoorlocaties: = 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en = 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

In alle overige gevallen of combinaties van bovenstaande grenzen zal middels een berekening moeten worden aangetoond of de bijdrage niet in betekenende mate is of dat de grenswaarden niet worden overschreden.

Tevens is in het Besluit NIBM een anticumulatie bepaling opgenomen, die zegt dat de effecten van beoogde ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied moeten worden meegenomen in de beoordeling van het betreffende plan. Hiermee wordt voorkomen dat verschillende NIBM-projecten samen toch in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit.

4.4.2 Onderzoek

Het plangebied beslaat het gebied tussen de Laan van Avant-Garde, Hoofdweg Noord, Europalaan en de Ringvaart en een deel van de A20. In onderstaand figuur is het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0022.png"

Figuur 3.10: Ligging plangebied

De luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied is in de figuren 5-2 t/m 5-4 aan hand van de NSL-monitoringstool 2016 (www.nsl-monitoring.nl), die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort, inzichtelijk gemaakt. De figuren geven een indruk van de luchtkwaliteit langs de drukke wegen (intensiteit meer dan 10.000 mvt/etmaal) in en rond het gebied, voor het jaar 2015.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0023.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0024.png"

Figuur 3.11: Stikstofdioxide (NO2)

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0025.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0026.png"

Figuur 3.12: Fijn stof (PM10)

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0027.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0028.png"

Figuur 3.13: Fijn stof (PM2,5)

Uit de bovenstaande figuren blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof (Pm10) direct langs de maatgevende wegen onder de 35 ìg/m³ liggen en daarmee ruimschoots onder de wettelijke grenswaarde van 40 ìg/m³. Voor PM2,5 geldt dat de concentraties onder de 20 ìg/m³ liggen en daarmee onder de wettelijke waarde van 25 ìg/m³. Omdat in de huidige situatie aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook in de toekomstige situatie het geval zijn. De concentraties zullen de komende jaren namelijk afnemen.

Middels dit bestemmingsplan worden nieuwe bedrijfsbestemmingen mogelijk gemaakt (maximaal categorie 3.2 bedrijven) en een oppervlakte van ca. 7,5 ha. Tevens zal een bedrijfswoning verplaatst worden. Deze ontwikkelingen vallen niet zonder meer onder de categorieën genoemd in de Regeling NIBM. Om te beoordelen of de ontwikkeling van het bedrijventerrein aanvaardbaar is vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit is een berekening van de concentraties NO2, PM10 en PM2,5 in 2017 inclusief de geplande ontwikkeling uitgevoerd. Dit is de worst case situatie omdat met het schoner worden van het verkeer in de toekomst steeds lagere concentraties berekend worden. De concentraties zijn vervolgens getoetst aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit.

De berekening is uitgevoerd met Geomilieu versie 4.10 (module STACKS+) conform Standaard Rekenmethode I en III, waarbij het bedrijventerrein als een oppervlaktebron is gemodelleerd en de verkeersaantrekkende werking is meegenomen. Gerekend is met verkeersgegevens uit 2027 inclusief planontwikkeling (net als bij het geluidsonderzoek) en emissiefactoren uit 2017. Dit is een worst case benadering omdat in de verkeerscijfers in 2017 lager zijn en tevens de verkeersemissies in 2017 hoger zijn dan in 2027. De bijdrage van de snelweg is niet apart gemodelleerd, uitgaande van het feit dat deze bijdrage al in de achtergrondconcentratie is opgenomen. Bij de modellering van het bedrijventerrein is gebruik gemaakt van emissiefactoren voor categorie 3 bedrijven uit de studie van Oranjewoud “Luchtkwaliteit Trade Port Noord Venlo” d.d. 17 oktober 2011. Getoetst is op twee punten bij het korfbalterrein en drie punten aan de zuidkant van het plangebied. De toetspunten zijn te zien in onderstaand figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0029.png"

Figuur 3.14: Overzicht rekenmodel inclusief toetspunten

De resultaten van de luchtberekeningen zijn opgenomen in bijlage 2 bij het milieurapport ODMH. In de worst case situatie - de situatie in 2017 inclusief planontwikkeling- is als hoogste jaargemiddelde NO2 -concentratie 28,3 µg/m3 berekend en als hoogste jaargemiddelde PM10 en PM2,5 concentratie respectievelijk 21,6 µg/m3 en 13,4 µg/m3. De 24-uurgemiddelde PM10 -concentratie wordt maximaal 9 dagen per jaar overschreden. Hiermee voldoen de concentraties aan de geldende grenswaarden.

4.4.3 Conclusie en advies

Uit de monitoringstool blijkt dat langs de maatgevende wegen in het plangebied aan de grenswaarden voldaan wordt.

De ontwikkelingen in het bestemmingsplan leiden eveneens niet tot een overschrijding van grenswaarden. Gelet op Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) zijn er geen bezwaren tegen de vaststelling van het plan.

 

4.5 Externe veiligheid

4.5.1 Wet- en regelgeving

Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Het Besluit externe veilig-heid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) vormen het wettelijk kader voor het omgaan met deze risico's. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt.

Plaatsgebonden risico (PR)

Als “harde” afstandseis voor externe veiligheid geldt een contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron). Binnen deze PR 10-6 contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.

Groepsrisico (GR)

Afhankelijk van de aard van de risicobron is er sprake van een bepaald invloedsgebied. Binnen dit invloedsgebied moet worden onderzocht hoe groot de kans per jaar is dat een groep van ten minste 10 (zich binnen dit invloedsgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. De uitkomst van dit onderzoek geeft de hoogte van het GR weer en wordt uitgedrukt in een curve, waarbij als norm voor het GR een oriënterende waarde is vastgesteld. De hoogte van het GR moet door middel van een bestuurlijke afweging worden verant-woord. Als binnen het invloedsgebied (beperkt) kwetsbare bestemmingen worden geprojecteerd, geldt ook voor de hiermee samenhangende toename van het GR een bestuurlijke verantwoordingsplicht.

4.5.2 Onderzoek

Ter voorbereiding van het conserverend bestemmingsplan Kleine Vink en omgeving is onderzocht of er risicobronnen binnen of nabij het plangebied zijn gelegen die hierop van invloed zijn. Hierbij is de Visie externe veiligheid van de gemeente Zuidplas betrokken (vastgesteld door de gemeenteraad in april 2011). Ten aanzien van het beoogde bedrijventerrein is onderzocht of (beperkt) kwetsbare be-stemmingen/functie zijn gelegen binnen een zone waarin beperkingen of aandachtspunten gelden ten aanzien van externe veiligheid.

4.5.3 Rekenresultaten

Inrichtingen

Binnen en in de directe nabijheid van het plangebied zijn enkele EV-relevante inrichtingen gelegen (zie onderstaande tabel en figuur 3.15).

Tabel: EV-relevante bedrijven

  Bedrijfsnaam   Soort
bedrijf  
Aard risico   PR 10-6 (m)   Invloedsgebied GR (m)   Afstand tot plangebied (m)  
1.   Tankstation Maatveld (A20)   LPG tankstation   explosie   40, 25, 15   150   binnen plangebied  
2.   Tankstation Kleine Vink (A20)   LPG tankstation   explosie   40, 25, 15   150   binnen plangebied  
3.   Tankstation De Weelde   LPG tankstation   explosie   35, 25, 15   150   binnen plangebied  
4.   Recreatiecentrum Zevenkampse Ring (Rotterdam)   zwembad   toxisch   n.v.t.   75   800  
5.   Stichting Polderbad   zwembad   toxisch   n.v.t.   75   420  

Voor de zwembaden (nr. 4 en 5) geldt dat er geen beperkingen zijn voor het plangebied.

Voor de 3 LPG-tankstations gelden drie PR-contouren: voor het vulpunt (afhankelijk van de jaarlijkse doorzet), 25 meter voor het reservoir en 15 meter voor de afleverzuil.

Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations voor besluiten met gevolgen voor de externe veiligheid

Op 28 juni 2016 is bovenstaande circulaire in de Staatscourant gepubliceerd. Deze circulaire vraagt actie van gemeenten bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan rondom LPG-tankstations. De circulaire beoogt (naast de risicobenadering vanuit het Bevi) een effectbenadering bij besluiten rondom LPG-tankstations. Hiervoor zijn 2 nieuwe 'effectzones' geïntroduceerd:

  • 1. 60 meter vanaf het LPG vulpunt Binnen deze afstand in beginsel geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten meer toestaan.
  • 2. 160 meter vanaf het LPG vulpunt. Binnen deze afstand in beginsel geen 'zeer kwetsbare objecten' toestaan. 'Zeer kwetsbare objecten' vormen een subcategorie van de categorie kwetsbare objecten. Het gaat om objecten waar groepen personen verblijven met een beperkte zelfredzaamheid, zoals minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten.

Voor de LPG tankstations gelden de volgende aandachtspunten:

Binnen de PR-contouren (zie figuur 7-1) zijn op dit moment geen kwetsbare objecten gelegen. In het bestemmingsplan dienen kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contouren te worden uitgesloten. In de begrippenlijst van het bestemmingsplan dienen kwetsbare objecten te worden omschreven conform het Bevi;

Het groepsrisico voor de LPG tankstations is berekend door de ODMH door middel van de 'LPG rekentool' (november 2013). Hieruit blijkt dat het groepsrisico voor elk van de drie LPG tankstations kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Wel moet het groepsrisico worden verantwoord (zie paragraaf 7.4);

Binnen 60 meter van de 3 LPG vulpunten zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten voorzien. Op dit punt wordt dus voldaan aan de circulaire;

Binnen 160 meter van de 3 LPG vulpunten zijn geen zeer kwetsbare objecten voorzien. Op dit punt wordt dus voldaan aan de circulaire.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0030.png"

Figuur 3.15: EV-relevante inrichtingen in (de omgeving van) Kleine Vink en omgeving

Transport over de weg

De A20, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, is binnen het plangebied gelegen (zie figuur 7-2). In de 'Regeling basisnet' is in Bijlage I de 'Tabel Basisnet weg' opgenomen. Het plangebied is ter hoogte van het wegvak Z51 gelegen. Over de A20 worden brandbare vloeistoffen, brandbare gassen en toxische stoffen vervoerd. De PR 10-6 zal volgens deze tabel op dit wegvak maximaal 32 meter vanaf het midden van de weg zijn gelegen.

Binnen deze veiligheidszone mogen geen (beperkt) kwetsbare bestemmingen zijn gelegen of geprojecteerd. Op basis van het 'Stedenbouwkundig plan Kleine Vink, sept. 2013' blijkt dat de nieuwbouw (bedrijfsgebouwen) op 80 meter vanaf het midden van de weg zijn geprojecteerd. Met deze afstand wordt de nieuwbouw ook niet binnen het plasbrandaandachtsgebied (PAG; 30 meter vanaf de rechterlijn, rechterrijstrook) gerealiseerd. Ook de bestaande bouw is niet binnen deze contouren gelegen. Wat betreft het plaatsgebonden risico en PAG zijn er dus geen beperkingen.

Het groepsrisico is door de ODMH berekend voor de huidige situatie en de toekomstige situatie (na vaststellen bestemmingsplan 'Kleine Vink en omgeving'. Uit deze berekeningen blijkt dat het groepsrisico voor zowel de huidige als de toekomstige situatie ter hoogte van het plangebied onder de oriëntatiewaarde is gelegen. Door de hoge bevolkingsdichtheden in Rotterdam en Capelle aan den IJssel loopt het groepsrisico richting Rotterdam op tot rond de oriëntatiewaarde. Wel moet het groepsrisico worden verantwoord (zie paragraaf 3.5.1).

Transport over het spoor

Ten zuidoosten van het plangebied (op 900 meter afstand) is de spoorlijn Rotterdam-Gouda gelegen. Over deze spoorlijn worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Gezien de afstand tot het plangebied is het groepsrisico geen item. Alleen het toxisch scenario is relevant voor het plangebied.

Transport per buisleiding

Direct ten zuidwesten van het plangebied is een hogedruk aardgasleiding gelegen (gasleiding A 518; zie figuur 3.16). In onderstaande tabel zijn de specificaties van deze gasleiding weergegeven.

Tabel: Hogedruk aardgasleidingen

Leiding   Diameter
(inch)  
Druk (bar)   Belemmeringen-
strook  
Invloedsgebied GR  
A 518   30   66   5   380  

Uit de gegevens van de Gasunie blijkt dat het plaatsgebonden risico, PR 10-6 contour, voor deze gasleiding ter hoogte van het plangebied binnen de belemmeringenstrook van 5 meter is gelegen en dus geen beperkingen oplevert voor het plangebied.

Binnen het plangebied zijn er binnen het invloedsgebied van de gasleiding alleen de 2 tankstations gelegen (“Kleine Vink” en “Maatveld”).

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0031.png" Figuur 3.16: EV-relevante transportroutes Kleine Vink en omgeving

Het groepsrisico voor deze gasleiding is in het kader van de saneringsparagraaf van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) berekend, omdat er gezien de bebouwing in Rotterdam en Capelle aan den IJssel, mogelijk sprake zou zijn van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Uit de berekeningen die zijn uitgevoerd door de DCMR middels het rekenprogramma “CAROLA” (november 2011) blijkt dat het groepsrisico ter hoogte van het plangebied onder de oriëntatiewaarde is gelegen (0,2 maal de oriëntatiewaarde). Door het plan Kleine Vink neemt de personendichtheid binnen het invloedsgebied niet toe en dus het groepsrisico ook niet.

Transport over het water

Er zijn geen EV-relevante vaarwegen in (de omgeving van) het plangebied.

Hoogspanningslijnen

Ten zuidwesten van het plangebied, parallel aan de gemeentegrens met de Capelle aan den IJssel, is een hoogspanningslijn gelegen. Het betreft een hoogspanningslijn met een spanning van 380 kV. De indicatieve magneetveldzone voor deze hoogspanningslijn is 215 meter aan weerszijden van de lijn (zie figuur 3.17). In verband met magnetische velden als mogelijke veroorzaker van leukemie bij kinderen, heeft het voormalig ministerie van VROM in 2005 een advies uitgebracht hoe gemeenten daar in de ruimtelijke ordening mee om moeten gaan. Het advies luidt om binnen de specifieke magneetveldzone geen nieuwe situaties toe te staan, waarbij kinderen langdurig verblijven. Binnen het plangebied worden binnen de magneetveldzone geen situaties toegestaan waarbij kinderen langdurig verblijven. Er wordt dus voldaan aan het beleidsadvies hoogspanningslijnen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0032.png"

Figuur 3.17: Hoogspanningslijn met indicatieve magneetveldzone

4.5.4 Verantwoording groepsrisico

In april 2011 is door de gemeente Zuidplas de “Visie Externe Veiligheid” vastgesteld (hierna te noemen “Visie EV”). Met de “Visie EV” geeft de gemeente Zuidplas aan hoe zij bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op een verantwoorde manier wil omgaan met externe veiligheid. In de “Visie EV” zijn de ambities per gebiedstype weergegeven in de vorm van een matrix. Nieuwe ruimtelijke plannen kunnen aan deze kaders worden getoetst.

Voor de verantwoording van het groepsrisico bij ruimtelijke plannen zijn in de “Visie EV” voorwaarden opgenomen, waarmee rekening moet worden gehouden. Voor het bestemmingsplan “Kleine Vink en omgeving” zijn de matrixen voor de gebiedstypen “Wonen, recreëren” (tabel 3A;) en “Bedrijventerreinen” (tabel 3B;) van toepassing. De toetsing aan deze matrixen wordt hieronder behandeld. Voor inrichtingen is in de “Visie EV” geen matrix opgenomen.

Toetsing matrix “Wonen, recreëren”

Voor het conserverend deel van het plan is deze matrix van toepassing op het woonwagencentrum en de gerealiseerde sportvelden. Voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein is deze matrix van toepassing in verband met de bedrijfswoning. Binnen het plangebied gaat het niet om 'verminderd zelfredzame personen'. Deze kolom (rechterkolom) is dus niet van toepassing. Daarnaast is er geen bestaande of geprojecteerde bebouwing ((beperkt) kwetsbare objecten) binnen de PR 10-6 contour of de PAG gelegen.

Wel is er bebouwing aanwezig/geprojecteerd binnen de 100% letaalzone en 200 meter zone (LPG Van Weelde en A20). Gezien deze twee risicobronnen valt deze ontwikkeling binnen het 'gele' kader. Conform de Visie EV is de ontwikkeling in dat geval toegestaan, mits het groepsrisico wordt verantwoord. Hieronder worden de elementen voor de verantwoording van het groepsrisico ingevuld.

Het advies van de Veiligheidsregio Hollands-Midden (advies 'Bestemmingsplan Kleine Vink en omgeving”, VRHM, 2 dec. 2013) is in deze verantwoording betrokken.

Tabel 3A: Criteria gebiedstype “Wonen, recreëren” Visie Externe Veiligheid” gemeente Zuidplas, maart 2011

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0033.png"

Vluchtmogelijkheden

Zowel in het conserverende deel (woonwagencentrum) als bij het te ontwikkelingen bedrijventerrein zijn er voldoende mogelijkheden om van de risicobronnen af te vluchten.

Zelfredzaamheid

Binnen het plangebied zijn geen functies of objecten voor verminderd zelfredzame personen aanwezig. Daarom kan worden verondersteld dat de aanwezige personen zichzelf in veiligheid kunnen brengen, mits tijdig gewaarschuwd, zonder hulp van de hulpverleningsdiensten. De Veiligheidsregio adviseert dan ook om zorg te dragen voor een goede en duidelijke alarmering. De gemeente Zuidplas zal in overleg met de initiatiefnemers en de gebruikers van het (nieuwe) bedrijventerrein zorg dragen voor een goede alarmering in het plangebied. Om te voorkomen dat functies bestemd voor verminderd zelfredzame personen worden gevestigd wordt in de planregels opgenomen dat binnen 200 meter van de A20 en het invloedsgebied van de LPG tankstations deze functies worden uitgesloten. Om de zelfredzaamheid bij een toxisch scenario te verhogen moet conform de 'Visie EV' worden overwogen om nieuwbouw binnen het plangebied uit te rusten met afschakelbare ventilatie, zodat toxische gassen niet naar binnen worden gezogen. Toxische stoffen worden zowel over de A20 als het spoor Rotterdam-Gouda vervoerd.

Bereikbaarheid en bluswatervoorziening

Uit het advies van de Veiligheidsregio blijkt dat de bereikbaarheid van het plangebied voldoende is. De gemeente draagt zorg voor het aanleggen van de bluswatervoorziening op het nieuwe bedrijventerrein conform de praktijkrichtlijn 'Bluswatervoorziening'.

Toetsing matrix “Bedrijventerreinen”

Deze matrix geldt zowel voor de bedrijven in het conserverende deel als voor het te ontwikkelen bedrijventerrein. Binnen het plangebied gaat het niet om 'verminderd zelfredzame personen'. Deze kolom is dus niet van toepassing.

Daarnaast is er geen bestaande of geprojecteerde bebouwing ((beperkt) kwetsbare objecten) binnen de PR 10-6 contour of de PAG gelegen. Wel is er bebouwing aanwezig/geprojecteerd binnen de 100% letaalzone en 200 meter zone (LPG Van Weelde en A20). Gezien deze twee risicobronnen valt deze ontwikkeling binnen het 'gele' kader. Net als bij de matrix 'Wonen, recreëren' is de ontwikkeling in dat geval toegestaan, mits het groepsrisico wordt verantwoord. Hieronder worden de elementen voor de verantwoording van het groepsrisico ingevuld.

Tabel 3B: Criteria gebiedstype “Bedrijventerreinen” Visie Externe Veiligheid” gemeente Zuidplas, maart 2011

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0034.png"

Vluchtmogelijkheden

Zowel in het conserverende deel als bij het te ontwikkelingen bedrijventerrein zijn er voldoende mogelijkheden om van de risicobronnen af te vluchten.

Zelfredzaamheid

Voor zelfredzaamheid geldt hetzelfde als bij de matrix “Wonen, recreëren”.

Bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen

Voor bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen geldt hetzelfde als bij de matrix “Wonen, recreëren”.

Vestiging nieuwe risicovolle inrichtingen

In de “Visie EV” is als ambitie aangegeven dat vestiging van nieuwe Bevi-inrichtingen bij voorkeur plaats vindt op het bedrijventerrein “Gouwepark”, omdat dit bedrijventerrein wat betreft ligging en bereikbaarheid ook geschikt is voor risicovolle inrichtingen. Bedrijventerrein “Kleine Vink” is bedoeld voor bedrijven met een lagere milieucategorie en daarnaast wordt er voorzien in een bedrijfswoning op het bedrijventerrein. Om die reden is er een planregel opgenomen om de vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen uit te sluiten.

4.5.5 Conclusie en verantwoording

De gemeente Zuidplas is voornemens het bestemmingsplan “Kleine Vink en omgeving” vast te stellen. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de volgende EV relevante risicobronnen:

  • 3 LPG tankstations (Van Weelde, De Vink, Maatveld);
  • Snelweg A20;
  • Spoor Rotterdam – Gouda;

Hieronder worden kort de belangrijkste constateringen en te nemen maatregelen samengevat, op basis waarvan het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad haar verantwoording kan baseren. Ook het advies van de Veiligheidsregio is hierin betrokken.

Situatie groepsrisico

De afstand tot het spoor Rotterdam – Gouda is zodanig (900 meter) dat de hoogte van het groepsrisico in verband met deze risicobronnen geen rol speelt. In verband met het toxisch scenario (geldt ook voor A20) moet bij nieuwe gebouwen worden overwogen om deze te voorzien van de mogelijkheid om de mechanische ventilatie met één druk op de knop uit te schakelen, zodat wordt voorkomen dat toxische gassen naar binnen worden gezogen. Hiervoor wordt een planregel opgenomen in het bestemmingsplan.

Het groepsrisico in verband met de LPG tankstations is kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde en neemt door het plan niet toe. Het groepsrisico in verband met het transport van gevaarlijke stoffen over de A20 is ter hoogte van het plangebied voor zowel de huidige als de toekomstige situatie kleiner dan de oriëntatiewaarde.

Maatregelen ter beperking van het groepsrisico

Ter beperking van het groepsrisico worden de volgende maatregelen getroffen:

- Bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen uitvoeren conform de praktijkrichtlijnen van de Veiligheidsregio;

- Zorgen voor goede en duidelijke alarmering

In het bestemmingsplan worden in de voorschriften (planregels) maatregelen opgenomen:

- Tegen gaan vestiging “zeer kwetsbare groepen” binnen invloedsgebied LPG tankstations en 200 meter van de A20;

- Uitsluiten vestiging nieuwe risicovolle inrichtingen op bedrijventerrein 'Kleine Vink';

Daarnaast moet conform de “Visie EV” van de gemeente Zuidplas worden overwogen om afschakelbare ventilatiesystemen aan te brengen.

Verantwoording

Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Zuidplas hebben kennis genomen van de inhoud van deze rapportage en achten het groepsrisico, na het nemen van de voorgestelde maatregelen, aanvaardbaar.

 

4.6 Bodem

4.6.1 Wet- en regelgeving

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.

Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft (Wbb):

Niet saneren

Indien de verontreiniging voor het beoogde doel niet hoeft te worden gesaneerd kan het ruimtelijke plan voor wat betreft deze verontreiniging zonder meer doorgang vinden.

Saneren

Indien de verontreiniging moet worden gesaneerd dient een saneringsplan te worden opgesteld en ingediend bij de Omgevingsdienst Midden-Holland. In sommige gevallen kan worden volstaan met het indienen van een BUS-melding (Besluit Uniforme Saneringen). Na goedkeuring door het bevoegd gezag kan de sanering doorgang vinden. Na afloop dient de sanering te worden geëvalueerd en ook dit verslag dient ter goedkeuring te worden voorgelegd. Tijdens de saneringsprocedure kan de ruimtelijke procedure worden voortgezet. Echter, een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen kan pas inwerking treden nadat is vastgesteld dat er geen sprake is van een ernstige en spoedeisende sanering (art. 6.2. c. Wabo).

Een onderzoeks- en saneringstraject heeft soms grote (financiële) consequenties voor de beoogde plannen. Enerzijds omdat de kosten van sanering hoog kunnen zijn, anderzijds omdat deze trajecten van grote invloed kunnen zijn op de planning. In het kader van de Grondexploitatiewet dienen deze kosten tijdig in kaart te worden gebracht. Het is daarom aan te bevelen reeds in een vroeg stadium van planvorming (historisch-) bodemonderzoek voor het hele plangebied uit te voeren. Deze bodemonderzoeken zijn ook noodzakelijk bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen.

Bij de realisatie van ruimtelijke plannen is vaak grondverzet noodzakelijk. Dit grondverzet is middels het Besluit bodemkwaliteit aan regels gebonden. De gemeente Zuidplas beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en bijbehorende Nota Bodembeheer. Uitgangspunt is dat bij hergebruik van grond de kwaliteit moet aansluiten bij de functie ter plaatse. Nagenoeg alle grondverzet dient te worden gemeld bij het Meldpunt Bodemkwaliteit (www.meldgrond.nl).

4.6.2 Onderzoek

Van het plangebied is met behulp van het Bodem Informatie Systeem (BIS) alle bij de Omgevingsdienst Midden-Holland bekende informatie verzameld over de onderwerpen:

  • Tanks;
  • Voormalige bedrijven;
  • Huidige bedrijven;
  • Gedempte sloten;
  • Bodemonderzoekslocaties;
  • Grondverzet.

De beoordeling van het ruimtelijke plan beperkt zich tot het plangebied en de ontwikkellocaties. Bij bodemonderzoek ten behoeve van ontwikkelingen dienen, conform NEN 5725, ook omliggende percelen te worden betrokken.

4.6.3 Resultaten

In deze paragraaf wordt de bekende bodeminformatie besproken. In bijlage 3 bij het milieurapport ODMH is de bij de Omgevingsdienst Midden-Holland bekende bodeminformatie van het plangebied weergegeven.

Tanks

Uit het Bodem Informatie Systeem blijkt dat er binnen het plangebied meerdere tanks bekend zijn. Van deze tanks zijn nog meerdere tanks in gebruik. De in gebruik zijnde tanks vallen onder een melding Activiteitenbesluit of Omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu, waarmee voorwaarden ten aanzien van voorkoming van bodemverontreiniging zijn vastgelegd. De overige tanks zijn verwijderd.

Op basis van de huidige wetgeving dient een tank die buiten gebruik wordt gesteld te worden verwijderd en dient de bodem ter plaatse te worden onderzocht op eventuele bodemverontreiniging. Wanneer door ontwikkelingen tanks buiten gebruik worden gesteld zullen deze conform de huidige wetgeving moeten worden verwijderd.

Voormalige bedrijven

Uit het Bodem Informatie Systeem blijkt dat er in het verleden binnen het plangebied één activiteit aanwezig is geweest waar potentieel bodembedreigende activiteiten zijn uitgevoerd (zie onderstaande tabel).

Tabel: Voormalige bedrijfsactiviteiten

Adreslocatie   Bedrijfsactiviteit   Vervolgactie  
Hoofdweg Noord 9A – 9K   Autospuitbedrijf (geen plaatwerkerij)   Voldoende onderzocht. Er is echter bodemverontreiniging op het perceel aanwezig die nog gesaneerd moet worden (zie voor meer informatie onder bodemonderzoekslocaties)
 

Naast genoemde activiteit zijn er andere activiteiten die niet bodembedreigend zijn. Deze worden daarom hier verder niet beschreven.

Huidige bedrijven

Uit het Bodem Informatie Systeem blijkt dat er binnen het plangebied diverse bedrijven zijn gevestigd. De huidige bedrijven vallen onder een melding Activiteitenbesluit of Omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu, waarmee voorwaarden ten aanzien van voorkoming van bodemverontreiniging zijn vastgelegd. Voor meer informatie over de bedrijven, zie hoofdstuk Bedrijven en milieuzonering.

Gedempte sloten

Uit het Bodem Informatie Systeem blijkt dat er binnen het plangebied geen slootdempingen bekend zijn bij de Omgevingsdienst Midden-Holland.

Bodemonderzoekslocaties

Uit het Bodem Informatie Systeem blijkt dat binnen het plangebied meerdere bodemonderzoeks-locaties aanwezig zijn. Voor de ligging van de onderzoeklocaties zie de bijlage. In onderstaande tabel worden alleen de onderzoekslocaties besproken waar nog een vervolgonderzoek noodzakelijk is.

Tabel: Bodemonderzoekslocaties

Onderzoekslocatie   Resultaten
 
Vervolgactie  
Hoofdweg-Noord 5   Er is sprake van een verdachte ophooglaag.
 
Alleen bij nieuwbouw, locatie is reeds ingericht  
Hoofdweg-Noord 9

Betreft een Wbb-locatie, waar sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De locatie is bekend onder Wbb-code ZH056709038  
Er zijn meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd. Uit de onderzoeken blijkt dat er sterk verhoogde gehaltes zink, PAK en minerale olie op de locatie aanwezig zijn. Er is sprake van een geval van ernstige bodemveront-reiniging (beschikking provincie Zuid–Holland, kenmerk DGWM/2006/17385, d.d. 21 november 2007).

Daarnaast zijn er nog overige lichte tot matige verontreinigingen op de locatie aanwezig.
 
Bodemsanering  

Ter plaatse van Hoofdweg-Noord 5 is thans een bedrijf aanwezig. Wanneer er nieuwbouw wordt gepleegd op deze locatie dan dient er een bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Ter plaatse van Hoofdweg-Noord 9 is door Antea Group een actualiserend, verkennend en aanvullend (water)bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd (Kenmerk 408345, d.d. 28 juli 2016). Met dit onderzoek ( Bijlage 5 bij deze toelichting) is de bodem ter plaatse ten behoeve van het bestemmingsplan voldoende onderzocht. Er dient in het kader van vergunningverlening nog wel voor een deellocatie een bodemsanering te worden uitgevoerd.

Daarnaast bevinden zich binnen het ontwikkelingsgebied meerdere sterke verontreinigingen van geringe omvang en verschillende puinophogingen en/of verhardingslagen. Geadviseerd wordt deze voorafgaand aan de herinrichting met een Plan van Aanpak te verwijderen, zie voor een nadere omschrijving Bijlage 6 Beoordeling verkennend en aanvullend bodem- en asbestonderzoek Hoofdweg-Noord (voormalig 7 en 9g) .

De onderzoekslocaties die reeds voldoende zijn onderzocht zijn hierboven niet beschreven. Dit betekent niet dat er ter plaatse van de locaties geen onderzoek meer noodzakelijk is. Wanneer een onderzoek ouder is dan 5 jaar verliest deze zijn geldigheid. Bij ontwikkelingen ter plaatse van deze locaties dient in ieder geval een (actualiserend) historisch bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Grondverzet

De gemiddelde bodemkwaliteit op onverdachte percelen binnen plangebied is vastgelegd in de bodemkwaliteitskaart. In volgende tabel zijn de zones weergegeven in het plangebied. Voor de ligging van de zones zie de bijlage 3 bij het Milieuraport ODMH.

Tabel: Bodemkwaliteit

Zone   Kwaliteit bovengrond
(0,0 - 0,5 m -mv)  
Kwaliteit ondergrond
(0,5 – 2,0 m -mv)  
Zone 6: Uitbreidingen 2   Wonen   Wonen  
Zone 12: Lintbebouwing zeekleipolders   Industrie   Wonen  
Zone 16: Buitengebied – zeekleipolders   Landbouw / natuur   Landbouw / natuur  
Provinciale-, rijks- en spoorwegen   Provinciale-, rijks- en spoorwegen   Provinciale-, rijks- en spoorwegen  

Vrijkomende grond moet worden hergebruikt conform de regels van het Besluit bodemkwaliteit en de Nota Bodembeheer. Voor het toepassen van grond van buiten het plangebied moet worden aangesloten bij de functie die het gebied heeft. Deze functies zijn aangegeven op de kaart met toepassingswaarden, zie bkk.odmh.nl. Nagenoeg al het grondverzet dient te worden gemeld bij het Meldpunt Bodemkwaliteit (www.meldgrond.nl). De Omgevingsdienst Midden-Holland kan dan tevens als grondstromenmakelaar optreden, zodat grondverzet zo (kosten)efficiënt mogelijk kan plaatsvinden.

Voor nadere informatie over het keuren, het opslaan en het melden kunt u onze website raadplegen: www.odmh.nl.

4.6.4 Conclusie en advies

Uit het onderzoek blijkt dat ter plaatse van de deelgebieden, waar ontwikkelingen plaats vinden, de bodemsituatie voldoende in beeld is gebracht. Voor het wijzigingen van de bestemming is voor deze deelgebieden geen aanvullend bodemonderzoek noodzakelijk.

Voor de herinrichting van de locatie Hoofdweg-Noord 9 dient een bodemsanering te worden uitgevoerd. Daarnaast wordt geadviseerd de aangetoonde sterke bodemverontreinigingen van geringe omvang, puinophogingen en verhardingslagen in het ontwikkelingsgebied te verwijderen zodat tijdens toekomstige werkzaamheden in de bodem geen oponthoud en extra kosten ontstaan.

Uit het onderzoek blijkt tevens dat er geen directe vervolgactie op het gebied van de bodem hoeft te worden uitgevoerd ten behoeve van de deelgebieden waar geen ontwikkelingen plaats vinden.

Onacceptabele humane risico's als gevolg van de in de bodem aan te treffen verontreinigingen in combinatie met een gevoelig gebruik worden niet verwacht.

Eventueel grondverzet dient plaats te vinden conform de Nota Bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart van de gemeente.

4.7 Kabels en leidingen

Binnen en in de directe nabijheid van het plangebied lopen twee soorten kabels en leidingen, welke invloed hebben op de gebruiks- en bouwmogelijkheden van het plangebied: een waterleiding en een hoogspanningslijn.

4.7.1 Waterleiding

Door het plangebied loopt een drinkwaterleiding van Dunea, duin & water. Het betreft een drinkwatertransportleiding van asbest cement met een inwendige diameter van 400 mm (0,5 m) en een druk van circa 2,5 bar. Deze leidinginfra is van groot belang voor de levering van drinkwater aan een groot deel van de regio Nieuwerkerk aan den IJssel. De drinkwatervoorziening is onderdeel van de vitale infrastructuur van Nederland.

Binnen 3 meter aan weerszijde van de drinkwatertransportleiding mag geen bebouwing of andere belemmeringen aanwezig zijn of komen. Deze leiding heeft een dubbelbestemming gekregen. De betreffende regels laten geen bebouwing toe, die ten nadele kunnen zijn van de drinkwaterleiding.

4.7.2 Hoogspanningslijn

Ten zuidwesten van het plangebied, parallel aan de gemeentegrens met de Capelle aan den IJssel, is een hoogspanningslijn gelegen. Het betreft een hoogspanningslijn met een spanning van 380 kV. Aan weerszijden van hoogspanningsleidingen ligt een zakelijke rechtstrook. Dit is een zone waar gebruiksbeperkingen gelden. De breedte van de zakelijk rechtstrook wordt in beginsel bepaald op basis van de maximale uitzwaai van de lijnen en de hoogte van de masten en de breedte van de traversen. Voor de hoogspanningsleiding in het plangebied geldt een breedte van 2 x 38 meter. Deze zone is op de verbeelding opgenomen. Naast een zakelijke rechtstrook geldt een indicatieve (magneetveldzones) en eventueel een specifieke zone. De indicatieve magneetveldzone hoeft niet te worden vastgelegd in het bestemmingsplan.

In verband met magnetische velden als mogelijke veroorzaker van leukemie bij kinderen, heeft het voormalig ministerie van VROM in 2005 een advies uitgebracht hoe gemeenten daar in de ruimtelijke ordening mee om moeten gaan. Het advies luidt om binnen de specifieke magneetveldzone geen nieuwe situaties toe te staan, waarbij kinderen langdurig verblijven. Binnen het plangebied worden binnen de magneetveldzone geen situaties toegestaan waarbij kinderen langdurig verblijven. Er wordt dus voldaan aan het beleidsadvies hoogspanningslijnen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0035.png"

Figuur 3.18: Hoogspanningslijn met indicatieve magneetveldzone.

4.8 Flora en fauna

4.8.1 Wetgeving - beleidskader

Om natuurwaarden in Nederland te beschermen gelden de volgende landelijke wetten: de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Deze wetgeving is voor een deel verwerkt in provinciaal beleid, te weten: Verordening Ruimte en Milieu 2014, actualisatie 2016 (VRM 2014); natuurbeheerplan 2017; Beleidsregel compensatie natuur, recreatie en landschap Zuid-Holland 2013 en de verordening Wet natuurbescherming provincie Zuid-Holland. Indien beschermde natuurwaarden aanwezig zijn in een plangebied dient middels een quickscan (combinatie van bureauonderzoek en één veldbezoek) te worden vastgesteld of het voornemen redelijkerwijs uitvoerbaar is, en:

• Er overtreding van de verbodsbepalingen voor beschermde soorten plaatsvindt (toetsing soortbescherming Wnb);

• Er mogelijke significante gevolgen zijn voor beschermde gebieden (toetsing aan Wnb gebiedsbescherming, ook wel voortoets genoemd);

• Er wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) aangetast worden, maar ook of provinciaal compensatiebeleid met betrekking tot door de provincie aangewezen 'belangrijke weidevogelgebieden' aan de orde is.

Indien deze beschermde natuurwaarden niet worden aangetast, wordt het project conform de eerder genoemde regelgeving toelaatbaar geacht. In dat geval dient rekening te worden gehouden met de algemeen geldende zorgplicht (artikel 1.11) van de Wnb. De zorgplicht bepaalt dat een ieder die weet dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor flora of fauna veroorzaakt, verplicht is maatregelen te nemen die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken. De zorgplicht kan gezien worden als algemene fatsoenseis die voor iedereen geldt.

Naar verwachting zal na vaststelling van het voorliggend bestemmingsplan de Omgevingswet worden ingevoerd. In deze wet zullen Wro en Wnb tezamen met vele andere wet- en regelgeving gebundeld worden. Dit kan nog gevolgen hebben voor activiteiten die uitgevoerd zullen worden in het plangebied na de wetswijziging.

Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)

Per 1 juli 2015 is de PAS van start gegaan. Er is onder de PAS geen vergunningplicht meer voor bestemmingsplannen. Er is wel een toets om aan te tonen dat de plannen juridisch haalbaar zijn, of er bij voorbaat al dan niet significante effecten kunnen worden uitgesloten. Als de bedrijfsruimte die met de ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt redelijkerwijs met een melding kan volstaan of men kan bij voorbaat verwachten dat een vergunning verleend kan worden, is er geen reden dat de Nbw de ontwikkeling in de weg staat. Meldingen en vergunningen maken gebruik van ontwikkelingsruimte. Elke provincie heeft per overbelast Natura 2000-gebied mogelijkheden voor stikstofdepositie in de komende zes jaar (looptijd eerste periode PAS) gereserveerd. Het rekenprogramma Aerius is verplicht gesteld om depositie te berekenen voor de registratie van meldingen en vergunningen. Dat betekent voor projecten die middels een bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt, dat pas bij de fase van vergunningverlening voor de individuele initiatieven worden beoordeeld of zij melding plichtig zijn (depositie tussen 0,05 mol/ha/jr en 1 mol/ha/jr) of vergunningplichtig (depositie boven 1 mol/ha/j).

Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient middels een quickscan (combinatie van bureauonderzoek en één veldbezoek) te worden vastgesteld of:

  • Er overtreding van de verbodsbepalingen voor beschermde soorten plaatsvindt;
  • Er mogelijke significante gevolgen zijn voor beschermde gebieden en gevolgen binnen de begrenzing van de NNN (Natuurnetwerk Nederland).

4.8.2 Onderzoek

Ten behoeve van het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan Kleine Vink en omgeving is een verkennend ecologisch onderzoek (quickscan+voortoets) uitgevoerd, dit is bijgevoegd als bijlage 4 en 5. Deze is uitgevoerd door de ODMH op 7 januari 2014 op de locatie waar mogelijk gesloopt en gebouwd gaat worden. Het weer was regenachtig met temperaturen van rond de 9 graden. Aan de noordoostzijde van het plangebied zijn inmiddels zandhopen bezorgd. Daar wordt het terrein bouwrijp gemaakt voor het oprichten van bedrijfsgebouwen en een bedrijfswoning. In vervolg op dit verkennend onderzoek is op 29 augustus 2015 een nader onderzoek naar poldervissen uitgevoerd in verband met de mogelijke aanwezigheid van de kleine modderkruiper en de bittervoorn. Dit onderzoek is uitgevoerd door een hiervoor gecertificeerde elektrovisser.

Omdat de procedure daarna stil kwam te liggen en in 2017 weer is opgepakt, zijn de uitgevoerde onderzoeken niet langer juridisch bruikbaar, omdat ze ouder dan 3 jaar zijn. Daarom is 3 juli 2017 een actualiserend veldbezoek uitgevoerd, waarbij gekeken is of de conclusies uit 2014 nog steeds gelden. De omstandigheden 3 juli 2017 waren middel tot zwaar bewolkt met matige wind en af en toe lichte regen. De temperatuur was rond de 21 graden.

De wet- en regelgeving is per 1 januari 2017 gewijzigd. Relevante wijzigingen betreffen ook een aantal vissensoorten die eerst wel strikt beschermd waren en nu niet langer. Hierop wordt hieronder ook nader ingegaan.

4.8.3 Resultaten

Onderstaande is in eerste instantie op het verkennend ecologisch onderzoek gebaseerd. Het onderzoek is gericht op de aanwezige natuurwaarden in het plangebied. Vervolgens wordt ingegaan op de resultaten van het nader onderzoek naar poldervissen.

Beschermde gebieden

In of nabij het plangebied zijn geen NNN-gebieden, Ecologische Verbindingszones of belangrijke weidevogelgebieden aanwezig.

Het dichtstbijzijnde Natura2000-gebied is Boezems Kinderdijk op ruim acht kilometer ten zuiden van het plangebied. Dit is echter geen PAS gebied. Op grotere afstand liggen PAS gebieden als Nieuwkoopse Plassen en de Haeck (op ongeveer 18 km afstand) en Meijendel en Berkheide (ruim 22km). Gezien de aard van de bij de ontwikkelingen gepaard gaande activiteiten die het plan mogelijk maakt, is het uit te sluiten dat er externe effecten (zoals verdroging, vernatting en verstoring) op dit natuurgebied optreden. Enige punt van aandacht op grotere afstand is stikstofdepositie. Met het mogelijk maken van het verplaatsen van één woning, het verplaatsen en uitbreiden van bedrijvigheid met 6 hectare zonder zware milieucategorie (maximaal 3.2) en zonder veestapeluitbreidingen is er sprake van een beperkte toename in stikstofemissie (zie paragraaf luchtkwaliteit) ter plaatse te verwachten. Effecten met betrekking tot stikstofdepositie op grote afstand zijn daarom op voorhand niet uit te sluiten.

PAS-beoordeling

Effecten van stikstofdepositie kunnen optreden op stikstofgevoelige vegetaties van Natura 2000-gebieden. Boezems Kinderdijk bevat geen stikstofgevoelige habitattypen waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn opgesteld. Negatieve effecten op PAS gebieden zijn verwaarloosbaar, gezien de afstand, echter worden deze hieronder alsnog voor de volledigheid getoetst.

Gezien de afstand tot de beschermde gebieden (op ruime afstand, namelijk 18 kilometer) en de grootte en aard van de toename kan hier worden geconcludeerd dat de toename, zo die al boven de meldingsgrens van 0,05 mol per hectare per jaar uitkomt, binnen de PAS kan worden goedgekeurd, omdat er ontwikkelruimte voor omliggende natuurgebieden ter beschikking is gesteld. Het voornemen is voor wat betreft gebiedsbescherming juridisch haalbaar, ook als blijkt dat bij vergunningverlening nog een melding binnen de PAS noodzakelijk is.

Beschermde soorten

Het gebied kent een historie als zijnde in agrarisch gebruik. De huidige bedrijven hebben het oorspronkelijke slagenpatroon in het landschap nog niet aangetast. Er zijn nog enkele restanten van ruige vegetatie met struiken overgebleven die de agrariërs hebben aangeplant. Daarnaast zijn rond de te slopen opstallen enkele erfafscheidingen aanwezig met opgaande struiken/heggen. De Kleine Vink ligt langs een strook langs de A20 waarlangs dieren zich verplaatsen die tegen de barrière van de snelweg aanlopen vanuit het zuiden. De zuidkant van de A20 is ook met bosschages en bomenrijen beplant.

Planten

Uit het ecologische onderzoek blijkt dat er in het plangebied algemeen voorkomende plantensoorten aanwezig zijn, die horen bij agrarisch beheerde weiden, sloten en slootkanten. Sommige delen van de weiden zijn erg vochtig. Ook zijn er plaatselijk plasjes te vinden, die in droge periodes verdwijnen. Waterplanten als pitrus en riet schieten daar op. Daarnaast zijn algemeen voorkomende grassen, koolzaad (bloeiend), brandnetel en boterbloem aangetroffen. Gezien het feit dat het waterpeilbeheer overeenkomt met de oude agrarische functie, is het gebied in de zomer veel droger, daarom worden voorheen beschermde soorten als rietorchis niet verwacht. Deze is ook niet voor het gebied gemeld in het onderzoek door Tauw uit 2004, bij de start van de planprocedures.

Zoogdieren

Algemene zoogdiersoorten als veldmuis, bruine rat, egel en mol kunnen voorkomen. Het gebied is niet geschikt voor zwaarder beschermde soorten als waterspitsmuis. Die leeft in waterrijke gebieden waar veel voedsel aanwezig is met grotere vrij steile waterkanten waar een hol in kan worden gegraven en hoger opgaande vegetatie groeit die beschermd tegen roofvogels. De polderslootjes zijn hiervoor niet geschikt. Het water is gedeeltelijk troebel, zodat het jagen van de waterspitsmuis wordt bemoeilijkt. Mogelijk trekt de vos af en toe door het gebied (waarnemingen in de omgeving w.o. Nieuwerkerk a/d IJssel A20). Er zijn geen grote droge holen in het plangebied voor de vos (en ook konijn) aanwezig.

Vleermuizen

Aan de noordzijde van de Hoofdweg Noord (in het zuiden van het plangebied) staan grote populieren. Deze zijn zo oud dat er inmiddels holten door spechten zijn gemaakt. Deze holten zijn geschikt voor zomer- en/of paarverblijfplaatsen ruige vleermuis, watervleermuis en rosse vleermuis, en in mindere mate winter- en kraamverblijfplaatsen van de watervleermuis en rosse vleermuis. Omdat de bomen geen bosschages en/of dichte bomenhaag vormen en verlicht worden door straatlantaarn, en de omvang en soort bomen, zijn deze niet geschikt voor vaste verblijfplaatsen van andere boombewonende vleermuizen (RVO, 2014a; Rvo, 2014b).

Medio 2008-2009 hebben ter zake kundigen een uitgebreid vleermuisonderzoek uitgevoerd in het gebied. Het betreft een gebied waar gewone en ruige dwergvleermuis foerageren. Op basis van dit onderzoek is een ontheffing aangevraagd en verkregen voor paarverblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis in verband met de kap van aanwezige bomen. Deze ontheffing is medio 2014 verlopen. De gemeente heeft intussen de plannen aangepast en besloten de bomen te behouden, zodat vliegroutes en paarverblijfplaatsen kunnen worden gespaard. Een nieuwe aanvraag om ontheffing voor het kappen van de bomen is daardoor overbodig geworden.

De opstallen die zullen worden gesloopt op het terrein van de autosloperij bestaan uit enkelsteensmuren of bouwplaten zonder spouw. De daken zijn golfplaten, waaronder geen afgesloten kruipruimte is voor vleermuizen. Indien bouwverlichting van de watergangen en begeleidende bomen af wordt gericht, treedt geen overtreding van de Wet natuurbescherming op.

De bomen in het plangebied zijn geschikt als vliegroute en foerageergebied voor meerdere vleermuissoorten. Tijdens de werkzaamheden blijven de bomen staan langs de Hoofdweg en de Hoofdweg-Zuid om te fungeren als vliegroute en foerageergebied voor vleermuizen. Ook de waterlichamen bieden geschikt alternatief foerageergebied en kunnen fungeren als oriëntatiepunten op vliegroutes. In de beoogde situatie worden de waterpartijen uitgebreid. Negatieve effecten op de functionele leefomgeving van strikt beschermde vleermuizen zijn daarom uitgesloten. Een ontheffing voor de werkzaamheden is niet nodig voor de functies van vliegroutes en foerageergebieden van vleermuizen  in het plangebied. Het aanvullend onderzoek dient zich derhalve met name te richten op de functie 'paarverblijfplaatsen', alleen als later blijkt dat de bestaande bomen toch niet kunnen worden behouden.

Vogels

Jaarrond beschermde vogelnesten zijn niet aangetroffen. Huismus en gierzwaluw komen wel voor in Nieuwerkerk aan den IJssel. De bedrijfsruimten bieden geen geschikte broedplaatsen voor huismus en gierzwaluw. Er zijn geen geschikte daken met pannen en kruipruimten onder het dak aanwezig. Woningen in de kern op korte afstand van het plangebied kunnen wel nesten herbergen. Het plangebied kan daardoor wel functioneren als leefgebied voor de huismus. Het plangebied is echter geen essentieel onderdeel hiervan en er zal na de beoogde plannen voldoende alternatief leefgebied in de dorpskern overblijven.

Broedvogels als boerenzwaluwen kunnen zich in opstallen vestigen. Op dit moment zijn er geen gebroken ruitjes of grote openingen in muren die toegang bieden. Wel zijn de ontluchters op het dak geschikt voor bijvoorbeeld kauw, als de spuitcabines niet langer zouden worden gebruikt. In het verleden zijn de ruimten ook niet gebruikt door vogels (informatie bedrijfsleider autospuiterij). Bij de opstallen staan soms wel struiken (grote wintergroene liguster) en coniferen die nestplek kunnen bieden. Daarom dienen deze struiken als deze ook worden opgeruimd tegelijk met de opstallen buiten de broedperiode verwijderd te worden. In het te ontwikkelen wijzigingsplangebied zijn geen geschikte bomen en/of grote knotwilgen met holten aanwezig voor grotere vogelsoorten als steenuil en ransuil. Het terrein is wel geschikt voor (weide)vogels als kievit, wilde eend, meerkoet, knobbelzwaan, merel en winterkoninkje. Als vogels er broeden, mag tijdens het broedseizoen geen verstoring of vernietiging van nesten plaatsvinden.

Reptielen

Ringslang is, ondanks de aanwezigheid van watergangen en slootjes, in het gebied niet te verwachten. De oevers van grotere doorgaande watergangen zijn steil en zijn er ook weinig plekken direct langs de waterkant waar de ringslang kan zonnen. Ook is er een aanzienlijke afstand tussen bekende populaties bij het Weegje in Waddinxveen en de locatie in Nieuwerkerk aan den IJssel (ravon.nl). Broedhopen zijn niet aangetroffen. Daarom kan worden uitgesloten dat de ringslang het gebied (anders dan doortrekgebied) gebruikt als habitat.

Amfibieën

Het gebied is geschikt voor algemene soorten zoals bruine kikker en pad. De sloten en het plasje aan de noordoostkant van het plangebied huisvesten groene kikkers. De rugstreeppad komt voor in de gemeente Zuidplas, in Hitland is een populatie aanwezig (info E.C.O.logisch). Op het moment dat er bouwzand ligt op het terrein en daar plasjes ontstaan, is er geschikt habitat aanwezig voor de rugstreeppad om zich te vestigen. Toch wordt uitgesloten dat de rugstreeppad zich vestigt, omdat veel barrières tussen Hitland en het plangebied liggen. Grotere waterwegen en verkeerswegen belemmeren dat de rugstreeppad het plangebied kan bereiken.

Vissen

Door het gehele plangebied lopen veel slootjes. Deze vormen geschikt leefgebied voor poldervissen. Op basis van eerder ecologisch onderzoek door Tauw, is in het verleden een ontheffing Flora- en Faunawet afgegeven voor kleine modderkruiper die in het gebied is aangetroffen. Deze ontheffing is inmiddels verlopen. Nader onderzoek is uitgevoerd om te bepalen welke vervolgstappen gezet moeten worden.

Nader onderzoek vissen

Uit het nader onderzoek is gebleken dat de kleine modderkruiper in de watergangen ten noorden van de Hoofdweg voorkomt. In de overige watergangen is de kleine modderkruiper niet aangetroffen. De bittervoorn is uitgesloten op basis van het nader onderzoek. Voor de kleine modderkruiper wordt een werkprotocol opgesteld.

Ongewervelden

De enige beschermde ongewervelde die is aangetroffen in de omgeving van het plangebied is de groene glazenmaker. Aangezien er in het plangebied geen krabbenscheer voorkomt is deze soort voor het plangebied uitgesloten. De groene glazenmaker is afhankelijk van de krabbenscheer voor de voortplanting. Platte schijfhoren is in de gemeente niet gemeld de afgelopen zeven jaar (anemoon.org, 2017), wel van waarnemingen die ouder zijn.

Actualisatie onderzoek 2017

Gebleken is dat er nog geen gebouwen waren gesloopt en dat de bomen inderdaad zijn behouden. 2017 betreft een droog voorjaar, waardoor er geen plasjes op het terrein zijn aangetroffen en er minder rietgroei in de weilanden is aangetroffen. Ook zijn er molshopen aangetroffen. Langs de slootkanten zijn bruine kikkers gezien en de groene kikker liet zich horen bij het plasje aan de noordoostkant van het plangebied langs de A20.

In verband met de nieuwbouw van de sporthal en velden aan de noordwestzijde van het plangebied kan worden gesteld dat dit gebouw niet geschikt is voor verblijfplaatsen van vleermuizen. Dak is plat zonder pannen en de wandpanelen bieden geen donkere schuilplekken die als verblijfplaats kunnen dienen. Er is dus geen extra aantrekkende werking gekomen binnen het plangebied op vleermuizen. Er zijn enkele kleine knotboompjes aangeplant en plantsoen aangelegd met gazon dat regelmatig wordt gemaaid. Het aanwezige groen zal nog doorgroeien en in de toekomst nog meer kansen bieden aan vogels om te nestelen in het plangebied.

Wijzigingen van beschermde status van plantensoorten zijn opgetreden. Soorten als zwanenbloem en rietorchis zijn niet langer strikt beschermd. Deze soorten zijn niet langer aanleiding om goedgekeurde gedragscodes te gebruiken. Overigens zijn deze gedragscodes nog zeer geschikt om aan de wettelijke zorgplicht van de Wnb te voldoen.

Ook is de kleine modderkruiper per 1 januari 2017 niet langer strikt beschermd. Dit heeft gevolgen voor het opgestelde ecologische werkprotocol uit 2015. Dit is nu niet langer een verplichting bij de uitvoering van het project, maar wij adviseren wel dat dit onverkort zal worden toegepast. Ditmaal om vooraf te borgen dat ook aan de wettelijke zorgplicht wordt voldaan.

Er is geen sprake van voorkomen van soorten die vanaf 1 januari 2017 een nieuwe status onder de Wnb als strikt beschermde soort hebben verkregen.

4.8.4 Conclusie

Het onderwerp ecologie staat de wijziging van het bestemmingsplan niet in de weg. Maatregelen om overtredingen van de wet betreffende algemene broedvogels moeten worden genomen. Ook dient rekening te worden gehouden met de algemene wettelijke zorgplicht voor algemeen voorkomende kleine zoogdieren en amfibieën. Nader onderzoek heeft de aanwezigheid van vleermuizen aangetoond. In het verleden heeft het bevoegd gezag daarom een ontheffing voor het kappen van de bomen verleend. Nu heeft de gemeente besloten af te zien van de kap en is een nieuw onderzoek en ontheffing niet nodig.

Voor de kleine modderkruiper wordt een werkprotocol opgesteld voor de uitvoering van de werkzaamheden, waardoor aan de wettelijke zorgplicht wordt voldaan.

Het verstoren van (weide)vogelnesten in de broedtijd is niet toegestaan. Ophogingswerkzaamheden, sloop van aanwezige opstallen en het verwijderen van het aanwezige groen, kunnen zonder probleem buiten het broedseizoen worden uitgevoerd.

4.9 Archeologie en cultuurhistorie

4.9.1 Wet- en regelgeving

Het archeologisch erfgoed wordt binnen Nederland als zeer waardevol beschouwd: archeologisch erfgoed betreft onvervangbaar onderdeel van ons cultureel erfgoed. Erfgoedwet legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het archeologische erfgoed bij de gemeente. De taken in het kader van de Erfgoedwet behelzen o.a. het integreren van archeologie in de besluiten op het gebied van de Ruimtelijke Ordening (zoals omgevingsvergunning) en de koppeling tussen bestemmingsplannen en archeologische waarden en verwachtingen (art. 38 en 41 Monumentenwet).

De Erfgoedwet verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan of bij een omgevingsvergunning daarvan rekening te houden met in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De feitelijke bescherming daarvan krijgt gestalte door het opnemen van voorschriften in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van een omgevingsvergunning voor bodemverstorende activiteiten in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt. Deze voorschriften kunnen betrekking hebben op archeologisch vooronderzoek dat de aanvrager van de vergunning moet laten uitvoeren. Aan de vergunning zelf kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden, met als uiterste de verplichting tot planaanpassing of het laten verrichten van een opgraving.

De gemeente Zuidplas heeft op 23 november 2010 een eigen gemeentelijk archeologiebeleid vastgesteld. Aan de hand van de archeologische verwachtingenkaart en beleidskaart is per gebied bepaald of en wanneer archeologisch (voor)onderzoek verplicht is. Er zijn zones onderscheiden met een zeer hoge, hoge, middelhoge en lage archeologische verwachting. Wanneer een archeologisch onderzoek niet verplicht is, zijn er geen belemmeringen van archeologische aard voor de voorgenomen ontwikkelingen. Wanneer een archeologisch onderzoek wel verplicht is, dienen verschillende stappen van onderzoek en besluitvorming gevolgd te worden.

In 2018 is de archeologische beleidskaart geactualiseerd en deze kaart is op 6 maart 2018 verankerd in een parapluherziening archeologie. Voor de gehele gemeente Zuidplas is archeologie nu vastgelegd in één bestemmingsplan.

4.9.2 Onderzoek

In figuur 3.19 is de archeologische beleidskaart van de gemeente Zuidplas weergegeven. Volgens deze kaart geldt voor het overgrote deel van het plangebied een lage archeologische verwachting en daarom is er geen archeologische dubbelbestemming opgenomen in de parapluherziening. Het uiterst zuidelijk hoekje van het bestemmingsplan overlapt met een zone met een hoge archeologische verwachtingsgebied:

  • Waarde Archeologie 2: de overlapping ligt ter hoogte van de Hoofdweg Zuid. Hier bevindt zich een oud ontginnings- of bewoningslint waar resten van bewoning aanwezig kunnen zijn die terug gaan tot de Middeleeuwen. Eventuele archeologische resten kunnen direct onder het maaiveld voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0036.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BPKleineVinkeo-Va01_0037.png"

Figuur 3.19: Uitsnede uit beleidsadvieskaart en bijbehorende legenda

Uit de kadastrale minuut uit 1811-1832 (Gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel, Sectie A, eerste blad) blijkt dat het gehele plangebied deel uit maakt van een grote plas. Dit houdt in dat het oude middeleeuwse landschap (met een hoge archeologische verwachting) nagenoeg geheel weggegraven is en er uitsluitend nog sporen van ná de inpoldering te verwachten zijn. Uit historische kaarten blijkt dat hier geen resten van historische bebouwing te verwachten is en daarom kan de hoge verwachting ter hoogte van het oude bewoningslint naar een lage verwachting bijgesteld worden.

Van het gehele plangebied is een groot deel van de oostelijke helft in 2004 archeologisch onderzocht door adviesbureau Archeomedia (rapport A04-181-z). Tijdens het booronderzoek zijn geen archeologische resten aangetroffen en er werd geen vervolgonderzoek geadviseerd.

In Archis staan geen archeologische vondsten geregistreerd binnen het gehele plangebied (raadpleging mei 2018).

4.9.3 Conclusie en advies

Het plangebied Kleine Vink en omgeving is voor een deel archeologisch onderzocht en de lage archeologische verwachting werd bevestigd. Voor het gehele plangebied geldt een lage archeologische verwachting. Om die reden is geen dubbelbestemming Waarde Archeologie in dit bestemmingsplan opgenomen.

4.10 Water

4.10.1 Wetgeving - beleidskader

Europees, nationaal en provinciaal beleid

Op Europees en nationaal niveau zijn diverse beleidskaders omtrent water van kracht, namelijk de Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Waterplan, de Waterwet, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het advies Waterbeheer 21e eeuw. Op provinciaal niveau is dat het Provinciaal Waterplan.

Beleid van de waterbeheerder

De waterbeheerder ter plaatse van het plangebied is het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK). Het Waterbeheerplan 2016-2021, dat op 19 juni 2016 is vastgesteld, vervangt het Waterbeheerplan 2010-2015. In het Waterbeheerplan geeft het HHSK haar visie en ambities op het waterbeheer voor de lange termijn; het geeft richting aan het handelen van het HHSK en biedt burgers, bedrijven, partners en andere betrokkenen zicht op wat zij van het HHSK kunnen verwachten. Daarnaast biedt het ruimte voor eigen initiatief en verantwoordelijkheid.

Het Waterbeheerplan 2016-2021 bevat nieuwe accenten, die de rode draad vormen voor de werkzaamheden in de komende planperiode: het HHSK staat daarbij voor doelmatig en duurzaam waterbeheer, in directe verbinding met de omgeving.

Het HHSK voert haar taken uit tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. Daarbij wordt zorg gedragen voor de leefbaarheid van het gebied en het vergroten van de toekomstbestendigheid en duurzaamheid van het watersysteem. Het HHSK gaat actief in gesprek met de omgeving en staat open voor initiatieven van inwoners, bedrijven en partners. Daarnaast worden particuliere initiatieven gestimuleerd.

4.10.2 Plangebied

Waterkwantiteit
Het bestemmingsplan neemt voor het conserverende deel de bouwrechten van de geldende bestemmingsplannen over. Voor het nieuw te ontwikkelen bedrijvenpark is er sprake van een toename van verharding. Ten opzichte van de bestaande situatie neemt de oppervlakte verharding toe. Door de ontwikkeling van het bedrijventerrein worden bovendien watergangen gedempt. In overleg met het HHSK is afgesproken dat 20% van de extra verharding wordt terug gebracht als water. Daarnaast moeten de te dempen sloten in oppervlakte terug gebracht worden.

Waterkwaliteit

Het deel van het plangebied dat ontwikkeld wordt, is momenteel grotendeels in gebruik als grasland. Op basis hiervan en door de aanwezigheid van veen in de deklaag mag gedurende meerdere jaren nalevering van nutriënten aan het oppervlaktewater verwacht worden. Binnen het plangebied zijn verschillende waterkwaliteitsmeetpunten aanwezig. Op deze punten wordt door het HHSK periodiek de waterkwaliteit gemeten. De te analyseren parameters zijn o.a. zuurstof, nutriënten, chloride, zware metalen. Er zijn meetgegevens bekend vanaf begin 2000. De hoeveelheid zuurstof voldoet ruim aan de gestelde eis, de hoeveelheid totaal-fosfaat en totaal-stikstof zijn hoger dan de gestelde minimale kwaliteitseis (MTR). Dit komt waarschijnlijk door de huidige landbouwkundige functie van het plangebied.

Uitgangspunt voor de waterkwaliteit in het plangebied is de indeling van de Stowa voor stedelijk water. Voor het plangebied is het streven, het ecologische basis niveau (het middelste niveau) te bereiken. Om dit doel te bereiken streeft de gemeente naar:

  • het aanleggen van een zo hoog mogelijk percentage aan ecologische oevers binnen het plangebied, indien mogelijk met plasberm of vooroever;
  • bij de aanleg van de woningen/bedrijven en bruggen uitsluitend gebruik te maken van duurzame materialen met uitsluiting van gecreosoteerd (geïmpregneerd) hout, zinken dakgoten, lood en koper;
  • een watersysteem met zo min mogelijk doodlopende watergangen en indien mogelijk met overgedimensioneerde watergangen;
  • het zorgen voor voldoende circulatie en verversingsmogelijkheden in het watersysteem.

Een ander effect is dat door de toename van verharding de kwaliteit van het afstromende water verandert. In de huidige situatie is het oppervlaktewater door het agrarische gebruik vooral rijk aan nutriënten. In de toekomstige situatie zal dit minder zijn. Door het toepassen van duurzame bouwmaterialen wordt ook de hoeveelheid uitlogende materialen (zoals koper, lood en zink) in het afstromende hemelwater beperkt.

Riolering
Het algemeen beleid is dat schoon- en vuilwaterstromen worden gescheiden. In de omgeving van de nieuwbouwlocatie Kleine Vink zijn verschillende rioolsystemen aanwezig. Het huishoudelijke afvalwater van de bestaande woningen aan de Hoofdweg wordt afgevoerd via een drukriolering naar het rioolstelsel in Dorrestein-Zuid. Het hemelwater afkomstig van daken en overige verhardingen aan de Hoofdweg wordt direct geloosd in het oppervlaktewater.

Uitgangspunt voor de riolering van het bedrijvenpark Kleine Vink is het transporteren van afvalwater naar de AWZI en het afvoeren van relatief schoon hemelwater naar het oppervlaktewater. Het bedrijfsmatig (en huishoudelijk) afvalwater wordt in een apart riool ingezameld. Een pompinstallatie binnen het plangebied zorgt ervoor dat dit wordt afgevoerd naar het gemengde rioolstelsel in Dorrestein-Zuid. Via het bestaande gemaal Esse wordt het afvalwater en verontreinigde hemelwater van Kleine Vink naar AWZI Kortenoord afgevoerd.

Maaiveld

Voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden zal ophoging van het maaiveld plaatsvinden. Het HHSK geeft aan dat de drooglegging in het plangebied ongeveer 1,3 meter zal moeten bedragen. Gezien de grondsoort en de bodemopbouw zal dit in de praktijk moeilijk te realiseren zijn. De gemeente streeft ernaar om voor Kleine Vink een drooglegging van 1,0 meter te realiseren.

Grondwater

Het huidige waterpeil van het oppervlaktewater bedraagt, voor de meest westelijk gelegen watergangen en de watergang langs de Hoofdweg, NAP -6,50 m. Dit gebied watert via een duiker (diameter ø 1000) af op de Schollevaartse Tocht in de polder Prins Alexander. Via de Schollevaartse Tocht wordt het water door gemaal P.D. Kley uitgeslagen op de Ringvaart (NAP -2,15 m). Het overige deel van het gebied heeft peil van NAP -6,90 m.) en watert af op de Zuidplaspolder. Het HHSK heeft de wens in de toekomst het waterpeil in het plangebied te handhaven op NAP -6,50 m en het te laten afwateren via de Schollevaartse Tocht. De gemeente en het HHSK maken in het vergunningtraject hierover nadere afspraken.

De verwachting is dat de huidige grondwaterstand na ophoging van het maaiveld ten opzichte van NAP niet zal veranderen. Er wordt met de verwachte grondwaterstand onder normale omstandigheden geen grondwateroverlast verwacht. Door het aanleggen van drains in de kruipruimtes van de te realiseren panden zullen mogelijke problemen met een grondwaterstand in extreme omstandigheden grotendeels worden voorkomen. Door het dempen van een aantal watergangen kan de opbolling van de freatische grondwaterspiegel toenemen. Indien deze mogelijke hogere grondwaterstand tot problemen leidt, streeft de gemeente er naar door het aanleggen van drainage wateroverlast te voorkomen.

Onderhoudsstroken

Evenwijdig aan de snelweg en de Laan van Avant-Garde ligt een hoofdwatergang. In het belang van deze watergang heeft deze watergang aan weerszijden een onderhoudsstrook van 5 meter. Deze strook dient te allen tijde toegankelijk te zijn voor onderhoudswerkzaamheden. Het bestemmingsplan maakt binnen deze zone geen bouwactiviteiten mogelijk. De bouwvlakken liggen tenminste 5 meter van de watergangen af en gebouwen mogen alleen binnen de bouwvlakken gebouwd worden. Als de bevaarbaarheid gegarandeerd kan worden, kan met een onderhoudszone aan één zijde worden volstaan.

Waterkeringen

Binnen het plangebied, dat is gelegen in de polder Prins Alexander, komen geen primaire of secundaire waterkeringen voor. Dit aspect is daarom geen belemmerende factor voor de voorliggende ontwikkeling.

4.10.3 Conclusie

Uit de toetsing van de hiervoor genoemde wateraspecten blijken er geen belemmeringen te zijn voor het uitvoeren van de voorliggende ontwikkeling.

4.11 M.E.R.

4.11.1 Wet- en regelgeving

In het Besluit milieueffectrapportage is bepaald dat een milieueffectbeoordeling ook uitgevoerd moet worden als een project, dat wordt genoemd in de bijlage onder D van het Besluit m.e.r., nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Omdat dit project wordt genoemd in de D-lijst (categorie D 11.3, uitbreiding van een industrieterrein), maar de omvang onder de drempelwaarde van 75 hectare ligt, kan worden volstaan met een vormvrije m.e.r.-beoordeling, die onderdeel moet zijn van deze ruimtelijke onderbouwing.

De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU Richtlijn m.e.r. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving onder andere geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (verder Wm) en in het Besluit milieueffectrapportage 1994. In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten (de C-lijst) en de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten (de D-lijst) beschreven.

4.11.2 Onderzoek

Het conserverend bestemmingsplan biedt geen ruimtelijk kader voor een activiteit zoals beschreven in de onderdelen C en D van Besluit milieueffectrapportage. Het oprichten van een bedrijventerrein wordt in het Besluit milieueffectrapportage genoemd onder categorie D11.3 (industrieterrein). Het totale oppervlak van de ontwikkeling bedraagt ruim 6 hectaren. De getalsmatige grens in Besluit milieueffectrapportage kolom 2 bedraagt 75 hectaren. De ontwikkeling blijft hier ver onder. Derhalve is geen sprake van een directe mer-(beoordelings)plicht. Er dient wel een vormvrije mer-beoordeling te worden uitgevoerd om te bepalen of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu worden uitgesloten.

Zoals de in dit hoofdstuk beschreven milieuparagrafen en -onderzoeken aantonen, heeft het plan ook om andere redenen dan de omvang (zoals bijvoorbeeld de aard van de ontwikkeling of een ligging nabij een gevoelig gebied) geen 'belangrijke nadelige gevolgen' voor het milieu. Bij deze beoordeling is tevens gebruik gemaakt van alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'. Het plan is getoetst aan onder meer de volgende kenmerken.

Kenmerken van het project

Sprake is van een geringe omvang van het plangebied, terwijl er geen cumulatie is met andere projecten. Er worden bij de ontwikkeling en de beoogde activiteiten geen schaarse hulpbronnen gebruikt, de vrijkomende afvalstoffen kunnen zonder problemen verwerkt worden. De toename van de geluidsbelasting als gevolg van de ontwikkeling wordt acceptabel geacht. De bijdrage aan de luchtverontreiniging in de omgeving als gevolg van de ontwikkeling is van 'niet betekenende mate'. Risico van ongevallen speelt niet bij de voorgestelde uitbreiding.

Plaats van het project

De uitbreiding ligt niet binnen de invloedssfeer van een Natura 2000-gebied, Natuurnetwerk Nederland (NNN) of andere aangewezen natuurgebieden. Er zijn mitigerende maatregelen mogelijk om eventueel beschermde dierensoorten afdoende te beschermen. Uit nader onderzoek blijkt dat het plangebied niet van archeologisch belang is. De cultuurhistorische waarde zal niet worden aangetast.

Kenmerken van het potentiële effect 

Het project heeft in samenhang met de hiervoor genoemde criteria geen aanzienlijke effecten op de bevolking. Evenmin is er sprake van een grensoverschrijdend karakter. Bovendien is er geen sprake van een onomkeerbaarheid van het effect. De complexiteit is gering gelet op de omvang van het plangebied.

4.11.3 Conclusie en advies

Het plan is vormvrij m.e.r.-beoordelingsplichtig. Er zijn geen ernstige milieugevolgen te verwachten die het nodig maken een milieueffectrapportage (MER) op te stellen.

4.12 Provinciaal mileubelang

4.12.1 Wet- en regelgeving

Provincie Zuid-Holland heeft in de Provinciale Structuurvisie en in de Provinciale Milieuverordening het provinciaal milieubelang beschreven. Ruimtelijke plannen worden doorgaans na publicatie van het ontwerpbesluit aan de Provincie toegestuurd. De Provincie toetst dan of het provinciaal belang in het geding is en of er mogelijk in strijd met het provinciaal belang wordt gehandeld.

In dit hoofdstuk wordt reeds een voortoets voor het provinciaal milieubelang uitgevoerd. Daarmee wordt tijdig zicht gekregen op strijdigheden en waar mogelijk worden oplossingsrichtingen benoemd.

Het provinciaal milieubelang heeft betrekking op vier thema's:

  • bescherming van stiltegebieden
  • windenergie stimuleren
  • beschermen bedrijventerreinen voor hogeremilieucategorien-bedrijven
  • beschermen van grote groepen mensen
4.12.2 Onderzoek

Getoetst wordt of bij het voorgenomen het provinciaal belang in het geding is. Zo ja, dan wordt bekeken of er mogelijk sprake is van strijdigheid met het provinciaal belang. Indien dit het geval is zullen –voor zover mogelijk- oplossingsrichtingen worden geformuleerd.

Toetsing aan het provinciaal belang beschermen van grote groepen mensen vindt plaats onder het hoofdstuk Externe Veiligheid.

4.12.3 Resultaten
  • Bescherming van stiltegebieden

De voorgenomen ontwikkeling vindt niet plaats in (de nabijheid van) een stiltegebied.

  • Windenergie stimuleren
    De voorgenomen ontwikkeling vindt niet plaats in (de nabijheid van) een plaatsingsgebied voor windmolens.
  • Beschermen bedrijventerreinen voor HMC-bedrijven

De voorgenomen ontwikkeling vindt niet plaats in (de nabijheid van) een HMC-bedrijventerrein. Afname van HMC-locaties is derhalve niet aan de orde.

4.12.4 Conclusie en advies

De voorgenomen ontwikkeling is niet strijdig met de provinciale milieubelangen.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Algemeen

Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels (zogenaamde planregels). De regels zijn gerelateerd aan de verbeelding, zodat kaart en regels te allen tijde in onderlinge samenhang dienen te worden bezien en toegepast.

Verbeelding

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien, en voor zover, deze in de regels daaraan wordt gegeven. Soms heeft een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis en is deze uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid van de kaart (bijvoorbeeld topografische gegevens). De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers en overheid bindende deel van het bestemmingsplan.

Regels

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in meerdere hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse bepalingen artikelsgewijs worden besproken.

Toelichting

De toelichting heeft géén bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. Door de grote flexibiliteit, of beter vrijheid in de regels, kan de rechtszekerheid van belanghebbenden in het gedrang komen. In de toelichting dienen derhalve duidelijk de beleidsintenties te worden aangegeven met betrekking tot het toekomstig grondgebruik. De toelichting heeft echter géén rechtstreeks burgers bindende werking.

5.2 De bestemmingen

Bedrijventerrein

Gebruik

Zowel de bestaande bedrijvigheid als het nieuw te ontwikkelen bedrijvenpark heeft de bestemming 'bedrijventerrein' gekregen. Met de volgende nadere bestemmingen en aanduidingen is specifiek het gebruik van de gronden geregeld:

  • ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' is het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten toegestaan;
  • ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' is het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorie 1 tot en met 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten toegestaan;
  • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handel in vrachtwagens' is handel in vrachtwagens toegestaan;
  • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt' is detailhandel specifiek voor een bouwmarkt toegestaan;
  • ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan;
  • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfshal' een bedrijfshal toegestaan;
  • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw uitgesloten' zijn geen bedrijfsverzamelgebouwen toegestaan;
  • ter plaatse van de aanduiding 'groen' is groen toegestaan in de vorm van hagen en begroeiing met bomen.

Tevens zijn niet-zelfstandige kantoren als onderdeel van de bedrijven met een oppervlak van maximaal 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 3.000 m² toegestaan. Algemeen zijn tuinen, bijbehorende bouwwerken, parkeervoorzieningen, wegen, fiets- en voetpaden, water, groenvoorzieningen en kunstwerken mogelijk.

Bouwen

Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. Voor een aantal percelen is een maximaal bebouwingspercentage of een maximaal te bebouwen oppervlakte opgenomen op de verbeelding. Voor de percelen waar geen bebouwingspercentage of bebouwingsoppervlakte is opgenomen geldt dat deze volledig bebouwd mogen worden.

Voor bedrijfswoningen geldt dat deze een maximale inhoud van 750 m3 mogen hebben, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken.

Wetgevingzone - wijzigingsgebied

Voor de te ontwikkelen gronden ligt ten noordoosten van de bestemming 'sport' een wijzgingsgebied. Dit wijzigingsgebied is gelegen over de bestemmingen 'sport', 'water', 'groen' en 'bedrijventerrein'. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ter plaatse van dit wijzigingsgebied te te wijzigen in de bestemming 'Sport' ten behoeve van de bouw van een sporthal.

Voorwaardelijke verplichtingen

Binnen de bestemmming 'bedrijventerrein' geldt een voorwaardelijke verplichting:

Overige zone - voorwaardelijke verplichting groenaanleg

Voor de te ontwikkelen gronden, gelegen ten westen van de drinkwaterleiding, geldt een voorwaardelijke verplichting voor het realiseren van een groen. De panden binnen dit gebied mogen pas in gebruik genomen worden, indien ter plaatse van de aanduiding 'groen', hagen (met ook bomen daarin geplaatst) en groene omzomingen (met een lage begroeiing) zijn gerealiseerd, overeenkomstig het bepaalde in bijlage 3 van de regels.

De aanduiding 'groen' is afgestemd op het stedenbouwkundige plan, zoals beschreven in paragraaf 'De toekomstige situatie' en dient met name voor het afschermen van parkeerplaatsen (parkeerkoffers). Het bestemmingsplan legt niet exact de bouwmogelijkheden van het stedenbouwkundige plan vast. Het bestemmingsplan biedt wat meer flexibiliteit, waardoor (op onderdelen) een andere bebouwingsopzet mogelijk is. Daardoor is het denkbaar dat de beoogde locaties van de parkeerplaatsen ook 'schuiven'. De voorwaardelijke verplichting voorziet daarom in een flexibiliteitsbepaling: indien anders dan het stedenbouwkundig plan gebouwd wordt, en er wordt een inrichtingsschets opgesteld die dezelfde ruimtelijke kwaliteit garandeert, dan hoeven de hagen om de parkeerplaatsen heen, niet ter plaatse van de aanduiding 'groen' gerealiseerd te worden.

De realisatie van het groen moet uiterlijk 18 maanden nadat de omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – voorwaardelijke verplichting groenaanleg' zijn verleend, zijn voltooid. Burgemeester en wethouders kunnen de gestelde realisatietermijn voor de inrichting van gronden verlengen met een extra termijn van 12 maanden indien, naar het oordeel van het bevoegd gezag, realisatie anders niet mogelijk is.

Groen

Gebruik

De gronden met de bestemming groen zijn bestemd voor groenvoorzieningen. Daarnaast mogen de gronden gebruikt worden ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzamelpunten, fiets- en voetpaden, voorzieningen van openbaar nut, waterlopen en waterpartijen, objecten van beeldende kunst, speelvoorzieningen en kunstwerken.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenontsluiting' is een calamiteitenweg toegestaan. Deze calamiteiten kan door nood- en hulpdiensten gebruikt worden in geval van een calamiteit.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - bijenstal' is een bijenstal toegestaan.

Bouwen

Op of in de gronden mogen gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming. In de regels zijn hiervoor diverse maatvoeringen opgenomen.

Wetgevingzone - wijzigingsgebied

Voor de te ontwikkelen gronden ligt ten noordoosten van de bestemming 'sport' een wijzgingsgebied. Dit wijzigingsgebied is gelegen over de bestemmingen 'sport', 'water', 'groen' en 'bedrijventerrein'. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ter plaatse van dit wijzigingsgebied te te wijzigen in de bestemming 'Sport' ten behoeve van de bouw van een sporthal.

Sport

Gebruik

De korfbalvereniging aan de Laan van Avant-Garde heeft de bestemming 'sport' gekregen. Ter plaatse van de aanduiding 'sporthal' is een sporthal toegestaan. In de sporthal en het omliggend terrein zijn evenementen, verenigingen en horeca met categorie 0 toegestaan. Horeca met categorie 0, zijn horeca-achtige activiteiten, in dit geval behorende bij een sportinstelling. Met andere woorden de kantine.

Naast de sporthal zijn sportvelden, terrassen, bijbehorende bouwwerken, voorziening van openbaar nut, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, speeltoestellen, water, groenvoorzieningen en kunstwerken toegestaan.

Bouwen

Bebouwing (de sporthal) is binnen het bouwvlak toegestaan. Buiten het bouwvlakken zijn ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde (onder andere tribunes, ballenvangers, reclameborden en dergelijke) toegestaan met een oppervlakte van maximaal 150 m2.

Wetgevingzone - wijzigingsgebied

Voor de te ontwikkelen gronden ligt ten noordoosten van de bestemming 'Sport' een wijzgingsgebied. Dit wijzigingsgebied is gelegen over de bestemmingen 'sport', 'water', 'groen' en 'bedrijventerrein'. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ter plaatse van dit wijzigingsgebied te te wijzigen in de bestemming 'Sport' ten behoeve van de bouw van een sporthal.

Verkeer - 1

Gebruik

Binnen de plangrenzen van het bestemmingsplan ligt een deel van de A20. De rijksweg heeft de bestemming 'verkeer – 1' gekregen. Naast het gebruik als snelweg zijn ook de volgende functie toegestaan: bermen, bruggen, viaducten, geluidsschermen, voorzieningen van openbaar nut, water, waterstaatsdoeleinden, oevervoorzieningen en kunstwerken ten behoeve van weg- en waterbouw. Ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' is de verkoop van lpg en lng toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt' is een vulpunt voor motorbrandstoffen toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen-weg' is een veiligheidszone opgenomen ter bescherming tegen calamiteiten aangaande het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Bouwen

Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. De maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is per type bouwwerk gespecificeerd in de regels. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken. Overkappingen ten behoeve van de tankstations, zijn ook buiten de bouwvlakken mogelijk.

Verkeer - 2

Gebruik

De overige wegen en straten hebben de bestemming 'verkeer – 2' gekregen. Ook het gebruik ten behoeve van fiets- en voetpaden, ongebouwde parkeervoorzieningen, in- en uitritten, voorzieningen van openbaar nut, water, waterstaatsdoeleinden, oevervoorzieningen en kunstwerken ten behoeve van wegen waterbouw is toegestaan.

Bouwen

Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. De maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is per type bouwwerk gespecificeerd in de regels.

Wetgevingzone - wijzigingsgebied

Voor de te ontwikkelen gronden ligt ten noordoosten van de bestemming 'sport' een wijzgingsgebied. Dit wijzigingsgebied is gelegen over de bestemmingen 'sport', 'water', 'groen' en 'bedrijventerrein'. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ter plaatse van dit wijzigingsgebied te te wijzigen in de bestemming 'Sport' ten behoeve van de bouw van een sporthal.

Water

Gebruik

Alle waterpartijen hebben de de bestemming 'water' gekregen. De 'gronden' binnen deze bestemming mogen gebruikt worden ten behoeve van water, vaarwater, natuurvriendelijke oevers (of overbeschoeiing) water, waterstaatsdoeleinden, oevervoorzieningen en kunstwerken (ten behoeve van weg- en waterbouw).

Bouwen

Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. De maximale bouwhoogte, is per type bouwwerk gespecificeerd in de regels.

Wetgevingzone - wijzigingsgebied

Voor de te ontwikkelen gronden ligt ten noordoosten van de bestemming 'sport' een wijzgingsgebied. Dit wijzigingsgebied is gelegen over de bestemmingen 'sport', 'water', 'groen' en 'bedrijventerrein'. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ter plaatse van dit wijzigingsgebied te te wijzigen in de bestemming 'Sport' ten behoeve van de bouw van een sporthal.

Wonen - Woonwagenstandplaats

Gebruik

Het woonwagencentrum aan de Bostelweg heeft de bestemming 'Wonen - Woonwagenstandplaats' gekregen. Binnen deze bestemming zijn maximaal 15 standplaatsen voor woonwagens toegestaan. Voor de woonwagens geldt een met de bestemming 'Wonen' vergelijkbare regeling voor aan-huis-verbonden beroepen.

Daarnaast mogen de gronden gebruikt worden ten behoeve van tuinen en erven, bijbehorende bouwwerken, parkeren, in- en uitritten, speeltoestellen, water, groenvoorzieningen en kunstwerken.

Bouwen

Per standplaats mag een gebouw (waaronder een woonwagen) opgericht worden van maximaal 100 m2. De goothoogte van de woonwagens bedraagt maximaal 3,5 m1 en de bouwhoogte maximaal 5m1.

Leiding - Water (dubbelbestemming)

Door het plangebied loopt een drinkwaterleiding van Dunea, duin & water. Het betreft een drinkwatertransportleiding van asbest cement met een inwendige diameter van 400 mm (0,5 m) en een druk van circa 2,5 bar. Deze leidinginfra is van groot belang voor de levering van drinkwater aan een groot deel van de regio Nieuwerkerk aan den IJssel. De drinkwatervoorziening is onderdeel van de vitale infrastructuur van Nederland.

Binnen 3 meter aan weerszijde van de drinkwatertransportleiding mag geen bebouwing of andere belemmeringen aanwezig zijn of worden gerealiseerd. Deze leiding wordt met dubbelbestemming gewaarborgd. De betreffende regels laten geen bebouwing toe, die ten nadele kunnen zijn van de drinkwaterleiding.

Binnen de belemmeringsstrook mogen geen werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uitgevoerd worden zonder een omgevingsvergunning (te denken aan o.a. het aanleggen van verharding of het verrichten van bodemwerkzaamheden). Voor het verrichten van normale onderhoudswerkzaamheden aan de waterleiding is het verkrijgen van een omgevingsvergunning niet nodig.

Leiding - Hoogspannning (dubbelbestemming)

Ten zuidwesten van het plangebied, parallel aan de gemeentegrens met de Capelle aan den IJssel, is een hoogspanningslijn gelegen. Het betreft een hoogspanningslijn met een spanning van 380 kV. Aan weerszijden van hoogspanningsleiding ligt een zakelijke rechtstrook. Dit is een zone waar gebruiksbeperkingen gelden. De breedte van de zakelijk rechtstrook wordt in beginsel bepaald op basis van de maximale uitzwaai van de lijnen en de hoogte van de masten en de breedte van de traversen. De zone heeft niets van doen met magneetvelden. Voor de hoogspanningsleiding in het plangebied geldt een breedte van 2x38 meter. Deze zone is op de verbeelding opgenomen.

Naast een zakelijke rechtstrook geldt een indicatieve (magneetveldzones) en eventueel een specifieke zone. De indicatieve magneetveldzone hoeft niet te worden vastgelegd in het bestemmingsplan.

Gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen - weg'

De gronden binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen -weg' zijn, naast de voor die gronden van toepassing zijnde basisbestemming en andere dubbelbestemmingen – tevens aangewezen om de vestiging van nieuwe functies ten behoeve van minder zelfredzame personen tegen te gaan. Nieuwe functies ten behoeve van minder zelfredzame personen zijn slecht onder voorwaarden toegestaan: het groepsrisico moet worden berekend en er een verantwoording van het groepsrisico wordt opgesteld en het college wint voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, schriftelijk advies in bij de brandweer en de wegbeheerder ten aanzien van de externe veiligheidsrisico's.

Gebiedsaanduiding ' Veiligheidszone - lpg 1 en 2'

De PR-contouren van de LPG-tankstations zijn opgenomen als gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - LPG 1'. Binnen deze contour worden geen nieuwe (beperkt) kwetsbare functies mogelijk gemaakt.

De GR contour is op de verbeelding aangeduid als 'veiligheidzone LPG 2'. Binnen deze contour zijn in principe geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten en functies ten behoeve van minder zelfredzame personen toegestaan. Nieuwe functies ten behoeve van (beperkt) kwetbare objecten zijn slecht onder voorwaarden toegestaan: het groepsrisico moet worden berekend en er een verantwoording van het groepsrisico wordt opgesteld en het college wint voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, schriftelijk advies in bij het bestuur van de veiligheidsregio.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

6.1.1 Exploitatieplan

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de financiële haalbaarheid van het plan aangetoond te worden. Dit om te voorkomen dat recht gaat gelden dat niet realistisch blijkt te zijn.

Op grond van artikel 6.12, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) moet voor een bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld indien er sprake is van een 'bouwplan'. Artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschrijft wat een 'bouwplan' is. De raad kan bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, wanneer:

  • 1. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is (art. 6.12 Wro);
  • 2. de te verhalen kosten minder dan €10.000,- bedragen;
  • 3. er geen kosten te verhalen zijn.

De 'grex-wet' is erop gericht dat de overheid kosten kan verhalen die gemaakt worden naar aanleiding van een bouwplan. Indien er geen kosten gemaakt worden, hoeven deze ook niet verhaald te worden.

6.1.2 Kostenverhaal

Op grond van artikel 6.12, lid 1, Wet ruimtelijke ordening (Wro) in samenhang met artikel 6.12, lid 4, Wro is de gemeenteraad verplicht om de kosten te verhalen en een exploitatieplan vast te stellen gelijktijdig met het besluit (het plan) waarop het exploitatieplan betrekking heeft.

Met onderhavig bestemmingsplan worden bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. De voorziene bouwplannen liggen momenteel op gemeentelijke grond en vallen binnen de grondexploitatie 'Bedrijvenpark Kleine Vink' die op 16 juni 2015 is vastgesteld door de gemeenteraad en laatstelijk is hierzien op 24 april 2018. De grondexploitatie wordt voor rekening en risico van de gemeente uitgevoerd en sluit op een voorziene netto contante waarde van € 1.780.143,- (negatief) per 1 januari 2018. De gemeente heeft hiervoor een verliesvoorziening getroffen. De economische uitvoerbaarheid is daarmee verzekerd.

Voorziene bouwplannen op overige gronden binnen het bestemmingsplan worden op particulier initiatief gerealiseerd. Hiervoor zijn tussen gemeente en intiatiefnemers anterieure overeenkomsten gesloten. Hierin is onder meer opgenomen dat initiatiefnemers de gronden voor eigen rekening bouw- en woonrijp maken. Daarnaast zijn afdoende bepalingen opgenomen over het kostenverhaal inzake de gemeentelijke inzet alsmede eventuele kosten al gevolg van planschadevergoedingen. De economische uitvoerbaarheid is daarmee verzekerd.

Omdat het kostenverhaal middels de gronduitgifte c.q. middels anterieure overeenkomsten anderszins is verzekerd en geen noodzaak bestaat tot het opleggen van een tijdvak of fasering, dan wel tot het stellen van eisen of regels, is het niet noodzakelijk een exploitatieplan op te stellen.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Voorbereidingsfase

Het voorontwerpbestemmingsplan is, overeenkomstig artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), voor vooroverleg opgestuurd naar de overlegpartners in oktober 2016. De volgende vijf overlegpartners hebben gereageerd op het voorontwerpbestemmingsplan: Veiligheidregio Holland Midden, Dunea, TenneT, Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en provincie Zuid-Holland. Hieronder worden de reaties kort samengevat en wordt aangegeven of de reacties aanleiding vormen voor het aanpassen van het bestemmingsplan.

Veiligheidregio Holland Midden

De veiligheidregio adviseert:

  • om het groepsrisico te berekenen van de risicobronnen 'tranport gevaarlijke stoffen A20' en het LPG tankstation 'De Weelde';
  • om het groepsrisico te verantwoorden zodat inzichtelijk is wat het maximale aantal dodelijk slachtoffers is;
  • om in een volgende fase advies in te winnen bij de brandweer over de projecttekening geboorde putten, open water en opstelplaatsen brandweer en de bereikbaarheid.

Zoals beschreven in paragraaf 3.5 van de toelichting van het bestemmingsplan is het groepsrisico van beide risicobronnen berekend en verantwoord. De berekening en verantwoording is in hoofdstuk 7 van bijlage 2 terug te vinden.

De brandweer wordt bij de realisatiefase betrokken voor wat betreft de veiligheidsaspecten.

Dunea

Dunea geeft aan dat voor de 400 mm hoofdleiding (water) een bebouwingsvrije zone geldt van 5 meter aan weerskanten van de drinkwaterleiding. Naar aanleiding van de reactie is er overleg geweest met Dunea, wat ertoe heeft geleid dat aan weerskanten van de leiding een zone van 3 meter aangehouden moet te worden. Het bestemmingsplan wordt hierop aangepast.

TenneT

Opgemerkt wordt dat:

  • de belemmerde strook van de bovengrondse 380.000 Volt transportverbinding te breed is opgenomen. Gevraagd wordt de strook te verkleinen worden naar 38 meter aan weerszijden van de hartlijn;
  • er een activiteit gemist wordt in artikel 11 (Leiding - Hoogspanning). Verzocht wordt om de vlgende tekst toe te voegen aan lid 11.5.1.: het wijzigen van het maaiveldniveau'.

De opmerkingen van Tennet zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.

Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

Het HHSK geeft aan:

  • dat het plan geen nadelige invloed heeft op het watersysteem;
  • een deel van de tekst met betrekking tot het Waterbeheerplan te vervangen. Hiervoor is een tekstvoorstel meegestuurd;
  • betrokken te willen worden bij de verdere uitwerking van het plan.

De toelichting van het ontwerpbestemmingslan is aangepast, overeenkomstig het tekstvoorstel van het HHSK. Het HHSK wordt zowel tijdens de verdere bestemmingsplanprocedure, maar ook bij de realisatiefase betrokken bij het plan.

Provincie Zuid-Holland

Verzocht wordt om voor de bestaande bouwmarkt een maatbestemming 'bouwmarkt' op te nemen. De bouwmarkt heeft in het ontwerpbestemmingsplan de maatbestemming 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt' gekregen (zie bijlage 13).

6.2.2 Ontwerpfase

Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is artikel 3.8 Wro (gelezen in samenhang met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht) van toepassing. De kennisgeving van het ontwerpbesluit tot vaststelling van het bestemmingsplan moet in de Staatscourant worden geplaatst alsmede in een huis-aan-huis-blad (i.c. Hart van Holland). Tevens dient de kennisgeving langs elektronische weg te geschieden.

Het ontwerpbestemmingsplan is 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad een zienswijze in te dienen. Er zijn 2 zienswijzen ingediend. Deze zijn samengevat en beantwoord in de 'Nota van beantwoording zienswijzen (en wijzigingen)' Kleine Vink en omgeving. Deze nota is opgenomen in de set van bijlagen bij de plantoelichting (bijlage 17). Tevens zijn er ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Dit betekent dat het plan gewijzigd vastgesteld zal worden.