Plan: | herinrichting sportpark Maasland |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1842.bpML10sportp-va01 |
Samenvatting
Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in bijlage 1.
Beoogde ontwikkelingen
In het plangebied wordt het sportpark heringericht. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:
Resultaten onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). De Natuurbeschermingswet en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.
Het bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding van een trainingsveld naar een wedstrijdveld. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.
In het plangebied komen naar verwachting de volgende beschermde soorten voor:
Regeling | Tabel | Soort | |
vrijstellingsregeling Flora- en faunawet | tabel 1 | bunzing, mol, egel, haas, huisspitsmuis en ondergrondse woelmuis kleine watersalamander, bruine kikker, gewone pad en de middelste groene kikker |
|
ontheffingsregeling Flora- en faunawet | tabel 2 | geen | |
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | geen | |
bijlage IV HR | alle vleermuizen | ||
vogels | cat. 1 t/m 4 | geen | |
cat. 5 | koolmees, pimpelmees, spreeuw, ekster en zwarte kraai |
Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt.
De beplanting aan de randen van de sportvelden vormt voor vleermuizen een groene verbinding tussen het dorp Maasland en de naastgelegen polders en het natuurgebied Vlietlanden. Om vleermuizen geen schade toe te brengen, dienen eventuele rooiwerkzaamheden van beplanting plaats te vinden in het winterseizoen. In die periode zijn de vleermuizen in winterslaap en maken zij geen gebruik van de vliegroute. De bomen zijn te dun om dermate grote holtes te bevatten dat deze geschikt zijn als (overwinter)verblijfplaats voor vleermuizen. Direct na afronding van de werkzaamheden dienen nieuwe bomen en struiken te worden geplant om de doorgaande routestructuur van de beplanting te herstellen. De beplantingsstrook moet opgaand zijn en gesloten. Het is aan te bevelen om forser plantgoed toe te passen zodat dit eerder de verbindende functie kan vervullen. Indien aan deze voorwaarden wordt voldaan, is nader onderzoek naar vleermuizen en het aanvragen van een ontheffing van de Flora- en faunawet niet noodzakelijk.
De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten. Door herstel van de groenzone(s) na uitvoering van de werkzaamheden wordt ook het broedgebied van vogels met vaste nesten hersteld. Aangezien niet al het groen rond de sportvelden (tijdelijk) zal verdwijnen, blijft er ook voldoende leefgebied over, zolang de groenzone(s) nog niet hersteld zijn.
In de te dempen watergang komen geen beschermde soorten zoasl de kleine modderkruiper (tabel 2-soort) en de bittervoorn (tabel 3, bijlage 1 AMvB) voor. In de overige watergangen komen deze soorten wel voor. Voor de werkzaamheden aan de watergang dient een ontheffing aangevraagd te worden bij het Ministerie van LNV. Aangezien het te dempen water geheel wordt gecompenseerd in het plangebied, blijft het plangebied geschikt als leefgebied voor deze soorten zodat verwacht mag worden dat de ontheffing zal worden verleend.
Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal overtreding van de Flora- en faunawet niet plaatsvinden. De Flora- en faunawet zal in dat geval de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan.