direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Emmastraat 3 te De Lier
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1783.abp0002g01-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het perceel Emmastraat 3 te De Lier heeft een oppervlakte van 557 m2 en is momenteel bebouwd met een woning met bijgebouwen. Ten behoeve van het project zal alle op het perceel aanwezige bebouwing gesloopt worden.


Door Kokshoorn bouwbedrijf is in het jaar 2010 het plan opgevat om op het voornoemde perceel acht woningen bestaande uit vier grondgebonden woningen en vier appartementen in de koopsector te gaan ontwikkelen. In juli 2015 is er financieel overeenstemming over het project bereikt waardoor de procedure vervolgd kan worden.

De grondgebonden woningen en het aansluitende appartementengebouw hebben een goot- en bouwhoogte van ca. 6 meter respectievelijk ca. 11 meter. In de directe nabijheid van het project worden 24 openbare parkeerplaatsen aangelegd.

1.2 Ligging projectgebied

Het binnen de kern van De Lier gelegen projectgebied grenst ten zuidwesten aan de Emmastraat en ten noordoosten aan de Abel Tasmanstraat. Het plangebied is kadastraal bekend gemeente De Lier, sectie C nummer 234 (ged.) en 678.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002g01-VA01_0001.jpg"

1.3 Geldend bestemmingsplan

Op 19 maart 2013 is door de gemeenteraad van gemeente Westland het bestemmingsplan 'Kern De Lier' vastgesteld. Het binnen het voornoemde bestemmingsplan gelegen projectgebied heeft ingevolge artikel 18 de bestemming 'Wonen', ingevolge artikel 16 de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' en ingevolge artikel 22 de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie-4'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002g01-VA01_0002.jpg"

fragment bestemmingsplankaart Kern De Lier

Ingevolge artikel 16.1 onder a. zijn de voor verkeer-verblijfsgebied aangewezen gronden bestemd voor verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van aangrenzende bestemmingen.  

Het gebruik van de gronden ten behoeve van vier woningen en vier appartementen is niet in overeenstemming met voormeld artikellid.

 

Ingevolge artikel 18.1 zijn de voor wonen aangewezen gronden bestemd voor het wonen.  

Het gebruik van de gronden ten behoeve van vier woningen en vier appartementen  is in overeenstemming met voormeld artikellid.

 

Ingevolge artikel 18.2.1 mogen hoofdgebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden.

Het bouwen van vier woningen en vier appartementen vindt plaats buiten het bouwvlak en derhalve in strijd met voormeld artikellid.

 

Ingevolge artikel 22.2 mag ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en)- met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:

- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

- de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad (samenvatting).

Ten behoeve van het project is een archeologisch onderzoek overlegd.

- bestemmingsplan 'De Lier Dorp Zuid'

Ten tijde van de indiening van de omgevingsvergunningsaanvraag was bestemmingsplan 'De Lier Dorp Zuid' van toepassing. Voor de volledigheid is het project tevens aan voornoemd bestemmingsplan getoetst. In voormeld bestemmingsplan hadden de gronden ter plaatse van het projectgebied ingevolge artikel 8 de bestemming 'Wonen', ingevolge artikel 15 de bestemming 'Erf', ingevolge artikel 17 de bestemming 'Tuin' en ingevolge artikel 21 de bestemming 'Verblijfsdoeleinden'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002g01-VA01_0003.jpg"

fragment plankaart De Lier Dorp Zuid

Ingevolge artikel 8 lid 2 zijn alleen eengezinshuizen toegestaan.

Het project betreft het oprichten van 4 woningen en 4 appartementen en is derhalve in strijd met voormeld artikellid.


Ingevolge artikel 15 lid 1 zijn gronden met de bestemming erf bestemd voor erf behorende bij de bestemming op de aangrenzende bebouwingsstrook.

In de voorliggende situatie wordt het erf voor het wonen gebruikt en derhalve in strijd met voormeld artikellid.


Ingevolge artikel 17 lid 1 zijn de gronden bestemd voor tuin.

In de voorliggende situatie wordt een deel van de gronden gebruikt voor het wonen hetgeen in strijd is met voormeld artikellid.

Ingevolge artikel 17 lid 2 sub c. zijn op gronden bestemd voor tuin bouwwerken geen gebouwen zijnde.

In de voorliggende situatie worden de gronden bebouwd met een gedeelte van het hoofdgebouw bedoeld voor wonen hetgeen in strijd is met voormeld artikellid.


Ingevolge artikel 21 lid 1 zijn de gronden bestemd voor verblijf en verplaatsing, bepaald door en gericht op de aangrenzende of naburige bestemming.

In de voorliggende situatie wordt het hoofdgebouw op de gronden bestemd voor verblijf en verplaatsing gesitueerd en derhalve in strijd met voormeld artikellid.


Ingevolge artikel 21 lid 1 zijn de gronden bestemd voor verblijf en verplaatsing, bepaald door en gericht op de aangrenzende of naburige bestemming.

In de voorliggende situatie wordt het hoofdgebouw op de gronden gesitueerd en derhalve in strijd met voormeld artikellid.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk-functionele structuur

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.

2.1 Ruimtelijke opbouw

De bestaande, uit verschillende tijdsperiodes daterende bebouwing aan de Emmastraat bestaat voornamelijk uit grondgebonden laagbouwwoningen met een goothoogte van ca. 6 meter en merendeels afgedekt met een langskap. Een uitzondering hierop vormt het aan Emmastraat 5-7 gelegen appartementencomplex voor ouderen.

De nabij de Vredekerk en de Piet Heinstraat (het Emmaplein) gelegen woningen bestaan eveneens uit één woonlaag plus een schuine kap. De meeste woningen, ook de vrijstaande, zijn relatief beperkt van woonoppervlak. De Vredekerk is het grootste en tevens het hoogste gebouw in de buurt. De voorzijde van de kerk oriënteert zich in de richting van de Oranjestraat en de Hoofdstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002g01-VA01_0004.jpg"

luchtfoto ligging projectgebied en overzicht omringende bebouwing

2.2 Gebiedsvisie

De locatie was tot voor een aantal jaren terug de thuishaven van taxibedrijf Jabben & Dijkshoorn. Het taxibedrijf bestond uit een kantoorgebouw aan de Emmastraat en een achterterrein met hierop bebouwing. De auto's van taxi Jabben & Dijkshoorn stonden voor een deel op het Emmaplein geparkeerd. Het bedrijf is inmiddels al jaren niet meer in gebruik.

Centrumplan De Lier 2007-2012.

Het Centrumplan De Lier 2007-2012 voorziet in handhaving en versterking van de woongebieden in het centrum van De Lier. Het huidige herontwikkelingsplan beantwoordt aan de doelstelling uit voornoemd centrumplan om bestaande woongebieden in het centrum van de Lier te handhaven en te versterken.

Op de kavel met beperkte omvang is gekozen voor een mix van vier grondgebonden woningen en vier appartementen in de koopsector. De verschijningsvorm met vier grondgebonden woningen en vier appartementen met een goot- en bouwhoogte van ca. 6 meter respectievelijk ca. 11 meter past ruimtelijk gezien goed binnen de bestaande omgeving, waar hoofdzakelijk goot- en bouwhoogten van respectievelijk 6 meter en 10 meter toegestaan zijn. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is woningbouw op de voorliggende locatie een gewenste invulling.

2.3 Verkeer

Westlands Verkeers- en Vervoersplan

In de ontwikkelingsvisie Greenport Westland zijn de beleidslijnen voor de lange termijn aangegeven voor de gehele gemeente. Met de relevante onderdelen van deze visie is het vervoersplan als sectorale nota vastgesteld. Met dit beleidsdeel, vastgesteld door de raad van de gemeente op 28 november 2006, wordt aangegeven welke richtingen de gemeente Westland de komende jaren opgaat en wordt het beleid van de 'oude' gemeenten geharmoniseerd. Het Westlands Verkeers- en Vervoersplan (WVVP) dient meerdere doelen, het uitwerken van de in de Greenport gestelde kaders en het schetsen van kaders voor de toekomst op het gebied van verkeer en vervoer.


Parkeren

Het project bestaat uit 3 woningen in de bereikbare koop / middeldure categorie en 5 woningen in de dure categorie. Ingevolge het Westlands Verkeers- en Vervoersplan 2006 (WVVP) geldt voor woningen in de categorie bereikbare koop / middelduur op deze locatie een parkeernorm van 1,5 pp per woning en voor woningen in de dure categorie op deze locatie een parkeernorm van 1,7 pp per woning. In totaal zijn ingevolge het WVVP voor het projecdus (3 x 1,5 + 5 x 1,7) = 13 parkeerplaatsen benodigd.

Na herinrichting van het bij het appartementengebouw gelegen gebied worden binnen het openbaar gebied door de aanvrager 24 parkeerplaatsen terug aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002g01-VA01_0005.jpg"

Situering openbaar gebied (groenkader) met de woningen en ligging van door exploitant te realiseren parkeerplaatsen.

Gelet op het gegeven dat niet bekend is hoeveel parkeerplaatsen gerelateerd kunnen worden aan de voormalige functie van het projectgebied wordt conform stap 5 van de berekeningsmethode van het WVVP bekeken hoeveel auto's er in het omliggende gebied een plaats kunnen vinden. Uit deze berekening is naar voren gekomen dat het aanbod aan parkeerplaatsen in de directe omgeving nu en na de realisatie van de beoogde woningen en de hiermee samengaande aanleg van 24 parkeerplaatsen binnen openbaar gebied nog voldoende ruim is om in de totale parkeerbehoefte te kunnen blijven voorzien. De berekening is als Bijlage 7 toegevoegd aan de toelichting.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

De beleidscontext voor de visie op het projectgebied wordt gevormd door gemeentelijke, regionale, provinciale en landelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. Op een aantal plaatsen wordt verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet verder in het voorliggende hoofdstuk behandeld worden.

3.1 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Westland 2025 en perspectief 2040

De op 17 december 2013 vastgestelde Structuurvisie Westland 2020 en Perspectief 2040 bieden het ruimtelijk toekomstig ruimtelijk kader van de gemeente in woord en beeld. In het in dialoog met de samenleving tot stand gekomen perspectief 2040 staan de ambities en kernwaarden met het hieraan gekoppelde toetsingskader voor de ruimtelijke ontwikkelingen van de gemeente Westland beschreven. Naast de ruimtelijke vertaling op hoofdlijnen bieden voormelde documenten ook de onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden water en groen, verkeer en vervoer, wonen, de glastuinbouwsector en economische voorzieningen.


Relatie met het plangebied

Volgens de structuurvisie is het plangebied aangewezen als dorpskern. Binnen dit gebied dient een groot deel van de woningbouwproductie opgevangen te worden. Deze verdichting komt mede voort uit het vergroten van het draagvlak voor het voorzieningenniveau en het behouden van duurzaam glas in het buitengebied. De voorgestane ontwikkeling waarbij woningen binnen de kern van De Lier toegevoegd worden past hier binnen.


afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002g01-VA01_0006.jpg"

Woonvisie

“Westland is een unieke, internationaal toonaangevende, goed bereikbare en duurzame Greenportgemeente, waarin het goed wonen, werken, ondernemen en recreëren is”. Dit is de kernambitie van de Structuurvisie Westland 2025 (perspectief 2040), die in 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld. De woonvisie is een actualisatie van de Woonvisie Westland 2003 en richt zich op het deelonderwerp “wonen” van de structuurvisie Westland.


Karakter en functie woonvisie

De woningmarkt is continu in beweging. Dit verdraagt geen strak gedetailleerd programma, maar een kader voor beslissingen. De woonvisie biedt het kader voor besluiten over programma's, inzet van middelen en capaciteit en geeft richting aan het handelen van de gemeente en haar partners. De woonvisie is in overleg met de woningcorporaties tot stand gekomen en via een discussiebijeenkomst met andere partners op volkshuisvestingsgebied besproken.


Prioriteiten en uitgangspunten van de woonvisie

De huidige woonvisie Westland richt zich op de periode tot 2020. De uitgangspunten van deze woonvisie zijn als volgt:

- Vergroten van kansen en keuzemogelijkheden op de woningmarkt;
- Blijvende aandacht voor betaalbaarheid (huur én koop);
- Meer kansen voor jonge huishoudens (waaronder starters);
- Inspelen op de groeiende behoefte aan wonen met zorg;
- Bijzondere doelgroepen;
- Dynamiek op de woningmarkt (doorstroming);
- Kwaliteit bieden voor gevorderde huishoudens.

3.2 Regionaal beleid

Het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) van Stadsgewest Haaglanden, per 1 januari 2015 overgegaan in Metropool Regio Rotterdam Den Haag (MRDH), is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc.

De vraag naar woningen, bedrijven en kantoren houdt aan, maar de ontwikkeling van nieuw stedelijk gebied gaat al snel ten koste van het groen, de Greenport of de ruimte voor water. Dit betekent dat deze ruimte in het bestaande stedelijke gebied gevonden moet worden en efficiënt moet worden gebruikt. Het plan voor het oprichten van een woning binnen stads en dorpsgebied past binnen het regionale beleid. Herstructurering en intensief ruimtegebruik zijn hierbij belangrijke middelen.

3.3 Provinciaal beleid

De op 9 juli 2014 vastgestelde 'Visie ruimte en mobiliteit' biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.


Hoofddoel van de 'Visie ruimte en mobiliteit' is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving.


Vier thema's geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:

1. beter benutten en opwaarderen van wat er is,

2. vergroten van de agglomeratiekracht,

3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,

4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.


afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002g01-VA01_0007.jpg"

fragment kaart verordening ruimte 2014


Om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren heeft de provincie onder andere de 'Verordening ruimte 2014' opgesteld. Volgens de kaart behorende tot de Verordening Ruimte 2014 is het projectgebied buiten teeltgebied gelegen. De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten. Onder bebouwde ruimte wordt het stelsel verstaan van de stedelijke agglomeratie, het systeem van kernen en linten en het logistiek-industrieel systeem. Tegelijkertijd is er het streven om de leef kwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren. Het oprichten van woningen op een buiten het teeltgebied gelegen perceel past hier binnen.

3.4 Rijksbeleid

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.


Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport.


afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002g01-VA01_0008.jpg"

kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur

Nationale belangen 

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.

3.5 Conclusie

Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het oprichten van woningen op het perceel Emmastraat 3 te De Lier past in het overheidsbeleid.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Geluid

4.1.1 Wettelijk kader

Wet geluidhinder

Met de Wet geluidhinder wordt, vanuit een goed milieubeheer, een aantal specifieke geluidsgevoelige bestemmingen beschermd zoals woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. De geluidszonering die door deze wet wordt voorgeschreven, ligt rondom bedrijventerreinen, langs wegen voor wegverkeer, langs spoor-, tram- en metrowegen en rondom of langs andere geluidsoverlast veroorzakende objecten. Aan de geluidsbelasting op de (gevels van de) geluidsgevoelige objecten worden grenzen gesteld terwille van het woon- en leefklimaat.

4.1.2 Onderzoek

Het project is op ca. 180 meter van de provinciale weg N223 gelegen. Gelet op het voornoemde alsmede het gegeven dat het project uit ten hoogste twee bouwlagen bestaat kan gesteld worden dat door de afschermende werking van de tussenliggende bebouwing er geen sprake is van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde.

4.1.3 Conclusie

Op grond van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat akoestich onderzoek niet benodigd is en dat er vanuit geluid geen belemmeringen bestaan tegen het project.

4.2 Water

4.2.1 Wettelijk kader

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

 

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.
  • Nationaal waterplan

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Visie Ruimte en Mobiliteit;
  • Verordening Ruimte en de waterverordening Zuid-Holland.


Nationaal beleid
Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.

Nationaal Waterplan

Op 10 december 2015 hebben de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken het Nationaal Waterplan 2016-2021 vastgesteld. In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan de volgende ambities centraal:

  • Nederland blijft de veiligste delta in de wereld;
  • Nederlandse wateren zijn schoon en gezond en er is genoeg zoetwater;
  • Nederland is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht;
  • Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement;
  • Nederlanders leven waterbewust.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie sluit aan op de uitgangspunten van het Nationaal Waterplan en vult deze op onderdelen aan. Uitgangspunten zijn het verbeteren van de waterkwaliteit, het voorkomen van wateroverlast, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.

 

Provinciaal beleid

Het provinciaal waterbeleid voor de periode 2016-2021 bestaat uit: de Visie Ruimte en Mobiliteit, Voortgangsnota Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) 2016 - 2021 en onderdelen van het Provinciaal Waterplan 2010 - 2015.

In de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) zijn de ruimtelijke componenten opgenomen van het waterbeleid. Hoofdstuk 4 geeft de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid:

  • de ambitie om een duurzaam, concurrerende en leefbare Europese topregio te zijn. De Provincie bevordert de transitie naar een water -en energie efficiënte samenleving. Daar spelen het verbeteren van toekomstwaarde, de gebruikswaarde en de belevingswaarde een belangrijke rol;
  • aan het watersysteem worden grote uitdaging gesteld door verzilting, klimaatverandering, inklinking, veranderd ruimtegebruik en de daarbij passende veranderingen van het watersysteem;
  • het beter benutten van de kansen en natuurlijke kwaliteiten van de bodem en de ondergrond is tevens een speerpunt van het provinciaal waterbeleid;
  • tenslotte door een verandering naar een duurzame voorziening in de energiebehoefte kan worden ingezet op een energie-efficiënte samenleving.

De doelen, maatregelen en afspraken voor de kwaliteit van het water van grond- en oppervlakte water zijn opgenomen het Stroomgebied beheerplan Rijn-West 201-2015 (SGB-1). Voor opvolgende periode 2016-2021 is het SGB-2 op 22 december 2014 gereedgekomen. De invulling van de verantwoordelijkheid in dit SGB-2 is vastgelegd in de KRW 2016-2021.

Het Waterplan Zuid-Holland 2015 was van kracht tot 22 december 2015. Op grond van artikel 48 Waterwet moet het plan om de zes jaar door de Provinciale Staten worden herzien. Het is niet noodzakelijk om een nieuw plan vast te stellen. Voldaan kan worden met het nemen van een planherzieningsbesluit. Dit besluit is genomen op 29 juni 2016 en bekend gemaakt op 8 juli 2016.

De onderdelen 'Waarborgen waterveiligheid (hoofdstuk 4)' en 'Realiseren mooi en schoon water (hoofdstuk 5)' en 'operationeel grondwaterbeleid (bijlage 7)' van het Waterplan 2015 blijven van kracht.

De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Visie Ruimte en Mobiliteit, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (Visie Ruimte en Mobiliteit), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (Verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (Uitvoeringsagenda). In de Verordening Ruimte zijn bijvoorbeeld regels opgenomen met betrekking tot regionale keringen in bestemmingsplannen. Daarnaast is de Waterverordening Zuid-Holland van belang. Daarin zijn onder meer veiligheidsnormeringen voor regionale keringen en waterkwantiteitsnormen opgenomen. De waterkwantiteitsnormen geven aan, waar de regionale wateren met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit op ingericht moeten zijn. Deze normen definiëren de gemiddelde overstromingskans vanuit het oppervlaktewater per jaar van daarbij aan te wijzen gebieden. Het beschermingsniveau verschilt per vorm van landgebruik en is gerelateerd aan de economische waarde van landgebruik en de te verwachten schade bij overstromingen. De waterkwaliteitsnormen zijn gerelateerd aan het landgebruik en daarmee bepalend voor de mogelijkheden, die het bestemmingsplan biedt.

De provincie heeft samen met de gemeente Den Haag en Westland een Visie Vaartenland opgesteld, een visie op hoe de vaartenstructuur in Westland en Den Haag recreatief/toeristisch en economisch elkaar kan versterken. Het project Westlandse Waterlijnen heeft de provincie in samenwerking met heel veel stakeholders uit het gebied ten westen van het Rijn-Schiekanaal opgesteld (Westland, Den Haag, Delft, Midden-Delfland, Schiedam, Vlaardingen en Maassluis). Dit heeft een wensenlijst met een soort top 5 opgeleverd, met betrekking tot versterking van de vaarrecreatie en economische spin-off, waar burgers, verenigingen en ondernemers hun zinnen op hebben gezet. Verder is in de Visie Ruimte en Mobiliteit aangegeven dat de juridische borging en versterking van het vaarnetwerk overgedragen is aan de gemeenten die hierop hun lokale beleid en bestemmingsplannen moeten aanpassen.

 

Waterschapsbeleid
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2016-2021 'Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkingsgericht waterschap'. In dit Waterbeheerplan 5 (WBP 5) heeft het Hoogheemraadschap van Delfland (Delfland) zijn strategie voor de uitvoering van de kerntaken voor de komende jaren beschreven. Het is de leidraad voor het handelen van Delfland in de planperiode 2016-2021. Het WBP 5 is tevens een uitnodiging aan private, particuliere en publieke partijen om binnen de uitgezette koers met initiatieven te komen. Bij de uitvoering van het WBP 5 staan de kerntaken vanzelfsprekend voorop:

  • de waterveiligheid;
  • het waterbeheer;
  • de waterkwaliteit;
  • het zuiveren van afvalwater.

Delfland zal hierbij nadrukkelijk kijken naar een doelmatige uitvoering daarvan waarbij ambities, kosten en het tempo op een evenwichtig manier zijn afgewogen. Delfland voert zijn kerntaken uit ten behoeve van het behouden en verbeteren van de leefomgeving voor inwoners, medeoverheden, bedrijven en de natuurwaarden in het beheergebied. Het is een uitdaging om bij de uitvoering van die taken aan te sluiten bij de beleving en de behoeften van de maatschappij. Waterbewustzijn vormt de onmisbare schakel voor draagvlak. Delfland wil dat mensen zich in de komende planperiode bewust worden van het water om hen heen, van de gevolgen van klimaatverandering en van hun eigen gedrag. Het vergroten van waterbewustzijn is daarom verweven in alle programma's en handelingen van Delfland in de komende planperiode.

De werkzaamheden en projecten die de komende zes jaar geïnitieerd worden zijn terug te brengen tot de volgende vier speerpunten van het waterschap:

  • 1. In stand houden: Investeringen in de infrastructuur worden op een adequate manier in stand gehouden. De waterkeringen, het watersysteem, de ecologische structuren en het afvalwatersysteem worden met beheer verder geoptimaliseerd. Delfland werkt bij het bestendigen van het beheer van de infrastructuur toe naar de levenscyclusbenadering;
  • 2. Investeren: Veranderende wetgeving en veranderingen in de omgeving vragen om aanpassing en verdere verbetering van ons watersysteem, de waterkeringen en het afvalwatersysteem. Dit betekent de kans op natte voeten verkleinen door bij het zoeken naar oplossingen om water langer vast te houden, de waterkeringen op orde te houden met oog voor de multifunctionaliteit, de waterkwaliteit te verbeteren en toe te spitsen op de potenties van het gebied en de waterzuiveringen om te bouwen tot zoetwaterfabrieken. Bij elk project, proces en activiteit worden de innovatieve mogelijkheden en de meest duurzame wijze van uitvoering meegenomen in de afwegingen;
  • 3. Samenwerken: Het waterschap kan en doet het niet alleen, sterker nog, waterbeheer is ook een taak van andere overheden zoals gemeenten en van burgers en bedrijven. De samenwerking in het waterbeheer is pluriform van karakter. Het waterschap speelt hierop in door goed omgevingsmanagement en door op basis van transparantie en vertrouwen de samenwerking te zoeken en structureel te onderhouden. Delfland wil het waterbewustzijn bevorderen door samenwerking met belanghebbenden en delen van verantwoordelijkheden;
  • 4. Flexibel en duidelijk: Partners komen een flexibel waterschap tegen die rol en houding afstemt op basis van vraagstukken die voorliggen. Duidelijke kaders worden neergezet, zoals financieel gezond en bijdragen aan toekomstbestendig waterbeheer, maar dogma's zijn er niet. Dit betekent dat er in de werk- en beleidsprocessen van de ambtelijke organisatie en bij bestuurlijke besluitvorming binnen de wettelijke mogelijkheden voldoende ruimte moet zijn om maatwerk te leveren. Innovatie fungeert daarbij als aanjager om te blijven vernieuwen, mee te bewegen met veranderingen en te voorkomen dat het waterschap statisch wordt.

In 2007 (herzien in juli 2016) is een Handreiking Watertoets, ruimte voor water in ruimtelijke plannen opgesteld. Het Hoogheemraadschap van Delfland stelt voorwaarden aan de inhoud van de watertoets (waterparagraaf) als verplicht onderdeel van de onderbouwing van ruimtelijke plannen. De toelichting van bestemmingsplannen dient een beschrijving te bevatten van de volledige watersituatie binnen het plangebied, alsmede de te verwachten ontwikkelingen. Deze beschrijving dient in te gaan op de volgende aspecten:

  • beleidskader omtrent water;
  • waterkeringen;
  • waterkwantiteit;
  • waterkwaliteit en ecologie;
  • afvalwater en riolering;

waterprojecten welke onderdeel zijn van ABC-Delfland.

Gemeentelijk beleid

Het Waterplan Westland , met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2027 en de daarbij horende uitvoeringsplan 2015 tot 2018 beschreven. De thema's: ”Toekomstig ruimtelijk beleid, Duurzaamheid, Schoon water, waterkeringen, Droge voeten, Afvalwaterketen Beheer en onderhoud, Zoetwatervoorzieningen en grondwater, Recreatie“, worden hierin uitgewerkt. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002g01-VA01_0009.jpg"

4.2.2 Onderzoek

Ten behoeve van het perceel Emmastraat 3 te De Lier is een watertoets uitgevoerd (waterstudie Emmastraat 3 te De Lier, Aqua Terra Nova, rapportnummer 215148/Aqua-Terra Nova 302a AW WT, datum 15 januari 2016). In de watertoets komen verschillende waterthema's aan de orde, zoals veiligheid en waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en ecologie, onderhoud en bagger en afvalwater en riolering. De watertoets is als Bijlage 2 aan de toelichting toegevoegd.

Veiligheid en waterkeringen 

Het projectgebied is gelegen nabij een aangeheelde boezemwaterkering. Het projectgebied ligt buiten de kernzone en beschermingszone van de boezemkade Voor bouwactiviteiten is geen vergunning in het kader van de waterwet (keur) nodig.

Waterkwantiteit

De initiatiefnemer dient mogelijk maatregelen of voorzieningen te treffen om te voldoen aan de zorgplicht. Het projectgebied ligt in de Kralingerpolder, deze polder en met name delen van de kern van De Lier hebben in het verleden regelmatig wateroverlast gekend. Inmiddels zijn er zowel in het oppervlaktewatersysteem als in het rioleringssysteem een aantal maatregelen genomen om deze overlast te beperken waaronder de realisatie van het Kraaijenest. Deze is ingezet als waterberging. Op het projectgebied is derhalve het stand-still principe van toepassing. Dit betekent dat geen verslechtering van de hydrologische situatie mag optreden ten gevolge van het plan.

Door het plan zal nagenoeg geen verandering optreden in de hydrologische situatie. Het projectgebied zal grotendeels verhard blijven maar ook meer groenstructuren kennen dan in de uitgangssituatie. Voor het projectgebied is berekend dat het verhardingspercentage na de verandering af zal nemen (zie bijlage 2). In de huidige praktische situatie is er ca. 810 m2 verhard (ca 85%) en in de nieuwe situatie max. ca. 669 m2 verhard (berekening: 390 m² woningen, 56 m² berging en 50% verhardingsgraad van de tuinen, zijnde 223 m²). Voor het project betekent dit dat er hydrologisch positief wordt gewerkt.

Op basis van de Watersleutel behoeft er geen extra waterberging of wateroppervlak te worden gerealiseerd. In eerder uitgevoerde studie van 2012 staat in de bijlage het akkoord van Delfland met deze analyse, echter zonder berekening. Er zullen waterdoorlatende verhardingen toegepast worden in de aan te leggen parkeerplaatsen en tuinen. Hiernaast zal de initiatiefnemer een bijdrage leveren door het hemelwater langer op het projectgebied vast te houden door bijvoorbeeld hemelwateropvang in regentonnen en/of infiltratie naar groenstroken of tuinen. Door de verwachte grondwaterstand en bodemverbetering (zand) op het projectgebied zal dit naar verwachting leiden tot het langer vasthouden van hemelwaterstromen en hemelwateroverlast voorkomen.

Zorgplicht

Om overlast ten gevolge van piekbuien te voorkomen verzoekt de gemeente Westland bij projectontwikkelingen rekening te houden met de eerste opvang van piekbuien. De initiatiefnemer dient maatregelen of voorzieningen te treffen om te voldoen aan de zorgplicht. Aanbevolen wordt om zoveel mogelijk onverhard oppervlak te behouden en de aanleg van verharding zoveel mogelijk in waterdoorlatende vorm te realiseren. Onder de Emmastraat, langs maar buiten het projectgebied, is een duiker gelegen. De bouwactiviteiten mogen geen effect hebben op de stabiliteit van de duiker.

Waterkwaliteit en ecologie

Het afstromend hemelwater vanaf het projectgebied heeft een positief effect op de waterkwaliteit, indien het hemelwater wordt afgevoerd middels een gescheiden rioolstelsel/ verbeterd gescheiden rioolstelsel. Ter plaatse van het projectgebied zullen in de toekomst geen potentieel bedreigende activiteiten voor de oppervlaktewaterkwaliteit plaatsvinden. De kwaliteitsverbetering is voor een belangrijk deel afhankelijk van de vermindering van verontreiniging van gebieden elders, zoals glastuinbouw, overstorten van riolering, diffuse bronnen en stedelijk gebied.

Onderhoud en bagger

Het onderhoud van de watergangen nabij het projectgebied is in handen van het Hoogheemraadschap van Delfland. Op het projectgebied zelf bevinden zich geen watergangen en worden geen veranderingen voorzien ten opzichte van de uitgangssituatie.

Afvalwater en riolering

Het gebied heeft een gemengd rioleringsstelsel maar de gemeente is bezig om op termijn een aparte hemelwaterafvoer aan te gaan leggen. Het is daarom extra wenselijk om het regenwater niet op de riolering aan te sluiten maar lokaal vast te houden totdat het gescheiden rioleringstel gereed is.

Het afvalwater van het projectgebied wordt afgevoerd naar de dichtstbijzijnde A.W.Z.I. Binnen het projectgebied mogen geen bitumineuze of uitlogende materialen worden gebruikt. Het plan dient te voldoen aan de Leidraad Riolering West Nederland en de Leidraad aan- en afkoppelen verhard oppervlak en de Beslisboom Aan- en afkoppelen verharde oppervlakten (2003).

4.2.3 Conclusie

Op grond van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat er vanuit water geen belemmeringen bestaan tegen het project.

4.3 Bodem

4.3.1 Wettelijk kader

Wet bodembescherming

De Wet bodembescherming ziet, vanuit een goed milieubeheer, op de bodembescherming en bodemsanering. Met deze wet moet rekening worden gehouden met het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. In een bestemmingsplan dat voorziet in ruimtelijke ontwikkeling, moet verantwoord zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is op grond van de bodemkwaliteit voor die ruimtelijke ontwikkeling.

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

4.3.2 Onderzoek

Ten behoeve van het perceel Emmastraat 3 te De Lier is een nader bodemonderzoek (nader bodemonderzoek aan de Emmastraat 3 te De Lier, Inpijn-Blokpoel Milieu bv, documentnr 14P000085-01-ADV-01, datum 3 februari 2014) en een nader bodemonderzoek, fase 2 (nader bodemonderzoek fase 2 aan de Emmastraat 3 te De Lier, Inpijn-Blokpoel Milieu bv, documentnr 14P000085-01-ADV-02, datum 25 april 2014) uitgevoerd. Op basis van de verkregen onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd dat binnen het projectgebied een oppervlakte van ca. 20m2 grond over een diepte van 0,50meter sterk verontreinigd is. Dit betreft een hoeveelheid van ruim 10m3 grond. Bovengenoemde onderzoeken zijn als Bijlage 3 en Bijlage 4 toegevoegd.

Op januari 2016 is door de Omgevingsdienst Haaglanden aangegeven dat er mogelijk sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Naar aanleiding hiervan is geadviseerd om in de omgevingsvergunning de navolgende overwegingen te vermelden.

  • De Omgevingsdienst Haaglanden heeft op 20 november 2015 aangegeven dat ter plaatse van het bouwplan mogelijk sprake is van verontreinigde bodem als bedoeld in artikel 2.4.1 van de Bouwverordening van de gemeente Westland.
  • Op grond van artikel 6.2c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) wordt de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning opgeschort tot het moment waarop het bevoegd gezag Wbb heeft ingestemd met een saneringsplan, een correcte BUS-melding is ontvangen of een beschikking heeft afgegeven waarin is vastgesteld dat het geen geval van ernstige verontreiniging betreft waarvoor een spoedige sanering noodzakelijk is.
4.3.3 Conclusie

Met inachtname van de in paragraaf 4.3.2. opgenomen overwegingen is vanuit bodem medewerking aan het voorliggende project mogelijk.

4.4 Ecologie

4.4.1 Wettelijk kader

 

Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en
    bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

4.4.2 Onderzoek

In het kader van de Flora- en faunawet zijn de effecten van het project beoordeeld (Actualisatie Eco-effectscan Emmastraat 3 te De Lier, Aqua Terra Nova, project 0319, rapportnr. 215148/AQT301 FF/JM) zie Bijlage 5. De Eco-effectenscan heeft als doel de ecologische waarden van de projectlocatie te bepalen aan de hand van inventarisatie en verkregen informatie. Met de Eco-effectenscan wordt nagegaan of er op de planlocatie planten en / of dieren voorkomen of verwacht worden die:

- bedreigd zijn;

- op een zogenaamde "Rode lijst" voorkomen;

- anderszins beschermd zijn in het kader van de Flora- en faunawet.


Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied niet ligt- of direct grenst aan een beschermd natuurgebied van natura 2000 of de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Hoewel het project buiten de invloedssfeer van gemeentelijke beschermde natuurwaarden of ecologische verbindingszones is gelegen, komen binnen het projectgebied ingevolge de Flora- en faunawet beschermde soort of soortgroepen voor.


Vleermuizen

Negatieve effecten op vleermuizen kunnen in het projectgebied voor boom bewonende en gebouw bewonende vleermuizen worden uitgesloten. De uitstraling van licht tijdens dewerkzaamheden kunnen een verstorend effect hebben op foeragerende en migrerende vleermuizen. Aangeraden wordt om de werkzaamheden zoveel mogelijk bij daglicht uit te voeren, om zo onnodige verstoring te voorkomen.

Vogels

Tijdens het veldbezoek zijn algemene soorten als merel, kauw en koolmees waargenomen. Jaarrond beschermde soorten als de huismus en gierzwaluw worden op basis van het ontbreken van geschikt habitat als invliegopeningen in de bebouwing of geschikte verblijfplaatsen niet verwacht. In de aanwezige bomen zijn geen geschikte nesten voor roofvogels of andere vogels met jaarrond beschermde rust- en/of verblijfplaatsen aangetroffen.

4.4.3 Conclusie

Vanuit ecologie bestaan er geen belemmeringen tegen het project.

4.5 Cultuurhistorische aspecten

4.5.1 Wettelijk kader

Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.

De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.

4.5.2 Onderzoek

Ten behoeve van het project is onderzoek naar de aspecten op het gebied van archeologie gedaan (Archeoscan Emmastraat 3 De Lier gemeente Westland, ArcheoWest bv, projectnummer 2012.2018, datum 15 oktober 2012) zie Bijlage 6. In voormeld rapport word ondermeer geconcludeerd dat door de nabijheid van de Middeleeuwse dorpskern voornamelijk sporen uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd verwacht worden. Uit het milieukundig onderzoek blijkt uit meer de helft van de boringen dat de bodem verstoord is tot 70 cm -/- maaiveld.

Op basis van de beperkte omvang van de bodemingrepen, de relatief lage verwachting voor het gebied en de reeds aanwezige bodemverstoring is nader archeologisch onderzoek niet vereist.

4.5.3 Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er vanuit archeologie geen belemmeringen bestaan tegen de uitvoering van het project.

4.6 Ladder duurzame verstedelijking

4.6.1 Wettelijk kader

In deze paragraaf is het bestemmingsplan getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking als neergelegd in artikel 3.1.6, lid 2, van het Besluit ruimtelijke ordening en specifiek artikel 2.1.1 van de Verordening ruimte 2014 van de provincie Zuid-Holland. De ladder kent de drie treden die achter elkaar worden doorlopen zoals in onderstaande figuur zijn weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002g01-VA01_0010.png"

4.6.2 Onderzoek

Actuele regionale behoefte

Om de eerste trede van de ladder te doorlopen moet gekeken worden of er sprake is van een regionale behoefte naar nieuwe woningen. In deze fase wordt aangetoond dat de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd.


De gemeente Westland valt binnen de regio Haaglanden. Voor deze regio is de regionale woningbehoefte opgenomen in het regionaal structuurplan 2020 en de regionale woonvisie. Vanuit het regionaal structuurplan blijkt dat in de periode tot 2020 in totaal nog 75.000 tot 80.000 woningen gebouwd dienen te worden. In het Westland worden van dit totaal aantal woningen 7040 woningen gerealiseerd. Deze nieuwbouwwoningen zijn binnenstedelijk gesitueerd of betreffen een uitleglocatie.

Voornoemd woningbouwprogramma en de locaties van de te realiseren woningen zijn vastgelegd in de structuurvisie Westland 2025. Het projectgebied is in de structuurvisie van de gemeente Westland aangewezen als dorpskern en in de Provinciale Structuurvisie als stedelijk gebied. Vanuit het voornoemde blijkt dat met het project invulling wordt gegeven aan een regionale woningbehoefte.


Voorzien in behoefte binnen bestaand stedelijk gebied

Op de tweede trede van de ladder dient antwoord gegeven te worden op de vraag of de regionale behoefte geheel of deels opgevangen kan worden in bestaand stedelijk gebied en, zo ja, of dit wenselijk, dan wel financieel haalbaar is. Indien het antwoord hierop nee is kan overgegaan worden naar de derde trede van de ladder.


De provincie doet in de toelichting van de Verordening ruimte 2014 de aanbeveling de opvang van de regionale behoefte niet per plan te onderzoeken maar vooraf een overzicht te maken met de beschikbare ruimte binnen bestaand stads- en dorpsgebied (BSD), bijvoorbeeld in een gemeentelijke of regionale structuurvisie.


De hoeveelheid woningbouw zoals dit vanuit de regionale woningbehoefte in het Westland gerealiseerd dient te worden is in de structuurvisie Westland 2025 verdeeld over de verschillende kernen. Zowel volgens de structuurvisie van de gemeente Westland 2025 als de Verordening Ruimte 2014 van de provincie Zuid-Holland zijn de gronden aangewezen als woon- en stedelijk gebied.


Voorzien in behoefte op nieuwe locatie

Deze trede is niet aan de orde aangezien het bestaande stedelijk gebied voor deze ontwikkeling voldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale en intergemeentelijke vraag te voldoen.

4.6.3 Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat ten aanzien van de strategie voor de bebouwde ruimte er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan bestaan.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van het project is tussen de aanvrager en de gemeente op 17 augustus 2015 een anterieure grondovereenkomst ondertekend.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2.1 Overleg

Als onderdeel van de bestemmingsplanprocedure heeft in de periode van 8 maart 2016 tot en met 4 april 2016 over het voorontwerp van deze ruimtelijke onderbouwing bestuurlijk overleg plaatsgehad als geboden in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierbij zijn in het kader van het voorliggende project de volgende instanties ingelicht:


1. Provincie Zuid-Holland;

2. Hoogheemraadschap Delfland;

3. Veiligheidsregio Haaglanden.

De uitkomsten van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, onder c., van het Besluit ruimtelijke ordening, zijn opgenomen in Bijlage 1 van deze toelichting.

5.2.2 Zienswijzen

Van 2 februari 2018 tot 16 maart 2018 heeft het ontwerp van deze onderbouwing ter visie gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Gedurende de periode van tervisielegging is er 1 zienswijze ingediend. De ontvangen zienswijze is beoordeeld. Voor een overzicht van de zienswijzen wordt verwezen naar Bijlage 8 van deze toelichting.