Plan: | Waelplas uitwerkingsplan |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1783.ONWWAELPLASu01-VA01 |
Het doel van dit uitwerkingsplan is het juridisch-planologisch mogelijk maken van de realisatie van 57 nieuwbouwwoningen met bijbehorende voorzieningen in het glastuinbouwgebied van de Poelpolder binnen het bestemmingsplan 'Waelplas'. Het accent ligt op vrijstaande en twee-onder-een-kap-woningen in het hogere segment.
Op 19 maart 2019 is bestemmingsplan Waelplas vastgesteld door de gemeenteraad. Het bestemmingsplan Waelplas is op 31 januari 2020 onherroepelijk geworden. Met Alcomij Logistics B.V. is overeenstemming bereikt over de realisatie van een geluidwerende maatregel. De bouw van de woningen binnen Waelplas is met een voorwaardelijke verplichting gekoppeld aan de bouw van een geluidwerende maatregel bij Alcomij. Voor deze geluidwerende maatregel is een omgevingsvergunning verleend, waardoor een goed woon- en leefklimaat voor de woningen in binnen dit uitwerkingsplan kan worden gegarandeerd.
Het plangebied is gelegen ten zuiden van de Poelmolenweg en ten oosten van de Maesemundeweg in 's-Gravenzande.
Binnen het plangebied is het bestemmingsplan 'Waelplas' van kracht en geldt de bestemming 'Woongebied-2'. Deze bestemming moet worden uitgewerkt conform de in artikel 12 van het bestemmingsplan 'Waelplas' opgenomen uitwerkingsregels.
Het uitwerkingsplan "Waelplas uitwerkingsplan" bestaat uit een toelichting, planregels en een planverbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd. In Hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Hierin wordt de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van het plangebied beschreven met aandacht voor cultuurhistorisch waardevolle elementen, overige ruimtelijke kwaliteiten, aanwezige knelpunten en te verwachte ontwikkelingen. Dit tezamen leidt tot een beschrijving van de gemeentelijke visie op het gewenste behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied. In Hoofdstuk 3 wordt onderzoek op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en water behandeld. In Hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in Hoofdstuk 5 ingegaan op de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door gemeentelijke, regionale, provinciale en landelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld. Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.
Omgevingsvisie 2.0: Visie op Westland
Op 8 december 2020 heeft de gemeenteraad de Omgevingsvisie 2.0: Visie op Westland vastgesteld. De Omgevingsvisie gaat onder andere in op de samenhang tussen ruimte, water, milieu, natuur, landschap, verkeer en vervoer, infrastructuur en cultureel erfgoed. De Omgevingsvisie is breder dan alleen de fysieke leefomgeving; ook onderwerpen als gezondheid, veiligheid en duurzaamheid moeten onderdeel uitmaken van de visie. De Omgevingsvisie geeft weer waar we met Westland naartoe willen en bindt de gemeente aan haar eigen voornemens en ambities.
De Omgevingsvisie werkt door in het (later nog op te stellen) omgevingsprogramma, waarin beleidsvoornemens en maatregelen staan die dienen om de doelen in de leefomgeving te bereiken. De Omgevingsvisie geeft ook richting aan het ontwikkelen van het omgevingsplan. Hierin worden de algemene regels en vergunningsplichten vastgelegd die bindend zijn voor burgers en bedrijven (bestemmingsplannen en verordeningen worden hiermee vervangen).
De belangrijkste opgave is het verhogen van de leefkwaliteit in Westland, waarbij het sociaal-maatschappelijke en economische belang van het tuinbouwcluster niet uit het oog wordt verloren. De oorspronkelijke structuren in het landschap moeten behouden blijven, net als de gemeenschapszin in de dorpen. Westland wil een groenere, gezonde en aantrekkelijke gemeente zijn. Met een people - planet - profit benadering, vindt vergroening plaats langs de belangrijke groene verbindingen en in de wijken, terwijl initiatiefnemers en ontwikkelaars worden gevraagd groeninclusief te ontwerpen en in te richten. Een klimaatbestendig beleid wordt doorgevoerd in ruimtelijke inrichting, nieuwbouw en verkeersmaatregelen. Bodemwarmte moet worden benut en er wordt aangesloten op warmtenetten in de regio. Betere bereikbaarheid en een toonaangevende rol op het gebied van kennis, innovatie en duurzaamheid in de Greenport blijven een belangrijke rol spelen.
De autonome groei van inwoners wordt geaccommodeerd door het invullen van de zachte plannen voor woningbouw in combinatie met inbreiding door bv. hoger te bouwen. De kwaliteit van de omgeving wordt verbeterd met een groen/blauwe inrichting (groene daken, beleefbaar groen en waterberging) om hittestress en wateroverlast tegen te gaan. Voor 2040 wordt één vierkante meter groen per huishouden extra gerealiseerd, voor nieuwbouwprojecten geldt een norm van 50 m2 verblijfsgroen per woning. Bij projectontwikkeling worden zoveel mogelijk de minimale eisen uit het Convenant Klimaatadaptief Bouwen gehanteerd en is het uitgangspunt dat niet langer gebruik wordt gemaakt van fossiele brandstoffen. Het woningaanbod moet aansluiten uit bij de Westlandse behoeften en economisch verbondenen. Westland wil meer dan 8000 woningen realiseren, waarvan een grote opgave betaalbaar wonen. Er ligt ook een opgave voor de huisvesting van (tijdelijke) arbeidsmigranten.
Het duurzaam glastuinbouwgebied behoudt voldoende kritische massa om een innovatieve glastuinbouwgemeente te blijven, maar het toevoegen van beleefbaar groen mag ten koste gaan van glastuinbouw. De glastuinbouw produceert in de toekomst circulair, wordt energieneutraal en klimaatadaptief. Om de modernisering en herstructurering op gang te brengen moet er letterlijk ruimte worden gemaakt, bv. door het uitplaatsen van (bedrijfs)woningen naar de dorpen. Integrale gebiedsplannen moeten betaalbaar en met voldoende draagvlak gerealiseerd kunnen worden. Langs de kust is een strand dat uitblinkt in rust en ruimte met een goede balans tussen natuur en recreatie. Daarnaast wil Westland sluitende recreatieve netwerken creëren voor verschillende gebruiksgroepen d.m.v. robuuste groen-blauwe aders. Er wordt ingezet op een hoogwaardige OV verbinding tussen Den Haag en de Hoekse Lijn richting Delft.
Bepaalde bedrijventerreinen kunnen uitbreiden, in de kernen worden (compacte) kernwinkelgebieden aangewezen. Rond 2030 zijn grote ingrepen nodig om de infrastructuur op orde te houden (vrijliggend logistiek netwerk, ongelijkvloerse kruispunten), er komt een verkenning naar de mogelijkheden voor lightrail. Het fietsnetwerk binnen en van/naar Westland wordt verbeterd met o.a. metropolitane fietspaden. Vrachtverkeer krijgt wellicht hubs en goede doorstroming naar de A4/A20 blijft een belangrijk aandachtspunt.
Natuurgebieden (Natura 2000 en het Natuur Netwerk Nederland) moeten robuust, veerkrachtig, aaneengesloten en beleefbaar worden gemaakt. Voor 2030 zijn ontbrekende zones en schakels in ecologische verbindingen ingevuld, zodat de biodiversiteit bevorderd wordt. De waterkwaliteit moet worden verbeterd en er komt meer ruimte voor het vasthouden van water. Dit vraagt ook inspanningen van de glastuinbouw om meer circulair te worden, minder grondwater te onttrekken en water te bergen.
De toekomstkaart van Westland:
Mobiliteitsvisie Duurzaam Bereikbaar Westland
Op 10 december 2019 is de Mobiliteitsvisie Duurzaam Bereikbaar Westland vastgesteld door de gemeenteraad. Het gemeentelijk mobiliteitsbeleid was tot de vaststelling van deze Mobiliteitsvisie gebaseerd op het Westlands Verkeer- en Vervoerplan 2005-2015 (WVVP) en de Structuurvisie Westland 2025. Veel van de in het WVVP opgenomen doelstellingen en uitvoeringsprogramma's zijn gerealiseerd, dan wel waren aan herziening toe. Na vaststelling van de Mobiliteitsvisie is het WVVP komen te vervallen.
Er komt steeds meer verkeer in Westland. Om ervoor te zorgen dat we nu en in de toekomst nog vlot tussen dorpen en van dorp naar steden kunnen reizen, maken we plannen en nemen we maatregelen. De volgende mobiliteitsdoelen zijn opgenomen in de Mobiliteitsvisie 2040:
Beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018
In de vergadering van burgemeester en wethouders van 16 januari 2018 is de 'Beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018' vastgesteld. Hiermee vervalt de verwijzing naar het WVVP. In het beleid is de parkeernormering van de gemeente Westland geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met de meest recente kerncijfers van het CROW (landelijke richtlijnen).
Beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland
In de beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland wordt beschreven hoe om moet worden gegaan met diepte werkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de explosieven risicokaart. Deze kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van diepte werkzaamheden op bepaalde locaties in het Westland. In het projectgebied zijn geen mogelijke vindplaatsen van conventionele explosieven aanwezig.
Uitvoerings- en handhavingsstrategie 2022-2025
Op 7 februari 2022 hebben burgemeester en wethouders van Westland de Uitvoerings- en handhavingsstrategie 2022-2025 bekend gemaakt. Deze strategie bevat de weergave van hoe de gemeente Westland haar uitvoerings- (vergunningen) en handhavingstaken (toezicht en handhaving) uitvoert en hoe de interpretatieruimte die de wetgeving wordt ingevuld. Er is alvast aangesloten bij de terminologie en begrippen uit de komende Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen. Naast de preventieve toets van het bouwplan aan de bouwregelgeving vooraf wordt ook het toezicht tijdens en na realisatie van de bouw vervangen door toezicht door private kwaliteitsborgers. Hierdoor verschuift het toezicht van de voorkant van het proces naar handhaving achteraf. In navolging van maatschappelijke ontwikkelingen is de bedoeling van de Omgevingswet dat initiatiefnemers meer ruimte krijgen voor initiatieven maar ook zelf meer verantwoordelijkheid hebben voor deze initiatieven. Gemeente Westland zal risicogestuurd aanvragen om een omgevingsvergunning vergunnen. Na vergunningverlening wordt toezicht gehouden op de naleving van de vergunnings- of ontheffingsvoorwaarden, terwijl continue toezicht wordt gehouden op de naleving van wet- en regelgeving als het omgevingsplan. Ook voor bouwtoezicht en handhaving geldt dat er risicogestuurd wordt gewerkt. Strijdig gebruik van bedrijfsterreinen geldt als een bestuurlijk speerpunt, zodat een overtreding met hoge prioriteit zal worden aangepakt.
De naleving van wet- en regelgeving is daarbij een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente, burgers en bedrijven. De wet- en regelgeving zijn bedoeld om kwaliteit, veiligheid en leefbaarheid binnen de leefomgeving te beschermen en bevorderen en dat is in ieders belang. Dit draagt bij aan een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor de burgers en ondernemers van de Gemeente Westland. De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee vooral om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, zodat handhavend optreden hiertegen eenduidig mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid er van in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten.
Woonvisie 2020-2030
De Woonvisie 2020-2030 is een actualisatie van de Woonvisie Westland 2030 die is opgesteld in 2016 en vastgesteld door de raad in 2020. Met de actualisatie krijgt de gemeente de gelegenheid om integraal de afweging te maken voor welke doelgroep er gebouwd moet worden in Westland op basis van actuele gegevens. De visie vormt de basis voor nieuwe woningmarktafspraken met de regio Haaglanden, afspraken voor de huisvesting van arbeidsmigranten, zorginstellingen en de prestatieafspraken met de woningcorporaties.
Conclusies Woonvisie
De conclusies die uit de "Woonvisie 2020-2030" getrokken kunnen worden zijn:
Voor nieuwe bouwplannen geldt in beginsel de volgende verdeling in prijssegmenten: 45% dure/extra dure koop, 20% middeldure koop/huur, 5% goedkope koop, 30% sociale huur. Daarbij geldt een ambitie voor zorg- en ouderenwoningen en de huisvesting van arbeidsmigranten.
Beleid en beleidsregels voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk in Westland
In deze Nota wordt aangegeven dat het wenselijk is een goede ruimtelijke spreiding van de verkooppunten van consumentenvuurwerk te bewerkstelligen. Doel bij een ruimtelijke benadering is het bereiken van een gelijkmatige spreiding van (kleine) bedrijven voor verkoop en opslag van consumentenvuurwerk over Westland, om op deze wijze straathandel en vuurwerktoerisme zoveel mogelijk te voorkomen. Daarbij moet er binnen elk verzorgingsgebied sprake zijn van voldoende (vuurwerk)aanbod om de lokale markt te voorzien en zodoende illegale handel in principe overbodig te maken en te voorkomen.
Het uitgangspunt voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van de gemeente Westland is:
Ruimte bieden aan ondernemers voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk met inachtneming van veiligheid en milieuregelgeving onder voorwaarde van een goede ruimtelijke spreiding.
Met daarbij de volgende randvoorwaarden:
In de planregels van het voorliggende bestemmingsplan is opgenomen dat opslag en verkoop van consumentenvuurwerk niet is toegestaan.
Convenant klimaatadaptief bouwen Zuid-Holland (2018)
Nieuwbouwlocaties in Zuid-Holland worden zoveel mogelijk klimaatadaptief gebouwd, zodat ze bestand zijn tegen weersextremen als gevolg van klimaatverandering. Deze ambitie is vastgelegd in het convenant (overeenkomst) klimaatadaptief Bouwen. Dit is ondertekend door onder meer bouwbedrijven, gemeenten -waaronder Westland-, de provincie, waterschappen, maatschappelijke organisaties, financiers en projectontwikkelaars.
Klimaatverandering heeft grote impact op de leefomgeving en het aantal weersextremen neemt toe. Zuid-Holland staat voor een grote bouwopgave, tot 2025 zijn er in de provincie 100.000 nieuwe woningen nodig. Deze ontwikkelingen maken het van belang dat klimaatadaptief bouwen zo snel mogelijk de nieuwe norm wordt. Dit is concreet vertaald in het convenant klimaatadpatief bouwen in Zuid-Holland. Hierin zijn procesafspraken gemaakt gericht op het verminderen van de wateroverlast, hittestress, droogte en bodemdaling en het vergroten van de biodiversiteit. Het convenant is op 4 oktober 2018 van start gegaan. In de eerste fase van dit convenant is toegewerkt naar een minimaal programma van eisen voor nieuwbouw in relatie tot:
De gemeente Westland zal minimaal aan deze eisen voldoen en gebruikt daarmee het programma van minimale eisen uit het Convenant als uitgangspunt voor het realiseren van een klimaatadaptieve nieuwbouwwijk in Waelplas.
Met de ontwikkeling van Waelpark wijzigt het landgebruik in de Poelpolder van hoofdzakelijk glastuinbouw naar bebouwing, infrastructuur en groen. Om voor deze functies voldoende drooglegging te waarborgen en wateroverlast te voorkomen, wordt de polder waar nodig opgehoogd. Daarbij geldt het hogere winterpeil (NAP -1,68 m) als maatgevend (zie verder paragraaf 4.6 en bijlage 10). Uitgangspunt van de drooglegging van woningen en tuinen is minimaal 0,8m. Waelplas moet voorzien in zijn eigenwaterbergingsbehoefte. Daarom is de dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterbergingsgebied' opgenomen.
De hoge groennorm in heel Waelpark zorgt voor het voorkomen van hittestress en leidt tot een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.
Metropoolregio Den Haag-Rotterdam
In de metropoolregio Rotterdam Den Haag werken 23 gemeenten samen aan het verbeteren van de bereikbaarheid en het vernieuwen van de economie. Daarmee versterken ze onder meer de (internationale) concurrentiepositie van de regio. Met elkaar vormen deze 23 gemeenten het bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH).
Voor het overleg tussen de 23 gemeenten en het nemen van besluiten kent de MRDH de volgende besturen en commissies: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de bestuurscommissie Vervoersautoriteit (Va), de bestuurscommissie Economisch Vestigingsklimaat (EV) en de voorzitter. Met 23 gemeenten, 2,3 miljoen mensen, 1,2 miljoen banen met werk voor 13,5% van de Nederlanders en een bijdrage van 15% aan het BNP is de metropoolregio een regio die er toe doet. Voor een grootstedelijke regio waar het goed wonen, werken en recreëren is, heeft de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) zichzelf twee belangrijke ambities gesteld: het vernieuwen van economie en het verbeteren van de bereikbaarheid. Het Rijk gaf de Metropoolregio Rotterdam Den Haag de status van vervoerregio. En daarmee ook wettelijke taken rond verkeer en vervoer. Aan het begin van elke nieuwe bestuursperiode (elke vier jaar) stelt het bestuur een regionale strategische agenda vast, van waaruit de regionale vraagstukken worden opgepakt. De huidige strategische agenda loopt tot en met 2022.
Regionale Kantorenstrategie Haaglanden
De Regionale Kantorenstrategie Haaglanden gaat in op de segmentering en programmering van kantorenlocaties in Haaglanden. Deze kantorenstrategie vormt de basis voor het regionale beleid ten aanzien van de (her)ontwikkeling van kantorenlocaties tot aan 2020 en geeft mede invulling aan het RSP. Het RSP komt tot de conclusie dat het geplande aanbod van kantoren, de behoefte tot 2010 overstijgt. Ten aanzien van geplande ontwikkelingen na 2005 wordt gesteld dat de realisatie hiervan moet worden afgewogen ten opzichte van bewegingen in de bestaande voorraad kantoren.
Er is voldoende aanbod van gemengde bedrijvenzones waardoor blijvend ruimte kan worden geboden aan een diversiteit van bedrijven. Tevens zijn er voldoende mogelijkheden voor vermenging van verschillende werkfuncties.
Het omgevingsbeleid Zuid-Holland is op 1 april 2019 in werking getreden. In het Omgevingsbeleid is al het bestaande provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving samengevoegd in een Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening. Omdat onderdelen uit het Programma ruimte naar het visiedeel zijn omgezet, is het resterende deel hiervan nu onderdeel van het Omgevingsbeleid.
Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Hieraan wordt richting gegeven door het maken van samenhangende beleidskeuzes, die volgen uit provinciale opgaven en belangen. Deze beleidskeuzes werken door naar uitvoeringsprogramma's en naar regels in de provinciale verordening. Het geheel aan bestaande beleidskeuzes, inclusief de doorwerking naar programma's en verordening, vormt het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving.
Introductie op het omgevingsbeleid: de ruimtelijke hoofdstructuur
Zuid-Holland wil slim en schoon zijn. Klimaatverandering heeft in het laaggelegen deltagebied grote ruimtelijke, economische en sociale gevolgen. Als open economie is Zuid-Holland gevoelig voor gevolgen van globalisering. De segregatie neemt toe. De energie-intensieve economie heeft, zoals ook benoemd in het klimaatakkoord van Parijs, alleen toekomst als wordt overgegaan tot verduurzaming. De provincie ziet zes richtinggevende ambities in de fysieke leefomgeving: naar een klimaatbestendige delta, naar een nieuwe economie (the next level), naar een levendige meerkernige metropool, energievernieuwing, best bereikbare provincie en gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.
Belangrijk om de ambities waar te kunnen maken zijn innovatieve oplossingen voor waterberging en het voorkomen van hittestress, de overstap van een fossiele naar een circulaire economie, het uitbreiden van warmtenetten, een forse woningopgave en de verduurzaming van woningen, vitale kernen, het aanpakken van verkeersknelpunten, het versterken van openbaar vervoer en gebruik van de fiets en de kwaliteit van de leefomgeving versterken door natuur, water, recreatie, cultureel erfgoed en economie in samenhang te bezien.
De ruimtelijke hoofdstructuur toont de essentie en de samenhang van verschillende ruimtelijke beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie.
figuur 3: de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur (uitsnede Westland)
Gemeente Westland laat zich kenmerken door de glastuinbouw (Greenport Westland) omringd door kust, natuur en stedelijk groen met daarbinnen woonkernen en logistieke overslagpunten. Naaldwijk is als regiokern aangewezen. Wateringen behoort tot de stedelijke agglomeratie. Nabij de vestiging van Flora Holland is een kenniscentrum aangegeven.
Wat betreft mobiliteit is een (boven) regionale HOV-net busroute voorzien van Den Haag, via Naaldwijk naar Maassluis, alwaar op het HOV-net kan worden aangesloten richting Rotterdam. De greenport wordt benoemd als volwassen cluster dat tot de wereldtop behoort. Deze positie moet behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden. Er wordt gestreefd naar synergie van mainport Rotterdam en de greenports. De groene ruimte heeft intrinsieke waarde en het kustlandschap vormt mede de grondslag voor de identiteit van de bebouwde en groene ruimte. De provincie zet in op de groenblauwe structuur om groene kwaliteiten binnen en buiten stedelijk gebied te versterken en de samenhang tussen parken, recreatiegebieden, natuurgebieden en agrarisch landschap te vergroten.
Omgevingsverordening
Regels aangaande bestemmingsplannen bv. met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit, de ladder voor duurzame verstedelijking en voor ruimtelijke ontwikkelingen als stedelijke ontwikkelingen, kantoren, bedrijven, detailhandel, glastuinbouwgebied, infrastructuur, veiligheid, natuur en cultureel erfgoed zijn opgenomen in de Omgevingsverordening. De regels zijn van overeenkomstige toepassing op ruimtelijke initiatieven waarvoor een zogenaamde 'grote buitenplanse afwijking' wordt doorlopen. Op grond van de regels die zijn gesteld voor natuur, is voor Westland het volgende gebied aangewezen als ecologische verbindingen binnen het Natuurnetwerk Nederland:
figuur 4: uitsnede provinciale kaart Natuurnetwerk Nederland
Programma Ruimte
Een intensiever gebruik van steden en dorpen vergroot het draagvlak voor openbaar vervoer. Andersom kan de capaciteit op het infrastructuurnetwerk helpen om keuzes te maken waar en wanneer er verdicht en geconcentreerd kan worden. De provincie streeft er naar de agglomeratiekracht te vergroten. Stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stads- en dorpsgebied (BSD). Op de kaart 'woningbouwlocaties, bedrijventerreinen en andere stedelijke ontwikkelingen' (ook wel genoemd: '3ha kaart') zijn nog te ontwikkelen locaties voor deze doeleinden groter dan 3 ha buiten BSD opgenomen. Als een locatie hier is opgenomen, betekent dit dat de provincie op hoofdlijnen geen bezwaar heeft tegen de betreffende ontwikkeling.
figuur 5: de '3ha kaart'
Op de kaart zijn, indicatief, woningbouwlocaties weergegeven die gelegen zijn buiten het bestaand stads- en dorpsgebied en meer dan 3 hectare groot zijn. Op de kaart staat zowel harde als zachte capaciteit buiten BSD. Met deze toevoeging wordt invulling gegeven aan bestuurlijke continuïteit.
Woningbouwlocaties die voor Westland zijn opgenomen:
Klimaatverandering
Voor de risico's van klimaatverandering, zoals opgenomen in artikel 6.35a van de Omgevingsverordening wordt verwezen naar paragraaf 2.1.1 onder Convenant klimaatadaptief bouwen Zuid-Holland (2018) .
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport.
Figuur - Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur
Nationale belangen
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het projectgebied zijn geen nationale belangen in het geding.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Met de komst van de Omgevingswet die vanaf 2022 in werking zal treden, is het van belang dat de ruimtelijke opgave in lijn is met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). De eerste NOVI is vastgesteld in 2021. De NOVI bestaat uit één Rijksvisie op de leefomgeving. Het uitgangspunt van dit beleidsdocument is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in een samenhangend geheel. De NOVI schetst een duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland in 2050. Om dit te realiseren is collectieve verantwoordelijkheid van alle overheden van belang.
Het Rijk benoemt in de NOVI 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid en vermeldt hierbij de opgaven en de rol van het Rijk bij het realiseren van deze opgaven. Deze opgaven worden samengebracht in vier prioriteiten. Deze prioriteiten vormen complexe, omvangrijke en dringende opgaven die voortkomen uit of samenhangen met grote transities. Deze prioriteiten zijn:
Deze vier opgaven kunnen alleen in samenhang verder worden gebracht wanneer aandacht is voor thema's die hier dwars doorheen lopen, zoals omgevingskwaliteit, gezondheid, cultuurhistorie, klimaatadaptatie, water, bodem, (nationale) veiligheid en milieukwaliteit.
Een gezonde leefomgeving die zo min mogelijk negatieve invloed heeft op de gezondheid is volgens het Rijk van belang. De omgeving dient uitnodigend te zijn voor gezond gedrag en dient een plek te zijn waar inwoners zich prettig voelen.
De omvang van de vraag is afhankelijk van de het tempo van economische groei, maar ook van de specifieke bedrijfstaksamenstelling per regio, omdat de ramingen voor verschillende bedrijfstakken uiteenlopen. Het Rijk stelt dat een zorgvuldige raming van ruimtebehoefte- en aanbod van groot belang is. Om voldoende ruimte voor economische activiteit te faciliteren en deze optimaal te benutten, stellen overheden regionale programma's en transitieagenda's op.
Locaties van nieuwe kantoren, bedrijventerreinen en (groot)winkelbedrijven moeten passen bij het verkeers- en vervoersnetwerk. Deze locaties moeten goed afgestemd zijn op de vraag van bedrijven én de economische vitaliteit en de kwaliteit en aantrekkelijkheid van stad en land versterken.
De ontwikkeling voor uitwerkingsplan Waelplas is in overeenstemming met de beleidskaders van de verschillende overheden.
Algemeen
Dit uitwerkingsplan betreft de realisering van het woningbouwplan Waelplas, als onderdeel van het masterplan Waelpark. Het plangebied Waelplas ziet op de bouw van maximaal 110 woningen met bijbehorende infrastructuur, water en groen, gesitueerd in de bredere context van het masterplan Waelpark. Het uitwerkingsplan omvat maximaal 57 woningen. De woningen zullen bestaan uit rij-, vrijstaande- en twee-onder-één-kap-woningen. Met dit uitwerkingsplan krijgt dit deel een directe bouwtitel en wordt een actueel juridisch kader geboden voor de huidige bewoners van het gebied en voor de toekomstige bewoners en ontwikkelingen. Daarbij is het van belang dat een aantal duidelijke regels en uitgangspunten vastliggen, met name ten aanzien van geluidwerende maatregelen met betrekking tot de bedrijven die zijn gevestigd op het naastgelegen bedrijventerrein, de overgang van openbaar naar privé gebied en de inrichting van de privé randen van de kavels grenzend aan openbaar gebied. De zorgvuldigheid waarmee hier omgegaan wordt, bepaalt in belangrijke mate de kwaliteit en beleving van de openbare ruimte. Tegelijkertijd heeft dit uitwerkingsplan zoveel mogelijk flexibiliteit, om in te kunnen spelen op veranderingen die in een later stadium van de planvorming op kunnen treden.
De woonwijk is gelegen ten zuiden van de Poelmolenweg, ten westen van de ecologische zone en ten oosten van de Maesemundeweg en de daaraan gelegen bestaande woningen. De bestaande woningen aan de Maesemundeweg worden ingepast in het woongebied.
De ruimtelijke structuur van het woningbouwplan Waelplas wordt onderscheiden in wonen op boezemniveau en wonen op polderniveau. Daarbij zijn vier verschillende ruimtelijke milieus te herkennen.
Dit deel krijgt het karakter van een tuinwijk. De kaders zijn zodanig opgesteld dat voldoende ruimte tussen de bebouwing blijft en dat de tuinen, de erfafscheidingen en de straten dit beeld versterken. De kavels langs de boezemkade worden gesitueerd met zicht op de beschermingszone/ ecologische verbindingszone. In deze zone kan geen bebouwing worden gerealiseerd. Op deze wijze hebben de kavels uitzicht over de ecologische zone op het vaarwater. De boezemkade zelf wordt niet uitgegeven.
Het uitwerkingsplan Waelplas maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan Waelplas. Het bestemmingsplan maakt onderdeel uit van het gebied Waelpark. Voor dit gehele gebied is een masterplan op 18 februari 2015 vastgesteld, met als aanvulling daarop met het addendum van 22 januari 2019. Het gebied dat het masterplan omvat wordt ontwikkeld voor de bouw van woningen, de aanleg van een ecologische verbindingszone en de aanleg van een nieuwe waterverbinding op boezempeil.
Plangebied van het masterplan "Waelpark"
Dit uitwerkingsplan betreft de realisering van het woningbouwplan Waelrijk, als onderdeel van het het bestemmingsplan Waelplas. Het uitwerkingsplan ligt ten westen van de gasleiding en ecologische verbindingszone.
Dit deel wordt projectmatig ontwikkeld en zal het karakter van een tuinwijk krijgen. De kaders zijn zodanig opgesteld dat voldoende ruimte tussen de bebouwing blijft en dat de tuinen, de erfafscheidingen en straten dit beeld versterken. De kavels langs de boezemkade worden gesitueerd met zicht op de beschermingszone/ ecologische verbindingszone. In deze zone kan geen bebouwing worden gerealiseerd. Op deze wijze hebben de kavels uitzicht over de ecologische zone op het vaarwater. De boezemkade zelf wordt niet uitgegeven.
In het stedenbouwkundig plan worden de volgende bestaande woningen ingepast:
De bestaande woningen aan de Maesemundeweg, nummers 3 en 7 zijn worden stedenbouwkundig ingepast.
De woonwagenstandplaats aan de Rijnvaartweg is gelegen in het uit te werken plandeel gelijk aan de wijze van bestemmen in het bestemmingsplan Het Nieuwe Water.
Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de aanwezige functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.
Voor het onderdeel Bedrijven en milieuzonering op grond van het bestemmingsplan "Waelplas" is een onderzoek naar omliggende bedrijven uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het gehele plangebied te waarborgen, dat het nodig is om maatregelen te treffen bij de bedrijven aan de Hagemanstraat. Deze maatregelen zijn inmiddels bekend en zijn opgenomen in een geluidsonderzoek Bijlage 2 akoestisch onderzoek industrielawaai. Hierdoor wordt geluidshinder voorkomen De voorwaardelijke verplichting leidt ertoe dat deze maatregelen naar de toekomst toe in stand wordt gelaten.
Om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het gehele plangebied te waarborgen is het nodig om maatregelen te treffen bij de bedrijven aan de Hagemanstraat. Deze maatregelen zijn uitgewerkt. In het geluidsonderzoek is aangetoond geluidhinder afkomstig van de bedrijven wordt voorkomen en ook is aangetoond dat deze maatregel naar de toekomst toe in stand wordt gelaten.
Wet geluidhinder
Met de Wet geluidhinder wordt, vanuit een goed milieubeheer, een aantal specifieke geluidsgevoelige bestemmingen beschermd zoals woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. De geluidszonering die door deze wet wordt voorgeschreven, ligt rondom bedrijventerreinen, langs wegen voor wegverkeer, langs spoor-, tram- en metrowegen en rondom of langs andere geluidsoverlast veroorzakende objecten. Aan de geluidsbelasting op de (gevels van de) geluidsgevoelige objecten worden grenzen gesteld terwille van het woon- en leefklimaat.
Op 18 februari 2022 is door DGMR een verkeersgeluidonderzoek opgeleverd (zie verkeersgeluidonderzoek). De verplichting voor het uitwerking van de woonbestemming volgt uit het moederplan Waelplas van 15 januari 2019. Voor dit plan is door DGMR een akoestisch onderzoek wegverkeer uitgevoerd (Bestemmingsplan Waelplas – akoestisch onderzoek, 05 juli 2018 - M.2015.0226.02.R002). In dit onderzoek is niet gekeken naar het effect voor verkeerslawaai bij bestaande woningen. Ook is de Maesemundeweg niet beschouwd. In de huidige situatie is deze weg een ontsluitingsweg voor enkele woningen met een lage verkeersintensiteit. In de toekomstige situatie zal er sprake zijn van een toename in intensiteit door de realisatie van de nieuwe woningen in het uitwerkingsplan.
De Maesemundeweg en het verkeer in de nieuwe wijk worden meegenomen in het onderzoek. De cumulatieve geluidsbelasting van deze wegen en de Maesemundeweg zijn berekend en er is aangesloten bij de grenswaarden uit de Wet geluidhinder. Zoals eerder aangegeven is voor de Maesemundeweg uitgegaan van een intensiteit van 300 motorvoertuigen per etmaal in de huidige situatie.
De extra verkeersintensiteit door de komst van de woningen is berekend met de cijfers voor verkeersgeneratie conform de CROW publicatie 381 – Toekomstbestendig parkeren. Hierbij is uitgegaan van een weinig stedelijk gebied in rest bebouwde kom. Het maximum aantal woningen ligt vast in het bestemmingsplan en bedraagt 57 woningen. De woningen zullen bestaan uit een combinatie van vrijstaande woningen, rijtjes woningen en twee-onder-een-kapwoningen.
Op de Maesemundeweg staan twee woningen, aan de Maesemundeweg 3 en de Maesemundeweg 7. Voor deze woningen is in onderstaande figuur de geluidsbelasting (na aftrek conform 110g) weergegeven.
figuur: Berekende geluidsbelasting (Lden in dB) van alle wegen samen na aftrek conform artikel 110g
Beide woningen hebben op de westgevel een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder. Voor de Maesemundeweg 7 is ook sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde aan de noordzijde. De totale geluidsbelasting bij deze toetspunten wordt geheel bepaald door de Maesemundeweg, de bijdrage van de planwegen is minimaal. Beide woningen beschikken wel over een of meerdere gevels waar de geluidbelasting lager bedraagt dan de voorkeursgrenswaarde (=geluidluwe zijde). Daarnaast wordt opgemerkt te worden dat het uitgangspunt van 300 voertuigen in de huidige situatie naar verwachting een grote overschatting is. Bij een totale intensiteit van 767 voertuigen zal een afname van 200 – 300 voertuigen per etmaal een afname in geluidbelasting van ongeveer 2 dB geven. Ook geldt dat alhoewel de Maesemundeweg momenteel 50 km/u bedraagt, deze weg zich niet leent voor deze rijsnelheid. In de berekening wordt echter rekening gehouden met de toegestane rijsnelheid. Bij een snelheid van 30 km/u bedraagt de afname in geluidbelasting ruim 4 dB, waarmee alle berekende resultaten gelijk aan of lager dan de voorkeursgrenswaarde zijn. Voor de Maesemundeweg zal een verkeersbesluit worden genomen, waarbij de maximum snelheid op deze weg wordt verlaagd naar 30 km/u.
Hiervan uitgaande kan gesteld worden dat bij de woningen sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat.
Op 1 augustus 2022 is door dGMR een akoestisch onderzoek industrielawaai voor het uitwerkingsplan Waelplas opgesteld (zie Bijlage 2 akoestisch onderzoek industrielawaai).
Rondom de planontwikkeling liggen vier relevante bedrijven, dit betreft Alcomij en de bedrijven in het bedrijfsverzamelgebouw Renedon, Form-A-Fence en BergBerggroep.
Figuur: Ligging bedrijven en uitwerkingsgebied
In dit onderzoek is aangenomen dat een geluidsscherm aanwezig is. Hierbij is uitgegaan van een geluidwerende voorziening die langs het terrein van Alcomij loopt en wisselend acht tot twaalf meter hoog is. De ligging hiervan is in onderstaande figuur weergegeven. In de regels van het uitwerkingsplan is de voorwaarde opgenomen dat de bouw van woningen pas mogelijk is na de realisatie van een geluidswand op of naast het terrein van Alcomij.
Figuur: ligging geluidwerende maatregel
Alcomij
Uit het rapport blijkt dat voor 10 woningen (2 x 5 rijwoningen) langs de Maesemundeweg zonder verdere aanvullende maatregelen als gevolg van de bedrijfsvoering van Alcomij niet voldoen aan de eisen voor het uitwerkingsplan voldaan kan worden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau voor het zuidelijke deel van het uitwerkingsgebied. Omdat de overschrijding slechts plaatsvindt op de derde bouwlaag is in overleg met de Omgevingsdienst Haaglanden besloten om op deze verdieping geen te openen delen in de voor- en zijgevels toe te staan. Dit is in de regels geborgd. In het rapport wordt hier gesproken van dove gevels. Er is hier echter geen sprake van dove gevels in de zin van de Wet geluidhinder. Daar waar in het geluidsonderzoek wordt gesproken van dove gevels, moet worden gelezen: "niet te openen delen in de voor- en zijgevels en in de voor en zijdakvlakken in de derde bouwlaag"
Alcomij is relatief dichtbij bestaande woningen en geplande nieuwbouw gesitueerd. Vanwege een verandering van (de werkwijze van) Alcomij, vernieuwing en uitbreiding van bestaande bedrijfsgebouwen en plaatsing van akoestische wanden, is op 15 december 2021 een maatwerkbesluit genomen, waarmee als gevolg van de werkzaamheden en activiteiten door Alcomij B.V., een hogere geluidbelasting tot 56 dB(A) op de derde verdieping van de 10 woningen, die aan de Maesemundeweg liggen, wordt toegestaan. Bij het vaststellen van het maatwerkbesluit van 15 december 2021 waren nog geen exacte bouwlocaties bekend. Dat maatwerk was daarom vastgesteld op de rand van het uitwerkingsgebied. Nu voor het uitwerkingsgebied inmiddels wél exacte bouwlocaties bekend zijn, is op verzoek van Ontwikkelingsmaatschappij het Nieuwe Westland (ONW) is het maatwerk voor Alcomij bij besluit van 30 december 2022 uitgebreid met maatwerkvoorschriften die op de gevels van de nieuwe woningen zijn berekend.
Figuur: ligging woningen
Uit het onderzoek volgt dat voor de woningen die direct in de tweede lijn zijn gelegen achter de 10 woningen aan de Maesemundeweg zonder voorliggende bebouwing ook sprake is van een overschrijding van de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit vanwege Alcomij. Voor de bouwvolgorde is daarom van belang dat rekening wordt gehouden met het afschermende effect van de eerstelijns bebouwing. In de planregels van het uitwerkingsplan is voor deze woningen een aanduiding opgenomen waarbij geldt dat deze woningen niet eerder in gebruik worden genomen dan nadat de eerste lijn woningen in dit gebied zijn gebouwd. Ook is de voorwaardelijke verplichting opgenomen waarin wordt zekergesteld dat de eerste lijn woningen over de gehele breedte van de gronden met de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - geluidsbelasting 1' worden gebouwd. Mocht na de vaststelling van dit uitwerkingsplan blijken dat de eerstelijns woningen niet de geluidafschermende werking blijken te hebben die is beoogd, dan zal de gemeente alsnog een hogere geluidbelasting toegestaan op de tweedelijns woningen.
Rekening houdend met het scherm en het maatwerk van Alcomij, de niet te openen gevels vanaf de derde bouwlaag bij de nieuwbouwwoningen (2 x 5 woningen met de overschrijdingen) en de bouwvolgorde van de woningen, zijn de overschrijdingen van Alcomij toelaatbaar. Het maatwerk van Alcomij voorziet in een beschermingsniveau ten aanzien van de woningbouw in de Waelplas.
Bedrijfsverzamelgebouw
Voor de bedrijven in het bedrijfsverzamelgebouw is de feitelijke representatieve bedrijfsvoering (met eventuele toekomstige plannen) in kaart gebracht voor elk van de bedrijven. Dit is gedaan in overleg met de eigenaar van de betreffende bedrijven.
BergBerggroep
De overschrijding bij de woningen van 1 dB(A) vindt plaats door het zomers laden van de bussen in de nachtperiode (06:00-07:00). De optredende geluidsbelasting als gevolg van de incidentele situatie kan per maatwerkvoorschrift worden toegelaten. Het gaat om een bestaande activiteit en de overschrijding van de grenswaarde uit het Activiteitenbesluit is slechts 1 dB. Dit betreft geen knelpunt, de geringe verruiming kan op verzoek van BergBerggroep met een maatwerk (Activiteitenbesluit milieubeheer) vergund worden. Er zijn in het rapport verschillende isolatiewaarden voor de deur ingevoerd voor de zaag en de frees, terwijl het om dezelfde gesloten deur gaat. Uit het meegestuurde rekenmodel blijkt dat de deur een verwaarloosbare bijdrage heeft ten opzichte van de mobiele bronnen in het langtijdgemiddelde niveau. Het doortrekken van het scherm van Alcomij langs het bedrijfsverzamelgebouw wordt als financieel niet haalbaar en onwenselijk beschouwd. Het binnenniveau is daarmee, op basis van 20 dB gevelwering, aanvaardbaar. Gezien het incidentele karakter en de beperkte overschrijding zal dit niet leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Form-A-Fence
Het laden en lossen van de container (brengen/ophalen) vindt alleen plaats tussen 07.00 en 19.00 uur en slechts circa 4 keer per jaar. Het berekende piekgeluid op de nieuwbouw woningen is 82 dB(A). Het berekende niveau is hoog maar het gaat alleen de om de dagperiode en het aantal dagen waarop dit plaatsvindt is dermate gering dat voor deze situatie het betreffende piekniveau aanvaardbaar is.
Het onderzoek geeft aan dat net voldaan zal worden aan de norm van 50 dB(A) voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau. Uit het rekenmodel blijkt dat hiervoor het lossen van kunststof door de heftruck veruit de meest bepalende bron (49.7 dB(A)) is. Een belangrijk uitgangspunt is dat de deur tijdens het gebruik van de zaag- en freesmachine altijd dicht is.
Renendon
Het laden en lossen van de container (brengen/ophalen) vindt slechts incidenteel plaats en alleen plaats tussen 07.00 en 19.00 uur. Het betreffende piekgeluid is 80 dB(A) op de nieuwbouwwoningen. Het berekende niveau is hoog maar het gaat alleen om de dagperiode en volgens het rapport komt dit slechts incidenteel voor. Dit maakt dat het betreffende piekniveau voor deze situatie aanvaardbaar is.
Het incidenteel laden en lossen in de nachtperiode met een vrachtwagen en heftruck overschrijdt de geluidsnorm bij een bestaande woningen met ca 5 dB. Deze vermelde activiteit is niet nader akoestisch onderzocht op de nieuwbouwwoningen omdat de inrichting moet voldoen aan de geluidsnormen bij de bestaande woning en daarom mag ervan uitgegaan worden dat deze activiteit niet in de nachtperiode plaatsvindt.
Voor het laden en lossen in de dagperiode stelt het Activiteitenbesluit geen normen ten aanzien van het piekgeluid. Hierdoor is derhalve geen handhaving mogelijk op deze activiteiten in de dagperiode, ook niet bij klachten.
De geluidsniveaus van de gehanteerde bedrijfsvoeringen zijn toelaatbaar. De berekende minieme overschrijding van 1 dB op de nieuwbouwwoningen wordt veroorzaakt door het piekgeluid van laden en lossen tussen 06.00 – 07.00 uur, dit is tevens toelaatbaar. Het laden en lossen van containers door vrachtwagens in dagperiode veroorzaken hoge piekniveaus op de nieuwbouwwoningen maar deze zijn uitgezonderd van toetsing in het Activiteitenbesluit en komen naar verwachting dermate weinig frequent voor dat dit toelaatbaar is.
Aangezien uit dit nadere onderzoek blijkt dat voor het bedrijfsverzamelgebouw geen geluidwerende maatregelen genomen moeten worden, is de voorwaardelijke verplichting vanuit het moederplan niet in het uitwerkingsplan overgenomen.
Met de maatregelen is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de woningen en worden de naastgelegen bedrijven niet in hun bedrijfsvoering beperkt. Het aspect geluid vormt dan ook geen belemmering voor deze ontwikkeling.
Wet luchtkwaliteit
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 (Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer). De Wet luchtkwaliteit (Wlk) bevat grenswaarden voor
zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxide, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | Geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 ìg/m³ | 2010 t/m 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 ìg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 48 ìg/m³ | |
jaargemiddelde concentratie | 40 ìg/m³ | vanaf 11 juni 2011 | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 75 ìg/m³ | ||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.
Het uitwerkingsplan past binnen het luchtkwaliteitsonderzoek ten behoeve van het bestemmingsplan Waelplas. Aangezien hier geen wijzigingen voor bekend zijn, is geen aanvullend onderzoek noodzakelijk om aan te tonen dat wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen.
De wet kent eveneens een minimum-drempel voor gevallen die niet in betekende mate bijdragen aan concentratie in de buitenlucht van bijvoorbeeld fijn stof. In de daartoe opgestelde regeling niet in betekenende mate bijdragen (milieubeheer) wordt een aantal soorten projecten genoemd die nauwelijks van invloed zijn op de luchtkwaliteit. Door het aantal te bouwen woningen kan het plan eveneens beschouwd worden als "niet in betekende mate".
De luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor de uitvoering van het uitwerkingsplan.
Externe veiligheid is een begrip in het milieurecht en gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over de weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen. Als gevaarlijke stoffen kunnen worden genoemd vuurwerk, lpg en munitie. Het beleid en de wetgeving zijn erop gericht om maatregelen te treffen om de risico's van deze risicovolle activiteiten te reguleren.
Voor dit bestemmingsplan is toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen, het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de daarop gestoelde regelingen vereist. Op grond van de regels voor externe veiligheid moeten afstanden in acht worden genomen tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten. In de betreffende regelgeving wordt uitgegaan van een risicobenadering - en niet het volledig uitsluiten van het risico - waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het risico kan op een afbeelding zichtbaar worden gemaakt door een (iso)risicocontour die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt. Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers plaatsvindt. Het drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting, als bedoeld in de Wet milieubeheer, of bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet onderzocht - en verantwoord - worden omdat ook buiten de genoemde risicocontour van het plaatsgebonden risico nog letale effecten kunnen optreden in het invloedgebied van de risicovolle activiteit en groepen personen slachtoffer kunnen worden van een calamiteit.
In het kader van het bestemmingsplan "Waelplas" is onderzoek verricht naar de omgevingseffecten op de woningbouw in het uitwerkingsplan. Daaruit kwam naar voren dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan "Waelplas". De ontwikkeling van het uitwerkingsplan past binnen de kaders van dit onderzoek.
Veiligheid
Ad.b 'Vluchtweg van de risicobron af'
Het plan betreft een kleinschalige woonwijk. Het plan is aan weerszijden ontsloten door lokale wegen met een west-oost oriëntatie. In geval van een incident met een risicobron (beiden ten westen van het plangebied) zullen personen zich door deze straten in oostelijke richting van het incident af vluchten.
Het uitwerkingsgebied is via twee ontsluitingswegen te bereiken voor hulpdiensten en voldoet daarmee aan de Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid 2019.
Ad.c 'Risicocommunicatie'
Binnen het uitwerkingsgebied Waelplas bevindt zich een hogedruk gasleiding. Ten behoeve van deze gasleiding is een dubbelbestemming opgenomen. In de nabijheid van de gasleiding worden woningen gerealiseerd. Deze hebben allen ontsluitingen die een vluchtweg bieden van de gasleiding af. Vervolgens zijn er een tweetal ontsluitingswegen binnen het uitwerkingsgebied, zodat er voldoende vluchtwegen beschikbaar zijn.
Bij de oplevering van de woning naar de eerste kopers, zal de ontwikkelaar kopers informeren over de risico's en gevaren van de hoge druk aardgastransportleiding, de wijze van alarmeren en de wenselijke manier van reageren tijdens incidenten.
Naast bovenstaande zijn er geen aanvullende veiligheidsaspecten aan het licht gekomen.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het uitwerkingsplan.
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap van Delfland en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Nationaal beleid
Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.
Nationaal Waterplan
Op 10 december 2015 hebben de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken het Nationaal Waterplan 2016-2021 vastgesteld. In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan de volgende ambities centraal:
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie sluit aan op de uitgangspunten van het Nationaal Waterplan en vult deze op onderdelen aan. Uitgangspunten zijn het verbeteren van de waterkwaliteit, het voorkomen van wateroverlast, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
Provinciaal beleid
Het provinciaal waterbeleid voor de periode 2016-2021 bestaat uit: de Visie Ruimte en Mobiliteit, Voortgangsnota Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) 2016 - 2021 en onderdelen van het Provinciaal Waterplan 2010 - 2015.
In de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) zijn de ruimtelijke componenten opgenomen van het waterbeleid. Hoofdstuk 4 geeft de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid:
De doelen, maatregelen en afspraken voor de kwaliteit van het water van grond- en oppervlakte water zijn opgenomen het Stroomgebied beheerplan Rijn-West 201-2015 (SGB-1). Voor opvolgende periode 2016-2021 is het SGB-2 op 22 december 2014 gereedgekomen. De invulling van de verantwoordelijkheid in dit SGB-2 is vastgelegd in de KRW 2016-2021.
Het Waterplan Zuid-Holland 2015 was van kracht tot 22 december 2015. Op grond van artikel 48 Waterwet moet het plan om de zes jaar door de Provinciale Staten worden herzien. Het is niet noodzakelijk om een nieuw plan vast te stellen. Voldaan kan worden met het nemen van een planherzieningsbesluit. Dit besluit is genomen op 29 juni 2016 en bekend gemaakt op 8 juli 2016.
De onderdelen 'Waarborgen waterveiligheid (hoofdstuk 4)' en 'Realiseren mooi en schoon water (hoofdstuk 5)' en 'operationeel grondwaterbeleid (bijlage 7)' van het Waterplan 2015 blijven van kracht.
De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Visie Ruimte en Mobiliteit, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (Visie Ruimte en Mobiliteit), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (Verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (Uitvoeringsagenda). In de Verordening Ruimte zijn bijvoorbeeld regels opgenomen met betrekking tot regionale keringen in bestemmingsplannen. Daarnaast is de Waterverordening Zuid-Holland van belang. Daarin zijn onder meer veiligheidsnormeringen voor regionale keringen en waterkwantiteitsnormen opgenomen. De waterkwantiteitsnormen geven aan, waar de regionale wateren met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit op ingericht moeten zijn. Deze normen definiëren de gemiddelde overstromingskans vanuit het oppervlaktewater per jaar van daarbij aan te wijzen gebieden. Het beschermingsniveau verschilt per vorm van landgebruik en is gerelateerd aan de economische waarde van landgebruik en de te verwachten schade bij overstromingen. De waterkwaliteitsnormen zijn gerelateerd aan het landgebruik en daarmee bepalend voor de mogelijkheden, die het bestemmingsplan biedt.
De provincie heeft samen met de gemeente Den Haag en Westland een Visie Vaartenland opgesteld, een visie op hoe de vaartenstructuur in Westland en Den Haag recreatief/toeristisch en economisch elkaar kan versterken. Het project Westlandse Waterlijnen heeft de provincie in samenwerking met heel veel stakeholders uit het gebied ten westen van het Rijn-Schiekanaal opgesteld (Westland, Den Haag, Delft, Midden-Delfland, Schiedam, Vlaardingen en Maassluis). Dit heeft een wensenlijst met een soort top 5 opgeleverd, met betrekking tot versterking van de vaarrecreatie en economische spin-off, waar burgers, verenigingen en ondernemers hun zinnen op hebben gezet. Verder is in de Visie Ruimte en Mobiliteit aangegeven dat de juridische borging en versterking van het vaarnetwerk overgedragen is aan de gemeenten die hierop hun lokale beleid en bestemmingsplannen moeten aanpassen.
Waterschapsbeleid
Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2016-2021 'Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkingsgericht waterschap'. In dit Waterbeheerplan 5 (WBP 5) heeft het Hoogheemraadschap van Delfland (Delfland) zijn strategie voor de uitvoering van de kerntaken voor de komende jaren beschreven. Het is de leidraad voor het handelen van Delfland in de planperiode 2016-2021. Het WBP 5 is tevens een uitnodiging aan private, particuliere en publieke partijen om binnen de uitgezette koers met initiatieven te komen. Bij de uitvoering van het WBP 5 staan de kerntaken vanzelfsprekend voorop:
Delfland zal hierbij nadrukkelijk kijken naar een doelmatige uitvoering daarvan waarbij ambities, kosten en het tempo op een evenwichtig manier zijn afgewogen. Delfland voert zijn kerntaken uit ten behoeve van het behouden en verbeteren van de leefomgeving voor inwoners, medeoverheden, bedrijven en de natuurwaarden in het beheergebied. Het is een uitdaging om bij de uitvoering van die taken aan te sluiten bij de beleving en de behoeften van de maatschappij. Waterbewustzijn vormt de onmisbare schakel voor draagvlak. Delfland wil dat mensen zich in de komende planperiode bewust worden van het water om hen heen, van de gevolgen van klimaatverandering en van hun eigen gedrag. Het vergroten van waterbewustzijn is daarom verweven in alle programma's en handelingen van Delfland in de komende planperiode.
De werkzaamheden en projecten die de komende zes jaar geïnitieerd worden zijn terug te brengen tot de volgende vier speerpunten van het waterschap:
In 2007 (herzien in oktober 2018) is een Handreiking Watertoets, ruimte voor water in ruimtelijke plannen opgesteld. Het Hoogheemraadschap van Delfland stelt voorwaarden aan de inhoud van de watertoets (waterparagraaf) als verplicht onderdeel van de onderbouwing van ruimtelijke plannen. De watertoets berust op twee uitgangspunten:
De toelichting van bestemmingsplannen dient een beschrijving te bevatten van de volledige watersituatie binnen het plangebied, alsmede de te verwachten ontwikkelingen. Deze beschrijving dient in te gaan op de volgende aspecten:
Gemeentelijk beleid
Het Waterplan Westland , met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2027 en de daarbij horende uitvoeringsplan 2015 tot 2018 beschreven. De thema's: ”Toekomstig ruimtelijk beleid, Duurzaamheid, Schoon water, waterkeringen, Droge voeten, Afvalwaterketen Beheer en onderhoud, Zoetwatervoorzieningen en grondwater, Recreatie“, worden hierin uitgewerkt. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.
Voor de realisatie van (voornamelijk) woningen in het plangebied Waelpark, is een waterhuishoudkundigplan opgesteld. Waelplas is een deelgebied binnen Waelpark en daarmee opgenomen in het waterhuishoudkundigplan. Dit waterhuishoudkundigplan bevat het kader voor de waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Waelpark en vormt tegens de grondslag voor ondermeer dit uitwerkingsplan. Op basis van dit waterhuishoudkundige plan is een waterbalans (zie 3 Waterbalans Waelpark) opgesteld voor Waelpark. Binnen Waelpark wordt zowel boezemgebied als poldergebied ontwikkeld, het uitwerkingsgebied is onderdeel van het poldergebied. Binnen het poldergebied Waelplas wordt 59,7% verhard gebied gerealiseerd, waardoor er 2.789 m² oppervlaktewater gerealiseerd dient te worden (zie bijlage 4 Watercompensatie Waelplas). Deze 2.789 m² is onderdeel van 31.016 m²: het totale oppervlakte polderwater wat gerealiseerd moet worden in Waelpark. Binnen de verschillende deelgebieden wordt totaal 32.152m² polderwater gerealiseerd, waardoor er dus sprake is van een overschot van 1.136m².
Het waterhuishoudkundigplan is op 15 mei 2018 goedgekeurd door Hoogheemraadschap van Delfland. Het uitwerkingsplan wordt aan de westtzijde begrensd door de Nieuwe Vaart. Langs dit boezemwater is een waterkering aanwezig. Het uitwerkingsplan past binnen het Waterhuishoudkundigplan.
Met inachtneming van hetgeen is opgenomen in het Waterhuishoudkundigplan, kan het uitwerkingsplan overeenkomstig worden gerealiseerd.
Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft.
Wet bodembescherming
De Wet bodembescherming (Wbb) regelt zaken rond bodembescherming en bodemsanering. Vertrekpunt van de Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie. De wettelijke doelstelling is functiegericht saneren. De wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:
c. het wegnemen van actuele risico's.
Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. Het is niet nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.
Voor het gebied van het bestemmingsplan "Waelplas" zijn verschillende onderzoeken verricht waaruit kan worden geconstateerd, dat het gebied op een aantal plaatsen licht verontreinigd is. Laatstelijk is op 21 januari 2016 door bureau ATKB een actualiserend, verkennend bodemonderzoek verricht.. Nadien hebben er geen activiteiten plaatsgevonden die van invloed zijn op de resultaten uit het verkennend bodemonderzoek.
Uit het laatstgenoemde onderzoek is voornamelijk gebleken, dat:
Uit die onderzoeken kan worden geconcludeerd, dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor een goede ruimtelijke ordening die met dit bestemmingsplan is gegeven.
Natuurnetwerk Nederland
Op basis van het nieuwe rijksbeleid zoals opgenomen in het Natuurnetwerk Nederland (NNN), heeft de provincie Zuid-Holland in december 2013 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) herijkt. De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones.
Bij de herijkte EHS is de prioriteit komen te liggen bij het bereiken van de doelen van de Natura-2000-gebieden en de Europese Kaderrichtlijn Water. Voor wat betreft het beleidsveld Natuur richt de provincie zich niet alleen op de kwantitatieve prestaties (output: hoeveel hectare verworven en ingericht, hoeveel beheerplannen Natura 2000 vastgesteld) maar vooral ook op de effecten (outcome: de natuurkwaliteit, hoe ontwikkelt de Zuid-Hollandse biodiversiteit zich). Het voorgaande is breder dan de reikwijdte van het NNN omdat er door de provincie van uitgegaan wordt dat de bijdrage aan de biodiversiteit ook buiten de begrenzing van het NNN plaatsvindt, bijvoorbeeld het leveren van een bijdrage aan de biodiversiteit door recreatiegebieden en het agrarisch gebied.
Wet natuurbescherming
Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking. De Wnb is het nieuwe wettelijke stelsel voor natuurbescherming en vervangt drie tot dan bestaande wetten, namelijk de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Het beschermingsregime gaat uit van het "nee, tenzij-principe". Dit betekent dat de genoemde verbodsbepalingen in de Wnb voor bescherming van gebieden, soorten en houtopstanden altijd gelden. Het afwijken hiervan is alleen onder voorwaarden toegestaan. Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Zuid-Holland is het bevoegd gezag voor het verlenen van toestemming door middel van een vergunning, ontheffing of vrijstelling.
In de Wnb zijn bepalingen opgenomen voor de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten. Het gaat onder meer om soorten die in Nederland, maar ook in Europa in hun voortbestaan bedreigd worden. De Wnb kent drie beschermingsregimes:
Per beschermingsregime is bepaald welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing, vergunning of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag. De bepalingen zijn samengevat in onderstaande tabel. De bepalingen voorzien in een bescherming van verblijfplaatsen, evenals de bescherming tegen verstorende invloeden. Gedeputeerde Staten van provincie Zuid-Holland kan een ontheffing verlenen van de verboden als genoemd in de artikelen 3.1, 3.5 en 3.10. van de Wnb.
Vrijstellingen
In de Wnb is een aantal algemene soorten amfibieën en zoogdieren beschermd onder de categorie "Nationale soorten", zoals gewone pad, bruine kikker en konijn. Provincie Zuid-Holland heeft bevoegdheid om bij verordening deze soorten "vrij te stellen" van de ontheffing/vergunningsplicht (Provincie Zuid-Holland, 2016). Dit betekent dat geen ontheffing nodig is voor werken gericht op ruimtelijke inrichting en ontwikkeling en beheer en onderhoud. Vrijgestelde soorten zijn niet meegenomen in deze toetsing.
Zorgplicht
De zorgplicht (artikel 1.11. Wnb) houdt in dat handelingen, die nadelige gevolgen kunnen hebben voor in het wild levende dieren en planten:
Het betreft alle in het wild levende dieren en planten. De zorgplicht dient onder meer als vangnet voor de bescherming van soorten waarvoor op grond van de Wnb geen specifiek verbod geldt. De zorgplicht is daarnaast van toepassing op beschermde gebieden.
In het kader van het bestemmingsplan "Waelplas" is onderzoek verricht naar de effecten van de woningbouw op de natuur. Het uitwerkingsplan valt niet binnen het Natura 2000 gebied en niet binnen het Natuurnetwerk Nederland. In het ecologische onderzoek voor "Waelplas" zijn een aantal adviezen opgenomen. Deze zullen bij de uitvoering in acht worden genomen. De soortenbescherming vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het uitwerkingsplan. De zorgplicht is uiteraard wel van toepassing (artikel 1.11 Wet natuurbescherming). Voor wat betreft de stikstofdepositie is op 4 juli 2018 een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming namens Gedeputeerde Staten van Zuid Holland verleend.
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het uitwerkingsplan.
Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.
De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.
Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
In het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan Het Nieuwe Water in 2009, is archeologisch bureauonderzoek gedaan. Hieruit blijkt dat er voor het plangebied een uiterst lage verwachtingswaarde is van archeologische sporen (zie ook archeologische vrijwaringskaart bij het bestemmingsplan Het Nieuwe Water en de daarbij behorende voorschriften).
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het uitwerkingsplan.
De planregels en de planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen als gepubliceerd door het ministerie van VROM (SVBP 2008) en als wettelijk voorgeschreven in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 (Staatscourant 2008, nr. 377, van 30 oktober 2008).
Daarnaast zijn in de planregels de standaardregels opgenomen als geboden in artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. In een apart artikel zijn de bijzondere gebruiksverboden opgenomen voor alle bestemmingen, welke verboden aansluiten op het wettelijk verbod als neergelegd in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening.
Voor uitleg van die planregels wordt verwezen naar de toelichting op het Besluit ruimtelijke ordening en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008, in samenhang met de jurisprudentie over die uitleg.
Voorts is de "Werkafspraak terminologie Wabo in Standaard voor Vergelijkbare bestemmingsplannen" van september 2010 verwerkt. Die werkafspraak in het kader van de ministeriële regeling is gemaakt met het oog op de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010.
De planregels en planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn toegesneden op de specifieke behoefte aan planregulering voor het gegeven plangebied. In de hierna volgende paragrafen is de aan het bestemmingsplan eigen plansystematiek toegelicht voor zover die een aanvulling of een geoorloofde afwijking vormt van de SVBP 2012.
Opbouw planregels
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
Inleidende regels
Begrippen (Begrippen)
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten (Wijze van meten)
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
Bestemmingsregels
De bestemmingsregels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
Gebruiksregels
De doeleindenbeschrijving van de bestemming of de dubbelbestemming, waarvan opname in de planregels is geboden in artikel 3.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, is in de planregels voor elke bestemming in eerste instantie vervat in het onderdeel "Bestemmingsomschrijving". Van het onderdeel "Specifieke gebruiksregels" wordt in de planregels vooral gebruik gemaakt om regels te geven voor de onder de bestemming of dubbelbestemming vallende functieaanduidingen en bouwaanduidingen en andere aanduidingen.
Afwijkingsregels
In het onderdeel "Afwijken van de gebruiksregels" wordt alleen die afwijkingsbevoegdheid opgenomen die uitsluitend ziet op het gebruik. Zodra sprake is van het afwijken van de bouwregels - ook al vormt dat bouwen een (klein) onderdeel van het gebruik in ruime zin - wordt de bevoegdheid daartoe geplaatst in het onderdeel "Afwijken van de bouwregels".
Aanleggen of slopen
De aanlegregels of sloopregels zijn uitvoerig met het oog op een zorgvuldige verlening van de omgevingsvergunning daartoe, voor zover regels daarvoor niet reeds zijn voorzien in de Wet ruimtelijke ordening of het Besluit ruimtelijke ordening. De aanlegregels of sloopregels kennen de volgende onderverdeling:
Algemene gebruiksregels
In het artikel "Overgangs- en slotregels" zijn naast een verwijzing naar het algemene gebruiksverbod van artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, specifieke gebruiksverboden ter invulling van het algemene gebruiksverbod opgenomen. Daarin is onderscheid gemaakt tussen het verbod op het gebruik van gronden en het verbod op het gebruik van bouwwerken.
Overgangs- en slotregels
In het artikel "Overgangs- en slotregels" zijn de volgende onderdelen opgenomen:
Wettelijke vereisten
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Hierbij vormt de inhoud van de digitale versie de beslissende versie. De digitalisering brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
De planverbeelding is digitaal vorm gegeven overeenkomstig de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. De digitale planverbeelding en de andere onderdelen van de dataset hebben het volgende planidentificatie-nummer gekregen:
NL.IMRO.1783.ONWWAELPLASu01-VA01
De dataset bestaat uit:
Leeswijzer verbeelding
Wegwijzer via internet
Met de digitalisering van ruimtelijke plannen is het lezen en interpreteren van de verbeelding (voorheen plankaart) een nieuwe aangelegenheid. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen (ook in voorbereiding zijnde plannen voor zover deze ter inzage zijn gelegd) worden ingezien. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.
Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksonder 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond. Indien meer informatie is gewenst, kan worden doorgeklikt naar de toelichting en/of de regels van het plan.
Analoge verbeelding
Alhoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het bestemmingsplan analoog in te zien. Het lezen van de analoge verbeelding is verschillend van de digitale verbeelding. Op de analoge verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.
Bestemmingsvlak en bouwvlak
Vrijwel elke bestemming bestaat doorgaans uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Soms komt het voor dat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen. Op de plankaart is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het bestemmingsvlak ligt hieronder).
Aanduidingen
Op de digitale plankaart is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden van functieaanduidingen zijn 'bedrijfswoning', 'detailhandel' en 'kantoor'.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Voorbeelden van bouwaanduidingen zijn 'gestapeld' en 'onderdoorgang'.
Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen.
De bestaande functies in het plangebied die overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan in dit plan zijn bestemd, zijn de volgende (in alfabetische volgorde van bestemming).
Op de gronden waarop het woningbouwplan Waelplas zal worden gerealiseerd is de bestemming “Woongebied” (WG) neergelegd.
Volgens de bestemmingsomschrijving van deze bestemming zijn naast het realiseren van de woningen een verblijfsgebied (o.a. woonstraten, voet- en fietspaden), tuinen, erven, water, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en andere bij de bestemming behorende voorzieningen mogelijk gemaakt. De ontsluitingen van het plangebied, de langzaamverkeersroutes en groen zijn op de planverbeelding aangegeven met functie aanduidingen. In de regels is bepaald dat deze functies ook daadwerkelijk moeten worden aangelegd.
Ook zijn er twee aanduidingen opgenomen die betrekking hebben op geluid. De eerste betreft 'specifieke vorm van wonen geluidsbelasting 1'. Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - geluidsbelasting 1' is het niet toegestaan om draaiende of te openen delen in de voor- en zijgevels en in de voor en zijdakvlakken vanaf de derde bouwlaag of vanaf 7,5m hoogte, indien de derde bouwlaag begint boven de 7,5m te hebben en dient de karakteristieke geluidwering van deze gevels boven de 7,5m ten minste 22 dBA te bedragen. De tweede betreft 'specifieke vorm van wonen geluidsbelasting 2'. Ter plaatse van deze functieaanduiding geldt dat deze woningen niet eerder in gebruik mogen worden genomen dan nadat de woningen met de functieaanduiding specifieke vorm van wonen geluidsbelasting 1' genoemd zijn gebouwd.
Uit het moederplan Waelplas is de voorwaardelijke verplichting ten aanzien van de geluidwerende maatregelen bij Alcomij overgenomen.
Op de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Waterberging (dubbelbestemming)' zijn bestemd voor waterberging, zoals opgenomen in de waterparagraaf 3.6 Waterhuishouding ten behoeve van de waterbergingsopvave binnen het plangebied Waelpolder.
Op de gronden van de primaire waterkering en de daarbij behorende beschermingszone is de dubbelbestemming "Waterstaat – Waterkering" (WS-WK) neergelegd.
Op de gronden waarin de hoofd-aardgastransportleiding van de Gasunie is gelegen is de dubbelbestemming “Leiding – Gas” (L-G) neergelegd. Aan deze dubbelbestemming is een aanlegstelsel verbonden.
Voor het bestemmingsplan 'Waelplas' is een exploitatieplan, als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening, opgesteld. Dit exploitatieplan bevat een grondexploitatieopzet en regels voor het omslaan van de kosten over de verschillende uitgiftecategorieën. Voor de meeste gronden waren de kosten voor het realiseren van het woningbouwplan, die verhaald dienen te worden, opgenomen in de grondprijs van de uit te geven gronden. Dit is ten finale vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst met Ontwikkelingsmaatschappij Het Nieuwe Westland (ONW). Het plangebied is onderdeel van het project Waelpark waarvoor een sluitende grondexploitatie is opgesteld. Ook met de laatste eigenaar van gronden binnen het plangebied van het uitwerkingsplan is een posterieure overeenkomst gesloten, waarin de verhaalbaarheid van kosten is opgenomen. Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan voor wat betreft de grondexploitatie en kostenverhaal uitvoerbaar is.
Eventuele vergoeding van planschade, als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening, is als kostenpost in de grondexploitatie opgenomen, zodat kan worden geconcludeerd, dat het bestemmingsplan ook op dit vlak uitvoerbaar is.
In de periode van 17 augustus 2022 tot en met 13 september 2022 heeft over het voorontwerp van dit bestemmingsplan bestuurlijk overleg plaatsgehad als geboden in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierbij hebben de volgende instanties gereageerd:
De uitkomsten van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, onder c., van het Besluit ruimtelijke ordening, zijn opgenomen in Bijlage Beantwoording overleg van deze toelichting.
Van 10 februari 2023 tot en met 23 maart 2023 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter visie gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Gedurende de periode van tervisielegging zijn 2 zienswijzen ingediend.
De ontvangen zienswijzen zijn beoordeeld. Voor een overzicht van de zienswijzen wordt verwezen naar Bijlage 6 Nota beantwoording zienswijzen van deze toelichting.
Een aantal zienswijzen heeft geleid tot wijzigingen ten opzichte van het ontwerp uitwerkingsplan. Deze wijzigingen zijn opgenomen in de Staat van wijzigingen. Deze is opgenomen als Bijlage 7 Staat van wijzigingen bij de toelichting.