Plan: | Bedrijventerrein Holten |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1742.BPHB2009000-0401 |
Staat van bedrijfsactiviteiten / milieuzonering
In de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn bedrijven toegestaan die zijn vermeld in bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, onderdeel van de regels.
Door middel van aanduidingen op de verbeelding is bepaald welke categorie bedrijven, waar is toegestaan. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn bij de diverse bedrijven voor de diverse milieufactoren, zoals geur, stof en geluid, afstandsmaten aangegeven. Het gaat daarbij om afstanden van bedrijven tot woonbebouwing die is gelegen in een 'rustige woonwijk' (of uiterlijk op de rand daarvan). De bij een bepaald bedrijf aangegeven grootste afstand is bepalend voor de categorie-indeling:
grootste afstand | categorie |
10 m | 1 |
30 m | 2 |
50 m | 3.1 |
100 m | 3.2 |
200 m | 4.1 |
300 m | 4.2 |
Zo zijn binnen een bestemmingsvlak in de directe nabijheid van woonbebouwing -afstand 0 tot 10 m- bedrijven toegestaan die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten in categorie 1 vallen. Op een afstand van 30 m zijn bedrijven in categorie 2 toegestaan, op een afstand van 50 m tot 100 m zijn bedrijven in de categorieën 3.1 of 3.2, enzovoort.
Bestaande bedrijven die als zodanig in een hogere categorie vallen dan ter plaatse blijkens de categorie-aanduiding is toegestaan, worden specifiek bestemd, via een specifieke aanduiding. Daarnaast zijn inrichtingen met een bepaalde uitstraling ook aangeduid met een specifieke functieaanduiding. Het betreft hier onder andere de nu aanwezige detailhandelsvestiging, het verkooppunt van motorbrandstoffen en de nutsvoorziening in het gebied. De bestemming bevat een wijzigingsbevoegdheid waarmee een specifieke aanduiding kan worden verwijderd, als vast komt te staan dat bestaande bedrijf daar niet meer wordt uitgeoefend. Daarna kan op die plaats alleen nog een bedrijf worden toegestaan, dat binnen de aangeduide categorie valt.
Als er zich een bedrijf voor vestiging aandient dat in de Staat van Bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie valt dan ter plaatse is toegestaan, bijvoorbeeld in categorie 4.1, waar categorie 3.2 is toegestaan, dan kan dat bedrijf mogelijk toch worden ingepast. Via een 'afwijking' kan dat bedrijf worden toegestaan, mits het, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving, redelijkerwijs kan worden gelijkgesteld met bedrijven die op de betreffende plaats als recht, in dit geval dus 3.2, zijn toegestaan.
Detailhandel
Binnen de bedrijventerreinbestemming is de bestaande (volumineuze) detailhandel specifiek aangeduid. Het vestigen van nieuwe detailhandelsbedrijven is niet toegestaan.
Bevi-inrichtingen en geluidhinderlijke inrichtingen
Bevi-inrichtingen (risicovolle inrichtingen, genoemd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen) zijn toegestaan. Deze komen thans overigens niet voor in het plangebied.
Bij het toestaan van een Bevi-inrichting in het plangebied dient wel te worden voldaan aan enkele voorwaarden met betrekking tot de plaatsgebonden risico-contour (10-6-contour). De contour van een Bevi-inrichting dient namelijk binnen het bedrijfsperceel van de Bevi-inrichting te liggen en wanneer dat niet het geval is mag de 10-6-contour uitsluitend op gronden met de bestemming 'Groen', 'Verkeer' of 'Water' liggen. Binnen die bestemmingen zijn namelijk geen (beperkt) kwetsbare objecten gelegen en toegestaan.
Bedrijven die zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken (inrichtingen bedoeld in Bijlage I, onderdeel D, van het Besluit omgevingsrecht), zijn niet toegestaan.
MER-(beoordelings)plichtige inrichtingen
In de in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met name in categorie 4.1 en hoger, komen bedrijven voor die inrichtingen zijn of kunnen zijn, die zijn genoemd in de onderdelen C (MER-plichtige inrichtingen) of D (MER-beoordelingsplichtige inrichtingen) van de Bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage.
Zouden die bedrijven in het bestemmingsplan als recht worden toegestaan, dan zou voorafgaand aan of tegelijk met het bestemmingsplan een milieueffectrapportage moeten worden gemaakt. In die rapportage zouden dan alle mogelijke effecten van alle in de onderdelen C of D genoemde inrichtingen die vallen in een in het bestemmingsplan toegestane categorie, moeten worden onderzocht en doorgerekend. Dat terwijl vooraf niet duidelijk is of een dergelijke inrichting zich zal vestigen en zoja, waar en met welke effecten.
Omdat het maken van een zodanige milieueffectrapportage bij het bestemmingsplan niet realistisch (en praktisch eigenlijk onmogelijk) is, is in dit bestemmingsplan vestiging van MER-(beoordelings)plichtige inrichtingen niet toegestaan.
Indien de gemeente medewerking wenst te verlenen aan vestiging van een bedrijf dat een MER-(beoordelings)plichtige inrichting is, kan daarvoor een afzonderlijk bestemmingsplan worden opgesteld of een 'omgevingsvergunning-besluit' (waarbij 'buitenplans' van het bestemmingsplan wordt afgeweken; vroeger: een projectbesluit) worden genomen. In het kader van dat plan of besluit kan dan een specifiek op de betreffende inrichting gericht milieueffectrapport worden gemaakt.
Wegen en andere bijbehorende voorzieningen
Op de gronden binnen deze bestemming zijn naast bedrijfsvestigingen ook wegen met bijbehorende voorzieningen toegestaan, ter ontsluiting van de betreffende bedrijven. Tevens zijn fiets- en voetpaden, water, groen, parkeervoorzieningen, nutsgebouwtjes e.d. toegestaan.
Bouwregels
Aan het bouwen van gebouwen op het bedrijfsterrein zijn alleen die eisen betreffende situering, oppervlakte en andere maatvoering gesteld, die nodig zijn om een ruimtelijk en planologisch verantwoorde invulling van het gebied te verkrijgen.
In dat kader dienen gebouwen binnen bouwvlakken te worden gebouwd, op een bepaalde afstand tot wegen en tot een van de zijdelingse perceelsgrenzen. In de bestemming is een maximale oppervlaktemaat opgenomen voor bedrijfspercelen. Deze maximale oppervlakte bedraagt met recht 1,25 ha. Via een 'afwijkingsbevoegdheid' kan dit vergroot worden naar 1,5 ha en met een wijziging zelfs naar 2 ha. Het opnemen van een maximale oppervlaktemaat voor een bedrijfsperceel sluit aan bij het provinciale uitgangspunt om op plaatselijke bedrijventerreinen enkel bedrijvigheid met een lokaal karakter toe te staan. Bedrijven die behoefte hebben aan een groter bedrijfsperceel dienen zich te vestigen op hiervoor bedoelde regionale bedrijventerreinen. Overigens is in dit bestemmingsplan ook ruimte voor enkele grotere bedrijven. Dergelijke bedrijven hebben ter plaatse van de bouwaanduiding 'grotere bedrijfspercelen' voldoende ruimte.
De hoogtemaat van de gebouwen is zo bepaald dat deze overeen komt met de zonering bouwhoogte.
In deze bestemming zijn alleen bestaande bedrijfswoningen toegestaan, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. In een moderne bedrijfsvoering is een bedrijfswoning in principe geen noodzaak meer en bovendien kunnen bedrijfswoningen belemmeringen, met name qua milieuruimte, opleveren voor omliggende bedrijven.
In de bouwregels is bepaald dat een omgevingsvergunning voor het bouwen van (bedrijfs)gebouwen alleen wordt verleend indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of elders aanwezig is. Deze bepaling is in het plan opgenomen omdat op termijn de regels betreffende parkeren die nu in de bouwverordening staan, zullen verdwijnen.
In lijn met het bepaalde in het Besluit omgevingsrecht (Bor) dat tegelijk met de Wabo in werking is getreden, zijn de vroegere begrippen 'aan- of uitbouwen', 'bijgebouwen' en 'overkappingen' nu opgegegaan in het begrip 'bijbehorende bouwwerken'. De omschrijving van dat begrip in het Bor is overgenomen in artikel 1 van de regels.
Afwijkingen van bouwregels
Deze bestemming bevat afwijkingsmogelijkheden betreffende het bouwen van ondergeschikte gebouwen buiten het bouwvlak en de minimumafstanden tot perceelsgrenzen.
Specifieke gebruiksregels
Van een 'bijbehorende bouwwerk' is in de begripsbepaling in artikel 1 van de regels bepaald dat het daarbij gaat om een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een .... hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd .... gebouw ....'.
Om de ongewenste situatie te voorkomen dat er (eventueel zelfstandig) wordt gewoond in een bijbehorend bouwwerk dat niet aan de bedrijfswoning is aangebouwd, is ter zake bepaald dat bewoning van een dergelijk bijbehorende bouwwerk een gebruik in strijd met de bestemming is.
Voor buitenopslag (opslag buiten gebouwen) zijn minimum afstanden tot wegen opgenomen en maximum hoogtematen. Dat in verband met onder meer de gewenste ruimtelijke uitstraling en met de sociale en verkeersveiligheid .
De structurerende groenvoorzieningen in het plangebied, met name langs de randen van wegen en water zijn bestemd als 'Groen'. Daarnaast zijn ook enkele groenstroken die aansluiten op de groenstructuur binnen aangrenzende woonwijken als groen bestemd.
Om het aanwezige water in het gebied veilig te stellen in het belang van de waterberging en als bufferzone zijn alle watergangen binnen het plangebied bestemd als 'Water'.
De wegen die de hoofdontsluiting van het plangebied vormen zijn aangewezen als 'Verkeer'.
Zoals hiervoor al is aangegeven, kunnen de overige wegen in het plangebied, met de functie van bedrijfsontsluiting, op de gewenste plaats en wijze worden gerealiseerd binnen de bestemming 'Bedrijventerrein'.
Voor het deel van Vletgaarsmaten dat in de komende planperiode van 10 jaar mogelijk ingericht wordt als bedrijventerrein is de bestemming 'Bedrijventerrein - Uit te werken'opgenomen. Binnen deze uit te werken bestemming is ook nog onderscheid gemaakt tussen de toegestane categorie-bedrijven. Binnen deze bestemming zijn geen specifieke bouwvlakken opgenomen. Naast bedrijven mogen binnen dit bestemmingsvlak ook groenvoorzieningen, verkeer- en verblijfsvoorzieningen, watergangen en nutsvoorzieningen aangelegd/gerealiseerd worden. Binnen deze bestemming mag zolang en voor zover een uitwerking nog geen rechtskracht heeft gekregen niet worden gebouwd.
Voor de bestemming zijn uitwerkingsregels van toepassing. Bij het opstellen van uitwerkingen moet hieraan voldaan worden. Ten aanzien van de bedrijfs- en andere bestemmingen die bij uitwerking aan de gronden worden gegeven, is zoveel mogelijk het bepaalde in met name artikel 4 (Bedrijventerrein) van toepassing.
De gronden met een hoge respectievelijk middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' respectievelijk 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' gekregen. Deze dubbelbestemmingen ligt over de andere bestemmingen van deze gronden heen. Binnen deze bestemmingen geldt een 'omgevingsvergunning-stelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' (per 1oktober 2010 nieuwe terminologie ingevolge Wabo; was: aanlegvergunning) waarmee controle kan worden uitgeoefend op met name grondroeringen en andere met bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden samenhangende grondwerken. In de afzonderlijke dubbelbestemmingen is dat omgevingsvergunning-stelsel afgestemd op het gewenste en beoogde beschermingsniveau.
Beide dubbelbestemmingen bevatten een wijzigingsbevoegdheid waarmee de aanwijzing van de dubbelbestemming kan worden vegroot, verkleind of verwijderd al naar gelang de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.