Plan: | Herveld, Hoge Hof |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1734.HERVdehogehof-VSG1 |
De initiatiefnemer wil 42 wooneenheden realiseren op het terrein waar momenteel zorgcentrum De Hoge Hof gelegen is. De 42 woningen worden onderverdeeld in 14 grondgebonden woningen en 28 appartementen.
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Herveld-Andelst'. Op basis van de huidige bestemmingen is het oprichten van woningen ruimtelijk en functioneel niet toegestaan. De woningen worden namelijk gerealiseerd binnen de bestemming 'Maatschappelijk', waar geen woningen (hoofdgebouwen) zijn toegestaan. Om het initiatief mogelijk te maken, is daarom een herziening van het bestemmingsplan voor het plangebied noodzakelijk. Dit bestemmingsplan 'Herveld, Hoge Hof' stelt de kaders vast waarbinnen de nieuwbouw van de woningen met de daarbij bijbehorende voorzieningen kan worden toegestaan.
Het plangebied ligt in de kern Herveld, in het centrum van deze dorpskern. Het dorp bestaat uit twee delen: Herveld-Noord en Herveld-Zuid. Het plangebied ligt in het noordelijke deel van de kern. Herveld telt ruim 3.000 inwoners.
Het plangebied ligt aan de westzijde van de straat De Hoge Hof. De Binnenstraat vormt de westelijke grens van het plangebied en de Hoofdstraat de noordzijde. Kadastraal staat het plangebied bekend als gemeente Valburg, sectie G en perceelnummer 1960.
Op afbeelding 1.1 is de ligging en globale begrenzing van het plangebied weergegeven. Afbeelding 1.2 laat het kadastrale perceel zien waarbinnen het plangebied ligt.
![]() |
![]() |
Afbeelding 1.1: ligging en globale begrenzing plangebied (bron: Google Maps) |
![]() |
Afbeelding 1.2: weergave kadastrale percelen plangebied (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl) |
In het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Herveld-Andelst', dat sinds 23 september 2011 onherroepelijk is. Het plangebied heeft de bestemming 'Maatschappelijk' met functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk- zorgcentrum'. Daarnaast geldt voor het hele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. In afbeelding 1.3 is een uitsnede van de verbeelding van bestemmingsplan 'Herveld - Andelst' ter plaatse van het plangebied opgenomen.
Op basis van de huidige bestemmingen is het oprichten van woningen ruimtelijk en functioneel niet toegestaan. Daarom is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
![]() |
Afbeelding 1.3: uitsnede huidig bestemmingsplan 'Herveld - Andelst' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl) |
Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Na dit inleidende hoofdstuk, worden in hoofdstukken 2 en 3 respectievelijk de bestaande en de toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het voor dit bestemmingsplan van toepassing zijnde rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan de orde. Daarmee wordt inzichtelijk gemaakt of de ontwikkeling in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht aanvaardbaar en haalbaar is en voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 6 is de juridische planopzet beschreven en in hoofdstuk 7 is de financiële toelichting opgenomen. In hoofdstuk 8 is de procedure beschreven.
Het plangebied ligt ter plaatse van het huidige zorgcentrum 'De Hoge Hof', dat is gebouwd in 1974. Hoge Hof wordt momenteel gehuurd door een stichting en bestaat uit 74 zorgwoningen. De locatie ligt op een belangrijk knooppunt van de toegangswegen van Herveld-Noord, te weten de Hoofdstraat en de Binnenstraat. Daarnaast wordt de locatie omgeven door de weg Hoge Hof aan de zuid- en oostkant. Naast de bebouwing van het zorgcentrum zijn in het plangebied groen- en parkeervoorzieningen en verhardingen aanwezig. In de huidige situatie vormt de bebouwing in het plangebied, samen met de appartementenblokken oostelijke van de locatie, uit het niets een grootschalige wand. Van een stedenbouwkundige opbouw naar het centrum van Herveld-Noord, de woonwijken in de omgeving en de graslanden aan de overzijde van de Binnenweg is in de huidige situatie nauwelijks sprake. Omdat het plangebied aan de belangrijkste entree tot de kern ligt, doet dit enige afbreuk aan de uitstraling en aantrekkelijkheid van de kern.
In afbeelding 2 zijn foto's van de huidige situatie in het plangebied opgenomen.
![]() |
![]() |
Afbeelding 2: weergave huidige situatie (bovenste foto: plangebied vanuit zuidoosthoek, onderste foto: plangebied vanuit noordwesten/kruispunt Hoofdweg en Binnenweg), bron: Google Maps |
Oorspronkelijk was het voornemen van de stichting om in het plangebied een nieuw complex op te richten voor somatische zorg en Psychogeriatrische Zorg. Met de eigenaar is echter geen overeenstemming bereikt over dit voornemen, waarna de stichting een andere locatie op circa 150 meter van het plangebied heeft gevonden om een nieuw complex te ontwikkelen.
De Hoge Hof komt hierdoor op korte termijn leeg te staan. De initiatiefnemer wil de locatie herontwikkelen door verschillende soorten woningen bouwen op het perceel van het huidige zorgcentrum. In totaal zullen 42 woningen gerealiseerd worden. Het gaat om 14 grondgebonden woningen, verdeeld over drie blokken, aan de zijde van de Binnenweg en 28 appartementen, verdeeld over 2 met elkaar verbonden blokken, aan de zijde van De Hoge Hof.
Bij de planontwikkeling is rekening gehouden met de specifieke locatie van Hoge Hof en het bijzondere karakter van Herveld. Het plangebied ligt aan zowel de belangrijkste oost-westelijke ontsluitingsroute van Herveld-Noord en Andelst als de belangrijkste hoofdontsluiting tussen Herveld-Noord en Herveld-Zuid (zie afbeelding 3.1). Daarnaast vormt het plangebied het overgangsgebied tussen de grootschalige appartementen in Herveld-Noord ten oosten van het plangebied en de kleine dorpse stedenbouwkundige korrel in noordelijke richting en richting Andelst. Zoals in hoofdstuk 2 al is beschreven, is van een logische en geleidelijke stedenbouwkundige opbouw in de huidige situatie nauwelijks sprake.
![]() |
Afbeelding 3.1: ligging plangebied aan hoofdstructuren Herveld-Noord en -Zuid en Andelst |
Het belangrijkste uitgangspunt dat ten grondslag ligt aan het ontwerp van het plan, is daarom dat er stedenbouwkundig beter wordt aangesloten bij het dorpse karakter van de omgeving en dat er niet nog een groot eenvormig nieuwbouwcomplex aan het centrum van Herveld-Noord wordt toegevoegd. Met de nieuwbouw wordt beoogd om een overgang te creëren van de kleinschalige woningen (dorpse korrel) aan de west-, noord- en zuidzijde en naar de oostelijk gelegen grootschalige appartementenblokken die het centrum van het dorp markeren.
In afbeelding 3.2 is een indicatie en impressie van de inrichting van het plangebied met de woningen en bijbehorende voorzieningen en openbaar gebied weergegeven.
Op de afbeelding is te zien dat blokken A en B gelegen zijn aan de Binnenstraat en qua maat en schaal aansluiten bij de woningen aan de overzijde van de weg. Blok C, dat het dichtst ligt bij de kruising van de Binnenstraat, is door een hogere verdiepingshoogte en steilere kap hoger dan de westelijk gelegen aangrenzende bebouwing. Het appartementenblok (D), dat aan de oostzijde aan de Hoofdstraat en de Hoge Hof is gepositioneerd, is drie lagen hoog en is hoger dan het blok (C), maar lager dan het oostelijk gelegen appartementengebouw. De eengezinswoningen (E) aan de Hoge Hof zijn twee lagen hoog met een kap en correspondeert qua schaal met het appartementenblok van drie lagen hoog aan de overzijde van de straat.
De bestaande structuur van parkeren op de locatie wordt zo veel mogelijk behouden. Bij de locatie zullen in totaal 80 parkeerplaatsen worden gesitueerd.
![]() |
![]() |
Afbeelding 3.2: toekomstige situatie |
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te bereiken, laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Beoordeling en conclusie
Het plangebied ligt niet in de nationale hoofdstructuur en het plan ziet op een ontwikkeling van lokaal belang. Het beleid met betrekking tot het realiseren van de woningen wordt dan ook neergelegd bij de decentrale overheden. Er zijn geen nationale belangen in het geding. Het initiatief conflicteert niet met het nationaal ruimtelijke ordeningsbeleid, zoals vastgelegd in de SVIR.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen, voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels van het Barro worden gerespecteerd.
Beoordeling en conclusie
Het initiatief betreft een lokale ontwikkeling. Er zijn geen nationale belangen in het geding. Het Barro heeft geen doorwerking naar dit bestemmingsplan.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een motiveringsinstrument dat moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: 'De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein,
of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.” Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn (ECLI:NL:RVS:2016:1503).
In een bestemmingsplan moet worden aangegeven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en een motivering, dat de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd als de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt: 'De toelichting
bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een
beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling
mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand
stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien”.
Beoordeling
De locatie ligt binnen bestaand stedelijk gebied en is in de huidige situatie al bestemd voor een stedelijke functie. Met het bestemmingsplan worden 42 nieuwe woningen mogelijk gemaakt. In de huidige situatie is er sprake van 74 zorgwoningen. De huidige woningen behoren tot de bestaande plancapaciteit van Overbetuwe. Met het plan is daarom geen sprake van een toename van het aantal woningen, maar juist een afname met 32 woningen. Een toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook niet noodzakelijk. Wel is in het kader van de beleidsmatige verantwoording en in het kader van een goede ruimtelijke ordening een beschouwing van het woningbouwbeleid (kwalitatieve en kwantitatieve aspecten) noodzakelijk. Er is namelijk sprake van een ander type woningen ten opzichte van de huidige situatie en van een bouwplan van enige omvang.
Programma en doelgroepen
Het programma bestaat uit in totaal 42 woningen: 14 grondgebonden aaneengebouwde woningen en 28 appartementen. Daarvan zijn 38 woningen bestemd voor de sociale huursector. Twee appartementen en twee grondgebonden woningen zullen als vrije sector huurwoningen worden aangeboden.
Initiatiefnemer wil een mix van doelgroepen bedienen met het project Hoge Hof, waarbij het zwaartepunt de doelgroep senioren zal zijn. Daarnaast is een zorgverlener in beeld om een aantal appartementen te huren, waarbij dus een combinatie van wonen met lichtere zorg zal plaatsvinden. Ten slotte zal een aantal woningen voor gezinnen bestemd zijn.
Kwantitatieve behoefte
Binnen de Subregionale Woonagenda Arnhem e.o. wordt uitgegaan van het toevoegen van circa 13.500 woningen in de periode 2017-2027. De kwantitatieve prognose is gebaseerd op de meest recente Primos-prognose. Voor Overbetuwe bedraagt de kwantitatieve behoefte in de periode 2018-2027 tussen de 1.160 en 1.330 woningen. Op de lange termijn (2018-2035) bedraagt de behoefte tussen de 1.550 en 1.880 woningen. In de Primos-prognose uit 2018 (Woningvoorraad Overbetuwe en subregio Arnhem e.o. 2015 - 2030') wordt de behoefte tot 2030 geraamd op circa 1.400 woningen.
De zorgwoningen die in de huidige situatie in het plangebied aanwezig zijn, behoren tot de bestaande woningvoorraad en zijn als woningen in de gemeentelijke basisadministratie aangemerkt. Aangezien het plan leidt tot een netto afname van 32 wooneenheden, legt het plan geen beslag op de resterende kwantitatieve opgave. In kwantitatief opzicht past het plan dus zonder meer binnen de regionale afspraken.
Kwalitatieve behoefte
Niet alleen de kwantitatieve, maar zeker ook de kwalitatieve behoefte is in het kader van een zorgvuldige belangenafweging van belang. De gemeenteraad heeft een motie aangenomen waarin is bepaald dat bij bouwplannen, die voorzien in de bouw van meer dan tien woningen, ten minste 30% van de te realiseren woningen in de betaalbare huursector moet worden gerealiseerd. Gelet op het bovenstaand beschreven programma voor het plangebied wordt ruimschoots aan deze eis voldaan. Meer dan 90% van de woningen (38 van de 42) zal immers als sociale huurwoning worden uitgevoerd.
De behoefte aan sociale huurwoningen blijkt ook duidelijk uit de Woonagenda Overbetuwe 2020. In paragraaf 4.3 wordt daarop uitgebreider ingegaan.
Verder voorziet het plan in een beperkt aandeel (4 woningen) duurdere huurwoningen. De gemeentelijke beleidskaders laten zien dat ook aan dergelijke huurwoningen een tekort is en dus behoefte aan nieuwe woningen bestaat. Met de beoogde mix van doelgroepen wordt een gevarieerd woningaanbod gerealiseerd dat juist voorziet in woningen in de marktsegmenten met een actuele behoefte aan extra aanbod.
Ten slotte leidt het plan tot een verbetering van de ruimtelijke uitstraling en samenhang in het plangebied en in relatie tot de omgeving. Het plangebied ligt aan de rand van de bebouwde kom op een locatie die de belangrijkste entree tot de kern Herveld-Noord vormt. In de huidige situatie vormt de bebouwing in het plangebied, samen met de appartementenblokken oostelijke van de locatie, uit het niets een grootschalige wand. Van een stedenbouwkundige opbouw naar het centrum van Herveld-Noord, de woonwijken in de omgeving en de graslanden aan de overzijde van de Binnenweg is in de huidige situatie nauwelijks sprake. Voor de nieuwbouw is als belangrijke voorwaarde dan ook gesteld dat de ruimtelijke uitstraling en samenhang moeten verbeteren. Bij de totstandkoming van het stedenbouwkundig plan en bouwplan heeft daarom een zorgvuldig proces plaatsgevonden. In hoofdstuk 3 zijn de belangrijkste keuzes en randvoorwaarden al toegelicht. Het plangebied vormt een geschikte locatie om de geconstateerde woningbehoefte op te vangen en met het voorgestelde plan wordt dit op een zorgvuldige wijze gedaan.
Conclusie
De Ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing op het plan. In het kader van zorgvuldige besluitvorming is ingegaan op de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte voor het plan. De woningen leggen geen beslag op de resterende woningbouwcapaciteit, omdat een afname van het aantal woningen plaatsvindt. De aard en doelgroepen van de woningen wijzigen. De woningen voldoen in kwalitatief oogpunt aan de huidige vragen uit de woningmarkt. Er worden overwegend sociale huurwoningen gerealiseerd, waarbij senioren de voornaamste doelgroep zijn. Ook voor de andere doelgroepen (lichte zorg en overwegend goedkopere gezinswoningen) bestaat een duidelijke behoefte. Verder wordt ruimtelijk en qua typologie aangesloten op de omgeving en leidt het plan tot een verbetering van de ruimtelijke uitstraling en samenhang aan de entree van Herveld-Noord.
Het plan is in lijn met de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
Provinciale Staten hebben op 19 december 2018 de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (hierna: de Omgevingsvisie) vastgesteld. Deze is in werking getreden op 1 maart 2019. Het doel van de Omgevingsvisie is: een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland, vanuit het verleden én met het oog op de toekomst. De provincie is als middenbestuur een belangrijke schakel bij het bereiken van deze doelstellingen en wil op een aantal manieren waarde toevoegen:
De 7 ambities van de provincie zien op de volgende thema's: energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en de woon- en leefomgeving. Per ambitie is de provinciale aanpak beschreven.
Beoordeling en conclusie
De Omgevingsvisie is concreet uitgewerkt in de hierna beschreven Omgevingsverordening Gelderland. Deze verordening bevat concrete regels, waaraan het initiatief wordt getoetst. Wel kan worden gesteld dat het initiatief in lijn met de doelstellingen van de Omgevingsvisie is. De provincie streeft onder meer naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, met aandacht voor de kwaliteit van de leefomgeving. De voorgenomen ontwikkeling anticipeert op de huidige en te verwachten toekomstige behoeften op de woningmarkt, zoals een toenemende vraag naar geschikte huisvesting voor senioren. Het plan biedt een divers woningaanbod op een locatie dichtbij de centrumvoorzieningen van Herveld-Noord, die bovendien uitstekend bereikbaar is. Het plan draagt daarnaast bij aan een verbetering van de ruimtelijk-functionele structuur door een betere overgang tussen het centrum van Herveld-Noord, de omliggende woonwijken en het landelijk gebied te verzorgen. Het plan zorgt met de sloop van de huidige, weinig eigentijdse bebouwing, die wordt vervangen door nieuwe duurzame woningbouw, bovendien voor een verduurzaming van de woningvoorraad. Het plan is ook in overeenstemming met de regionale afspraken over woningbouw, zie ook hierna onder 'Omgevingsverordening Gelderland'.
Omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsverordening Gelderland (hierna: de Omgevingsverordening of verordening) vastgesteld op 24 september 2014. De verordening wordt geregeld geactualiseerd. De meest recente actualisatie van de Omgevingsverordening dateert van december 2018.
De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, op delen of op gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.
Beoordeling
Het thema 'wonen' is bij deze ontwikkeling van belang. Nieuwe woonlocaties zijn uitsluitend toegestaan wanneer de ontwikkeling in het geldende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief/Kwantitatieve Woonprogramma past.
Het woningbouwprogramma wordt op regionaal niveau afgestemd en frequent geactualiseerd. Binnen de Subregionale Woonagenda Arnhem e.o., waartoe Overbetuwe behoort, wordt uitgegaan van het toevoegen van in totaal circa 13.500 woningen in de periode 2017-2027. De kwantitatieve prognose is gebaseerd op de meest recente Primos-prognose. Voor Overbetuwe bedraagt de kwantitatieve behoefte in de periode 2018-2027 tussen de 1.160 en 1.330 woningen. Op de lange termijn (2018-2035) bedraagt de behoefte tussen de 1.550 en 1.880 woningen. Er ligt voor de gemeente dus een woningbouwopgave voor de korte en langere termijn.
Met het bestemmingsplan worden 42 nieuwe woningen mogelijk gemaakt. In de huidige situatie is er sprake van 74 zorgwoningen. De huidige woningen behoren tot de bestaande plancapaciteit van Overbetuwe. Met het plan is daarom geen sprake van een toename van het aantal woningen, maar juist een afname met 32 woningen. In kwantitatief opzicht is het plan dus in overeenstemming met de regionale woningbouwprogrammering.
In kwalitatief opzicht is van belang dat het plan tot een verbetering van de ruimtelijke uitstraling en samenhang in het plangebied en in relatie tot de omgeving leidt. Het plangebied ligt aan de rand van de bebouwde kom op een locatie die de belangrijkste entree tot de kern Herveld-Noord vormt. Het plangebied vormt een geschikte locatie om de geconstateerde woningbehoefte op te vangen en met het voorgestelde plan wordt dit op een zorgvuldige wijze gedaan. Daarnaast wordt woningbouw beoogd voor een doelgroep met een grote behoefte. Meer dan 90% van de woningen (38 van de 42) zal als sociale huurwoning worden uitgevoerd. De behoefte aan sociale huurwoningen blijkt duidelijk uit de Woonagenda Overbetuwe 2020. In paragraaf 4.3 wordt daarop uitgebreider ingegaan.
Het plan is in overeenstemming met het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Woonprogramma.
Conclusie
Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsverordening Gelderland.
Omgevingsvisie Overbetuwe 2040
Op 1 oktober 2019 heeft de gemeenteraad van Overbetuwe de Omgevingsvisie Overbetuwe 2040 (hierna: Omgevingsvisie) vastgesteld. De Omgevingsvisie geeft de integrale koers en ambities van de gemeente Overbetuwe voor de fysieke leefomgeving voor de periode tot en met 2040 aan. De Omgevingsvisie is er primair op gericht om de kwalitiet van het leefmilieu te behouden en waar mogelijk te versterken. Samenwerking tussen verschillende partijen staat centraal en is noodzakelijk om deze doelen te bereiken. De visie is opgesteld vanuit een brede blik, waarbij ruimtelijke ordening, milieu, economie en bereikbaarheid met elkaar worden verbonden.
De gemeente onderscheidt een aantal kernwaarden die als vertrekpunt en inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen dienen. Deze kernwaarden zijn ontstaat in het cultuurhistorisch gegroeide Betuwse rivierenlandschap. Kernwaarden zijn beschreven op het gebied van bodem en landschap, netwerk en infrastructuur en occupatie. De verschillende kernen in de gemeente kennen elk een eigen karakteristieke identiteit en waarden. Deze worden eveneens als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen gehanteerd. Behoud van de karakteristiek en (specifieke) kwaliteiten van deze kernen en het buitengebied is een speerpunt in het beleid.
In de Omgevingsvisie wordt de focus gelegd op zes opgaven:
Per thema wordt de toekomstige ontwikkeling van de Overbetuwse leefomgeving beschreven.
Beoordeling
Het plangebied ligt bestaand stedelijk gebied, waardoor er geen sprake is van benutting van een inbreidingslocatie. Het initiatief draagt bij aan het bereiken van de woningbouwopgave van de gemeente Overbetuwe. In paragraaf 4.1 is op het kwantitatieve aspect reeds ingegaan. In kwalitatief opzicht is van belang dat beschikbaar terrein binnen bestaand stedelijk gebied wordt benut. De elf kernen van Overbetuwe hebben allemaal hun eigen dynamiek en kenmerken. Daarbij kenmerkt het westelijk deel van de gemeente zich als een gebied met een meer landelijke functie. Herveld-Andelst is een leefgemeenschap van drie aaneengeschakelde dorpen, met tussenliggend het cultuurhistorisch waardevolle woerdenlandschap. De kernen kennen een onderlinge verbinding en zijn vanwege de ligging vlakbij de A15 en station Zetten-Andelst goed bereikbaar. Het plangebied ligt aan de rand van de kern, vlakbij het buitengebied (oeverwallen- en stroomruggenlandschap). Dit landschap kenmerkt zich door een verdicht en kleinschalig karakter met afwisselend landgebruik. De toekomstige bebouwing en openbare ruimte sluiten beter aan op dit landschap dan de huidige bebouwing. Er wordt een betere overgang gecreëerd. In hoofdstuk 3 is dit nader toegelicht.
Het plangebied heeft al een bestemming als stedelijke functie (zorginstelling). Vanuit een oogpunt van zorgvuldige locatie-afweging, is benutting van deze locatie voor de woningbouwopgave dan ook wenselijk. Er is sprake van een geschikte woonlocatie, die goed ontsloten is nabij de gebiedsontsluitingswegen. Het plan doet geen afbreuk aan de karakteristiek en specifieke kwaliteiten van Herveld-Andelst, maar sluit in ruimtelijk en functioneel opzicht juist aan op de in de omgeving aanwezige functies en bebouwing. Het plan is daarom in lijn met de Omgevingsvisie.
Conclusie
Dit bestemmingsplan past in de met de Omgevingsvisie gewenste beleidslijn.
Woonagenda Overbetuwe 2020
In de Woonagenda 2020 verwoordt de gemeente Overbetuwe haar doelen en ambities op het gebied van wonen. Als basis voor deze woonagenda is een opgavennotitie opgesteld. Deze woningmarktanalyse geeft zicht op huidige en toekomstige kansen en knelpunten en is het startpunt voor de uitwerking van de woonagenda. De woonagenda bevat geen detaillistisch uitvoeringsprogramma, maar de koers waarbinnen de komende jaren plannen voor kernen en locaties kunnen worden uitgewerkt. De ontwikkelingen die de komende jaren afkomen op de gemeente (vergrijzing, gezinsverdunning) vragen om meer variatie in het woonaanbod. Over het algemeen zijn inwoners tevreden over hun woonsituatie. Niet voor iedereen is het echter even makkelijk om een woning naar wens te vinden. De gemeente wil over voldoende woningen met de juiste kwaliteit beschikken om huishoudens de gewenste stappen in hun wooncarrière te laten maken. Dat wil zeggen voor iedere stap in de levensloop een geschikt woonalternatief.
Accentpunten zijn:
Het aantal huishoudens binnen de gemeente neemt in de periode 2015-2040 naar verwachting toe met ca. 2.250. Tot 2025 is een uitbreiding van de woningvoorraad met 1.400 woningen nodig voor het oplossen van bestaande tekorten en het opvangen van de autonome huishoudengroei.
Variatie in het woonaanbod is bij realisatie van nieuwbouw een speerpunt. De grootste vraag bestaat naar woningen voor starters en ouderen. Een ander uitgangspunt is dat nieuwe woningen zoveel mogelijk levensloopgeschikt worden gebouwd. De gemeente legt het accent op het bestaande bebouwde gebied: kwaliteitsverbetering van de bestaande woningvoorraad en mogelijkheden voor inbreiding en intensivering, bijvoorbeeld door functieverandering. Naast verbetering van de bestaande voorraad blijft nieuwbouw nodig om in te spelen op de ambities. Doel van de nieuwbouw is, naast het in de pas lopen met de groei van het aantal huishoudens, meer variatie in het woonaanbod te realiseren en beter aan te sluiten op de kwalitatieve behoefte.
Beoordeling
Het plangebied ligt bestaand stedelijk gebied. Er wordt een inbreidingslocatie benut, die momenteel bestemd is voor zorgdoeleinden. Dit past bij het uitgangspunt om mogelijkheden voor inbreiding en intensivering zoveel mogelijk te benutten. Voor wat betreft de kwantitatieve woningbehoefte wordt verwezen naar paragraaf 4.1.
Het plan voorziet overwegend in sociale huurwoningen (38 woningen) en beperkt in huurwoningen in het (middel)dure segment (4 woningen). In de Woonagenda en overige relevante beleidsstukken ten aanzien van het thema wonen komen de volgende in dit verband relevante conclusies naar voren.
Gezien deze conclusies kan worden gesteld dat met dit bestemmingsplan wordt voorzien in een actuele en deels urgente behoefte aan sociale huurwoningen in Overbetuwe. Een belangrijke doelstelling van de Woonagenda wordt met dit plan bereikt. De overige 4 woningen zijn duurdere woningen, waaraan eveneens behoefte is volgens de Woonagenda. Het programma is in kwalitatief opzicht dan ook passend in de Woonagenda.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met de Woonagenda Overbetuwe 2020.
Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom vanaf 1 april 2011 ook bij kleinere bouwprojecten beoordelen of een m.e.r.(-beoordeling) nodig is.
Ook de Implementatiewet 'herziening m.e.r. richtlijn', die sinds 16 mei 2017 in werking is, is voor dit bestemmingsplan van belang. De richtlijn wijzigt de procedure en de inhoud van het MER en de m.e.r.-beoordeling, maar ook de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Dit heeft gevolgen voor de inhoud en procedure van ruimtelijke plannen. Voor activiteiten, die zijn opgenomen in onderdeel D van de Bijlage bij het Besluit m.e.r. en waarvan de omvang beneden de in kolom 2 genoemde drempel ligt, geldt een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan maakt de bouw van 42 nieuwe woningen mogelijk. Deze ontwikkeling wordt niet genoemd in lijst C van het Besluit m.e.r. Met betrekking tot de ontwikkeling is in onderdeel D (11.2) van de bijlage van het Besluit m.e.r. het volgende opgenomen: “De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterrein.” De voorgenomen ontwikkeling ligt ver onder de drempelwaarde die is opgenomen in kolom 2, namelijk slechts 42 woningen in plaats van 2.000 woningen. Er is voor de activiteit derhalve geen sprake van een m.e.r.-beoordelingsplicht. Er dient wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd.
Er is voorafgaand aan de publicatie van het ontwerpbestemmingsplan een aanmeldingsnotitie opgesteld. Deze is in bijlage 1 opgenomen. Op basis van de aanmeldingsnotitie en de beoordeling van deze notitie (vormvrije m.e.r.-beoordeling) heeft het bevoegd gezag conform de Implementatiewet 'Herziening m.e.r.-richtlijn' een besluit genomen, voordat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd. Dit besluit van 8 juni 2021 is opgenomen in Bijlage 2. In dit separate besluit heeft het bevoegd gezag besloten dat de potentiële effecten van het plan, in relatie tot de kenmerken en de plaats van het plan, dusdanig beperkt van aard en omvang zijn dat er geen significant nadelige milieugevolgen te verwachten zijn. Het doorlopen van een m.e.r.-procedure wordt daarom niet noodzakelijk geacht.
Op basis van de Wet geluidhinder (artikel 77 Wgh) moet bij een plan een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd als het plan mogelijkheden biedt voor:
De breedte van de zone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximumsnelheid. Alle wegen hebben geluidzones, met uitzondering van wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.
In de Wgh zijn grenswaarden opgenomen met betrekking tot de geluidbelasting op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. De voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevel is 48 dB en mag in principe niet worden overschreden. Onder bepaalde voorwaarden mag de geluidbelasting hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde. Hiervoor moet met een ontheffing een hogere waarde worden vastgesteld. De maximale ontheffingswaarde voor nieuwe woningen in stedelijk gebied is 63 dB. De gemeente heeft een beleidsnota voor het toepassen van hogere waarden opgesteld.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt de bouw van in totaal 42 woningen mogelijk. Het geplande bouwproject is niet gelegen binnen de zone van een zoneringsplichtige weg volgens de Wgh. Er hoeft niet getoetst te worden aan het normenstelsel van de wet. Wel zijn er mogelijk relevante 30 km/uur wegen, namelijk de Hoofdstraat en de Binnenstraat in de omgeving aanwezig. De hebben geen geluidzone, maar zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening onderzocht. De onderzoeksrapportage is opgenomen in Bijlage 3. In deze paragraaf worden enkel de belangrijkste conclusies vermeld. Railverkeers- en industrielawaai zijn in het kader van dit plan niet aan de orde.
Uit het onderzoek blijkt dat zes woningen een (voor)gevel hebben waarvan de geluidbelasting valt in de bovengrensklasse 'onrustig' (48 – 53 dB). De hoogste geluidbelasting is 50 dB en daarmee worden er geen extra eisen gesteld vanuit de Nota Geluidsbeleid.
Vierentwintig appartementen hebben een gevel met buitenruimte die valt in de ambitieklasse 'rustig' of zelfs 'zeer rustig'. Zes appartementen hebben een gevel met buitenruimte die vallen in de tussengrensklasse 'redelijk rustig' met geluidsbelasting van 43–48 dB.
Alle woningen en appartementen hebben een geluidluwe gevel respectievelijk buitenruimte.
Een zestal woningen kent een geluidbelasting (alle wegen tezamen, zonder aftrek) die hoger is dan 53 dB. Het is op voorhand niet uit te sluiten dat een binnenniveau van 33 dB niet gegarandeerd kan worden. Geadviseerd wordt om deze gevels te onderwerpen aan een geluidweringsonderzoek, waarin eventueel maatregelen worden aangegeven, om het gewenste binnenniveau te kunnen garanderen. Dit zorgt op voorhand niet voor belemmeringen in de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Conclusie
Het thema 'akoestiek' zorgt niet bij voorbaat voor belemmeringen. Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan gesteld worden dat er bij elke woning er sprake kan zijn van een goed woon- en leefklimaat en daarmee ook van een goede ruimtelijke ordening.
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor luchtvervuilende stoffen. Voor ruimtelijke projecten zijn fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) de belangrijkste stoffen.
Een project is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Om te bepalen of een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd. Een project kan in twee situaties NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit:
Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt in totaal 42 nieuwe woningen binnen bestaand stedelijk gebied mogelijk. De planontwikkeling behoort tot een in de Regeling NIBM genoemde categorie van gevallen, namelijk woningen en blijft ruimschoots onder de drempelwaarde van 1.500 woningen. Daarom kan worden gesteld, dat de luchtkwaliteit met het initiatief niet in betekenende mate wordt aangetast en dat een luchtkwaliteitonderzoek niet noodzakelijk is.
De achtergrondwaarden ter plaatse van het plangebied moeten in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel onderzocht worden. Hieronder is een overzicht gegeven van deze achtergrondwaarden (die zijn achterhaald door middel van de NSL-monitoringstool). Uit de resultaten blijkt, dat de achtergrondwaarden ruim onder de norm liggen en sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
![]() ![]() |
Afbeelding 5.1: achtergrondwaarden luchtkwaliteit (PM10 en NO2) met ligging plangebied aangegeven (bron: NSL-monitoringstool) |
Conclusie
De ontwikkeling valt onder de regeling NIBM. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling. Nader onderzoek is niet nodig.
Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies, zoals woningen. Bij de planontwikkeling moet rekening worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.
Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. In de publicatie is een lijst opgenomen met bedrijfstypen. Voor de bedrijfstypen zijn indicatieve (richt)afstanden bepaald voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden vormen een indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende functies worden gesitueerd. Als bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).
De richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. Een rustige woonwijk is een woonwijk, die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Binnen gemengde gebieden heeft men te maken met milieubelastende en milieugevoelige functies, die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. In gemengde gebieden kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd. Ten slotte kan sprake zijn van gebieden met een sterke functiemenging (functiemengingsgebieden), zoals stads- en dorpscentra en horecaconcentratiegebieden. In deze gebieden is een andere categorie-indeling van toepassing.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt nieuwe gevoelige functies, namelijk 42 woningen, mogelijk in het plangebied. Het plangebied ligt in de bebouwde kom van Herveld. Omdat in de omgeving van het plangebied naast woonfuncties ook maatschappelijke en bedrijfsbestemmingen voorkomen en het plangebied aan twee ontsluitingswegen grenst, wordt uitgegaan van het gebiedstype gemengd gebied' en zijn de gereduceerde richtafstanden van toepassing.
Invloed initiatief op omgeving
Woningen zijn geen milieubelastende functies. Het plan zorgt daarom ook niet voor belemmeringen voor omliggende gevoelige functies.
Invloed omgeving op initiatief
De bedrijven en milieubelastende functies in de omgeving zijn in afbeelding 5.2 weergegeven. Direct ten oosten van het plangebied ligt zorgwoningencomplex 'Hofstaete'. Deze liggen op meer dan 10 meter afstand van de dichtstbijzijnde geprojecteerde woonblokken. Er wordt daarmee voldaan aan de richtafstand.
Aan de Hoofdstraat 66 ligt een bedrijfsbestemming met de functieaanduiding 'aannemersbedrijf'. Gezien de omvang van de werkplaats krijgt een dergelijk bedrijf in de VNG publicatie een milieucategorie 3.1. Voor deze bedrijven geldt een richtafstand van 30 meter in gemengd gebied. Het dichtstbijzijnde woonblok ligt op circa 45 meter vanaf de grens van dit bedrijf. Er wordt dus voldaan aan de richtafstand. Daarbij zijn tussenliggende woningen reeds maatgevend voor het bedrijf.
De woningen zijn daarom buiten de hindercontouren van omliggende functies voorzien.
![]() |
Afbeelding 5.2: bedrijven en milieubelastende functies in de omgeving, milieucategorieën en grens plangebied aangegeven |
Conclusie
Bedrijven en andere milieubelastende functies in de omgeving zorgen niet voor belemmeringen voor de nieuwe woningen. De woningen leveren daarnaast ook geen belemmeringen op voor de omgeving. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' levert geen belemmeringen voor de ontwikkeling op.
Voor veehouderijen is de regelgeving ten aanzien van het specifieke aspect geur vastgelegd in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden gekeken naar de aanvaardbaarheid van deze plannen in verband met omliggende geurbronnen, de zogenaamde omgekeerde werking.
Beoordeling
In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen veehouderijen aanwezig. Daarom is uitgesloten dat er vanuit het aspect geurhinder belemmeringen voor de ontwikkeling van de woningen in het plangebied optreden en is nader onderzoek niet nodig.
Conclusie
In het plangebied is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voldoende gegarandeerd en er worden geen agrarische bedrijven belemmerd. Vanuit het aspect geurhinder zijn er geen belemmeringen voor de ontwikkeling in het plangebied.
De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. In het kader van functiewijziging en herinrichting vormt de bodemkwaliteit bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. De Bouwverordening bevat een verbod voor het bouwen van woningen en andere gevoelige functies op verontreinigde grond.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt de bouw van in totaal 42 nieuwe woningen mogelijk. Daarmee wordt er nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt, waarin permanent personen verblijven. Een onderzoek naar de bodemkwaliteit is noodzakelijk. Daarom is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De onderzoeksrapportage is opgenomen in Bijlage 4. Hierna volgt een samenvatting van de onderzoeksresultaten.
Uit de analyseresultaten blijkt dat er plaatselijk een puinlaag is waargenomen, voornamelijk bestaande uit baksteen en beton en deels uit gebroken puin. Verder is de bodem plaatselijk zwak tot matig puinhoudend (baksteen en/of beton) en/of zwak glashoudend. De verdachte laag is plaatselijk licht verontreinigd met kobalt, nikkel, PCB en/of PAK. De ondergrond is plaatselijk licht verontreinigd met nikkel. Het grondwater is licht verontreinigd met barium. Gelet op de gemeten concentraties en het ontbreken van potentiële verontreinigingsbronnen ter plaatse wordt het uitvoeren van een nader bodemonderzoek niet noodzakelijk geacht. De milieuhygiënische conditie van de bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling (woningbouw).
Als er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond mogelijk niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. Ten aanzien van hergebruik van deze grond elders is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing.
Asbest
In de bodem zijn zintuiglijk diverse bijmengingen met puin of een gehele puinlaag waargenomen. De volledige puinlagen bevinden zich onder een deel van de klinkerverharding ter plaatse van parkeervakken. Gezien het feit dat het puin grotendeels gespecificeerd is als gebroken puin of een mengsel van baksteen en beton en zich nadrukkelijk enkel ter plaatse van de parkeervakken bevindt, betreft het vrijwel zeker aangebracht puin bij de inrichting van dit buitenterrein. Het is niet bekend wanneer dit puin is aangebracht en de aanwezigheid van asbest kan daarmee ook niet met zekerheid worden vastgesteld. Econsultancy adviseert derhalve een verkennend onderzoek asbest in puin conform de NEN 5897 uit te voeren ter plaatse van de aanwezige parkeervakken. Afhankelijk van deze resultaten zal al dan niet een verkennend onderzoek asbest in bodem moeten worden uitgevoerd ter plaatse van de onderliggende bodem.
Conclusie
Het aspect 'bodem' zorgt niet voor belemmeringen. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Voor het aspect asbest wordt wel aanbevolen een verkennend onderzoek uit te voeren.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's moeten worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt dat hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron is, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het PR beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn, etc.), waarbij de 10-6-contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.
Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het GR beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het GR wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1.000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).
Voor elke verandering van het GR (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.
Samen met de hoogte van het GR moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegenomen in de beoordeling van het GR. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt het oprichten van nieuwe kwetsbare objecten in de vorm van woningen mogelijk. Volgens de huidige bestemming was dit al mogelijk, maar omdat het aantal en de situering wijzigen, is de wijziging relevant in het kader van zowel het PR als het GR. Daarmee is er sprake van een nieuw kwetsbaar object. In de huidige situatie is het terrein onbebouwd. Op basis van de risicokaart van de provincie Gelderland wordt daarom een inventarisatie gemaakt van de risicobronnen in en rondom het plangebied, die een extern veiligheidsrisico kunnen veroorzaken. In figuur 5.1 is een uitsnede opgenomen van de provinciale risicokaart.
![]() |
Afbeelding 5.3: uitsnede provinciale Risicokaart (raadpleging 27 augustus 2019) |
De informatie van de provinciale risicokaart levert de volgende inzichten op.
Transportroutes
Het plangebied ligt op ± 780 meter van de Betuweroute en op ± 745 meter van de snelweg A15. Over deze transportassen vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Op basis van de regeling basisnet en de provinciale risicokaart is vastgesteld dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van deze risicobronnen niet over het plangebied ligt. Het plangebied maakt wel deel uit van het invloedsgebied van deze transportroutes voor gevaarlijke stoffen.
Buisleidingen
Gezien de grote afstand tot buisleidingen, is er ten aanzien van de gasleidingen is geen nadere verantwoording noodzakelijk.
Inrichtingen
In afbeelding 5.3 is een uitsnede van de risicokaart opgenomen met hierop de risicobronnen in de omgeving van het plangebied. Daarnaast is een tabel toegevoegd met de eigenschappen van de bronnen en de omvang van de risicocontouren en invloedsgebieden van de risicobronnen. Uit de analyse blijkt dat de risicoafstanden en groepsrisicogebieden van de bronnen in de omgeving allen niet tot aan het plangebied reiken. Er is daarom ook sprake van een veilig woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woningen.
Verantwoording groepsrisico
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de transportroutes. Ontwikkelingen binnen het invloedsgebied hebben mogelijk invloed op de hoogte van het groepsrisico. Echter is de afstand tussen het plan en de risicobronnen dermate groot (groter dan 200 meter) dat de wetgever heeft aangegeven dat het groepsrisico alleen beperkt verantwoord hoeft te worden. Hierdoor hoeft niet de hoogte van het groepsrisico in beeld gebracht te worden, maar enkel nog de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
Het groepsrisico zal door de ontwikkeling echter niet of nauwelijks toenemen, gezien er momenteel ook al (minder redzame) mensen woonachtig zijn binnen de planlocatie.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid is geen belemmering voor de realisatie van het initiatief.
De huidige gemeente Overbetuwe en buurgemeente Lingewaard maakten vanaf het begin van de geallieerde luchtlandingsoperatie 'Market Garden' op 17 september 1944 tot aan de bevrijding van Arnhem op 14 april 1945 deel uit van het frontgebied tussen de Duitsers en de Geallieerden. Overbetuwe en Lingewaard werden in hun geheel als oorlogsgebied beschouwd. Er is een gevechtspauze geweest na het oversteken van de brug bij Nijmegen. Het gebied is gedurende acht maanden frontgebied geweest waarbij het volledige eiland (gebied tussen de Rijn en de Waal) geëvacueerd is. Tevens zijn er in die periode hevige bombardementen uitgevoerd. Tijdens de inventarisatie van oorlogsgegevens zijn 104 vliegtuigcrashes opgetekend en meer dan 1.000 oorlogsgraven. Door de oorlogshandelingen ontstonden er gebieden waarvan de bodem sterk met oorlogsmateriaal werd belast wat op dit moment nog gevaar kan opleveren voor mens en dier. De Explosieven Opruimings Dienst Defensie (EODD) gaat er in 2014 vanuit, dat slechts 35% van de munitie inmiddels uit de grond is verwijderd. Dit betekent dat we de komende decennia nog met deze explosieve erfenis te maken zullen hebben en er kans bestaat dat in het plangebied nog sprake is van onontplofte munitie.
Beoordeling en conclusie
Bij bodemroerende werkzaamheden, zoals het oprichten van gebouwen, graafwerkzaamheden, aanleg van kabels en leidingen en het uitvoeren van bepaalde onderzoeken, is de aanwezigheid van mogelijke niet-gesprongen explosieven (NGE's) van belang. Omdat er na de Tweede Wereldoorlog geen sprake is geweest van bouwactiviteiten in het plangebied, bestaat de kans dat er NGE's aanwezig zijn. Er is sprake van nieuwbouw van gebouwen in het plangebied. Ter plaatse van de nieuwbouw zijn bestaande gebouwen aanwezig. Daarom is het niet noodzakelijk om voorafgaand aan het uitvoeren van deze werkzaamheden na te gaan of een nader onderzoek naar de aanwezigheid van NGE's noodzakelijk is. Dit aspect vormt daarmee geen belemmering voor het initiatief.
Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten en -kabels en dergelijke, kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken moet de leidingbeheerder aangeven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden.
Beoordeling en conclusie
In het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Dit aspect levert dan ook geen belemmeringen op voor de realisatie van het plan.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder b) moet inzicht worden gegeven in de gevolgen voor de waterhuishouding die samenhangen met de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt. Daarbij zijn de hierna beschreven beleidsstukken van belang.
Rijksbeleid
Nationaal waterplan
In december 2015 stelde het kabinet het Nationaal Waterplan vast. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe de provincie voor de planperiode de uitvoering van acties ziet om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.
Waterschap Rivierenland
Waterbeheerplan 2016-2021
Dit plan, vastgesteld op 27 november 2015, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende periode gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden. Het plan is in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe opgesteld.
Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de 'Keur Waterschap Rivierenland 2014' van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen waarop de keur van toepassing is, zijn vastgelegd in de legger wateren.
Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.
Gemeente Overbetuwe
Waterplan Overbetuwe
In 2008 stelde de gemeente Overbetuwe in samenwerking met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Overbetuwe vast. Het waterbeheerplan van het waterschap is later geactualiseerd (zie hierboven), ook in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe. Beide plannen gelden naast elkaar.
In het Waterplan Overbetuwe wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.
Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:
Beoordeling (watertoets)
Hemelwater
Het plangebied is in de huidige situatie voor een aanzienlijk deel bebouwd en verhard. Met dit bestemmingsplan wordt nieuwe bebouwing en verhardingen mogelijk in de vorm van 42 wooneenheden (verdeeld over vijf bouwvlakken) met bijbehorende bouwwerken en verhardingen. Het plan leidt per saldo tot een beperkte afname van verhard oppervlak; er is meer ruimte voor groenvoorzieningen voorzien. Daarom is de eenmalige vrijstelling van hemelwatercompensatie voor het plan van toepassing en is aanvullende compensatie niet aan de orde.
Vuilwaterafvoer
Vuilwater moet gescheiden worden afgevoerd van het hemelwater. Bij de technische uitwerking moet worden onderzocht wat de mogelijkheden voor vuilwaterafvoer zijn.
Oppervlaktewater
In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Er zijn ook geen watergangen in de directe omgeving aanwezig. Ook in de toekomstige situatie wordt geen oppervlaktewater voorzien. Het plan heeft geen negatieve invloed op oppervlaktewater.
Waterkeringen
Het plangebied ligt niet binnen de beschermingszone van een waterkering.
Conclusie
De ontwikkeling waarin dit bestemmingsplan voorziet, leidt niet tot een toename van verhard oppervlak ten opzichte van de huidige situatie. Een compensatieverplichting is niet aan de orde. Bij de uitwerking van het initiatief moeten schoon hemelwater en vuilwater gescheiden worden afgevoerd. Negatieve effecten op oppervlaktewater of op de veiligheid van een waterkering zijn uitgesloten.
Gezien het bovenstaande heeft het plan geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding en vormt het aspect water dan ook geen belemmering in het kader van dit bestemmingsplan.
De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Deze heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet vervangen. De Wnb geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of de Wnb de uitvoering van het plan niet in de weg staat in verband met de bescherming van gebieden en dier- en plantsoorten. De provincies zijn het bevoegd gezag voor zowel de gebieds- als de soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
In de Wnb is de bescherming opgenomen van Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet worden onderzocht of dit plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Een ruimtelijk plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan alleen worden vastgesteld als uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Als deze zekerheid er niet is, kan het plan worden vastgesteld als wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) met de bijbehorende Groene Ontwikkelingszones (GO). Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
Per beschermingsregime is aangegeven welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag.
Beoordeling
Het plan voorziet in het slopen van bestaande zorgwoningen en nieuwbouw van gestapelde en grondgebonden woningen met bijbehorende erven en voorzieningen. In het kader van deze bestemmingsplanprocedure is een ecologische quickscan uitgevoerd (Bijlage 5), omdat negatieve effecten op beschermde natuurgebieden en beschermde soorten op voorhand niet uitgesloten zijn. In de quickscan is onderzocht of van negatieve effecten mogelijk sprake is. Hieronder worden de onderzoeksresultaten besproken.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt op grote afstand van Natura 2000-gebieden. Het gebied 'Rijktakken' is het meest nabij gelegen, op circa 2 kilometer afstand van het plangebied. Het Gelders Natuur Netwerk en de Groene Ontwikkelingszones bevinden zich op ongeveer 2 kilometer afstand. Gezien de ligging in stedelijk gebied, de grote afstand tot deze beschermde natuurgebieden en de beperkte uitstraling van de werkzaamheden, zijn negatieve effecten op beschermde natuurgebieden, met uitzondering van toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, uit te sluiten.
Met de ontwikkeling van 42 woningen ter plaatse van de huidige 74 zorgwoningen is geen toename van stikstofuitstoot te verwachten. Het aantal woon/-zorgeenheden neemt immers significant af en er zal sprake zijn een aanzienlijke verbetering in de duurzaamheid van de bebouwing (isolatie, energiezuinigheid, etc.). Het aantal te verwachten verkeersbewegingen is vrijwel gelijk (zie paragraaf 5.13). Zorgvuldigheidshalve is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd voor de aanleg- en gebruiksfase. Deze berekeningen, inclusief toelichting, zijn in Bijlage 7 opgenomen. Uit de berekeningen blijkt dat er, zowel in de aanlegfase als de toekomstige gebruiksfase, geen sprake is van stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jr op Natura 2000-gebieden. De instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied komen niet in gevaar. Negatieve effecten zijn niet aan de orde.
Vanuit het oogpunt van gebiedsbescherming bestaan er geen belemmeringen voor het plan.
Soortenbescherming
In het plangebied zijn algemene broedvogelsoorten te verwachten. Wanneer groenvoorzieningen buiten het broedseizoen worden verwijderd, vinden er geen overtredingen ten aanzien van deze soorten plaats.
De te slopen bebouwing is in principe geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. De sloop van de bebouwing zou kunnen leiden tot overtreding van de Wnb. Daarom is nader onderzoek uitgevoerd om de daadwerkelijke functie van het plangebied voor vleermuizen vast te stellen (zie hierna). Daarmee kan in beeld worden gebracht of overtreding van de Wnb aan de orde is.
Ten aanzien van overige soortgroepen is het plangebied niet of minimaal geschikt als habitat. Overtreding van de Wnb is daarom in principe niet aan de orde. Wel is in het kader van de zorgplicht specifiek aandacht ten aanzien van de soorten egel, bruine kikker en gewone pad nodig.
Nader onderzoek vleermuizen
Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten, is nader onderzoek ten aanzien van vleermuizen uitgevoerd. Deze rapportage is in Bijlage 6 opgenomen. Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied voor de gewone dwergvleermuis de functie van één kraamverblijf voor 20 exemplaren heeft. De duurzame lokale staat van instandhouding is daarmee mogelijk in het geding. Door het treffen van tijdelijke maatregelen tijdens de werkzaamheden én permanente maatregelen na afloop daarvan, blijft de functionaliteit van de voortplantingsplaats behouden. In de rapportage worden deze maatregelen beschreven. De maatregelen vinden gefaseerd als volgt plaats:
In een ecologisch werkprotocol moeten de maatregelen en wijze van uitvoering nader worden beschreven.
Een ontheffingsaanvraag is noodzakelijk. De ontheffing ten aanzien van de gewone dwergvleermuis kan met de voorgestelde maatregelen worden verleend op basis van het criterium van 'de volksgezondheid voor personen'. Het plan springt op verantwoorde wijze in op een nieuwe zorgvraag.
Conclusie
Het aspect flora en fauna levert geen belemmering voor de realisatie van het plan op. Negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of soorten zijn op voorhand redelijkerwijs uit te sluiten, met uitzondering van algemene broedvogels en vleermuizen. Bij uitvoering van de werkzaamheden geldt de algemene zorgplicht. Verwijderen van groenvoorzieningen dient buiten het broedseizoen plaats te vinden. Daarnaast is ten aanzien van de gewone dwergvleermuis een ontheffing noodzakelijk en zijn mitigerende maatregelen noodzakelijk.
De bescherming van archeologisch en cultureel erfgoed in Nederland is vastgelegd in de Erfgoedwet, die op 1 juli 2016 in werking is getreden. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in het plan rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden.
De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan en een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces.
Beoordeling
In en rondom het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen of gebouwen aanwezig.
Om de huidige archeologische waarden ter plaatse van de grondroerende werkzaamheden te bepalen, is door Bureau voor Archeologie een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 8. Hieronder worden de belangrijkste conclusies vermeld.
In het plangebied is een cultuurlaag aanwezig. Bij graafwerkzaamheden voor de aanleg van funderingen wordt waarschijnlijk tot in de cultuurlaag gegraven en kunnen archeologische resten worden verstoord. De potentiële resten zouden in situ bewaard kunnen blijven door graafwerkzaamheden voor de nieuwbouw te vermijden, bijvoorbeeld door op te hogen, en door een archeologie vriendelijk palenplan toe te passen zoals omschreven in het handboek archeologie. Indien behoud in situ niet mogelijk is dient een proefsleuvenonderzoek te worden uitgevoerd gericht op de plaatsen waar nieuwbouw is voorzien. Dit onderzoek dient te worden uitgevoerd op basis van een door de gemeente goedgekeurd Programma van Eisen.
Conclusie
Een vervolgonderzoek naar archeologie wordt aangeraden. Vooralsnog zijn de archeologische dubbelbestemmingen gehandhaafd op basis van de archeologische beleidskaart ('Waarde - Archeologische verwachting 1 en 2'). Daarmee zijn de archeologische waarden voldoende beschermd.
Met dit bestemmingsplan wordt nieuwbouw van 42 woningen mogelijk gemaakt op de bestaande locatie van Hoge Hof, waar 74 zorgappartementen aanwezig zijn. In het kader van dit bestemmingsplan moeten de effecten van het plan voor de thema's verkeer en parkeren inzichtelijk worden gemaakt.
Parkeren
De gemeente Overbetuwe heeft parkeernormen vastgesteld in de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016 (hierna: de Nota). Het plangebied behoort tot de overige kernen. Het plan genereert de volgende parkeerbehoefte:
Type woning | Norm | Aantal | Behoefte totaal |
Huurhuis, vrije sector | 2,4 | 2 | 4,8 |
Huurhuis, sociale huur | 2,0 | 12 | 24 |
Huur, etage, duur | 2,3 | 2 | 4,6 |
Huur, etage, goedkoop | 1,8 | 26 | 46,8 |
Totaal | 42 | 80 |
In totaal zijn afgerond 80 parkeerplaatsen nodig in de toekomstige situatie. Het planvoornemen voorziet in 80 parkeerplaatsen rondom de woningen. In afbeelding 5.4 is aangegeven waar de beschikbare parkeerplaatsen zich in de toekomstige situatie bevinden. Met het plan wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de Parkeernota.
![]() |
Afbeelding 5.4: parkeerplaatsen in het plangebied (80 in totaal) |
Verkeer
Bij het bepalen van de verkeersgeneratie, kan gebruik worden gemaakt van de kencijfers van CROW-publicatie 381 (maart 2019). In deze publicatie zijn kencijfers opgenomen voor de verkeersgeneratie van autoverkeer voor verschillende typen woningen. De verkeersgeneratie is met behulp van de CROW-rekentool berekend, uitgaande van het gebied 'rest bebouwde kom', 'weinig stedelijk' en met toepassing van de gemiddelde normen. Hierbij zijn de huidige en toekomstige situatie vergeleken. Dit levert de volgende inzichten op.
Aantal | Kencijfer | Verkeersgeneratie totaal | |
Huidige situatie | |||
Serviceflat | 74 | 2,6 | 192 |
Toekomstige situatie | |||
Huurhuis, vrije sector | 2 | 7,4 | 14,8 |
Huurhuis, sociale huur | 12 | 5,6 | 67,2 |
Huur, appartement, duur | 2 | 6,0 | 12 |
Huur, appartement, sociale huur | 26 | 4,1 | 106,6 |
Totaal toekomstig | 42 | 201 |
Uit de vergelijking blijkt dat het aantal te verwachten verkeersbewegingen vanwege de functies in het plangebied nagenoeg gelijk blijft. De berekende toename is 9 verkeersbewegingen per etmaal. Dit is een verwaarloosbaar aantal. Het plangebied bevindt zich aan een knooppunt tussen de twee voornaamste gebiedsontsluitingswegen in de omgeving, de Binnenstraat en de Hoofdstraat. Deze wegen zijn ingericht als gebiedsontsluitingswegen en kennen voldoende capaciteit voor de afwikkeling van het verkeer. De parkeerplaatsen zijn deels aan de Binnenstraat gesitueerd (zoals momenteel ook al het geval is) en deels aan de weg Hoge Hof, vanwaar het verkeer op de beide gebiedsontsluitingswegen kan worden afgewikkeld (zie afbeelding 5.4). Het verkeer wordt hierdoor ook voldoende verspreid afgewikkeld. De bereikbaarheid van het plangebied is zeer goed. De verkeersafwikkeling en infrastructuur wijzigen vanwege het plan nauwelijks.
Met betrekking tot de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid zijn er gezien de voorgaande overwegingen geen belemmeringen voor het plan.
De gemeente Overbetuwe hecht veel waarde aan duurzaamheid. Vanaf 1 juli 2020 moet alle nieuwbouw in Nederland voldoen aan de eisen voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG). Deze verplichting vloeit voort uit onder meer de Europese richtlijn EPBD. Bij de verdere uitwerking van het bouwontwerp, zal nader worden bekeken met welke maatregelen de BENG-eisen kunnen worden gehaald. De woningen zullen daarnaast in ieder geval gasloos worden uitgevoerd.
Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte en de gewenste ontwikkeling (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels).
Het bestemmingsplan 'Herveld, Hoge Hof' bestaat uit de volgende onderdelen:
De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling beschreven en verantwoord, zowel op basis van het beleid als op basis van milieu-hygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet.
De regels
Deze bevatten de bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen en algemene regels die in het gehele plangebied gelden. Daarnaast zijn waar nodig afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.
De verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen 'Groen', 'Wonen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' opgenomen. Binnen de bestemming 'Wonen' zijn vijf bouwvlakken en enkele aanduidingen opgenomen. Tevens is in het plangebied de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsbevoegdheid' opgenomen. Daarnaast zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 1 en 2' opgenomen.
De opzet van het plan
Het bestemmingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor inwoners en voor de overheid. Gekozen is voor een concreet, gedetailleerd plan, omdat sprake is van een concreet initiatief. Daarbij is aansluiting gezocht bij de planregels van het huidige bestemmingsplan en overige komplannen binnen de gemeente Overbetuwe.
Bouwplan
Als een aanvraag om omgevingsvergunning wordt ingediend, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming, dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies). De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken.
Groen
Het middengebied en de randen in het plan, buiten de toekomstige woningen en tuinen, worden bestemd als 'Groen'. Dit krijgt een openbaar karakter. Deze gronden mogen worden gebruikt voor onder meer groen- en speelvoorzieningen, paden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
Wonen
Het plan voorziet in het oprichten van in totaal 42 woningen met bijbehorende percelen. De gronden ter plaatse van de hoofdgebouwen en achtererfgebieden zijn bestemd als 'Wonen'. Binnen deze bestemming mogen de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor wonen, al dan niet in combinatie met beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis, tuinen en erven en overige voorzieningen behorende bij de woningen.
In totaal zijn vijf bouwvlakken op de verbeelding opgenomen. Eén bouwvlak ziet op het appartementengebouw, waar 28 gestapelde woningen worden voorzien. De overige bouwvlakken betreffen grondgebonden (aaneengebouwde) woningen. De woningtypologie en het maximum aantal woningen zijn per bouwvlak aangegeven, evenals de maximum goot- en bouwhoogten. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd. Bij het positioneren van de bouwvlakken is een beperkte flexibiliteit geboden ten opzichte van het stedenbouwkundig plan. Dan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd. Hiervoor zijn specifieke bouwregels opgenomen.
Voorwaarde voor het oprichten van woningen is dat er voldoende parkeergelegenheid in het plangebied aanwezig is.
Verkeer - Verblijfsgebied
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bedoeld voor wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en dergelijke. Deze bestemming is opgenomen ter plaatse van het openbaar gebied in het plangebied. gedeeltelijk betreft dit een correctie ten aanzien van de huidige bestemmingen, die niet overal overeenkomen met de kadastrale begrenzingen. Binnen de bestemming zijn geen gebouwen toegestaan, maar uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Waarde - Archeologische verwachting 1 en 2
Op basis van de gemeentelijke archeologische beleidskaart zijn in het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 1 en 2' opgenomen. Ter plaatse geldt een respectievelijk zeer hoge en hoge archeologische verwachting. De bestemmingen bevatten een onderzoeks- en omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van bouw- en andere grondwerkzaamheden met een omvang van meer dan 50 respectievelijk 100 m² en met een diepte van ten minste 0,30 meter. Hiermee is het uitvoeren van voldoende onderzoek voorafgaande aan de werkzaamheden geborgd.
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het overgebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
In dit artikel is een regeling met betrekking tot ondergronds bouwen opgenomen. Dit is in beginsel uitsluitend toegestaan, daar waar bovengronds ook gebouwen zijn toegestaan. Verder is een regeling voor het overschrijden van bouwgrenzen door ondergeschikte bouwdelen opgenomen.
Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hier om kleinschalige afwijkingen van de voorschreven maatvoering en overschrijdingen van de bouwgrenzen. Daarnaast is een specifieke afwijkingsbevoegdheid opgenomen om buiten het bouwvlak onder voorwaarden een ontmoetingsruimte bij de gestapelde woningen te bouwen. Hiervoor is een gebiedsaanduiding ('wetgevingzone - afwijkingsbevoegdheid') opgenomen.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een wijzigingsplan afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Dit betreft kleine wijzigingen van de bestemmingsgrenzen.
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle bestemmingsplannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, ook brengt het niet met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.
Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Uitgangspunt voor de beoogde ontwikkeling is dat deze voor de gemeente budgetneutraal plaatsvindt. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, als sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen. Dit bestemmingsplan voorziet in een nieuw bouwplan, omdat er nieuwe woningen (hoofdgebouwen) worden toegestaan.
De woningen worden ontwikkeld door de Woonstichting Valburg. Met de Woonstichting is een anterieure overeenkomst afgesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is hiermee voor de gemeente geborgd en is anderszins verzekerd. Ook is een planschadeovereenkomst afgesloten.
De Woonstichting beschikt over voldoende middelen om de voorgestane ontwikkeling te kunnen realiseren. Er zijn geen onvoorziene hoge kosten te verwachten. Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van anderen.
De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd, voordat een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
De Wro zelf bevat geen bepalingen over inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Voor dit bestemmingsplan heeft geen inspraak plaatsgevonden. Voorafgaande aan de bestemmingsplanprocedure heeft een uitgebreide omgevingsdialoog plaatsgevonden. Het plan is mede na overleg met de omgeving stedenbouwkundig aangepast.
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen. Ook moet overleg worden gepleegd met die diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of die belast zijn met de behartiging van belangen, welke in het plan in het geding zijn.
Het bestemmingsplan is tijdig aan de betrokken vooroverlegpartners voorgelegd.
De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan vond plaats volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan is in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken vanaf 17 juni 2021. Gedurende deze periode kon een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
Ambtshalve is één aanpassing doorgevoerd: de randen en het middengebied van het plan worden bestemd als 'Groen' in plaats van 'Wonen'/'Tuin' vanwege het beoogde karakter van dit gebied. Deze is beschreven in de Notitie ambtshalve wijzigingen ontwerpbestemmingsplan 'Herveld, Hoge Hof' (Bijlage
9).
Het plan is vervolgens vastgesteld door de gemeenteraad op 9 november 2021.
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.