direct naar inhoud van Bijlagen bij de toelichting
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1709.Buitengebied-BP40

Bijlagen bij de toelichting

Bijlage 6 Verwerkte ontwikkelingen

In het bestemmingsplan zijn de volgende ontwikkelingen verwerkt:

Ontwikkeling   Verwijzing naar ruimtelijke onderbouwing  
Buitendijk West 8, Klundert: omzetten agrarische bestemming naar een woonbestemming   Bijlage 11 Ruimtelijke onderbouwing Buitendijk West 8   
Drogedijk 83, Oudemolen: plattelandswoning   Voor de plattelandswoning Drogedijk 81, Oudemolen is reeds een Ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Zie NL.IMRO.1709.Drogedijk81Oudemol-OV30
Deze kan ook dienen als onderbouwing voor Drogedijk 83.  
Groeneweg 2, Heijningen: aanwijzing als plattelandswoning   Bijlage 16 Ruimtelijke onderbouwing Groeneweg 2   
Hazeldonkse Zandweg 95: aanwijzing als plattelandswoning   Ruimtelijke onderbouwing Hazeldonkse Zandweg 95   
Hazeldonkse Zandweg 105a: aanwijzing als plattelandswoning   Bijlage 13 Ruimtelijke onderbouwing Hazeldonkse Zandweg 105a   
Hoge Zeedijk 54 en 56 te Langeweg: de bestemming Agrarisch is omgezet in een bestemming Tuin met bebouwingsmogelijkheden op het adres Hoge Zeedijk 54 en 56 te Langeweg. Dit was ook al meegenomen in de derde herziening van het bestemmingsplan, maar dat is toen door de provincie niet goedgekeurd door het ontbreken van een kwaliteitsverbetering in de vorm van een landschappelijk inpassingsplan. Daarin is nu wel voorzien. De uitvoering en handhaving daarvan is nu geborgd in een anterieure overeenkomst en in de planregels. Zie daartoe artikel 16.3.1.   n.v.t.  
Pootweg 13, Langeweg: aanwijzing als plattelandswoning   Bijlage 15 Ruimtelijke onderbouwing Pootweg 13   
Sluispad Noord: Legalisatie van een verkoopsteiger in de haven ten noorden van de Volkeraksluizen.   Bijlage 10 Ruimtelijke onderbouwing aanlegsteiger Volkerak   
Steenpad 2, Willemstad: aanwijzing als plattelandswoning   Bijlage 14 Ruimtelijke onderbouwing Steenpad 2   
Zwingelspaansedijk 1a te Fijnaart: omzetten agrarische bouwstede in een woonbestemming   Ruimtelijke onderbouwing Zwingelspaansedijk 1a   
Fort Sabina: Vertaling van het ontwikkelplan voor Fort Sabina naar het bestemmingsplan, waaronder de aanleg van een parkeerplaats ten oosten van het fort.   Ruimtelijke onderbouwing Fort Sabina   
Bij diverse locaties is de agrarische bestemming omgezet in een tuinbestemming. Voorzover daarin bebouwing aanwezig is, zijn landschappelijke inpassingsplannen opgesteld en gekoppeld aan de bestemming Tuin.   Zie artikel 16.3.1 Zorgvuldige landschappelijke inpassing  

Bijlage 7 Samenvatting afsprakenkader Kwaliteitsverbetering

De provinciale ruimtelijke verordening vereist dat voor iedere grotere ontwikkeling in het buitengebied een tegenprestatie moet worden geleverd in de vorm van een investering in de kwaliteit van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden. Over de omvang en aard van deze investering zijn regionale afspraken gemaakt in het 'Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant', vastgesteld in het RRO West-Brabant, 18-12-2014.

In dit afsprakenkader worden 3 categorieën onderscheiden:

Categorie 1

Ruimtelijke ontwikkelingen met nauwelijks tot geen landschappelijke invloed en waarbij geen (extra) kwaliteitsverbetering van het landschap wordt geëist.

  • a. Ontwikkelingen die de geldende (bestemmings)planregeling rechtstreeks mogelijk maakt of die door de wet zijn uitgezonderd.
  • b. Ontwikkelingen die primair kwaliteitsverbetering van het landschap tot doel of gevolg hebben.
  • c. Kleinschalige ontwikkelingen die plaatsvinden binnen bestaande en/of binnen de geldende planologische regeling passende bebouwing.
  • d. Kleinschalige ontwikkelingen waarvan de regio en de provincie afgesproken hebben dat voor deze ontwikkelingen vanwege de (zeer) geringe ruimtelijke impact geen kwaliteitsverbeteringsvereiste geldt. Deze ontwikkelingen worden specifiek benoemd en zijn daarmee limitatief.

Voorbeelden zijn het omzetten van een agrarische bestemming naar een tuinbestemming of het vergroten van een bestemmingsvlak Wonen tot 1.500 m².

Categorie 2

Ruimtelijke ontwikkelingen met weinig landschappelijke invloed, dan wel ruimtelijke ontwikkelingen die van nature aan het buitengebied zijn gebonden, of plaatsvinden in hiervoor aangewezen gebieden. De kwaliteitsverbetering vindt plaats in de vorm van landschappelijke inpassingsmaatregelen. Deze categorie is niet limitatief.

Enkele voorbeelden van veel voorkomende ruimtelijke ontwikkelingen die tot deze categorie behoren, zijn vormveranderingen van agrarische bouwvlakken, aanleg van minicampings (kleinschalig kamperen) en paardenbakken, omschakeling van de ene agrarische bedrijfsvorm naar een andere en nevenactiviteiten, doch alleen wanneer deze voorbeelden leiden tot een verslechtering van de kwaliteit van het landschap.

De omvang van de landschappelijke inpassing is maatwerk per locatie. Als richtlijn kan de volgende formule worden toegepast: 3 x de langste zijde van de uitbreiding van het bouwblok x 3 m (minimale breedte landschappelijke inpassing).

Categorie 3

Ruimtelijke ontwikkelingen welke niet tot categorie 1 of 2 behoren. De kwaliteitsverbetering wordt berekend op basis van de bestemmingswinst (verschil tussen de waarde van de gronden van de oude en de nieuwe bestemming).

Deze ontwikkelingen hebben over het algemeen een beduidende invloed op de omgeving door vergroting van de geldende bouwmassa/-oppervlakte, vergroting van het geldende bestemmingsvlak en/of substantiële bestemmingswijziging, zoals functieveranderingen. Ook niet aan het buitengebied gebonden ontwikkelingen vallen in principe onder categorie 3.

In deze categorie wordt uitgegaan van een investering van een percentage van de bestemmingswinst. Hiervoor zijn verschillende categorieën opgenomen.

Het bovenstaande betreft een beknopte samenvatting van het afsprakenkader. Bij de beoordeling van initiatieven wordt vanzelfsprekend getoetst aan het complete afsprakenkader of eventuele toekomstige opvolgers van dit afsprakenkader.

Bijlage 8 Onderzoek beschermde soorten

Voor een actueel overzicht van, op basis van de Wet natuurbescherming, voorkomende beschermde planten- en diersoorten binnen het plangebied, is gebruikgemaakt van de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF). Uit het raadplegen van de NDFF via Quickscanhulp.nl (© NDFF - quickscanhulp.nl 17-10-2016, 08:08:02) blijkt dat in het plangebied de laatste vijf jaar een groot aantal beschermde soorten zijn waargenomen (gegevens binnen de afstand 0-1 km). Verder zijn aanvullend verspreidingsatlassen, waarnemingsoverzichten en internetsites geraadpleegd.


Hierna worden de op basis van de hiervoor genoemde inventarisaties naar voren gekomen planten- en diersoorten per soortengroep besproken.


Vaatplanten

Uit het bureauonderzoek komen in de soortengroep vaatplanten 23 soorten naar voren. Het betreft hier bijenorchis, bosorchis, brede orchis/rietorchis, gele helmbloem, gevlekte orchis/bosorchis, groenknolorchis, grote keverorchis, hondskruid, klein glaskruid, kluwenklokje, moeraswespenorchis, parnassia, rapunzelklokje, rietorchis, schubvaren, spindotterbloem, steenanjer, steenbreekvaren, tongvaren, vleeskleurige orchis, waterdrieblad en wilde marjolein.

Het gaat met name om soorten die binnen bebouwd gebied en binnen natuurterreinen voorkomen. Steenanjer en wilde marjolein kunnen in het agrarische gebied plaatselijk in (weg)bermen op zonnige plaatsen met een matig voedselrijke, liefst kalkhoudende grond worden aangetroffen. Spindotterbloem kan voorkomen langs waterkanten op voedselrijke plaatsen. Gele helmbloem, klein glaskruid, steenbreekvaren en tongvaren zijn soorten van stenige plaatsen. Ze groeien binnen Nederland veelal op oude muren. Gele helmbloem, steenanjer en wilde marjolein worden ook veel in (moes)tuinen aangeplant, van waaruit verwildering optreed.

Geen van de soorten is een (typische) soort van het huidige agrarische gebied. Plantensoorten moeten hier een hoge bemestingsgraad en een intensief maairegime en/of het periodiek schonen van sloten weerstaan.


Zoogdieren

Uit het bureauonderzoek komen in de soortgroep zoogdieren tien soorten naar voren. Het betreft hier de streng beschermde soorten bever, baardvleermuis/brandts vleermuis, gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, laatvlieger, meervleermuis, rosse vleermuis, ruige dwergvleermuis en watervleermuis en de middelzwaar beschermde soort steenmarter. Bever komt voor in het Hollands Diep en niet in het plangebied zelf. Voor steenmarter is geschikt leefgebied aanwezig op de erven en in de bebouwing in het buitengebied.

Het agrarische open gebied vormt in beginsel geschikt foerageergebied voor de vleermuissoorten laatvlieger, rosse vleermuis en ruige dwergvleermuis. Rond de bebouwing en opgaand groen is ook gewone dwergvleermuis en gewone grootoorvleermuis te verwachten. De vleermuissoorten watervleermuis en meervleermuis zijn foeragerend te verwachten boven bredere watergangen, plassen en meren. Verblijfplaatsen van deze soorten zijn vooral te verwachten in gebouwen, met name in spouwmuren, achter betimmering en daklijsten, onder dakpannen of in schuren. Een enkele soort is in ruimten (bijvoorbeeld holten) in bomen te verwachten. Hierbij moet aangetekend worden dat de recentere ligboxenstallen en kapschuren meestal niet geschikt zijn voor vleermuizen. Zowel de baardvleermuis als de brandtsvleermuis zijn in Nederland zeer zeldzaam. Van deze vleermuissoorten zijn in het plangebied geen verblijfplaatsen te verwachten. Hooguit komt sporadisch een exemplaar foerageren.


Vogels

Alle inheemse vogelsoorten zijn op basis van de Wet natuurbescherming streng beschermd. Over het algemeen is het nest van vogels alleen beschermd wanneer dit in gebruik is om een broedsel groot te brengen (tijdens het broedseizoen). Bij een aantal vogelsoorten is het nest echter jaarrond beschermd (dus ook buiten het broedseizoen).

Quickscanhulp.nl geeft veertien vogelsoorten weer. Het gaat daarbij uitsluitend om vogels waarvan het nest jaarrond is beschermd. Het betreft hier de soorten boomvalk, buizerd, gierzwaluw, grote gele kwikstaart, havik, huismus, kerkuil, ooievaar, ransuil, roek, slechtvalk, sperwer, steenuil en wespendief.

Het buitengebied van Moerdijk vormt een waardevol broedgebied en foerageergebied voor vogels. Het betreft gebied voor zowel soorten van open weidegebied, struweel/kleine bosschages als bebouwd gebied. Aangezien alle inheemse vogelsoorten zijn beschermd, worden deze hier niet allemaal opgenoemd. Vogelsoorten van het open agrarische gebied zijn vooral gele kwikstaart, graspieper, grutto, kievit, partijs, scholekster, slobeend, tureluur, veldleeuwerik, watersnip, wilde eend, wintertaling en zomertaling. In de opgaande beplanting rond de agrarische erven komen soorten voor zoals buizerd, houtduif, koolmees, merel, roodborst en winterkoning. Huismus zal hier nestelen onder de pannendaken van de oude boerderijen en de bedrijfswoningen. Huismussen willen ook nog wel eens nestelen tussen het isolatiemateriaal (dakbeschot) binnenin ligboxenstallen. Nesten van kerkuil en steenuil kunnen hier in stallen, (kap)schuren en speciale nestkasten worden aangetroffen. In de bosschages kunnen nesten van boomvalk en sperwer worden aangetroffen.


Amfibieën en vissen

Uit de Quickscanhulp komen in de soortengroepen amfibieën en vissen zeven soorten naar voren. Het betreft hier de streng beschermde amfibieënsoort poelkikker, middelzwaar beschermde vis-soorten Europese meerval, kleine modderkruiper, paling en rivierdonderpad en streng beschermde vissoorten bittervoorn en grote modderkruiper.

Het voorkomen van poelkikker is bekend uit de omgeving van de Klaverpolder (telmee.nl). Uit meerdere ecologische onderzoeken, uitgevoerd op diverse plekken in de gemeente Moerdijk, blijkt dat voor deze soort geen geschikt leefgebied aanwezig is. Poelkikker zal binnen het plangebied hooguit voor kunnen komen in onbeschaduwde, schoon en voedselarm water met een goed begroeide oever, mogelijk aanwezig op locaties buiten directe agrarische invloeden.

Van de genoemde soorten vissen komen bittervoorn, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en paling voor in watergangen in het agrarische gebied (noord-brabant.vissenatlas.nl en tel-mee.nl). Daarnaast komen bittervoorn en paling voor in het Hollandse Diep. Beide modderkruipers hebben een voorkeur voor stilstaand tot langzaam stromend ondiep water met een rijke planten-begroeiing en een sliblaag op de bodem (ravon.nl). Bittervoorn houdt van wateren met een rijk begroeide oever, waarbij de aanwezigheid van zoetwatermosselen belangrijk is. Deze mosselen zijn onmisbaar voor de voortplanting van de soort. Paling komt voor in watergangen die bereikbaar zijn vanuit zee en komt in zoet water voor in onder andere rivieren, beken en sloten. De beschreven watergangen zijn verspreidt in het plangebied te verwachten.

De overige twee vissoorten: Europese meerval en rivierdonderpad zijn bekend uit het Hollands Diep (noord-brabant.vissenatlas.nl). Uit de Mark, watergang op de zuidelijke grens van de gemeente Moerdijk, is ook het voorkomen van rivierdonderpad bekend (noord-brabant.vissenatlas.nl). Geschikt leefgebied voor deze soorten ontbreekt in het plangebied.


Reptielen

Op basis van de Quickscanhulp en ravon.nl zijn geen beschermde reptielen bekend uit het plangebied. Reptielen komen, voorzover bekend, in de gemeente niet voor. Voor deze soorten is geen geschikt leefgebied aanwezig.


Ongewervelden

Uit het bureauonderzoek komen in de soortengroep ongewervelden geen beschermde soorten naar voren. Voor tal van niet beschermde vlinders en libellen kunnen de graslanden, natuurgebieden, oevers en watergangen wel van waarde zijn.