direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Katwijk NB, Liefkeshoek 43 en 43a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1684.BPKaLiefkeshoek43-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Katwijk NB, Liefkeshoek 43 en 43a" van de gemeente Cuijk.

1.1.1 Aanleiding

Op de locatie Liefkeshoek 43a te Katwijk NB is een tankstation met LPG gevestigd. De initiatiefnemer wil de bedrijfsactiviteiten van het tankstation beëindigen en op het perceel 4 vrijstaande woningen realiseren. Het initiatief past niet binnen de regels van de bestemming 'Bedrijf' van het vigerende bestemmingsplan “Katwijk NB”. Het bouwen van 4 woningen op het perceel is niet toegestaan op een bedrijfslocatie. De gemeente wenst medewerking te verlenen aan de bedrijfsbeëindiging. Hiervoor dient een herziening van het bestemmingsplan plaats te vinden.

Omdat het perceel op de kaarten van de Verordening ruimte (geconsolideerde versie januari 2019) in het 'Gemengd landelijk gebied' ligt is ook vanuit dit beleid het bouwen van de 4 woningen niet rechtstreeks mogelijk. In overleg met de provincie is besloten dat de provincie, onder voorwaarden, medewerking wil verlenen aan het wijzigen van de grens 'Bestaand stedelijk gebied, kern in landelijk gebied' zodanig dat voorliggende locatie daarbinnen valt en er vanuit de Verordening ruimte geen bezwaren meer zijn voor de ontwikkeling.

Binnen voorliggend bestemmingsplan zal daarom, naast de bestemmingswijziging naar 'Wonen' ook de herbegrenzing van het 'Bestaand stedelijk gebied, kern in landelijk gebied' gemotiveerd en onderbouwd worden.

Omdat met de bedrijfsbeëindiging van het tankstation ook de bedrijfsactiviteiten van het autobedrijf worden beëindigd en alleen als hobbymatige activiteiten worden voortgezet als beroep aan huis zal ook de bestemming 'Bedrijf' worden gewijzigd naar de bestemming 'Wonen'.

1.1.2 Doel

Het doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een actueel bestemmingsplan op basis van de Wet ruimtelijke ordening. Het plan biedt de ruimte voor de verwachtingen in de komende tien jaar.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1684.BPKaLiefkeshoek43-VA01_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.1684.BPKaLiefkeshoek43-VA01_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Cuijk, sectie F, nummers 350 (gedeeltelijk), 385, 504, 553 (gedeeltelijk), 591, 592, 634, 635 en 657 (smalle strook).

De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 12.000 m², waarvan 5.360 m2 de gronden van het tankstation betreffen.

1.3 Vigerend bestemmingsplannen

Ter plaatse van het plangebied vigeren de bestemmingsplannen "Katwijk NB", vastgesteld door de gemeenteraad op 17 mei 2010 en ''Buitengebied 2010, herziening 2016'', vastgesteld door de gemeenteraad op 2 april 2017. Onderstaande afbeelding laat een uitsnede van de vigerende verbeeldingen zien. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1684.BPKaLiefkeshoek43-VA01_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING BESTEMMINGSPLAN ''KATWIJK NB'' en ''BUITENGEBIED 2010, HERZIENING 2016''

1.3.1 Bestemmingsplan ''Katwijk NB''

Op de percelen binnen het bestemmingsplan ''Katwijk NB'' zijn de bestemmingen 'Bedrijf', 'Wonen', 'Verkeer' en 'Waarde-Archeologie 5' van toepassing. Tevens is de functieaanduiding 'bedrijf van categorie 3.1' opgenomen, waarbinnen bedrijven tot en met categorie 3.1 mogen worden gevestigd. Omdat het tankstation ook LPG verkoopt is er ook een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone – lpg' op het plangebied aanwezig'. Binnen deze aanduiding zijn geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan.

Met de bedrijfsbeëindiging kan de bestemming 'Bedrijf' worden gewijzigd in 'Wonen' en kan de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone – lpg' worden verwijderd. Dit maakt de realisatie van de woningen volgens het gemeentelijk beleid mogelijk.

1.3.2 Bestemmingsplan ''Buitengebied 2010, herziening 2016''

Aangrenzend aan het bestemmingsplan ''Katwijk NB'' vigeert het bestemmingsplan ''Buitengebied 2010, herziening 2016''. Op de percelen binnen het plangebied is de bestemming 'Agrarisch' van toepassing. Hiernaast zijn binnen het plangebied de aanduiding 'radarverstoringsgebied' en 'veiligheidszone – lpg' opgenomen. Ten tijde van het opstellen van dit vigerend bestemmingsplan werd de aanduiding 'radarverstoringsgebied' nog niet in bestemmingsplannen getoond. De bij deze aanduiding behorende regeling is wel van toepassing. Deze levert echter geen belemmeringen op. Binnen de aanduiding 'veiligheidszone – lpg' zijn, zoals eerder vermeld, geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan. Echter door de bedrijfsbeëindiging kan de bestemming 'Bedrijf' worden gewijzigd in 'Wonen' en kan de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone – lpg' worden verwijderd.

1.3.3 Verordening ruimte Noord-Brabant

Het initiatief voldoet ook niet aan de Verordening ruimte Noord-Brabant (geconsolideerde versie januari 2019). De verdere onderbouwing waarom het initiatief kan worden voortgezet volgt in paragraaf 4.2.2.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied.

2.1 Directe omgeving en plangebied

Onderstaande foto's geven de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1684.BPKaLiefkeshoek43-VA01_0004.jpg"

LUCHTFOTO PLANGEBIED

Binnen het plangebied zijn direct aan de Liefkeshoek een tankstation met LPG verkooppunt en een autobedrijf aanwezig. Het tankstation is ontstaan op de ontsluitingsroute van de kern Katwijk richting Cuijk en de omliggende bedrijvigheid die hier bestaat uit diverse agrarische bedrijven; en de verbindingsweg die de Liefkeshoek vormt voor het bedrijventerrein aan de Lange Linden.

Binnen de omgeving ligt het tankstation in de lintbebouwing die zich in de richting van Cuijk uitstrekt tot de Gansakker. Direct achter de lintbebouwing bevinden zich agrarisch bestemde gronden. Direct aangrenzend aan de bedrijvigheid binnen het plangebied is een groene tuin aanwezig bestaande uit diverse bomen en een grasveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1684.BPKaLiefkeshoek43-VA01_0005.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1684.BPKaLiefkeshoek43-VA01_0006.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1684.BPKaLiefkeshoek43-VA01_0007.jpg"

PLANGEBIED TANKSTATION EN AUTOBEDRIJF

2.1.1 Bebouwing en functies

Het plangebied is momenteel nog bebouwd met de bebouwing en overkapping van het tankstation met LPG en het autobedrijf. Ten noorden en zuiden van het plangebied staan vrijstaande woningen. Ten zuiden van het plangebied betreffen het grote woningen op grote percelen in landelijke stijl. Ten noorden van het plangebied zijn de woningen in meer dorpse stijl gebouwd op iets kleinere percelen. Aan de oost- en westzijde grenst het agrarisch buitengebied aan het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1684.BPKaLiefkeshoek43-VA01_0008.jpg"

BESTAANDE SITUATIE

afbeelding "i_NL.IMRO.1684.BPKaLiefkeshoek43-VA01_0009.jpg" WONINGEN TEN ZUIDEN PLANGEBIED

afbeelding "i_NL.IMRO.1684.BPKaLiefkeshoek43-VA01_0010.jpg"

WONINGEN TEN NOORDEN PLANGEBIED

2.1.2 Ontsluiting

De ontsluiting van het plangebied is reeds aanwezig. Het plangebied wordt direct op de Liefkeshoek ontsloten.

2.1.3 Beplanting

Binnen het plangebied is rondom het tankstation een tuin aanwezig met grasland en bomen, struiken en hagen (zie foto's).

Hoofdstuk 3 Plan

In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen.

3.1 Bebouwing en functies

Het plangebied bestaat uit meerdere percelen. De percelen F591 en F592 worden herbestemd naar een woonbestemming, omdat het tankstation met LPG en het autobedrijf worden beëindigd. Het beëindigde autobedrijf blijft dienst doen als hobbymatig te gebruiken schuur en krijgt daardoor wordt het gebruikt als een 'bedrijf -aan-huis'. Ter plaatse zullen alleen nog op kleine schaal (hobbymatig) bedrijfsactiviteiten worden uitgevoerd in de bestaande bebouwing. De bedrijfswoning wordt omgezet naar een burgerwoning. Achter de burgerwoning wordt een tuin aangelegd, omdat met de realisatie van de 4 nieuwe woningen de gronden achter het tankstation die in gebruik waren als tuin door de bedrijfswoning niet meer beschikbaar zijn.

Op de percelen F634 en F635 worden vier vrijstaande woningen mogelijk gemaakt die aansluiten op de verkaveling van de woningen ten noorden van het plangebied. De vier woningen hebben ieder een ander ontwerp, waardoor de ontwikkeling geen planmatig karakter krijgt en goed past in het bebouwingslint. De vier woningen vullen een lege plek op wanneer de bedrijfsbebouwing van het tankstation is verdwenen en zorgt voor een rustige overgang in het lint van de woningen van kom Katwijk NB naar de grotere percelen van het buitengebied. Hierbij is gebruik gemaakt van de lagenbenadering.

De lagenbenadering is een werkwijze om ruimtelijke keuzen te onderbouwen en zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren, die uitgaat van drie lagen:

  • 1. De onderste laag wordt gevormd door de bodemtypologie, de geomorfologie en het watersysteem en de hiermee samenhangende natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische (landschaps)waarden. Het grote belang van de onderste laag vindt zijn oorzaak in de lange reproductietijd en daarmee de onvervangbaarheid van deze waarden en systemen.
      • Op de te ontwikkelen locatie is reeds lange tijd bedrijfsbebouwing aanwezig. De aardkundige/landschappelijke waarden van de locatie worden door het bouwen van 4 woonhuizen
  • 2. De tweede laag wordt gevormd door de infrastructuur. Deze laag, met belangrijke weg-, spoor- en waterverbindingen, is – evenals de onderste laag – sturend voor ruimtelijke ontwikkelingen.
      • De woningen ontsluiten direct aan op de belangrijke ontsluitingsweg Liefkeshoek en vullen na de beëindiging van het LPG station een lege plek in het bebouwingslint.
  • 3. De derde en bovenste laag bestaat uit het ruimtegebruik voor wonen, werken, landbouw en recreatie. Dit wordt ook wel de occupatie genoemd.
      • De afwijkende/hinder veroorzakende functie wordt beëindigd en de vier woonhuizen zorgen voor een passende functie binnen het bebouwingslint met woonbebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1684.BPKaLiefkeshoek43-VA01_0011.jpg"

SITUERING NIEUWE WONINGEN

De vier woningen staan gericht op de Liefkeshoek met een verspringende voorgevel waarvan de rooilijn begint in lijn met de bedrijfswoning op nr. 43 en naar achter schuift richting nr. 51.

Alle vier de vrijstaande woningen krijgen ook een aangebouwde garage. Tussen nr. 43 en nr. 45 blijft een doorgang behouden voor bewerking van het achterliggende agrarische perceel.

In paragraaf 3.4 is de een korte beschrijving van de beeldkwaliteit van de woningen opgenomen.

3.2 Verkeer en parkeren

De nieuwe ontwikkeling met vier woningen kent een veel lagere verkeersaantrekkende werking dan het huidige tankstation. Het aantal verkeersbewegingen op de Liefkeshoek zal daarmee dan ook dalen. Voor de omwonenden zal dit een verbetering zijn ten opzichte van de huidige situatie. Hierna wordt de verkeersgeneratie en parkeersituatie beschreven.

3.2.1 Verkeersgeneratie

De realisatie van vier vrijstaande woningen heeft invloed op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie ''ASVV 2012'' (CROW) bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Cuijk wordt aangeduid als matig stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Cuijk tot de rest van de bebouwde kom behoort.

3.2.1.1 Bestaande situatie

Binnen het plangebied bestaat in de bestaande situatie de verkeersaantrekkende werking uit een drietal onderdelen: het tankstation, de bedrijfswoning en het autobedrijf (arbeidsintensief/bezoekersextensief). In de tabel hieronder is de berekening van de verkeersaantrekkende werking per onderdeel uiteengezet.

Onderdeel   Verkeersaantrekkende werking   Aantal / oppervlakte   Totaal  
Tankstation (incl. LPG)   gemiddeld 275 klanten per dag   -   550  
Autobedrijf   9,1 - 10,9 per 100 m² bvo   300 m²   27,3 - 32,7  
Bedrijfswoning
(koop, vrijstaand)  
7,8 - 8,6 per woning   1 woning   7,8 - 8,6  
Totaal       585,1 - 591,3  
3.2.1.2 Nieuwe situatie

Binnen het plangebied bestaat in de nieuwe situatie de verkeersaantrekkende werking uit de de nieuwe ontwikkeling met vier woningen inclusief de reeds bestaande woning.

Onderdeel   Verkeersaantrekkende werking   Aantal / oppervlakte   Totaal  
Koop, vrijstaand   7,8 - 8,6 per woning   5 woningen   39 - 43  
Totaal       39 - 43  

Deze nieuwe situatie kent een veel lagere verkeersaantrekkende werking dan in de bestaande situatie. Dit luidt tot een verkeersdalende werking op de Liefkeshoek van circa 550 verkeersbewegingen per etmaal. Voor de omwonenden zal dit een verbetering zijn ten opzichte van de huidige situatie.

3.2.2 Parkeren

Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor het goed functioneren van het plangebied en voorkomt overlast voor de omgeving. De gemeente Cuijk heeft hiertoe de ''Parkeernota Gemeente Cuijk 2016-2023" van toepassing verklaard op het gehele grondgebied van Cuijk.

Uit de parkeernota blijkt dat de parkeernorm voor een vrijstaande woning in de rest bebouwde kom 2,3 parkeerplaatsen is per woning, waarvan het aandeel bezoek 0,3 parkeerplaatsen per woning is. Normaliter betekent dit dat er minimaal 2 parkeerplaatsen op eigen terrein voorzien moeten worden en 0,3 parkeerplaatsen in de openbare ruimte. In de openbare ruimte is echter geen plaats voor de bezoeker parkeerplaatsen. Dit betekent dat er 3 parkeerplaatsen op eigen terrein aangelegd dienen te worden.

In de voortuin is een lange oprit voor de garage. Volgens de parkeernota geldt een garage met lange oprit slechts voor 1,3 parkeerplaatsen. Dus naast deze lange oprit, van 10 meter diep en 2,5 meter breed, dient nog een aparte parkeerplaats te worden aangelegd.

In onderstaande afbeelding is te zien op welke wijze de parkeerplaatsen aangelegd kunnen worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1684.BPKaLiefkeshoek43-VA01_0012.jpg"

SITUERING PARKEERPLAATSEN

3.3 Groen en water

Ten oosten en ten zuiden van het tankstation is een groene zone (tuin) met struiken en bomen aanwezig. Dit groen wordt zo veel mogelijk behouden (zie onderstaande afbeelding), hiervoor is o.a. het bouwvlak voor de meest zuidelijke woning naar achter geplaatst.

In de voortuinen van de woningen zal nieuw groen in de vorm van bomen en hagen worden aangeplant om het groene aanzien van de straat te versterken.

Voor het oostelijk deel van de percelen is de aanleg van een groene afschermende beplanting in de vorm van struweelhaag voorzien waarmee vanuit het buitengebied het aanzicht op het plangebied past in het landschap. In bijlage 2 is het inrichtingsplan opgenomen waarin beschreven staat op welke wijze deze struweelhaag geplant en beheerd dient te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1684.BPKaLiefkeshoek43-VA01_0013.jpg"

GROEN

In bestaande situatie is geen oppervlakte water aanwezig op het bedrijfsperceel. Ook in de toekomst is geen open water voorzien.

3.4 Beeldkwaliteit

De vier woningen krijgen ieder een ander ontwerp en uitstraling, waardoor de ontwikkeling geen planmatig karakter krijgt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1684.BPKaLiefkeshoek43-VA01_0014.jpg"

De woningen krijgen wel allemaal een kopgevel, passend in het lint van woningen ten noorden van het plangebied. De verschillende in goothoogtes, breedtes en gevelindelingen zorgen voor een gedifferentieerd beeld dat past in de landelijke omgeving.

In het in bijlage 1 opgenomen beeldkwaliteitsplan is een uitgebreidere beschrijving van de beeldkwaliteit opgenomen.

3.5 Kwaliteitsverbetering van het landschap

Bij ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied eist de Verordening ruimte in bepaalde gevallen een bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap. Op grond van deze verordening (zie paragraaf 4.2.2) is kwaliteitsverbetering van het landschap ook voor dit project van toepassing.

Deze paragraaf bevat een beschrijving van de wijze van kwaliteitsverbetering van het landschap. Aan de orde komen:

  • de benodigde investering;
  • de feitelijke tegenprestatie;
  • de zekerstelling van kwaliteitsverbetering.
  • De wijze waarop invulling wordt gegeven aan de kwaliteitsverbetering is vastgelegd in de 'Afspraken voor uitwerking en toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap (2 december 2015)'
3.5.1 Benodigde investering

Ruimtelijke ontwikkelingen zijn in drie categorieën ingedeeld in de gemaakte afspraken. Voorliggend initiatief is een zogenaamde categorie 3-ontwikkeling (niet-planmatige ontwikkeling in het buitengebied). Uitgangspunt is een methodiek voor een landschappelijke tegenprestatie die uitgaat van een forfaitair bedrag op basis van grondwaardevermeerdering (bestemmingswinst).

De basisinspanning plus de extra inspanning moeten samen ten minste 20% van de waardevermeerdering van de grond bedragen. De benodigde kwaliteitsverbetering van het landschap is berekend. Uit de berekening volgt dat de benodigde landschappelijke kwaliteitsverbetering 20% x € 234.101,50 = € 46.820,30 bedraagt. Deze berekening is als bijlage 2 opgenomen. In de exploitatieovereenkomst tussen de gemeente en initiatiefnemer zal deze berekening ook worden opgenomen.

3.5.2 Feitelijke tegenprestatie

De feitelijke fysieke tegenprestatie bestaat in voorliggend plan uit het slopen van de bedrijfsbebouwing behorend bij het tankstation. Voor de landschappelijke inpassing wordt de aanwezige afschermende beplanting behouden en op de achterzijden van de tuin en de vier nieuwe woonkavels wordt een dubbele struweelhaag aangelegd en beheerd. Hiervoor is in bijlage 3 bijgevoegd inrichtingsplan opgesteld.

De geplande investering (€ 53.600,00) is groter dan van de benodigde investering
(€ 46.820,30). Hiermee is aangetoond dat wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 3.2 van de Verordening ruimte.

3.5.3 Zekerstelling kwaliteitsverbetering

De Verordening ruimte eist dat bij het vaststellen van een ruimtelijk besluit is aangetoond dat de kwaliteitsverbetering van het landschap financieel, juridisch en feitelijk is geborgd. Omdat met de sloop van de bedrijfsbebouwing reeds voldaan wordt aan de geldelijke kwaliteitsverbetering van het landschap en met dit bestemmingsplan het bedrijf wordt wegbestemd is alleen borging van de landschappelijke inpassing in het bestemmingsplan noodzakelijk. In het bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat de struweelhaag binnen de aanduiding 'landschapswaarden' dient te worden aangelegd en in stand gehouden.

De initiatiefnemer en de gemeente hebben daarnaast een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten waarin sloop van de bebouwing en de aanleg van de struweelhaag is vastgelegd en daarmee wordt geborgd. Hiermee wordt voldaan aan de criteria van de Verordening ruimte.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.

De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland.

Voor onderhavig plan is het belang "Militaire terreinen en objecten" aan de orde. Dit belang is beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (zie paragraaf 4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening). Als aan dat besluit wordt voldaan, wordt tevens aan de SVIR voldaan.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt in een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is.

Militaire objecten en terreinen

Het plangebied ligt in het invloedsgebied van het militaire vliegveld Volkel. Ter bescherming van het functioneren van het vliegveld legt het Barro hoogtebeperkingen op aan gebouwen en bouwwerken in deze zone. In paragraaf 5.1.8 is een toetsing opgenomen dat de maximale hoogten niet worden overschreden.

Conclusie
Het plan voldoet aan het Barro.

4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Projecten die minder dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.

Daarbij ligt het plan na de grenswijziging binnen het bestaand stedelijk gebied van Katwijk NB.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Structuurvisie Ruimtelijke Ordening;
  • Verordening ruimte 2014.

Het plan wordt aan deze twee nota's getoetst.

4.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010, partiële herziening 2014 bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant.

Analyse

Het plangebied ligt binnen Katwijk NB dat onderdeel is van het 'stedelijk concentratiegebied'. Conform het structuurvisiebeleid wordt in het stedelijk concentratiegebied (met de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking) het grootste gedeelte van de verstedelijkingsopgave opgevangen. Daarbij is zuinig ruimtegebruik aan de orde: functiemenging, herstructurering en inbreiding vóór stedelijke uitbreidingen.

Volgens de structurenkaart valt het plangebied gedeeltelijk in de structuur 'Kernen in het landelijk gebied' en gedeeltelijk in de structuur 'Gemengd landelijk gebied'. Het initiatief sluit hierin aan bij de structuur 'Kernen in het landelijk gebied' waar wordt ingezet op zorgvuldig ruimtegebruik en meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit.

Volgens de kaartlaag 'Gebiedsgericht werken' valt het plangebied binnen het gebied 'Cultuurhistorische landschappen'. Het initiatief sluit aan bij de thema's van deze kaartlaag, daar deze inzet op het beschermen en stimuleren van de ruimtelijke kwaliteit.

Het plan omvat het toevoegen van vier woningen in de vorm van herstructurering. De lokale behoefte is aangetoond in het gemeentelijke woningbouwprogramma, zie paragraaf 4.3.1.

Conclusie

Voorliggend initiatief past binnen de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

4.2.2 Verordening ruimte Noord-Brabant

Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben op 25 oktober 2019 de 'Interim omgevingsverordening Noord-Brabant' vastgesteld. In de Interim omgevingsverordening zijn de bestaande regels samengevoegd van de Provinciale milieuverordening, Verordening natuurbescherming, Verordening Ontgrondingen, Verordening ruimte, Verordening water en de Verordening wegen.

De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat de huidige regels zijn gehandhaafd met het huidige beschermingsniveau en dat er in beginsel geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd. Er zijn wel wijzigingen doorgevoerd gebaseerd op eerder vastgesteld beleid, zoals de Brabantse omgevingsvisie.

De nieuwe omgevingsverordening leidt niet tot een andere beoordeling van het project, het project past binnen het meest recente provinciale beleid waaronder de omgevingsvisie. Tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan is gelijktijdig op grond van de destijds geldende verordening een procedure tot herbegrenzing van de verordening doorlopen. Tegen deze herbegrenzing zijn geen zienswijzen kenbaar gemaakt, Provinciale Staten hebben inmiddels het besluit tot herbegrenzing genomen. Op grond hiervan is ervoor gekozen in deze paragraaf de informatie van de toen geldende verordening te laten staan, om verwarring rondom gewijzigde naamgevingen e.d. te voorkomen.

4.2.2.1 Algemeen

De Verordening ruimte Noord-Brabant (geconsolideerde versie per 1 januari 2019) stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.

De Verordening maakt onderscheid in structuren en aanduidingen. De Verordening kent vier structuren, die tezamen provinciedekkend zijn. Daarin is uitgewerkt welke functies ontwikkeld kunnen worden. Afhankelijk van de waarden in of kenmerken van een gebied kunnen er één of meerdere aanduidingen gelden. De Verordening bevat voorts algemene regels ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit.

De ligging van de percelen tegen het bestaand stedelijk gebied in een bebouwingslint en de grote kwaliteitsverbetering die behaald kan worden met de bedrijfsbeëindiging heeft de Provincie Noord-Brabant doen besluiten om onder voorwaarden medewerking te verlenen aan een grenswijziging van het Structuurgebied 'Bestaand stedelijk gebied, kern in landelijk gebied'.

Hierna zijn de voorwaarden voor de wijziging van de grenzen van het bestaand stedelijk gebied benoemd.

4.2.2.2 Structuren en aanduidingen

De percelen F350 (deels), F385, F591 en F592 liggen in de structuur 'Bestaand stedelijk gebied, kern in landelijk gebied'. Stedelijke ontwikkelingen kunnen binnen deze structuur worden gerealiseerd. De overige percelen in het plangebied liggen in de structuur 'Gemengd landelijk gebied. Binnen deze structuur is de relevante aanduiding 'Beperking veehouderij' aanwezig. Binnen deze structuur zijn stedelijke ontwikkelingen niet mogelijk.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de kaart van de Verordening Ruimte. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1684.BPKaLiefkeshoek43-VA01_0015.jpg"

UITSNEDE INTEGRALE KAART VERORDENING RUIMTE

Analyse

De haalbaarheid van voorliggend initiatief is hieronder allereerst getoetst aan artikel 7 'Gemengd landelijk gebied' uit de Verordening.

Artikel 7.10 Gemengd landelijk gebied - Niet-agrarische functies

Door het initiatief worden er vier nieuwe woning ontwikkeld. Lid 1 van artikel 7.10 staat niet toe dat nieuwe woningen binnen het gemengd landelijk gebied worden gerealiseerd. Binnen de regels van het gemengd landelijk gebied is voorliggend plan niet haalbaar.

Om het initiatief volgens de Verordening Ruimte mogelijk te maken wordt gebruik gemaakt van de procedure grenswijziging uit artikel 4.11 en 38.5. Deze procedure loopt gelijk op met de bestemmingsplanprocedure voor de gewenste nieuwe ontwikkeling.

Het initiatief is direct gelegen tegen de grens van het bestaand stedelijk gebied, zoals zichtbaar is op voorgaande afbeelding. Een herbegrenzing van het 'Besluitvlak- Bestaand stedelijk gebied, kern landelijk gebied' is nodig omdat het huidige besluit-vlak 'Structuur - Gemengd landelijk gebied' de ontwikkeling van een stedelijke functie niet toelaat.

Hieronder volgt een toelichting op de artikelen die volgens de Verordening Ruimte van toepassing zijn op het initiatief.

Artikel 4.11 Wijziging grenzen bestaand stedelijk gebied

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen de begrenzing van het bestaand stedelijk gebied wijzigen indien dit resulteert in een logische stedenbouwkundige opzet.

In hoofdstuk 3 is de planbeschrijving opgenomen.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan Gedeputeerde Staten verzoeken om de begrenzing van het bestaand stedelijk gebied te wijzigen, mits:
    • a. het een aanpassing betreft die tot een logische stedenbouwkundige opzet leidt;

In hoofdstuk 3 is onderbouwd dat de ontwikkeling van 4 woningen past in de stedenbouwkundig structuur van de Liefkeshoek

    • a. uit toepassing van de lagenbenadering blijkt dat de gewenste uitbreidingsrichting aanvaardbaar is;

In paragraaf 3.1 is onderbouwd dat de uitbreiding met 4 woningen past in de stedenbouwkundig structuur van de Liefkeshoek

    • a. er overeenkomstige toepassing is gegeven aan artikel 4.3 (nieuwbouw van woningen) of artikel 4.4 (ontwikkeling van bedrijventerreinen en kantorenlocaties);

In paragraaf 4.3 wordt onderbouwd dat de nieuwbouw van met 4 woningen past in de het woningbouwprogramma van de gemeente Cuijk en de kern Katwijk NB.

    • a. er toepassing is gegeven aan artikel 3.5(kwaliteitsverbetering landschap).

In paragraaf 3.5 is onderbouwd dat de bedrijfsbeëindiging van het tankstation en bouw van 4 vrijstaande woningen leidt tot een kwaliteitsverbetering van het landschap.

  • 3. Op een verzoek als bedoeld in het tweede lid is artikel 38.5 procedure grenswijziging op verzoek) van toepassing.

In paragraaf 4.2.2.2 wordt de doorlopen procedure van de grenswijziging beschreven.

Lid 2 a en b

In hoofdstuk 3 van voorliggend plan is ingegaan op de stedenbouwkundige inpassing van het initiatief. Hieruit blijkt dat het initiatief het historische bebouwingslint versterkt door de bouw van vier vrijstaande woningen. Op de locatie is reeds lange tijd stedelijke bebouwing aanwezig in de vorm van het bedrijf, maar woningbouw is een meer passende functie in het lint.

Onderstaande afbeelding toont dat de uitloper van het bestaande stedelijk gebied wordt verlengd tot en met het plangebied. Op deze manier wordt het bebouwingslint afgerond tot aan de grens van het laatste woonperceel (het perceel van de vier nieuwe woningen). De zuidelijke grens van dit woonperceel vormt daarmee de grens tussen het stedelijk bebouwingslint en de vrijstaande woningen op de grote landelijke percelen.

De uitbreidingsrichting van de grens van het bestaand stedelijk gebied in zuidelijke richting is daarmee aanvaardbaar, alsook vanuit stedenbouwkundige opzet, logisch.

Voor een verdere motivering wordt naar hoofdstuk 3 verwezen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1684.BPKaLiefkeshoek43-VA01_0016.jpg"

UITBREIDING BESTAAND STEDELIJK GEBIED

Artikel 38.5 Procedure wijziging van grenzen op verzoek

Bij toepassing van artikel 4.11 wordt gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure een procedure 'herbegrenzing' opgestart conform artikel 38.5 uit de Verordening ruimte 2014. Behorende bij artikel 38.5 worden in de verbeelding twee gebiedsaanduidingen opgenomen, welke ingaan op het verwijderen van het besluit-vlak 'gemengd landelijk gebied' en het toevoegen van het besluitvlak 'bestaand stedelijk gebied, kern landelijk gebied'.

Naast de artikelen met betrekking tot de grenswijziging zijn onderstaande artikelen tevens van belang.

Artikel 3.1 Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit

Voor artikel 3.1 is het van belang dat het plan bijdraagt aan de zorg en het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied en de naaste omgeving. In de paragrafen 3.1 en 3.3 van voorliggend document is ingegaan op de ruimtelijke inpassing van het initiatief. Het initiatief houdt nadrukkelijk rekening met de bestaande landschapselementen. Binnen de tuinen zal de afschermende beplanting aan de randen van de tuinen behouden worden.

Artikel 3.2 Kwaliteitsverbetering van het landschap

Volgens dit artikel is het van belang dat de ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met fysieke verbetering van aanwezige kwaliteiten van het gebied of de omgeving. In paragraaf 3.5 van voorliggend document is hier op ingegaan.

Met de sloop van de bedrijfsbebouwing en bouw van de woningen met behoud van de groene landschapselementen ontstaat er een grote kwaliteitsverbetering. Niet alleen fysiek maar ook milieutechnisch. Omwonenden zullen geen last meer ondervinden van de vele verkeersbewegingen van en naar het tankstation.

Om te toetsen of de kwaliteitsberekening in lijn is met de rood-met-groen koppeling is een berekening uitgevoerd waaruit blijkt dat het initiatief middels hogere bouwkosten voldoet aan het in te zetten bedrag voor kwaliteitsberekening. De berekening is, inclusief een toelichting, opgenomen in bijlage 2.

Artikel 4.4 Nieuwbouw van woningen

Met betrekking tot het toevoegen van nieuwe woningen is het volgens artikel 4.4 van belang dat de nieuwbouw zich verhoudt tot de harde plancapaciteit van de gemeente.

De ontwikkeling van de vier woningen is toegevoegd aan het gemeentelijk woningbouwprogramma. Het toevoegen van deze reguliere woningen sluit aan op de woningbouwopgave van de gemeente Cuijk. Om de bevolkingstoename binnen de gemeente op te vangen is in 'Woonvisie 2016 - 2020' tot aan 2025 een opgave opgenomen van 1230 nieuwe woningen. Het initiatief sluit aan op artikel 4.4 Nieuwbouw van woningen.

Het plan past daarmee binnen de uitgangspunten van de Verordening ruimte. Bij de inwerkingtreding van de bestemmingsplanherziening is artikel 7 Gemengd landelijk gebied niet meer van toepassing op het plangebied.

4.2.2.3 Conclusie

Het plan voldoet aan de regels van de Verordening ruimte Noord-Brabant.

4.3 Gemeentelijk niveau

4.3.1 Structuurvisie Cuijk 2030

Door de gemeente Cuijk is op 25 september 2017 de Structuurvisie Cuijk 2030 vastgesteld. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1684.BPKaLiefkeshoek43-VA01_0017.jpg"

UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE

Het plangebied ligt binnen de aanduidingen 'landelijk dorp' en 'ruimtelijk-functioneel wensbeeld kernen' binnen het gebied Dynamisch Cuijk.

Eén van de ambities van de uitlopers van de kernen is het creëren van aantrekkelijke dorpsentrees en dorpsranden. Dit zijn kwaliteiten die bijdragen aan een aantrekkelijk woon- en leefklimaat.

Voorliggend initiatief zorgt voor verbetering van de dorpsentree door de sloop van het tankstation en de bouw van 4 vrijstaande woningen passend in het straatbeeld van een dorpslint. Het initiatief past daarmee binnen de structuurvisie Cuijk

4.3.2 Woningbouwprogramma 2018-2030

Op 7 november 2017 is het basiswoningbouwprogramma 2018-2030 vastgesteld. Voor het nieuwe basiswoningbouwprogramma 2018-2030 zijn alle bekende en mogelijke nieuwbouwplannen geïnventariseerd en herleid naar een nieuw woningbouwprogramma dat uitkomt op 1.439 woningen voor de periode 2018-2030.

In het navolgende overzicht is een en ander op kernniveau inzichtelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1684.BPKaLiefkeshoek43-VA01_0018.jpg"

Voor de gemeente Cuijk ligt er tot en met 2030 dus nog een bouwopgave van circa 1450 woningen. Voor de kern Katwijk zijn 21 woningen voorzien, hiervoor zijn nog geen contractuele verplichtingen aangegaan. Voorliggend initiatief is al wel meegenomen in het overzicht. Het initiatief past dus binnen het woningbouwprogramma van de komen de jaren.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Econsultancy een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Rapportage verkennend bodemonderzoek

Liefkeshoek 43 te Katwijk (1 november 2017, 4243.001)". Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 4.

De bovengrond bestaat voornamelijk uit zwak tot matig humeus, zwak tot sterk siltig, zeer fijn tot matig grof zand. De ondergrond bestaat uit matig tot uiterst siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. Plaatselijk is de grond bovendien zwak tot sterk grindig. In de ondergrond komen plaatselijk kleilaagjes voor.

Op de onderzoekslocatie zijn de volgende deellocaties onderzocht:

A gehele locatie

In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen aangetroffen.

De bovengrond blijkt plaatselijk licht verontreinigd met kobalt of PAK. De ondergrond blijkt plaatselijk licht verontreinigd met kobalt. Het grondwater is plaatselijk licht verontreinigd met naftaleen.

B vul- en ontluchtingspunten, C. afleverzuilen, E. ondergronds leidingwerk, F. autowasplaats, G. olie-benzine afscheider 1, H. olie-benzine afscheider 2

In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen aangetroffen. In zowel de bovenals ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen. Tevens zijn in het grondwater geen verontreinigingen aangetroffen.

D ondergrondse opslagtanks

Ter plaatse van de boorpunten D01, D01a en D03 zijn bodemvreemde puinbijmengingen aangetroffen (onder de halfverharding van grind). Tevens is in deze boorgaten asbestverdacht materiaal aangetroffen. Echter vallen deze boorlocaties net buiten de onderzoekslocatie. Derhalve is het asbestverdachte materiaal niet verder onderzocht. Econsultancy adviseert rekening met asbesthoudend materiaal te houden wanneer er op deze locatie zal worden gegraven, bijvoorbeeld bij het verwijderen van de ondergrondse tanks. Indien op de naastliggende locatie graafwerkzaamheden zullen plaatsvinden, adviseert Econsultancy ter plaatse een verkennend onderzoek asbest in bodem uit te laten voeren.

Verder zijn er zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen.

In zowel de boven- als ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen. Tevens zijn in het grondwater geen verontreinigingen aangetroffen.

De vooraf gestelde hypothese, dat de verschillende deellocaties als "verdacht" worden beschouwd wordt, op basis van de onderzoeksresultaten, voor deellocatie A bevestigd en voor de overige deellocaties verworpen. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de voorgenomen nieuwbouw op de onderzoekslocatie, alsmede een bestemmingsplanwijziging.

Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.

Daarnaast heeft Econsultancy om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken een verkennend asbestbodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Rapportage verkennend onderzoek asbest in bodem Liefkeshoek 43 te Katwijk (29 augustus 2019, 4243.002)". Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 5.

De bovengrond bestaat uit matig zandig, fijn grind. De laag hieronder bestaat voornamelijk uit matig siltig, zeer fijn zand. Deze laag is bovendien sterk grindig en matig baksteenhoudend. Verder is in deze laag plaatselijk asbestverdacht materiaal aangetroffen. De ondergrond bestaat uit zeer fijn, matig siltig zand.

Er zijn bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten. Er zijn op het maaiveld géén asbestverdachte materialen aangetroffen.

Ter plaatse van gat 03 is een stukje asbesthoudend plaatmateriaal (golfplaat) van 4 gram aangetroffen (ASB-03). Verder is ter plaatse van gat 04 een stukje asbesthoudend plaatmateriaal (golfplaat) van 6 gram aangetroffen (ASB-04).

Analytisch is in het grondmengmonster (ASB-MM2) van de verdachte laag geen verhoogd gehalte aan asbest aangetoond. Ter plaatse van boorpunten 03 en 04 is asbestverdacht plaatmateriaal aangetroffen. Het berekende gehalte asbest (16,2 mg/kg d.s.) ter plaatse van gat 03 overschrijdt niet de helft van de interventiewaarde (50 mg/kg d.s.). Het berekende gehalte asbest (89,8 mg/kg d.s.) ter plaatse van gat 04 overschrijdt wel de helft van de interventiewaarde, derhalve is conform de NEN 5707 normaliter een nader onderzoek asbest noodzakelijk. Desalniettemin valt gat 04 buiten het woongebied, waardoor een nader onderzoek op dit moment niet noodzakelijk is. Wanneer ter plaatse van dit gat activiteiten plaats zullen vinden dient alsnog een nader onderzoek te worden uitgevoerd.

5.1.1.3 Conclusie

De gronden ter plaatse van de boorpunten D/04 liggen buiten de nieuwe woonbestemming. Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het bestemmingsplan.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

In de handreiking wordt onderscheid gemaakt tussen twee omgevingstypen: een rustige woonwijk en gemengd gebied. In een gemengd gebied mag een kleinere richtafstand dan in een rustige woonwijk worden aangehouden. De richtafstanden mogen dan met één 'afstandstap' worden teruggebracht.

5.1.2.2 Analyse

Omgevingstype

Het omgevingstype van voorliggend plangebied is een rustige woonwijk. In de omgeving is slecht van beperkte functiemenging sprake en er is weinig verstorend verkeer.

Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft de nieuwbouw van vier woningen en de omzetting vaneen bedrijfswoning naar een burgerwoning. Daarmee wordt de bestemming 'Bedrijf' gewijzigd naar 'Wonen'. Er is derhalve sprake van verbetering van de milieutechnische uitstraling op de omgeving.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
In de omgeving van het plangebied liggen geen niet-agrarische bedrijven. Het uitvoeren van een nader onderzoek is niet noodzakelijk.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

5.1.3.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes).

Het plangebied ligt niet in de directe omgeving van inrichtingen of buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt daarentegen wel in de nabijheid van de transportroute op de Maas. De contour voor het plaatsgebonden risico 10-6 ligt op de Maas zelf en zorgt niet voor beperkingen voor de ontwikkeling. Het invloedsgebied van de Maas ligt wel over het plangebied heen. Het uitvoeren van een technisch onderzoek is echter niet noodzakelijk, omdat de afstand van het plangebied tot de Maas meer dan 200 meter bedraagt.

Een beperkte verantwoording van het groepsrisico volstaat. Op basis van de afstand is alleen het scenario 'vrijkomen van toxische stoffen' relevant voor de ontwikkeling in het kader van zelfredzaamheid en bestrijding. Het bestrijdingsvraagstuk is in dit geval niet relevant vanwege de grote afstand naar de Maas. De woningen betreffen reguliere woningen aan een doorgaande weg. De bewoners van de woningen zijn in staat zich zelf in veiligheid te brengen. Daarnaast zijn de woningen goed bereikbaar voor hulpdiensten.

Om de zelfredzaamheid positief te beïnvloeden kunnen bewoners worden geïnformeerd over de risico's en het bijbehorende handelingsperspectief (binnen blijven en schuilen).

Het bestemmingsplan is daarmee uitvoerbaar op het gebied van externe veiligheid.

5.1.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

5.1.4.2 Analyse

De gemeente Cuijk heeft in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij eigen geurbeleid vastgesteld. Op circa 170 meter afstand is een veehouderij aanwezig. Uit de geurhinderkaart blijkt dat het plangebied niet in de nabijheid van een geurhinder veroorzakend agrarisch bedrijf ligt.

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Geluid
5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.5.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten.

Verkeerslawaai
Het plangebied ligt niet binnen de onderzoekszones van wegen. In het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing wordt de nabijgelegen 30 km/uur weg Liefkeshoek in het onderzoek betrokken. Econsultancy uit Boxmeer heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd: rapport ''Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Liefkeshoek 43 te Katwijk'' (8 januari 2019, D1). Het onderzoek is als bijlage 6 bijgevoegd.

Econsultancy concludeert dat de geluidsbelasting op de nieuw te bouwen woningen maximaal 43 dB bedraagt. Er vindt geen overschrijding van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB plaats. Er gelden voor de realisatie van het plan vanuit akoestisch oogpunt geen beperkingen.

Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.

Luchtvaartlawaai

Het plangebied ligt binnen een geluidszone van luchtvaartlawaai. Dit aspect wordt verder toegelicht in paragraaf 5.1.8.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.6.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.

Onderhavig plan omvat vier woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.

Goed woon- en leefklimaat

In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn daarom alleen de volgende criteria van toepassing:

  • 40 µg/m3 jaargemiddelde concentratie NO2;
  • 40 µg/m3 jaargemiddelde concentratie PM10;
  • 25 µg/m3 jaargemiddelde concentratie PM2,5;
  • 35 overschrijdingsdagen per jaar van de gemiddelde concentratie PM10.

Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.

In het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is door diverse bronbeheerders zoals gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat de Monitoringstool ingevoerd. Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat op deze locatie in de jaren aan bovengenoemde grenswaarden (jaargemiddelde en overschrijdingsdagen) voor PM10 en NO2 wordt voldaan.

Uit de monitoringstool volgt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.7 Volksgezondheid
5.1.7.1 Inleiding

Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.

Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor bij de uitbreiding van veehouderijen of een ontwikkeling van milieugevoelige functies in de omgeving van veehouderijen. Het betreft specifiek de aspecten endotoxinen en geitenhouderijen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.

5.1.7.2 Endotoxinen

Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een toxisch effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor is fijnstof van intensieve veehouderijen. De Gezondheidsraad hanteert een advieswaarde van 30 EU/m³ voor de maximale blootstelling aan endotoxinen in de buitenlucht over een langere periode.
Omdat thans nog een toetsingskader wordt voorbereid, wordt voor de beoordeling de "Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxine toetsingkader 1.0" gehanteerd. Daarin zijn afstandsgrafieken opgenomen voor de relevante diersoorten vleeskuikens, legkippen en vleesvarkens gerelateerd aan de fijnstofemissie. In algemene zin kan worden gesteld dat het effect van endotoxinen tot maximaal 600 meter van veehouderijen plaatsvindt.

Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 600 meter rondom het plangebied zijn geen intensieve veehouderijen actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect endotoxinen plaats te vinden. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van endotoxinen.

5.1.7.3 Geitenhouderijen

Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.

Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 2 km rondom het plangebied zijn echter geen geitenhouderijen actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect geitenhouderijen plaats te vinden. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van geitenhouderijen.

5.1.7.4 Conclusie

Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.8 Beperkingen in verband met militair vliegveld Volkel
5.1.8.1 Geluidzonering

De geluidbelasting van het vliegverkeer is uitgedrukt in Kosteneenheden (Ke). In gebieden met een belasting lager dan 35 Ke is het toevoegen van geluidgevoelige objecten toegestaan. In gebieden met een hogere belasting is een nadere afweging nodig.

Het plangebied ligt buiten de 35 Ke-contour. Toevoeging van woningen is toegelaten

5.1.8.2 Obstakelbeheergebied

Het obstakelbeheergebied bevat drie verschillende obstakelvlakken:

  • 1. de funnel is gerelateerd aan de ligging van de start- en landingsbanen ter waarborging van veilige vliegprocedures voor startende en landende vliegtuigen. De funnel is opgebouwd uit een obstakelvrije rechthoek (strook) rond de start- en landingsbaan met aansluitend twee zijvlakken, waarvan de hoogte onder een hoek van 1,2° oploopt tot 45 meter.
  • 2. het Inner Horizontal and Conical Surface (IHCS) is eveneens gerelateerd aan de ligging van de start- en landingsbanen ter waarborging van veilige vliegprocedures voor startende en landende vliegtuigen. Dit wordt berekend vanaf elk van de landingsdrempels, ligt boven de omgeving van het luchtvaartterrein en sluit aan op de funnel. Het IHCS bestaat uit een horizontaal vlak op een hoogte van 64 meter boven NAP met een straal van 4 km rond de landingsdrempel, met aansluitend een conisch vlak waarvan de hoogte oploopt met een helling van 3,6° over een afstand van 2 km tot een hoogte van 164 meter boven NAP.
  • 3. het Instrument Landing System-gebied (ILS) beschermt het goed functioneren van navigatiehulpmiddelen voor het nauwkeuriger uitvoeren van naderingen, ook onder slechtere weersomstandigheden. Dit gebied bestaat uit een rechthoekig deelgebied waar de maximaal toelaatbare hoogte 0 meter bedraagt, twee aansluitende deelgebieden waar de maximale hoogte 20 m bedraagt en twee trechtervormige deelgebieden in het verlengde van de landingsbaan waarin de toelaatbare hoogte over een afstand van 6 km oploopt tot een hoogte van 70 meter.

Het plangebied ligt buiten alle drie de obstakelvlakken.

5.1.8.3 Radarverstoringsgebied

Het militaire vliegveld beschikt over een radarsysteem. Radarsystemen dienen 'vrij zicht' te hebben om goed te kunnen functioneren. Objecten in de omgeving kunnen leiden tot een verstoring van het radarbeeld. Het radarverstoringsgebied is vastgelegd in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) en wordt gevormd door:

  • een cirkel met een straal van 15 km gemeten vanaf de positie van de radar. De maximale hoogte van bouwwerken wordt hier bepaald door elke denkbeeldige rechte lijn die wordt getrokken vanaf het punt op de top van de radarantenne (49 meter boven NAP), oplopend met 0,25 graden tot een punt op 15 kilometer afstand op een hoogte van 114 meter boven NAP;
  • aanvullend voor windmolens buiten deze 15 kilometercontour een cirkel met een straal van 75 km gemeten vanaf de positie van de radar. Voor de tippen van de wieken van windturbines geldt hier een maximale hoogte van 114 meter boven NAP.

Het plangebied ligt op minder dan 15 km afstand van het radarsysteem. De hoogte van bouwwerken binnen het plangebied mag maximaal 65 meter boven NAP (ofwel 47,5 meter boven maaiveld) bedragen. Het bouwplan blijft daar ruimschoots onder.

Het project voldoet aan de voorwaarden van het radarverstoringsgebied.

5.1.8.4 Vogelbeheersgebied

Ten aanzien van het voorkomen van een ongewenste vogelaantrekkende werking in de nabijheid van de luchthaven gelden in een straal van circa 6 km buiten de vliegbasis beperkingen voor het oprichten van bepaalde installaties en het uitvoeren van bepaalde werken (zoals grote waterpartijen) die een vogelaantrekkende werking kunnen hebben. Het plan ligt op grotere afstand van de luchthaven en omvat geen installaties of werken die een vogelaantrekkende werking hebben.

Het project voldoet aan de voorwaarden van het vogelbeheersgebied.

5.1.8.5 Risicogebied vanwege de opslag van munitie

Vanwege de opslag van munitie zijn er in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) risicocontouren (A-, B- en C-zone) vastgelegd waarbinnen bepaalde activiteiten gelimiteerd of niet toegestaan zijn. In de zones gelden diverse beperkingen ten aanzien van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten. Het plangebied ligt buiten de risicocontouren van de munitieopslag.

Het project voldoet aan de voorwaarden van het risicogebied vanwege de opslag van munitie.

5.1.8.6 Conclusie

Het aspect 'Beperkingen in verband met militair vliegveld Volkel' vormt geen belemmering voor het plan.

5.1.9 Milieueffectrapportage
5.1.9.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.

5.1.9.2 Analyse

De in voorliggend wijzigingsplan opgenomen ontwikkeling betreft geen stedelijke ontwikkeling en behoort daarmee niet tot de in bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage genoemde ontwikkelingen. Er is derhalve geen nadere m.e.r.-beoordeling nodig.

Gelet op de resultaten van de hiervoor reeds uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.

5.1.9.3 Conclusie

Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

De gemeente Cuijk heeft een bijzonder rijk bodemarchief. Op veel plaatsen zijn archeologische sporen aanwezig of te verwachten vanwege de bewoningsgeschiedenis gedurende de Romeinse tijd, maar ook vanwege nog aanwezige sporen uit de Prehistorie en de vroege en late Middeleeuwen. Het beleidsplan is dan ook opgesteld om aan te geven hoe de gemeente hiermee om gaat. Bij het beleidsplan hoort ook een archeologische beleidskaart. In het beleidsplan is ook aangegeven hoe in bestemmingsplannen omgegaan dient te worden met archeologie. Het plangebied valt binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5'.

Dit houdt onder anderen in dat voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m2 en dieper dan 50 centimeter, bij de aanvraag om reguliere bouwvergunning een rapport dient te worden overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag voldoende zijn vastgesteld. Tevens geldt hier ook hier voor bepaalde werkzaamheden een aanlegvergunningsplicht.

Het initiatief veroorzaakt geen bodemverstorende werkzaamheden groter dan 2.500 m2 (in totaal circa 1.000 m² = 4 x 250 m2/perceel). Een nader onderzoek is niet noodzakelijk. Om de mogelijke archeologische monumenten in de toekomst te beschermen is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5' opnieuw opgenomen.

5.2.1.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2.2 Analyse

Conform de kaartlaag 'Gebiedsgericht werken' van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, valt het plangebied binnen het gebied 'Cultuurhistorische landschappen'. Het initiatief sluit aan bij de thema's van deze kaartlaag, doordat deze inzet op het beschermen en stimuleren van de ruimtelijke kwaliteit door de verwijdering van grootschalige bebouwing en vervanging door kleinschalige woningbouw in het bebouwingslint. Daarnaast zijn binnen het plangebied geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Het plan tast geen waardevolle elementen aan.

5.2.2.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.3 Natuurwaarden
5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:

  • gebiedsbescherming;
  • soortenbescherming;
  • bescherming van houtopstanden.
5.2.3.2 Analyse

Econsultancy uit Boxmeer heeft een quickscan uitgevoerd: rapport ''Quickscan Flora en Fauna Liefkeshoek 43 te Katwijk'' (8 januari 2019, 8470.001). Het onderzoek is als bijlage 7 toegevoegd.

De quickscan flora en fauna is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanwijziging en heeft als doel in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn, die volgens de Wet natuurbescherming een beschermde status hebben en die mogelijk negatieve invloed kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep. Tevens is beoordeeld of de voorgenomen ingreep invloed kan hebben op Natura 2000-gebieden, houtopstanden die middels de Wet natuurbescherming zijn beschermd, of op gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland.

Daarnaast heeft Econsultancy uit Boxmeer een aanvullend ecologisch onderzoek uitgevoerd: rapport ''Rapportage aanvullend ecologisch onderzoek, Liefkeshoek 43 te Katwijk'' (10 oktober 2019, 8470.004). Het onderzoek is als bijlage 8 toegevoegd.

Het aanvullend ecologisch onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van de resultaten van de quickscan flora en fauna die Econsultancy in januari 2019 op de onderzoekslocatie heeft uitgevoerd (rapport 8470.001, d.d. 8 januari 2019).

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen en in de directe nabijheid van een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om de stikstofdepositie. Hiervoor geldt de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).

Op 29 mei j.l. heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een aantal uitspraken gedaan in het kader van de PAS (Programma Aanpak Stikstof). In deze uitspraken is door de Afdeling bepaald dat de PAS niet als basis kan dienen om toestemming te verlenen voor activiteiten die leiden tot een stikstoftoename ter plaatse van stikstofgevoelige habitattypen en soorten in Natura 2000-gebieden. Deze uitspraak heeft gevolgen voor ruimtelijke ontwikkelingen zoals de realisatie van woningbouw.

Stikstof is één van de aspecten waarop een project of plan moet worden getoetst. Complicerende factor hierbij is dat stikstof tot op grote(re) afstand van de bron neerslaat en er 118 Natura 2000-gebieden met overbelaste stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden van (dier) soorten verspreid over Nederland liggen.

Nu de PAS niet meer als basis kan worden gebruikt voor ontwikkelingen, is voor veel ruimtelijke ontwikkelingen, ook op afstand van Natura 2000-gebieden, nodig dat op een andere manier aangetoond wordt, dat het project of plan op voorhand geen significant schadelijke effecten heeft op de Natura 2000-gebieden.

Dit betekent dat bij ontwikkelingen in beeld gebracht moet worden of er een toename van stikstof is en of deze toename significante effecten heeft op het Natura 2000-gebied. Deze beoordeling bepaalt of een natuurvergunning is vereist voor het desbetreffende project. Gedeputeerde Staten zijn het bevoegde gezag voor de vergunning.

In het geval van het voorliggend initiatief betreft het een functiewijziging van een bestaand tankstation en garagebedrijf naar 5 burgerwoningen. Dit leidt tot een grote afname van de stikstofuitstoot op een afstand van ca. 2,6 km van een Natura 2000-gebied. Het initiatief heeft door de afname van stikstof uitstoot en de grote afstand geen negatief effect op de omliggende natuurgebieden.

Soortenbescherming
Econsultancy concludeert dat op basis van onderhavige quickscan flora en fauna middels aanvullend veldonderzoek duidelijkheid verkregen dient te worden omtrent de aan- of afwezigheid van verblijfplaatsen van huismussen, gewone dwergvleermuizen, ruige dwergvleermuizen, laatvliegers, steenmarters, bunzings en wezels.

Verder concludeert Econsultancy dat ten aanzien van algemene broedvogels overtredingen kunnen worden voorkomen door rekening te houden met het broedseizoen of door voorafgaand aan de werkzaamheden een controle op broedgevallen uit te voeren

In het kader van de kwaliteitsverbetering van het landschap is het behoud van de structurerende landschapselementen voorzien. Het grootste deel van de bestaande tuin zal ook in de ontwikkeling in gebruik worden genomen als tuin. Er wordt geen relevante verstoring van de natuurwaarden verwacht.

Econsultancy concludeert in aanvullend ecologisch onderzoek dat er tijdens het onderzoek geen nestlocaties of vaste rust- en verblijfplaatsen van huismussen, vleermuizen, bunzing en wezel zijn aangetroffen. Daarnaast gaat er geen essentieel foerageergebied en/of een vaste vliegroute voor vleermuizen verloren. Op de camerabeelden is de steenmarter meerdere malen waargenomen, waaruit geconcludeerd kan worden dat de onderzoekslocatie deel uitmaakt van het vaste territorium van deze soort. Tevens zijn op de onderzoekslocatie konijnenholen aangetroffen, welke mogelijk door de steenmarter in gebruik kunnen zijn als dagrustplaats.

Bij de voorgenomen herontwikkeling zal een deel van het territorium van de steenmarter zijn functionaliteit verliezen en worden mogelijk vaste dagrustplaatsen verstoord. Zonder het nemen van maatregelen vindt overtreding van de Wet natuurbescherming plaats. Om de functionaliteit van de vaste rust- en verblijfplaatsen in de omgeving te garanderen dienen maatregelen genomen te worden. Deze maatregelen bestaan onder andere uit het aanbieden van een nieuwe geschikte verblijfplaats en het verwijderen van de verblijfplaats in de minst kwetsbare periode. Deze maatregelen dienen vastgelegd te worden in een activiteitenplan en ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de provincie Noord-Brabant middels een ontheffingsaanvraag.

Om de locatie tijdens en na de herontwikkeling geschikt te laten zijn voor de steenmarter zijn door de ecoloog de volgende randvoorwaarden gesteld. Deze zullen opgenomen in het Activiteitenplan voor de ontheffingsaanvraag.

  • De aan te planten struweelhaag kan voldoen als geschikte locatie om een nieuwe rust- en verblijfplaats voor de steenmarter te realiseren. Deze nieuwe rust- en verblijfplaats zal ten minste 3 maanden voor de werkzaamheden die van invloed zijn op de steenmarter gerealiseerd moeten worden.
    Dit kan middels een marterhoop of een nestkast.
    Een marterhoop bestaat uit een bodem van dun materiaal zoals takjes, riet of gras. Daarop komt een kern, bestaande uit gestapelde stammen en dikke takken van minimaal een meter hoog. In de holten die ontstaan worden vervolgens takken en twijgen gestoken. Vervolgens wordt de marterhoop voorzien van een isolerende laag riet of hooi, van minimaal een halve meter dik. Deze laag wordt idealiter jaarlijks aangevuld om de isolatiewaarde te behouden. De marterhoop is minimaal één meter hoog, twee meter breed en drie meter lang.
    Nestkasten zijn kunstmatige verblijfplaatsen. Ze bestaan uit een bekisting van hout voorzien van een dubbele bodem ter isolatie. Ook de ingang is van een dubbele ruimte voorzien. Bovenop de nestkast wordt een laag van ruim 50 cm van takken en bladeren aangebracht. In de binnenruimte van de nestkast wordt hooi aangebracht, als extra isolatie. Het is van belang dat de in- en uitgang van de rustplaats dekking biedt en in verbinding staat met lijnvormige groene elementen zodat de rustplaats veilig kan worden bereikt.
    De rustplaats moet het hele jaar door droog zijn. Zorg dus voor voldoende bescherming tegen regen en realiseer de rustplaats bij voorkeur op een hoger gelegen plek of maak zelf een verhoging, bijvoorbeeld van betontegels.
  • De bestaande afscheiding tussen de feitelijke tuin en bedrijfslocatie biedt voldoende afscherming om wezenlijke invloed op de steenmarter te voorkomen. Zolang de afscherming in tact blijft kunnen op de bedrijfslocatie al de nodige werkzaamheden uitgevoerd worden zoals het slopen van het tankstation.

Ten opzichte van overige streng beschermde soorten zijn geen vervolgstappen benodigd. Met betrekking tot de voorgenomen sloop/kap en nieuwbouw is overtreding van de Wet natuurbescherming ten aanzien van streng beschermde soorten met uitzondering van de steenmarter niet aan de orde.


Bescherming van houtopstanden
Econsultancy concludeert dat met betrekking tot houtopstanden bij de voorgenomen werkzaamheden geen bezwaren worden voorzien in de uitvoering van de voorgenomen herontwikkeling op de onderzoekslocatie.

Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.

5.2.3.3 Conclusie

Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas.

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Beleid

In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.

5.3.2.1 Nationaal niveau
  • Het Nationaal Waterplan
    Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
5.3.2.2 Provinciaal niveau
  • Het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2016-2021
    Dit plan bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2016-2021. Naast beleidskader is het Provinciaal Waterplan ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water. Bovendien dient het plan als structuurvisie voor het aspect water op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
5.3.2.3 Waterschap Aa en Maas

Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Aa en Maas. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:

  • Het Waterbeheerplan 2016-2021
    Dit plan maakt inzichtelijk wat het waterschap de komende jaren gaat doen. Het doel is om het watersysteem en de afvalwaterketen op orde te houden. Het beheer van water door het waterschap bepaalt mede of mensen en dieren in Noordoost-Brabant leven in een veilige, schone en prettige omgeving.

  • Brabant Keur
    Voor de beheergebieden van de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel geldt dezelfde keur: Brabant Keur. De keur bevat regels ter bescherming van de waterwerken die nodig zijn voor een goed waterbeheer (kwantiteit) en voor de bescherming van het gebied tegen hoog water.
    Bij veel projecten is sprake van een toename van het verharde oppervlak. Hieromtrent is in de Algemene regels bij de keur het volgende opgenomen:
    • 1. Bij een toename van het verharde oppervlak van minder dan 2000 m² stelt het waterschap geen nadere eisen aan de verwerking van het hemelwater. Hiervoor geldt het gemeentelijke beleid.
    • 2. Bij een toename van het verharde oppervlak van meer dan 2000 m² maar minder dan 10.000 m² moeten compenserende maatregelen ten aanzien van de verwerking van het hemelwater worden getroffen conform de rekenregel:
      benodigde compensatie (in m³) =
      toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m)  
    • 3. Bij een toename van het verhard oppervlak van meer dan 10.000 m² is een watervergunning nodig.
  • De beleidsnota ‘Uitgangspunten watertoets waterschap Aa en Maas’
    De beleidsnota bevat acht uitgangspunten, die alle zijn gehanteerd bij het opstellen van voorliggend plan:
    • 1. Wateroverlastvrij bestemmen
    • 2. Hydrologisch neutraal ontwikkelen
    • 3. Voorkomen van vervuiling
    • 4. Gescheiden houden van schoon en vuil water
    • 5. Doorlopen van de afwegingsstappen: "hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer"
    • 6. Meervoudig ruimtegebruik
    • 7. Water als kans
    • 8. Waterschapsbelangen
5.3.3 Watersysteem
5.3.3.1 Bodem

Bodemopbouw
De bovengrond bestaat voornamelijk uit zwak tot matig humeus, zwak tot sterk siltig, zeer fijn tot matig grof zand. De ondergrond bestaat uit matig tot uiterst siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. Plaatselijk is de grond bovendien zwak tot sterk grindig. In de ondergrond komen plaatselijk kleilaagjes voor.

Infiltratiecapaciteit
Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Uit het uitgevoerde bodemonderzoek (zie paragraaf 5.1.1) blijkt dat ter plaatse sprake is van een zandbodem. De waterdoorlatendheid is goed.

5.3.3.2 Oppervlaktewater

Binnen het plangebied en in de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig.

5.3.3.3 Grondwater

De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) binnen het plangebied bedraagt 1,20 m -mv (bron: bodemkaart).

5.3.3.4 Waterschapsbelangen

Het plangebied ligt niet in een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.

Ten oosten van het plangebied bevindt zich de Maasdijk. De Maasdijk behoort tot het stelsel van de primaire waterkeringen (Dijkring 36), dat het achterliggende land beschermt tegen hoge waterstanden van grote buitenwateren, in dit geval de Maas. Daarmee is de Maasdijk essentieel voor de veiligheid binnen en buiten het plangebied. Voorliggende ontwikkeling beïnvloedt deze beschermende werking niet.

5.3.4 Hemelwater
5.3.4.1 Verhard oppervlak

Onderstaande tabel geeft een overzicht van het verhard oppervlak (bebouwing en bestrating) in de nieuwe situatie. Voor de verharding wordt er 50% van de het bouwvlak extra gerekend voor de verharding op het perceel.

omschrijving   nieuwe situatie  
bebouwing (opp bouwvlakken)   624 m2  
bestrating (50% opp bouwvlakken)   312 m2   
totaal   936 m2   

De totale oppervlak van de verharding is 936 m2.

5.3.4.2 Berekening bergingscapaciteit

Voor de berekening van de bergingscapaciteit wordt de rekenregel uit de Brabant Keur gehanteerd, voor het ontwerp betekent dat: toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m). In het plangebied geldt een gevoeligheidsfactor van 1,0.

936 m² x 1,0 x 0,06 m = 56 m³

De totale benodigde compensatie (in m³) bedraagt = 56 m³.

5.3.4.3 Ontwerp bergingsvoorziening

Voor onderhavig plan is gekozen voor infiltratie van het hemelwater in de tuinen van de woningen. De tuinen zijn voldoende groot deze waterberging te realiseren.

5.3.5 Afvalwater

Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.

Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Liefkeshoek geloosd worden.

5.3.6 Waterkwaliteit

Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden in principe geen uitlogende materialen toegepast.

5.3.7 Advies waterschap

De reactie van het Waterschap Aa en Maas geeft geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen.

5.3.8 Conclusie

Het aspect water vormt geen planologische belemmering voor het plan.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

6.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Bestemming Agrarisch (artikel 3)

In dit artikel zijn de planregels van het vigerende bestemmingsplan ‘Buitengebied 2010’ weergegeven. Er zijn geen wijzigingen doorgevoerd.

Bestemming Tuin (artikel 4)

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, erven, verhardingen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Bestemming Verkeer (artikel 5)

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor de geleiding, beveiliging en regeling van verkeersbewegingen, de ontsluiting van de aanliggende percelen en parkeren. Daarnaast is deze bestemming mede bestemd voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, openbare speelplaatsen en speelvoorzieningen, en culturele uitingen zoals beeldende kunstwerken, heiligenhuisjes en dergelijke. Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.

Bestemming Wonen (artikel 6)

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor de huisvesting van een huishouden in vrijstaande woningen en tuinen, erven en verhardingen. Daarnaast is de bestemming mede bestemd voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen, paden, wegen en verkeersvoorzieningen in de vorm van inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen, nutsvoorzieningen en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, werken en werkzaamheden.

Bestemming Waarde - Archeologie 5 (artikel7)

De voor Waarde - Archeologie 5 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Onder andere dient voor het bouwen de aanvrager van een reguliere bouwvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m2en dieper dan 50 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 8)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 9)

De algemene bouwregels zijn een aanvulling op de specifieke bouwregels van de diverse bestemmingen. Het gaat bijvoorbeeld om de omgang met bestaande maten, het toestaan van ondergeschikte bouwdelen en ondergronds bouwen.

Algemene gebruiksregels (artikel 10)
In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt, waaronder het gebruik van bouwwerken en terreinen zonder voldoende parkeergelegenheid.

Algemene afwijkingsregels (artikel 11)
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.

Algemene wijzigingsregels (artikel 12)

In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsmogelijkheden opgenomen. Deze wijzigingen betreffen onder meer het overschrijden bestemmingsgrenzen.

Algemene procedureregels (artikel 13)

In deze bepaling wordt aangegeven welke procedures moeten worden doorlopen bij het verlenen van een omgevingsvergunningen.

Overige regels (artikel 14)

In dit artikel zijn de regels met betrekking tot 'Afweging bij afwijkingen en wijzigingsbevoegdheden', 'Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening' en 'Wettelijke en gemeentelijke regelingen' opgenomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 15)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.

Slotregel (artikel 16)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling betreft twee aspecten. Ten eerste moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond: is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. In paragraaf 4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking is de behoefte aan de woningen aangetoond. Ten tweede moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd: zijn alle kosten die de gemeente moet maken ten behoeve van het initiatief gedekt. Deze wordt in de volgende paragraaf beschreven.

7.1 Financiële uitvoerbaarheid

Kostenverhaal
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.

Gemeentelijke grondexploitatie
De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom waar ontwikkelingen plaats vinden (openbare weg is eigendom maar betreft vastleggen bestaande situatie).

Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.

7.2 Conclusie

Het plan is economisch uitvoerbaar. De behoefte is aangetoond en de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Omgevingsdialoog
  • 2. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
  • 3. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
  • 4. Vaststelling door gemeenteraad
  • 5. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan

8.1 Omgevingsdialoog

De initiatiefnemer heeft contact gezocht met de direct omwonenden en heeft hen geïnformeerd over voorliggend initiatief (zowel de eerdere versie uit het vooroverleg als de vast te stellen versie die als ontwerp ter inzage heeft gelegen) om het gebruik van het tankstation te beëindigen en binnen het plangebied 4 vrijstaande woningen te realiseren. Tijdens de procedure zijn er door de buren of anderen geen bezwaren of zienswijzen ingediend bij de gemeente.

8.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het voorontwerpbestemmingsplan 'Katwijk NB, Liefkeshoek 43 en 43a' en de bijbehorende stukken hebben ter inzage gelegen van woensdag 17 april 2019 tot en met dinsdag 14 mei 2019 voor inspraak en vooroverleg.

Tijdens deze termijn van terinzagelegging zijn er drie reacties kenbaar gemaakt. De inhoud van de reacties is in de 'Reactienota Vooroverleg' (bijlage 9) samengevat en afgewogen. De reacties van het Waterschap Aa en Maas en Brandweer Brabant-Noord geven geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen.

De reactie van de Provincie Noord-Brabant geeft wel aanleiding het bestemmingsplan aan te passen. Na overleg met de provincie is het gebied voor herbegrenzing van bestaand stedelijk gebied aangepast en is daarnaast een landschappelijke inrichting worden geborgd via de planregels.

8.3 Vaststelling door gemeenteraad

Het ontwerpbestemmingsplan is op 7 oktober 2019 besproken in de raadscommissie Ruimte. Het bestemmingsplan heeft vervolgens van 16 oktober 2019 tot en met 26 november 2019 als ontwerp ter inzage gelegen, waarbij er geen zienswijzen kenbaar zijn gemaakt over het ontwerpbestemmingsplan. Het bestemmingsplan is op 3 februari 2020 vastgesteld, zie het bijgevoegde Vaststellingsbesluit.

Na vaststelling van het bestemmingsplan wordt het besluit voor beroep ter inzage gelegd. De datum waarop het bestemmingsplan in werking treedt is afhankelijk van eventueel beroep. Na inwerkingtreding kunnen de benodigde omgevingsvergunningen voor de verdere uitvoering worden aangevraagd en verleend.