direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Cooperplein Zierikzee
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00342OvgZZ468121-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Het voornemen is de locatie op de hoek van de Calandweg en de Caustraat te Zierikzee, het gebied van het voormalige MFC in de wijk Malta, te herontwikkelen ten behoeve van woningbouw voor regulier wonen en huisvesting van bijzondere woondoelgroepen in combinatie met zorgfuncties. Het bouwprogramma bestaat uit 18 zorgwooneenheden voor Emergis, 9 doorstroom appartementen voor Zeeuwland en 16 reguliere wooneenheden voor Zeeuwland.

Het geldende bestemmingsplan 'Zierikzee buiten de grachten' staat ter plaatse geen reguliere woningen toe. Het plan is daardoor in strijd met het geldende bestemmingsplan. Om de voorgenomen ontwikkeling planologisch mogelijk te maken, heeft de gemeente aangegeven het bouwplan mogelijk te maken met een uitgebreide procedure omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan. De aanvraag moet voorzien worden van een ruimtelijke onderbouwing. Voorliggend document betreft deze ruimtelijke onderbouwing.

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Calandweg en Caustraat te Zierikzee en bestaat uit de volgende kadastrale percelen:

  • ZRZ00, sectie G, perceelnummer 1.024 (ter hoogte van de Brauwstraat en de Huijbertstraat ca. 1.100 m2/ter hoogte van Caustraat ca. 662 m2)
  • ZRZ00, sectie G, perceelnummer 851 (96 m2)
  • ZRZ00, sectie G, perceelnummer 892 (4.222 m2)
  • ZRZ00, sectie G, perceelnummer 853 (152 m2)
  • ZRZ00, sectie G, perceelnummer 893 (157 m2)

De gezamelijke oppervlakte van het plangebied is daarmee 6.389 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00342OvgZZ468121-VA01_0001.png"

Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: ruimtelijkeplannen.nl; bewerking: Juust B.V.)

1.3 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Zierikzee buiten de grachten' van de gemeente Schouwen-Duiveland. Dit bestemmingsplan is op 4 september 2020 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Maatschappelijk', 'Groen' en 'Verkeer'. Ter plaatse van de enkelbestemming 'Maatschappelijk' is een bouwvlak opgenomen en geldt een maximale bouwhoogte van 7,5 meter en een maximum bebouwingspercentage van 75%. De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor voorzieningen op het gebied van onderwijs, welzijns- en gezondheidszorg, levensbeschouwing, openbare dienstverlening en kinder- en jeugddagopvang. Ter plaatse is geen aanduiding 'wonen' opgenomen, waardoor het realiseren van nieuwbouwwoningen- en appartementen niet is toegestaan. Het realiseren van zorgwooneenheden past niet binnen de bestemming 'Maatschappelijk' omdat er geen aanduiding 'zorginstelling' is opgenomen. De ontwikkeling is daarom op basis van het geldende bestemmingsplan niet toegestaan.

Er is sprake van waarborging van de archeologische waarden met dubbelbestemmingen. Verder is de dubbelbestemming 'Waarde-Cultuurhistorie-zichtlijnen' opgenomen om de markante zichtlijnen op de historische binnenstad van Zierikzee te beschermen. Hiervoor geldt een maximale bouwhoogte voor bouwwerken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00342OvgZZ468121-VA01_0002.png"

Afbeelding 2 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)

1.4 Doel

Het doel van deze ruimtelijke onderbouwing is de toekomstige nieuwbouw toe te staan. Deze ruimtelijke onderbouwing wordt als bijlage bij de omgevingsvergunning bijgevoegd. Dit document toetst de realisatie van de voorgenomen ontwikkeling aan de geldende regelgeving. Daarnaast wordt beschreven wat het effect van de voorgenomen ontwikkeling is op de kwaliteit van de leefomgeving.

1.5 Leeswijzer

Deze ruimtelijke onderbouwing bestaat, naast dit inleidend hoofstuk, uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk twee wordt het initiatief nader toegelicht. Hoofdstuk drie beschrijft het geldende beleidskader en in hoofdstuk vier worden de verschillende milieuaspecten beoordeeld. Tot slot wordt in hoofdstuk vijf ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Het project

2.1 Beschrijving project

2.1.1 Huidige situatie

Het plangebied is gelegen in de wijk Malta te Zierikzee. Het betreft een braakliggend en onverhard grondgebied waar voorheen een multifunctioneel centrum (MFC) was gevestigd (afbeelding 3a). Aan de noordoostzijde is het plangebied deels begroeid met bomen en struiken (afbeelding 3b). Het plangebied is aan de noordoostzijde gelegen aan de Calandweg, aan de zuid(west)zijde aan de Caustraat, aan de westzijde aan de Huijbertstraat en aan de noord(west)zijde aan de Brauwstraat. Direct grenzend aan de noordzijde van het plangebied zijn woningen gelegen. De omgeving van het plangebied bestaat voornamelijk uit woonbestemmingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00342OvgZZ468121-VA01_0003.jpg"

Afbeelding 3a | Huidige situatie plangebied - bezien vanaf de Huijbertstraat (bron: Juust)

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00342OvgZZ468121-VA01_0004.jpg"

Afbeelding 3b | Huidige situatie plangebied - bezien vanaf de Huijbertstraat (bron: Juust)

2.1.2 Toekomstige situatie

Door Tarra architectuur & stedenbouw is een stedenbouwkundige analyse gemaakt op wijkniveau (afbeelding 4). De wijk Malta is gelegen tussen het historische centrum van Zierikzee, de N59 en het water ter hoogte van het gemaal 'Het Sas'. De Calandweg is de hoofdweg door de wijk waar verschillende secundaire (fiets)wegen op aanhaken. Van oorsprong is de Calandweg een as tussen Malta I en Malta II. De Calandweg vormt de 'sterke ruggengraat' van de wijk. De Caustraat, welke aan de zuidzijde van het plangebied is gelegen, vormt de 'groene ader' van de wijk tussen de groene stadsrand en het stadswallenpark. In het midden van de wijk Malta ligt een plein met aansluitend het plangebied van de voormalige MFC. In de omgeving zijn verschillende bebouwingstypen aanwezig, zowel hoogbouw als laagbouw. Het plan sluit aan op de architectonische vormgeving van de gebouwen in de omgeving. Er is gekozen voor twee woonblokken om daarmee een 'landmark' neer te zetten op deze centrale plek in de wijk. De woonblokken vormen met de drie bestaande woonblokken aan beide zijden van de Calandweg een geheel, de zogenaamde 'stekker'. De woonblokken zijn toegankelijk via het binnenplein en kunnen bereikt worden via zowel de Caustraat als via de parkeerplaatsen ter hoogte van de Huijbertstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00342OvgZZ468121-VA01_0005.png"

Afbeelding 4 | Stedenbouwkundige analyse plangebied (bron: Tarra architectuur en stedenbouw B.V.)

In de toekomstige situatie wordt op de locatie nieuwbouw gerealiseerd ten behoeve van regulier wonen en de huisvesting van bijzondere woondoelgroepen in combinatie met zorg-functies. Daarnaast wordt de buitenruimte opnieuw ingericht en worden er parkeerplaatsen aangelegd op eigen terrein (zie afbeelding 5 en 6).

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00342OvgZZ468121-VA01_0006.png"

Afbeelding 5 | Toekomstige situatie plangebied (bron: Heykon)

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00342OvgZZ468121-VA01_0007.png"

Afbeelding 6 | Vogelvluchtimpressie plangebied vanuit het zuidwesten (bron: Tarra architectuur en stedenbouw B.V)

Het plan bestaat uit twee bouwblokken (afbeelding 7). In bouwblok A zullen 18 zorgwooneenheden voor Emergis gerealiseerd worden. De zorgwoningen hebben een gebruiksoppervlakte van ca. 77 m2 en hebben een berging in de woning. Daarnaast is er in de buitenruimte voor 18 bergingen ruimte gereserveerd. In de toekomst kunnen de zorgwoningen mogelijk als reguliere woning worden verkocht. Het gebruik van deze zorgwooneenheden als reguliere woning maakt geen deel uit van deze procedure. In deze procedure wordt uitgegaan van zorgwoningen. In bouwblok B zullen 9 doorstroom appartementen en 16 reguliere appartementen voor Zeeuwland gerealiseerd worden. De doorstroom appartementen hebben een gebruiksoppervlakte van ca. 57 m2 en hebben bergingen op de begane grond. De reguliere appartementen hebben een gebruiksoppervlakte van ca. 77 m2 en hebben eveneens bergingen op de begane grond.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00342OvgZZ468121-VA01_0008.png"

Afbeelding 7 | Massa en bouwprogramma gebouwen (bron: Tarra architectuur en stedenbouw B.V.)

De bouwblokken worden voorzien van een individuele luchtwarmtepomp en WTW ventilatie (ventilatie met warmteterugwinning). Op de platte daken komen, waar mogelijk, zonnepanelen. Voor woonblok B geldt een EPC-eis waardoor het energiegebruik hier volledig wordt gecompenseerd. De gebouwen krijgen een zonwering op het zuiden en zuidwesten. De gebouwen worden geïsoleerd met harde isolatie beplating voor de gevels en het dak, evenals een uitvoering van de beglazing in triple glas. De isolatie voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

 

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte vastgesteld (SVIR). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.

Belangrijk thema in deze structuurvisie is de ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 11 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling. In dit geval is er sprake van de ontwikkeling van 43 (zorg)wooneenheden en daarmee is het dus aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Vervolgens dient beoordeeld te worden of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Beoordeeld moet worden of er sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologisch regime aanwezig was. De bebouwingsmogelijkheden nu en in de toekomst zijn vergelijkbaar. De functiewijziging is echter zodanig dat er wel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling waarvoor een toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking moet plaatsvinden. Deze toetsing vindt plaats onder 3.3 Regionaal beleid. De behoefte aan het plan is aangetoond en de locatie ligt binnen bestaand stedelijk gebied. Het plan voldoet daarmee aan de ladder. Voor het overige zijn geen regels opgenomen die specifiek op deze situatie van toepassing zijn. Het rijksbeleid verzet zich niet tegen de ontwikkeling.

Nationale Omgevingsvisie

Gemeenten, provincies en het Rijk worden verplicht om een omgevingsvisie op te stellen vanuit de nieuwe Omgevingswet. Vooruitlopend op de invoering van de Omgevingswet heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) opgesteld. Het ontwerp van de NOVI is in juni 2019 verschenen. De NOVI kent onder meer de volgende vier prioriteiten:

1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;

2. Duurzaam economisch groeipotentieel;

3. Sterke en gezonde steden en regio's;

4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Het beleid uit de NOVI bevat geen specifieke zaken die betrekking hebben op de ontwikkeling die deze ruimtelijke onderbouwing mogelijk maakt.

Het rijksbeleid verzet zich niet tegen de ontwikkeling.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsplan Zeeland 2018

Op 21 september 2018 heeft het college van Gedeputeerde Staten het Omgevingsplan 2018 vastgesteld. Het Omgevingsplan geeft de provinciale visie en provinciale belangen op Zeeland weer, waar de Provincie Zeeland een (groot) belang aan hecht. Alle hoofdlijnen voor de fysieke leefomgeving zijn opgenomen. Zowel op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, maar ook economie, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu. Binnen bestaand bebouwd gebied heeft de gemeente in beginsel grote vrijheid bij de regie van ruimtelijke ontwikkelingen. Woningbouwprojecten hebben een gemeentegrensoverschrijdende impact. Ten aanzien van het thema 'Wonen' is het provinciaal belang dat de regionale woningmarkten goed functioneren. Gestreefd moet worden naar een woningvoorraad die qua omvang, locatie en type is afgestemd op de woonwensen van de Zeeuwse huishoudens. Om die reden is regionale afstemming nodig over woningbouwplannen. Dit is vormgegeven door vaststelling van de regionale woningmarktafspraken (zie onder Regionaal beleid).

Om de provinciale ambitie van een toekomstbestendige woningvoorraad in 2040 te kunnen halen heeft de provincie, in samenwerking met alle Zeeuwse gemeenten een uitgebreide woningmarktanalyse laten uitvoeren door Stec-groep. Dit betreft het Kwalitatief WoningmarktOnderzoek Zeeland 2019 (KWOZ).

De belangrijkste conclusies uit het KWOZ die relevant zijn voor de voorliggende planontwikkeling luiden voor de regio Schouwen-Duiveland als volgt:

  • Tot 2040 wordt er een groei verwacht in de groep 65+ en 80+-huishoudens. De andere doelgroepen nemen in aantal af;
  • Er is een sterke verschuiving gesignaleerd in behoefte van reguliere grondgebonden woningen naar nultredenwoningen als gevolg van aanhoudende vergrijzing. Binnen het nultredensegment gaat het indicatief vooral om ruimere sociale huur, vrijesectorhuur en ruimere koopappartementen. Er zal een overschot ontstaan in de kleine reguliere grondgebonden sociale huurwoningen, kleine goedkope koopwoningen en ruime, dure grondgebonden koopwoningen.

Bij het toevoegen van woningen aan de woningmarkt moet rekening gehouden worden met deze conclusies. In het onderhavige plan zijn 25 appartementen (nultredenwoningen) en 18 zorgwooneenheden voorzien. In het bouwplan is een lift voorzien en de locatie ligt in de nabijheid van voorzieningen. Het plan voorziet in de kwalitatieve behoefte zoals die blijkt uit het KWOZ. Op de kwantitatieve behoefte wordt ingegaan onder 3.3 Regionaal beleid.

Omgevingsverordening Zeeland 2018

De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang. Er zijn in de omgevingsverordening geen specifieke regels opgenomen die dit plan raken.

De hierboven genoemde provinciale beleidsdocumenten staan de vaststelling van het plan niet in de weg.

3.3 Regionaal beleid

Het document 'Regionale woningmarktafspraken 2014-2023' is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland op 18 maart 2014 vastgesteld. Door het stellen van woningbouwkaders en het maken van woningmarktafspraken stimuleert de gemeente het realiseren van de juiste woning op de juiste plaats. De woningmarktafspraken zijn een leidraad voor de gemeente, maar ook voor marktpartijen, corporaties en particulieren die zich bewegen op de woningmarkt in Schouwen-Duiveland. De 'afspraken' geven richting aan de gezamenlijke opgave die er de komende jaren is om te komen tot een gezonde woningmarkt op Schouwen-Duiveland. Daarnaast wordt in Zeeland gewerkt aan de Zeeuwse Woonagenda waarin gewerkt wordt aan een nieuwe visie op wonen. Het doel van deze Zeeuwse Woonagenda is het toekomstbestendig maken van de woonvoorraad en te zorgen voor goede, geschikte en betaalbare woningen voor de inwoners van Zeeland. In januari 2021 is door de raad de laatste Woningmarktanalyse 2020 vastgesteld.

De ontwikkeling betreft de realisatie van 9 doorstroomappartementen, 18 appartementen voor Emergis en 16 reguliere appartementen. De 9 doorstroomappartementen behoeven niet onderbouwd te worden op basis van de woningbehoefteraming van de Provinciale bevolkings- en huishoudenprognose 2019. In doorstroomappartementen worden personen gehuisvest die anders niet in een reguliere woning terecht zouden komen. Momenteel zijn er veel spoedzoekers, starters zonder inschrijftijd of startkapitaal en bewoners van zogenaamde 'bewoonde andere ruimte' (BAR) die in de reguliere woningmarkt geen aanbod vinden. In de gemeente Schouwen-Duiveland gaat het om bijna 600  'urgente BAR huishoudens' (Primos 2020). Door het realiseren van een flexibele schil rond de woningmarkt zal de woningmarkt beter functioneren. Doorstroomappartementen, evenals andere concepten van flexwonen, behoren bij deze flexibele schil.

De 16 reguliere appartementen worden gebouwd ter compensatie van herstructurering in Bruinisse en Oosterland waar meer sloop plaatsvindt dan nieuwbouw. In totaal worden er bij de herstructurering 17 woningen wegbestemd. Per saldo worden er hierdoor geen woningen toegevoegd aan de woningvoorraad. De 18 zorgwooneenheden voor Emergis vallen niet onder de ladderruimte, deze hebben een maatschappelijke functie.

Regionale Energie Strategie (RES)

In het Klimaatakkoord van Parijs dat in 2015 door 195 landen is ondertekend is afgesproken dat de gemiddelde temperatuurstijging op aarde onder de 2oC moet blijven met een streven om de stijging te beperken tot 1,5oC. In Nederland is deze internationale opgave verwerkt in een Nationaal Klimaatakkoord dat op 10 juli 2019 is ondertekend. In het Nationale Klimaatakkoord is als doelstelling opgenomen om in 2030 in totaal 49% minder CO2 uit te stoten ten opzichte van 1990. In 2050 moet de uitstoot van broeikasgassen met 95% afgenomen zijn. Om dit te bereiken zijn er in vijf sectortafels afspraken gemaakt om de CO2 uitstoot terug te dringen. Deze tafels zijn: Gebouwde omgeving, Mobiliteit, Industrie, Landbouw & landgebruik en Elektriciteit. Omdat veel afspraken uit het Klimaatakkoord in de regio's moeten worden uitgevoerd is Nederland verdeeld in 30 Regionale Energie Strategie (RES) regio's). In de RES-regio's werken overheden met maatschappelijke partners, netbeheerders (voor gas, elektriciteit en warmte), het bedrijfsleven en waar mogelijk bewoners regionaal gedragen keuzes uit.

Zeeland is als gehele provincie één van de 30 RES regio's. Samen met verschillende partijen in Zeeland is er een RES - Zeeland is er in september 2020 een RES Zeeland vastgesteld. Belangrijke thema's binnen de RES zijn: de Gebouwde Omgeving, Elektriciteit en Mobiliteit. De ambitie voor de gebouwde omgeving is om 100 Kton CO2 te reduceren door het verminderen van de energievraag, verduurzaming van het energieaanbod en toepassing van duurzame installaties en producten. De ambitie voor Elektriciteit is om als regio Zeeland 11 PJ aan opwekking hernieuwde energie te realiseren. Binnen het thema Mobiliteit is de ambitie om door verduurzaming van personenmobiliteit, de logistieke sector, havens, binnenvaart, kust- en zeevaart, Grond- Weg- en Waterbouw (GWW) en het inkoopbeleid van overheden en het openbaar vervoer in totaal 836 Kton aan CO2 te reduceren. De Regionale Energie Strategie is in september 2020 vastgesteld. Eind 2021 moeten alle Zeeuwse gemeenten een Transitievisie Warmte klaar hebben met daarin een tijdpad voor de ontwikkeling van een alternatieve energievoorziening en het geleidelijk vervangen van aardgas. De visie voor 2050 is dat de Zeeuwse Gebouwde Omgeving bestaat uit goed geÏsoleerde woningen en gebouwen die met duurzame energie verwarmd worden. Voor nieuwbouw geldt dat deze niet meer worden aangesloten op het aardgasnet.

Het plan draagt bij aan een duurzame bebouwde omgeving. De bouwblokken worden voorzien van een individuele luchtwarmtepomp en WTW ventilatie (ventilatie met warmteterugwinning). Op de platte daken komen, waar mogelijk, zonnepanelen. Voor woonblok B geldt een EPC-eis waardoor het energiegebruik hier volledig wordt gecompenseerd. De gebouwen krijgen een zonwering op het zuiden en zuidwesten. De gebouwen worden geisoleerd met harde isolatie beplating voor de gevels en het dak, evenals een uitvoering van de beglazing in triple glas. De isolatie voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit.

De ruimtelijke onderbouwing sluit aan op het regionale veiligheids- en milieukwaliteitsbeleid. In dit bestemmingsplan is aandacht besteed aan de aspecten veiligheid en milieukwaliteit (zie Hoofdstuk 4). Waar nodig zijn/worden maatregelen getroffen.

3.4 Gemeentelijk beleid

Strategische visie 'Het tij van de toekomst'

De Strategische visie Schouwen-Duiveland 2011-2040 'Tij van de Toekomst' is op 3 oktober 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. In de visie is opgenomen hoe de gemeente Schouwen-Duiveland er in 2040 uit zou moeten zien: Schouwen-Duiveland heeft zich in 2040 verder ontwikkeld als de ideale plaats om te genieten van natuur, recreatie en cultuur.

In de visie zijn de drie strategische doelen 'werken', 'wonen' en 'verblijven' uitgewerkt. De gewenste ontwikkeling past vooral binnen het doel 'wonen'. Hierbij is een kwalitatief goed en realistisch voorzieningenniveau van belang. De betaalbaarheid van de voorzieningen is gewaarborgd door bundeling van functies en de gebruiksintensiteit is goed. Verder is de woningvoorraad afgestemd op de wensen van de (nieuwe) inwoners. In aantal zijn vraag en aanbod van woningen in balans. De kwalitatieve woningvoorraad is afgestemd op de woningbehoefte en verkeert in goede staat. Ouderen kunnen lang zelfstandig wonen en nieuwe inwoners vinden een plek naar wens.

Structuurvisie Zierikzee 2030

Op 21 november 2019 heeft de gemeenteraad van Schouwen-Duiveland de structuurvisie Zierikzee 2030 vastgesteld. De “Structuurvisie Zierikzee 2030”, vervangt de structuurvisie uit 2002. De visie is nauw verbonden met de strategische visie “Tij van de toekomst” en geschreven voor Zierikzee, de centrumstad van de gemeente Schouwen-Duiveland. In en om Zierikzee zijn veel ontwikkelingen gaande, die vaak met elkaar zijn verbonden. In deze structuurvisie worden deze relaties gelegd en de koers bepaald. Met de structuurvisie zet de gemeente de ruimtelijke koers voor de toekomst van Zierikzee uit tot 2030. Het gaat om het integraal afwegen van belangen en vooral ook over het vastleggen van de waarden voor de toekomst.

Met betrekking tot het thema wonen wil de gemeente Schouwen-Duiveland een aantal zaken bereiken. Voor deze ontwikkeling zijn de volgende aspecten relevant:

  • We behouden en versterken de woonkwaliteiten en de leefbaarheid in Zierikzee door:
    • 1. verbeteren van de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad;
    • 2. onttrekken van woningen die verouderd of incourant zijn;
    • 3. toevoegen van woningen, waar er te weinig van zijn;
    • 4. kansen voor een gebiedsgerichte aanpak te benutten.
  • We realiseren alleen nog nieuwe woningen voor de lokale behoefte op locaties die de leefbaarheid, vitaliteit en structuur van de stad verbeteren.
  • We bewaken de kleinschaligheid van nieuwe plannen om de afzetbaarheid en de uitvoerbaarheid te vergroten en om mogelijk meerdere locaties in de stad te verbeteren.
  • We geven ruimte voor het ontwikkelen van nieuwe plannen die aantoonbaar extra vestigers (bovenop de 30 % reguliere instroom van vestigers) van buiten de gemeente aantrekken, maar wel met bijzondere en vernieuwende plannen op passende locaties. Hiervoor zien wij ook kansen in Zierikzee.
  • We stimuleren integrale ontwikkelingen om de kansen op het gebied van wonen en leefbaarheid te benutten.
  • We willen in 2040 energieneutraal zijn: de woningmarkt levert daarvoor een belangrijke bijdrage.
  • We zorgen dat de kwaliteit van de openbare ruimte overal op orde is en klaar voor de klimaatveranderingen, waarmee we te maken krijgen. De leefbaarheid en (sociale) veiligheid is daardoor in de hele stad goed.

In de toekomstvisie wordt met betrekking tot het wonen in de flanken van de stad gesteld dat er stedenbouwkundig gezien duidelijke verschillen zijn tussen deze wijken (mede ontstaan door de periode waarin deze wijken zijn gerealiseerd). Dit wordt gezien als een meerwaarde. De bouwhoogtes in de woonwijken zijn bescheiden en blijven altijd onder de 20 meter (hoogte van de boomtoppen en het stadsilhouet van de historische binnenstad). Bouwkundige accenten zijn voorbehouden aan de binnenstad. De woonwijken vormen in de meeste gevallen ook de overgang naar het buitengebied, de randen van de stad. De randen zijn over het algemeen groen landschappelijk vormgegeven waardoor de stad als een groen eiland in de open polders en aan de rand van de zilte natuurgebieden ligt. Specifiek voor de wijk Malta, waarin het plangebied gelegen is, zijn de volgende actiepunten geformuleerd:

  • Herstructurering van bestaande woningen of herontwikkeling van andere functies in deze wijk vindt plaats met behoud van de stedenbouwkundige hoofdstructuur en de beeldbepalende architectuur uit de jaren '50 van de vorige eeuw;
  • Primair gaat de aandacht uit naar het toevoegen van kwaliteiten aan deze woonwijk in de vorm van meer groenvoorzieningen en voldoende parkeerruimte;
  • In overleg met Zeeuwland (als eigenaar van veel huurwoningen in de wijk Malta) brengen we in kaart wat de toekomstige opgave van wonen is in de wijk Malta;
  • We zetten in op het verminderen van de hinder van de N59 en het bus- en landbouwverkeer in deze wijk;
  • Structuurversterkende plekken zijn:
    • 1. Voormalige multifunctioneel centrum aan de Huybertstraat.
    • 2. (Voormalig) scholencomplex aan de Grachtweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00342OvgZZ468121-VA01_0009.png"

Afbeelding 8 | Visiekaart structuurvisie Zierikzee (bron: Structuurvisie Zierikzee; bewerking: Juust)

Het plangebied is aangewezen als een structuurversterkende plek (afbeelding 8). Structuurversterkende plekken hebben de volgende eigenschappen:

  • Liggen in het hart van of zeer nabij het centrum;
  • Liggen naast of zeer dichtbij (bestaande) voorzieningen;
  • Zijn oude leegstaande, vervallen gebouwen/panden met een monumentale of beeldbepalende waarde of overlast gevende/ beeldbepalende lege plekken (kan er een probleem/knelpunt opgelost worden?);
  • Hebben een goede bereikbaarheid voor al het verkeer;
  • Dragen met woningbouw bij aan herontwikkeling (als functie, naast eventuele andere functies), leefbaarheid en vitaliteit van het centrum;
  • Zijn bij voorkeur in te zetten voor een combinatie van functies, waaronder wonen in samenhang met een versterking van de groenkwaliteiten en het realiseren van parkeervoorzieningen.

Het plangebied is in de structuurvisie eveneens aangemerkt als een geplande ontwikkeling 'wonen met zorg' (afbeelding 9). Onderhavig plan voorziet in de realisatie van 18 zorgwooneenheden voor Emergis, 9 doorstroom appartementen en 16 reguliere wooneenheden voor Zeeuwland. Hiermee past het plan binnen de geplande ontwikkeling 'wonen met zorg'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00342OvgZZ468121-VA01_0010.png"

Afbeelding 9 | Visiekaart voorzieningen Zierikzee (bron: Structuurvisie Zierikzee; bewerking: Juust)

Woonvisie 2018-2027

In 2013 is de Woonvisie 2013-2022 vastgesteld door de gemeenteraad. In 2018 zijn de eerste vijf jaren van deze Woonvisie geëvalueerd, om vervolgens deze informatie te gebruiken in de nieuwe woonvisie. In februari 2018 heeft de raad de nieuwe onafhankelijke woningmarktanalyse 'Solide basis onder actueel woonbeleid en woonafspraken' (2017-2027) onderschreven en vastgesteld. De uitkomsten van deze woningmarktanalyse en de trends en ontwikkelingen geven aanleiding om de Woonvisie te herzien. Deze Woonvisie, Woonvisie 2018-2027 vastgesteld op 28 juni 2018, moet ervoor zorgen dat tot 2027 de juiste keuzes gemaakt worden om in 2040 het strategische doel te hebben bereikt: We wonen prettig naar wens en behoefte.

Een prettig woon- en leefklimaat is essentieel om het perspectief uit het Tij van de Toekomst te bereiken. Om dit te bereiken moet er de komende jaren veel aandacht zijn voor het behouden en versterken van de woonkwaliteit en de leefbaarheid in de kernen. Het gaat om minder en kwalitatief betere nieuwbouw en om veel aandacht voor de vitaliteit van de bestaande voorraad. Daarbij functioneert Schouwen-Duiveland als één samenhangende woningmarkt. Dat betekent dat een ingreep in de ene kern, in meer of mindere mate effect heeft op de andere kernen in de gemeente. Maar het gaat niet alleen om de woning. Woonkwaliteit heeft ook te maken met de directe woonomgeving zoals de aanwezigheid van voldoende parkeerplaatsen.

Om dit strategische doel te bereiken stelt de gemeente tot 2027 de volgende doelen:

  • verbeteren van de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad;
  • onttrekken van woningen die verouderd of incourant zijn;
  • toevoegen van woningen, waar er te weinig van zijn.

De huidige provinciale prognose geeft aan dat we de komende jaren groeien met ongeveer 245 huishoudens. Daarna slaat de huishoudensgroei om in huishoudensafname. Geconstateerd is dat in de groeikernen Zierikzee, Burgh-Haamstede en Bruinisse de meeste potentie is om de uitbreidingsvraag te hosten. Daarnaast wordt de kwantitatieve opgave door de afnemende woningbehoefte steeds beperkter waardoor de opgave verschuift naar het verbeteren van de kwaliteit van de bestaande voorraad. De bevolking vergrijst en wordt steeds bewuster van het besparen van energie, dus moet de bestaande woningvoorraad daarop worden aangepast. Te kleine of niet functionele koop- en huurwoningen, die nu niet meer voldoen aan de huidige kwalitatieve woonwensen, moeten worden aangepast of vervangen. Energetische maatregelen en levensloopbestendiger maken van de bestaande voorraad krijgen prioriteit.

Nieuwbouw door uitbreiding van de woningvoorraad of door vervanging van de bestaande voorraad heeft de afgelopen jaren niet in elke kern plaatsgevonden, blijkbaar was daar niet altijd behoefte aan of kwamen plannen niet tot ontwikkeling. Uitbreiding van de woningvoorraad is alleen gewenst in de groeikernen (Zierikzee, Burgh-Haamstede en Bruinisse). Deze kernen hebben de grootste groeipotentie op basis van de historische ontwikkeling en prognoses.

De focus ligt op het op lange termijn leefbaar houden van de bestaande kernen. Hierbij moet de opgave om de bestaande woningvoorraad aan te pakken, invulling geven aan vrijvallende locaties in de kernen en het herbestemmen van bestaande (beeldbepalende) panden in de kernen voorrang krijgen boven nieuwbouw aan de randen van de stad/dorp. Het principe is: inbreiding gaat voor uitbreiding.

Zierikzee is de grootste kern van het eiland en vervult met haar voorzieningenniveau een centrumfunctie voor Schouwen-Duiveland. De gemeente Schouwen-Duiveland gaat deze rol voor Zierikzee de komende jaren behouden. Daarom wordt aanzienlijk deel van de nieuwbouwopgave voor Schouwen-Duiveland gereserveerd voor Zierikzee. Voor vestigers spreekt het woonmilieu in Zierikzee in praktijk iets meer aan als wonen aan de kust. De nadruk ligt bij nieuwbouw wel op het invullen van de lokale woningbehoefte. Dit past enerzijds in het versterken van de centrumfunctie van de stad en komt anderzijds tegemoet aan de behoefte om naar een grotere kern te verhuizen

Woningmarktanalyse 2020

In januari 2021 is door de gemeenteraad de Woningmarktanalyse 2020 vastgesteld. Een belangrijke conclusie uit de analyse is dat de toename van het aantal oudere een- en tweepersoonshuishoudens en afname van het aantal gezinnen en jongere huishoudens doorzet; dit zorgt voor een duidelijke toename in de vraag naar levensloopbestendige grondgebonden woningen en appartementen en een afname in de vraag naar reguliere – niet levensloopbestendige - grondgebonden woningen.

De gewenste ontwikkeling betreft een opgave waarbij sprake is van binnenstedelijke inbreiding op een vrijkomende locatie. De woningen worden gebouwd ter compensatie van herstructurering in Bruinisse en Oosterland waar meer sloop plaats vindt dan nieuwbouw. In totaal worden er bij de herstructurering 17 woningen wegbestemd. Per saldo worden er hierdoor geen woningen toegevoegd aan de woningvoorraad. Het plan voegt een kwaliteit toe aan de bestaande woningvoorraad en voorziet in woningen waar behoefte aan is. Het gewenste plan past binnen de verschillende gemeentelijke beleidsdocumenten en de daarbij behorende uitgangspunten. Het gemeentelijk beleid vormt geen belemmering voor deze ontwikkeling.

Energie-agenda

De algemene doelstelling van de Regionale Energie Strategie (RES Zeeland), die met provincie, gemeenten en andere partijen binnen Zeeland is opgesteld, is een CO2 besparing van 100 Kton en een duurzame energieopwekking van 11 PJ. De algemene doelstelling binnen de gemeentelijke Energie-Agenda is het realiseren van een energieneutraal Schouwen-Duiveland in 2040. Specifieke doelstellingen voor 2023 zijn het realiseren van een energiebesparing van 3% ten opzichte van het huidige gebruik (referentiejaar 2017) en 16% van het energieverbruik wordt duurzaam opgewekt.

Het bouwplan voorziet in het duurzaam opwekken van energie middels PV-panelen. De bouwblokken worden voorzien van een individuele luchtwarmtepomp en WTW ventilatie (ventilatie met warmteterugwinning). Voor woonblok B geldt een EPV-eis waardoor het energiegebruik hier volledig wordt gecompenseerd. De gebouwen worden geisoleerd met harde isolatie beplating voor de gevels en het dak, evenals een uitvoering van de beglazing in triple glas. De isolatie voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit. De isolatie voorkomt minder CO2-uitstoot doordat er minder gestookt wordt, wat eveneens leidt tot een energiebesparing.

Klimaatadaptatiestrategie

In het kader van het nationale deltaplan Ruimtelijke Adaptatie is afgesproken dat Nederland in 2050 klimaatbestendig en water robuust is ingericht. Inzet is dat overheden er samen met andere partijen voor gaan zorgen dat schade door hittestress, wateroverlast, droogte en overstromingen zo min mogelijk toeneemt. De overheden gaan, in nauwe samenwerking met bedrijven en maatschappelijke organisaties, in drie stappen te werk:

  • 'Weten': analyseren wat de gevolgen zijn van klimaatverandering voor de diverse functies in een gebied in de periode tot 2050 (met een doorkijk naar 2100) zijn;
  • 'Willen': concrete doelen stellen voor het verbeteren van de waterrobuustheid en klimaatbestendigheid in de periode tot 2050 en een daarbij passende strategie formuleren;
  • 'Werken': de doelen en de strategie vastleggen in bijvoorbeeld beleidsplannen, wetten en regels en programma's voor uitvoering, beheer en 'groot' onderhoud. Doelstelling voor Schouwen-Duiveland is om in 2050 klimaatbestendig en water robuust te zijn. Momenteel wordt er in samenspraak met andere partijen in Zeeland een klimaatadaptatiestrategie opgesteld.

Het wordt steeds belangrijker om het regenwater wat er valt te hergebruiken, omdat de kans op schaarste van zoet water steeds groter wordt in de toekomst. Zoetwater bergen voor de landbouw is dan een goede mogelijkheid, naast het gebruik van regenwater voor een grijswatercircuit (onder meer spoelen toiletten).

Door klimaatverandering is de verwachting dat er steeds langere perioden van droogte en hitte ontstaan. Zorg voor voldoende opgaande beplanting. Beplanting kan voor schaduw zorgen, maar ook rond de beplanting is door water verdamping uit de plant de lucht koeler. Daarnaast kan beplanting zorgen dat wateroverlast minder wordt, doordat het water opgenomen wordt door de plant, en het water in de bodem opgenomen wordt, waardoor de bodem minder snel uitdroogt. In de buitenruimte wordt veel groen aangelegd, bestaande uit een tuin, groene haag en verschillende bomen. Het groen heeft een verkoelend effect op de buitenruimte en is effectief in het tegengaan van hittestress. Het groen heeft eveneens een klimaatadaptieve functie doordat het hemelwater kan infilitreren in de bodem en hierdoor ook in staat is om eventuele piekbuien op een adequate wijze te doorstaan.

Kringloopeconomie

De circulaire of kringloop economie is een economisch systeem dat bedoeld is om herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waarde vernietiging te minimaliseren. Anders dan in het huidige lineaire systeem, waarin grondstoffen worden omgezet in producten die aan het einde van hun levensduur worden vernietigd. De landelijk doelstelling is om in 2030 een halvering van het grondstoffengebruik te halen en in 2050 volledig circulair te zijn. Doelstelling voor Schouwen-Duiveland is bij te dragen aan een economisch systeem waarbij geen eindige grondstofvoorraden worden uitgeput en waarin reststoffen volledig opnieuw worden ingezet in het systeem. Het plan voorziet niet in het circulair gebruiken van grondstoffen, maar op andere onderdelen wordt wel invulling gegeven aan een duurzame en klimaatbestendige ontwikkeling.

Milieubeleidsplan

Het milieubeleid van de gemeente Schouwen-Duiveland is vastgelegd in het milieubeleidsplan. Dit plan is opgedeeld in een aantal modules die elke een apart milieuthema behandelen. Hierna volgen de belangrijkste aandachtspunten uit de diverse modules.

Module Bodem/Nota bodembeheer

In een Nota bodembeheer is beleidsmatig vastgelegd binnen en tussen welke zones vrij grondverzet mogelijk is en welke voorwaarden hierbij gelden: in welke delen van het bodembeheergebied wordt het generieke kader uit het Besluit bodemkwaliteit aangehouden en voor welke gebieden wordt een gebiedsspecifeke invulling van het lokale bodembeleid gekozen. De Nota bodembeheer beschrijft de regels voor het toepassen van grond en bagger op de landbodem in de gemeente Schouwen-Duiveland, gebaseerd op de in deze nota geactualiseerde bodemfunctieklassenkaart en de in 2018 geactualiseerde bodemkwaliteitskaart van de gemeente.

Voor het toepassen van grond en bagger hanteert de gemeente Schouwen-Duiveland in een deel van de gemeente gebiedsspecifek beleid. De gemeente Schouwen-Duiveland erkent een aantal bodemkwaliteitskaarten van buiten haar eigen bodembeheergebied als milieuhygiënische verklaring. Ook dit geldt als een vorm van gebiedsspecifek beleid. Daarnaast erkent de gemeente Schouwen-Duiveland de waterbodemkwaliteitskaart van Schouwen-Duiveland en overige door waterschap Scheldestromen vastgestelde waterbodemkwaliteitskaarten als bewijsmiddel voor het toepassen van bagger.

In paragraaf 4.4 is aangegeven dat een bodemonderzoek heeft plaatsgevonden. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat er geen risico’s voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig zijn met betrekking tot de huidige en voorgenomen activiteiten op de onderzoekslocatie.

Module Energie en Klimaat

De Gemeente Schouwen-Duiveland streeft naar een ruimtelijke inrichting waarmee we ons kunnen aanpassen aan de klimaatverandering. Anders gezegd: het is de bedoeling dat de gemeente Schouwen-Duiveland klimaatbestendig wordt. Bovendien wil de gemeente dat de uitstoot van broeikasgassen vermindert, zodat Schouwen-Duiveland op den duur ook energieneutraal wordt. De gewenste ontwikkeling draagt bij aan de doelstellingen op het gebied van duurzaamheid en klimaatbestendigheid, omdat er redelijk wat groen gerealiseerd wordt, het grootste deel van de bestaande bomen behouden wordt en er nieuwe bomen aangeplant worden.

Module Geluid en Stilte

Voor de module Geluid & Stilte is een langetermijnbeleid omschreven voor de periode tot 2030. Op die manier wordt duidelijk waar de gemeente naartoe wil op het gebied van geluid en stilte. Schouwen-Duiveland is een gemeente met weinig geluidhinder en dat willen ze zo houden. In paragraaf 4.7 is nader ingegaan op het aspect geluid. Een akoestisch onderzoek is uitgevoerd (Bijlage 2) waarbij het gemeentelijk geluidbeleid is gevolgd.

Module Licht en Duisternis

In de gemeente Schouwen-Duiveland kan de kwaliteit van duisternis nog volop worden ervaren. Vergeleken met andere gemeenten neemt Schouwen-Duiveland daarmee een bijzondere plaats in. De gemeenteraad van Schouwen-Duiveland wil de duisternis beschermen door nieuwe ontwikkelingen te toetsen op hun lichtverspreiding. Daarvoor zijn een aantal uitgangspunten opgesteld ten behoeve van buitenverlichting (aan gevels en op de percelen) met daarbij een prioriteringsvolgorde die daarbij gehanteerd moeten worden.

  • Alleen licht plaatsen als het echt noodzakelijk is;
  • Alleen dan verlichten als het licht noodzakelijk is;
  • Alleen die plaats verlichten waar licht nodig is;
  • Daarbij geen onnodig fel licht gebruiken;
  • Alle buitenverlichting dynamisch (bewegingssensors), alleen neerwaarts gericht en zodanig aangebracht dat er van buiten het terrein geen zich is op de lichtbron;

Zo nodig kan de gemeente aanvullende eisen stellen aan de verlichting en de hoeveelheid licht die deze verspreidt. In paragraaf 4.9 wordt hier nader op in gegaan.

Module Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteit op Schouwen-Duiveland is, zeker vergeleken met andere gebieden in Nederland, goed. Die bijzondere positie wil de gemeente zien te behouden. Waar mogelijk willen ze de luchtkwaliteit zelfs nog verbeteren. Het verminderen van autoverkeer kan daarbij helpen. Autoverkeer is namelijk een belangrijke vervuilingsbron. Uit paragraaf 4.10 blijkt dat de bijdrage van het extra verkeer niet in betekenende mate is. Derhalve hoeft voor het planvoornemen geen onderzoek inzake luchtkwaliteit te worden uitgevoerd.

Het gemeentelijk beleid verzet zich niet tegen de ontwikkeling.

3.5 Conclusie

De hierboven genoemde beleidsdocumenten staan de vaststelling van het plan niet in de weg.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit van de leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.

Over de westzijde van het plangebied ligt de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie -6'. Archeologisch onderzoek is nodig wanneer het bouwwerk en de fundering dieper komen te liggen dan 50 cm beneden maaiveld en het grondoppervlak van de (grond)werkzaamheden meer dan 2.500 m² bedraagt. Over de oostzijde van het plangebied ligt de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie-7'. Archeologisch onderzoek is nodig wanneer het bouwwerk en de fundering dieper komen te liggen dan 50 cm beneden maaiveld en het grondoppervlak van de (grond)werkzaamheden meer dan 5.000 m² bedraagt

Het bouwplan van het voormalige gebouw laat zien dat de fundering verschillende hoogtes kent, variërend van 50 cm beneden maaiveld tot 90 centimeter beneden maaiveld (afbeelding 10). De aanlegdiepte van de nieuwe fundering bedraagt 40 cm inclusief 10 cm isolatie. De nieuwe fundering zal de vrijstellingdiepte, van zowel de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie-6' als de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie-7', niet overschrijden en bovendien is de bodem in de huidige situatie op een aanzienlijk deel van het perceel al verstoord tot een diepte van 90 cm. Hierdoor zal ook de oppervlaktevrijstelling niet overschreden worden. Archeologisch onderzoek kan daarom achterwege blijven. Het aspect archeologie vormt geen belemmering om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00342OvgZZ468121-VA01_0011.png"

Afbeelding 10 | Bouwplan voormalig MFC-gebouw (bron: Heykon)

Verder geldt een meldingsplicht voor eventuele archeologische (toevals)vondsten en/of waarnemingen. Het is niet uit te sluiten dat in het projectgebied toch relevante archeologische sporen en vondsten in de bodem verborgen zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van eventuele graafwerkzaamheden aan het licht komen. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS). Om er voor te zorgen dat aan deze wettelijke plicht wordt voldaan bij het eventueel aantreffen van sporen en/of vondsten tijdens de uitvoering van de werkzaamheden, worden de aannemer(s) / degenen die de graafwerkzaamheden uitvoeren verplicht attent te zijn op eventuele archeologisch vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en worden zij ook langs deze weg verplicht dergelijke vondsten onverwijld te melden conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Ook moeten deze vondsten gemeld worden bij het bevoegd gezag, de gemeente (Schouwen-Duiveland) en bij de Erfgoed Zeeland.

Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.

Cultuurhistorisch waardevolle objecten in of in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, zijn aanwezig. Op het plangebied ligt de dubbelbestemming 'Waarde-Cultuurhistorie-zichtlijnen' waarvoor geldt dat de gronden, naast de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd zijn voor de bescherming van markante zichtlijnen op de historische binnenstad van Zierikzee. Ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag worden gebouwd, met dien verstande dat bouwwerken ter hoogte van het plangebied ten hoogste de volgende bouwhoogte bedragen (afbeelding 11):

  • 9,5 meter aan de oostzijde van het plangebied
  • 10,5 meter op het grootste gedeelte van het plangebied
  • 11,5 meter aan de westzijde van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00342OvgZZ468121-VA01_0012.png"

Afbeelding 11 | Cultuurhistorische zichtlijnen (bron: ruimtelijkeplannen.nl; bewerking: Juust B.V.)

Dit betekent dat voor het overgrote deel van het plangebied een maximale bouwhoogte van 10,5 meter is toegestaan. Voor het overgrote deel voorziet het plan in 1 tot 3 bouwlagen met een maximale bouwhoogte van circa 9 meter (afbeelding 12). Dit past binnen de bouwregels van de dubbelbestemming 'Waarde-Cultuurhistorie-Zichtlijnen'. Het plan voorziet aan de oostzijde deels in 4 bouwlagen (ca. 12 meter), waardoor dit deel niet past binnen de maximale bouwhoogte van 9,5 meter ter plaatse. In de omgeving zijn gebouwen aanwezig met een vergelijkbare bouwhoogte. Het gebouw op de locatie Calandweg 1 heeft een bouwhoogte van 12 meter en het gebouw op de locatie de Jongestraat 7 heeft een bouwhoogte van 19 meter. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is ervoor gekozen om juist aan de oostzijde een iets hoger accent te leggen, zodat dit aansluit bij omliggende bebouwing. Het bouwen van 4 bouwlagen aan de oostzijde van het plangebied levert voor de cultuurhistorische zichtlijnen geen extra belemmering ten opzichte van reeds aanwezige bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00342OvgZZ468121-VA01_0013.png"

Afbeelding 12 | Kaart met bouwhoogtes (bron: Tarra architectuur en stedenbouw B.V.)

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

Binnen het plangebied worden gevoelige functies (woningen) mogelijk gemaakt. In de omgeving van het plangebied liggen enkel woonfuncties. In de nabijheid van het plangebied zijn geen relevante bedrijven gelegen waarvoor een nadere beoordeling noodzakelijk is. Er is door de afwezigheid van relevante bedrijvigheid sprake van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven- en milieuzonering vormt geen belemmering om de ontwikkeling mogelijk te maken.

4.4 Bodem

Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

Op het plangebied ligt in de huidige situatie de bestemming 'Maatschappelijk'. De (milieuhygiënische) bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de woonbestemming en mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. Voor het plangebied is door ABO-Milieuconsult op 10 mei 2021 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 1).

Tijdens de veldwerkzaamheden zijn geen bijmengingen aangetroffen die te relateren zijn aan de voormalige (gedempte) sloten. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat de watergangen zijn gedempt met gebiedseigen grond. In grondmengmonsters MM1bg, MM2bg en MM3og is een lichte verontreiniging (overschrijding achtergrondwaarde) aangetoond voor de parameters kwik en lood. De overige van de geanalyseerde parameters zijn niet verhoogd aangetoond ten opzichte van de achtergrondwaarde. In grondmengmonsters MM4og is geen van de geanalyseerde parameters in een verhoogd gehalte aangetoond.

Bij de voormalige ondergrondse en bovengrondse tanklocaties zijn geen bijzonderheden waargenomen die duiden op verontreinigingen met olieproducten. In grondmonster 01-2 (dit is de vml og tank die alleen op min.olie is geanalyseerd) is geen van de geanalyseerde parameters in een verhoogd gehalte aangetoond. In grondmonsters 05-1 is een lichte verontreiniging (overschrijding achtergrondwaarde) aangetoond voor de parameters beta-HCH, DDE en DDD en in grondmonster 06-1 is een lichte verontreiniging (overschrijding achtergrondwaarde) aangetoond voor de parameters DDE en DDD. De overige van de geanalyseerde parameters zijn niet verhoogd aangetoond ten opzichte van de achtergrondwaarde.

Op basis van de onderzoeksresultaten kan geconcludeerd worden dat in mengmonster MM3ogPFAS het gehalte PFOS verhoogd is aangetoond. Het gehalte overschrijdt de toepassingsnorm voor bodemkwaliteitsklasse Wonen en Industrie. Op basis van de onderzoeksresultaten kan geconcludeerd worden dat MM1bgPFAS, MM2bgPFAS en MM4ogPFAS voldoen aan de achtergrondwaarde (toepassingsnorm voor bodemfunctieklasse Landbouw/natuur). In het grondwater uit peilbuizen 1 en 17 wordt een lichte verontreiniging (overschrijding streefwaarde) aangetoond voor de parameter barium. De overige geanalyseerde parameters worden niet verhoogd aangetoond ten opzichte van de streefwaarde.

In de ondergrond, ter plaatse van boringen 1 en 12 zijn verhoogde gehalten aan PFOS gemeten die hoger liggen dan de toepassingseisen van grond binnen de bodemkwaliteits- en/of functieklasse Wonen of Industrie. Hergebruik van deze grond elders is niet zonder meer toegestaan op basis van de gemeten gehalten aan PFOS. Het RIVM heeft voor de som-parameters PFOS, PFOA en overige PFAS-parameter GenX, INEV’s (Indicatieve Niveaus voor Ernstige Verontreinigingen) opgesteld. De INEV voor de parameter PFOS is door het RIVM vastgelegd op 110 ìg/kg ds. Op basis van de resultaten blijkt dat in grondmengmonster MM3ogPFAS 7,9 ìg/kg ds. aan PFOS (som) zijn aangetoond. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat de aangetoonde gehalten niet de INEV overschrijden en geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging.

Op basis van de resultaten uit het verkennend bodemonderzoek kan geconcludeerd worden dat het aspect 'bodem' geen belemmering vormt voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.

4.5 Externe veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.

Kwetsbare objecten (woningen) moeten bij ruimtelijke planvorming beschermd worden tegen externe veiligheidsrisico's. In de omgeving van het plangebied zijn volgens de professionele risicokaart geen risicovolle inrichtingen aanwezig die van invloed zijn op de veiligheidssituatie ter plaatse. Ten noordoosten van het plangebied, over de N59, vindt vervoer plaats van gevaarlijke stoffen.

Rijksweg N59
De N59 heeft volgens de vuistregels van de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) geen PR 10-6 contour (0,0003*(GF3+0,2*LF2+LT2)<1). Het plaatsgebonden risico vormt derhalve geen probleem voor voorliggend plan. Het groepsrisico wordt bepaald door de afstand van bebouwing tot de as van de weg, de aanwezigheidsdichtheid in het gebied, de aard van de vervoerde stoffen en de aantallen van de vervoerde stoffen. Aan de hand van de vuistregels uit de Handleiding Risicoanalyse Transport en het Basisnet Weg is het aannemelijk dat het groepsrisico als gevolg van de N59 ter hoogte van het plangebied onder de waarde 0,1 x OW (oriëntatiewaarde) blijft. Het invloedsgebied bedraagt hier 880 meter als gevolg van het vervoer van stofcategorie LT2 (Propylamine). Het plangebied ligt op een afstand van 200 meter van de weg en ligt derhalve in het invloedsgebied. Omdat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet wordt overschreden kan worden volstaan met een beknopte verantwoording. In de verantwoording wordt ingegaan op de aspecten bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Verantwoording groepsrisico N59

Vanwege de ligging in het invloedsgebied van de Rijksweg N59 dient op grond van artikel 8 van het Besluit externe veiligheid transportroutes, het groepsrisico te worden verantwoord. In deze verantwoording wordt ingegaan op de aspecten zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid. In het kader van het wettelijk vooroverleg zal aanvullend advies gevraagd worden aan de Veiligheidsregio.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten, in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te voeren en om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”.

Uit bovengenoemde handreiking volgt dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor ook in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied goed bereikbaar is. Het plangebied wordt ontsloten door de Calandweg. De (nood)uitgangen worden voornamelijk van de risicobron (de N59) af gericht. Gelet op bovenstaande zijn de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten goed te noemen.

De locatie op de hoek van Calandweg en de Caustraat is zowel vanuit noordwestelijke als vanuit zuidoostelijke richtingen uitstekend bereikbaar voor hulpdiensten, via de N59 en de N256.

Zelfredzaamheid
Groepen ouderen en kinderen worden gezien als minder zelfredzaam. De ontwikkeling maakt, naast regulier wonen, de huisvesting van mensen die zorg nodig hebben mogelijk. Het maatgevende scenario betreft hier het toxisch scenario, schuilen in het gebouw betreft hier de beste manier van zelfredding. Omdat het hier om een kwetsbare functie gaat, (zorg)woningen, wordt uitgegaan van een worst-case scenario. Het worst-case scenario betreft hier 'het falen van een tankwagen gevuld met propylamine'. Aangezien het gebouw binnen de 1 procent letaliteitszone (200 meter) ligt van het worst case toxisch scenario, kunnen met eenvoudige bouwkundige aanpassingen voldoende mogelijkheden voor zelfredding worden gecreëerd; onder andere door het ventilatiesysteem centraal handmatig uitschakelbaar te maken. Instructie aan de werknemers, die hulp verlenen aan de bewoners van de zorgwoningen, met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid. In het noodplan dat wordt opgesteld wordt rekening gehouden met het scenario van een gifwolk, maar ook met een warme BLEVE welke eveneens als maatgevend scenario kan worden gezien. Voor het toxisch scenario is zoals aangegeven van belang dat iedereen binnen schuilt, alle ramen en deuren worden gesloten, natuurlijke ventilatie wordt afgesloten en mechanische ventilatie wordt uitgeschakeld. Vanwege de warme BLEVE is van belang dat iedereen in het gebouw binnen 75 minuten naar de binnenste schil van de woningen wordt geëvacueerd. Door een en ander goed te beschrijven in het noodplan kan de zelfredzaamheid verbeteren. Door deze maatregelen kan de omvang van mogelijke incidenten worden gereduceerd tot een omvang die beter beheersbaar wordt geacht voor hulpverleningsdiensten.

Verder zijn er in het plangebied of in de directe omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig. Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.

4.6 Energie en duurzaamheid

Het Bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe woningen en utiliteitsgebouwen. Op 1 januari 2021 is de EPC vervangen door de norm voor een Bijna Energie Neutraal Gebouw (BENG). De energieprestatie voor bijna energieneutrale gebouwen zal dan vastgelegd worden aan de hand van drie eisen: 1. maximale energiebehoefte in kWh per m2; 2. maximale primaire fossiel energiegebruik in kWh / m2 en 3. minimale aandeel hernieuwbare energie in procenten. Aanvragen van de Omgevingsvergunning voor nieuwbouw moeten vanaf 1 januari 2021 voldoen aan deze BENG norm. In het kader van de Wet Voortgang Energie Transitie (VET) is de aansluitingsplicht van aardgas bij nieuwbouw geschrapt.

Voor wat betreft circulaire economie is in het Bouwbesluit opgenomen dat bij de aanvraag Omgevingsvergunning het bij nieuwbouwwoningen en kantoren groter dan 100 m2 verplicht is om een Milieu Prestatie Gebouwen (MPG) te overleggen. Een MPG is een belangrijke maatstaf voor duurzaamheid van een gebouw.

De bouwblokken worden aardgasvrij ontwikkeld. De bouwblokken worden daarnaast voorzien van een individuele luchtwarmtepomp en WTW ventilatie (ventilatie met warmteterugwinning). Op de platte daken komen, waar mogelijk, zonnepanelen. Voor woonblok B geldt een EPC-eis waardoor het energiegebruik hier volledig wordt gecompenseerd. De gebouwen krijgen een zonwering op het zuiden en zuidwesten. De gebouwen worden geïsoleerd met harde isolatie beplating voor de gevels en het dak, evenals een uitvoering van de beglazing in triple glas. De isolatie voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit en de BENG-norm. Eveneens wordt een Milieu Prestatie Gebouwen (MPG) opgesteld.

4.7 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.

Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.

Het plangebied is gelegen aan de Calandweg, Caustraat, De Huijbertstraat en de Brauwstraat. Voor deze wegen geldt een maximale snelheid van 30 km/uur. Dit soort wegen zijn op basis van de Wet geluidhinder uitgesloten van akoestisch onderzoek. Wel dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening het woon- en leefklimaat beoordeeld te worden. De locatie ligt daarnaast in de geluidzone van de N59. Op basis hiervan is een akoestisch onderzoek nodig.

Op 12 juli 2021 heeft Kraaij Akoestisch Adviesbureau een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 2). Uit dit onderzoek blijkt dat de berekende geluidbelasting niet overal voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48dB. De geluidbelasting bedraagt vanwege gezoneerde en niet gezoneerde wegen maximum 50dB. Hoewel het kokosscherm dat langs de N59 is geplaatst feitelijk een afschermende werking heeft dient wel een hogere grenswaarde van 50dB te worden vastgesteld. De maximale waarde voor een aanvaardbaar woonmilieu van 52dB wordt niet overschreden. Een aanvullend maatregelenonderzoek is daarom niet nodig. Ook na cumulatie wordt het woon- en leefklimaat als overwegend goet tot matig beoordeeld volgens de milieukwaliteitsmaat. De standaardeisen uit het Bouwbesluit m.b.t. een karakteristieke geluidwering zijn in beginsel voldoende om het goede woon- en leefklimaat te waarborgen. In verband met cumulatie is het wel gewenst gebruik te maken van een gebalanceerd ventilatiesysteem met mechanische luchttoe- en afvoer. Een bouwakoestisch onderzoek is in dat geval niet noodzakelijk.

4.8 Kabels en leidingen

In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.

In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen. Uit de KLIC-melding blijkt dat er geen doorlopende kabels en leidingen aanwezig zijn onder de percelen (afbeelding 13).

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00342OvgZZ468121-VA01_0014.png"

Afbeelding 13 | KLIC-melding (Bron: Kadaster; bewerking: Tarra architectuur en stedenbouw B.V.)

Met betrekking tot eventueel aanwezige overige (planologische niet relevante) leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het projectgebied zal op het moment van daadwerkelijke realisering van de voorgenomen ontwikkeling tenminste drie werkdagen voor de aanvang van graafwerkzaamheden door degene die de graafwerkzaamheden uitvoert contact (moeten) worden opgenomen met het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC), waarbij gemeld zal (moeten) worden waar en wanneer wordt gegraven.

4.9 Licht en duisternis

De functie en het gebouw zijn passend in de omgeving. De functie zorgt niet voor meer licht dan in de huidige situatie. Bij de realisatie van het plan wordt rekening gehouden met de prioriteitsvolgorde uit de gemeentelijke moduele licht en duisternis.

4.10 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De gewenste ontwikkeling voorziet in de realisatie van 43 appartementen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is gerekend met de NIBM-tool. Voor de verkeersgeneratie is uitgegaan van 177 motorvoertuigen per etmaal (zie 4.13 Verkeer en parkeren). Uit de onderstaande rekentool blijkt dat de bijdrage van het extra verkeer niet in betekende mate is. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Onderzoek naar luchtkwaliteit is niet benodigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00342OvgZZ468121-VA01_0015.png"

In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 in de omgeving van het plangebied inzichtelijk gemaakt aan de hand van NSL-monitoringstool. In de onderstaande afbeelding zijn de concentraties NO2, PM10 en PM2,5 voor het peiljaar 2020 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00342OvgZZ468121-VA01_0016.png"

Afbeelding 14 | Uitsnede NSL 2020-monitor (bron: Rijksoverheid)

Hieruit blijkt dat in de omgeving van het plangebied de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 respectievelijk maximaal 17.6 ìg/m3 (rekenpunt 15536796), 17,0 ìg/m3 en 9,6 ìg/m3 bedraagt. De jaargemiddelde grenswaarde voor NO2, PM10 (beide 40 ìg/m3 ) en PM2,5 (25 ìg/m3) wordt niet overschreden. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uurgemiddelde concentratie is afgerond 6, waardoor het maximum van 35 dagen niet wordt overschreden. De luchtkwaliteitssituatie vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoering van de gewenste ontwikkeling.

4.11 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt op een afstand van ca. 1,5 kilometer tot het Natura 2000-gebied 'Oosterschelde', op een afstand van 5,2 kilometer tot het Natura 2000-gebied 'Grevelingen', op een afstand van ca. 14,0 kilometer tot het Natura 2000-gebied 'Kop van Schouwen' en op een afstand van ca. 10,3 kilometer tot het Natura 2000-gebied 'Voordelta'. De ontwikkeling betreft 18 zorgwooneenheden, 9 doorstroom appartementen en 16 reguliere wooneenheden. Op 1 juli is nieuwe wetgeving van kracht geworden waarbij de realisatiefase is vrijgesteld van vergunningverlening. Hierom zijn enkel de stikstofeffecten van de gebruiksfase berekend met de AERIUS-calculator. Tijdens de gebruiksfase is er geen stikstofdepositie. In bijgevoegde memo en berekeningen (Bijlage 3) is één en ander nader onderbouwd. Het aspect stikstof vormt geen belemmering voor uitvoering van het plan. Daarmee zijn significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden uitgesloten. De locatie ligt verder niet in de omgeving van een gebied van het Natuurnetwerk Nederland, waardoor ook effecten op die gebieden zijn uitgesloten.

Soortenbescherming
Nieuwe ontwikkelingen kunnen effect hebben op beschermde soorten (dieren en planten). Het plangebied is braakliggend, maar wordt wel regelmatig gemaaid en onderhouden. Op 27 januari 2021 is door Braber groenvoorziening een bomeninventarisatie uitgevoerd waarin de 18 aanwezige bomen afzonderlijk zijn beoordeeld (zie Bijlage 4). In de bomeninventarisatie is advies gegeven hoe het beste omgegaan kan worden met elke boom. Enkel de zieke bomen worden verwijderd. Alle andere (gezonde) bomen worden gehandhaafd. Er gaat geen leefgebied voor beschermde soorten verloren. Een quickscan Wet natuurbescherming is niet benodigd. Het rooien en onderhoud zal plaatsvinden buiten het broedseizoen en de structuur van de bomen wijzigt niet.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00342OvgZZ468121-VA01_0017.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00342OvgZZ468121-VA01_0018.png"

 Afbeelding 15 | Bomen in huidige en nieuwe situatie (Bron: Tarra architectuur en stedenbouw B.V.)

4.12 Niet gesprongen explosieven

In de Tweede Wereldoorlog is in Zeeland veel gevochten. Doordat tijdens de gevechten niet alle munitie is ontploft zijn er tot op de dag van vandaag blindgangers in de bodem te vinden. De Provincie Zeeland heeft een kaart ontwikkeld waar op te zien is waar gevochten is en waar een grote kans is om blindgangers in de bodem aan te treffen

Op basis van de beleidskaart Conventionele Explosieven (CE) van de Gemeente Schouwen-Duiveland blijkt dat de ontwikkeling plaatsvindt in een gebied met verlaagde trefkans op niet gesprongen explosieven. Omdat de locatie reeds na de oorlog bebouwd is geweest hoeft ook niet met het protocol "Toevalstreffer CE uit de Tweede Wereldoorlog"worden gewerkt.

Het aspect 'niet gesprongen explosieven' vormt geen belemmering voor dit plan.

4.13 Verkeer en parkeren

Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.

De gemeente kent een eigen verkeer- en vervoersplan 'Integraal Verkeer- en Vervoerplan Schouwen-Duiveland (IVVP 2017)'. De IVVP 2017 is een mobiliteitsplan waarin op hoofdlijnen is vastgesteld wat de gemeente op het gebied van verkeer en vervoer wil bereiken. Het verkeersbeleid is vastgelegd en is aan de hand van een aantal thema's vertaald in een aantal concrete doelen op het gebied van bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid, gezondheid en duurzaamheid. Daarnaast heeft de gemeente een eigen parkeerbeleid 'Parkeerbeleid 2017-2020 Schouwen-Duiveland'. In het parkeerbeleid worden diverse aspecten rondom het parkeren in Schouwen-Duiveland behandeld, zoals parkeerregulering en de toegankelijkheid en het kwaliteitsniveau van parkeerplaatsen. Bewust zijn geen parkeernormen opgenomen, omdat situaties vaak erg specifiek zijn en maatwerk vaak nodig is. Daarvoor kan gebruik worden gemaakt van de landelijke CROW-richtlijnen.

In de beleidsnota wordt voor de gemeente Schouwen-Duiveland de stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk' aangehouden. Als locatie wordt voor de gehele gemeente, met uitzondering van Zierikzee, 'rest bebouwde kom' (wanneer gelegen binnen de bebouwde kom) en 'buitengebied' (wanneer gelegen buiten de bebouwde kom) gehanteerd. Voor Zierikzee geldt voor de historische binnenstad het gebiedstype 'centrum' en het gebiedstype 'schil centrum'. Het plangebied is gelegen binnen het gebiedstype 'schil centrum' zoals vastgelegd in het parkeerbeleid. De afgelopen periode is gebleken dat in de praktijk een inschaling van dit gebied in het type 'rest bebouwde kom' voor wat betreft toepassing van parkeernomen meer passend is. Ambtelijk is er de wens om het parkeerbeleid op dit punt aan te passen. Hoewel hierover nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden is dit project beoordeeld aan de hand van de normen die horen bij 'rest bebouwde kom'. Deze liggen iets hoger dan bij 'schil centrum'.

Parkeren

In het plan wordt uitgegaan van 18 zorgwooneenheden, 9 doorstroomappartementen en 16 reguliere appartementen. Voor de appartementen (huur, midden/goedkoop) geldt een minimale parkeernorm van 1,0 parkeerplaatsen en een maximale parkeernorm van 1,8 parkeerplaatsen per appartement. Dit betekent een gemiddelde parkeernorm van 1,4 parkeerplaatsen per appartement. Voor de zorgwooneenheden geldt een minimale parkeernorm van 1,0 parkeerplaatsen en een maximale parkeernorm van 1,4 parkeerplaatsen per appartement. Dit is een gemiddelde  van 1,2 parkeerplaatsen. De doorstroomappartementen zien we in dit kader als reguliere appartementen. Dit levert de volgende parkeerbehoefte op:

  Aantal   Gemiddelde norm   Behoefte  
Appartement   25 (16 + 9)   1,4   35  
Zorgwooneenheid   18   1,2   21,6  
    Totaal   56,6 -> 57  

In het plan zijn op eigen terrein 61 nieuwe parkeerplaatsen voorzien. Daarmee wordt voor het huidige plan voorzien in voldoende parkeerplaatsen. Daarnaast voorziet het plan in 3 kiss and ride parkeerplaatsen op eigen terrein. Indien de zorgwooneenheden in de toekomst worden omgezet naar reguliere appartementen is ook van belang dat nog steeds voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. De behoefte wordt op dat moment 43 reguliere appartementen x 1,4 is 60,2 (61) parkeerplaatsen. Ook in deze situatie wordt voldaan aan de parkeernorm.

Verkeersgeneratie

Voor de appartementen (huur, midden/goedkoop) geldt een minimale verkeersgeneratie van 3,7 motorvoertuigbewegingen per etmaal en een maximale verkeersgeneratie van 4,5 motorvoertuigbewegingen per etmaal. De gemiddelde verkeersgeneratie betreft 4,1 motorvoertuigbewegingen per etmaal. De totale verkeersgeneratie betreft 176,3 (afgerond 177) motorvoertuigbewegingen per etmaal.

De verkeersbewegingen worden voornamelijk afgewikkeld via de Huijbertstraat, Caustraat, De Brauwstraat en de Calandweg. De wegen zijn toereikend voor de invulling van de percelen met genoemde functies.

4.14 Water

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

Aan de hand van de criteria uit de Handreiking watertoets van het Waterschap Scheldestromen is nagegaan of het voorliggende plan strijdig is met de waterdoelstellingen van het waterschap en of er maatregelen nodig zijn. In de navolgende tabel is ingegaan op de wateraspecten. De watertoets is in het kader van wettelijk vooroverleg voorgelegd aan het Waterschap. De opmerkingen van het Waterschap zijn verwerkt in onderstaande watertoetstabel.

Thema en water(beheer)doelstelling   Uitwerking  
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.  
Het plangebied is niet gelegen in nabijheid van een
waterkering en dus ook niet binnen de
beschermingszone van de waterkering.
 
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het
vasthouden, bergen en afvoeren van water.
Waarborgen van voldoende bouwpeil om
overstroming vanuit oppervlaktewater in
maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.  
afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00342OvgZZ468121-VA01_0019.png"
In de huidige situatie bestaat het plangebied voor 125 m2 uit dichte bodemverharding (bestaande parkeerplaatsen). Het overige deel van het plangebied (6.389 m2) bestaat uit gras. Tot 2017 heeft op de locatie het gebouw van de MFC gestaan met een dakoppervlak van 1.462 m2 en een dichte bodemverharding van 2.425 m2. Destijds was op de locatie een oppervlakte van 2.550 m2 bedekt met dichte bodemverharding. De totale verharding in de voormalige situatie bedraagt 4012 m2.

In de toekomstige situatie zal er 1.600 m2 (1.475 m2 gebouwen en 125 m2 bergingen) aan dakoppervlak zijn. Daarnaast zal er in totaal 1.930 m2 dichte bodemverharding komen, bestaande uit 1.330 m2 verharding aan parkeerplaatsen en ca. 600 m2 aan verharding voor de buitenruimte (plein en paden). De overige inrichting van de buitenruimte bestaat voor 3.025 m2 aan groen. Het groen bestaat uit 200 m2 groen van de eerste 80 cm van de parkeervakken en 2.825 m2 aan groen van de buitenruimte. In totaal is er in de nieuwe situatie een verharding van 3.530 m2. Dit betekent dat in de nieuwe situatie, in vergelijking met de voormalige situatie, minder verhard oppervlakte gerealiseerd wordt. Op basis hiervan hoeft er geen watercompensatie plaats vinden. Op het plangebied is voldoende doorlatende ruimte aanwezig om het hemelwater te laten infiltreren in de bodem.
 
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.  
Het huishoudelijk afvalwater (DWA) wordt gescheiden van het hemelwater (HWA) en beiden afgevoerd naar het gescheiden rioolstelsel. Deze riolering heeft voldoende capaciteit. Het plan heeft geen negatieve effecten op de waterhuishouding.  
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast
en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen
van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden.  
De ontwikkeling voorziet niet in het onttrekken van
grondwater. De ontwikkeling veroorzaakt evenmin
mogelijke grondwateroverlast.  
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden.  
Zowel tijdens de bouwfase als de gebruiksfase worden
geen uitlogende materialen gebruikt. Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit te
verwachten.  
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren.  
Er zal geen gebruik worden gemaakt van uitloogbare
materialen. Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen
voor de waterkwaliteit te verwachten.  
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.  
In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.  
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra)
maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.  
De polderpeilen worden niet aangepast. Bodemdaling
zal niet optreden.  
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.  
In het plangebied is geen natte natuur aanwezig.  
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
worden. Rekening houden met obstakelvrije
onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.  
In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.  
Anderer belangen waterbeheer  
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de
werking van objecten (terreinen, milieuzonering)
van de waterbeheerder niet belemmeren.  
In het plangebied zijn geen gronden van het
waterschap gelegen.
 
Wegen in beheer bij het waterschap
(alleen invullen voor zover van toepassing)
* in de bouwfase:
Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen?

* na realisatie: verkeersaantrekkende werking
Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer?

*na realisatie: bereikbaarheid
Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken.
Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd?

* na realisatie: parkeren
Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd?

* na realisatie: (ver)bouwen
Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd).  
In en in de nabijheid van het plangebied zijn geen
wegen gelegen die in beheer zijn bij het waterschap.  

4.15 Milieu Effect Rapportage

In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt.  Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.

In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de dremeplwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..

De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. is de volgende activiteit opgenomen: De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen (D.11.2). De bijbehorende drempelwaarde is: a) een oppervlakte van 100 hectare of meer, b) een aaneengesloten gebied en 2000 woningen of meer, of c) 200.000 m² bedrijfsvloeroppervlakte of meer. Activiteit D11.2 is van toepassing. De gewenste ontwikkeling valt ver onder de bijbehorende drempelwaarden. Het gewenste plan is een stedelijk ontwikkelingsproject gezien de aard en omvang (zie voorgaande paragrafen). Een vormvrije m.e.r-beoordeling is noodzakelijk. Hiervoor is een aanmeldnotitie opgesteld (zie Bijlage 5). Op basis van deze notitie (en voorgaande paragrafen) is gebleken dat het gewenste plan niet leidt tot belangrijke nadelige milieugevolgen.

4.16 Conclusie

De milieu- en andere sectorale aspecten ten aanzien van het onderhavige plan zijn onderzocht en hierboven toegelicht. Deze aspecten vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Financiële uitvoerbaarheid

Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.

Er is sprake van een bouwplan zoals hierboven bedoeld. Tussen de gemeente en de initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst gesloten waarin afspraken worden gemaakt over plankosten en het verhaal van eventuele planschade. De nieuwbouw vindt plaats voor rekening en risico van de initiatiefnemer.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg 

Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.

Ter inzagelegging ontwerpbesluit omgevingsvergunning

Het ontwerpbesluit omgevingsvergunning wordt, tezamen met de aanvraag en de daarbij behorende stukken waaronder deze ruimtelijke onderbouwing, zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kunnen zienswijzen worden ingediend. Gedurende de periode van terinzagelegging is er één zienswijze ingediend. Deze is beoordeeld in de antwoordnota (Bijlage 6).

De zienswijze leidt tot aanpassing van de ontwerp omgevingsvergunning in die zin dat de afstand van het gebouw wordt verschoven zodat er meer ruimte ontstaat tussen het perceel van de indiener van de zienswijze en de gevel van het appartementencomplex. De gewonnen ruimte wordt benut voor het planten van bomen om het zicht te verminderen. Ook zal er een stoep verwijderd worden in de Huijbertstraat om meer ruimte voor passerend verkeer te creëren.

Hoofdstuk 6 Samenvatting en conclusie

Zeeuwland is voornemens om de locatie op de hoek van de Calandweg en de Caustraat te Zierikzee, het gebied van het voormalige MFC in de wijk Malta, te herontwikkelen ten behoeve van woningbouw voor regulier wonen en huisvesting van bijzondere woondoelgroepen in combinatie met zorgfuncties.

Om deze gewenste ontwikkeling mogelijk te maken, wordt gebruik gemaakt van (uitgebreide procedure voor) de omgevingsvergunning 'afwijken bestemmingsplan' op basis van artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Voorliggende rapportage voorziet in de daarvoor noodzakelijke ruimtelijke onderbouwing. Alle relevante aspecten zijn hierin aangehaald en gemotiveerd. Het project past binnen het geldende beleid. Aangetoond is dat er geen planologische belemmeringen zijn voor de beoogde ontwikkeling en er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Ook de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van plan is beschreven.

Op basis van deze ruimtelijke onderbouwing kan worden geconcludeerd dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening en dat de voor het project benodigde vergunningen kunnen worden verleend.