direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wegtracé Vroonweg, Kabbelaarsweg en Hoogenboomlaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00331BphRE-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Dit bestemmingsplan, 'Wegtracé Vroonweg, Kabbelaarsweg en Hoogenboomlaan', voorziet in de herinrichting van de Vroonweg, de Kabbelaarsweg en de Hoogenboomlaan te Renesse (hierna te noemen: herinrichting VKH).

De herinrichting VKH is van belang, omdat de bestaande infrastructuur niet meer aan de eisen van de tijd voldoet, gelet op de verschillende gebruikers en voertuigen van/op de wegen en het achterliggende recreatiegebied.

Al jaren lang is de verkeersveiligheid in het plangebied in het gedrang. Bij het opstellen van het Masterplan Renesse, door de gemeenteraad in december 2015 vastgesteld, is de onveilige situatie ook geconstateerd, aan de hand waarvan dit project aan het uitvoeringsprogramma is toegevoegd. Het Masterplan Renesse is opgesteld in afstemming met vele maatschappelijke organisaties, waaronder de dorpsraad en de ondernemersvereniging, maar ook met bewoners en ondernemers. Allen onderschrijven de verkeersonveilige situatie op de route richting Renesse West. De aanpassing van de weg is in het Masterplan als prioriteit opgenomen, met als doel het verbeteren van de verkeersveiligheid, de toegankelijkheid en de aantrekkelijkheid van Renesse-West.

Dat de verkeersonveilige situatie opgelost moet worden, wordt nogmaals duidelijk vanwege het feit dat de gemeenteraad in 2018 het budget met enkele honderdduizenden euro's heeft verhoogd (tot 2,3 miljoen euro) om het beoogde ontwerp ook daadwerkelijk tot uitvoering te brengen. Bovendien heeft de raad met de verhoging van het budget tegelijkertijd aangegeven dat het teer houdende asfalt dat nu in de route is verwerkt, gesaneerd moet worden, hetgeen ook de volksgezondheid ten goede komt.

De oorzaken van de verkeersonveiligheid in het plangebied zijn divers:

  • De Vroonweg nodigt, zeker in het deel tussen de bocht na de rotonde en het huidige hotel, uit tot hard rijden, aangezien er in twee richtingen sprake is van een geasfalteerde en brede rijbaan, zonder snelheidsremmers, flitspalen en drempels. Het is bovendien een weg met volledig zicht over honderden meters. Dit, terwijl er officieel sprake is van een 30 kilometer weg.
  • De Kabbelaarsweg, zijnde de verbinding tussen de Vroonweg en de Hoogenboomlaan, is een vrij smalle geasfalteerde weg voor tweerichtingsverkeer, waarbij voetgangers en fietsers ook op de rijbaan verblijven. Dit zorgt voor gevaarlijke toestanden, zeker op drukke momenten en in combinatie met de onoverzichtelijke bochten. Er is hier geen ruimte voor een vrijliggend voet- en of fietspad.
  • De Hoogenboomlaan is over de totale lengte, tot aan de ingang van Camping Julianahoeve, eveneens een geasfalteerde weg, zonder snelheidsremmers, flitspalen en drempels. En ook hier is het zicht over honderden meter uitstekend, terwijl er sprake is van een 30 kilometer weg. Bijkomende gevaarlijke factoren zijn in dit geval de in- en uitgangen naar diverse recreatiebedrijven en onduidelijke voetgangers- en fietsstroken aan met name de zijde van de recreatiebedrijven.
  • Dit alles in combinatie met de intensiteit van het zwaar en gevaarlijk vrachtverkeer, dat tientallen keren per dag de recreatiebedrijven bevoorraadt. Het zwaartepunt ligt ook hier in de zomer, op het moment dat de omliggende wegen het meest gebruikt worden.

Er is in het verleden getracht om de snelheid van voertuigen op met name de Vroonweg en ook de Hoogenboomlaan via diverse signaleringen (bebording) en handhavend optreden te verminderen, maar dat heeft nauwelijks effect gehad. Anno 2021 moet de fietsers de rijbaan van de Vroonweg gebruiken, waardoor er enigszins sprake is van een remmende werking voor gemotoriseerd verkeer, vooral in drukke perioden. Het is noodzakelijk grootschalige aanpassingen aan deze toegangsweg naar Renesse West te doen, zowel fysiek als visueel.

Het voorgaande moet worden bezien in combinatie met de constatering dat er op Schouwen-Duiveland in het algemeen en Renesse in het bijzonder, steeds meer overnachtingen worden geboekt. Vooral in het schouderseizoen, het zomerseizoen en rond de gebruikelijke feestdagen is er sprake van een hoge bezettingsgraad op alle recreatieterreinen. Daarnaast is in het gemeentelijk recreatief beleid geconstateerd dat er een trend is van seizoenverlenging. De pieken in de zomermaanden nemen wat af, maar steeds meer komen toeristen jaarrond naar Renesse, waardoor ook alle wegen steeds drukker bezet worden. Vooral de combinatie van 'zoekend' vakantieverkeer (onder meer auto's met caravans) met het langzaam verkeer zorgt voor gevaarlijke situaties.

De focus voor de beoogde situatie is dan ook gericht op de verkeersveiligheid; de auto is te gast. Gemotoriseerd verkeer en fietsers gebruiken de nieuwe rijbaan van 5,5 m breed en de voetgangers gebruiken een vrijliggend voetpad van 2 meter breed.

De herontwikkeling wordt uitgevoerd in het kader van het Masterplan Renesse, dat in december 2015 door de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland is vastgesteld.

1.2 Doel

Het plan voorziet in een verbetering van de verkeersstructuur. De gemeente Schouwen-Duiveland is verantwoordelijk voor de herinrichting VKH. In paragraaf 3.1 wordt meer gedetailleerd ingegaan op de herinrichting VKH en de landschappelijke inpassing van de ontwikkeling in de omgeving.

Met onderhavig bestemmingsplan wordt de voorgenomen ontwikkeling voorzien van een actueel juridisch-planologisch kader. Het bestemmingsplan maakt het inpassingsplan voor de herinrichting VKH mogelijk.

1.3 Ligging en plangrenzen

Het plangebied is gelegen aan de zuidwestelijke rand van de kern Renesse, op Schouwen-Duiveland. Het plangebied behelst een klein deel van de gronden van het hotel aan de Vroonweg 33-35 (kadastraal bekend gemeente Westerschouwen, sectie H, nummer 568), het perceel van de voormalige Strandkerk gelegen aan de Hoogenboomlaan 3 (kadastraal bekend gemeente Westerschouwen, sectie H, nummer 567), alsmede een deel van de huidige Vroonweg, een deel van de Kabbelaarsweg en een deel van het nieuwe wegtracé van de Vroonweg.

Het plangebied bevindt zich op een zichtlocatie op 5 minuten rijden van het strand. De locatie ligt aan de entree van het recreatiegebied, met diverse voorzieningen en nabij het centrum van Renesse met de daarbij behorende horeca en detailhandel. Ten noordwesten van het plangebied bevinden zich woningen, Vakantiepark Schouwen, de Vroonplas, de locatie van de voormalige meelfabriek Krijger Molenaars en camping Eureka Park Renesse. Het plangebied grenst in het zuidwesten direct aan de Vroongronden die deel uitmaken van het Natura 2000-gebied Kop van Schouwen. Oostelijk van het plangebied ligt de voormalige camping De Karavaan. Afbeelding 1.1 geeft de globale ligging van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00331BphRE-VA01_0001.jpg"

Afbeelding 1.1: Globale ligging plangebied

1.4 Vigerend bestemmingsplan

Voor de gronden van het plangebied vigeren, tot op het moment dat het voorliggende plan in werking treedt, de bestemmingsplannen 'Kop van Schouwen', '1e herziening Kop van Schouwen' en 'Renesse'.

Het bestemmingsplan "Kop van Schouwen" is vastgesteld op 27 juni 2013 door de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland. De Raad van State heeft het besluit van 27 juni 2013 voor een aantal plandelen vernietigd. Op 22 mei 2019 is het bestemmingsplan '1e herziening Kop van Schouwen' vastgesteld. Uitsluitend de plandelen die zijn vernietigd door de Raad van State of waar ambtshalve aanpassing nodig is, zijn op de verbeelding van de 1e herziening aangepast. Voor de overige plandelen op de verbeelding geldt het moederplan "Kop van Schouwen". Voorliggend plangebied behoort niet tot de vernietigde plandelen, de herziening heeft dan ook geen rechtstreeks gevolg voor het plangebied.

Ter plaatse van het plangebied vigeren de bestemmingen 'Horeca', 'Maatschappelijk', 'Verkeer', 'Groen - Landschappelijk' en 'Natuur'. Tevens valt deels een geluidszone over het gebied, alsmede de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6'.

Binnen de bestemming 'Horeca' zijn de gronden bestemd voor de 'specifieke vorm van horeca - hotel', met een maximale bouwhoogte van 11 meter en een maximale goothoogte van 7 meter. De gronden met bestemming 'Maatschappelijk' zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, alsmede bijbehorende voorzieningen als ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water. Binnen de bestemming 'Verkeer' zijn de gronden bestemd voor wegen en straten met een profiel van 1x2 rijstroken, voet- en fietspaden en parkeerterreinen, groen- en speelvoorzieningen en andere voorzieningen ten behoeve van de bestemming, zoals straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, taluds, oevers, bruggen en fietstunnels.

De bestemming 'Groen-Landschappelijk' is opgenomen voor de gronden die bestemd zijn voor het behoud en/of herstel en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de ontwikkeling van potentiële natuurlijke en landschappelijke waarden. Ook zijn de gronden bedoeld als landschappelijke afscherming van recreatieterreinen door opgaande beplanting van voornamelijk streekeigen soorten en voor geluidwerende voorzieningen, een grondwal inbegrepen, en bijbehorende voorzieningen ten dienste van de bestemming.

Tot slot zijn de gronden binnen de bestemming 'Natuur' bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden, alsmede het behoud van cultuurhistorische waarde en bijbehorende voorzieningen ten dienste van de bestemming en hulpdiensten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00331BphRE-VA01_0002.jpg" Afbeelding 1.2: Vigerend bestemmingsplan "Kop van Schouwen"

Het bestemmingsplan 'Renesse' vastgesteld op 27 januari 2022) vigeert voor de gronden aan de oostzijde van het plangebied. Hier zijn de gronden bestemd voor 'Verkeer', 'Groen', 'Wonen' en 'Maatschappelijk'. Op gronden van de bestemming 'Verkeer' zijn geen gebouwen en overkappingen toegestaan. Deze gronden zijn uitsluitend bedoeld voor verkeers- en verblijfsdoeleinden: straten, voet- en fietspaden, rabatten, parkeerterreinen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, terrassen, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het openbare nut.

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor plantsoen, bermstroken, bermsloten, waterpartijen, paden, verhardingen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, geluidwerende voorzieningen en andere tot de bestemming behorende groen- en recreatieve voorzieningen.

De als 'Maatschappelijk' aangewezen gronden kennen de functieaanduiding 'brandweerkazerne'. Hier is naast voorzieningen op het gebied van onderwijs, welzijns- en gezondheidszorg, levensbeschouwing, openbare dienstverlening en kinder- en jeugddagopvang ook een brandweerkazerne toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00331BphRE-VA01_0003.jpg"

Afbeelding 1.3: Vigerend bestemmingsplan 'Renesse'

1.5 Strijdigheid met het vigerend bestemmingsplan

Voorliggend plan wijkt af van de vigerende bestemmingsplannen 'Kop van Schouwen' en 'Bebouwde kom Renesse'. Onderstaand zijn globaal de wijzigingen ten opzichte van de vigerende plannen beschreven.

Afwijking bestemmingsplan 'Kop van Schouwen'

De bestemmingen 'Verkeer', 'Horeca' en 'Maatschappelijk' zullen in voorliggend plan deels wijzigen ten behoeve van het nieuwe wegprofiel. De bestemming 'Groen - Landschappelijk' zal worden uitgebreid met een strook landschappelijk groen aan de westzijde van het bestaande hotel. De al opgenomen aanduiding 'houtwal' blijft behouden. De bestemming 'Natuur' blijft ook ongewijzigd.

Afwijking bestemmingsplan 'Renesse'

In voorliggend bestemmingsplan wordt de verkeersbestemming gewijzigd ten behoeve van het nieuwe wegprofiel. Daarnaast worden de gronden die in het vigerende bestemmingsplan zijn opgenomen als 'Groen', en een deel van de bestemming 'Wonen' en 'Maatschappelijk' gewijzigd in de bestemming 'Groen - Landschappelijk'.

1.6 Leeswijzer van de toelichting

Het bestemmingsplan bestaat uit een Toelichting, de Regels en de geometrisch bepaalde bestemmingen (de verbeelding). De toelichting bevat de nadere onderbouwing van de bestemmingslegging zoals in de regels en de verbeelding zijn gemaakt. Hoofdstuk 2 van deze toelichting geeft een analyse van de huidige situatie van het plangebied. In Hoofdstuk 3 wordt dieper ingegaan op het plan door middel van een uitgebreide planbeschrijving. Hoofdstuk 4 behandelt de beleidskaders die op het plangebied van toepassing zijn. In Hoofdstuk 5 wordt een overzicht van relevant onderzoek naar onder andere milieuaspecten behandeld. Hoofdstuk 6 bevat een toelichting op de juridische regeling. De economische uitvoerbaarheid is opgenomen in Hoofdstuk 7. Hoofdstuk 8 geeft tenslotte de toelichting op de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Analyse huidige situatie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het plangebied in de huidige situatie, zodat een duidelijk beeld van het totale gebied ontstaat.

2.2 Historische analyse

De locatie ligt op een belangrijke plek binnen de ruimtelijke structuur van Renesse, aan de entree van het recreatiegebied aan de Hoogenboomlaan. Het is een driehoekige ruimte, die is ontstaan doordat de oude wegen zich van hieruit opsplitsen (de Vroonweg richting Burgh-Haamstede en de Hoogenboomlaan richting de recreatieterreinen); zie afbeelding 2.1. De bestaande verkeersstructuuur (Vroonweg, Kabbelaarsweg en Hoogenboomlaan) voldoet niet meer aan de eisen van de gemeente, gelet op de verschillende gebruikers en voertuigen van/op de wegen en het achterliggende recreatiegebied. In paragraaf 1.1 is dit uitgebreid beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00331BphRE-VA01_0004.jpg"

Afbeelding 2.1: Historische kaart 1868 met globale ligging plangebied (Bron: www.atlas1868.nl)

2.3 Bestaande situatie plangebied

In de huidige situatie bevindt zich aan de Vroonweg het Fletcher-hotel met bijbehorende brasserie. Rondom het hotel staan bomen en struikgewassen, waardoor het hotel vanaf de weg slechts gedeeltelijk zichtbaar is. De Strandkerk, die oostelijk van het hotel was gesitueerd, is in het voorjaar van 2016 gesloopt. Hierna is het perceel ingezaaid met een diversiteit aan grassen en kruiden. De Vroonweg, ten zuidoosten van het plangebied gelegen, bestaat momenteel uit een geasfalteerde tweebaansweg voor gemotoriseerd verkeer met parallel daaraan, gescheiden door een groene berm, een voetpad (in afbeelding 2.2 is de huidige situatie weergegeven). Vanaf deze weg zijn het hotel, de parkeerplaats en de brasserie te bereiken. Deze weg takt in zuidwestelijke richting aan op de Kabbelaarsweg, een tweebaansweg zonder (vrijliggend) fiets- en voetpad (in afbeelding 2.3 is de huidige situatie weergegeven). De scherpe bocht vanaf de Vroonweg naar de Kabbelaarsweg zorgt voor een onoverzichtelijke verkeerssituatie, met name voor fietsers die richting de Vroongronden willen oversteken. De Kabbelaarsweg gaat over in de Hoogenboomlaan. Deze verharde weg is ingericht voor gemotoriseerd verkeer zonder vrijliggend fietspad; fietsen vindt plaats op hetzelfde wegdek. Een gedeelte van de weg is voorzien van een parkeerstrook. Parallel aan de weg is een hoger gelegen voetpad aanwezig (in afbeelding 2.4 is de huidige situatie weergegeven).

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00331BphRE-VA01_0005.jpg"

Afbeelding 2.2.: Bestaande situatie Vroonweg (bron: KuiperCompagnons)

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00331BphRE-VA01_0006.jpg"

Afbeelding 2.3.: Bestaande situatie Kabbelaarsweg (bron: GoogleMaps)

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00331BphRE-VA01_0007.jpg"

Afbeelding 2.4.: Bestaande situatie Hoogenboomlaan (bron: GoogleMaps)

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Uitgangspunten

Het doel van de plannen is om te komen tot een kwalitatieve herinrichting van het plangebied. Vanuit het gemeentelijk, algemeen maatschappelijk belang is het veiliger maken van de infrastructuur een urgente doelstelling.

3.2 Groene ontvangst de Vroongronden

In het Masterplan Renesse zijn de ambities neergelegd voor de transformatie van het dorp Renesse tot de aantrekkelijke en gezellige badplaats van de toekomst. Een van de prioriteitsprojecten in het Masterplan is het verbeteren van de verkeersveiligheid, de toegankelijkheid en de aantrekkelijkheid van Renesse-West. Om deze kwaliteitsslag te maken, is begin 2016 het project 'Herinrichting Strandkerk en omgeving' opgestart. Hierdoor ontstaat een aanzienlijke verbetering van de verkeersveiligheid in het gebied, vooral voor fietsers en wandelaars die van en naar de Vroongronden gaan. In nauwe samenwerking met de gemeente, de Dorpsraad, de Ondernemersvereniging, de ondernemers en de inwoners en andere betrokkenen is er de afgelopen jaren gewerkt aan het opstellen van een herinrichtingsplan voor de Strandkerk en omgeving.

Voor de herinrichting VKH is het planboek 'Groene ontvangst de Vroongronden' (definitief ontwerp en materialisatie voor de herinrichting van de Strandkerk en omgeving d.d. 26 juli 2019) opgesteld, dat is opgenomen als Bijlage 1. De belangrijkste uitgangspunten worden hieronder samengevat.

De belangrijkste doelstelling bij de herinrichting VKH (Vroonweg, Kabbelaarsweg en Hogendoornlaan) is een kwaliteitsimpuls voor de omgeving. Dat gebeurt enerzijds door de weg geheel opnieuw in te richten (in lijn met de uitstraling van het centrumgebied) en anderzijds door de verkeersveiligheid te verbeteren. De bestaande infrastructuur in en rondom het bestaande hotel voldoet niet meer aan de eisen van de tijd, gelet op de verschillende gebruikers en voertuigen van/op de wegen en het achterliggende recreatiegebied.

In de bestaande situatie wordt de doorgaande oost-westroute gevormd door de Hoogenboomlaan, de Kabbelaarsweg en de Vroonweg. In de toekomstige situatie wordt de Kabbelaarsweg afgewaardeerd tot langzaamverkeerspad en wordt de doorgaande route verlegd naar het noorden. De nieuwe route loopt deels over bestaande, te verbreden, weggedeelten van de Hoogenboomlaan-Vroonweg en gedeeltelijk over een nieuw tracé, waarbij de route het perceel van de voormalige Strandkerk doorkruist; zie afbeelding 3.1.

Het nieuwe tracé wordt een herkenbaar continu profiel van dorp tot aan de duinen/zee: een groene ontvangst voor de Vroongronden. Een samenhangende en herkenbare route naar Renesse-west waarbij de aantrekkingskracht wordt vergroot door het landschap beleefbaar te maken en de relatie met de Vroongronden te versterken. Je voelt dat je hier naar het strand/de duinen gaat.

In het nieuwe tracé wordt de rijbaan getransformeerd naar rijpad/fietsstraat, met fietsers op de rijbaan waarbij de auto te gast is en voetgangers op een royaal apart voetpad kunnen lopen (conform richtlijnen 30km/u-gebied). De rijbaan wordt optisch zo smal mogelijk gemaakt om hard rijden te beperken en het verblijfsklimaat te onderstrepen (beeld van een karrenspoor vergelijkbaar met de Jan van Renesseweg). De inrichting van de berm tussen voetpad en rijpad (fietsstraat) werkt optisch versmallend door toepassing van bomen, verlichting en bermpaaltjes te plaatsen, waardoor snelheid wordt afgeremd. Hemelwaterafvoer wordt waar mogelijk zichtbaar afgekoppeld op de berm/watergang langs de weg (bij berm aandacht voor drainage). Bijzondere aandacht is er voor particuliere erfafscheidingen, omdat zij mede beeldbepalend zijn voor de uitstraling van het heringerichte profiel.

Diverse pleintjes worden vormgegeven als attractiepunten en voorzien van bomen, keien en bijzondere verlichting, zodat aantrekkelijke en uitnodigende entrees van de diverse voorzieningen aan de weg ontstaan. De verkeersontsluiting van het gebied verloopt geheel via de oostelijk gelegen rotonde, zowel in de huidige alsook in de toekomstige situatie. Ook wordt de entree van het natuurgebied de Vroongronden (Natura 2000) sterk verbeterd en veiliger voor fietsers, door de informele fiets- en wandelroute in combinatie met het ruiterpad door te trekken richting het dorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00331BphRE-VA01_0008.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00331BphRE-VA01_0009.jpg"

Afbeelding 3.1: vernieuwd wegtracé

In afbeelding 3.1 is het nieuwe tracé opgenomen. Dit tracé takt aan op de bestaande verkeersstructuren en alleen waar het niet past binnen het vigerende bestemmingsplan is het tracé opgenomen in dit bestemmingsplan. De belangrijkste (planologische) wijzigingen bevinden zich nabij de kruising van de Vroonweg met de Hoogenboomlaan. Hier vervalt een deel van de maatschappelijke bestemming en komt een verkeersbestemming voor in de plaats. Daarnaast wordt een deel van de verkeersbestemming iets breder dan in de huidige situatie. Ter compensatie wordt op een aantal plekken de bestemming 'Groen – Landschappelijk' uitgebreid, zoals ter plaatse van de groenstrook ten noorden van de brandweer. Deze strook kent in het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Wonen'. De exacte ligging van de toekomstige bestemmingen is opgenomen op de bij dit plan behorende verbeelding.

Het nieuwe wegprofiel krijgt een landschappelijke inrichting die past bij de toeristische uitstraling van Renesse en de bezoekers/gasten verwelkomt. Vanaf de route beleeft men straks het landschap van de Vroongronden en zichtlijnen worden hersteld, kleine geluksmomentjes toegevoegd, zoals een bankje, die de route verbijzonderen. De basisverharding bestaat uit een terughoudend palet van klinkers, asfalt en beton dat fraai aansluit bij het rijke landschap. Een diversiteit aan landschappelijke boomsoorten staan op onregelmatige afstand in kruidenrijke bermen tussen voetpad en rijpad. Het meubilair, zoals de verlichting, de bermpaaltjes, bankjes sluiten aan op de familieband van Renesse en krijgen een natuurlijke uitstraling.

Afbeelding 3.2 toont het nieuwe profiel ter plaatse van de Hoogenboomlaan. In het planboek 'Groene ontvangst de Vroongronden' (Bijlage 1) zijn deeluitwerkingen voor het gehele tracé opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00331BphRE-VA01_0010.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00331BphRE-VA01_0011.jpg"

Afbeelding 3.2: doorsnede vernieuwde wegtracé

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Inleiding

De gemeente Schouwen-Duiveland heeft te maken met geldende beleidskaders van diverse overheden. Deze kaders zijn van invloed op de inhoud van een bestemmingsplan. Het gemeentelijke ruimtelijke beleid, zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, dient zich te bewegen binnen de marges van deze beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de voor dit plan relevante beleidskaders en de wijze waarop deze in dit plan hun grondslag vinden, beschreven.

Paragraaf 4.3 gaat in op het Rijksbeleid. Paragraaf 4.4 behandelt het provinciale beleid en paragraaf 4.5 het regionale beleid. Het relevante gemeentelijk beleid staat in paragraaf 4.6. Paragraaf 4.7 geeft tot slot de conclusies.

4.2 Europees beleid

Het bestemmingsplan sluit aan bij de verschillende Europese beleidskaders, waarvan de Kader Richtlijn Water de meest relevante is. De voornaamste beleidsuitgangspunten richten zich op het verbeteren van milieu- en natuurlijke kwaliteiten. In dit bestemmingplan zijn deze kwaliteiten beschermd door de regels en bestemmingen.

4.3 Rijksbeleid

Het bestemmingsplan sluit aan bij de verschillende nationale beleidskaders, waaronder de Nationale Omgevingsvisie (NOVI), het Besluit Algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de Erfgoedwet, het Nationaal bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan. De voornaamste beleidsuitgangspunten richten zich op het verbeteren van milieukwaliteiten, cultuurhistorische waarden en natuurlijke kwaliteiten. In dit bestemmingplan zijn deze beleidsuitgangspunten geborgd binnen het Masterplan c.q. de planopzet. De belangrijkste beleidsaspecten worden onderstaande toegelicht.

4.3.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Ook in de toekomst moet Nederland een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving bieden en economisch kunnen floreren. Daarom is het van belang om inzicht te hebben in de opgaven waar Nederland voor staat. De druk op de ruimte, de leefomgeving, vraagt voortdurend om afweging van verschillende belangen. Ook internationale ontwikkelingen, de invloed van technologie en de groeiende verschillen tussen regio's vragen om snellere, creatieve en integrale afwegingen. Het klimaat verandert en er moet zorgvuldiger worden omgaan met energiebronnen en grondstoffen. Ook daaruit vloeien nieuwe opgaven. In aanloop naar de Omgevingswet is er één rijksvisie op de leefomgeving opgesteld: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. De eerste Nationale Omgevingsvisie is in september 2020 vastgesteld. De NOVI vervangt op nationaal niveau de Structuurvisie infrastructuur en ruimte (SVIR) en de strategische ruimtelijke delen van het verkeers- en vervoerplan, het nationale waterplan, de natuurvisie en het milieubeleidsplan. Bij inwerkingtreding van de Omgevingswet geldt de NOVI als nationale visie onder de Omgevingswet.

Voorliggend projectgebied wordt niet specifiek benoemd in de NOVI en het plan is niet in strijd met de doelen uit de visie.

4.3.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) uit 2011 de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Onderwerpen waarvoor het Rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht.

In 2012 is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen hoofdinfrastructuur, elektriciteitsvoorziening, het regime van de herijkte ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied). Ook is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking (duurzaamheidsladder) per 1 juli 2017 verplicht (artikel 3.1.6 lid twee en drie Bro). Dit betekent dat indien een bestemmingsplan voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling, getoetst dient te worden aan de ladder. De aanleg of herinrichting van een weg wordt niet als stedelijke ontwikkeling aangemerkt als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid van het Bro. De herinrichting hoeft dus niet te worden getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

De Vroongronden, direct ten westen van het nieuwe hotel, zijn in het Barro aangeduid als 'kustfundament'. Hier geldt op basis van artikel 2.3.2. van het Barro: "In een bestemmingsplan dat een wijziging inhoudt ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die een belemmering vormen voor het uitzicht op de vrije horizon vanaf de gemiddelde hoogwaterlijn met de blik op zee". Aangezien dit bestemmingsplan ter plaatse van het kustfundament geen bebouwing of anderszins significante wijzigingen mogelijk maakt, wordt aan deze bepaling voldaan.

Conclusie

Het plan voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Binnen het aangeduide kustfundament zal geen bebouwing worden mogelijk gemaakt. Voor het overige zijn in het Barro geen onderwerpen benoemd die betrekking hebben op onderhavig plan.

4.4 Provinciaal beleid

4.4.1 Omgevingsplan Zeeland

Zolang de nieuwe Omgevingswet nog niet in werking is, moet de Provincie zich houden aan de huidige wetgeving. Met het vaststellen van het Omgevingsplan 2018 is getracht om, daar waar mogelijk, rekening te houden met de komende Omgevingswet.

Het Omgevingsplan Zeeland 2018 is het provinciaal beleidsplan voor de volle breedte van de fysieke leefomgeving. Het plan bevat beleid over economie, ruimte, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu. Voortzetting van het voorgaande beleid was het uitgangspunt. Nieuw beleid is er onder meer voor de inrichting van de kustzone, energietransitie en klimaat-adaptatie. Het beleid is meer op hoofdlijnen beschreven en bouwt voort op de visie Zeeland 2040. Het Omgevingsplan Zeeland 2018 is vastgesteld op 21 september 2018.

De kern van het omgevingsplan wordt gevormd door vier integrale strategische toekomstgerichte opgaven die nationaal en provinciaal centraal staan:

  • Duurzame en concurrerende economie
  • Klimaatbestendige en -neutrale samenleving
  • Waardevolle leefomgeving
  • Toekomstbestendige bereikbare woon-, werk- en verblijfomgeving

Het provinciaal omgevingsplan geeft invulling aan deze opgaven door ruimte te bieden voor economische vernieuwing en ontwikkeling van Zeeland en te zorgen voor een veilige en gezonde leef- en werkomgeving, tegen de achtergrond van veranderingen in rijksbeleid, bevolkingsontwikkeling en klimaat.

De ontwikkeling wordt op zorgvuldige wijze landschappelijk ingepast middels het versterken van de beleefbaarheid van de Vroongronden. Dit sluit aan op het provinciale doel om de realisatie in samenhang met landschapsversterking uit te voeren. Tevens is het plangebied goed bereikbaar, mede door de herinrichting VKH. Gelet hierop is de ontwikkeling in lijn met de doelstellingen uit het provinciale omgevingsplan.

4.4.2 Provinciale Omgevingsverordening

Op 21 april 2020 is de Omgevingsverordening Zeeland 2018 (actualisatieplan 4) in werking getreden, in het verlengde van het provinciale omgevingsplan. De Omgevingsverordening richt zich – net zo breed als het Omgevingsplan – op de fysieke leefomgeving in de Provincie Zeeland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, maar ook op het gebied van mobiliteit, milieu, natuur, water en bodem.

Natuurgebieden

In de omgevingsverordening is een deel van het plangebied aangemerkt als ‘Bestaande Natuur’. Hiervoor geldt dat in de toelichting van een bestemmingsplan waarin bestemmingen worden aangewezen dan wel regels worden gegeven voor gronden die zijn gelegen binnen 100 meter rond bestaande natuurgebieden, een beschrijving wordt gegeven van de wijze waarop rekening is gehouden met de wezenlijke kenmerken en waarden van de natuurgebieden en waarin aannemelijk wordt gemaakt dat geen onevenredige aantasting van de bedoelde kenmerken en waarden plaatsvindt. Met het plan wordt met name de beleving van de Vroongronden, het nabijgelegen natuurgebied, versterkt. Tevens wordt met de verlegging van de Vroonweg een route vanuit het dorp richting het natuurgebied gecreëerd voor langzaam verkeer. Dit omwille van het versterken van de relatie van het dorp met de omringende natuur van Renesse.

Uit de uitgevoerde ecologische quickscan (Bijlage 7) is gebleken dat de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Kop van Schouwen mogelijk worden aangetast. Een passende beoordeling was daarom nodig om te bepalen of de negatieve effecten op aangewezen habitattypen en -soorten significant zijn. Uit de passende beoordeling (Bijlage 9) blijkt dat er geen significant negatieve effecten te verwachten zijn. Zie ook paragraaf 5.12 van deze toelichting.

In de omgevingsverordening is een deel van het gebied aangemerkt als 'Duisternisgebied'. In en in de nabijheid van de aangewezen duisternisgebieden mag extra alertheid en zorgvuldigheid worden verwacht van personen en instanties die hier activiteiten ontplooien die de kwaliteit van de heersende duisternis negatief kunnen beïnvloeden. Daarom is er een (bijzondere) zorgplicht ter bescherming van deze kwaliteit opgenomen.

Voorgenomen ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op het aangewezen duisternisgebied. De aanwijzing van duisternisgebieden betreft een fysieke begrenzing waarbij normale bedrijfsactiviteiten en de gebieden met waarde voor duisternis elkaar niet bijten. Het gaat dus niet om bestaande activiteiten die lichtemissie veroorzaken op of in de begrensde gebieden voor zolang ze in hun huidige vorm, locatie, omvang en tijd blijven plaatsvinden.

Landschap en cultuurhistorie

Het plangebied grenst aan de Vroongronden, zie afbeelding 4.1. Dit betreft één van de gebieden behorende tot het Natuurnetwerk Nederland (NNN) c.q. Natuurnetwerk Zeeland (NNZ, de voormalig EHS) en de open entree van Zeeland. In de verordening wordt aangegeven dat in de toelichting bij een bestemmingsplan waarin gronden worden aangewezen dan wel regels worden gegeven voor landschappen of cultuurhistorische elementen, inzicht moet worden gegeven in de landschappelijke en cultuurhistorische waarden en stelt daartoe regels.

In het kader van de herinrichting VKH wordt een klein stukje van de Vroongronden onttrokken aan het NNZ, ten behoeve van een optimale inpassing van de nieuwe wegenstructuur. Met de voorziene ontwikkeling worden de landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig aangetast. Sterker, door de herinrichting VKH is sprake van een landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitsverbetering ter plaatse. De relatie met het natuurgebied wordt versterkt ten opzichte van de huidige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00331BphRE-VA01_0012.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00331BphRE-VA01_0013.jpg"

Afbeelding 4.1.: Uitsnede kaart 12 Landschapselementen en cultuurhistorische elementen

4.5 Regionaal beleid

Het bestemmingsplan sluit aan bij de verschillende regionale beleidskaders, waaronder het Toetskader bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid, het Waterbeheerplan en de Keur watersysteem Waterschap Scheldestromen. De voornaamste beleidsuitgangspunten richten zich op het verbeteren van veiligheid en milieukwaliteit. In onderhavig bestemmingsplan zijn deze waarden beschermd door middel van gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden die passend zijn binnen het regionaal beleid.

4.6 Gemeentelijk beleid

4.6.1 Masterplan Renesse

Het Masterplan Renesse is in december 2015 door de gemeenteraad vastgesteld en bestaat uit twee delen. Het eerste deel is het toekomstperspectief: een inspirerende visie op de toekomst van Renesse voor de komende 20 tot 30 jaar. Deel twee bevat de uitvoeringsparagraaf met projectenlijst. De wijze waarop de gemeente private initiatieven toetst en faciliteert en (gemeentelijke) projecten realiseert, is uitgewerkt in de uitvoeringsparagraaf en is een direct uitvloeisel van de inhoud van het toekomstperspectief. De projectenlijst met prioriteiten zijn vrijwel een automatisch gevolg van het samenspel van toekomstperspectief en uitvoeringsparagraaf.

De totstandkoming van het Masterplan Renesse is intensief en interactief geweest. In de projecten stuurgroep waren (bestuurs)leden van de dorpsraad en ondernemingsvereniging vertegenwoordigd. Verder zijn diverse keren klankbordgroepen gebruikt om (concept) documenten te beoordelen. Daarnaast zijn er enkele presentaties georganiseerd in het dorp.

Het Masterplan Renesse is het toetsingskader voor zowel bekende als toekomstige initiatieven. Ten eerste hebben de bij de gemeente bekende initiatieven een plaats gekregen in het Masterplan en zijn prioriteiten bepaald, onder mee voor de herinrichting van de openbare ruimte. Toekomstige initiatieven, die nu nog niet bekend zijn bij de gemeente, kunnen worden getoetst aan de opgaven, functionele en ruimtelijke uitgangspunten in het Masterplan Renesse.

De gemeente heeft enerzijds een rol als aanjager/uitvoerder, door projecten zelf uit te voeren, belangrijke koppelingen te maken tussen projecten en gesprekken aan te gaan met ontwikkelaars. Anderzijds is de gemeente faciliterend, door initiatieven van derden zoveel mogelijk te ondersteunen bijvoorbeeld door middel van wijziging van het bestemmingsplan

Plangebied

Het plan levert een bijdrage aan diverse opgaven en ambities die in het Masterplan Renesse worden genoemd. Eén van de opgaven is de natuur en het landschap verder het dorp inbrengen. Omdat er de afgelopen jaren veel is geïnvesteerd in het ontwikkelen van natuur rond Renesse, is het voorts van belang de natuur en het landschap verder het dorp in te brengen en het daar ook beter ervaarbaar en toegankelijk te maken. Met het verleggen van de Vroonweg naar de noordzijde van het plangebied wordt via de zuidzijde de route richting de Vroongronden vanaf het dorp versterkt. Door een verbinding tussen het dorp met het natuurschoon van de Vroongronden te creëren, wordt de natuurbeleving voor onder meer ruiters, fietsers en wandelaars versterkt. Dit sluit aan bij de opgave om het fijnmazige netwerk van wandel- en fietsroutes verder aan te vullen en deze routes aantrekkelijker en veiliger te maken.

De bestaande infrastructuur geeft door de huidige inrichting een hoofdrol aan de automobilist. De voorliggende ontwikkeling biedt een kans om de uitstraling van de openbare ruimte te verbeteren. Ook de verkeerssituatie verdient aandacht; vooral een veilige kruising van de Vroonweg en de Kabbelaarsweg. De herontwikkeling levert zodoende een bijdrage aan de landschappelijke kwaliteit en het oplossen van een ruimtelijk knelpunt.

De omgeving Vroonweg wordt in het Masterplan tevens benoemd als een van de belangrijkste ontwikkelgebieden van Renesse. Ontwikkelgebieden zijn gebieden waar veel verschillende opgaven samenkomen en een grootse slag kan worden geslagen in het verder ontwikkelen van Renesse tot een aantrekkelijke, levendige en groene badplaats. De rode draad in de opwaardering van de ontwikkelgebieden vormt de verkeersstructuur. Het aanpassen van de verkeersstructuur in en om het centrum is een randvoorwaarde voor het opknappen van het hart van Renesse en de gebieden daar om heen. Een deel van het perceel van de voormalige Strandkerk wordt aangewend ten behoeve van de herinrichting VKH. Met de herinrichting en opwaardering van de infrastructuur wordt zodoende een aantrekkelijke entree gecreëerd voor de Vroongronden.

4.7 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het onderhavig plan aansluit bij het beleid zoals hierboven beschreven.

Hoofdstuk 5 Milieu

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de voor dit bestemmingsplan relevante milieu- en omgevingsaspecten beschreven.

5.2 Milieueffectrapportage

5.2.1 Kader

Het inwerkingtredingsbesluit wijziging Besluit m.e.r. is op 7 juli 2017 in werking getreden. In dit gewijzigde Besluit m.e.r. is de nieuwe procedure omtrent de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. Het besluit is aangepast omdat de Europese rechter heeft geoordeeld dat de drempelwaarden voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten onvoldoende recht deden aan de vraag of er sprake is van "aanzienlijke gevolgen voor het milieu". Het besluit is aangepast en de drempelwaarden zijn nu indicatief. Dat betekent dat als een project (ruim) onder de drempelwaarden blijft er wel een toetsing moet worden gedaan. Het bevoegd gezag moet zich er van vergewissen dat er daadwerkelijk geen aanzienlijke gevolgen voor het milieu zijn. Bij de wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken niet zijnde een, autosnelweg of autoweg, zoals aangegeven in D 1.2, kolom 2, kan er sprake zijn van een m.e.r.-plicht in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een weg met een tracélengte van 5 kilometer of meer.

De drempelwaarden in het Besluit m.e.r. (kolom 2-'gevallen' in de D-lijst) zijn gebaseerd op algemene kenmerken van een activiteit en een globale aanname dat bij gevallen onder de drempelwaarde geen belangrijke nadelige milieugevolgen zullen optreden. Dat hoeft echter niet altijd het geval te zijn: in bepaalde gevallen kan een activiteit met een kleinere omvang wel degelijk belangrijke nadelige milieugevolgen hebben.

De consequentie van de nieuwe regeling is dat in elk besluit of plan, dat betrekking heeft op activiteiten, die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan m.e.r. Er zal een toets moeten worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

      • a. belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
      • b. belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor een m.e.r.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is dus altijd nodig als een besluit of plan wordt voorbereid over activiteiten die voorkomen op de D-lijst. Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud.

5.2.2 Koppeling plan-m.e.r.-plicht - passende beoordeling

De voorgenomen activiteit, de aanpassing van de wegeninfrastructuur, is getoetst aan de Wet natuurbescherming, onderdeel gebiedsbescherming (zie paragraaf 5.12). In de omgeving van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Kop van Schouwen. Als gevolg van de herontwikkeling zijn significant negatieve effecten op het nabijgelegen Natura 2000-gebied vooraf niet uit te sluiten. Ingevolge artikel 2.8, eerste lid van de Wet natuurbescherming is het opstellen van een passende beoordeling dan verplicht. In een passende beoordeling wordt onderzocht of aantasting van de natuurlijke kenmerken, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van een gebied, kan worden verwacht. In het bestemmingsplan moet met de mogelijke gevolgen rekening worden gehouden.

Deze passende beoordeling is inmiddels opgesteld (zie Bijlage 9 en paragraaf 5.12).

De koppeling tussen het opstellen van een passende beoordeling en een plan-MER voor een plan of programma is opgenomen in art. 7.2a, lid 1 Wm. Het tweede lid van dit artikel bevat de mogelijkheid om op deze koppeling een uitzondering te maken, namelijk voor categorieën van gevallen, waarin sprake is van kleine gebieden en kleine wijzigingen die geen aanzienlijke milieueffecten hebben. Deze uitzondering wordt uitgewerkt in een nieuw artikel 3 van het Besluit milieueffectrapportage (“Besluit-m.e.r.“). Hiermee wordt de mogelijkheid gecreëerd om voor twee specifieke situaties door middel van een m.e.r.-beoordeling te concluderen dat geen plan-MER hoeft te worden opgesteld. Hiervoor moet worden voldaan aan drie eisen, namelijk:

  • een bestuursorgaan van de gemeente moet bevoegd gezag zijn. De plan-m.e.r.-beoordeling is hierdoor uitgesloten voor plannen of programma’s van de provincies of het Rijk;
  • het plan moet zien op een omvang van het grondgebied van de gemeente dat klein is in verhouding tot het totale grondgebied van de gemeente;
  • het bevoegd gezag heeft beoordeeld of het plan geen aanzienlijke milieueffecten heeft.

Voorliggend plan voldoet aan bovenstaande criteria, waardoor er gebruik kan worden gemaakt van de uitzondering en het opstellen van een plan-MER niet noodzakelijk is.

5.2.3 Toetsing

De ontwikkeling valt onder de eerste kolom van de D-lijst horende bij het Besluit m.e.r. (categorie 1.2). De drempelwaarde van een tracélengte van 5 kilometer (kolom 2) wordt niet overschreden. Voor de ontwikkeling kan gebruik worden gemaakt van de uitzonderingsmogelijkheden zoals hierboven beschreven. Het bevoegd gezag moet, op basis van artikel 7.19 van de Wet milieubeheer een (vormvrij) m.e.r. beoordelingsbesluit nemen, voorafgaand aan de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient rekening gehouden te worden met de criteria zoals die zijn opgenomen in bijlage III van de EU richtlijn milieubeoordeling projecten. Deze worden hieronder behandeld:

1. Kenmerken project / activiteit

Het plan voorziet in de herinrichting van de Vroonweg, de Kabbelaarsweg en de Hoogenboomlaan te Renesse De drempelwaarde van een tracélengte van 5 kilometer (kolom 2) wordt niet overschreden.

2. Plaats van het project / activiteit

Het plangebied is gelegen aan de zuidwestelijke rand van de kern Renesse, op Schouwen-Duiveland. Het plangebied behelst een klein deel van de gronden van het hotel aan de Vroonweg 33-35 (kadastraal bekend gemeente Westerschouwen, sectie H, nummer 568), het perceel van de voormalige Strandkerk gelegen aan de Hoogenboomweg 3 (kadastraal bekend gemeente Westerschouwen, sectie H, nummer 567), alsmede een deel van de huidige Vroonweg, een deel van de Kabbelaarsweg en een deel van het nieuwe wegtracé van de Vroonweg.

3. Samenhang met andere activiteiten

Er zijn geen concrete andere activiteiten in de omgeving van het plangebied gepland of in uitvoering.

4. Kenmerken van de (mogelijk belangrijke) nadelige milieugevolgen

Voor de beoogde ontwikkeling zijn in het kader van het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan reeds meerdere milieuaspecten afgewogen die (mogelijk) negatieve effecten als gevolg hebben. In het kader van de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar de volgende aspecten:

  • Bedrijven en milieuzonering
  • Explosieven
  • Luchtkwaliteit
  • Geluid (wegverkeerslawaai)
  • Bodem
  • Archeologie
  • Water
  • Externe veiligheid
  • Kabels en leidingen
  • Flora en fauna
  • Licht en duisternis

Het plangebied blijft ruim onder de drempelwaarde zoals opgenomen in de D-lijst van het Besluit m.e.r. In de volgende paragrafen is per aspect beoordeeld wat de effecten van het plan zijn. Uit de onderzoeken die zijn uitgevoerd blijkt dat als gevolg van de realisatie van het plan geen (significante) nadelige milieueffecten optreden – noch op zichzelf, noch in onderlinge samenhang bezien- waardoor een uitgebreide m.e.r.-beoordeling niet aan de orde is.

Uit de conclusies per milieuaspect (en de achterliggende onderzoeken) blijkt dat deze aspecten de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Het is in de lijn der verwachting dat op grond van de afzonderlijke wet- en regelgeving per specifiek onderwerp de eventueel noodzakelijke ontheffingen en vergunningen worden verleend.

5.3 Bedrijven en milieuzonering

5.3.1 Kader

Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen, die zijn samengevat in tabel 5.1. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00331BphRE-VA01_0014.jpg"

Tabel 5.1 Richtafstanden volgens 'Bedrijven en milieuzonering 2009'.

5.3.2 Onderzoek

Het wijzigen van infrastructuur wordt niet aangemerkt als milieubelastende functie zoals bedoeld in de handreiking. Het bestemmingsplan maakt daarnaast geen (nieuwe) gevoelige bestemmingen mogelijk, waardoor onderzoek niet benodigd is.

5.3.3 Conclusie

Gelet op het voorgaande wordt geconcludeerd dat het aspect bedrijven en milieuzonering niet leidt tot belemmeringen.

5.4 Explosieven

Het plangebied ligt voor een klein deel in een gebied met een lage trefkans; zie afbeelding 5.3. Het merendeel van het plangebied wordt als niet verdacht beschouwd. In het verleden (naoorlogs) hebben er grondroerende werkzaamheden plaatsgevonden waarbij eventuele gevonden explosieven destijds zijn opgemerkt en afgevoerd. Ter plaatse van de herinrichting VKH vinden geen diepgaande grondwerkzaamheden plaats, er zal alleen aan de oppervlakte worden gewerkt. Onderzoek naar NGE’s (niet gesprongen explosieven) is derhalve niet nodig. Gedurende de werkzaamheden dient volgens 'Protocol Toevalstreffer CE uit de Tweede Wereldoorlog' uit het gemeentelijke CE beleidsplan gewerkt te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00331BphRE-VA01_0015.jpg"

Afbeelding 5.1.: overzicht trefkans explosieven in relatie tot plangebied

Gelet op het voorgaande wordt geconcludeerd dat het aspect explosieven niet leidt tot belemmeringen.

5.5 Luchtkwaliteit

5.5.1 Kader

Onderzoek naar luchtkwaliteit moet bij bestemmingsplannen worden uitgevoerd op grond van hoofdstuk 5, titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen' van de Wet milieubeheer. De titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen' is beter bekend als de Wet luchtkwaliteit. De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren en waarin alle ruimtelijke ontwikkelingen/projecten zijn opgenomen die de luchtkwaliteit in belangrijke mate verslechteren.

Het doel van de NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de luchtverontreinigende stoffen. Voor wegverkeer zijn stikstofdioxide (NO2), fijnstof (PM10) en zeer fijnstof (PM2,5) de belangrijkste stoffen. De in de Wet luchtkwaliteit gestelde norm voor NO2 en PM10 jaargemiddelde grenswaarde is voor beide stoffen 40 µg/m3. Daarnaast mag de PM10 24 uurgemiddelde grenswaarde van 50 µg/m3 maximaal 35 keer per jaar worden overschreden. De jaargemiddelde grenswaarde voor zeer fijnstof (PM2,5) bedraagt 25 µ g/m3.

Met het van kracht worden van het NSL zijn de tijdstippen waarop moet worden voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden NO2 en PM10 aangepast. Voor PM10 is dat 11 juni 2011 en 1 januari 2015 voor NO2. De grenswaarde voor PM2,5 is vanaf 1 januari 2015 van toepassing.

Naast de introductie van het NSL is het begrip 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Een project draagt NIBM bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als de NO2 en PM10 jaargemiddelde concentraties niet meer toenemen dan 1,2 µg/m3. In dat geval is de ontwikkeling als NIBM te beschouwen.

Een ruimtelijke ontwikkeling vindt volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang als ten minste aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

  • de ontwikkeling is opgenomen in het NSL;
  • de ontwikkeling aangemerkt wordt als een NIBM-project;
  • de gestelde grenswaarden in bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit niet worden overschreden;
  • projectsaldering kan worden toegepast.

Voor zover de ruimtelijke ontwikkeling is opgenomen in het NSL of de ontwikkeling kan worden aangemerkt als NIBM-project is toetsing aan de grenswaarden van de Wet luchtkwaliteit niet nodig.

5.5.2 Onderzoek

Er is onderzoek uitgevoerd naar de absolute waarde van de concentraties luchtverontreinigende stoffen op een afstand van 10 m van de rand weg en ter plaatse van de omliggende woningen in de plansituatie (KuiperCompagnons, Luchtkwaliteitonderzoek, 3 juni 2021). De resultaten van dit onderzoek worden hieronder beknopt weergegeven; de volledige rapportage is als Bijlage 8 bijgevoegd.

Uit de resultaten voor de luchtverontreinigende stoffen NO2, PM10 en PM2,5 op een afstand van 10 m vanaf de rand van de weg blijkt dat deze jaargemiddelde concentratie luchtverontreinigende stoffen respectievelijk 14, 17 en 9 µg/m3 bedraagt. Deze concentratie is ruim lager dan de grenswaarde van deze stoffen.

Een overschrijding van de 24 uurgemiddelde grenswaarde voor PM10, te weten 35 dagen van meer dan 50 µg/m3, treedt op bij een jaargemiddelde concentratie die hoger is dan 32 µg/m3. Aangezien de jaargemiddelde concentratie van PM10 maximaal 17 µg/m3 bedraagt, kan op grond van statistische regels voor de daggrenswaarde worden geconcludeerd dat het aantal overschrijdingsdagen zeker niet meer is dan 35 dagen per jaar.

Ter plaatse van de beschouwde woningen is de bijdrage van het verkeer en de absolute waarde van de concentratie luchtverontreinigende stoffen kleiner, omdat de woningen langs het weggedeelte met de hoogste intensiteit aan motorvoertuigen op grotere afstand dan 10 m van de rand van de weg zijn gelegen. Uit de resultaten blijkt dat deze jaargemiddelde concentratie voor de luchtverontreinigende stoffen NO2, PM10 en PM2,5 respectievelijk 13, 17 en 9 µg/m3 bedraagt. Omdat deze jaargemiddelde concentraties veel lager zijn dan de gestelde grenswaarden vanuit de Wet luchtkwaliteit en tevens lager zijn dan de advieswaarden van de WHO, zijn er vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening geen belemmeringen te verwachten vanuit het aspect luchtkwaliteit.

Het onderzoek naar de concentraties luchtverontreinigende stoffen heeft plaatsgevonden voor de plansituatie in het beoordelingsjaar 2021. Verwacht wordt dat in de toekomst de achtergrondconcentraties en emissies van motorvoertuigen afnemen. Dit betekent dat de berekende concentraties in de toekomst afnemen. Omdat in het jaar 2021 het aspect luchtkwaliteit niet leidt tot belemmeringen is dat ook niet het geval in toekomstige jaren.

5.5.3 Conclusie

Zoals uit het bovenstaande blijkt vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering.

5.6 Wegverkeerslawaai

5.6.1 Kader

Langs een weg bevindt zich overeenkomstig artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh, 2007) aan weerszijden een zone waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. De zonebreedte is afhankelijk van het aantal rijstroken, de snelheid en van de aard van de omgeving (stedelijk of buitenstedelijk gebied).

De definities van stedelijk en buitenstedelijk gebied zijn opgenomen in artikel 1 Wgh. Deze definities luiden:

  • stedelijk gebied: het gebied binnen de bebouwde kom (bepaald door komgrensborden) met uitzondering van het gebied binnen de zone van een autoweg of autosnelweg;
  • buitenstedelijk gebied: het gebied buiten de bebouwde kom en het gebied binnen de bebouwde kom dat is gelegen binnen de zone van een autoweg of autosnelweg.

Omdat dit onderzoek uitsluitend betrekking heeft op 30 km-wegen, is er vanuit de Wgh geen noodzaak voor het uitvoeren van een akoestisch onderzoek. Op grond van jurisprudentie dient vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening echter ook onderzoek plaats te vinden naar het aspect wegverkeerslawaai rond de 30 km-wegen. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt wordt als referentiekader de normstelling van de reconstructie van een weg gehanteerd. Hierbij is een geluidsbelasting tot de voorkeursgrenswaarde zonder meer aanvaardbaar. Is de geluidsbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde en de toename groter dan 1,5 dB (met andere woorden hoorbaar voor een gemiddeld menselijk oor) dan moeten maatregelen worden afgewogen.

5.6.2 Onderzoek

Met dit bestemmingsplan wordt de herinrichting van de Hoogenboomlaan, Vroonweg en Kabbelaarsweg mogelijk gemaakt. De akoestische effecten zijn getoetst ter plaatse van de langs de genoemde wegen gelegen woningen (KuiperCompagnons, Akoestisch onderzoek, 28 mei 2021). Het akoestisch onderzoek is opgenomen in Bijlage 6 van deze toelichting.

Resultaten onderzoek

Uit het onderzoek blijkt dat ter hoogte van het te reconstrueren deel van de Hoogenboomlaan zes woningen in de situatie na verlegging een toename van de geluidsbelasting ondervinden die hoger is dan 1,5 dB, waarbij de geluidsbelasting in de situatie na verlegging hoger is dan de voorkeursgrenswaarde.

In de onderstaande tabel is de maximale toename per adres weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00331BphRE-VA01_0016.png"

Maatregelen

Omdat sprake is van een significante toename van de geluidsbelasting ter plaatse van de 6 woningen, zijn vanuit van een goede ruimtelijke ordening maatregelen onderzocht.

Maatregel in het overdrachtsgebied: Plaatsen van geluidwerende voorzieningen.

Deze maatregel bestaat ter hoogte van de woning Hoogenboomlaan 28c uit een geluidsscherm van minimaal 1,4 meter hoog op het perceel van de woning. Deze hoogte van dit scherm is zo gekozen dat de geluidsbelasting op de begane grond voldoet aan de voorkeursgrenswaarde. In deze situatie is het, gezien de stedenbouwkundige en verkeerskundige gewenste situatie, niet mogelijk zodanig hoge geluidsschermen te plaatsen dat ook op de verdieping van de woning sprake is van een significante reductie.

De andere 5 woningen zijn gelegen op de hoek van de Vroonweg en de Zeedistelweg. Rond het kruispunt van de Vroonweg met de Zeedistelweg is het plaatsen van schermen niet mogelijk vanwege reflecties die de schermen veroorzaken op de tegenoverliggende woningen en de vele in- en uitritten. Ook verstoren de schermen het beeld vanaf de weg in grote mate en wordt het uitzicht vanuit de betreffende woningen zelf verstoord. Daarnaast is het bij geluidsschermen altijd een risico dat 'hoekjes uit het zicht' ontstaan, wat kan leiden tot sociale onveiligheid. Tot slot zullen dergelijke schermen in de praktijk waarschijnlijk juist leiden tot hinderlijke pieken in de geluidsbeleving vanwege de reflectie en versnipperde ligging. Voor andere overdrachtsmaatregelen, zoals een grondwal, is fysiek geen ruimte, en daarbij zouden overigens ook grotendeels de bovenstaande negatieve effecten eveneens optreden.

Bronmaatregel: Verlagen van de snelheid.

Het verlagen van de snelheid is feitelijk niet mogelijk, aangezien de weg nu reeds een 30 km/h-regime kent. Het verminderen van het verkeer ligt ook niet binnen de mogelijkheden, aangezien de route de enige (en daarmee belangrijkste) oost-westverbinding voor gemotoriseerd verkeer door/langs Renesse vormt.

Bronmaatregel: Afstand tot geluidsgevoelige bestemmingen.

De nieuwe weg komt op ongeveer dezelfde afstand van de bestaande woningen af te liggen als de bestaande weg. Bij het ontwerpen van het wegprofiel is gezocht naar een zo goed mogelijke verdeling van 'groen' en 'grijs'. Het verschuiven van de toekomstige rijlopers in zuidelijke richting is op de meeste plekken fysiek onmogelijk door de beperkte breedte van het profiel.

Resultaat na het nemen van maatregelen

Na de realisatie van een scherm met een minimale hoogte van 1,4 meter op de perceelsgrens van de woning aan de Hoogenboomlaan 28c kan de geluidsbelasting op de begane grond worden teruggebracht tot de voorkeursgrenswaarde. De aanleg van dit scherm is geborgd in de planregels van dit bestemmingsplan. Andere schermen zijn niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00331BphRE-VA01_0017.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00331BphRE-VA01_0018.jpg"

Afbeelding 5.2.: Onderzochte woningen en situering geluidsschermen

Onderbouwing goed woon- en leefklimaat

Belangrijk om te melden is dat de beoogde reconstructie VKH zeer gewenst is. De ontwikkeling is reeds opgenomen in het Masterplan Renesse, waarvan één van de prioriteitsprojecten was het verbeteren van de verkeersveiligheid, de toegankelijkheid en de aantrekkelijkheid van Renesse-West. Bij de opstelling van dit Masterplan heeft veel en intensief overleg plaatsgevonden met de inwoners van Renesse en andere betrokkenen. In nauwe samenwerking met de gemeente, de Dorpsraad, de Ondernemersvereniging, de ondernemers en de inwoners en andere betrokkenen is daarna gewerkt aan het opstellen van een herinrichtingsplan van de Strandkerk en omgeving. In het inrichtingsplan (Bijlage 1) is het toe te passen wegprofiel - te weten een karrespoor van asfalt (twee stroken van circa 2,25 m breed), gescheiden door een klinkerstrook van 1 m breed - uitgebreid beschreven. De rijbaan wordt getransformeerd naar rijpad / fietsstraat, waarbij de auto te gast is. De rijbaan wordt optisch zo smal mogelijk gemaakt om hard rijden te beperken en het verblijfsklimaat te onderstrepen. Doordat er onvoldoende ruimte in het profiel aanwezig is, is gekozen voor het mengen van auto en fietsers. Wel is onderzocht of een vrijliggend fietspad kan worden ingepast, maar daar is fysiek te weinig ruimte voor: op drukke dagen kunnen gevaarlijke situaties ontstaan tussen fietsers en wandelaars. Daarnaast heeft de weg een verkeersregime van 30 km/h, waarbij menging van fiets en auto op de rijweg gebruikelijk is. Dit vraagt wel ingrepen om de veiligheid van de weg te vergroten, zoals pleintjes en specifieke materialisering. Ook komt dit gekozen profiel overeen met de overige routes binnen het dorp waar ook de fietser onderdeel is van de rijweg. Voor de voetgangers is in het profiel een aparte route ingepast met een groene berm tussen voetpad en rijweg. In deze berm zijn bomen, paaltjes en verlichting opgenomen die zorgen voor een optische wegversmalling, wat de snelheid afremt.

Op de route zijn diverse pleintjes opgenomen als attentiepunten en snelheidsremmers. De locaties van de pleintjes zijn zorgvuldig gekozen op logische aansluitingen, zoals toegangen recreatiebedrijven, zijstraten, fietsroutes, en liggen op een regelmatige onderlinge afstand. Deze pleintjes worden vormgegeven als attentiepunten en voorzien van bomen, keien en bijzondere verlichting, om de snelheid te remmen en op deze wijze ontstaan aantrekkelijke en uitnodigende entrees van de diverse voorzieningen aan de weg. De pleintjes hebben een afwijkende bestrating voorzien van gebakken straatklinkers ten opzichte van de rijweg waardoor de attentiewaarde wordt vergroot en aansluit bij het 30km regime en inrichting. Het nieuwe profiel krijgt een landschappelijke inrichting die past bij de toeristische uitstraling van Renesse en de bezoekers/gasten verwelkomt. Gezien het voorgaande is het plan zowel maatschappelijk alsook bestuurlijk breed gedragen.

Het toepassen van een ander materiaal voor het wegdek en de pleintjes, met een hoger geluidsreducerend vermogen, is gezien het bovenstaande niet gewenst. Het zou dan bijvoorbeeld gaan om stil asfalt en/of het vervangen van de klinkers door streetprint-asfalt. De attentiewaarde neemt hierdoor af en daarnaast sluit het minder goed aan bij het 30 km regime van de weg.

Bovendien is het voornoemde profielopbouw, maatvoering en materialisering elders in Renesse reeds als zodanig gerealiseerd, dus eenheid en herkenbaarheid binnen het dorp - één van de doelstellingen van het Masterplan - zouden onder druk komen te staan.

Beschouwd is of het mogelijk is dat de pleintjes anders worden uitgevoerd of zelfs in het geheel niet te realiseren (de karrespoor-rijloper zou dan doorgetrokken worden). Dit zou akoestisch verschil kunnen maken, aangezien er dan minder klinkers en meer asfalt wordt aangelegd. De plekken van de pleintjes zijn echter nauwkeuring afgewogen en bepaald in het inrichtingsplan. Ze vormen een 'stepping stone'-principe tussen het dorp en de Vroongronden en werken bovendien snelheidsverlagend. Verder hebben de pleintjes allen een belangrijke verkeerskundige functie door een kruising of noord-zuid-route te faciliteren. Het is ongewenst dit te wijzigen.

5.6.3 Conclusie

Het plangebied is niet gelegen binnen de in de Wet geluidhinder (Wgh) vastgelegde onderzoekszones voor weg- en/of industrielawaai. Dit betekent dat op grond van de Wgh geen akoestisch onderzoek noodzakelijk is. Voor dit bestemmingsplan zijn, vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, wel de akoestische gevolgen beschreven van de verlegging van de route Hoogenboomlaan/Vroonweg tussen de Kabbelaarsweg en de Zeedistelweg.

Op basis van de onderzoeksresultaten blijkt dat de geluisbelasting als gevolg van de wijziging van de weg ter plaatse van een aantal woningen toeneemt. De onderzochte wegen kennen een snelheidsregime van 30 km/uur, waardoor er geen hogere waarden kunnen worden aangevraagd. Wel zijn maatregelen onderzocht om de geluidbelasting te reduceren. Na de realisatie van het, in het onderzoek aangegeven scherm, kan de geluidsbelasting ter plaatse van de woning Hoogenboomlaan 28c op de begane grond worden beperkt tot de voorkeursgrenswaarde. Andere maatregelen zijn niet doelmatig, stedenbouwkundig en/of verkeerskundig ongewenst gebleken.

Gelet op bovenstaande vormt het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan.

5.7 Bodem

5.7.1 Kader

Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd. Als sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan is de Wet bodembescherming (Wbb) van kracht. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst.

5.7.2 Onderzoek

Er zijn meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd, die hierna worden toegelicht.

Bodemonderzoek 1: verkennend bodemonderzoek perceel voormalige strandkerk

Voor een (beperkt) deel van het plangebied, ter plaatse van de Hoogenboomlaan 3, het perceel van de voormalige Strandkerk, kadastraal bekend als gemeente Westerschouwen, sectie H, nummer 567, is een verkennend bodem- en asfaltonderzoek uitgevoerd (ABO Milieuconsult, Verkennend bodemonderzoek volgens NEN 5740 & Asfaltonderzoek volgens CROW 210 Hoogenboomlaan 3 te Renesse, 25 februari 2016). De resultaten van dit onderzoek worden hieronder beknopt weergegeven; de volledige rapportage is als Bijlage 2 bijgevoegd.

De locatie kan op basis van het vooronderzoek als verdacht worden beschouwd in verband met het mogelijk aanwezig zijn van een voormalige ondergrondse brandstoftank. Geconcludeerd wordt dat zintuiglijk aan het opgeboorde materiaal van de 15 boringen geen bijzonderheden zijn waargenomen die kunnen duiden op een verontreiniging van de bodem. De bodem bestaat tot 2,5 m-mv (maximale boordiepte) uit matig fijn zand. Uit de analyseresultaten kan met betrekking tot de boven- en ondergrond worden geconcludeerd dat in geen van de grond(meng)monsters overschrijdingen van de achtergrondwaarde zijn gemeten. Uit de analyseresultaten kan met betrekking tot het grondwater worden geconcludeerd dat in het grondwater geen verhoogde concentraties ten opzichte van de streefwaarde en/of de detectiegrens van de desbetreffende parameter zijn aangetoond. De hypothese ‘de onderzoekslocatie is verdacht’ dient op basis van de onderzoeksresultaten te worden verworpen.

Asfaltonderzoek

De aanwezige asfaltverharding heeft een oppervlakte van circa 2.550 m2, is maximaal 20 tot 25 cm dik en bestaat uit meerdere lagen asfalt. Uit de beschrijvingen van de boorkernen blijkt dat onder het asfalt geen funderingslaag aanwezig is. Van zes van de dertien boorkernen zijn laagdiktes bepaald (volgens RAW 152 (2000)) en is met behulp van een PAK-marker indicatief getest op teerhoudendheid. Bij vier van de zes boorkernen gaf de PAK-marker een negatieve uitslag op de toplaag (0-5 mm OB asfalt). Dit betekent dat het PAK gehalte in deze kernen meer dan 250 mg/kg bedraagt. De onderliggende asfaltlagen (GAB en zandasfalt) gaven een positieve uitslag. Dit betekent dat het PAK gehalte in deze kernen minder dan 259 mg/kg bedraagt. Om de teerhoudendheid nader te kunnen vaststellen (gehalte > 75 mg/kg PAK) zijn twee mengmonsters van de asfaltlagen samengesteld en geanalyseerd op PAK (DLC). Uit de analyseresultaten blijkt dat in geen van de mengmonsters een PAK gehalte is aangetoond groter dan 50 mg/kg. Dit betekent dat de asfaltverharding, met uitzondering van de toplaag (0-5 mm), niet teerhoudend is. Geraamd wordt dat circa 1.234 ton niet teerhoudend asfalt zal vrijkomen. De teerhoudende toplaag (slijtlaag) zal dan eerst moeten worden verwijderd.

De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding voor vervolgonderzoek en vormen geen belemmering.

Bodemonderzoek 2: verkennend bodemonderzoek huidig hotelperceel

Tevens is een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 uitgevoerd voor het perceel van het huidige hotel (Vroonweg 33), kadastraal bekend als gemeente Westerschouwen, sectie H, nummer 568 (Terra Milieu, Verkennend bodemonderzoek volgens NEN 5740, 27 februari 2018). Een (zeer) klein deel van dit perceel zal na reconstructie tot de nieuwe weg behoren. De resultaten van dit onderzoek worden hieronder beknopt weergegeven; de volledige rapportage is als Bijlage 3 bijgevoegd.

Op basis van het uitgevoerde onderzoek en de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat in de grond PAK’s en kwik verhoogd ten opzichte van de achtergrondwaarde worden aangetroffen. In het grondwater worden geen verhoogde parameters aangetroffen. De locatie kan niet meer als onverdacht worden beschouwd. Verhogingen ten opzichte van de achtergrondwaarde, respectievelijk de streefwaarde worden vaker aangetroffen tijdens bodemonderzoek, maar geven geen bezwaar voor het geplande gebruik van de locatie. De resultaten van het bodemonderzoek geven geen aanleiding om een nieuw onderzoek met een gewijzigde onderzoeksstrategie uit te voeren.

Bodemonderzoek 3: wegtracé

Voor de gehele herinrichting VKH is een onderzoek naar de bodemkwaliteit verricht (SMA Milieu en Ruimte, Briefrapport asfaltonderzoek CROW210 en funderingsopbouwonderzoek Strandkerk e.o. te Renesse, 15 mei 2018). De resultaten van dit onderzoek worden hieronder benopt weergegeven; de volledige rapportage is als Bijlage 4 bij deze toelichting opgenomen. De onderzochte locatie betreft asfaltverhardingen aan het traject Vroonweg-Hoogenboomlaan t.h.v. nummer 44, inclusief de voetpaden aan de noordzijde en een klinkerverhard voetpad en rijbaan t.h.v. Hoogenboomlaan 16-28c. Al het aanwezige asfalt op de onderzoekslocatie is in eerste instantie beschouwd als 'teerverdacht'.

Op basis van de onderzoeksresultaten mag worden aangenomen dat het PAK10-gehalte in de vakken A (Vroonweg ten oosten van kruising met Capelweg) en H (Roelandsweg) lager is dan 75 mg/kg.ds. Dit asfalt wordt daarmee volgens CROW publicatie 210 beschouwd als teervrij. Ook de vakken B (toplaag Vroonweg en Hoogenboomlaan), C (onderlaag GAB 0/16 in Vroonweg) en G (toplaag Hoogenboomlaan ten westen van huisnummer 38-0262) mogen op basis van onderhavig onderzoek worden beschouwd als teervrij. De omvang van deze vastgestelde teervrije asfaltlagen wordt globaal geschat op 1.490 ton. Echter, het als teervrij te verwijderen asfalt zal vermoedelijk kleiner zijn vanwege een benodigde veiligheidsmarge van 20 mm tijdens het frezen. Dit dient te worden uitgewerkt in een frees- en schollenplan (CROW 210 stap 5). Op basis van de onderzoeksresultaten dient het overige asfalt (globaal 595 ton, dit is exclusief teervrij asfalt uit bovengenoemde veiligheidsmarges) te worden aangemerkt als teerverdacht of teerhoudend.

Aanbevelingen

Aanvullend boorkernonderzoek wordt niet zinvol geacht. Omdat de tijdens het PAK-markeronderzoek als teerhoudend aangemerkte asfaltlagen gerelateerd lijken aan oppervlaktebehandelingen en penetratielagen van beperkte dikte, kan worden overwogen om de teerverdachte en -houdende lagen na verwijdering middels frezen nogmaals te onderzoeken. Ditmaal als partij niet-vormgegeven bouwstof volgens het Besluit bodemkwaliteit. Vermoedelijk zal het PAK10-gehalte in dit freesasfalt <75 mg/kg.ds zijn, waardoor dit asfalt mogelijk alsnog als teervrij asfalt milieubewust kan worden verwerkt. In verband met het aantreffen van funderingslagen met puin van onduidelijke herkomst dient te worden uitgegaan van voor verontreiniging met asbest verdachte funderingslagen. Aanbevolen wordt om een onderzoek naar asbest in deze funderingen (NEN 5707 cq. NEN 5897) uit te voeren.

5.7.3 Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

5.8 Archeologie

5.8.1 Kader

Erfgoedwet

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Overbodige regels uit de vorige wet- en regelgeving zijn geschrapt en de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het cultureel erfgoed ligt waar mogelijk bij het erfgoedveld zelf. Onderdelen van de Monumentenwet die de fysieke leefomgeving betreffen, worden overgeheveld naar de Omgevingswet die naar verwachting in 2021 van kracht wordt.

5.8.2 Onderzoek

Ter plaatse van de voormalige strandkerk en het hotelperceel is eerder een archeologisch onderzoek uitgevoerd, zie hiervoor Bijlage 5 (RAAP, Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek, 16 februari 2017) . Uit dit onderzoek blijkt dat de opbouw van het plangebied bestaat uit een recent verstoord pakket op Jong Duinzand. Voor het Jong Duinzand gold een lage tot middelhoge archeologische verwachting voor de Late Middeleeuwen (vanaf de 12e eeuw) tot en met de Nieuwe tijd. In het Jong Duinzand zijn op diverse niveaus vegetatiehorizonten aangetroffen die kunnen wijzen op bewoning en gebruik van het plangebied. De verwachting voor vindplaatsen uit de Late Middeleeuwen (vanaf de 12e eeuw) en Nieuwe tijd is daarom bijgesteld naar middelhoog tot hoog. De verwachte afzettingen van het Laagpakket van Walcheren en het Hollandveen zijn binnen de geboorde diepte (5.0 m – Mv) in het plangebied niet aangetroffen. Aangezien de afzettingen van het Laagpakket van Walcheren en het Hollandveen niet aangetroffen zijn, kan de gespecificeerde verwachting niet bijgesteld worden en blijft deze hoog.

Daarnaast wordt geadviseerd om geen graafwerkzaamheden dieper dan 0,5 m – Mv (3,4 m + NAP) te verrichten. Ter plaatse van de herinrichting VKH zijn geen grondwerkzaamheden voorzien die dieper reiken dan 50 cm onder maaiveld; er zal alleen aan de oppervlakte gewerkt worden. De werkzaamheden zullen niet dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld. Een nadere archeologische afweging is dan ook niet nodig.

5.8.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

5.9 Water

5.9.1 Kader

Nationaal Bestuursakkoord Water

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen. In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit instrument is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat omwaterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat de gemeente en de waterbeheerder samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening en is en hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. In 2008 is het NBW geactualiseerd met als doel de watersystemen in 2015 op orde te krijgen, met name op het gebied van wateroverlast en watertekort.

Kaderrichtlijn water
Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht geworden. De KRW geeft een kader voor de bescherming van de ecologische en chemische kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater.

Waterbeheer 21e eeuw

In september 2000 heeft de commissie Waterbeheer 21e eeuw (WB21) advies uitgebracht over het toekomstig waterbeheer in Nederland. Belangrijk onderdeel van WB21 is het uitgangspunt van ruimte voor water. Er mag geen afwenteling plaatshebben; berging moet binnen het stroomgebied plaatshebben. Dit betekent onder andere het aanwijzen en in stand houden van waterbergingsgebieden. Daarnaast wordt verdroging bestreden en worden watertekorten verminderd.

Provinciale Waterverordening

De provincie Zeeland heeft de Waterwet en het Waterbeleid 21e eeuw uitgewerkt in de Waterverordening Zeeland. Hierin staan normen voor de regionale watersystemen (het slotenstelsel). Ze moeten bij hevige neerslag voldoende water kunnen bergen en afvoeren. Voor stedelijk gebied geldt als norm dat er eens in de 100 jaar ernstige wateroverlast mag optreden. Voor het landelijk gebied is de norm eens in de 25 jaar. Waar glastuinbouw is, geldt een norm van eens in de 50 jaar. Aan de hand van deze normen zorgt het waterschap voor de nodige inrichtingsmaatregelen en voorzieningen om wateroverlast te voorkomen.

Waterbeheerplan 2016 - 2021 waterschap Scheldestromen

In het Waterbeheerplan 2016 – 2021 laat het waterschap de hoofdlijnen zien van het beleid op het gebied van watersystemen en afvalwaterketen. Het waterschap heeft daar namelijk een specifieke verantwoordelijkheid voor. Wettelijk vastgelegde taken zoals het zorgen voor een goed functionerend regionaal watersysteem en het voor het doelmatig zuiveren van afvalwater. Ook hebben we de taak om het watersysteem en de afvalwaterketen toekomstbestendig te maken zodat we gevolgen van de klimaatverandering kunnen opvangen.

Dit waterbeheerplan staat voor verbinding van het werk van het waterschap met het werk van andere overheden: Provincie Zeeland, gemeenten, Rijkswaterstaat, naburige Vlaamse waterbeheerders en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Het waterschap schept randvoorwaarden voor gebruikers, maar biedt ook mogelijkheden en meerwaarde voor maatschappelijke gebruikers zoals burgers, agrariërs, terreinbeheerders, ondernemers en bedrijven en recreanten.

De visie van het waterschap is het doelmatig beheren van watersystemen en afvalwaterketen. Deze zijn robuust en toekomstbestendig ingericht. Het watersysteem en de afvalwaterketen in het beheergebied zijn in 2027 op orde, ook voor de klimaatomstandigheden die worden verwacht. Concreet betekent dat voor het watersysteem de volgende doelen:

  • Watersystemen zijn zo ontworpen dat ernstige en langdurige wateroverlast zoveel mogelijk wordt voorkomen: oppervlaktewater treedt niet vaak buiten zijn oevers.
  • De gehanteerde waterpeilen zijn afgestemd op het grondgebruik oftewel de functies landbouw, natuur en wonen: goed waterpeil onder normale omstandigheden.
  • Zorgen voor waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: gezond oppervlaktewater.
  • Faciliteren van een verantwoord gebruik van het beschikbare zoetwater.

Voor de afvalwaterketen wordt dit vertaald naar de volgende doelen:

  • In de afvalwaterketen van de toekomst wordt afvalwater op een duurzame en efficiënte manier ingezameld en gezuiverd, zodat het geen bedreiging vormt voor volksgezondheid en omgevingskwaliteit.

Het beheer en onderhoud is gericht op het in stand houden van het waterlopenstelsel voor berging, doorvoer en afvoer van overtollig water. Daarnaast past het waterschap het watersysteem waar nodig aan om aan de doelen te (blijven) voldoen. Ook zet het waterschap zich in om emissies die nadelig zijn voor de waterkwaliteit, te beperken. In de afvalwaterketen gaat het waterschap de energie efficiency verbeteren. Dat doet het waterschap door duurzame energie en grondstoffen te winnen uit afvalwater. Ook geeft het waterschap in de afvalwaterketen prioriteit aan het veilig stellen van de vereiste functionaliteit door knelpunten weg te nemen en (groot) onderhoud uit te voeren. Het Waterbeheerplan 2016 -2021 is op 19 november 2015 door de algemene vergadering vastgesteld.

5.9.2 Onderzoek

Per e-mail van 17 november 2016 heeft de gemeente de volgende basisafspraken gemaakt met het Waterschap Scheldestromen over waterberging voor het wegtracé:

  • De meest zuidelijk gelegen sloot (nabij het paardenpad Vroonweg) kan worden geoptimaliseerd om water uit het gebied op te vangen.
  • Op een deel van het voormalige perceel Strandkerk komt een wateropvang te liggen, die in directe verbinding moet komen te staan met de hierboven genoemde sloot.
  • Waterschap geeft aan of ze de gronden langs de Hoogenboomlaan en Kabbelaarsweg met de gemeente wil ruilen/willen verkopen of in gebruik wil geven.

Per e-mail van 18 november 2017 heeft het Waterschap aangegeven dat er geen duikverbinding is van de zuidelijke sloot langs het paardenpad naar de afvoerende hoofdwatergang. Bij het ontwikkelen van het gebied moet derhalve rekening worden gehouden met de aanleg van een duiker onder de Kabbelaarsweg.

Huidige situatie

In de huidige situatie bevindt zich aan de Vroonweg een hotelpand. De Strandkerk, die oostelijk van het hotel was gesitueerd, is in het voorjaar van 2016 gesloopt. Hierna is het perceel ingezaaid met een diversiteit aan grassen en kruiden. De Vroonweg, ten zuidoosten van het plangebied gelegen, bestaat momenteel uit een geasfalteerde tweebaansweg voor gemotoriseerd verkeer met parallel daaraan, gescheiden door een groene berm, een fietspad. Deze weg takt in zuidwestelijke richting aan op de Kabbelaarsweg, een tweebaansweg zonder fietspad.

Zoals op afbeelding 5.6 te zien is, zijn er watergangen in het plangebied aanwezig. De watergang langs de Hogenboomlaan en Krabbelaarsweg is een primaire watergang en de watergang tussen het hotel en de Vroonweg is een primaire watergang.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00331BphRE-VA01_0019.png"

Afbeelding 5.3.: huidige watersysteem

Toekomstige situatie

Het plan voorziet in een verbetering van de verkeersstructuur. Er is aan de hand van criteria uit de Handreiking watertoets van het Waterschap Scheldestromen nagegaan of het voorliggende plan strijdig is met de waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen. Hierna wordt per thema ingegaan op de wateraspecten.

Thema
en water(schaps)doelstelling  
Uitwerking  
Waterschapsobjecten 
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van waterschapsobjecten niet belemmeren. Hierbij wordt gedacht aan milieucontouren rond RWZI's, rioolpersgemalen, poldergemalen, vrijverval- en/of persleidingen.  
De wegreconstructie heeft geen invloed op de in het plangelegen waterschapsobjecten.  
Wateroverlast
(vanuit oppervlaktewater)
Bij de bouw wordt voldoende hoog gebouwd om instroming van oppervlaktewater in maatgevende situatie(s) te voorkomen. Het plan biedt voldoende ruimte voor vasthouden / bergen / afvoeren van water.  
Binnen het plangebied is een secundaire en primaire watergang aanwezig (zie afbeelding 5.6). De aanwezige waterlopen in het plangebied worden beschermd door de Keur van het waterschap. De Keur bepaalt dat oppervlaktewater met een status niet zonder vergunning van het waterschap mag worden gedempt of aangepast.

Het totale plangebied bedraagt 29.982 m2. In de huidige situatie kent 13.936 m2 daarvan een verkeersbestemming. Verreweg het grootste gedeelte van de verkeersbestemming is in gebruik als rijbaan, fietspad, voetpad of inrit, en is ook daadwerkelijk verhard. In de toekomstige situatie beslaat de verkeersbestemming 12.992 m2, waardoor het aantal m2 te verharden oppervlak afneemt. In het wegontwerp is voorzien in ca. 12.088 m2 bestrating, in de vorm van klinkers, asfalt, betonstraatstenen en betontegels.

De overige gronden zijn bestemd als 'Groen - Landschappelijk' en 'Natuur'. Binnen deze bestemmingen zijn de verhardingsmogelijkheden beperkt. In het ontwerp is binnen de groenbestemming op enkele plekken waterberging voorzien, in de vorm van slenken en poelen. Daarnaast worden er nieuwe watergangen/greppels gegraven langs het nieuwe tracé. Dit wordt nader toegelicht in het planboek, dat is opgenomen als Bijlage 1.
De nadere uitwerking van de aansluiting op het bestaande watersysteem wordt in een later stadium uitgewerkt.  
Watervoorziening / -aanvoer 
Het voorzien van de bestaande functie van (grond- en/of oppervlakte)water van de juiste kwaliteit en de juiste hoeveelheid op het juiste moment. Het tegengaan van nadelige effecten van veranderingen in ruimtegebruik op de behoefte aan water.  
De wegreconstructie heeft geen invloed op de aanvoer van water. Het aantal m2 verharding neemt in de toekomstige situatie af, waardoor er geen nadelige effecten optreden wat betreft de waterbehoefte.  
Riolering / RWZI
(inclusief water op straat / overlast)
Optimale werking van de zuiveringen/RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken en drainagewater in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.  
Het afvalwater wordt afgevoerd door het vuilwaterstelsel van de gemeente. Hemelwater dient via het oppervlaktewater of via een gescheiden rioleringsstelsel (indien aanwezig) te worden afgevoerd.

Het beheer en onderhoud van het inzamelings- en transportstelsel van afvalwater, kortom de riolering, ligt bij de gemeente. Het Hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor de zuivering van het aangeleverde afvalwater.  
Volksgezondheid (water gerelateerd) Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.   Door het afkoppelen van hemelwater van de DWA worden vuilwateroverstorten (in de omgeving) tegengegaan. De risico's van watergerelateerde ziekten en plagen worden hierdoor geminimaliseerd.  
Oppervlaktewaterkwaliteit/ Grondwaterkwaliteit 
Behoud / realisatie van goede grond- en oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem.  
Het plan maakt geen functies mogelijk die tot verslechtering van de waterkwaliteit van zowel oppervlaktewater als grondwater leiden.
 
Grondwateroverlast 
Tegengaan / verhelpen van grondwateroverlast.  
Alleen het hemelwater dat valt op schone oppervlakken wordt afgekoppeld van de riolering en komt in het grondwater terecht. Dit betekent dat er geen verontreinigd water in het grondwater terecht komt.

Tevens is het plangebied niet aangeduid als kwetsbaar gebied of grondwaterbeschermingsgebied.  
Veiligheid waterkering
Waarborgen van het veiligheidsniveau tegen water en de daarvoor benodigde ruimte.  
Het plangebied is niet gelegen in een beschermingszone van een waterkering.  
Bodemdaling 
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen met name in zettingsgevoelige gebieden kunnen veroorzaken.  
Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling zal het (grond)waterpeil niet worden aangepast. Eventuele bodemdaling in de omgeving zal niet door het plan worden beïnvloed.  
Verdroging (Natuur)
Bescherming karakteristieke grondwater afhankelijke ecologische waarden; van belang in en rond natuurgebieden (hydrologische) beïnvloedingszone.  
De wegreconstructie heeft geen invloed op de mate van verdroging in en rond het plangebied.  
Natte natuur
Ontwikkeling/Bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.  
Het plan voorziet geen aanpassingen binnen de in en naast het plangebied gelegen NNN-gebieden (Natuurnetwerk Nederland).  
Onderhoud waterlopen
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden kunnen worden.  
In het plangebied liggen diverse waterlopen. De onderhoudsmogelijkheden veranderen met dit bestemmingsplan niet. Voor onderhoud van waterlopen geldt dat ten opzichte van door het waterschap beheerde waterlopen maximaal 7 meter brede obstakelvrije stroken / beplantings- en bebouwingsvrije onderhoudsstroken (schouwstroken), gemeten vanuit de insteek van het oppervlaktewater, in acht moeten worden genomen. Met een Watervergunning kan hiervan onder voorwaarden worden afgeweken.

Alle primaire waterlopen met bijbehorende kunstwerken zijn in beheer en in onderhoud bij het waterschap. De onderhoudsstroken behoeven niet in het plan te worden geregeld. Daarin voorziet de Keur watersysteem waterschap Scheldestromen 2011.  
Waterschapswegen 
Goede bereikbaarheid en in stand houden van wegen in beheer en onderhoud bij het waterschap.  
Niet aanwezig.  
5.9.3 Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan. De waterparagraaf is in het kader van het wettelijk vooroverleg afgestemd met het waterschap. Het waterschap is akkoord met de waterparagraaf.

5.10 Externe veiligheid

5.10.1 Kader

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico’s, transportrisico’s en risico’s die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden. In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.

Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet overschreden mag worden. Voor kwetsbare objecten wordt in zowel bestaande als nieuwe situaties het niveau van 10-6 per jaar als grenswaarde gehanteerd. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten zijn alleen toegestaan onder een gewichtige motivering. Bestaande beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan binnen de PR 10-6 contour.

Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van een calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal 10 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm. Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een inspanningsverplichting om te voldoen aan deze oriënterende waarde en dient een toename van het GR bestuurlijk te worden verantwoord.

5.10.2 Onderzoek

Uit de risicokaart blijkt dat er verschillende campings in de omgeving aanwezig zijn waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen. Het betreft in alle gevallen de aanwezigheid van een (bovengrondse) tank waarin propaan of een ander vloeibaar gemaakt brandbaar gas is opgeslagen. Het invloedsgebied van deze inrichtingen is niet over het plangebied gelegen. Het tracé vormt daarnaast geen route voor gevaarlijke stoffen en het plan maakt geen nieuwe kwetsbare objecten mogelijk, waardoor het aspect externe veiligheid geen belemmering oplevert.

5.10.3 Conclusie

Gelet op het bovenstaande vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor onderhavig plan. Er zijn geen invloedsgebieden over het plangebied gelegen en er vallen geen kwetsbare objecten binnen de risicocontouren. Een berekening van het groepsrisico is derhalve niet nodig.

5.11 Kabels en leidingen

Naast de overige milieuaspecten kunnen er nog andere belemmeringen in of nabij het plangebied aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op de planvorming. Het gaat bijvoorbeeld om de aanwezigheid van straalpaden, planologisch relevante kabels en leidingen (zoals waterleidingen of rioleringsleidingen), beschermingszones en dergelijke.

In het voorliggende plangebied zijn geen kabels, leidingen of andere belemmeringen aanwezig die een planologische bescherming behoeven, of die de planuitvoering in de weg staan.

5.12 Flora en fauna

5.12.1 Kader

De natuurwetgeving voor Nederland is per 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Deze wet heeft als doel bescherming, herstel en ontwikkeling van natuur zonder stijging van lasten voor bedrijven en burgers. Het bevoegd gezag is gedecentraliseerd naar de provincies. Deze decentralisatie houdt in dat de provincies nu o.a. verantwoordelijk zijn voor het toetsen van ontheffingsaanvragen. RVO blijft wel het bevoegd gezag voor het verlenen van ontheffing of vrijstellingen voor activiteiten en projecten in gebruik, beheer of aanleg door het rijk.

Naast de Wet natuurbescherming bestaat in Nederland het Natuurnetwerk Nederland, waarvoor de provincies beleid maken.

Binnen de wet zijn de beschermingsregimes voor Natura 2000-gebieden, soortbescherming en houtopstanden opgenomen als afzonderlijke hoofdstukken, waardoor de wet via duidelijke en eenvoudige regels voorziet in een heldere implementatie van de Europese natuurbeschermingsrichtlijnen.

Gebiedsbescherming

De wetgeving met betrekking tot Natura 2000-gebieden is vastgelegd in Hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die op Europees niveau worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Vanuit deze richtlijnen worden specifieke diersoorten en hun habitat beschermd om de biodiversiteit te behouden, te herstellen of uit te breiden. Het ondernemen van projecten, plannen of activiteiten in en in de omgeving van een Natura 2000-gebied kan mogelijkerwijs leiden tot (significant) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen. Indien het niet mogelijk is om negatieve effecten op voorhand uit te sluiten, dan is er sprake van een vergunningsplicht en moet een habitattoets uitgevoerd worden. In een habitattoets worden de projecten, plannen of activiteiten getoetst op hun invloed op de instandhoudingsdoelstellingen en/of (onder bepaalde voorwaarden) toestemming voor de uitvoering kan worden verleend. Deze toetsing kan bestaan uit drie onderdelen;

  • Voortoets;
  • Verslechteringstoets of Passende Beoordeling;
  • ADC-toets.

Soortenbescherming

Het hoofdstuk ‘Soortbescherming’ uit de Wet natuurbescherming bestaat uit drie aparte beschermingsregimes, ook wel de passieve soortbescherming genoemd: 1) de Vogelrichtlijn; 2) de Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn en; 3) nationaal beschermde soorten. Voor deze drie beschermingsregimes gelden verschillende verboden en wettelijke belangen voor het aanvragen van een ontheffing.

Natuurnetwerk Nederland / Zeeland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN), in Zeeland het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ) geheten, is de basis van het natuurbeleid in Nederland. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen deze gebieden. Ook de beheersgebieden voor agrarisch natuurbeheer behoren tot het NNN. Het vormt een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones, waardoor een betere verspreiding van flora en fauna plaats kan vinden. Wanneer bij ruimtelijke ontwikkelingen een bestemmingsplan wijziging moet worden doorgevoerd dient altijd een ‘Nee, tenzij’-toets te worden uitgevoerd. Hierin wordt beoordeeld of er als gevolg van de voorgenomen maatregelen significante effecten op de wezenlijke waarden en kenmerken van het netwerk optreden. In de natuurtoets zal onderzocht worden of een toetsing in het kader van het ‘Nee, tenzij’-afweging noodzakelijk is. Toestemming voor deze ruimtelijke ontwikkeling is alleen mogelijk indien er: 1) sprake is van een groot openbaar belang, 2) geen reële alternatieven zijn, en 3) de negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden, de oppervlakte en samenhang worden beperkt en de overblijvende effecten gelijkwaardig worden gecompenseerd.

5.12.2 Onderzoek

Quickscan natuurwetgeving

In het kader van voorliggende ontwikkeling is een voortoets natuurwetgeving uitgevoerd. De volledige rapportage is als Bijlage 7 bij de toelichting gevoegd. De resultaten worden hieronder beknopt weergegeven.

Gebiedsbescherming

Negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Kop van Schouwen kunnen niet worden uitgesloten. Er is een passende beoordeling opgesteld. Negatieve effecten op de habitatsoorten nauwe korfslak, noordse woelmuis en groenknolorchis zijn wel uitgesloten.

Bij het aanleggen van het ruiterpad wordt de kwaliteit van de natuurwaarden verbeterd doordat de brem verwijderd wordt ten behoeve van het ruiter/zandpad.

Soortbescherming

In het plangebied is een damhert aangetroffen. Gezien het zeer uitgestrekte leefgebied van deze soort ten westen van het plangebied, zullen de ingrepen geen negatief effect op deze soort hebben. Het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Wet Natuurbescherming is voor het damhert niet nodig.

Als gevolg van de herinrichting van de weg kunnen effecten voor andere beschermde soorten worden uitgesloten.

Verstoring van broedende vogels dient voorkomen te worden. De eventuele kapwerkzaamheden dienen daarom buiten de broedperiode (globaal 15 maart tot 15 juli) uitgevoerd te worden.

Conclusie

Er is geen ontheffing nodig in het kader van de Wet natuurbescherming.

Passende beoordeling

Er is een passende beoordeling uitgevoerd ten behoeve van de ontwikkeling, inclusief de gevolgen van stikstofemissies tijdens de aanleg- en gebruiksfase. Het volledige onderzoek is opgenomen als Bijlage 9 bij de toelichting. Tevens is onderzoek uitgevoerd naar het habitattype 'Grijze duinen (kalk-arm)' H2130_B. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 10 bij de toelichting. De resultaten worden hieronder beknopt weergegeven.

Effectbeoordeling Natura 2000-gebieden

  • Het plangebied ligt deels binnen en grotendeels buiten Natura 2000-gebied Kop van Schouwen. Door de verbreding van de Hoogenboomlaan gaat een klein oppervlak (<100 m2) van habitattype duinbossen – droog (H2180A) verloren. Dit verlies is niet meetbaar en dus niet significant. Het ruiterpad is reeds aanwezig en maakt onderdeel uit van het habitattype grijze duinen – kalkarm (H2130B). Significant negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelen voor habitattypen en habitatsoorten door oppervlakteverlies zijn uitgesloten.
  • De meeste voorgenomen ingrepen vinden plaats in het plangebied aan de rand van het Natura 2000-gebied, waardoor geen versnippering optreedt. Alleen het ruiterpad door de Vroongronden verhoogt de mate van versnippering van het Natura 2000-gebied, maar vormt geen onoverkomelijke barrière voor de habitatsoorten of de habitatsoorten zijn niet te verwachten op de locatie van het ruiterpad. Significant negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelen voor habitattypen en habitatsoorten door versnippering zijn uitgesloten.
  • Bij de uitvoering van de voorgenomen ingrepen kan verstoring door geluid, licht, trilling en optische verstoring ontstaan. Twee van de drie habitatsoorten zijn niet gevoelig voor deze vormen van verstoring. De nauwe korfslak is alleen gevoelig voor verstoring door trilling. Op basis van literatuur, verspreidingsgegevens en habitatvoorkeur is het voorkomen van nauwe korfslak in het gedeelte van het Natura 2000-gebied grenzend aan het plangebied echter niet te verwachten. Significant negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelen voor habitattypen en habitatsoorten door verstoring zijn uitgesloten.

Stikstofdepositie

  • Uit de gemaakte AERIUS-berekening voor de aanlegfase blijkt dat sprake is van een maximale toename van stikstofdepositie van 11,54 mol/ha/jaar voor de reconstructie van de Hoogenboomlaan en een maximale toename van stikstofdepositie van 1,92 mol/ha/jaar voor de reconstructie van de Vroonweg. Uit de gemaakte AERIUS-berekening voor de gebruiksfase blijkt dat geen sprake is van een toename van stikstofdepositie. Door gebruikt te maken van de vuistregel genoemd in voorbeeld 6 van de Handreiking Voortoets Stikstof worden alleen deposities van 0,06 mol/ha/jaar of hoger beoordeeld in deze rapportage.
  • Een toename van stikstofdepositie van 0,06 mol/ha/jaar of hoger en een (naderende) overschrijding van de KDW vindt plaats op:
    • 1. H2130A Grijze duinen – kalkrijk;
    • 2. H2130B Grijze duinen – kalkarm;
    • 3. H2130C Grijze duinen – heischraal;
    • 4. H2150 Duinheiden met struikhei;
    • 5. H2180A Duinbossen – droog, berken-eikenbos;
    • 6. H2180B Duinbossen – vochtig;
    • 7. H2190A Vochtige duinvalleien – open water;
    • 8. H2190C Vochtige duinvalleien – ontkalkt;
    • 9. H6410 Blauwgraslanden;
  • Uit de effectbeoordeling blijkt dat delen van deze habitattypen van goede kwaliteit zijn ondanks de aanhoudende overschrijding van de KDW door de ADW. Een tijdelijke toename zorgt met zekerheid niet voor een zodanige extra verzuring en/of vermesting van het systeem dat daardoor in ecologische zin merkbare verandering van de kwaliteit van de habitattypen optreedt. De tijdelijke toename van de stikstofdepositie door de aanlegfase leidt met zekerheid niet tot significant negatieve gevolgen voor de omvang en kwaliteit van de habitattypen op de locaties van goede kwaliteit.
  • Uit de effectbeoordeling blijkt dat voor de delen van habitattypen van matige kwaliteit stikstofdepositie een ondergeschikte rol speelt in de ontwikkeling en kwaliteit van de habitattypen. Knelpunten als ontoereikend beheer, te weinig dynamiek, te sterk fluctuerende waterstanden en verdroging zijn van groter belang. Significant negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelen van de habitattypen zijn uitgesloten.
5.12.3 Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op beschermde plant- en diersoorten. Daarnaast vinden er geen significant negatieve gevolgen door oppervlakteverlies, versnippering, verstoring door geluid en licht, optische verstoring en stikstofdepositie plaats op de instandhoudingsdoelen voor Natura 2000-gebied Kop van Schouwen. Hierdoor is geen strijdigheid met de Wet natuurbescherming. Op 5 augustus 2021 is een aanvraag om natuurvergunning ingediend bij de provincie Zeeland.

5.13 Licht en duisternis

De verwachte mate van hinder van lichtuitstraling is hieronder kwalitatief beschreven.

Huidige situatie

Het plangebied is een matig donker gebied. In de huidige situatie is er beperkt sprake van lichthinder. Het huidige hotel en de straatverlichting vormen de belangrijkste lichtbronnen.

Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie zal de lichtuitstraling waar mogelijk verbeteren ten opzichte van de huidige situatie. De nieuw te plaatsen lichtmasten zullen worden voorzien van LED-armaturen, waardoor de uitstraling naar de omgeving wordt verminderd. De gemeente hanteert prioriteit 1: geen verlichting, 2: dynamische verlichting, 3: gericht verlichten en 4: met zo min mogelijke lichtsterkte.

Verlichting dient zo goed mogelijk aan dit beleid te voldoen. In het inrichtingsplan is aandacht geschonken aan passende verlichting. De toekomstige verlichting heeft naar beneden schijnende lichten en is zoveel mogelijk nabij de bebouwing geplaatst. Dit aspect zal op later niveau nader worden uitgewerkt, rekening houdend met de prioriteiten van de gemeente.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

In dit hoofdstuk wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze is vormgegeven.

6.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de beleidsmatige verantwoording en aanwezige kwaliteiten en waarden in het gebied. Om deze waarden te kunnen behouden en te borgen, worden deze in planregels vastgelegd. Dit hoofdstuk beschrijft de wijze waarop het ruimtelijk en functioneel beleid voor het plangebied in het bestemmingsplan is vertaald. Bij het opstellen van de juridische regeling heeft het uitgangspunt centraal gestaan dat de nieuwe regeling de beoogde ontwikkeling in het plangebied mogelijk maakt.

6.2 Plansystematiek

Het bestemmingsplan bestaat uit (bestemmingsplan)regels, een verbeelding en een toelichting. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De regels regelen hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd, met in achtname van de rechtszekerheid voor omwonenden en andere gebruikers van het gebied. In de toelichting is toegelicht welke ruimtelijke en planologische argumenten ten grondslag liggen aan het plan. Ondanks het feit dat de toelichting geen onderdeel uitmaakt van het juridische plangedeelte, dient het wel als interpretatiekader voor de uitleg van de regels.

Dit bestemmingsplan is volgens de landelijke standaard, de zogenoemde Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplan (SVBP2012) opgesteld. Bij strijdigheid met de analoge versie, geldt de digitale versie.

Hierna volgt een toelichting op de afzonderlijke onderdelen. De verbeelding is een kaart van het plangebied waarop onder andere te zien is waar, welke bestemming geldt en waar bouwvlakken liggen waarbinnen gebouwen opgericht dienen te worden. De verbeelding is slechts een analoge verbeelding van de geometrisch bepaalde bestemmingen.

Op de verbeelding zijn de volgende hoofdgroepen opgenomen:

  • Enkelbestemmingen;
  • Dubbelbestemmingen;
  • Functieaanduidingen;
  • Bouwvlakken;
  • Bouwaanduidingen;
  • Maatvoeringen.

De bestemmingsplanregels bestaan altijd uit vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.

6.3 Toelichting op de bestemmingen

6.3.1 Inleidende regels

De inleidende regels staan in hoofdstuk 1 (artikel 1 en 2) van de regels. In artikel 1 van de regels worden diverse begrippen die in de planregels voorkomen nader omschreven. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis, ook als in het normale spraakgebruik of bijvoorbeeld in een encyclopedie andere, afwijkende definities voorkomen. Artikel 2 geeft aan hoe hoogte-, oppervlakte- en andere maten moeten worden gemeten.

6.3.2 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 zijn de bouw- en de gebruiksregels opgenomen van de op de verbeelding opgenomen (enkel)bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen. De gebruiks- en de bouwmogelijkheden die in de enkelbestemmingen zijn opgenomen, kunnen worden beperkt door de dubbelbestemmingen of door de bepalingen uit hoofdstuk 3 (de algemene regels). De opgenomen bestemmingsregels worden hieronder kort toegelicht.

Groen - Landschappelijk

De bestemming 'Groen - Landschappelijk' is opgenomen ter plaatse van de belangrijkste groenstructuren in het plangebied. De gronden aldaar zijn bestemd voor het behoud en/of herstel en ontwikkeling van de aanwezige en potentiële natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden binnen het plangebied. Daarnaast worden de landschappelijke afscherming van recreatieterreinen, het behoud, de bescherming en het herstel van houtwallen en cultuurhistorische waarden geborgd. Paden en perceelsontsluitingen zijn in beginsel niet zonder omgevingsvergunning toegestaan, behalve waar specifiek aangeduid. De aangeduide paden zijn de bestaande en/of toekomstige paden.

Natuur

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden. De gronden die als zodanig bestemd zijn, hadden voor het grootste deel in de voorgaande plannen ook al een natuurbestemming. Ook hier zijn functieaanduidingen opgenomen ter behoud, bescherming en het herstel van houtwallen en het behoud van cultuurhistorische waarden. Paden en perceelsontsluitingen zijn in beginsel niet zonder omgevingsvergunning toegestaan, behalve waar specifiek aangeduid. De aangeduide paden zijn de bestaande en/of toekomstige paden.

Verkeer
De bestemming 'Verkeer' is opgenomen voor de (auto)wegen binnen het plangebied, die bestaan uit ten hoogste twee doorgaande rijstroken inclusief bijbehorende en voet- en fietspaden.

Wonen

De gemeente is voornemens om een stuk grond, kadastraal bekend als een deel van WTS A 1176, grenzend aan de Hoogenboomlaan 26 te verkopen aan de eigenaren van dit adres. De huidige bestemming komt niet overeen met het toekomstige gebruik van de grond. Enkel voor dit deel van het perceel wordt dan ook de bestemming 'Wonen' toegekend, zonder bouwvlak.

Waarde - Archeologie - 6

De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn opgenomen voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. De situering van de bestemming komt voort uit de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart.

6.3.3 Algemene regels

In hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen. Het gaat bijvoorbeeld om algemene regels die bovenop de andere bestemmingen gelden, zoals algemene bouw-, gebruiks- afwijkings- en wijzigingsregels.

Gebruiksregels

Naast de standaard gebruiksregels ten behoeve van het voorkomen van ongewenst gebruik, is hier een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het aanleggen van een geluidsscherm ter plaatse van de perceelgrens van de woning Hoogenboomlaan 28c.

Aanduidingsregels

De opgenomen aanduidingsregels worden hieronder kort toegelicht.

Geluidzone - industrie

De algemene aanduidingsregel 'geluidzone - industrie' is opgenomen ter plaatse van de wettelijke geluidzone rondom de meelfabriek en werpt belemmeringen op voor de realisatie van (nieuwe) geluidgevoelige bebouwing. Het betreft een voortzetting van de hiervoor geldende regeling.

Overige zone - attentiegebied ehs

De aanduiding 'overige zone - attentiegebied ehs' is opgenomen ter plaatse van de natuurcompensatiepercelen en dient ter bescherming, instandhouding, ontwikkeling en versterking van de ecologische hoofdstructuur. Het betreft een voortzetting van de hiervoor geldende regeling.

 

6.3.4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 is het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing opgenomen en is in de slotregel de citeertitel van de bestemmingsplanregels benoemt.

In het overgangsrecht zijn regels opgenomen ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken, voor zover dat afwijkt van de (nieuwe) bestemming. Bestaand gebruik en bestaande bebouwing welke in strijd zijn met dit nieuwe bestemmingsplan, maar al aanwezig was ten tijde van voorgaande plannen, mag onder voorwaarden in stand blijven (bebouwing) dan wel worden voorgezet (gebruik). Gebruik en bebouwing dat voorheen al illegaal was, wordt met deze bepaling niet gelegaliseerd.

6.4 Handhaving

6.4.1 Handhaving en bestemmingsplannen

Handhaving van regelgeving vraagt om actuele regels. Door de actualisering van de bestemmingsplannen worden de bestaande ruimtelijke kaders aangegeven en worden daarmee tevens de grenzen bepaald waarbinnen planologische ontwikkelingen mogelijk zijn. De regels van het bestemmingsplan leggen een ruimtelijke relevante norm vast, met dikwijls een daaraan gekoppelde afwijkingsmogelijkheid, die het bestuur de mogelijkheid geeft in te spelen op de dynamiek van de samenleving. Op die wijze wordt ook de gelegenheid geboden een belangenafweging te maken van de individuele belangen ten opzichte van het algemeen belang. De term handhaving wordt vaak beperkt uitgelegd als uitsluitend het toepassen van handhavingsinstrumenten, zoals de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom. Deze vorm van handhaving is overwegend repressief van aard. Handhaving bestaat echter ook uit het geven van voorlichting en het houden van toezicht op een goede uitvoering. Dit is de preventieve invalshoek. In de meest optimale situatie zou sanctionering niet nodig moeten zijn. Handhaving van bestemmingsplannen en ruimtelijke regelgeving is steeds meer in de belangstellingkomen te staan van bestuurlijk Nederland. Door het plaatsvinden van enkele ingrijpende incidenten is de handhaving van wet- en regelgeving in een stroomversnelling gekomen. In toenemende mate spreken burgers de gemeente aan op het handhaven van de (eigen) regels. De rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over het handhaven van de regelgeving en neemt daartoe in beginsel een plicht tot handhaving aan. Dit houdt in dat, gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift of regel het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

6.4.2 Handhavingsbeleid gemeente

Binnen de gemeente Schouwen-Duiveland wordt zo veel mogelijk planmatig gehandhaafd. Hiertoe wordt jaarlijks een handhavingsprogramma vastgesteld. Daarnaast is er ook de nodige ruimte om te kunnen handhaven op incidenten en klachten. In principe dient tegen alle geconstateerde overtredingen te worden opgetreden. De zogenaamde beginselplicht tot handhaving. Het vaststellen van prioriteiten is echter onvermijdelijk. Als belangrijke handhavingsdoelen kunnen genoemd worden: het tegengaan van het bouwen zonder vergunning en het optreden daar waar sprake is van afwijking van reeds verleende vergunningen. Ook in de gevallen waar de veiligheid in het geding is en/of aantasting van het milieu plaatsvindt, dient prioriteit te worden gegeven aan de handhaving. Het tegengaan van strijdig gebruik van gronden en/of gebouwen is eveneens een belangrijke doelstelling. Als nevengeschikte doelen van de handhaving kunnen worden genoemd: het ongedaan maken van de gevolgen van een overtreding of een daarmee behaald voordeel.

6.4.3 Uitvoering handhaving

De uitvoering van het handhavingsbeleid is vastgelegd in de hiertoe relevante handhavingsprotocollen, het handhavingsplan en het daaruit voortvloeiende jaarprogramma. Daar waar een overtreding wordt geconstateerd en legalisatie niet mogelijk is, moet in eerste instantie toepassing worden gegeven aan de bestuursrechtelijke handhaving om tot herstel van de rechtsorde te komen. Het proces van bestuursrechtelijke handhaving is vastgelegd in een stappenplan, waarin de verschillende stadia van de besluitvorming en procedures tot uitdrukking komen.

Naast de bestuursrechtelijke mogelijkheden van handhaving wordt een taak gezien voor de strafrechtelijke handhaving. De uitvoering en voortgang van de handhaving wordt jaarlijks vastgelegd in een verslag, dat bestuurlijk wordt vastgesteld.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.

7.2 Financiële haalbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.

De gemeente voert zelf de regie over de herinrichting VKH en bewaakt hiertoe de grondexploitatie. Uit de grondexploitatie blijkt dat sprake is van een financieel haalbare ontwikkeling.

7.3 Conclusie

Gelet op bovenstaande kan de economische haalbaarheid voldoende worden geacht.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Inleiding

Met de herinrichting VKH wordt een veiligere verkeersituatie gecreëerd, wat vanuit maatschappelijk oogpunt een urgente opgave betreft en derhalve zeer gewenst is. Er wordt rechtstreeks uitvoering gegeven aan een belangrijk project zoals beschreven in het Masterplan Renesse. Gelet hierop wordt met de herinrichting VKH van de Vroonweg een maatschappelijke winst behaald.

Gedurende de voorbereiding van bestemmingsplannen wordt het plan één of meerdere keren ter inzage gelegd. Tijdens de periode van ter inzage legging kunnen bewoners, bedrijven, dorps- en stadsraden en andere geïnteresseerden of belanghebbenden reageren op het plan. In dezelfde periode wordt ook overleg gevoerd met andere overheden over het plan. De resultaten van de ter inzage legging kunnen leiden tot aanpassingen, verbeteringen of wijzigingen van het plan. In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de resultaten zijn van deze maatschappelijke consultaties.

8.2 Voorgeschiedenis voorontwerpbestemmingsplan

Het voorontwerpbestemmingsplan (destijds genaamd 'Herontwikkeling Strandkerk en omgeving') heeft van 29 oktober 2018 tot en met 10 december 2018 ter inzage gelegen in het gemeentehuis en was digitaal raadpleegbaar via de gemeentelijke website. Gedurende deze periode heeft iedereen bij het college schriftelijk of mondeling een inspraakreactie kunnen geven op voornoemd bestemmingsplan. Tevens heeft het college de vooroverlegpartners in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op het bestemmingsplan.

De destijds binnengekomen reacties hebben geleid tot een aantal aanpassingen, zoals het toevoegen van de aanduiding 'houtwal' en het aanvullen van de waterparagraaf.

Vanwege de stikstofproblematiek is het ontwerpbestemmingsplan daarna niet in procedure gebracht. In de hierop volgende maanden is er een oplossing gezocht rond de stikstofproblematiek en is het inrichtingsplan voor de herinrichting definitief gemaakt.

In het voorontwerp was er nog sprake van een sloop/nieuwbouw van het bestaande hotel. In de zomer van 2020 is het hotel echter failliet gegaan. Hierom is ervoor gekozen om de herontwikkeling van het hotel buiten het bestemmingsplan te laten, en alleen voor de herinrichting VKH een nieuw ontwerpbestemmingsplan op te stellen.

8.3 Resultaten ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan

Van 22 november 2021 tot en met 3 januari 2022 heeft het ontwerpbestemmingsplan voor iedereen ter inzage gelegen. Tegen het bestemmingsplan zijn geen zienswijzen ingediend. Wel wordt er één ambtshalve aanpassing doorgevoerd. De gemeente is voornemens een stuk grond, kadastraal bekend als een deel van WTS A 1176, grenzend aan de Hoogenboomlaan 26 te verkopen aan de eigenaren van dit adres. In het ontwerpbestemmingsplan had dit stuk grond nog de bestemming Groen-Landschappelijk. De bestemming Groen-Landschappelijk komt niet overeen met het toekomstige gebruik van de grond. Aan dit deel van van het kadastrale perceel WTS A 1176 met een oppervlakte van circa 54m2 wordt in het vast te stellen bestemmingsplan de bestemming Wonen, zonder bouwvlak toegekend. Het wijzigen van deze gronden leidt tot een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan.